17.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 453/20 |
Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)
Champignons
(AT.39965)
(2014/C 453/10)
Op 9 april 2013 heeft de Europese Commissie de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 (2) ingeleid tegen Bonduelle SCA, Bonduelle SAS, Bonduelle Conserve International SAS („Bonduelle”), Lutèce bv, Lutèce Holding bv, C4C Holding bv („Lutèce”), Prochamp bv, Peffer Holding bv („Prochamp”) en [een andere onderneming].
Nadat schikkingsgesprekken waren gevoerd en verklaringen met het oog op een schikking waren ingediend overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (3), heeft de Europese Commissie op 15 mei 2014 een mededeling van punten van bezwaar gericht tot Bonduelle, Lutèce en Prochamp („schikkende partijen”) vastgesteld blijkens welke deze hebben deelgenomen aan één enkele en voortdurende inbreuk op artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst.
De inbreuk als beschreven in de tot de schikkende partijen gerichte mededeling van punten van bezwaar betrof een EER-wijd kartel op het gebied van de verkopen van private labels (MDD, HD en MPP) (4) van ingeblikte champignons middels aanbestedingsprocedures aan kleinhandelaars en het foodservicekanaal. Doel was de marktaandelen voor het gekartelleerde product te stabiliseren en de daling van prijzen te stoppen. Het kartel duurde van 1 september 2010 tot 22 december 2011 voor wat betreft Lutèce en tot 28 februari 2012 voor wat betreft Bonduelle en Prochamp.
De schikkende partijen bevestigden in hun respectieve antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar dat de inhoud van hun verklaringen met het oog op een schikking in de mededeling correct was weergegeven.
Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of het ontwerpbesluit uitsluitend de bezwaren betreft ten aanzien waarvan de schikkende partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken, en ik ben tot de conclusie gekomen dat dit inderdaad het geval was.
Gezien het bovenstaande, en gezien het feit dat de schikkende partijen mij geen verzoeken of klachten hebben doen toekomen (5), ben ik van mening dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van alle schikkende partijen in deze zaak is geëerbiedigd.
Gedaan te Brussel, 23 juni 2014.
Wouter WILS
(1) Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures („Besluit 2011/695/EU”) (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).
(2) Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).
(4) MDD staat voor „Marque des Distributeurs”, HD staat voor „Hard Discounts” en MPP staat voor „Marque Premier Prix”.
(5) Op basis van artikel 15, lid 2, van Besluit 2011/695/EU, kunnen partijen bij procedures in kartelzaken die, overeenkomstig artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 773/2004, gesprekken met het oog op een schikking aangaan, in elk stadium van de schikkingsprocedure een beroep op de raadadviseur-auditeur doen om te verzekeren dat zij hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Zie ook punt 18 van de Mededeling 2008/C 167/01 van de Commissie betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van beschikkingen op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken (PB C 167 van 2.7.2008, blz. 1).