52015DC0082

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Bereiken van het streefcijfer van 10 % voor de interconnectie van elektriciteit Het Europese elektriciteitsnet voorbereiden voor 2020 /* COM/2015/082 final */


Interconnecties als essentiële onderdelen van de energie-unie

De Europese Unie heeft de laatste tientallen jaren veel inspanningen geleverd om de meest geïntegreerde, concurrerende en duurzame gemeenschappelijke energiemarkt van de wereld tot stand te brengen.

De integratie van de energiemarkten van de EU heeft tastbare resultaten opgeleverd: de groothandelsprijzen voor elektriciteit zijn met een derde gedaald[1], de consumenten hebben meer keuzemogelijkheden omdat energieleveranciers met elkaar concurreren en daardoor lagere prijzen en betere diensten aanbieden, en de concurrentie in de sector is feller geworden als gevolg van het rechtskader.

Er moeten echter nog veel inspanningen worden geleverd. De afhankelijkheid van invoer, verouderde infrastructuur, te weinig investeringen, een retailmarkt die niet optimaal werkt, burgers en bedrijven die hoge eindprijzen voor energie betalen met schadelijke gevolgen voor het bedrijfsleven, de noodzaak om over te stappen op een koolstofarme economie teneinde de klimaatverandering te bestrijden, onze vooraanstaande positie op technologisch vlak die onder druk staat: uit al deze factoren kunnen wij alleen maar concluderen dat de EU de versnippering van de nationale energiemarkten moet aanpakken. De Europese Unie moet de manier veranderen waarop energie wordt geproduceerd, getransporteerd en verbruikt. Het energiebeleid van Europa moet de juiste weg inslaan: die van een energie-unie.

Om die redenen heeft de Europese Commissie een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering goedgekeurd. Deze mededeling over het bereiken van de doelstelling van 10 % electriciteitsinterconnectie is een concrete stap in die richting.

Een geïnterconnecteerd Europees energienet is van essentieel belang voor de energiezekerheid van Europa, voor meer concurrentie en dus concurrerende prijzen op de interne markt, en om de door de Europese Unie vastgelegde doelstellingen op het gebied van een koolstofarme economie en het klimaatbeleid beter te bereiken. Een geïnterconnecteerd net draag bij tot de verwezenlijking van het uiteindelijke doel van de energie-unie, namelijk het waarborgen van betaalbare, betrouwbare en duurzame energie alsmede groei en banen in de hele EU.

Het ontbreekt aan interconnectieverbindingen tussen verschillende landen. Om die interconnecties te kunnen bouwen, moeten de inspanningen op alle niveaus dringend worden gemobiliseerd, zodat het gemeenschappelijke doel van een volledig werkende en geconnecteerde interne energiemarkt kan worden bereikt.

Energie-infrastructuur staat al enige tijd hoog op de Europese energie-agenda. De Europese Raad heeft in oktober 2014 opgeroepen tot "een snelle uitvoering van alle maatregelen ter verwezenlijking van de doelstelling dat van elke lidstaat ten minste 10 % van de geïnstalleerde productiecapaciteit voor elektriciteit geïnterconnecteerd is." De onderhavige mededeling[2] komt tegemoet aan die oproep en biedt een strategie om de volledige integratie van de interne elektriciteitsmarkt te waarborgen door middel van passende interconnectieniveaus. Deze strategie zal tevens als integrerend deel van de energie-unie dienen.

De voordelen van een geïnterconnecteerd energiesysteem

De interconnectie van geïsoleerde elektriciteitssystemen en het bouwen van een daadwerkelijk Europees elektriciteitssysteem zal een aantal belangrijke voordelen voor de Europese Unie en de lidstaten opleveren.

Elektriciteitsinterconnecties zullen de voorzieningszekerheid in Europa verbeteren. Zij zullen de betrouwbaarheid van het elektriciteitssysteem verbeteren, waardoor de kwaliteit van dienstverlening wordt verhoogd alsmede stroomuitval en productiviteitsverlies in de commerciële en industriële sector worden teruggedrongen. Ambitieuze niveaus van elektriciteitsinterconnectie zullen ertoe bijdragen dat Europa minder afhankelijk wordt: door de optimalisering van het systeem zal minder brandstof worden ingevoerd en zal Europa over meer mogelijkheden beschikken op het vlak van investeringen, groei en banen. Dankzij interconnecties kunnen transmissiesysteembeheerders (TSB's) elkaar onmiddellijk helpen en ontstaat er nauwere samenwerking en meer solidariteit.

Door een geïnterconnecteerd net ontstaat er meer concurrentie en wordt de efficiëntie verhoogd, waardoor betaalbare prijzen op de interne markt mogelijk zijn. Bovendien worden de beschikbare hulpbronnen beter en kosteneffectiever gebruikt. Interconnecties brengen met zich mee dat de integratie van de Europese markt wordt versterkt, de omvang van markt wordt vergroot, de concurrentie scherper wordt en de marktwerking wordt verbeterd. Uit het onderstaande diagram blijkt dat de grensoverschrijdende handel sinds het einde van de jaren negentig, het moment waarop de openstelling van de markt van start ging, aanzienlijk is toegenomen.

Ontwikkeling van de totale grensoverschrijdende handel tussen bij ENTSB-E aangesloten TSB's vanaf 1975

ENTSB-E                               Externe handel

Als de marktintegratie door middel van interconnecties wordt verbeterd, betekent dat minder behoefte aan investeringen in piekcapaciteit en in opslag, aangezien de centrales waarover elk land beschikt niet op hetzelfde moment nodig zouden zijn. Dit zou in de lidstaten substantiële economische en politieke voordelen opleveren: er zouden minder kapitaalinvesteringen nodig zijn en het milieu-effect zou worden teruggedrongen als gevolg van het feit dat er minder centrales hoeven te worden gebouwd. Doordat de uitwisseling van systeembalanceringsdiensten toeneemt, worden bovendien de operationele kortetermijnkosten van het systeem lager. Lagere opwekkingskosten en/of minder investeringen in opwekkingscapaciteit alsmede lagere brandstofkosten als gevolg van de interconnectie van elektriciteitsnetten leiden tot meer concurrerende elektriciteitsprijzen voor bedrijven en huishoudens. Door een adequaat geïnterconncecteerd Europees energienetwerk kunnen de Europese burgers de marktvoordelen beter benutten: de consumenten zouden tot 2030 jaarlijks 12 tot 40 miljard EUR kunnen besparen[3].

Een goed geïnterconnecteerd net is cruciaal voor de duurzame ontwikkeling en het koolstofarm maken van de energiemix, aangezien het net hierdoor op een meer betrouwbare en kostenefficiënte manier in staat is meer variabele hernieuwbare energie op te nemen. Door energie uit hernieuwbare bronnen te gebruiken voor een groter deel van de opwekkingsmix, wordt de uitstoot van CO2 verminderd, hetgeen bijdraagt tot het verwezenlijken van de klimaatdoelstellingen van de EU. Bovendien wordt de voorzieningszekerheid verhoogd. Als de EU de ambitie wil verwezenlijken om wereldwijd toonaangevend te zijn op het gebied van hernieuwbare energie, is een hogere mate van interconnectie essentieel. Daarbij is niet alleen een verantwoordelijk beleid wat betreft klimaatverandering van belang, maar moet ook het industriële beleid worden aangepakt. In 2012 werkten ongeveer 1,2 miljoen mensen bij Europese bedrijven in de sector hernieuwbare energie en aanverwante technologie. Deze bedrijven hebben zich ontwikkeld tot belangrijke industriële spelers die op lokaal en regionaal niveau zorgen voor stabiele werkgelegenheid en duurzame groei.

Een grotere mate van interconnectie zal kortom bijdragen tot een efficiëntere marktwerking en daardoor op de lange termijn tot lagere elektriciteitsprijzen en een hogere mate van zekerheid, betrouwbaarheid en kwaliteit op het vlak van de elektriciteitsvoorziening, hetgeen essentieel is voor maatschappelijke en economische activiteiten, alsmede tot een betere bescherming van het milieu.  Dankzij deze ontwikkelingen kunnen wij verder het verbruik van ingevoerde brandstoffen en daardoor onze energieafhankelijkheid terugdringen en nieuwe investeringen in Europa bevorderen als gevolg van de meer concurrerende elektriciteitsprijzen en het verbeterde concurrentievermogen van de Europese industrie. Door het uitbreiden van interconnecties hoeven minder elektriciteitscentrales te worden gebouwd en wordt minder CO2 uitgestoten, zodat het milieu-effect geringer wordt, en worden de mogelijkheden voor de integratie van hernieuwbare energie uitgebreid. Hierdoor kan het groeipotentieel van de sector hernieuwbare energie in Europa beter worden benut en kan de Europese industrie een wereldwijd vooraanstaande rol op het gebied van hernieuwbare energie spelen. In deze sector kan in Europa dan meer werkgelegenheid worden gecreëerd.

Om deze redenen moet de interconnectie van de elektriciteitsmarkten de komende jaren op alle niveaus van de Europese Unie een politieke prioriteit worden.

Grondige modernisering van het EU-beleid betreffende de energie-infrastructuur

De lidstaten zijn zich bewust van de voordelen van energie-interconnecties en hebben daarom hun interconnectiecapaciteit de laatste tientallen jaren vergroot. Twaalf lidstaten, die zich voornamelijk in de periferie van de EU bevinden, hebben het streefcijfer van 10 % elektriciteitsinterconnectie nog niet bereikt en zijn derhalve geïsoleerd van de interne elektriciteitsmarkt.

Interconnectieniveaus voor elektriciteit in 2014

Lidstaat || ||

Lidstaten met meer dan 10 % interconnectie

AT || || 29%

BE || || 17%

BG || || 11%

CZ || || 17%

DE || || 10%

DK || || 44%

FI || || 30%

FR || || 10%

GR || || 11%

HR || || 69%

HU || || 29%

LU || || 245%

NL || || 17%

SI || || 65%

SE || || 26%

SK || || 61%

Lidstaten met minder dan 10 % interconnectie

IE || || 9%

IT || || 7%

RO || || 7%

PT || || 7%

EE[4] || || 4%

LT4 || || 4%

LV4 || || 4%

UK || || 6%

ES || || 3%

PL || || 2%

CY || || 0%

MT || || 0 %

|| Bron: ENTSB-E, Scenario Outlook and Adequacy Forecast 2014. ||

In het kader daarvan heeft de Europese Unie geleidelijk passende beleidsmaatregelen ontwikkeld waarmee de noodzakelijke investeringen in de netinfrastructuur mogelijk worden gemaakt, waarbij investeringen in interconnecties het belangrijkst zijn.

Naar aanleiding van de economische crisis heeft de Europese Commissie een Europees energieprogramma voor herstel (EEPR) voorgesteld dat onder meer de vaststelling van interconnectieprojecten in de hele EU en de mobilisering van financiële middelen van de EU omvat. Met behulp van dit programma zijn diverse interconnectieprojecten tussen lidstaten verwezenlijkt die aanvankelijk door een gebrek aan passende middelen niet konden worden uitgevoerd. In het kader van het EEPR is ongeveer 650 miljoen EUR aan elektriciteitsinterconnecties besteed (bijlage 1).

Interconnecties die steun uit het EEPR hebben ontvangen

Met de in 2013 vastgestelde TEN-E-verordening[5] en de Connecting Europe Facility (CEF)[6] zijn stabiele Europese instrumenten gecreëerd om voor twaalf prioritaire corridors en gebieden projecten vast te stellen die Europa nodig heeft, en om te waarborgen dat die projecten tijdig worden uitgevoerd. De combinatie van deze instrumenten en onder meer de invoering van projecten van gemeenschappelijk belang (PGB's), de verbetering van de regelgevingsvoorwaarden en de snellere verlening van vergunningen betekenen een grote stap in de juiste richting.

De Europese Raad heeft benadrukt dat de doelstelling voor de interconnectie voornamelijk door middel van de uitvoering van PGB's zou moeten worden bereikt. De eerste EU-lijst met PGB'S is in 2013 vastgesteld. De lijst bevat 248 projecten, waarvan 137 op het gebied van elektriciteit, met inbegrip van 52 elektriciteitsinterconnecties en een project met anticiperende investeringen waarmee toekomstige interconnecties mogelijk worden. Daarvan hebben 37 projecten betrekking op lidstaten die momenteel een interconnectieniveau van minder dan 10 % hebben.

Eerste PGB-lijst m.b.t. elektriciteitsinterconnectoren in lidstaten <10%

De PGB-lijst is een flexibele lijst die om de twee jaar wordt bijgewerkt. Momenteel wordt de tweede lijst opgesteld met inachtneming van het bij de TEN-E-verordening vastgestelde regionale kader. De goedkeuring van de lijst door de Commissie is voorzien voor de herfst van 2015. Speciale prioriteit zal worden toegekend aan projecten waarmee de huidige interconnectiecapaciteit aanzienlijk zal worden verhoogd, met name tot ruim boven het huidige streefcijfer van 10 %, in het bijzonder indien dit streefcijfer uiterst moeilijk te bereiken is.

De PGB's worden gezamenlijk ontworpen en uitgevoerd door de transmissiesysteembeheerders en particuliere uitvoerders. De huidige projecten bevinden zich in verschillende ontwikkelingsstadia. Enkele projecten worden momenteel gebouwd, maar veel projecten bevinden zich nog in de eerste voorbereidingsfasen. Volgens de planning zal ongeveer 75 % van alle PGB's van de eerste EU-lijst uiterlijk in 2020 zijn voltooid.

Hieronder staan een paar voorbeelden van EEPR-projecten en PGB's die, zodra zij zijn voltooid, de lidstaten zouden helpen het streefcijfer van 10 % al binnen de komende maanden dan wel op middellange termijn te halen:

· Het project dat Baixas in Frankrijk verbindt met Santa-Llogaia in Spanje heeft steun uit het EEPR ontvangen. Zodra het project in februari 2015 officieel is geopend, zal de elektriciteitsinterconnectiecapaciteit tussen Frankrijk en het Iberisch schiereiland worden verdubbeld. Het PGB tussen Aquitaine in Frankrijk en het Baskenland in Spanje wordt momenteel onderworpen aan nauwkeurige, door de Europese Commissie gefinancierde studies. Met dit project zou de interconnectiecapaciteit nogmaals worden verdubbeld.  Om het project in 2020 te kunnen voltooien, zullen alle nodige inspanningen worden geleverd. Hierdoor zou het interconnectieniveau dichter bij het streefcijfer van 10 % komen.

· De nieuwe interconnectie tussen Portugal (Vila Fria – Vila do Conde – Recarei) en Spanje (Beariz – Fontefría) maakt deel uit van de eerste PGB-lijst. Hiermee zal de huidige interconnectiecapaciteit tussen Portugal en Spanje, die momenteel 7 % bedraagt, worden verhoogd. Portugal zou hierdoor het streefcijfer van 10 % overschrijden.

· Estland, Letland en Litouwen zijn onderling goed met elkaar verbonden, maar de interconnectie met de EU-elektriciteitsmarkt bedroeg in 2011 slechts 4 % voor deze drie lidstaten. De situatie verbetert echter snel. Dankzij het EEPR-project Estlink2 hebben de Baltische staten in 2015 via Finland 10 % interconnectiviteit met de EU-elektriciteitsmarkt bereikt. De interconnectie tussen Zweden (Nybro) en Litouwen (Klaipeda) vindt plaats door middel van het in het kader van het EEPR gefinancierde project Nordbalt1 en zou de integratie van de toekomstige elektriciteitsmarkt tussen de Baltische lidstaten en Nord Pool Spot vanaf medio 2016 verbeteren.

· Met de voltooiing van de bouw van de PGB-interconnectie LitPol Link tussen Litouwen en Polen zou het interconnectieniveau van Polen tegen eind 2015 moeten zijn verdubbeld en 4 % moeten bedragen. Bovendien wordt hierdoor de synchrone interconnectie van de Baltische netwerken met de continentale Europese netwerken bevorderd. Dankzij een ander vastgesteld PGB dat bestaat uit de interconnectie tussen Vierraden in Duitsland en Krajnik in Polen zou de interconnectiviteit van Polen in 2020 meer dan 10 % kunnen bedragen.

· Dankzij PGB's in het Verenigd Koninkrijk die interne lijnen omvatten en zorgen voor interconnecties met België, Frankrijk, Ierland en Noorwegen zou het Verenigd Koninkrijk het streefcijfer van 10 % halen en zou de congestie op de interconnecties van het Verenigd Koninkrijk worden teruggedrongen.

· Zodra een aantal PGB's op elektriciteitsgebied in Italië, met name interconnectoren tussen Italië en Frankrijk, Zwitserland en Oostenrijk en de nodige interne verbeteringen, in 2020 is voltooid, zou de elektriciteitsinterconnectiecapaciteit tussen Italië en de buurlanden stijgen tot 12 %. Daardoor zou de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening in Italië worden verhoogd en het risico op congestie aanzienlijk worden teruggedrongen.

· Ook Ierland zou zijn interconnectiecapaciteit aanzienlijk verhogen dankzij een aantal PGB's die op de eerste lijst staan.  Het interconnectieniveau van Ierland bedroeg in 2011 3 % en was in 2013 gestegen tot 7 % dankzij een uit het EEPR gefinancierd project dat Ierland met het Verenigd Koninkrijk verbindt. De interconnectiviteit van Ierland zou in 2020 zelfs meer dan 15 % bedragen indien de geplande PGB's zouden worden gebouwd die Ierland verder met het Verenigd Koninkrijk (Groot-Brittannië en Noord-Ierland) en eventueel met Frankrijk verbinden.

· Het interconnectieniveau van Roemenië zou door middel van de uitvoering van de interconnectie met Servië kunnen stijgen van momenteel 7 % naar meer dan 9 % in 2017 en daardoor dichter bij het streefcijfer kunnen komen.

· Cyprus is een "energie-eiland" dat in hoge mate afhankelijk is van olie en wordt geconfronteerd met hoge elektriciteitsprijzen. De toekomstige interconnectie die op de eerste PGB-lijst van de EU staat, wordt aangeduid als de "Euroasia-interconnector". Momenteel wordt onderzocht of een haalbaarheidsstudie zal worden uitgevoerd. Het project heeft een capaciteit van 2 000 MW en zou ervoor zorgen dat het interconnectieniveau van Cyprus bij de voltooiing in 2023 zou stijgen tot meer dan 100 %.

· Dankzij steun uit het EEPR zal het interconnectieniveau van Malta stijgen van momenteel 0 % naar ongeveer 35 % dankzij de inbedrijfstelling van de hoogspanningsinterconnectie met Italië (Sicilië) in 2015.

Uitvoering van de PGB's zal Europa veel dichter bij het streefcijfer van 10 % elektriciteitsinterconnectie tussen de lidstaten in 2020 brengen indien de geplande projecten worden voltooid[7] (zie onderstaande kaart). De inspanningen moeten worden geïntensiveerd, de aanpak moet beter worden gecoördineerd en alle beschikbare instrumenten moeten worden gebruikt voor de lidstaten die het streefcijfer van 10 % in 2020 niet dreigen te halen, met name Spanje en Cyprus.

Interconnectieniveaus in 2020 nadat de huidige PGB's zijn voltooid

                                                                                                                                                                               

                                                                                                                                                                                       

Het Europese regelgevingskader dient volledig te worden uitgevoerd en toegepast 

Een degelijk regelgevingskader is een voorwaarde om ervoor te zorgen dat de nodige investeringen in infrastructuur worden gedaan. Sinds 2013 hanteert de Europese Unie een alomvattende aanpak ten aanzien van de planning en uitvoering van infrastructuur. Met de verordening betreffende de trans-Europese energienetwerken (TEN-E) wordt voor het eerst de specifieke kwestie aangepakt van grensoverschrijdende projecten of projecten die van invloed zijn op grensoverschrijdende stromen.

Met de TEN-E-verordening wordt erkend dat voor dergelijke projecten een specifieke behandeling vanuit de regelgeving nodig is. Er wordt gesteld dat uit de kosten-batenanalyse duidelijke supranationale voordelen blijken. De verordening biedt de mogelijkheid kosten over de grenzen heen toe te wijzen op basis van de baten die in de betrokken lidstaten worden gegenereerd. Op basis van de TEN-E-verordening zijn de nationale regelgevende instanties daarnaast verplicht te zorgen voor stimulansen op regelgevingsgebied die evenredig zijn met het risiconiveau van dergelijke projecten. Dat houdt in dat bij de voor het gebruik van de infrastructuur vastgestelde tarieven bijvoorbeeld rekening wordt gehouden met de passende tijd waarin de investeringen worden terugverdiend, uitgaand van passende afschrijvingstijden, de noodzaak van anticiperende investeringen enz.

Het overgrote deel van de projecten wordt uitgevoerd door de transmissiesysteembeheerders, waarbij de regelgevende instanties de tarieven goedkeuren of vaststellen. Er bestaan ook projecten, waaronder een aantal PGB's, die door particuliere partijen worden uitgevoerd en die als commerciële lijnen worden aangeduid. Normaal gesproken worden de kosten in dergelijke gevallen terugverdiend via de prijsverschillen tussen de twee uiteinden van een lijn. Voor dergelijke projecten gelden daarom risico's van een geheel andere aard. Hoewel de bepalingen van de TEN-E-verordening inzake het verlenen van vergunningen van toepassing zijn, zijn daarom voor dergelijke lijnen vaak uitzonderingen op delen van het regelgevingskader toegestaan, bijvoorbeeld met betrekking tot toegang door derde partijen en het gebruik van congestietarieven. 

Met de TEN-E-verordening wordt voor het eerst ook het probleem van trage vergunningverleningsprocedures en publieke aanvaarding aangepakt. Dit is een van de voornaamste belemmeringen voor de ontwikkeling van infrastructuur, met name bij bovengrondse elektriciteitslijnen. Met de verordening is voor het verlenen van vergunningen een bindende algehele tijdslimiet van 3,5 jaar ingevoerd, waardoor het huidige gemiddelde van 10-13 jaar aanzienlijk zou worden teruggebracht. De bevoegdheden ten aanzien van het verlenen van vergunningen moeten bij één bevoegde autoriteit ("one-stop-shop") worden geconcentreerd. De Commissie ziet nauwkeurig toe op de invoering hiervan om ervoor te zorgen dat deze shops in de lente van 2015 in alle lidstaten uiteindelijk operationeel zijn[8]. Daarnaast worden er nieuwe regels inzake de verbetering van het raadplegingsproces en de transparantie ingevoerd, waardoor de burgers nauwer bij het planningsproces worden betrokken. Het doel is om het proces efficiënter te maken en tegelijkertijd de strenge EU-normen op het gebied van milieubescherming te handhaven[9].

Het is van doorslaggevend belang dat de lidstaten de bepalingen van de TEN-E-verordening uitvoeren en volledig toepassen, zodat vertragingen bij de uitvoering van de nodige projecten worden vermeden. De Commissie zal zorgen voor volledige tenuitvoerlegging en strenge handhaving.

Alle beschikbare financieringsinstrumenten, de CEF, de ESIF en het EFSI volledig benutten

De Commissie gaat ervan uit dat tot 2020 een bedrag van 200 miljard EUR nodig is om de nodige infrastructuur te bouwen die alle EU-lidstaten op adequate wijze van interconnecties voorziet, waardoor de voorzieningszekerheid wordt gewaarborgd en de duurzaamheid wordt versterkt. Voor elektriciteitsprojecten is een bedrag van ongeveer 105 miljard EUR nodig, waarvan ongeveer 35 miljard EUR voor interconnecties die over een PGB-status beschikken en die noodzakelijk zijn om het streefcijfer van 10 % in de hele EU te halen.

In de meerjarige EU-begroting voor de periode 2014-2020 is terdege rekening gehouden met het belang van een geïnterconnecteerd net. In de Connecting Europe Facility (CEF), die betrekking heeft op de sectoren vervoer, energie, en telecommunicatie, is een bedrag van 5,35 miljard EUR van het totaal van ongeveer 30 miljard EUR uitgetrokken voor de sector energie[10]. De financiering uit de CEF dekt slechts 3 % van de investeringen die tot 2020 nodig zijn, maar kan als hefboom dienen om andere fondsen vrij te maken, bijvoorbeeld door middel van financieringsinstrumenten, zoals de projectobligaties die in de proeffase in 2012-2013 zijn getest. Een belangrijk deel van de CEF zal daarom worden uitgevoerd door middel van dergelijke instrumenten.

Om ervoor te zorgen dat de CEF-subsidies het beoogde resultaat behalen, moeten deze worden gericht op een klein aantal cruciale projecten en worden gecombineerd met maatregelen die de regelgevende instanties nemen om projecten te financieren via tarieven of andere financieringsbronnen. Onder bepaalde omstandigheden kunnen de lidstaten ook gebruikmaken van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF). Volgens voorlopige ramingen wordt ongeveer 2 miljard EUR uit het Europese Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) uitgetrokken voor grote infrastructuurvoorzieningen op elektriciteits- en gasgebied. Tsjechië (indicatief bedrag van 200 miljoen EUR) en Litouwen (indicatief bedrag van 69,5 miljoen EUR) zijn van plan van deze optie gebruik te maken en financiering uit het EFRO toe te passen voor slimme hoogspanningsnetten.

Op 13 januari 2015 heeft de Commissie de oprichting van een Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) voorgesteld om de toegang van EU-investeringsprojecten tot langetermijnfinanciering aanzienlijk te verbeteren. Dit instrument kan worden ingezet voor geplande PGB's of andere interconnectieprojecten en op die manier de huidige steunstructuur voor PGB's en andere projecten versterken en aanvullen. Het EFSI, dat in nauwe samenwerking met de Europese Investeringsbank (EIB) zal worden opgericht, biedt nieuwe mogelijkheden voor commerciële financiering. Dit fonds vormt de hoeksteen van het pakket voor groei, banen en investeringen van de Commissie. Met het EFSI zal in de hele EU ten minste 315 miljard EUR aan particuliere en publieke investeringen worden vrijgemaakt, waarbij de EU-begroting een bijdrage van 16 miljard EUR en de EIB een bijdrage van 5 miljard EUR levert. Het multiplicatoreffect van het EFSI wordt derhalve geraamd op ten minste een factor 15.

Energie is een van de belangrijkste prioriteiten van het fonds. De in het kader van het fonds ontplooide investeringsactiviteiten komen overeen met het EU-beleid en dienen als ondersteuning voor algemene doelstellingen, waaronder de ontwikkeling van infrastructuur, onder meer op het gebied van energie en met name van energie-interconnecties.

Naast de Connecting Europe Facility wordt het EFSI naar verwachting een belangrijk instrument om PGB's en projectontwikkelaars te helpen bij de uitvoering van hun projecten. Er wordt een investeringsportaal opgericht dat is bedoeld om de transparantie van de Europese investeringsprojectenpijplijn te verhogen en informatie toegankelijk te maken voor potentiële investeerders. Het EFSI brengt projectuitvoerders en investeerders bij elkaar en zorgt voor meer steun met betrekking tot financiële risico's. Aangezien het overgrote merendeel van de infrastructuurprojecten over een degelijke businesscase beschikt, kan het EFSI samen met andere de investerings- en commerciële banken een doorslaggevende rol spelen bij het vrijmaken van de nodige investeringen. Wat betreft de toegang tot financiering uit het EFSI is het uitermate belangrijk dat projecten vlot en tijdig worden voorbereid. De bij het PGB-proces betrokken regionale groepen zullen daarbij een belangrijke rol spelen.

Voortbouwend op bestaande adviesdiensten van de EIB en de Commissie verstrekt een Europees investeringsadviescentrum (EIAC) ondersteunend advies voor de identificatie, voorbereiding en ontwikkeling van investeringsprojecten, en treedt het tevens op als technisch adviescentrum (ook met betrekking tot juridische kwesties) voor projectfinanciering binnen de EU. Dit omvat ondersteuning met betrekking tot het gebruik van technische bijstand voor het structureren van projecten, het gebruik van innovatieve financiële instrumenten en het gebruik van publiek-private partnerschappen. Het EIAC zal zich niet alleen op het EFSI richten, maar ook advies geven over het gebruik van andere financieringsmogelijkheden die al beschikbaar zijn voor infrastructuurprojecten, onder meer via de CEF en de Europese structuur- en investeringsfondsen.

De bijdrage van particuliere investeerders via het EFSI of andere marktgebaseerde instrumenten, zoals de Europese langetermijninvesteringsfondsen, moet evengoed worden benadrukt. Hiermee kan particuliere financiering worden toegepast voor langetermijninvesteringen, bijvoorbeeld in energie-infrastructuur.

Het TEN-E-beleid begint resultaten op te leveren, maar er moeten nog meer inspanningen worden geleverd. Om ervoor te zorgen dat er spoed wordt gezet achter het bereiken van de interconnectiedoelstelling, is de Commissie van plan de werkzaamheden van de op grond van de TEN-E-verordening opgerichte regionale groepen te intensiveren, zodat de vorderingen van elk PGB nauwgezet worden gecontroleerd en indien nodig corrigerende en doelgerichte maatregelen worden voorgesteld, met name in de lidstaten die het verst van het streefcijfer van 10 % zijn verwijderd. De Commissie zal verder doelgerichte maatregelen nemen om de steun voor cruciale projecten te versterken. De Commissie zal elk project afzonderlijk beoordelen om na te gaan wat de knelpunten en risico's zijn die ertoe kunnen leiden dat de bouw vertraging oploopt, en indien nodig maatregelen nemen, zoals:

– de projectontwikkelaars van infrastructuurprojecten om de tafel brengen en helpen om problemen op het vlak van techniek, planning, ontwerp en uitvoering op te lossen, alsmede het contact met de Europese Investeringsbank en andere banken faciliteren;

– toegang tot technische bijstand bieden om projecten optimaal vorm te geven en rendabel te maken;

– samenwerken met ACER en de nationale regelgevende instanties om tot de beste stimulansen te komen;

– voor naleving van de TEN-E-verordening zorgen en de passende procedures opstarten indien bepalingen daarvan nog niet ten uitvoer zijn gelegd, bijvoorbeeld wat betreft het verlenen van vergunningen;

– bevorderen dat de lidstaten overeenstemming bereiken over politieke kwesties.

Regionale samenwerking moet worden versterkt

De cruciale PGB's en met name de interconnectoren zijn voor het merendeel grootschalige projecten die door hun aard ingewikkeld zijn en snel vertragingen kunnen oplopen. Volgens projectuitvoerders zijn de procedures inzake vergunningsverlening en publieke aanvaarding de belangrijkste risicofactoren ten aanzien van een vlotte uitvoering. Om mogelijk te maken dat projecten sneller worden uitgevoerd, moeten daarom alle betrokken partijen gezamenlijk te werk gaan, met inbegrip van de lidstaten, de transmissiesysteembeheerders, de uitvoerders, de regelgevende instanties en de instanties die voor ruimtelijke ordening verantwoordelijk zijn.

Bij alle PGB's is een aanpak nodig die verder gaat dan het niveau van het individuele project. Voor de uitvoering is nauwe regionale samenwerking, zoals tot stand gebracht in de regionale groepen in het kader van TEN-E, van cruciaal belang.

De vier regionale groepen op het gebied van elektriciteit ("Northern Seas Offshore Grid", "Baltic Energy Market Interconnection Plan (BEMIP)", "North-South interconnections in West-Europe" en "North-South interconnections in Central Eastern and South Eastern Europe") stellen als voorbereiding op de EU-brede lijst een regionale lijst met PGB's op. Zij zien toe op de uitvoering van de PGB's in hun regio, brengen verslag uit over eventuele moeilijkheden en kunnen corrigerende maatregelen voorstellen.

De opzet van de regionale groepen kan op bepaalde gebieden echter tekortschieten. Met name dient de regionale samenwerking verder te worden versterkt en op een hoger niveau te worden gebracht om tegemoet te komen aan bredere beleidsprioriteiten die verder gaan dan projectspecifieke kwesties op het gebied van planning en uitvoering. De desbetreffende kwesties houden onder meer verband met de noodzaak om tot innovatieve technologische oplossingen te komen, de planning van het net beter af te stemmen op de planning van de opwekking, risico's met betrekking tot de voorzieningszekerheid met spoed aan te pakken door middel van gesynchroniseerde maatregelen op regelgevings- en infrastructuurgebied en meer inspanningen te leveren om in ecologisch kwetsbare regio's tot duurzame en aanvaardbare oplossingen te komen.

De Commissie is van mening dat de werkzaamheden van de regionale groepen in het kader van TEN-E op de volgende gebieden moeten worden versterkt:

- In het Baltische gebied levert de huidige versterkte regionale samenwerking in het kader van BEMIP resultaten op: wat betreft elektriciteit en gas zal de regio in 2020 goed van interconnecties zijn voorzien. De Commissie analyseert de BEMIP-structuren momenteel in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaten teneinde de maatregelen te stroomlijnen en te bundelen die betrekking hebben op de resterende uitdagingen, waaronder met name de synchrone koppeling van de Baltische staten met het continentale Europese netwerk, de integratie van hernieuwbare energiebronnen en maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie. Deze analyse zou uiteindelijk moeten leiden tot de ondertekening van een nieuw memorandum van overeenstemming tijdens het Letse voorzitterschap van de EU.

- Een andere regio die specifiek is vermeld in de conclusies van de Europese Raad van oktober 2014 is het Iberisch schiereiland. De samenwerking op het gebied van interconnectiviteit in deze regio heeft onlangs een impuls gekregen doordat de transmissiesysteembeheerders van Spanje, Frankrijk en Portugal in januari 2015 een gemeenschappelijk strategiedocument betreffende de interconnectie-ontwikkeling hebben ondertekend. Het gemeenschappelijke strategiedocument omvat gemeenschappelijke doelstellingen en een aantal opties voor projecten. De Commissie heeft dit samenwerkingsverband actief bevorderd en werkt momenteel aan de oprichting van een nieuwe groep op hoog niveau teneinde de samenwerking concreet vorm te geven. Ter ondersteuning van deze werkzaamheden heeft de Commissie opdracht gegeven tot een studie over de kosten, baten en technische mogelijkheden wat betreft verdere interconnectie van het Iberisch schiereiland met de rest van de EU. In maart 2015 zal een topontmoeting plaatsvinden tussen de staatshoofden en regeringsleiders van de drie landen. De Commissie is ervan overtuigd dat deze topontmoeting een nieuwe impuls aan het proces zal geven. Zij zal elk nieuw engagement dienovereenkomstig begeleiden. 

- De interconnecties tussen de landen rondom de noordelijke zeeën zijn momenteel onvoldoende om optimaal gebruik te kunnen maken van de bestaande en geplande onshore- en offshore-opwekkingscapaciteit. De noordelijke zeeën bieden een unieke mogelijkheid om te voorzien in een aanzienlijke hoeveelheid koolstofarme energie van eigen bodem die in de nabijheid van één van de meest energie-intensieve regio's van Europa kan worden geproduceerd. Het potentieel wat betreft elektriciteitsopwekking van dit gebied kan tegen 2030 4 tot 12 % van het elektriciteitsverbruik van de EU bedragen. De doelstelling in deze regio is de interconnectie te verbeteren teneinde de marktintegratie en handelsstromen te bevorderen, en de integratie van grote hoeveelheden hernieuwbare offshore-energie, met name windenergie. Het gebied beschikt ook over goede mogelijkheden voor de ontwikkeling van innovatieve technologieën, zoals het afvangen en opslaan van kooldioxide, energieopslag en omzetting van elektriciteit in gas. De Commissie biedt hieraan actieve steun en zal de werkzaamheden van deze regionale groep en de ontwikkeling van een actieplan blijven bevorderen.

- De Commissie heeft maatregelen genomen ter versterking van de samenwerking betreffende prioriteiten op het gebied van de infrastructuurontwikkeling in Midden- en Zuidoost-Europa. De interconnecties van de elektriciteitsmarkt moeten in deze regio worden verbeterd en gemoderniseerd, mede om ervoor te zorgen dat het belangrijke potentieel betreffende hernieuwbare energie kan worden benut. Het belang hiervan is nog toegenomen, aangezien de regio zich wat betreft gas in een moeilijke situatie bevindt sinds South Stream is weggevallen. Daarom is in januari 2015 een groep op hoog niveau opgericht die op 9 februari in Sofia voor het eerst is bijeengekomen.

De Commissie zal nauw met de betrokken lidstaten samenwerken wat betreft al deze vormen van versterkte regionale samenwerking om te komen tot een regiospecifieke strategie die is gericht op de meest urgente kwesties en te nemen maatregelen. De vier regio's zullen een actieplan opstellen dat concrete mijlpalen ten aanzien van de tenuitvoerlegging omvat, met inbegrip van concrete voorstellen inzake interconnectie die zijn gericht op het bereiken van het streefcijfer van 10 % op EU-niveau. In het specifieke geval dat 10 % moeilijk te bereiken is, is de Commissie zich bewust van de diverse voorstellen die zijn gedaan (bijvoorbeeld een nieuwe fase in de LitPol Link voor de Baltische staten en de interconnecties Navarra-Bordeaux, Sabiñanigo-Marsillon en Monzón-Cazaril voor het Iberisch schiereiland en Frankrijk). In deze gevallen zal de Commissie bijstand verlenen en advies geven aan de betrokken partijen om ervoor te zorgen dat nieuwe projecten in de desbetreffende actieplannen worden opgenomen.

De Commissie zal nauwgezet toezien op de tenuitvoerlegging van de actieplannen. Voor zover mogelijk zal de Commissie bevorderen dat de werkmethoden van de verschillende regionale groepen op elkaar worden afgestemd.

De Commissie zal verder nauw samenwerken met het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSB-E) om ervoor te zorgen dat de werkingssfeer van het tienjarenplan voor netwerkontwikkeling (TYNDP), het enige instrument voor de selectie van PGB's, wordt uitgebreid en dat duidelijk wordt bepaald welke projecten bijdragen tot het streefcijfer van 10 %. Tegelijkertijd zullen concrete maatregelen worden voorgesteld, waaronder de mogelijkheid tot aanvulling van het TYNDP.

De Commissie zal jaarlijks verslag uitbrengen aan de Europese Raad over de uitvoering van de PGB's en over de geboekte vooruitgang in de richting van het streefcijfer van 10 %. Dit is een belangrijk onderdeel van de uitgebreide jaarlijkse inventarisatie binnen het strategische kader voor de energie-unie. De Commissie zal ervoor zorgen dat de regionale groepen bij hun werkzaamheden kunnen profiteren van eventuele synergie-effecten met het EFSI, zodra dat is opgericht. Verder zal de Commissie sturing geven aan de gesprekken die binnen de regionale groepen worden gevoerd over andere belangrijke kwesties, zoals de modernisering van de netten.

Verder zal de Commissie eind 2015 het eerste energie-infrastructuurforum organiseren: daar zal worden gesproken over problemen die zich in alle regio's van Europa en, indien van toepassing, in naburige landen voordoen; ook zal worden gezocht naar oplossingen.

De blik gericht naar 2030

Op verzoek van de Europese Raad van maart 2014 heeft de Commissie in mei 2014 voorgesteld de huidige doelstelling van 10 % elektriciteitsinterconnectie uit te breiden tot 15 % in 2030, waarbij rekening wordt gehouden met het kostenaspect en het potentiële handelsverkeer in de betrokken regio's. De Europese Raad van oktober 2014 heeft de Commissie opdracht gegeven "regelmatig verslag aan de Europese Raad uit [te] brengen met het doel in 2030 het streefcijfer van 15% te halen". Dit streefcijfer zal voornamelijk worden gehaald via de uitvoering van PGB's.

De EU-beleidsdoelstellingen inzake energie en de energie- en klimaatdoelstellingen voor 2020 en 2030 zijn niet haalbaar zonder een volledig geïnterconnecteerd Europees elektriciteitsnet met meer grensoverschrijdende interconnecties, opslagmogelijkheden en slimme netten om de vraag te beheren en een betrouwbare energievoorziening te waarborgen binnen een systeem met een groter aandeel aan variabele hernieuwbare energie. In dat opzicht is tevens de geleidelijke bouw van pan-Europese elektriciteitssnelwegen van cruciaal belang. De Commissie heeft in januari 2014 aangekondigd toezicht te houden op de toepassing van slimme netten en het interconnectieniveau tussen de lidstaten, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de lidstaten die nog het verst zijn verwijderd van het overeengekomen streefcijfer van 10 % van de geïnstalleerde productiecapaciteit.

De voltooiing van de interne elektriciteitsmarkt, waardoor met name een einde wordt gemaakt aan de isolatie van elektriciteitseilanden, wordt gezorgd voor betrouwbare energievoorziening voor alle consumenten en een groter aandeel van de elektriciteit op basis van variabele hernieuwbare energiebronnen wordt opgewekt, vereisen een interconnectiecapaciteit van meer dan 10 %. Bovendien moeten de EU en de lidstaten er bij hun inspanningen steeds vanuit gaan dat alle lidstaten in 2030 ten minste 15 % moeten hebben gehaald. Vanwege de verschillen tussen de lidstaten als gevolg van hun geografische ligging en de structuur van hun energiemix en energievoorziening moet tegelijkertijd een benadering worden gehanteerd waarbij elk geval apart wordt bekeken, de knelpunten nauwkeurig moeten worden beoordeeld en rekening moet worden gehouden met de kosten. De regionale samenwerkingsstructuren vormen een zeer nuttig kader waarin de te volgen strategie kan worden besproken en overeenstemming kan worden bereikt. De Commissie zal deze vormen van versterkte regionale samenwerking eveneens gebruiken om het streefcijfer van 15 % te bereiken.

Conclusie

De Europese Unie moet haar elektriciteitsinterconnectieniveau in 2020 hebben opgevoerd tot 10 % om te komen tot een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering. Het is duidelijk dat Europa haar inspanningen moet verdubbelen om tegemoet te komen aan de beleidsuitdagingen op het gebied van energie en klimaat.

Het regelgevende en financiële kader dat onlangs is opgezet, begint vruchten af te werpen. Het is noodzakelijk dat de lidstaten en alle andere betrokkenen de doelstellingen met politieke vastberadenheid nastreven. Dat houdt in dat de werkzaamheden van de op grond van de TEN-E-verordening opgerichte regionale groepen moeten worden geïntensiveerd en de Commissie initiatieven zal blijven ontplooien om de regionale samenwerking te versterken.

De Europese Raad heeft besloten dat er een betrouwbaar en transparant governancesysteem zonder onnodige administratieve rompslomp zal worden ontwikkeld dat ertoe moet bijdragen dat de EU haar energiebeleidsdoelstellingen kan halen. Het stroomlijnen van de huidige vereisten betreffende verslaglegging maakt daarvan deel uit.

De Commissie zal een verslag uitbrengen dat is gebaseerd op de verslagen van de lidstaten. Dit verslag is een belangrijk onderdeel van de uitgebreide jaarlijkse inventarisatie binnen het strategische kader voor de energie-unie en zal een volledig overzicht geven van de stand van zaken van alle PGB's. Verder zal het verslag aanbevelingen omvatten voor het bespoedigen van projecten en het verhogen van de flexibiliteit van de PGB-lijst, mocht de termijn van 2020 voor het verwezenlijken van 10 % interconnectiecapaciteit niet worden gehaald. Zo nodig zal de Commissie verdere maatregelen voorstellen om ervoor te zorgen dat dit streefcijfer wordt gehaald.

Het positieve politieke engagement ten aanzien van de Oostzeeregio en het Iberisch schiereiland heeft aangetoond dat steun op het hoogste niveau essentieel is om bij dergelijke grote projecten vooruitgang te boeken.

[1] Voor de periode 2008-2012; zie COM(2014) 21/2.

[2] Overeenkomstig het mandaat van de Europese Raad is deze mededeling gericht op elektriciteit. Voor gas is geen interconnectiedoelstelling voorgesteld, aangezien de lidstaten om redenen van voorzieningszekerheid al verplicht zijn zich voor te bereiden op een situatie waarin hun grootste afzonderlijke gasinfrastructuurelement uitvalt (de zogeheten "N-1-regel"). Zie Verordening (EU) nr. 994/2010.

[3] Studie: Benefits of an integrated European energy market, juli 2013, Booz & Co.

[4] De drie Baltische staten (Estland, Letland en Litouwen) zijn nog niet gesynchroniseerd met het Europese net en dienen daarom als één entiteit te worden beschouwd. Deze landen zijn onderling wel volledig geïntegreerd. De waarde van 4 % voor de drie Baltische staten heeft betrekking op hun mate van interconnectie met de Europese elektriciteitsmarkt (dat wil zeggen via Finland). De weergegeven waarde geldt voor begin 2014 toen de Estlink2-interconnectie nog niet operationeel was. Door de voltooiing van dit project is het niveau van interconnectie van de Baltische staten aanmerkelijk gestegen tot ongeveer 10 %. 

[5] Verordening (EU) nr. 347/2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur, PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39.

[6] Verordening (EU) nr. 1316/2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129.

[7] Bijlage 2 omvat een overzicht van de projecten in de lidstaten met een interconnectiecapaciteit van minder dan 10 %.

[8] In de TEN-E-verordening was als termijn de herfst van 2013 bepaald.

[9] Daarnaast hebben de diensten van de Commissie richtsnoeren opgesteld om de procedures inzake milieueffectbeoordeling voor PGB's op het gebied van energie-infrastructuur te stroomlijnen.

[10] Bij deze cijfers is rekening gehouden met het recente Commissievoorstel tot oprichting van het Europese Fonds voor strategische investeringen (EFSI).

BIJLAGE 1

Uit het Europese energieprogramma voor herstel (EEPR) medegefinancierde projecten

Ø EstLink 2 is de tweede HVDC-interconnectie tussen Estland en Finland die ervoor zorgt dat de transmissiecapaciteit tussen de twee landen toeneemt tot 1000 MW.

Ø Nordbalt is een nieuwe interconnectie tussen Zweden en Litouwen met een transmissiecapaciteit van 700 MW.

Ø De interconnectie Oostenrijk-Hongarije (Wenen – Györ) heeft een capaciteit van 1 100 MVA en heeft de interoperabiliteit van de Oostenrijkse en Hongaarse elektriciteitsnetwerken verbeterd.

Ø De interconnectie Spanje-Frankrijk (Sta. Llogaia – Baixas) is een wezenlijk deel van een ondergrondse kabel met een capaciteit van 1 400-1 800 MW die in een eigen tunnel door de Pyreneeën is aangelegd.

Ø De interconnectie Malta-Italië (Pembroke – Marina di Ragusa) is een onderzeese HVAC-kabel met een nominaal vermogen van 250 MVA die ervoor zorgt dat het Maltese elektriciteitsnet niet meer geïsoleerd is van de rest van Europa.

Ø De interconnectie Verenigd Koninkrijk-Ierland (Deeside – Meath) is een HVDC-kabel met een capaciteit van 500 MW. Het project was de eerste elektriciteitsinterconnectie tussen Ierland en Groot-Brittannië.

Ø Het project dat bestaat uit vier bovengrondse lijnen tussen Tunes en Tavira (PT), Tunes en Estói (PT), Tavira (PT) en Alcoutim (PT) alsmede Ourique en Estói (PT) heeft bijgedragen tot de modernisering en uitbreiding van het Portugese elektriciteitsnet.

Ø De versterking van het elektriciteitsnetwerk tussen de regio Douro (PT) en de Spaanse grens bij Aldeadavila is voltooid in de herfst van 2011.

               

BIJLAGE 2

PGB's waardoor de capaciteit wordt verhoogd in de lidstaten met een interconnectieniveau van minder dan 10 %

Prioritaire corridor || Project van gemeenschappelijk belang || Geplande oplevering en projectfase[1]

Prioritaire corridor "Offshore-elektriciteitsnetwerk in de noordelijke zeeën" ("NSOG") || 1.1.1. Interconnectie tussen Zeebrugge (BE) en de omgeving van Richborough (UK) || 2018 Vergunningsfase

1.2 PGB België – twee netklare offshorehubs, aangesloten op het terrestrische onderstation Zeebrugge (BE) met anticiperende investeringen waarmee toekomstige interconnecties met Frankrijk en/of het Verenigd Koninkrijk mogelijk worden[2] || 2018 Vergunningsfase

1.6 PGB interconnectie Frankrijk – Ierland tussen La Martyre (FR) en Great Island of Knockraha (IE) || 2025 Studiefase

1.7.1. Interconnectie Frankrijk — Verenigd Koninkrijk tussen Cotentin (FR) en de omgeving van Exeter (UK) [op dit moment bekend als FAB-project] || 2022 Studiefase

1.7.2. Interconnectie Frankrijk — Verenigd Koninkrijk tussen Tourbe (FR) en Chilling (UK) [op dit moment bekend als het IFA2-project] || 2020 Studiefase

1.7.3. Interconnectie Frankrijk — Verenigd Koninkrijk tussen Coquelles (FR) en Folkestone (UK) [op dit moment bekend als het ElecLink-project] || 2016 Bouw medio 2015

1.9.1. Interconnectie Ierland — Verenigd Koninkrijk tussen Co. Offaly (IE), Pembroke en Pentir (UK) || 2019 Vergunningsfase

1.9.2. Interconnectie Ierland — Verenigd Koninkrijk tussen Coolkeeragh - Coleraine hubs (IE) en Hunterston station, Islay, Argyll en locatie C offshore-windmolenparken (UK) || 2020 Studiefase

1.9.3. Interconnectie Ierland — Verenigd Koninkrijk tussen de noordelijke hub, Dublin en Codling Bank (IE) en Trawsfynyd en Pembroke (UK) || 2020 Studiefase

1.9.4. Interconnectie Ierland — Verenigd Koninkrijk tussen Centraal-Ierland en Pembroke (UK) || 2017-2020 Studiefase

1.9.5. Interconnectie Ierland — Verenigd Koninkrijk tussen Centraal-Ierland en Alverdiscott, Devon (UK) || 2017-2020 Studiefase

1.9.6. Interconnectie Ierland — Verenigd Koninkrijk tussen de Ierse kust en Pembroke (UK) || 2017-2020 Studiefase

1.10 PGB interconnectie Noorwegen — Verenigd Koninkrijk || 2020 Vergunningsfase

1.11.2. Interconnectie Ierland — Verenigd Koninkrijk tussen de Ierse kust en Pembroke (UK) || 2017 Vergunningsfase

1.11.4. Interconnectie Ierland — Verenigd Koninkrijk tussen Glinsk, Mayo (IE) en Connah's Quai, Deeside (UK) || 2018 Vergunningsfase

Prioritaire corridor Noord-Zuid elektriciteitsverbindingen in West-Europa ("NSI West Electricity") || 2.4 PGB interconnectie Frankrijk — Italië tussen Codrongianos (IT), Lucciana (Corsica, FR) en Suvereto (IT) [op dit moment bekend als het SA.CO.I.3-project] || 2022 Studiefase

2.5.1. Interconnectie tussen Grande Ile (FR) en Piossasco (IT) [op dit moment bekend als Savoie-Piemonte-project] || 2019 Vergunningsfase FR Bouw IT

2.7 PGB interconnectie Frankrijk — Spanje tussen Aquitaine (FR) en Baskenland (ES) || 2020 Studiefase

2.13.1. Interconnectie Ierland — Verenigd Koninkrijk tussen Woodland (IE) en Turleenan (UK — Noord-Ierland) || 2017 Vergunningsfase

2.13.2. Interconnectie Ierland — Verenigd Koninkrijk tussen Srananagh (IE) en Turleenan (UK — Noord-Ierland) || 2020-2025 Studiefase

2.14 PGB interconnectie Italië — Zwitserland tussen Thusis/Sils (CH) en Verderio Inferiore (IT) || 2018 Vergunningsfase

2.15.1. Interconnectie tussen Airolo (CH) en Baggio (IT) || 2022

2.17 PGB interconnectie Portugal — Spanje tussen Vila Fria — Vila do Conde — Recarei (PT) en Beariz — Fontefría (ES) || 2016 Vergunningsfase

Prioritaire corridor noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in Midden-Oost- en Zuidoost-Europa ("NSI-East Electricity") || 3.2.1. Interconnectie tussen Lienz (AT) en de regio Veneto (IT) || 2022 Studiefase

3.3 PGB interconnectie Oostenrijk — Italië tussen Nauders (AT) en de regio Milaan (IT) || 2018 Studiefase

3.4 PGB interconnectie Oostenrijk — Italië tussen Wurmlach (AT) en Somplago (IT) || 2017 Vergunningsfase

3.10.1. Interconnectie tussen Hadera (IL) en Vasilikos (CY) || 2018 Studiefase

 3.10.2. Interconnectie tussen Vasilikos (CY) en Korakia, Kreta (EL) || 2022 Studiefase

3.14.1. Interconnectie tussen Eisenhüttenstadt (DE) en Plewiska (PL) || 2022 Studiefase

3.15.1. Interconnectie tussen Vierraden (DE) en Krajnik (PL) || 2017 Vergunningsfase

3.19.1. Interconnectie tussen Villanova (IT) en Lastva (ME) || 2017 Bouw

3.20.1. Interconnectie tussen West-Udine (IT) en Okroglo (SI) || 2021 Studiefase

3.21 PGB interconnectie Italië — Slovenië tussen Salgareda (IT) en de regio Divača — Bericevo (SI) || 2022 Vergunningsfase

3.22.1. Interconnectie tussen Resita (RO) en Pancevo (RS) || 2017 Vergunningsfase

Interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied ("BEMIP Electricity") || 4.2.1. Interconnectie tussen Kilingi-Nõmme (EE) en onderstation Riga CHP2 (LV) || 2020 Vergunningsfase

4.3 PGB synchrone interconnectie Estland/Letland/Litouwen met de continentale Europese netwerken || 2023-2025 Studiefase

4.5.1. LT-deel van interconnectie tussen Alytus (LT) en LT/PL grens || 2015 Bouw

[1] Volgens het TYNDP 2014 van ENTSB-E (indien van toepassing) of volgens informatie die de projectuitvoerders in 2014 aan de Commissie hebben verstrekt.

[2] De blauw gemarkeerde interconnectieprojecten worden naar verwachting in 2017 of 2018 voltooid dan wel in 2017 grotendeels afgerond en kunnen in aanmerking komen voor steun uit het EFSI.