24.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 71/46


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s — Een Europese migratieagenda

(COM(2015) 240 final)

(2016/C 071/08)

Rapporteur:

Stefano MALLIA

Corapporteur:

Cristian PÎRVULESCU

De Europese Commissie heeft op 10 juni 2015 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een Europese migratieagenda

COM(2015) 240 final.

De afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 19 november 2015 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 9 en 10 december 2015 gehouden 512e zitting (vergadering van 10 december) het volgende advies uitgebracht, dat met 161stemmen vóór en 10 tegen, bij 7 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC is ingenomen met de „Europese migratieagenda” van de Commissie. Zijns inziens blijkt hieruit dat opnieuw wordt ingezien dat het zaak is om migratie op Europees niveau te regelen. Het EESC moedigt de lidstaten aan om de tenuitvoerlegging van de agenda collectief te ondersteunen.

1.2.

De directe uitdaging voor de EU is om de huidige chaotische situatie onder controle te brengen en ervoor te zorgen dat mensen die op zoek zijn naar internationale bescherming behoorlijk worden behandeld. Het EESC staat achter het onmiddellijk opzetten van „hotspots” om landen die geconfronteerd worden met een grote instroom van migranten te helpen. Het dringt erop aan deze landen de nodige middelen en ondersteuning te geven.

1.3.

Volgens het EESC kan de EU er in de huidige situatie niet omheen een echt Europees asielstelsel tot stand te brengen dat gebaseerd is op geharmoniseerde procedures voor de hele EU. Het moet hierbij ook gaan om een uniforme asielstatus en wederzijdse erkenning van asielbesluiten, gedeelde verantwoordelijkheid en inspanningen m.b.t. herplaatsing en hervestiging, en herziening van de Dublinverordening. Er is behoefte aan solidaire en solide systemen voor lastenverdeling, met name een permanent, eerlijk en bindend systeem om personen die bescherming zoeken over alle EU-landen te spreiden. Bovendien zijn langetermijnoplossingen nodig voor het geval de massale toestroom van migranten aanhoudt of zich in de toekomst opnieuw voordoet.

1.4.

De bevolking van Europa vergrijst en er is een tekort aan vaardigheden. Migratie kan helpen om dit aan te pakken. Het immigratiebeleid van de EU moet echter wel efficiënter worden. De EU zou werk moeten maken van een alomvattend beleid voor legale migratie dat transparant, voorspelbaar en rechtvaardig is. Tegelijkertijd dient te worden onderkend dat immigratie niet het enige antwoord is op de tekorten aan arbeidskrachten en op de demografische uitdagingen. lidstaten kunnen andere, geschiktere oplossingen overwegen.

1.5.

De integratie van migranten en vluchtelingen vormt een grote uitdaging die de EU en haar lidstaten moeten aangaan door stevige inburgeringsstelsels op poten te zetten. Naar de mening van het EESC zijn de integratiekosten lang niet zo hoog als de kosten van niet-integratie. Het EESC zet zich al geruime tijd in het voor het Europees integratie- en migratieforum en beschouwt integratie als tweerichtingsverkeer waarbij sociale partners, lokale overheden en maatschappelijke organisaties allemaal een essentiële rol spelen. Er moet prioriteit worden verleend aan arbeidsmarkttoegang en meer in het bijzonder aan de erkenning van kwalificaties en beroeps- en taalopleidingen. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de integratie van vrouwen.

1.6.

De EU moet haar buitengrenzen beveiligen. Gezien de huidige complexe veiligheidssituatie moet er veeleer Europees dan nationaal worden opgetreden. Een Europees optreden kan met zich brengen dat nationale bevoegdheden op dit gebied moeten worden gedeeld.

1.7.

Het is zaak om al het externe beleid van de EU te stroomlijnen en te richten op het streven om de herkomstlanden een redelijk niveau van veiligheid, stabiliteit en welvaart voor de bevolking te laten bereiken. Het EESC beseft terdege dat dit een langetermijndoel is dat slechts met de grootste moeite te bereiken zal zijn.

1.8.

De samenwerking inzake overnames moet worden opgevoerd teneinde de terugkeerrichtlijn doeltreffend en tijdig te implementeren.

1.9.

Maatschappelijke organisaties spelen bij de migratiecrisis een vitale rol, bijv. door zorg te dragen voor de noodzakelijke eerste opvang van migranten en vervolgens activiteiten te ontplooien om migranten te helpen bij hun maatschappelijke integratie en toetreding tot de arbeidsmarkt. regeringen, lokale overheden en maatschappelijke organisaties moeten ijveren voor een culturele en maatschappelijke consensus in Europa dat het belangrijk is en voordelen oplevert om in de maatschappelijke en arbeidsmarktintegratie van migranten te investeren.

1.10.

Daarom doet het EESC een beroep op de EU en haar lidstaten om de financiering en materiële ondersteuning van nationale ngo’s en maatschappelijke organisaties op te voeren.

1.11.

De noodzakelijke financiële middelen moeten worden opgebracht via een gezamenlijke krachtsinspanning van de gehele internationale gemeenschap. Daarbij moet verduidelijkt worden dat uitgaven van de lidstaten in verband met de opvang en integratie van asielzoekers en vluchtelingen geen duurzame, structurele uitgaven zijn en daarom ook niet moeten worden meegeteld bij de berekening van de structurele begrotingstekorten. Het opbrengen van de noodzakelijke middelen mag niet ten koste gaan van de bestaande middelen voor sociale doeleinden in de EU. Anders zou het draagvlak bij delen van de bevolking worden aangetast.

2.   De Commissiemededeling en recente ontwikkelingen

2.1.

Op 13 mei 2015 heeft de Europese Commissie haar mededeling „Een Europese migratieagenda” gepubliceerd. Deze tekst en de daaruit voortgevloeide uitvoeringsvoorstellen zijn vervolgens in de periode juni-oktober door verscheidene Raadsformaties besproken. Het EESC is ingenomen met de uitvoerige Commissiemededeling, waarin de nadruk ligt op de zaken die echt essentieel zijn.

2.2.

De in de agenda voorgestelde initiatieven worden momenteel ten uitvoer gelegd, en tot de meeste lidstaten dringt geleidelijk het besef door dat alleen collectieve actie op basis van de beginselen van solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid ertoe kan leiden dat de migratieproblematiek efficiënt wordt aangepakt. Efficiënt optreden vereist dat er meer middelen uit de EU-begroting worden vrijgemaakt en dat de lidstaten met hogere bijdragen over de brug komen. Daarbij moet verduidelijkt worden dat uitgaven van de lidstaten in verband met de opvang en integratie van asielzoekers en vluchtelingen geen duurzame, structurele uitgaven zijn en daarom ook niet moeten worden meegeteld bij de berekening van de structurele begrotingstekorten.

2.3.

Wat de financiering betreft, heeft de EU de middelen voor de gezamenlijke Frontex-operaties Poseidon en Triton verdrievoudigd. Naast deze verhoging stellen verschillende lidstaten materieel beschikbaar (schepen en vliegtuigen). De Europese Commissie heeft tevens in de EU-begroting 1,8 miljard EUR gereserveerd voor het opzetten van een noodtrustfonds en het aanpakken van de onderliggende oorzaken van de onregelmatige migratie in Afrika, 60 miljoen EUR uitgetrokken voor noodfinanciering voor lidstaten in de frontlinie, voorgesteld om 50 miljoen EUR toe te wijzen aan een hervestigingsregeling en 30 miljoen EUR vrijgemaakt voor een regionaal ontwikkelings- en beschermingsprogramma.

2.4.

De EU-leiders hebben meer middelen toegezegd aan Frontex, Europol en het EASO om de buitengrenzen van de EU te versterken, waarbij speciale nadruk wordt gelegd op hotspots voor de identificatie, de registratie en het nemen van vingerafdrukken van migranten. Financiële steun van de EU is echter nodig om ervoor te zorgen dat de hotspots efficiënt functioneren en hun doel bereiken.

2.5.

Tijdens vergaderingen van de Raad in juli en september is overeenstemming bereikt over de herplaatsing van 160 000 migranten vanuit Griekenland en Italië en de hervestiging van nog eens 22 000 personen die internationale bescherming behoeven. Een geslaagde uitvoering van deze besluiten, waarmee nog maar net is begonnen, is cruciaal voor het welslagen van het toekomstige migratiebeleid van de EU.

2.6.

Op 23 september 2015 heeft de Europese Commissie 40 inbreukbesluiten tegen diverse lidstaten vastgesteld omdat verzuimd is wetgeving tot vaststelling van het gemeenschappelijk Europees asielsysteem te implementeren. Het EESC kan zich hierin vinden, maar vindt het zeer zorgwekkend dat de Commissie dit middel heeft moeten inzetten om de lidstaten ertoe over te halen de EU-wetgeving op dit essentiële terrein naar behoren te implementeren.

2.7.

Op het internationale front kunnen verschillende besluiten in potentie leiden tot een verbetering van de algehele situatie. Hierbij valt te denken aan verhoging van de begrotingsmiddelen van de EU om vluchtelingen onmiddellijk opvang te bieden, intensivering van overleg en samenwerking met niet-lidstaten als Libanon, Jordanië en Turkije en de kandidaat-lidstaten op de Westelijke Balkan, opvoering van de humanitaire hulp in 2016 en oprichting van het noodtrustfonds voor Afrika. Het opbrengen van de noodzakelijke middelen mag niet ten koste gaan van de bestaande middelen voor sociale doeleinden in de EU. Anders zou het draagvlak bij delen van de bevolking worden aangetast. Het EESC vindt het een goede zaak dat de Europese Raad op 23 september 2015 een gezamenlijk actieplan met Turkije heeft goedgekeurd als onderdeel van een uitvoerig en resultaatgericht samenwerkingsprogramma dat gebaseerd is op gedeelde verantwoordelijkheid en wederzijdse toezeggingen.

3.   Aanpak van de crisis

3.1.   Onmiddellijke maatregelen

3.1.1.

Er is al langer behoefte aan „slimme grenzen”, een concept dat het EESC toejuicht. Bij de pogingen om de grenzen „slimmer” te maken en het grensbeheer te verbeteren komt het er vooral op aan de mensenrechten van migranten niet te schenden. Bovendien moet het beginsel van non-refoulement niet worden ondergraven. Dit kan echter met recht een uitdaging worden genoemd, omdat het onderscheid tussen vluchtelingen en economische migranten niet altijd duidelijk en eenvoudig is. Bij slimme grenzen moeten de grondrechten en fundamentele vrijheden ten volle in acht worden genomen.

3.1.2.

De Schengenovereenkomst is een van de pijlers van de EU en heeft meer dan alleen maar symbolische betekenis voor de Europese integratie. Dankzij deze overeenkomst genieten de Europese burgers van zeer tastbare rechten en kunnen ze zeer concreet ervaren wat een Europa zonder grenzen inhoudt. Het EESC zou graag zien dat het Schengensysteem zo snel mogelijk weer normaal gaat functioneren. De lidstaten moeten alles in het werk stellen om te voorkomen dat het systeem instort.

3.1.3.

Tot dusver is overeenstemming bereikt over herplaatsing van 160 000 vluchtelingen in de EU. Als dit akkoord snel ten uitvoer wordt gelegd, zou veel waardevolle ervaring worden opgedaan, die van nut kan zijn bij de uitwerking van langetermijnoplossingen voor het geval de massale toestroom van migranten aanhoudt of zich in de toekomst opnieuw voordoet. Het EESC vindt dat meer ambitie noodzakelijk is. De wereldwijde massale migratie van mensen zal nog vele jaren aanhouden.

3.1.4.

Het is in het belang van alle lidstaten dat er een solidair en solide systeem van oplossingen wordt ingevoerd voor het geval de massale toestroom van migranten in de toekomst aanhoudt. Als onmiddellijke maatregel moet er een permanent, eerlijk en bindend systeem voor lastenverdeling komen, waarbij personen die bescherming zoeken over alle EU-landen worden gespreid. Dit moet geschraagd worden door een permanente verdeelsleutel op basis van een aantal overwegingen, zoals de grootte van de economie en het grondgebied van het land, bbp, arbeidsmarktkansen, tekorten aan vaardigheden, en het bestaan van conationale/etnische gemeenschappen en minderheden in het ontvangende land. Zo’n verdeelsleutel zou op gezette tijden moeten worden herzien. Ook zou rekening moeten worden gehouden met de voorkeuren van de asielzoeker, zolang die verband houden met aspecten die zijn/haar integratie ten goede komen (bijv. kennis van de taal, familieleden in het land enz.). Dit zal hopelijk een einde maken aan de voortdurende discussies vol wanklanken in de Raad, die het imago van Europa hebben aangetast.

3.1.5.

Het EESC is ingenomen met het voorstel om het civielebeschermingsmechanisme te activeren en de ondersteuningsteams voor migratiebeheer en de Rabit’s (Rapid Border Intervention Teams) te mobiliseren, teneinde de lidstaten te helpen het hoofd te bieden aan noodsituaties.

3.1.6.

Ook is het EESC verheugd over de toegenomen EU-financiering voor Frontex, het EASO en Europol in 2015 en de 600 miljoen EUR aan extra middelen voor de drie agentschappen in 2016 om de meest getroffen lidstaten te helpen. Deze inspanningen moeten worden aangevuld door een doeltreffend terugkeerbeleid. Momenteel is slechts circa 38 % van de personen van wie is vastgesteld dat ze geen bescherming behoeven, teruggekeerd naar zijn of haar land.

3.1.7.

De EU moet hulp aan ontwikkelingslanden in toenemende mate koppelen aan interne hervormingen. Ook moet ze effectieve samenwerking inzake migratievraagstukken bevorderen, met name waar het gaat om legale migratie (o.a. tijdelijke migratie/visa) en terugkeerbeleid. Het is evenwel van belang dat de lidstaten hun toezegging om 0,7 % van hun bruto nationaal inkomen (bni) uit te trekken voor ontwikkelingssteun nakomen.

3.1.8.

Het EESC steunt het voorstel om de diplomatieke inspanningen op te voeren teneinde op dit terrein meer te gaan samenwerken met de herkomst- en doorreislanden. Dit streven kon concreet invulling worden gegeven op de migratietop die op 11 en 12 november 2015 in Valletta is gehouden.

3.1.9.

Het is in dit verband belangrijk te benadrukken dat de EU evenveel moet luisteren naar als praten met haar partners, en dat ze hen ook echt als partners moet behandelen. Tussen de EU en haar partners in Afrika en het Midden-Oosten bestaan er nog steeds veel misvattingen en verschillen in perceptie wat betreft de doelstellingen en de middelen om ze te bereiken.

3.1.10.

Het EESC verwelkomt de toezegging van de EU om nauwer te gaan samenwerken met internationale organisaties als het UNHCR, het UNDP, de IOM en het Rode Kruis. Wel merkt het op dat veel EU-lidstaten hun verplichtingen niet nakomen, waarbij het treurige trackrecord inzake steun voor het Wereldvoedselprogramma veelzeggend is.

3.1.11.

Verder is het EESC ingenomen met het voorstel van de Commissie om de humanitaire hulp in 2016 met 300 miljoen EUR te verhogen om aan de wezenlijke behoeften van de vluchtelingen tegemoet te komen.

3.1.12.

Het EESC steunt het beginsel van wederzijdse erkenning van asielbesluiten. Volgens artikel 78 van het VWEU moet de EU een gemeenschappelijk beleid inzake internationale bescherming ontwikkelen dat een „uniforme asielstatus […] in de hele Unie” dient te omvatten. Indien een dergelijke EU-brede status niet wordt verleend door een EU-agentschap, is wederzijdse erkenning van nationale besluiten het enige alternatief.

3.1.13.

Het voornemen van de Commissie om tegen maart 2016 met voorstellen te komen ter hervorming van de Dublinverordening, wordt door het EESC sterk toegejuicht. Ook de toezegging van de Commissie om een nieuw pakket voorstellen inzake legale migratie in te dienen, samen met een voorstel voor een herziene blauwekaartrichtlijn, kan op bijval van het EESC rekenen.

3.1.14.

De bescherming van de buitengrenzen van de EU moet een gedeelde inspanning zijn waarbij de lidstaten fysieke en intellectuele middelen bundelen.

3.1.15.

Het EESC staat volledig achter het onmiddellijk opzetten van hotspots. Wel moeten deze worden uitgerust met voldoende personeel en met alle middelen die nodig zijn om doeltreffend te kunnen functioneren. In landen als Italië en Griekenland, waar dagelijks duizenden migranten aankomen, kan alleen een aanzienlijke bundeling van financiële en fysieke middelen totale chaos voorkomen.

3.1.16.

Het EESC deelt de grote zorgen van het UNHCR over het proces van registratie en selectie van vluchtelingen meteen bij aankomst op hotspots aan de EU-grenzen.

3.2.   Maatregelen voor de lange termijn

3.2.1.

De EU kan de migratiestromen alleen tot beheersbare proporties indammen als ze zinvolle inspanningen levert om de vele problemen in de herkomstlanden te helpen op te lossen. Het langetermijndoel van stabiliteit, vrede en welvaart zal een ongekende inzet vereisen, niet alleen van Europa, maar van de hele internationale gemeenschap. De EU moet ernaar streven om de internationale inspanningen op te voeren, met name via de VN.

3.2.2.

De EU moet haar institutionele aanwezigheid in belangrijke herkomst- en doorreislanden uitbreiden door specifieke migratiecentra op te zetten als tijdelijke of permanente faciliteiten waar asielaanvragen worden verwerkt. Meer focus en bijstand is nodig in landen als Algerije, Marokko, Mali, Libië, Libanon en Turkije.

3.2.3.

Het moet volgens het EESC een van de hoofddoelen van de agenda zijn om een EU-migratiebeleid te ontwikkelen dat legale migratie mogelijk maakt en tegelijkertijd de effectieve integratie van migranten te bevordert. Het EESC is in afwachting van de eerste wetgevings- en beleidsvoorstellen op deze gebieden en wil de Europese Commissie graag ondersteunen bij de ontwikkeling van deze voorstellen.

3.2.4.

Het EESC moedigt de lidstaten aan om het Verdrag van Genève van 1951 ten volle in acht te nemen en actief ten uitvoer te leggen, en te weerstaan aan de druk om de bescherming van en dienstverlening aan vluchtelingen te verminderen.

3.2.5.

Het EESC is voorstander van een gemeenschappelijk asielbeleid op basis van eenvoudigere gemeenschappelijke procedures. Zo’n beleid moet ook gebaseerd zijn op een gemeenschappelijke definitie van de vluchtelingenstatus en van de rechten die hieraan zijn verbonden. Zo moet worden voorkomen dat vluchtelingen gaan „rondshoppen” voor de beste behandeling.

3.2.6.

Het informatiesysteem over landen van herkomst (COI) moet verder worden ontwikkeld. Asielaanvragen van burgers uit dezelfde staten van wie verondersteld kan worden dat ze zich in een vergelijkbare situatie bevinden, hebben vaak verschillende uitkomsten. Het systeem dient voldoende flexibel en betrouwbaar te zijn om de ontwikkelingen in de landen van herkomst in realtime te onderzoeken en te verwerken. De samenwerking tussen de veiligheidsdiensten van de lidstaten moet voortdurend worden verbeterd, omdat zij een belangrijke informatiebron vormen.

3.2.7.

Een hogere prioriteit moet worden gegeven aan het organiseren van legale migratie en visumbeleid, digitalisering van het proces, erkenning van kwalificaties en stimulering van onderwijsmobiliteit.

3.2.8.

De EU moet een grotere rol gaan spelen bij het beheer van terugkeeroperaties en steun voor re-integratiemaatregelen. Het proefproject voor terugkeeroperaties naar Pakistan en Bangladesh is voor de huidige noodsituatie maar beperkt relevant. Het EESC raadt sterk aan om soortgelijke projecten te plannen en uit te voeren, met passende financiering en institutionele ondersteuning.

3.2.9.

Versterking van de grenscontroles in doorreislanden, uitbreiding van de patrouilles op zee en vernietiging van de schepen van smokkelaars kunnen helpen, maar zijn niet de enige instrumenten om het probleem duurzaam aan te pakken. De EU doet er goed aan om te kiezen voor een totaalaanpak waarin beter gebruik wordt gemaakt van haar verschillende instrumenten en aanzienlijke middelen.

3.3.   Maatschappelijk middenveld

3.3.1.

Bij het te lijf gaan van de migratiecrisis spelen maatschappelijke organisaties een vitale rol. Ze kunnen een essentiële rol spelen door in te staan voor de noodzakelijke eerste opvang van migranten. Een nog belangrijkere rol voor maatschappelijke organisaties is weggelegd als het gaat om de inspanningen die op de langere termijn nodig zijn om migranten te integreren in de samenleving. Maatschappelijke organisaties kunnen de ondersteuning op mensenmaat bieden die in alle fasen van de opvang en vestiging van vluchtelingen zo cruciaal is.

3.3.2.

Het EESC prijst de solidariteit waarvan maatschappelijke groeperingen en individuele burgers blijk hebben gegeven door vrijwillig asielzoekers bij te staan. De schaal waarop deze welkome en spontane hulp wordt verleend, is echter niet groot genoeg om de uitdagingen efficiënt het hoofd te bieden. Het EESC roept de EU-lidstaten op om de rol van het maatschappelijk middenveld te erkennen en op waarde te schatten door meer steun te geven aan nationale ngo’s en maatschappelijke organisaties, zodat er gestructureerder en doeltreffender kan worden opgetreden. De regeringen van de lidstaten hebben een speciale verantwoordelijkheid om de maatschappelijke organisaties op hun grondgebied in kaart te brengen en zich ermee te verbinden, en om deze organisaties meer te steunen teneinde hun capaciteit te vergroten.

3.3.3.

Voorts beveelt het EESC aan dat de Commissie een inspanning levert om de lidstaten in het kader van de partnerschapsovereenkomsten inzake structuurfondsen meer middelen toe te kennen, zodat meer ESF- en EFRO-middelen kunnen worden ingezet voor migratiebeheer en integratie. Ngo’s en organisaties die actief zijn in het veld zouden de belangrijkste ontvangers van deze middelen moeten zijn. Deze middelen zouden een aanvulling moeten vormen op de middelen die momenteel worden verstrekt uit het Fonds voor asiel, migratie en integratie.

3.3.4.

Het EESC wijst erop dat het samen met de Europese Commissie in 2009 het Europees Migratieforum in het leven heeft geroepen, opvolger van het Europees Integratieforum. Het forum is een platform voor overleg tussen Europese instellingen en maatschappelijke organisaties op het gebied van immigratie, asiel en de integratie van migranten.

4.   Integratie in de samenleving en op de arbeidsmarkt

4.1.

Het EESC acht het op dit moment van groot belang om een transparant, voorspelbaar en rechtvaardig systeem voor legale migratie naar de EU op te zetten. De bevolking van Europa vergrijst en groeit met slechts circa 0,2 % per jaar, wat aanzienlijk lager is dan het vervangingsniveau. Geschat wordt dat de economisch actieve bevolking van Europa tegen 2050 met ongeveer 30 miljoen zal zijn gekrompen, en als er niet snel iets wordt gedaan zullen de afhankelijkheidsratio’s in de meeste EU-lidstaten snel blijven stijgen, zal de productiviteit dalen, zullen bedrijven de deuren sluiten en zullen de kosten van het in stand houden van diensten, in het bijzonder voor de vergrijzende bevolking, aanzienlijk toenemen.

4.2.

Als de EU de handen ineenslaat en georganiseerd optreedt op basis van solidariteit, kan ze de huidige situatie omvormen tot een kans om de actuele demografische trend en de sociaaleconomische effecten daarvan om te keren. Arbeidsmarktintegratie van migranten leidt tot economische groei en komt hun onafhankelijkheid ten goede. Is er in het beleid echter onvoldoende oog voor integratie, dan komt de last van de ondersteuning van migranten op de schouders van overheidsdiensten terecht en kan er sociale wrijving ontstaan met aanzienlijke gevolgen.

4.3.

Het EESC onderkent dat integratie sterk afhankelijk is van integratie op de arbeidsmarkt. Er zijn evenwel een aantal factoren in verband met de impact van immigratie op de arbeidsmarkt die nader bekeken moeten worden. Het gaat hierbij bijv. om de impact van immigranten op het niveau van de lonen, de beschikbaarheid van banen, de druk op de begroting (gezondheidszorg en onderwijs) en de gevolgen van multiculturaliteit.

4.4.

Het EESC heeft al een verkennend advies (1) opgesteld dat diende ter voorbereiding van de ministerconferentie van Zaragoza in 2010 (2), die is uitgemond in een belangrijke Verklaring over de arbeidsmarktintegratie van migranten en de uitdagingen voor Europese en nationale overheden en de sociale partners.

4.5.

Uit studies blijkt dat migranten over het geheel genomen meer bijdragen aan de economie dan dat ze kosten, dat hun effect op begrotingen minimaal is en dat ze Europa helpen bij het wegwerken van het demografisch tekort en het stimuleren van de economische groei. De regio’s van Europa worden echter niet allemaal op dezelfde wijze beïnvloed door de effecten van migratie, en de impact op lokaal niveau moet zorgvuldig worden beoordeeld. Daarnaast is er een duidelijk verschil tussen de ordentelijke aankomst van migranten in het kader van de uitvoering van beleid en een plotselinge toestroom van duizenden migranten, die moeilijk te beheren is en lokale, regionale en nationale structuren onder druk zet, zoals de afgelopen weken is gebeurd.

4.6.

De arbeidsmarktintegratie van migranten hangt af van een aantal factoren, zoals het werkloosheidspeil in de ontvangende landen, de vaardigheden van migranten, het niveau van hun vaardigheden, de mate waarin ze vóór binnenkomst in de EU zijn voorbereid wat betreft taalvaardigheden en formele opleiding, en de organisaties en structuren die in de ontvangende landen zijn opgezet om de arbeidsmarktintegratie van immigranten, met inbegrip van vluchtelingen, te vergemakkelijken. Op deze gebieden is er voor het maatschappelijk middenveld een cruciale rol weggelegd.

4.7.

Er zijn echter nog andere factoren die een snelle integratie bemoeilijken, zoals de erkenning van kwalificaties, administratieve belemmeringen, gebrek aan transparantie, misvattingen over migranten bij het grote publiek, uitbuiting en juridische hordes als gevolg van verouderde wetten en het niet of slechts langzaam omzetten van EU-wetgeving.

4.8.

Bij het aangaan van de uitdagingen in verband met de arbeidsmarktintegratie van immigranten komt vakbonden en werkgeversorganisaties een essentiële rol toe. Het EESC beveelt aan om de sociale partners volwaardig te betrekken bij de formulering, ontwikkeling, tenuitvoerlegging en follow-up van integratiebeleid en gerelateerde maatregelen op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau.

4.9.

regeringen, lokale en regionale overheden en de sociale partners moeten samenwerken om een sociale consensus te bereiken over de wijze van integratie van migranten in economie en samenleving, vooral om te voorkomen dat er een strijd ontstaat tussen verschillende groepen kansarmen.

4.10.

Het maatschappelijk middenveld is cruciaal om migranten te helpen toegang te krijgen tot onderwijs, opleiding en werk, en om discriminatie in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en in de samenleving als geheel te bestrijden.

Brussel, 10 december 2015.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  PB C 354 van 28.12.2010, blz. 16.

(2)  http://www.integrim.eu/wp-content/uploads/2012/12/Report-20101.pdf, https://www.uclm.es/bits/archivos/declaracionzaragoza.pdf