6.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 438/7


Conclusies van de Raad over patiëntveiligheid en kwaliteit van de gezondheidszorg, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties en antimicrobiële resistentie

(2014/C 438/05)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

1.

HERINNERT ERAAN dat, volgens artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid wordt verzekerd, dat het optreden van de Unie, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid, is gericht op verbetering van de volksgezondheid, dat de Unie samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van de volksgezondheid aanmoedigt en zo nodig hun optreden steunt, en dat het optreden van de Unie volledig de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot de organisatie en de verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging eerbiedigt;

2.

MEMOREERT de op 2 juni 2006 aangenomen conclusies van de Raad betreffende de gemeenschappelijke waarden en beginselen van de gezondheidsstelsels van de Europese Unie (1), en in het bijzonder de overkoepelende waarden universaliteit, toegang tot hoogwaardige zorg, rechtvaardigheid en solidariteit;

3.

HERINNERT ERAAN dat in de Jaarlijkse Groeianalyse 2014 wordt gewezen op de noodzaak om strategieën voor actieve inclusie te ontwikkelen die moeten leiden tot een brede toegang tot betaalbare en kwalitatief hoogwaardige gezondheidsdiensten, mede met het oog op het verwezenlijken van de doelstellingen van Europa 2020;

4.

MEMOREERT Aanbeveling 2009/C 151/01 van de Raad van 9 juni 2009 betreffende patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties (2);

5.

MEMOREERT Aanbeveling 2002/77/EG van de Raad van 15 november 2001 betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde (3) alsmede het actieplan van de Commissie tegen het toenemende gevaar van antimicrobiële resistentie (4);

6.

MEMOREERT de conclusies van de Raad van 22 juni 2012 over de gevolgen van antimicrobiële resistentie in de volksgezondheidssector en de veterinaire sector — Een „één gezondheid”-perspectief (5);

7.

HERINNERT ERAAN dat op antimicrobiële resistentie en zorginfecties overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder a), ii), en lid 2, van Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en tot intrekking van Besluit nr. 2119/98/EG (6) epidemiologische surveillance van toepassing is;

8.

MEMOREERT Resolutie WHA67.25 van de Wereldgezondheidsvergadering over antimicrobiële resistentie, aangenomen op 24 mei 2014;

9.

HERINNERT ERAAN dat Aanbeveling 2009/C 151/01 en Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (7) de verplichting scheppen dat patiënten gezondheidszorg in overeenstemming is met veiligheids- en kwaliteitsnormen en richtsnoeren ontvangen, en transparantie en duidelijkheid scheppen omtrent het recht op informatie, wat betreft de bestaande veiligheids- en kwaliteitsmaatregelen alsmede de klachtenregelingen en de verhaalmechanismen;

10.

MERKT OP dat de beleids- en de besluitvorming empirisch onderbouwd moeten zijn en moeten worden geschraagd door stelselmatige gegevensverzameling met gebruikmaking van geschikte instrumenten wat betreft gezondheidsinformatie en communicatietechnologie (ICT);

11.

MERKT OP dat de huidige tendens om de gezondheidszorg vanuit de ziekenhuizen te verplaatsen naar extramurale zorg, waaronder eerstelijns- en thuiszorg, ertoe kan leiden dat er meer zorg wordt verleend door gezondheidswerkers die niet aan ziekenhuizen zijn verbonden, door maatschappelijk werkers en verzorgers, met inbegrip van informele zorgverleners;

12.

ONDERKENT dat onderwijs en opleiding in patiëntveiligheid en infectiepreventie en -bestrijding een vast bestanddeel van de opleiding voor gezondheidswerkers en zorgverleners moeten vormen, en tevens onderdeel moeten zijn van hun bij- en nascholing;

13.

ONDERKENT dat eerlijke en niet-beschuldigende meldings- en leersystemen uitstekende instrumenten zijn gebleken voor het versterken van een patiëntveiligheidscultuur;

14.

NEEMT NOTA van de conclusies van de twee verslagen (8) van de Europese Commissie over de opvolging van Aanbeveling 2009/C 151/01;

15.

ONDERKENT dat de uitvoering van doeltreffende maatregelen ter voorkoming en bestrijding van zorginfecties op regionaal en nationaal niveau van vitaal belang is voor het tegengaan van de verdere verspreiding en toename van antimicrobiële resistentie, en dat het aanpakken van zorginfecties een van de hoekstenen is van het in 2011 aangenomen EU-actieplan tegen het toenemende gevaar van antimicrobiële resistentie (9);

16.

HERINNERT ERAAN dat in de EU jaarlijks naar schatting ongeveer 3,2 miljoen patiënten (10) een zorginfectie oplopen, dat 20 tot 30 % van die infecties als vermijdbaar worden beschouwd (11) en dat zich naar verwachting 5 % tot 10 % ongewenste voorvallen voordoen, die voor bijna de helft potentieel voorkomen zouden kunnen worden (12);

17.

NEEMT NOTA van het feit dat volgens de Speciale Eurobarometer over patiëntveiligheid en zorgkwaliteit (13) iets meer dan de helft (53 %) van alle EU-burgers denkt dat ziekenhuiszorg in hun land voor patiënten nadelig kan zijn, terwijl de helft van de ondervraagden denkt dat zorg buiten ziekenhuizen voor hen nadelig kan zijn, en dat die percentages sinds 2009 niet significant zijn gedaald;

18.

CONSTATEERT MET BEZORGDHEID dat, volgens de meest recente door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) gepubliceerde (14) gegevens, door multiresistente micro-organismen veroorzaakte zorginfecties toenemen;

19.

NEEMT NOTA van het werk van de WHO en de OESO op het gebied van patiëntveiligheid en zorgkwaliteit, dat ook wordt gesteund door de EU;

20.

HEEFT WAARDERING voor de vooruitgang die de lidstaten sinds 2009 hebben geboekt met het opnemen van patiëntveiligheid in hun volksgezondheidsbeleid, conform Aanbeveling 2009/C 151/01;

21.

HEEFT WAARDERING voor de inspanningen van de werkgroep patiëntveiligheid en zorgkwaliteit om te komen tot praktische richtsnoeren inzake onderwijs en opleiding en inzake meldings- en leersystemen;

22.

MERKT OP dat zeggenschap en betrokkenheid van de patiënt als een essentieel bestanddeel van kwalitatief hoogwaardige en veilige zorg worden erkend, en vereisen dat de lidstaten zich ervoor inzetten om landelijk kennis en doeltreffende instrumenten uit te wisselen;

23.

HEEFT WAARDERING voor het werk van het Europees Netwerk voor patiëntveiligheid en zorgkwaliteit (gemeenschappelijke actie PaSQ) in verband met het opvolgen van Aanbeveling 2009/C 151/01 wat betreft de uitwisseling en invoering van goede praktijken in de lidstaten;

24.

ONDERKENT dat er behoefte is aan verdere duurzame samenwerking op EU-niveau inzake patiëntveiligheid en zorgkwaliteit;

25.

MERKT OP dat het opvolgen van de algemene patiëntveiligheidsaspecten van Aanbeveling 2009/C 151/01 een gunstige uitwerking heeft op de gezondheid van de bevolking en de economie van de gezondheidszorgstelsels, en dat dit aandacht blijft vergen;

26.

HERINNERT ERAAN dat schade in samenhang met ongewenste voorvallen een extra kostenpost is voor de gezondheidszorgstelsels;

27.

IS VAN OORDEEL dat prestatiebeoordeling van de gezondheidszorgstelsels kan helpen vooruitgang te boeken inzake patiëntveiligheid en zorgkwaliteit;

28.   VERZOEKT DE LIDSTATEN:

a)

hun inspanningen in verband met het opvolgen van Aanbeveling 2009/C 151/01 op te voeren, daarbij rekening houdend met de prioriteitsgebieden die staan vermeld in de conclusies van de beide uitvoeringsverslagen van de Commissie alsmede in de verslagen over onderwijs en opleiding en over meldings- en leersystemen van de werkgroep patiëntveiligheid en zorgkwaliteit;

b)

voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de autoriteiten aan te wijzen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en monitoring van geïntegreerde patiëntveiligheidsstrategieën, mede wat betreft preventie, bewaking en bestrijding van zorginfecties;

c)

te overwegen richtsnoeren, aanbevelingen en goede praktijken op het gebied van patiëntveiligheid en preventie en bestrijding van zorginfecties en antimicrobiële resistentie te implementeren, en de WHO-taxonomie inzake patiëntveiligheid te gaan gebruiken om de klinische en organisatorische prestaties te helpen op te krikken;

d)

te ijveren voor onderwijs aan en opleiding van gezondheidswerkers in patiëntveiligheid en zorginfecties, daarbij rekening houdend met de ter zake doende bevindingen van het ECDC, waaronder het technische document van het ECDC „Core competencies on infection control and hospital hygiene professionals in the European Union” (15), en met de ter zake doende WHO-aanbevelingen, teneinde te bevorderen dat er in gezondheidszorgomgevingen voldoende adequaat opgeleid personeel beschikbaar is, waaronder personeel dat gespecialiseerd is in infectiebestrijding;

e)

medische beroepsorganisaties aan te moedigen een interprofessionele patiëntveiligheidscultuur te ontwikkelen die geïntegreerde en kwalitatief hoogwaardige zorgprocessen mogelijk maakt;

f)

maatregelen uit te werken die rechtvaardige en niet-beschuldigende meldingen door gezondheidswerkers of patiënten mogelijk maken, en steun bieden om op niet-beschuldigende wijze fouten en ongewenste voorvallen te behandelen en ervan te leren;

g)

patiënten, families en hun informele zorgverleners, alsmede patiëntenorganisaties, aan te moedigen om te participeren en zeggenschap op te eisen, door middel van empirisch onderbouwde en objectieve verstrekking van informatie en onderwijs, en te bevorderen dat patiënten aan de besluitvorming in de gezondheidszorg participeren en zodoende ongewenste voorvallen te helpen te voorkomen;

h)

te overwegen of het opportuun is kosteneffectieve evaluatie van patiëntveiligheidsprogramma’s te ontwikkelen, mede op basis van de resultaten van het „Actieprogramma voor de Unie op het gebied van gezondheid (2014-2020)”;

i)

in het hele proces van zorg en behandeling de programma’s en plannen voor infectiepreventie en -bestrijding, waaronder de specifieke programma’s voor verpleeghuizen en faciliteiten voor langdurige zorg, te versterken;

j)

de preventie, diagnose, monitoring en bestrijding van zorginfecties te versterken, mede door aanneming, opvolging en monitoring van beroepsrichtsnoeren op nationaal niveau, in voorkomend geval in nauwe samenwerking met het ECDC;

k)

ervaringen te delen over strategieën om de patiëntveiligheid en de zorgkwaliteit in en tussen alle zorgomgevingen te waarborgen;

l)

beroepsrichtsnoeren te ontwikkelen inzake het prudente gebruik van antibiotica, en mede inzake de monitoring van geneesmiddelenvoorschrijving;

m)

overeenkomstig de conclusies van de Raad van 22 juni 2012 bijzondere aandacht aan antimicrobiële resistentie te blijven besteden, alsmede de consumptie van antimicrobiële stoffen te monitoren en de bewaking van antimicrobiële resistentie te implementeren, hetgeen inhoudt dat wordt deelgenomen aan de EU-surveillancenetwerken voor deze aangelegenheden, die worden gecoördineerd door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en door het Europees Geneesmiddelenbureau;

29.   VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE:

a)

een patiëntveiligheidscultuur te propageren die het op rechtvaardige en niet-beschuldigende wijze melden van ongewenste voorvallen op het niveau van gezondheidszorgomgevingen omvat, en toe te werken naar meting en verbetering van de patiëntveiligheidscultuur;

b)

regelmatig een evaluatie te verrichten van de praktische richtsnoeren inzake onderwijs aan en opleiding van gezondheidswerkers, en inzake meldings- en leersystemen;

c)

te bevorderen dat er informatie over ongewenste voorvallen wordt ingewonnen;

d)

te bevorderen dat de richtsnoeren worden opgevolgd en er een empirisch onderbouwd beleid wordt gevoerd, door het uitwisselen van beste praktijken inzake voorkoming en bestrijding van antimicrobiële resistentie;

e)

te werken aan sturing door de EU voor het betrekken van patiënten/burgers bij patiëntveiligheidsstrategieën en daarbij rekening te houden met de beraadslagingen van de Wereldgezondheidsorganisatie;

f)

facultatieve richtsnoeren voor het vaststellen van normen en richtsnoeren voor patiëntveiligheid te ontwikkelen, daarbij rekening houdend met de bestaande methoden voor het vaststellen van normen en met de richtsnoeren die door enerzijds de nationale bevoegde autoriteiten, en anderzijds de gezondheidswerkers en de wetenschappelijke verenigingen worden gevolgd;

g)

zich verder te beraden over de aspecten van kwaliteit in de gezondheidszorg en daarbij uit te gaan van voorhanden kennis, waaronder het werk van de „Gemeenschappelijke actie inzake patiëntveiligheid en zorgkwaliteit” (PaSQ);

h)

Uiterlijk in december 2016 een kader voor duurzame samenwerking op EU-niveau inzake patiëntveiligheid en zorgkwaliteit vast te stellen en daarbij tevens de resultaten van de „Gemeenschappelijke actie inzake patiëntveiligheid en zorgkwaliteit” (PaSQ) in aanmerking te nemen;

i)

bij beleids- en programmaontwikkeling rekening te houden met onderzoeksresultaten, en te ijveren voor verder onderzoek naar patiëntveiligheid en zorgkwaliteit;

j)

toe te werken naar een beter begrip van de kosteneffectiviteit van een patiëntveiligheidsbeleid dat in het teken staat van doeltreffendheid, doelmatigheid, geschiktheid, veiligheid en kwaliteit van de gezondheidszorg;

k)

een nog hechtere samenwerking tussen de volksgezondheids- en de veterinaire sector tot stand te brengen om iets te doen tegen het toenemende gevaar van antimicrobiële resistentie;

l)

de onderzoeks- en innovatie-inspanningen te versterken en te coördineren om antimicrobiële resistentie aan te pakken, in het bijzonder door steun te verlenen aan het initiatief voor gezamenlijke programmering inzake antimicrobiële resistentie.

m)

patiëntveiligheidsstrategieën te verbeteren aan de hand van de resultaten van de door de Commissie in samenwerking met de werkgroep patiëntveiligheid en zorgkwaliteit geïnitieerde studie van de kosten van onveilige zorg en van de kosteneffectiviteit van patiëntveiligheidsprogramma’s;

30.   VERZOEKT DE COMMISSIE:

a)

de lidstaten te blijven steunen bij het verbeteren van de strategieën en programma’s voor patiëntveiligheid in alle zorgomgevingen op basis van de bevindingen in de beide verslagen van de Commissie over de opvolging van Aanbeveling 2009/C 151/01;

b)

te zorgen voor coördinatie van de EU-activiteiten op het gebied van patiëntveiligheid en zorgkwaliteit, mede wat betreft behandelingsfouten, zorginfecties en antimicrobiële resistentie, met wetenschappelijke ondersteuning van de bevoegde bureaus en agentschappen van de EU en inaanmerkingneming van het werk van internationale organisaties als de WHO en de OESO;

c)

in de lidstaten en op EU-niveau monitoring van ontwikkelingen inzake patiëntveiligheid en zorginfecties te blijven verrichten en haar bevindingen kenbaar te maken over de tendensen in het patiëntveiligheidsbeleid, de hoofdoorzaken van ongewenste voorvallen en de gebieden waarop verdere acties zijn vereist;

d)

na te gaan of het haalbaar is een voorstel voor een aanbeveling over het verstrekken aan patiënten van informatie over patiëntveiligheid in te dienen ten vervolge op Aanbeveling 2009/C 151/01 en op verder voorbereidend werk met de lidstaten met betrekking tot de aspecten van kwaliteit van gezondheidszorg;

e)

toe te zien op de implementatie van de EU-gevalsdefinities van zorginfecties en op de deelname door de lidstaten aan door het ECDC gecoördineerde EU-surveillance van zorginfecties;

f)

te zorgen voor een vervolg op het EU-actieplan over antimicrobiële resistentie na 2017, en daarbij bijzondere nadruk te leggen op voorkoming en bestrijding van zorginfecties.


(1)  PB C 146 van 22.6.2006, blz. 1.

(2)  PB C 151 van 3.7.2009, blz. 1.

(3)  PB L 34 van 5.2.2002, blz. 13.

(4)  Doc. 16939/11, COM(2011) 748.

(5)  PB C 211 van 18.7.2012, blz. 2.

(6)  PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1.

(7)  PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45.

(8)  Doc. 17982/12 (COM(2012) 658 final) en 11266/14 (COM(2014) 371 final).

(9)  http://ec.europa.eu/dgs/health_consumer/docs/communication_amr_2011_748_nl.pdf

(10)  Prevalence survey of healthcareassociated infections and antimicrobial use in European acute care hospitals 2011-2012, ECDC, 2013.

http://www.ecdc.europa.eu/en/publications/Publications/healthcare-associated-infections-antimicrobial-use-PPS.pdf

(11)  Harbarth S, Sax H, Gastmeier P. The preventable proportion of nosocomial infections: an overview of published reports. J Hosp Infect 2003:54;258-266.

(12)  De Vries EN et al. The incidence.and nature of in-hospital adverse events: a systematic review Qual Saf Health Care 2008;17:216-223.

(13)  http://ec.europa.eu/health/patient_safety/eurobarometers/ebs_411_en.htm

(14)  Antimicrobial resistance surveillance in Europe 2012. Annual Report of the European Antimicrobial Resistance Surveillance Network (EARS-NET). ECDC, 2013.

http://www.ecdc.europa.eu/en/publications/Publications/antimicrobial-resistance-surveillance-europe-2012.pdf

(15)  Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding. Core competencies for infection control and hospital hygiene professionals in the European Union. Stockholm: ECDC; 2013

http://www.ecdc.europa.eu/en/publications/Publications/infection-control-core-competencies.pdf