22.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/278


P8_TA(2015)0285

Klonen van dieren die voor landbouwdoeleinden worden gehouden en gereproduceerd ***I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 8 september 2015 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het klonen van runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen die voor landbouwdoeleinden worden gehouden en gereproduceerd (COM(2013)0892 — C7-0002/2014 — 2013/0433(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

(2017/C 316/37)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0892),

gezien artikel 294, lid 2, en artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0002/2014),

gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien zijn wetgevingsresolutie van 7 juli 2010 betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1331/2008 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (1),

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 30 april 2014 (2),

gezien artikel 59 van zijn Reglement,

gezien het gezamenlijk overleg van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling overeenkomstig artikel 55 van het Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en het advies van de Commissie internationale handel (A8-0216/2015),

1.

stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.


(1)  Aangenomen teksten van die datum, P7_TA(2010)0266.

(2)  PB C 311 van 12.9.2014, blz. 73-81.


P8_TC1-COD(2013)0433

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 8 september 2015 met het oog op de vaststelling van Richtlijn Verordening (EU) 2015/… van het Europees Parlement en de Raad betreffende het klonen van runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen dieren die voor landbouwdoeleinden worden gehouden en gereproduceerd [Am. 1. Het eerst deel van dit amendement, de wijziging van richtlijn in verordening, geldt voor de gehele tekst]

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het voorstel aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(-1)

Bij de uitvoering van het beleid van de Unie, en gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dient een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en van consumentenbescherming, evenals een hoog niveau van dierenwelzijn en milieubescherming te worden gewaarborgd. Het in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad  (3) vastgestelde voorzorgsbeginsel moet te allen tijde in acht worden genomen. [Am. 2]

(1)

Bij Het klonen van dieren strookt niet met Richtlijn 98/58/EG van de Raad (4) zijn , waarin algemene minimumnormen vastgesteld zijn voor het welzijn van dieren die voor landbouwdoeleinden worden gefokt of gehouden. Daarin In Richtlijn 98/58/EG worden de lidstaten ertoe opgeroepen te voorkomen dat landbouwhuisdieren onnodig aan pijn of leed worden blootgesteld of dat hen onnodig letsel wordt toegebracht. Als klonen onnodig tot en meer specifiek wordt in punt 20 van de bijlage bij die richtlijn bepaald: „Er mogen geen natuurlijke of kunstmatige fokmethoden worden toegepast die de betrokken dieren pijn, leed of letsel leidt, moeten de lidstaten op nationaal niveau optreden om dat te voorkomen toebrengen of kunnen toebrengen” . Verschillende nationale benaderingen voor het klonen van dieren of voor het gebruik van producten die van het klonen van dieren afkomstig zijn, kunnen leiden tot marktverstoringen. Daarom moet worden gewaarborgd dat voor alle partijen die in de Unie betrokken zijn bij de productie en distributie van levende dieren in de Unie betrokken en van producten die van dieren afkomstig zijn, dezelfde voorwaarden gelden. [Am. 3]

(2)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies inzake het klonen van dieren van 2008  (5) geconcludeerd dat gebleken is dat de gezondheid en het welzijn van een beduidend aantal klonen in ongunstige zin, en vaak ernstig en met dodelijke afloop, worden beïnvloed. Meer specifiek heeft de EFSA bevestigd dat draagmoederdieren die voor het klonen worden gebruikt, in het bijzonder lijden aan placentadisfuncties, die een verhoogd aantal miskramen (6) veroorzaken , met mogelijke negatieve effecten op hun gezondheid . Dit draagt, onder meer, bij tot de geringe efficiëntie van deze techniek (6 tot 15 % bij runderen en 6 % bij varkens) en tot de noodzaak om kloonembryo's in verscheidene draagmoederdieren te implanteren om één kloon te verkrijgen. Bovendien leiden anomalieën van de klonen en buitensporig grote jongen tot moeilijke bevallingen en neonatale sterfte. Hoge sterftecijfers in alle ontwikkelingsfasen zijn kenmerkend voor de kloontechniek  (7) . [Am. 4]

(2 bis)

Wat de voedselveiligheid betreft, heeft de EFSA benadrukt dat het belangrijk is te erkennen dat het gegevensbestand beperkt is en heeft zij in haar advies inzake het klonen van dieren van 2008 geconcludeerd dat er in de risicobeoordeling onzekerheden opduiken als gevolg van het beperkte aantal studies dat beschikbaar is, de kleine omvang van de onderzochte monsters en, in het algemeen, het ontbreken van een uniforme aanpak die ervoor zou zorgen dat alle kwesties die voor dit advies relevant zijn, op bevredigender wijze kunnen worden aangepakt. EFSA heeft bijvoorbeeld verklaard dat er beperkte informatie is over de immunocompetentie van klonen en zij heeft in dat advies aanbevolen, als er bewijs van verminderde immunocompetentie van klonen beschikbaar wordt, de vraag te onderzoeken of en zo ja in welke mate de consumptie van vlees en melk van gekloonde dieren of hun nakomelingen kan leiden tot een verhoogde blootstelling van mensen aan overdraagbare agentia. [Am. 5]

(2 ter)

Wat mogelijke effecten op het milieu betreft, heeft de EFSA verklaard dat er beperkte gegevens beschikbaar zijn en, wat mogelijke effecten op de genetische diversiteit betreft, heeft de EFSA de aandacht gevestigd op het feit dat er een onrechtstreeks effect kan zijn door het overdadig gebruik van een beperkt aantal dieren in kweekprogramma's en dat een toegenomen homogeniteit van een genotype binnen een dierenpopulatie de kwetsbaarheid van deze populatie voor infectie en andere risico's kan verhogen. [Am. 6]]

(2 quater)

De Europese groep Ethiek in Wetenschap en Nieuwe Technologieën (European Group on Ethics in Science and New Technologies) sprak er in zijn specifieke rapport over klonen van 2008  (8) zijn twijfel over uit dat klonen van dieren voor de voedselvoorziening kan worden verantwoord, gezien de huidige hoeveelheid pijn en gezondheidsproblemen van draagmoederdieren en kloondieren („considering the current level of suffering and health problems of surrogate dams and animal clones”). [Am. 7]

(2 quinquies)

Een van de in artikel 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Unie is „de productiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door (…) de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie (…) te verzekeren”. Deze doelstelling heeft onder andere betrekking op een verbetering van de productie en, wat de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie betreft, omvat zij een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name een adequate productie voor afzetdoeleinden, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de consumenten. [Am. 8]

(2 sexies)

Volgens de rechtspraak  (9) van het Hof van Justitie van de Europese Unie is artikel 43 van het VWEU de passende rechtsgrond voor alle wetgeving op het gebied van productie en afzet van de landbouwproducten in bijlage I bij het VWEU waarmee wordt bijgedragen tot het halen van een of meer van de in artikel 39 van het VWEU vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Zelfs als deze wetgeving gericht kan zijn op andere doelstellingen dan die van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, die, bij gebrek aan specifieke bepalingen, worden nagestreefd op basis van artikel 114 van het VWEU, kan zij de harmonisatie omvatten van bepalingen in de nationale wet die betrekking hebben op dit gebied, zonder dat een beroep hoeft te worden gedaan op artikel 114. Voorts kunnen maatregelen die worden genomen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, ook gevolgen hebben voor de invoer van de producten in kwestie. [Am. 9]

(2 septies)

Uit consumentenonderzoek blijkt duidelijk en op consistente wijze dat een meerderheid van de burgers van de Unie klonen voor landbouwdoeleinden afkeurt, onder andere wegens het dierenwelzijn en uit algemene ethische overwegingen  (10) . Klonen voor landbouwdoeleinden kan ertoe leiden dat kloondieren of nakomelingen van kloondieren in de voedselketen terecht komen. De consumenten zijn sterk gekant tegen de consumptie van voedsel dat afkomstig is van kloondieren of van hun nakomelingen. [Am. 10]

(2 octies)

Het klonen van dieren voor de voedselproductie brengt de essentiële kenmerken in gevaar van het Europese landbouwmodel, dat is gebaseerd op de kwaliteit van de producten, voedselveiligheid, de gezondheid van de consument, strikte regels op het gebied van dierenwelzijn en het gebruik van milieuvriendelijke methoden. [Am. 11]

(3)

Met het oog op de doelstellingen van het landbouwbeleid van de Unie, de resultaten van de recente wetenschappelijke beoordelingen van de EFSA en die gebaseerd zijn op alle beschikbare studies, het dierenwelzijnsvereiste in artikel 13 van het Verdrag VWEU en de bezorgdheid van de burgers is het raadzaam passend om de toepassing van kloontechnieken bij de productie van dieren van bepaalde soorten voor landbouwdoeleinden en het in de handel brengen van dieren en producten die het resultaat zijn van het gebruik van de kloontechniek , voorlopig te verbieden. [Am. 12]

(3 bis)

Kloondieren worden niet geproduceerd om te dienen voor de productie van vlees of melk, maar om hun levende producten te gebruiken voor fokdoeleinden. Het zijn de door seksuele reproductie voortgebrachte nakomelingen van kloondieren die de voedselproducerende dieren worden. Hoewel overwegingen op het gebied van dierenwelzijn niet altijd duidelijk zijn in het geval van nakomelingen van gekloonde dieren, aangezien zij worden geboren als gevolg van conventionele geslachtelijke voortplanting, is er voor het loutere bestaan van een nakomeling een gekloond dier als voorzaat vereist, hetgeen aanzienlijke dierenwelzijns- en ethische aspecten met zich meebrengt. Het toepassingsgebied van de maatregelen die dienen om de bezorgdheid aan te pakken over het dierenwelzijn en de opvattingen van de consument met betrekking tot de kloontechniek, moeten daarom levende producten van kloondieren, nakomelingen van kloondieren en producten die afkomstig zijn van nakomelingen van kloondieren omvatten. [Am. 13]

(4)

Momenteel is het vooral waarschijnlijk dat runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen voor landbouwdoeleinden worden gekloond. Daarom moet het toepassingsgebied van deze richtlijn worden beperkt tot het klonen van deze vijf soorten voor landbouwdoeleinden. [Am. 14]

(4 bis)

Wat het in de handel brengen van landbouwproducten betreft, moet er in verband met het verbod op het gebruik van klonen en voor een aanpak van de perceptie van klonen door de consumenten, onder andere in verband met dierenwelzijn, het ontbreken van passend onderzoek en algemene ethische overwegingen, voor worden gezorgd dat voedsel dat afkomstig is van kloondieren en hun nakomelingen, niet terechtkomt in de voedselketen. Minder restrictieve maatregelen, zoals etikettering van levensmiddelen, zouden ontoereikend zijn om de bezorgdheid van burgers geheel weg te nemen, aangezien dan nog altijd levensmiddelen in de handel mogen worden gebracht die geproduceerd zijn met een techniek die dierenleed veroorzaakt. [Am. 15]

(4 ter)

Het gebruik van klonen bij de productie van dieren voor landbouwdoeleinden heeft in bepaalde derde landen al plaats. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002 moeten levensmiddelen die uit derde landen worden ingevoerd in de Unie om daar in de handel te worden gebracht, voldoen aan de toepasselijke voorschriften van de levensmiddelenwetgeving van de Unie dan wel aan de voorschriften die door de Unie als ten minste gelijkwaardig daaraan zijn aangemerkt. Bijgevolg moeten maatregelen worden genomen om te voorkomen dat uit derde landen kloondieren en hun nakomelingen, alsmede levensmiddelen die afkomstig zijn van kloondieren en hun nakomelingen, worden geïmporteerd in de Unie. De Commissie moet de desbetreffende zoötechnische en diergezondheidswetgeving aanvullen of voorstellen deze te wijzigen, om ervoor te zorgen dat op de invoercertificaten waarvan dieren en levende producten, alsmede levensmiddelen en diervoeder van dierlijke oorsprong vergezeld gaan, wordt aangegeven of het gaat om kloondieren of hun nakomelingen of om dieren of producten die hiervan zijn afgeleid. [Am. 16]

(4 quater)

Kloondieren, kloonembryo's, nakomelingen van kloondieren, levende producten van kloondieren en van hun nakomelingen en levensmiddelen en voeder die van kloondieren en hun nakomelingen afkomstig zijn, kunnen niet worden beschouwd als dieren, embryo's, levende producten en levensmiddelen en voeder die niet het resultaat zijn van het gebruik van de kloontechniek in de zin van artikel III, lid 4, van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (General Agreement on Tariffs and Trade, GATT). Voorts is het verbod op het klonen van dieren en op het in de handel brengen en invoeren van kloondieren, kloonembryo's, nakomelingen van kloondieren, levende producten van kloondieren en van hun nakomelingen en levensmiddelen en voeder die van kloondieren en hun nakomelingen afkomstig zijn, een maatregel die noodzakelijk is ter bescherming van de openbare zeden en de diergezondheid, in de zin van artikel XX van de GATT. [Am. 17]

(4 quinquies)

Er moeten stappen worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de handelsovereenkomsten waarover op dit moment wordt onderhandeld, de toelating van praktijken die nadelig kunnen zijn voor de gezondheid van de consumenten en de landbouwers, het milieu of het dierenwelzijn niet bevorderen. [Am. 18]

(4 sexies)

De toepassing van deze verordening kan in het gedrang komen, als het onmogelijk is levensmiddelen die afkomstig zijn van kloondieren en hun nakomelingen, te traceren. Daarom is het overeenkomstig het voorzorgsbeginsel en ter wille van de handhaving van de verbodsbepalingen in deze verordening, nodig om, in overleg met de belanghebbenden, op het niveau van de Unie traceerbaarheidssystemen in te stellen. Met deze systemen kunnen de bevoegde autoriteiten en economische spelers in staat worden gesteld gegevens over kloondieren, nakomelingen van kloondieren en levende producten van kloondieren en van hun nakomelingen, en over levensmiddelen van kloondieren en hun nakomelingen te verzamelen. De Commissie moet er daarom in het kader van de lopende en toekomstige handelsbesprekingen, op zowel bilateraal als multilateraal niveau, naar streven hieromtrent toezeggingen te verkrijgen van handelspartners van de Unie waar dieren voor landbouwdoeleinden worden gekloond. [Am. 19]

(4 septies)

In haar verslag van 2010 aan het Europees Parlement en de Raad stelde de Commissie dat het passend is om maatregelen in te stellen om ervoor te zorgen dat de invoer van zaad en embryo's traceerbaar is, zodat gegevensbanken van nakomelingen in de EU kunnen worden opgezet. De Commissie dient derhalve dienovereenkomstig te handelen. [Am. 20]

(4 octies)

In overeenstemming met de tenuitvoerlegging van het in deze verordening vastgestelde verbod op klonen, moeten ook gerichte afzetbevorderingsacties van de Commissie ter ondersteuning van een kwalitatief hoogwaardige vleesproductie en veehouderij in de Unie worden uitgevoerd. [Am. 21]

(5)

Verwacht wordt dat de kennis over het effect van de kloontechniek op het welzijn van de gebruikte dieren zal toenemen. De kloontechniek zal waarschijnlijk mettertijd verbeteren. Daarom moeten de verboden slechts tijdelijk gelden. Deze richtlijn verordening moet daarom binnen een redelijke termijn worden geëvalueerd, waarbij rekening wordt gehouden met de ervaring die de lidstaten met de toepassing ervan hebben opgedaan, met de wetenschappelijke en technische vooruitgang , met de evolutie van de perceptie van de consumenten en met internationale ontwikkelingen , met name in de handelsstromen en de handelsbetrekkingen van de Unie . [Am. 22]

(5 bis)

Uit de laatste Eurobarometer-enquête blijkt dat het merendeel van de Europeanen van mening is dat het klonen van dieren ten behoeve van voedselproductie niet veilig is voor hun gezondheid en die van hun gezin. Daarnaast geldt dat meer landen in Europa ten aanzien van het klonen van dieren een duidelijke voorkeur hebben om de besluitvorming primair te baseren op morele en ethische overwegingen, in plaats van op wetenschappelijk bewijs. Derhalve moet de Commissie, vóór deze wetgeving wordt geëvalueerd, een officiële EU-enquête uitvoeren om de opvattingen van de consument opnieuw te beoordelen. [Am. 23]

(5 ter)

Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de vaststelling van regels voor traceerbaarheidssystemen voor kloondieren, nakomelingen van kloondieren en levende producten van kloondieren en van hun nakomelingen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. [Am. 24]

(6)

Deze richtlijn verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de vrijheid van ondernemerschap en de vrijheid van wetenschappen. Deze richtlijn verordening moet overeenkomstig die rechten en beginselen worden toegepast. [Am. 25]

(6 bis)

Daar de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel 5 neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan voor de verwezenlijking van deze doelstelling nodig is. [Am. 26]

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp en toepassingsgebied

Bij deze richtlijn verordening worden voorschriften vastgesteld voor:

a)

het klonen van dieren in de Unie;

b)

het in de handel brengen brengen en het invoeren van kloondieren, kloonembryo's , nakomelingen van kloondieren, levende producten van kloondieren en van hun nakomelingen, en levensmiddelen en diervoeder van kloondieren en hun nakomelingen . [Am. 27]

Deze richtlijn verordening is van toepassing op runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen („de dieren”) alle diersoorten die voor landbouwdoeleinden worden gehouden en gereproduceerd. [Am. 28]

Artikel 1 bis

Doel

Het doel van deze verordening is om kwesties aan te pakken in verband met diergezondheid en -welzijn, de opvattingen van de consument en ethische overwegingen met betrekking tot de kloontechniek. [Am. 29]

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn verordening wordt verstaan onder:

a)

„voor landbouwdoeleinden gehouden en gereproduceerde dieren ” („dieren”): dieren die voor de productie van levensmiddelen, voeder, wol, huid of pels, of voor andere landbouwdoeleinden, worden gehouden en gereproduceerd. Dieren die uitsluitend voor andere doeleinden, zoals onderzoek, de productie van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, en de instandhouding van bedreigde soorten en van zeldzame rassen of bedreigde soorten, sport en culturele evenementen, die als dusdanig zijn geïdentificeerd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten , als geen alternatieve methoden beschikbaar zijn, worden gehouden en gereproduceerd, zijn hiervan uitgesloten; [Am. 30]

b)

„klonen”: ongeslachtelijke reproductie van dieren teneinde, onder andere met een techniek waarbij de kern van een cel van een individueel dier wordt overgebracht in een eicel waaruit de kern is verwijderd, teneinde genetisch identieke individuele embryo's („kloonembryo's”) te creëren, die vervolgens in draagmoederdieren kunnen worden geïmplanteerd om populaties genetisch identieke dieren („kloondieren”) te produceren; [Am. 31]

(b bis)

„nakomelingen van kloondieren”: dieren die geen kloondier zijn en waarvan minstens één van de voorzaten een kloondier is; [Am. 32]

(b ter)

„levende producten van kloondieren”: sperma, eicellen en embryo’s die gewonnen zijn van dieren of die geproduceerd zijn van dieren met het oog op reproductie; [Am. 33]

(b quater)

„traceerbaarheid”: mogelijkheid om een levensmiddel, diervoeder, voedselproducerend dier of stof die bestemd is om in een levensmiddel of diervoeder te worden verwerkt of waarvan kan worden verwacht dat zij daarin wordt verwerkt, door alle stadia van de productie, verwerking en distributie te traceren en te volgen; [Am. 34]

c)

„in de handel brengen”: het voor het eerst op de interne markt aanbieden van een dier of product.

(c bis)

„levensmiddel”: levensmiddel als gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002. [Am. 35]

Artikel 3

Voorlopig Verbod [Am. 36]

De lidstaten verbieden voorlopig Er geldt een verbod op : [Am. 37]

a)

het klonen van dieren;

b)

het in de handel brengen en het invoeren van kloondieren, en kloonembryo's , nakomelingen van kloondieren, levende producten van kloondieren en van hun nakomelingen, en levensmiddelen en diervoeder van kloondieren en hun nakomelingen . [Am. 38]

Artikel 3 bis

Invoervoorschriften

Er worden geen dieren ingevoerd uit derde landen, tenzij de begeleidende invoercertificaten tonen dat het niet gaat om kloondieren of nakomelingen van kloondieren.

Er worden geen levende producten en levensmiddelen en voeder van dierlijke oorsprong ingevoerd uit derde landen, tenzij de begeleidende invoercertificaten tonen dat zij niet zijn afgeleid van kloondieren of nakomelingen van kloondieren.

Om te garanderen dat de invoercertificaten van dieren en levende producten en van levensmiddelen en voeder van dierlijke oorsprong aangeven of deze kloondieren of nakomelingen van kloondieren zijn of hiervan zijn afgeleid, stelt de Commissie uiterlijk op …  (11) specifieke invoervoorwaarden vast overeenkomstig artikel 48 of 49 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad  (*1) en dient zij indien nodig een voorstel in voor de wijziging van andere wetgeving op het gebied van diergezondheid of zoötechnische of genealogische voorwaarden voor invoer. [Am. 39]

Artikel 3 ter

Traceerbaarheid

Om de bevoegde autoriteiten en de economische spelers de informatie te verschaffen die zij voor de toepassing van artikel 3, onder b), nodig hebben, worden traceerbaarheidssystemen ingesteld voor:

a)

kloondieren;

b)

nakomelingen van kloondieren;

c)

levende producten van kloondieren en van hun nakomelingen.

De Commissie wordt de bevoegdheid verleend om overeenkomstig artikel 4 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om gedetailleerde regels te bepalen voor de opname van de in de alinea 1, punten a) t/m c), genoemde informatie in de certificaten waarin is voorzien in de dierenwelzijns- en de zoötechnische wetgeving of in de certificaten die hiertoe door de Commissie worden opgesteld. Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op …  (*2) vastgesteld. [Am. 40]

Artikel 4

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen verordening en treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties moeten zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en er wordt een gelijk speelveld mee gegarandeerd . De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [de omzettingsdatum  (*3) in kennis van deze richtlijn] van die bepalingen in kennis en delen haar eventuele onverwijld alle latere wijzigingen onverwijld mede van die bepalingen mee . [Am. 41]

Artikel 4 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.     De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.     De in artikel 3 bis bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van ….  (*4) . De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met periodes van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het einde van elke periode tegen deze verlenging verzet.

3.     De in artikel 3 bis vermelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door de Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.     Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.     Een overeenkomstig artikel 3 bis vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking wanneer het Europees Parlement, noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar tegen de handeling heeft gemaakt of wanneer zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn aan de Commissie heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. [Am. 42]

Artikel 5

Rapportage en evaluatie

1.   De lidstaten brengen uiterlijk op [datum = 5 jaar na de omzettingsdatum van deze richtlijn]  (*5) verslag uit aan de Commissie over de ervaringen die zij met de toepassing van deze richtlijn verordening hebben opgedaan. [Am. 43]

2.   De Commissie brengt verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van deze richtlijn verordening , waarbij zij rekening houdt met:

a)

de overeenkomstig lid 1 door de lidstaten ingediende verslagen;

b)

de alle beschikbare wetenschappelijke en technische bewijzen van vooruitgang, in het bijzonder in verband met de dierenwelzijnsaspecten van klonen en de kwesties op het gebied van voedselveiligheid, en de geboekte vooruitgang bij de ontwikkeling van betrouwbare traceersystemen voor klonen en hun nakomelingen ; [Am. 44]

b bis)

de evolutie van de perceptie van klonen door de consumenten; [Am. 45]

c)

internationale ontwikkelingen;

c bis)

de zorgen bij consumenten met betrekking tot volksgezondheid en dierenwelzijn; [Am. 46]

c ter)

ethische vraagstukken met betrekking tot het klonen van dieren. [Am. 47]

2 bis.     De Commissie maakt het in lid 2 genoemde verslag openbaar. [Am. 48]

2 ter.     De Commissie houdt door middel van een officiële EU-enquête een openbare raadpleging om eventuele nieuwe trends te beoordelen in de opvattingen van consumenten ten aanzien van levensmiddelen van kloondieren. [Am. 49]

Artikel 6

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [datum = 12 maanden na de omzettingsdatum van deze richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. [Am. 50]

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze richtlijn verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van …  (*6) [Am. 52]

Artikel 8

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. [Am. 53]

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. [Am. 54]

Gedaan te ,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 311 van 12.9.2014, blz. 73

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 8 september 2015.

(3)   Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 031 van 1.2.2002, blz. 1).

(4)  Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (PB L 221 van 8.8.1998, blz. 23).

(5)   http://www.efsa.europa.eu/sites/default/files/scientific_output/files/main_documents/ sc_op_ej767_animal_cloning_en.pdf

(6)  Wetenschappelijk advies van het wetenschappelijk comité over Food Safety, Animal Health and Welfare and Environmental Impact of Animals derived from Cloning by Somatic Cell Nucleus Transfer (SCNT) and their Offspring and Products Obtained from those Animals,

http://www.efsa.europa.eu/en/topics/topic/cloning.htm?wtrl=01

(7)   http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/doc/2794.pdf

(8)   Ethical aspects of animal cloning for food supply, 16 januari 2008: http://ec.europa.eu/bepa/european-group-ethics/docs/publications/opinion23_en.pdf

(9)   Arrest van het Hof van Justitie van 23 februari 1988, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tegen Raad van de Europese Gemeenschappen, C-68/86, EU:C:1988:85; Arrest van het Hof van Justitie van 16 november 1989, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Raad van de Europese Gemeenschappen, C-131/87, EU:C:1989:581; Arrest van het Hof van Justitie van 16 november 1989, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Raad van de Europese Gemeenschappen, C-11/88, EU:C:1989:583.

(10)   Zie bijvoorbeeld de Eurobarometer-rapporten van 2008 en 2010: http://ec.europa.eu/public_opinion/flash/fl_238_en.pdf en http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_341_en.pdf

(11)   Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(*1)   6 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.

(*2)   6 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.

(*3)   1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

(*4)   Datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(*5)   6 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

(*6)   1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.