Brussel, 8.5.2015

COM(2015) 206 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Verslag over de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2014


1.    INLEIDING

De Europese Parlementsverkiezingen van 2014 waren de eerste die plaatsvonden sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en verschilden fundamenteel van voorgaande verkiezingen. Voor het eerst bestond er een direct verband tussen het resultaat van de verkiezingen en de benoeming van de voorzitter van de Europese Commissie. De Europese politieke fracties hebben voor het eerst kandidaten voor het ambt van voorzitter van de Europese Commissie voorgedragen en de kandidaat die een meerderheid achter zich kon scharen in het nieuwe Europees Parlement werd verkozen tot voorzitter van de Europese Commissie. De Europese Raad nomineerde de kandidaat van de partij met de meeste zetels in het Europees Parlement, die vervolgens werd verkozen tot voorzitter van de Europese Commissie door het Europees Parlement.

In het verslag worden de verkiezingen van 2014 geëvalueerd, inclusief de maatregelen die werden genomen om de transparantie, het democratisch verloop en de Europese dimensie ervan te vergroten. Het evalueert in welke mate burgers op de hoogte zijn van de verkiezingen en de daarmee verband houdende rechten, welke maatregelen de lidstaten en de EU-instellingen in dit verband hebben genomen en de feitelijke opkomst. Ook wordt gekeken of de kiesrechten van EU-burgers in acht werden genomen.

Het verslag is gebaseerd op recente gegevens van de Eurobarometer en andere enquêtes, informatie die door de lidstaten werd verstrekt in antwoord op vragenlijsten van de Commissie en een studie waarvoor door de Commissie toestemming werd gegeven 1 en waarin kwalitatieve en kwantitatieve informatie werd verzameld en geanalyseerd, onder meer via gesprekken met Europese politieke partijen, nationale autoriteiten, de media en ander belanghebbenden.

De verkiezingen van 2014 riepen de gestage daling van de opkomst sinds de eerste rechtstreekse Europese verkiezingen in 1979 een halt toe. Deze verkiezingen hebben de basis gelegd voor toekomstige Europese verkiezingen en vormden het bewijs voor een direct verband tussen de resultaten van de verkiezingen voor het Europees Parlement en de keuze voor de voorzitter van de Europese Commissie. Ze vormen een belangrijk precedent voor 2019 en daarna, en op Europees niveau is een forum voor politiek debat tot stand gekomen.

2.    Een transparant verkiezingsproces

2.1.    Een direct verband tussen de stem van de burgers en de verkiezing van de voorzitter van de Commissie

Met het Verdrag van Lissabon werd een nieuwe constitutionele orde voor de Europese Unie ingevoerd, waarbij het Europees Parlement de bevoegdheid kreeg om de kandidaat voor het voorzitterschap van de Europese Commissie te kiezen op basis van een voorstel van de Europese Raad, rekening houdend met de resultaten van de Europese verkiezingen. In het licht van deze nieuwe situatie heeft de Commissie op 12 maart 2013 een aanbeveling vastgesteld om de verkiezingen voor het Europees Parlement democratischer en efficiënter te laten verlopen 2 . Deze aanbeveling bevatte een oproep aan de Europese politieke partijen om kandidaten voor te dragen voor het voorzitterschap van de Europese Commissie, dit tegen de achtergrond van het Verdrag van Lissabon, dat de rol van het Europees Parlement ten opzichte van de Commissie heeft versterkt 3 .

Het doel van deze aanbeveling was het verband tussen de stemmen van de EU-burgers voor toekomstige leden van het Europees Parlement en de kandidaat-voorzitter voor de Europese Commissie van hun partij zichtbaar te maken. Bovendien moedigde de Commissie nationale politieke partijen aan om in hun politieke uitzendingen hun lijsttrekkers en hun programma's te promoten. Het Parlement nam hiertoe eveneens resoluties over de verkiezingen van 2014 aan 4 .

Vijf Europese politieke partijen droegen kandidaten voor het voorzitterschap van de Commissie voor:

de Europese Volkspartij (EVP) droeg Jean-Claude Juncker voor;

de Partij van de Europese Sociaaldemocraten (PSE) droeg Martin Schulz voor;

de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa (ALDE) droeg Guy Verhofstadt voor;

de Europese Groenen droegen José Bové en Franziska Keller voor; en

de Partij van Europees Links droeg Alexis Tsipras voor.

Deze partijen hebben EU-brede verkiezingscampagnes en in heel Europa openbare evenementen georganiseerd, om hun kandidaten en de politieke programma's voor Europa van die kandidaten onder de aandacht te brengen 5 . De kandidaten bezochten 246 steden in de diverse lidstaten. Onderstaande tabel omvat een overzicht van de bezochte lidstaten: 6  

De lijsttrekkers werden niet alleen op deze wijze ter plaatse gemobiliseerd, maar namen ook deel aan tien televisiedebatten in verschillende lidstaten en in verschillende talen, 7 waarbij ze hun visie gaven op de toekomst van Europa en kwesties als werkgelegenheid en economische groei, waar kiezers veel belang aan hechten 8 .

De debatten kwamen in de hele EU uitgebreid aan bod in de media. Het slotdebat tussen de lijsttrekkers op 15 mei werd rechtstreeks uitgezonden in 28 landen, via ten minste 152 mediakanalen (waaronder 55 televisiezenders en 88 websites) en kreeg aanzienlijke aandacht via de sociale media 9 .

15% van de respondenten die deelnamen aan een postelectoraal onderzoek 10 in 15 EU-landen had ten minste een van de TV-debatten gevolgd.

2.2.    Een duidelijker verband tussen nationale en Europese politieke partijen

Aangezien Europese politieke partijen het best in staat zijn om "bij te dragen tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de unie", 11 heeft de Commissie twee aanbevelingen uitgebracht, die in het algemeen op bijval konden rekenen van de lidstaten en de Europese politieke partijen, 12 om het verband tussen de politieke families op Europees en nationaal niveau duidelijker te maken: 13

(i)    de lidstaten dienen in hun kiessysteem de verspreiding van informatie over de banden tussen nationale en Europese politieke partijen te bevorderen en te vergemakkelijken, onder meer door toe te staan deze te vermelden op de stembiljetten; en

(ii)    nationale politieke partijen moeten vóór de verkiezingen bekend maken bij welke Europese politieke partij zij zijn aangesloten en dit duidelijk aangeven in al hun campagnemateriaal, mededelingen en politieke uitzendingen.

Met betrekking tot de eerste aanbeveling (i), gaven 16 lidstaten 14 aan maatregelen te hebben genomen om nationale politieke partijen te informeren over de aanbeveling hun banden met Europese politieke partijen openbaar te maken. Dit hield voornamelijk in dat de nationale autoriteiten de aanbeveling van de Commissie aan de politieke partijen ter kennis hadden gebracht. In sommige gevallen werden intensievere inspanningen geleverd. In Griekenland organiseerden de nationale autoriteiten een bijeenkomst in het nationaal parlement om partijen te informeren over de aanbeveling. In Italië en Finland werden richtsnoeren vastgesteld om de nationale partijen bewust te maken van de aanbeveling en aan te moedigen deze te volgen.

Negen lidstaten maakten het voor nationale partijen mogelijk om op de stembiljetten bekend te maken bij welke Europese partij zij zijn aangesloten, door wetten in te voeren 15 (indien dergelijke wetgeving nog niet bestond 16 ) krachtens welke de naam of het logo van de Europese partij op het stembiljet mag worden vermeld.

Zes lidstaten 17 gaven aan niet tot dergelijke maatregelen te zijn overgegaan, hetzij omdat zij meenden dat het verstrekken van informatie aan de kiezers de taak is van de politieke partijen, hetzij omdat het optreden van de autoriteiten een door de kieswet verboden bemoeienis zou inhouden.

Met betrekking tot de tweede aanbeveling (ii), hebben nationale politieke partijen diverse maatregelen genomen om bekend te maken bij welke Europese politieke partij zij zijn aangesloten. Het algemene beeld dat naar voren komt uit onderzoek 18 op basis van een steekproef onder de meer dan 500 nationale partijen die zijn aangesloten bij Europese partijen, is als volgt:

de meeste nationale partijen in de steekproef hebben hun banden slechts in beperkte mate zichtbaar gemaakt, met name in hun gedrukt verkiezingsmateriaal 19 . Dit betekende dat de banden voor beter geïnformeerde burgers zichtbaarder waren dan voor het grote publiek;

het onderzoek wijst uit dat slechts een beperkt aantal partijen uitgebreid actie ondernam, door hun banden met Europese partijen zowel in schriftelijk materiaal, zoals programma's en posters en via websites en sociale media, als in toespraken, televisiedebatten en campagne-evenementen te vermelden; 20  

het onderzoek wijst eveneens uit dat een aantal partijen geen banden met Europese politieke partijen heeft aangegeven, hetzij omdat ze nog moesten beslissen of ze zich zouden aansluiten of omdat ze hadden besloten dit niet te doen 21 .

De aanbeveling dat banden met Europese partijen op stembiljetten worden aangegeven, werd slechts bij uitzondering opgevolgd, zelfs in de lidstaten waar dit mogelijk was 22 .

3.    Toegenomen aandacht voor EU-aangelegenheden

Zowel de Commissie als het Parlement heeft voor en tijdens de verkiezingscampagne maatregelen genomen om burgers bewuster te maken van de gevolgen van de verkiezingen voor hun leven. Er werd geprobeerd de relevantie van EU-aangelegenheden te benadrukken, die anders tijdens de debatten in de lidstaten door nationale en lokale onderwerpen overschaduwd hadden kunnen worden. Het percentage EU-burgers die vonden dat ze reeds over de nodige informatie beschikten om hun stem uit te brengen, nam licht toe in vergelijking met de resultaten van 2009 (57 % ten opzichte van 53 % in 2009) 23 . 

3.1.    Burgerdialogen

In de loop van 2013 en 2014 hebben leden van de Commissie, samen met lokale of nationale politici en leden van het Europees Parlement, in heel Europa 51 informele, openbare debatten met burgers georganiseerd over hun verwachtingen voor de toekomst van Europa en wat er nodig is om de democratische structuren van de Unie te versterken.

Bij de burgerdialogen lag de nadruk op de Europese dimensie van lokale problemen en de lokale dimensie van Europese beleidskwesties, en op de wijze waarop de Europese verkiezingen van invloed zijn op het dagelijks leven van de burgers. 87 % van de deelnemers verklaarde bij de Europese verkiezingen zijn stem te zullen uitbrengen 24 .

3.2.     Financiering door de Commissie

De Commissie maakte gebruik van haar beschikbare financieringsinstrumenten om projecten te ondersteunen van het maatschappelijk middenveld en in het kader van stadsjumelage die gericht zijn op het bevorderen van de democratische participatie van EU-burgers. Via het programma Europa voor de burger en het programma Grondrechten en burgerschap werden verschillende projecten gefinancierd die het bewustzijn vergroten en de deelname van burgers aan het democratisch leven van de EU proberen te stimuleren.

3.3.    De bewustmakingscampagne van het Europees Parlement

Op 11 september 2013 startte het Europees Parlement een informatiecampagne, getiteld Actie. Reactie. Impact. Een van de belangrijkste doelstellingen bestond uit het op gang brengen van een op de EU gericht debat over kwesties die in de hele EU relevant zijn, zoals de economie, werkgelegenheid, levenskwaliteit en de rol van de EU in de wereld 25 .

Deze campagne had een aanzienlijke impact in de media 26 . De aan de verkiezingen gewijde website van het Parlement werd 7,1 miljoen keer bezocht tussen december 2013 en mei 2014. Er werd een video over de Europese verkiezingen gemaakt in 34 talen en deze werd meer dan 7 400 maal uitgezonden op 173 televisiezenders. In totaal werd deze 11 miljoen keer online bekeken. Ongeveer een op vijf Europese kiezers werd bereikt via Facebook. Het 'Ik heb gestemd"-bericht op Facebook werd meer dan 2,7 miljoen keer gedeeld en werd gezien door bijna 90 miljoen mensen.

Daarnaast heeft het Parlement ReAct-conferenties 27 georganiseerd in Parijs, Frankfurt, Warschau, Rome en Madrid, waaraan burgers, experts en Europese politici hebben deelgenomen. Tijdens deze evenementen konden EU-burgers van gedachten wisselen over de belangrijkste kwesties die in de campagne aan bod kwamen.

3.4.    Gemeenschappelijke verkiezingsdag

Om bij de kiezers het gevoel van betrokkenheid bij een gemeenschappelijke Europese aangelegenheid te vergroten, had de Commissie de lidstaten aangespoord om de Europese verkiezingen op één enkele dag te houden en de stembureaus op hetzelfde tijdstip te sluiten.

In dit opzicht was er niets veranderd in vergelijking met de vorige verkiezingen. In 21 lidstaten vonden de verkiezingen plaats op 25 mei en in zeven 28 andere lidstaten vonden ze plaats tussen 22 en 24 mei. Alle lidstaten hebben hun uitslagen rond hetzelfde tijdstip bekend gemaakt, op de avond van 25 mei, toen de stemmingen in heel Europa waren afgelopen.

4.    Deelname aan de verkiezingen

4.1.    Algemene opkomst

Sinds de eerste rechtstreekse verkiezing in 1979 is de opkomst bij de Europese verkiezingen gestaag gedaald van 61,99 % in 1979 tot 42,97 % in 2009. De totale opkomst bij de verkiezingen van 2014 lag echter slechts marginaal lager dan in 2009, met een daling van 0,36 % (naar 42,61 %), in vergelijking met de scherpere dalingen van 2,5 % tussen 2004 en 2009 en 4 % tussen 1999 en 2004. De neerwaartse trend werd dus aanzienlijk afgeremd. Ter vergelijking: de opkomst bij de presidentsverkiezingen in de Verenigde staten bedroeg 57,1 % in 2008 en 54,9 % in 2012.

De onderstaande tabel geeft de totale opkomst voor opeenvolgende Europese verkiezingen: 29  

De opkomst verschilt aanzienlijk tussen de 28 lidstaten. Deze bedroeg maar liefst 89,64 % in België, 59,97 % in Griekenland (in beide landen geldt stemplicht) en 57,22 % in Italië, maar lag aanzienlijk lager in andere landen, zoals in Tsjechië (18,20 %) en Slowakije (13,05 %).

De onderstaande tabel geeft de opkomst voor de Europese verkiezingen in 2009 en 2014 voor de hele EU en per lidstaat: 30

De opkomst was hoger onder mannen dan onder vrouwen (respectievelijk 45 % en 41 %), 31 , waarbij de kloof in vergelijking met 2009 (44 % tegenover 42 %) 32 enigszins toenam.

Jongeren vormen de grootste groep niet-stemmers: slechts 27,8 % van de 18-24 jarigen heeft gestemd, in vergelijking met 51,3 % in de leeftijdsgroep 55+ 33 . 

In de onderstaande tabel worden de percentages in de afzonderlijke lidstaten vergeleken van jongeren (18-24 jaar) die hebben gestemd: 34

Uit een verslag waarin het Erasmusproject wordt geëvalueerd, blijkt een sterke correlatie tussen een studie-ervaring in het buitenland en het stemgedrag in de Europese verkiezingen van 2014: Erasmus-alumni waren eerder geneigd om te gaan stemmen – 81 % van de respondenten antwoorde dit te hebben gedaan 35 .

Respondenten in het kader van het postelectoraal onderzoek van het Parlement voerden als voornaamste reden voor het uitbrengen van hun stem aan: het feit dat ze altijd stemmen (41 %), hun 'burgerplicht' (41 %) of 'het ondersteunen van een politieke partij waarmee ze zich verbonden voelen' (22 %). De drie volgende factoren werden eveneens vermeld: 'ik ben voorstander van de Europese Unie' (14 %), 'ik voel me Europeaan" (13 %) en 'ik kan een verschil maken door tijdens de Europese verkiezingen te stemmen' (12 %). 5 % van de respondenten antwoordde te stemmen om de keuze van voorzitter van de Europese Commissie mee te bepalen 36 .

Wat de redenen om niet te stemmen betreft, waren de meest voorkomende antwoorden 'gebrek aan vertrouwen in de politiek in het algemeen' (23 %), 'geen interesse in politiek' (19 %) en 'mijn stem heeft geen nut' (14 %). 7 % antwoordde 'niet veel te weten over de EU of het Europees Parlement en de verkiezingen voor het Europees Parlement'. Het percentage niet-stemmers dat naar beide soorten motivering verwijst, dat wil zeggen het beeld dat stemmen niets verandert en gebrek aan kennis over de EU of de Europese verkiezingen, is gedaald in vergelijking met de vorige verkiezingen 37 . Ook is het aantal burgers dat niet stemt vanwege een gebrek aan openbaar debat of verkiezingscampagnes gehalveerd 38 . De uiteindelijke beslissing om al dan niet te stemmen is traditioneel afhankelijk van een hele reeks factoren. Een aantal van deze factoren zijn persoonlijk en houden geen verband met de kwaliteit van de campagne of percepties aangaande de Europese verkiezingen 39 .

In landen waar de Europese verkiezingen op hetzelfde moment plaatsvonden als andere nationale of in het hele land gehouden verkiezingen (België, Litouwen, Griekenland, Duitsland, Ierland, Italië, Malta en het Verenigd Koninkrijk) lag de opkomst hoger dan elders, 40 maar werd het politieke debat nogal gedomineerd door nationale thema's. In Litouwen vonden de Europese verkiezingen op dezelfde dag plaats als de presidentsverkiezingen en steeg de opkomst naar 47 %, in vergelijking met slechts 21 % in 2009 41 .

4.2.    Opkomst van EU-burgers die in een andere dan de eigen lidstaat verblijven

EU-burgers die in een andere dan de eigen lidstaat verblijven (mobiele EU-burgers) hebben het recht om te stemmen en zich kandidaat te stellen voor de Europese verkiezingen in de gastlidstaat, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat. Dit recht, vastgelegd in artikel 22 VWEU en artikel 39 van het Handvest van de grondrechten van de EU, wordt concreet gestalte gegeven in Richtlijn 93/109/EG 42 .

Een relatief beperkt aantal mobiele EU-burgers maakte gebruik van hun recht om te stemmen in hun lidstaat van verblijf 43 . Het opkomstpercentage van deze burgers kan ook worden beïnvloed door het feit dat ze moeten kiezen of ze hun stem uitbrengen in hun lidstaat van herkomst, dan wel in de lidstaat waarnaar zij zijn verhuisd (dat wil zeggen voor verschillende kandidatenlijsten). Uit een Eurobarometer-enquête van 2012 bleek dat de meningen verdeeld zijn over de kandidaten en lijsten waarvoor mensen bij Europese verkiezingen bij voorkeur willen kiezen. Ongeveer 48 % antwoordde dat, indien ze in een andere dan hun eigen lidstaat zouden wonen, ze liever daar zouden stemmen, terwijl 42 % nog steeds liever hun stemrecht zou uitoefenen in hun land van herkomst 44 . 

De onderstaande tabel bevat het aantal onderdanen van andere lidstaten (die mobiele EU-burgers zijn) die zich hebben geregistreerd om te stemmen in de Europese verkiezingen in 2009 en 2014, voor de hele EU en per lidstaat: 45

Hoewel het aantal mobiele EU-burgers die zich kandidaat stelden in hun lidstaat van verblijf nog steeds laag was, was dit aantal meer dan verdubbeld (van 81 in 2009 tot 170 in 2014) 46 . Dit zou toegeschreven kunnen worden aan de nieuwe vereenvoudigde procedures die werden vastgesteld bij Richtlijn 2013/1/EU, waardoor kandidaten niet langer hoeven te bewijzen dat zij in hun land van herkomst hun kiesrechten niet zijn verloren, maar slechts een verklaring met die strekking dienen af te leggen, die vervolgens wordt geverifieerd door de autoriteiten in de gastlidstaat.

4.3.    Bewustzijn en betrokkenheid van EU-burgers

De lidstaten hebben verschillende benaderingen gevolgd tijdens hun bewustmakingscampagnes: sommige hebben algemene campagnes opgezet, voor het hele electoraat, terwijl anderen zich ook specifiek op EU-burgers uit andere lidstaten die op hun grondgebied verblijven, hebben gericht.

Verhoging van de opkomst van onderdanen uit andere EU-lidstaten – voorbeelden van beste praktijken

In België, Denemarken, Finland, Letland, Litouwen en Zweden werden individuele brieven verstuurd naar EU-burgers van kiesgerechtigde leeftijd die geen onderdaan zijn, met toelichting over de uitoefening van hun stemrechten en het registratieformulier, in meerdere EU-talen .

In Griekenland werd een speciale applicatie op de website van een ministerie gezet, door middel waarvan EU-burgers die geen onderdaan zijn hun inschrijving in de speciale kiezersregisters en het stembureau waar ze moeten stemmen, kunnen opzoeken.

Maatschappelijke organisaties waren actief betrokken bij inspanningen om kiezers te mobiliseren. Zo hebben ze de burgers geïnformeerd over het belang en de voordelen van de deelname aan de Europese verkiezingen, werden elektronische hulpmiddelen ter beschikking gesteld om kiezers te assisteren bij het selecteren van een kandidaat die past bij hun voorkeuren 47 of streefden ze naar een meer inclusief beleid om toegang te verzekeren voor personen met een handicap 48 .

Voorbeelden van ngo-projecten gefinancierd door het programma Europa voor de burger

EU-burgers in staat stellen na te denken, te discussiëren en van gedachten te wisselen over Europese aangelegenheden, waaronder met kandidaten, en een geïnformeerde keuze te maken in de verkiezingen:

JoiEU: Joint Citizen Action for a Stronger, Citizen-friendly Union (European Citizen Action Service - ECAS).

De 2014 Transeuropa Caravans: transnational citizens' engagement with the European Parliament elections (European Alternatives)

Encouraging Young Europeans to Vote Out the EU Democratic Deficit (International Management Institute).

Verschillende ngo's hebben specifieke campagnes opgezet met het oog op mobiele EU-burgers, om deze te mobiliseren en hun bewustzijn in verband met kiesrechten te verhogen. Andere projecten richtten zich in heel EU op het aanmoedigen van vrouwen om te stemmen en zich kandidaat te stellen voor de Europese verkiezingen 49 .

Voorbeelden van ngo-projecten gefinancierd door het programma grondrechten en burgerschap

Campagnes die de deelname van mobiele EU-burgers bevorderen:

De genomen maatregelen omvatten samenwerking met verenigingen, bewustmakingsprojecten, de ontwikkeling van opleidingsinstrumenten en ondersteuning bij het vervullen van formaliteiten voor het stemmen.

‘Operation Vote’ (Cooperazione per lo Sviluppo dei paesi – COSPE);

‘Access to rights & civil dialogue for ALL’ (Pour la Solidarité);

‘All citizens now’ (Universiteit van Chieti-Pescara).

Politici en kiezers konden direct met elkaar communiceren dankzij de toegenomen activiteit op sociale media rond de verkiezingen, de lijsttrekkers en hun programma's. Een analyse van de digitale campagnes #EP2014 en #EU14 telde ongeveer drie miljoen tweets over de verkiezingen 50 . Meer dan een miljoen van deze tweets werd tijdens de verkiezingsweek verzonden 51 . Het verhoogd gebruik van de sociale media bood kandidaten een extra middel om burgers te bereiken en gaf de kiezers meer gelegenheid om actief deel te nemen aan het debat, in plaats van enkel te stemmen.

5.    Uitoefening van het kiesrecht door EU-burgers en eerbiediging van gemeenschappelijke beginselen

5.1.    Waarborging van de kiesrechten van EU-burgers die in een andere dan hun eigen lidstaat verblijven

Het recht van mobiele EU-burgers om te stemmen en zich kandidaat te stellen in hun lidstaat van verblijf

De Commissie heeft voorafgaand aan de verkiezingen een grootschalige operatie opgezet om de correcte en volledige omzetting en toepassing van Richtlijn 93/109/EG te verzekeren en zo mogelijke obstakels voor het uitoefenen van het kiesrecht van EU-burgers weg te nemen en, meer bepaald, om te verzekeren dat nationale wetten geen bijkomende verplichtingen opleggen aan EU-burgers uit andere lidstaten. Tegen mei 2014 waren alle omzettingsproblemen die de Commissie voor de verkiezingen had vastgesteld 52 succesvol aangepakt en werd de nationale wetgeving waar nodig aangepast.

De Commissie voert sindsdien een dialoog met de Britse autoriteiten over een aantal kwesties die werden genoemd door EU-burgers die in het Verenigd Koninkrijk verblijven en zich daar als kiezer wilden laten registreren 53 . Het Lagerhuis publiceerde op 14 november 2014 een verslag 54 waarin nota werd genomen van het standpunt van de kiescommissie van het VK met betrekking tot specifieke belemmeringen waarmee EU-burgers te maken krijgen bij de deelname aan de Europese verkiezingen. In het verslag werd aanbevolen het systeem te vereenvoudigen en een campagne op te zetten om EU-burgers te informeren over de registratievoorwaarden en -procedures ter zake.

Bijna alle kwesties die verband houden met de late omzetting van Richtlijn 2013/1/EU betreffende de uitoefening van passief kiesrecht ten behoeve van mobiele EU-burgers werden voor de verkiezingen opgelost 55 . De Commissie voert bilaterale dialogen met bepaalde lidstaten 56 over een aantal kwesties betreffende de incorrecte of onvolledige omzetting van de richtlijn.

Het recht om politieke partijen op te richten of daarvan lid te worden

Er vond een dialoog plaats met 11 lidstaten, die EU-burgers die geen onderdaan zijn niet toestonden om politieke partijen op te richten of daarvan lid te worden zodat zij deel konden nemen aan de verkiezingen onder dezelfde voorwaarden als onderdanen van hun lidstaat van verblijf.

In vijf gevallen werd tot een oplossing gekomen: in twee gevallen werd de nationale wetgeving aangepast 57 en in de overige drie werd de situatie verduidelijkt 58 . Drie andere lidstaten hebben aangekondigd de wetgeving in de toekomst te zullen wijzigen 59 . De Commissie heeft in de drie resterende gevallen 60 maatregelen genomen.

5.2.    De eerbiediging van de gemeenschappelijke beginselen inzake de Europese verkiezingen waarborgen

Bij het organiseren van de Europese verkiezingen dienen de lidstaten bepaalde gemeenschappelijke beginselen in acht te nemen die in het EU-recht zijn vastgelegd: 61

De leden van het Europees Parlement worden gekozen door middel van rechtstreekse, algemene, vrije en geheime verkiezingen 62

Om een essentieel element van het beginsel van vrije verkiezingen te waarborgen, verbiedt het EU-recht de bekendmaking van de uitslag in een bepaalde lidstaat voor de verkiezingen in elke lidstaat zijn afgelopen 63 . Zo kunnen degenen die nog moeten gaan stemmen niet door de resultaten in andere lidstaten worden beïnvloed. De Commissie heeft dit punt, samen met de lidstaten, vóór de verkiezingen geregeld teneinde de naleving van dit beginsel in de gehele EU te garanderen.

Niemand mag meer dan eenmaal zijn stem uitbrengen bij eenzelfde verkiezing 64

(i)    Voor mobiele EU-burgers

Om te voorkomen dat mobiele EU-burgers zowel in hun lidstaat van verblijf als hun lidstaat van herkomst stemmen, worden de namen van degenen die zich als kiezer laten registreren in de eerste geschrapt van de kiezerslijsten in de tweede.

Richtlijn 93/109/EG voorziet daartoe in een mechanisme voor de uitwisseling van gegevens van kiezers uit de Unie. Om moeilijkheden betreffende de werking van dit mechanisme te verhelpen, met name de zware administratieve last voor de nationale administraties, heeft de Commissie een aantal maatregelen aanbevolen, waaronder de oprichting van één enkele contactautoriteit in elke lidstaat voor de mededeling van de persoonsgegevens van de kiezers en het gebruik van gemeenschappelijke IT-instrumenten om de gegevens te verzenden.

De overgrote meerderheid van de lidstaten verwelkomde de aanbevelingen en heeft gemeld dat de maatregelen een aanzienlijk positief effect hadden met betrekking tot het vereenvoudigen van administratieve verplichtingen, aangezien de gegevens van kiezers, in de meeste gevallen, niet langer afkomstig zijn van verschillende gedecentraliseerde kiesorganen. Een aantal lidstaten 65 suggereerde dat het ontbreken van geharmoniseerde verkiezingskalenders en methoden om kiezers te identificeren, betekende dat het mechanisme niet zo doeltreffend was als het had kunnen zijn. Een lidstaat beschouwde het mechanisme als onevenredig, gezien de omvang van het probleem van het tweemaal uitbrengen van een stem. De Commissie blijft, samen met de lidstaten, zoeken naar manieren om de doeltreffendheid van de mechanismen die dubbel stemmen voorkomen, te verbeteren.

(ii)    EU-burgers met meerdere nationaliteiten

Er was veel aandacht in de media voor de zaak van een Duitse burger die eveneens de nationaliteit van een andere lidstaat bezat en die twee keer zijn stem kon uitbrengen.

Hoewel niemand meer dan eenmaal zijn stem mag uitbrengen bij de verkiezing van de leden van het Europees Parlement 66 , kan het mechanisme ter voorkoming van het tweemaal uitbrengen van een stem van Richtlijn 93/109/EG, naar zijn aard, niet worden toegepast bij dubbele of meervoudige nationaliteit. Aangezien de lidstaten doorgaans niet weten welke van hun onderdanen ook de nationaliteit van een andere lidstaat bezitten, kunnen personen met een dubbele nationaliteit zich in twee lidstaten registreren. Wel hebben alle lidstaten sancties ingesteld om te voorkomen dat iemand tweemaal zijn stem uitbrengt. Uit het voorval in kwestie blijkt dat de lidstaten de mensen beter bewust moet maken van het verbod op het tweemaal uitbrengen van een stem en de sancties die daarop staan.

6.    Conclusie

Het belangrijkste nieuwe element in de Europese verkiezingen van 2014 was het directe verband tussen de resultaten van de verkiezingen voor het Europees Parlement en de keuze van de voorzitter van de Europese Commissie, zoals bepaald in het Verdrag van Lissabon. Dit directe verband betekende dat kandidaat-voorzitters voor de Europese Commissie ("lijsttrekkers"), met uiteenlopende politieke programma's, werden genomineerd door de Europese politieke partijen en deelnamen aan een pan-Europese verkiezingscampagne.

In dit nieuwe systeem konden kiezers gemakkelijker een verband leggen tussen een stem voor een nationale partij en de impact van deze stem op de politieke richting van de Europese Unie voor de komende vijf jaar. Dit stelde de kiezers in staat om een geïnformeerde keuze te maken tussen alternatieve politieke platformen voor Europa, en niet enkel op basis van exclusief nationale politieke kwesties. Het gaf een groter gewicht aan informatie en keuzemogelijkheden bij de verkiezingen, versterkte de democratische legitimiteit van de Europese Commissie en kan in de toekomst de interesse van het publiek vergroten en de verantwoordingsplicht versterken.

De lijsttrekkers namen deel aan EU-brede politieke evenementen en debatten, die veel aandacht kregen in de media en erop gericht waren burgers vertrouwd te maken met Europese aangelegenheden die een directe impact hebben op hun leven, waardoor de verkiezingen 'europeaniseren'.

Het gebruik van interactieve sociale media tijdens de campagnes maakte het eenvoudiger voor kiezers om rechtstreeks deel te nemen dan voorheen het geval was. De socialemediacampagnes van de verschillende politieke partijen bereikten honderden miljoenen EU-burgers.

Richtlijn 2013/1/EU zorgde ervoor dat mobiele EU-burgers hun politieke rechten effectiever konden uitoefenen, met minder administratieve lasten voor de nationale autoriteiten. Als hoedster van de Verdragen speelt de Commissie een handhavingsrol bij het waarborgen van het recht van mobiele EU-burgers om te stemmen en zich kandidaat te stellen voor Europese verkiezingen. Verder bevordert de Commissie de uitwisseling van beste praktijken die het uitoefenen van dit recht vergemakkelijken.

Het is van belang om niet alleen kort voor het begin van de verkiezingscampagne actie te ondernemen, maar ook lang van tevoren; dit houdt in dat moet worden nagedacht over de wijze waarop de belangstelling voor de Europese politiek voortdurend levendig kan worden gehouden en het bewustzijn van de rechtstreekse gevolgen van Europese verkiezingen voor het leven van de burgers kan worden verhoogd.

Vooruitblikkend op de verkiezingen van 2019 is het belangrijk om vast te stellen hoe de Europese dimensie en de democratische legitimiteit van het EU-besluitvormingsproces verder kunnen worden versterkt, en de oorzaken van de aanhoudend lage opkomst in sommige lidstaten verder te onderzoeken en aan te pakken.

Dit toont de noodzaak aan te bezien hoe de opkomst bij de volgende verkiezingen kan worden bevorderd, met name door tijdige steun voor nationale, regionale en lokale bewustmakingscampagnes.

Een dialoog met alle belanghebbenden is een van de mogelijkheden om de nieuwe verkiezingselementen die in 2014 werden ingevoerd ten volle te benutten, zoals het voortbouwen op het concept van lijsttrekkers om de politieke verantwoordingsplicht te bevorderen.

Een van de factoren bij het bevorderen van de politieke verantwoordingsplicht is het benadrukken van banden tussen nationale en Europese partijen. Dit kan worden nagestreefd door middel van besprekingen met de lidstaten, politieke partijen en het Europees Parlement.

De burgerdialogen en de deelname van burgers aan de campagne-evenementen van Europese partijen en online-discussies tonen aan dat de Europese burger meer interactie tussen EU-, nationale en lokale politici verlangt over kwesties die EU-burgers belangrijk achten. Deze uitwisselingsvorm heeft veel potentieel om een blijvend Europees project te worden, zoals blijkt uit het feit dat dit in verschillende lidstaten heeft geleid tot de oprichting van informele netwerken en initiatieven die het debat gaande houden. Het verder ondersteunen van de burgerdialogen kan de burgers aanmoedigen om een actievere rol te spelen in de Europese politiek gedurende het gehele mandaat van de Commissie. Het bevorderen van een Europees debat en het voortbouwen op de nieuwe elementen van de verkiezingen in 2014 zijn duidelijk in overeenstemming met de nadruk die voorzitter Juncker in de politieke beleidslijnen op een Unie van democratische verandering legt.

(1)

     Study on the Conduct of the 2014 Elections to the European Parliament, Centre for Strategy & Evaluation Services (CSES), maart 2015.

(2)

     Aanbeveling 2013/142/EU om de verkiezingen voor het Europees Parlement democratischer en efficiënter te laten verlopen van 12 maart 2013 (PB L 79, 21.3.2013, blz. 29). Op 27 maart 2014 bracht de Commissie een voorlopig rapport (COM(2014) 196 final) uit inzake initiatieven van belanghebbenden voor de uitvoering van deze aanbeveling.

(3)

     Artikel 17, lid 7, VEU bepaalt dat het Parlement de voorzitter van de Commissie kiest op basis van een voorstel van de Europese Raad, rekening houdend met de resultaten van de verkiezingen van het Europees Parlement.

(4)

     Resolutie van 22 november 2012 over de verkiezingen van het Europees Parlement in 2014 (2012/2829(RSP)); resolutie van 4 juli 2013 over verbetering van de modaliteiten voor de organisatie van de Europese verkiezingen in 2014 (2013/2102(INI)).

(5)

     Jean-Claude Juncker: http://juncker.epp.eu/node/162 ;
   Martin Schulz: http://www.pes.eu/martin_schulz_programme_launch_and_campaign_tour ;
   Guy Verhofstadt: http://www.guyverhofstadt.eu/uploads/pdf/Plan%20for%20Europe.pdf ;
   Franziska Keller en José Bové: http://europeangreens.eu/news/proposals-green-commission-european-alternative-we-greens-fight ;
   Alexis Tsipras: http://alexistsipras.eu/PROGRAMMATIC_DECLARATION_OF_ALEXIS_TSIPRAS.pdf .

(6)

     CSES-studie (zie voetnoot 1), paragraaf 3, tabel 3.2.

(7)

     Deze werden in april en mei georganiseerd in België, Nederland, Duitsland, Italië en Frankrijk. Hierbij was er sprake van vijf een-op-eendebatten tussen de vertegenwoordigers van de twee grootste Europese politieke partijen en vier debatten stonden open voor alle kandidaten. Verder vond er een debat plaats tussen de voorzitter van de Europese Groenen en de lijsttrekker van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa.

(8)

     Europees Parlement, postelectoraal onderzoek 2014, blz. 9:    
http://www.europarl.europa.eu/pdf/eurobarometre/2014/post/post_2014_survey_analitical_overview_nl.pdf

(9)

     In totaal werden er 112 595 tweets gepost met de hashtag #TellEUROPE:    
http://www3.ebu.ch/contents/news/2014/05/ebu-makes-history-with-the-eurov.html .

(10)

      http://www.aecr.eu/media/AECRAMR-European-election-poll.pdf (p. 10).

(11)

     Artikel 10, lid 4, VEU en artikel 12, lid 2, van het EU-Handvest van de grondrechten.

(12)

     Voorlopig verslag van de Commissie (zie voetnoot 2), blz. 2.

(13)

     De Commissie heeft eveneens nieuwe regels voorgesteld die de zichtbaarheid en de erkenning van Europese politieke partijen in de gehele EU moeten vergroten. Op basis van dit voorstel hebben het Parlement en de Raad Verordening (EU) nr. 1141/2014 betreffende het statuut en de erkenning van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen vastgesteld (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 1).

(14)

     In antwoord op de enquêtes van de Commissie: België, Duitsland, Estland, Finland, Griekenland, Hongarije, Italië, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Portugal, Roemenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk; CSES-studie (zie voetnoot 1), paragraaf 3, tabel 3.1.

(15)

     Griekenland en Slovenië.

(16)

     Er waren al wetten van kracht in België, Cyprus, Frankrijk, Ierland, Nederland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk.

(17)

     In antwoord op de enquêtes van de Commissie: Denemarken, Kroatië, Letland, Polen, Slowakije en Tsjechië.

(18)

     CSES-studie (zie voetnoot 1). De steekproef omvatte de twee politieke partijen met de meeste zetels in het Europees Parlement uit elke lidstaat. In de meeste gevallen waren dit ook de meerderheidspartijen in de respectieve lidstaten. Omdat dit echter niet overal het geval was, werd een aantal kleinere partijen betrokken in de steekproef om de representativiteit op nationaal niveau te garanderen.

(19)

     In Duitsland hebben bijvoorbeeld zowel de meerderheidspartijen, te weten de Sociaaldemocratische partij (Sozialdemokratische Partei Deutschlands) en de Christen-Democratische Unie (Christlich Demokratische Union Deutschlands), als kleinere partijen hun banden met Europese partijen alleen openbaar gemaakt in hun programma's en, in sommige gevallen, bij televisiedebatten en campagne-evenementen, maar niet op campagne-billboards. In Tsjechië had elk van de drie onderzochte partijen, te weten de Tsjechische Sociaaldemocratische partij (Česká strana sociálně demokratická), ANO 2011 en TOP09, slechts beperkte inspanningen geleverd om haar band onder de aandacht te brengen. In Hongarije verwees de Hongaarse Socialistische partij (Magyar Szocialista Párt) een aantal keer naar de betrokken Europese partij in openbare debatten, maar niet in algemeen campagnemateriaal, terwijl de Hongaarse Burgeralliantie (Fidesz — Magyar Polgári Szövetség) melding van haar banden maakte bij evenementen en in openbare debatten, maar in drukwerk of op posters een duidelijke melding van het verband achterwege liet. In Denemarken vermeldden Venstre, de Sociaaldemocraten en de Deense Volkspartij hun banden vooral in hun programma's. In Malta vermelden de Nationalistische partij en de Arbeiderspartij hun banden met Europese partijen slechts in een deel van hun verkiezingsdrukwerk.

(20)

     Voorbeelden zijn de belangrijkste nationale partijen in Letland, verschillende partijen (waaronder een van de regerende coalitiepartijen) in Griekenland, de Volkspartij (Partido Popular) in Spanje, de Democratische Alliantie (Δημοκρατικός Συναγερμός) in Cyprus, het Links Blok (Bloco de Esquerda) in Portugal, de belangrijkste partijen in Luxemburg en drie van de 19 partijen in Nederland.

(21)

     Voorbeelden zijn de Beweging voor een Beter Hongarije (Jobbik) in Hongarije, de 5-sterren Beweging (Movimento 5 stelle) in Italië en de UK Independence Party in het Verenigd Koninkrijk.

(22)

     Slechts een aantal partijen in Frankrijk, een coalitiepartij in Griekenland, vier partijen in Italië en drie partijen in Nederland hebben gebruik gemaakt van dit recht. In België, Cyprus, Oostenrijk en Spanje heeft geen enkele partij banden met een Europese politieke partij vermeld op het stembiljet.

(23)

     EP postelectoraal onderzoek (zie voetnoot 8), blz. 75.

(24)

     Verslag van de Commissie over Dialogen met de burgers als bijdrage aan de ontwikkeling van een Europese openbare ruimte. 24 maart 2014 (COM(2014) 173 final), blz. 13:    
http://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/1/2014/NL/1-2014-173-NL-F1-1.Pdf .

(25)

      http://www.europarl.europa.eu/news/nl/news-room/content/20130906IPR18827/html/Europees-Parlement-lanceert-informatiecampagne-verkiezingen-2014 .

(26)

      http://www.europarl.europa.eu/news/nl/news-room/content/20140603sto48801/html/Sociale-Media-tijdens-de-Europese-Verkiezingen-virtuele-campagne-echte-impact .

(27)

      http://www.europarl.europa.eu/news/nl/news-room/content/20140123STO33618/html/-ReACTRoma-over-levenskwaliteit ; http://audiovisual.europarl.europa.eu/Page.aspx?id=1119 .

(28)

     Ierland, Letland, Malta, Nederland, Slowakije, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk. Deze landen houden geen verkiezingen op zondag.

(29)

     Bron: TNS/Scytl in samenwerking met het Europees Parlement; European and national elections figured out, European Parliament Review (speciale uitgave in het kader van de Europese Verkiezingen 2014, november 2014, blz. 41:
http://www.europarl.europa.eu/pdf/elections_results/review.pdf .

(30)

     Gebaseerd op cijfers uit het EP-overzicht van 2014 (zie voetnoot 30), blz. 49.

(31)

     EP postelectoraal onderzoek (zie voetnoot 8), sociaaldemografische bijlage, blz. 11:

(32)

     Europees Parlement, Postelectoraal onderzoek 2009 - eerste resultaten: Europees gemiddelde en belangrijkste nationale tendensen, blz. 2: http://www.europarl.europa.eu/pdf/eurobarometre/28_07/FR_EN.pdf .

(33)

     Ter vergelijking: volgens een opinieonderzoek uit 2013 (Flash Eurobarometer 375, European Youth: Participation in Democratic Life, blz. 11: http://ec.europa.eu/youth/library/reports/flash375_en.pdf ), had 73 % van de jonge kiezers gedurende de voorgaande drie jaren gestemd in een andere verkiezing dan die voor het Europees Parlement (dat wil zeggen lokaal, regionaal of nationaal).

(34)

     Gebaseerd op cijfers uit het EP-overzicht van 2014 (zie voetnoot 29), blz. 43.

(35)

     Erasmus Voting Assessment Project, Generation Europe Foundation, Brussel, 2014:    
http://erasmusvoting.eu/news/press-release-erasmus-studying-abroad-increases-political-participation-young-people .

(36)

     EP postelectoraal onderzoek (voetnoot 8), analytisch overzicht, blz. 25.

(37)

     EP postelectoraal onderzoek (zie voetnoot 8), analytisch overzicht, blz. 35; 14 % (in vergelijking met 17 % in 2009) antwoordde het gevoel te hebben dat zijn stem geen invloed heeft of niets zou veranderen. 7 % (tegenover 10 % in 2009) antwoordde weinig te weten over het EP over de Europese verkiezingen.

(38)

     EP postelectoraal onderzoek (zie voetnoot 8), analytisch overzicht, blz. 35: 3 % van de niet-stemmers gaf dit op als reden om niet te stemmen, in vergelijking met 6 % van de niet-stemmers in 2009.

(39)

     EP postelectoraal onderzoek (zie voetnoot 8), analytisch overzicht, blz. 35; 13 % van de niet-stemmers gaf aan het te druk te hebben, geen tijd te hebben of aan het werk te zijn, 7 % was ziek, 6 % was bezig met een gezinsactiviteit of vrijetijdsactiviteit en 7 % vermelde andere redenen.

(40)

     EP postelectoraal onderzoek (voetnoot 8), analytisch overzicht, blz. 3.

(41)

     EP postelectoraal onderzoek (voetnoot 8), analytisch overzicht, blz. 20.

(42)

     Richtlijn 93/109/EG van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn (PB L 329 van 30.12.1993, blz. 34). Deze richtlijn is gewijzigd bij Richtlijn 2013/1/EU, die gericht was op het vergemakkelijken van de uitoefening van het recht van mobiele EU-burgers om zich kandidaat te stellen bij de verkiezingen voor het Europees Parlement.

(43)

     Van alle niet-Tsjechische EU-burgers van kiesgerechtigde leeftijd die verblijven in Tsjechië heeft slechts 0,4 % zich geregistreerd om te stemmen (682 van de 164 644). Het registratiepercentage van mobiele EU-burgers was eveneens laag in Hongarije – 1,5 % (1 605 van de 104 822), Duitsland – 5,4 % (172 110 van de 3 168 638) en Cyprus – 6,9% (7 712 van de 112 021). Anderzijds lag het registratiepercentage van mobiele EU-burgers relatief hoog in Ierland – 22,2 % (71 735 van de 323 460), Frankrijk – 17,4 % (245 063 van de 1 199 818), Malta – 17,1 % (7 868 van de 45 917) en Zweden – 19,8 % (49 092 van de 247 426).

(44)

     Flash Eurobarometer 364, Electoral rights, maart 2013:    
http://ec.europa.eu/public_opinion/flash/fl_364_en.pdf , blz. 34.

(45)

     Gebaseerd op cijfers uit de CSES-studie (zie voetnoot 1), paragraaf 5, tabel 5.6.

(46)

     CSES-studie (zie voetnoot 1), paragraaf 5, tabel 5.8.

(47)

     Bijvoorbeeld het European Youth Forum — League of Young Voters online-informatieplatform; de VoteWatch e-tool; de euandi stemtest van het Europees Universitair Instituut; de stemtest van WeCitizens.

(48)

     Het Europees gehandicaptenforum heeft bijvoorbeeld onderzocht welke obstakels mensen met een handicap ondervinden bij het uitoefenen van hun kiesrechten. Zoals de European campaign for parity democracy and active European citizenship: no modern European democracy without gender equality! van het Mediterranean Institute of Gender Studies.

(49)

     Bijvoorbeeld de European campaign for parity democracy and active European citizenship: "no modern European democracy without gender equality!" van het Mediterranean Institute of Gender Studies.

(50)

     Social media and the elections — did it have an impact? Marek Zaremba-Pike, 2014:    
http://europedecides.eu/2014/06/social-media-and-the-elections-did-it-have-an-impact .

(51)

     Ibid.

(52)

     Over de vorderingen op weg naar een echt EU-burgerschap 2011-2013, verslag krachtens artikel 25 VWEU (COM(2013) 270).

(53)

     De aandacht van de Commissie werd gevestigd op gevallen waarin de verkiezingsorganen het hadden nagelaten om het afzonderlijk registratieformulier te versturen of te verwerken, ook al werd het naar behoren ingevuld en ingediend.

(54)

     Britse Lagerhuis, Voter engagement in the UK, Vierde verslag van 2014-15:    
http://www.publications.parliament.uk/pa/cm201415/cmselect/cmpolcon/232/232.pdf.

(55)

     In één geval (Tsjechië) heeft de Commissie een met redenen omkleed advies uitgebracht. In alle andere gevallen hebben de betrokken lidstaten de Commissie in kennis gesteld van omzettingsmaatregelen na de ontvangst van de formele kennisgeving.

(56)

     België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Litouwen, Nederland, Oostenrijk en Slovenië.

(57)

     Bulgarije en Finland.

(58)

     Duitsland, Griekenland en Malta.

(59)

     Litouwen, Slowakije en Spanje.

(60)

     Letland, Polen en Tsjechië.

(61)

     De aan Besluit 76/787/EGKS, EEG, Euratom van 20 september 1976 gehechte 'Akte van 1976' betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, die laatstelijk werd gewijzigd bij Besluit 2002/772/EG, Euratom van de Raad (PB L 283 van 21.10.2002, blz. 1).

(62)

     Artikel 1, lid 3, van de 'Akte van 1976'.

(63)

     Artikel 10, lid 2 van de 'Akte van 1976'.

(64)

Artikel 9 van de 'Akte van 1976'; artikel 4 van Richtlijn 93/109/EG.

(65)

     Onder andere Oostenrijk, Cyprus, Slovenië en Portugal.

(66)

Artikel 9 van de 'Akte van 1976'.