WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de productie, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking en tot intrekking van Richtlijn 90/167/EEG van de Raad /* SWD/2014/0272 final */
1.
INLEIDING
Deze
effectbeoordeling heeft tot doel de voorgestelde wijzigingen van Richtlijn
90/167/EEG, waarin de voorwaarden worden vastgesteld voor de productie, het in
de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking in de
EU, te ondersteunen. Diervoeder met medicinale werking is een mengsel van
voedermaterialen en een specifiek toegestaan geneesmiddel voor diergeneeskundig
gebruik. Het mag aan houders van dieren uitsluitend worden geleverd op vertoon
van een voorschrift van een dierenarts. Het toedienen van
geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik via het voer is een van de opties
die houders van dieren hebben. Afhankelijk van de situatie op de boerderij kan
de behandeling via diervoeder met medicinale werking de meest aangewezen manier
zijn om het geneesmiddel aan het dier toe te dienen.
2.
BESCHRIJVING VAN HET
PROBLEEM: Uitgangssituatie en problemen
De richtlijn
dateert uit 1990, is nooit herzien, en als gevolg van de uiteenlopende manieren
waarop zij in verschillende landen wordt uitgevoerd, bestaan er tussen de
lidstaten zeer grote verschillen in het gebruik van diervoeder met medicinale
werking voor landbouwhuisdieren. Probleem 1 (resten
van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in voer): In verschillende
lidstaten met soepele regelgeving is er sprake van ruime tolerantieniveaus voor
de versleping van antibiotica vanuit diervoeder met medicinale werking naar
mengvoeders. Als de microben in het dier worden blootgesteld aan een bepaalde
dosis antimicrobiële stoffen, overleeft een significant aantal ziektekiemen de
behandeling en stimuleert hun aanwezigheid de selectie van resistente stammen
microben. In andere lidstaten is er geen waarde voor de versleping vastgesteld,
wat voor de exploitanten tot rechtsonzekerheid leidt. De gevolgen van de
resten van geneesmiddelen zijn: ·
een verhoogd risico van het ontwikkelen van
antimicrobiële resistentie als gevolg van de ruime tolerantieniveaus voor
antimicrobiële stoffen in voer in sommige lidstaten, en ·
lastige beoordeling per geval in lidstaten waarin
geen limieten voor de versleping bestaan, gecombineerd met rechtsonzekerheid
voor de exploitanten. Probleem 2
(onnauwkeurige dosering van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik): Een
nauwkeurige dosering van orale geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik is
cruciaal voor een effectieve groepsbehandeling waarbij elk individueel dier de
juiste therapeutische dosis ontvangt. Onjuiste dosering kan leiden tot
vergiftiging van het dier (te hoge dosis) of het risico verhogen dat dieren
niet genezen (te lage dosis). De nauwkeurigheid van de dosering loopt enerzijds
gevaar als bij de productie van het diervoeder met medicinale werking niet is
gewaarborgd dat het geneesmiddel homogeen in het voer wordt verwerkt,
bijvoorbeeld in lidstaten met soepele regels, of indien dieren minder
diervoeder met medicinale werking innemen dan verwacht. Andere lidstaten
combineren een strakke "nultolerantie" voor geneesmiddelen voor
diergeneeskundig gebruik in mengvoeders met omslachtige regels voor de productie
van diervoeder met medicinale werking, wat er in de praktijk toe leidt dat
diervoeder met medicinale werking niet beschikbaar is. Omdat de totale
hoeveelheden van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die aan dieren
worden toegediend onafhankelijk zijn van de beschikbaarheid van de
verschillende toedieningsmethoden, overheersen de minder nauwkeurige en
controleerbare toedieningsmethoden, zoals het uitstrooien van orale
diergeneesmiddelpoeders. De consequenties
van onnauwkeurige doseringen zijn: ·
niet-effectieve behandeling van zieke dieren,
aangezien zij niet de therapeutische hoeveelheid geneesmiddel ontvangen
(mislukte therapie door onderdosering) en resten van de geneesmiddelen in
dierlijke producten (overdosering van dieren), zowel in lidstaten waar
diervoeder met medicinale werking wordt vervangen door minder nauwkeurige orale
poeders als in lidstaten waar de homogeniteit van diervoeder met medicinale
werking niet voldoende wordt gewaarborgd, en ·
verhoogde antimicrobiële resistentie als gevolg van
subtherapeutische niveaus antimicrobiële middelen op boerderijen in lidstaten
met een strenge toepassing van de nultolerantie als gevolg van het verhoogd
gebruik van minder controleerbare alternatieven voor diervoeder met medicinale
werking. Probleem 3
(barrières voor uitbreiding van de productie en verhandeling van diervoeder met
medicinale werking in de EU): Elke lidstaat heeft zijn eigen nationale regeling
voor diervoeder met medicinale werking. Dit betekent dat er in de praktijk een
uiterst gecompliceerde, maar ook kostbare toestand is ontstaan, met name voor
de betrokken bedrijfstakken. Een van de oorzaken hiervan is dat de EU-richtlijn
vage bepalingen inzake de productie bevat, en dat deze door de lidstaten
verschillend worden geïnterpreteerd. Ten tweede biedt de EU-richtlijn de
lidstaten verschillende opties om hun nationale regimes in te richten, zoals
het toestaan van distributeurs voor diervoeders met medicinale werking of de
productie van diervoeder met medicinale werking nog voordat het voorschrift van
de dierenarts is ontvangen. Consequenties van
het bestaan van verschillende nationale regelingen: ·
barrières voor de verhandeling in de EU van
diervoeder met medicinale werking (compartimentering), beperkte concurrentie en
obstakels voor de verspreiding van innovatie; ·
hoge regeldruk voor de industrie als die haar
activiteiten niet beperkt tot de lokale markt; ·
tegenvallende productiekwaliteit in lidstaten met
soepele regels; en ·
buitensporige kosten voor diervoeder met medicinale
werking in lidstaten die hun regiem "vergulden". Probleem 4 (geen markttoegang van diervoeder met
medicinale werking voor gezelschapsdieren): In het algemeen wordt diervoeder
met medicinale werking gebruikt voor de behandeling van grotere groepen dieren
in de veeteelt. Voor bepaalde geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik zou
de behandeling van gezelschapsdieren via diervoeder met medicinale werking
echter een uitstekende methode kunnen zijn, waarbij eigenaren hun dieren zouden
kunnen behandelen met geprepareerd voer. Verschillende lidstaten betwijfelen
echter of de wetgeving inzake diervoeder met medicinale werking wel kan worden
toegepast op gezelschapsdieren, aangezien deze is gebaseerd op artikel 43
(gemeenschappelijk landbouwbeleid) en dus alleen van toepassing wordt geacht op
landbouwhuisdieren. De verschillende
manieren waarop de richtlijn nationaal wordt uitgevoerd vormen een andere
factor: de eis dat er een voorschrift moet zijn vóór de productie (anders dan
voor levering), werkt centrale productie en distributie tegen. Verschillende
lidstaten staan niet toe dat diervoeder met medicinale werking vooraf wordt
geproduceerd. Andere staan niet toe dat distributeurs fungeren als
tussenpersoon tussen producent en gebruiker en eisen dat de distributie
rechtstreeks geschiedt tussen het diervoederbedrijf en de houder van het dier.
Producenten van voer voor gezelschapsdieren kunnen niet aan deze eis voldoen. De gevolgen van de beperkingen voor diervoeder met medicinale werking
voor gezelschapsdieren zijn: ·
grote barrières voor innovatieve bedrijven die hun
activiteiten willen uitbreiden tot diervoeder met medicinale werking voor
gezelschapsdieren, en ·
de onmogelijkheid voor eigenaren van
gezelschapsdieren met chronische aandoeningen om deze op een comfortabele en
efficiënte manier te behandelen.
3.
BEHOEFTE aan
EU-OPTREDEN – SUBSIDIARITEIT
De huidige
wetgeving inzake diervoeder met medicinale werking bestaat uit een richtlijn
die dateert van voor de totstandbrenging van de interne markt en die sindsdien
nooit is aangepast. De richtlijn kan worden beschouwd als een extreem voorbeeld
van subsidiariteit: de nationale omzetting van dit rechtsinstrument heeft de
lidstaten de vrijheid gegeven om de juridische bepalingen te interpreteren en
uit te voeren, maar deze flexibiliteit werkt de ambities van een functionerende
interne markt tegen en leidt tot zorgen op het gebied van de gezondheid van
mens en dier. Wat de ontwikkeling van de nationale systemen betreft, laat de
trend van de afgelopen decennia zien dat deze problemen eerder zijn verergerd
dan verbeterd, ook al hebben veel lidstaten geprobeerd de problemen aan te
pakken via nationale actieplannen. Uit het externe onderzoek, gerichte
raadplegingen en de onlineraadpleging van de belanghebbenden en de lidstaten
blijkt een sterke behoefte aan concrete, geharmoniseerde maatregelen op
EU-niveau (88 % van de respondenten). Dit geeft duidelijk aan dat de EU
een meerwaarde kan bieden door te kiezen voor het juiste rechtsinstrument en
evenredige maatregelen. Vergeleken met
versplinterd optreden op nationaal niveau zou optreden op EU-niveau duidelijke
voordelen bieden op het vlak van economische haalbaarheid en de gezondheid van
mens en dier. Daarom wordt in het voorstel gestreefd naar harmonisatie van de
cruciale parameters, terwijl de actoren op lokaal niveau keuzevrijheid behouden
bij het naleven hiervan.
4.
DOELSTELLINGEN van
het EU-INITIATIEF
Algemene beleidsdoelstellingen: (1) het
soepel functioneren van een concurrerende en innovatieve interne markt voor
diervoeder met medicinale werking, en (2) een
hoge mate van bescherming van de gezondheid van mens en dier waarborgen. Specifieke
doelstellingen: ·
een eind maken aan de nultolerantie voor de
onvermijdelijke versleping van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik; ·
diervoeder met medicinale werking tegen een
concurrerende prijs beschikbaar maken voor boeren en eigenaren van
gezelschapsdieren; ·
het risico van antimicrobiële resistentie als
gevolg van resten en subtherapeutische toediening van antimicrobiële middelen
terugdringen; ·
de diergezondheid verbeteren door een nauwkeurige
dosering van orale geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik; ·
barrières voor innovatieve en "nieuwe"
diervoeders met medicinale werking wegnemen.
5.
BELEIDSOPTIES
Optie 1: De
status quo handhaven – geen
beleidswijziging De EU onderneemt geen actie op het
gebied van diervoeder met medicinale werking. De bestaande richtlijn behoudt
haar algemene karakter en de verschillen in interpretatie en uitvoering tussen
lidstaten blijven bestaan. De regels kunnen per lidstaat verschillen. De
lidstaten behouden verschillende residuniveaus voor geneesmiddelen voor
diergeneeskundig gebruik in mengvoeders. Optie 2: Richtlijn 90/167
aanpassen in combinatie met "zachte wetgeving" Het toepassingsgebied van de richtlijn wordt verduidelijkt
en uitgebreid tot diervoeder met medicinale werking voor gezelschapsdieren. Bij
deze optie worden de technische bepalingen in de huidige richtlijn niet
gewijzigd. Er worden richtsnoeren voor de nationale instanties en exploitanten
uitgewerkt voor die gebieden waarop problemen zijn vastgesteld, zoals
controlemechanismen, productienormen of residuen van geneesmiddelen voor
diergeneeskundig gebruik in diervoeders. Optie
3: Nieuwe EU-verordening met gedetailleerde regels Bij deze optie worden de verduidelijkingen van het
toepassingsgebied van optie 2 aangebracht, maar dan in de juridisch bindende
vorm van een verordening. Distributeurs mogen in de gehele EU tussenpersonen
zijn tussen de producenten en de gebruikers van diervoeder met medicinale
werking, wat van essentieel belang is voor diervoeder met medicinale werking
voor gezelschapsdieren. In de verordening worden voor diervoeder met medicinale
werking nauwkeurige EU-criteria vastgesteld aangaande de mengtechnologie en de
homogeniteit. Het vooraf produceren van diervoeder met medicinale werking, het
mobiel mengen en het mengen op de boerderij worden in de EU toegestaan, maar de
normen voor deze praktijken worden meteen ook aangescherpt. De afgifte van
nauwkeurige voorschriften door dierenartsen en de strikte naleving ervan door
zowel de producenten als de gebruikers van diervoeder met medicinale werking
dienen door de instanties van de lidstaat streng te worden gecontroleerd. Voor de gehele EU worden
voor de versleping van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in voer
tolerantieniveaus vastgesteld op basis van een beoordeling van het risico dat
de verschillende soorten werkzame stoffen opleveren voor mens en dier. De bevoegde instanties in de lidstaten worden ontheven van
de taak om te trachten de algemene richtlijn te interpreteren en kunnen hun
inspanningen richten op het waarborgen dat diervoeders met medicinale werking
alleen op voorschrift worden geleverd, dat alle producenten aan
homogeniteitscriteria en grenswaarden voor versleping voldoen en dat misbruik
van diervoeder met medicinale werking wordt voorkomen.
6.
EFFECTBEOORDELING van de
BELEIDSOPTIES en VERGELIJKING
De beleidsopties zijn vergeleken met de doelstellingen van de
herziening van de wetgeving en beoordeeld op hun effecten op (onder andere) de
economie en gezondheid. Bij optie 1 leidt nationale uitvoering van de algemene EU-regels nog
steeds tot sterk uiteenlopende parameters op gebieden als economie en
veiligheid bij de productie en het gebruik van diervoeder met medicinale
werking. De trend dat minder dieren worden behandeld via diervoeder met
medicinale werking zal voortduren, zelfs als dat de beste behandelmethode zou
zijn. Voor innovatieve, nieuwe toepassingen van diervoeder met medicinale
werking blijft de marketingomgeving zeer versnipperd en exclusief. Producenten
die willen uitbreiden buiten hun "eigen" lidstaat krijgen te maken
met andere nationale regelingen voor diervoeders met medicinale werking, wat
aanzienlijke nalevingskosten met zich brengt. Producenten die willen uitbreiden
naar diervoeder met medicinale werking voor gezelschapsdieren zouden worden
geblokkeerd, en veel eigenaren van gezelschapsdieren met chronische
aandoeningen zou deze comfortabele en efficiënte behandelmethode worden
onthouden. In lidstaten met strenge normen voor diervoeder met medicinale
werking gebruiken de boeren in plaats van diervoeder met medicinale werking
minder controleerbare behandelmethoden. Dit heeft negatieve effecten met
betrekking tot een correcte dosering (=> efficiënte behandeling) en het probleem
van subtherapeutisch gebruik van antimicrobiële middelen in niet-behandeld voer
of water. Het risico van antimicrobiële resistentie zou blijven bestaan in
lidstaten met ruime tolerantieniveaus voor de residuen van antimicrobiële
middelen in voer. Bij optie 2 verschillen de parameters voor de producenten van
diervoeder met medicinale werking nog steeds aanzienlijk, vanwege de dominante
rol van de nationale regelingen bij de kosten van diervoeder met medicinale
werking, zodat geen significante wijziging ten opzichte van de uitgangssituatie
kan worden verwacht. De expliciete opname van gezelschapsdieren in het
toepassingsgebied creëert kansen voor diervoeders met medicinale werking voor
gezelschapsdieren. De potentiële extra brutomarge voor diervoeders met
medicinale werking voor gezelschapsdieren zou op de korte termijn
6 miljoen euro kunnen bedragen. Bovendien zouden de administratieve en
nalevingskosten voor de bedrijfstak iets lager kunnen zijn, omdat zij meer
kunnen vertrouwen op het, inmiddels herziene, EU-richtsnoer voor goede
productiepraktijken. In één scenario van optie 3 zouden de extra kosten vanwege de
impliciete upgrade van de productienormen voor 50 % van de huidige
productie 19 miljoen euro bedragen. Voor 25 % van de huidige
productie zou de nieuwe EU-norm geen gevolgen hebben. De resterende 25 %
zou kostenbesparingen van ongeveer 31 miljoen euro kunnen realiseren,
doordat de producenten (1) de meest efficiënte productietechnologie kunnen
kiezen met het oog op de regionale situatie en (2) kunnen profiteren van
schaalvoordelen omdat de vraag naar diervoeders met medicinale werking zal
toenemen. Voor de EU als geheel zouden de productiekosten met 12 miljoen
euro kunnen worden teruggebracht. Een tweede scenario is doorgerekend als een gevoeligheidsanalyse
(65 % van de productie van diervoeder met medicinale werking zou te maken
krijgen met kostenstijgingen en slechts 10 % met dalingen): de
kostenstijging in de eerste groep zou 12 miljoen euro hoger zijn dan de
besparingen in de tweede. Met de nieuwe, geharmoniseerde EU-norm voor de productie van diervoeder
met medicinale werking zou het volledige innovatiepotentieel kunnen worden
geactiveerd, wat betekent dat alleen al op het gebied van diervoeders met
medicinale werking voor gezelschapsdieren op de korte termijn een extra bruto
marge van 15 miljoen kan worden gerealiseerd, en daarna aanzienlijk meer.
De vaststelling van productcriteria op EU-niveau impliceert slechts zeer
geringe administratieve kosten voor de nationale instanties en de Commissie. Op
langere termijn zal de handhaving van de criteria de last voor de instanties
terugdringen: enerzijds is de controle van de concrete criteria eenvoudiger dan
de interpretatie van algemene principes. Anderzijds kunnen de lidstaten
besparen op middelen die voorheen werden gebruikt voor het vaststellen van de
nationale normen (indien die er zijn). De nalevingskosten voor de bedrijfstak
worden aanzienlijk gereduceerd, omdat niet langer verschillende nationale
regels hoeven te worden nageleefd. De diergezondheid wordt aanzienlijk verbeterd, aangezien diervoeder met
medicinale werking, geproduceerd volgens geoptimaliseerde normen, kan worden
gebruikt als "voorkeursmethode" om geneesmiddelen toe te dienen aan
een veel hoger percentage dieren. Wat antimicrobiële middelen betreft, worden
minder dieren blootgesteld aan subtherapeutische niveaus in de landen waar de
homogeniteitsvereisten voor diervoeders met medicinale werking momenteel laag
zijn. Dit positieve effect kan ook worden verwacht in regio's waar, als gevolg
van preventieve vereisten voor de productie van diervoeder met medicinale
werking, de minder nauwkeurige methoden van toediening op dit moment
overheersen. Bovendien zal de volksgezondheid aanzienlijk verbeteren, omdat de
grenswaarden voor versleping in de gehele EU worden vastgesteld op niveaus die
het risico van ontwikkeling van antimicrobiële resistentie marginaliseren in de
lidstaten met ruime tolerantieniveaus en in de lidstaten waar dienaangaande
onduidelijkheid bestaat. De regelgevende bevoegdheid van de afzonderlijke lidstaten
wordt verkleind. Optie 3 heeft een licht positief effect op de veiligheid op
het werk, omdat minder gebruikers in direct contact komen met geneesmiddelen
voor diergeneeskundig gebruik. Ook kan een positief effect worden verwacht op
het dierenwelzijn, omdat minder dieren hoeven te lijden door onderdosering en
meer dieren (gezelschapsdieren) worden behandeld met hun "normale"
voer, en dus op een comfortabeler manier.
7.
CONCLUSIES
Gelet op de bovenstaande beoordeling is te verwachten dat optie 3 de
meest positieve effecten zal hebben en de beste manier biedt om de
doelstellingen voor de EU als geheel te realiseren. Deze optie zou een
significant positief effect hebben op de kostenefficiëntie en de economische
groei van de productie van diervoeder met medicinale werking, ook met het oog
op innovatieve toepassingen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik.
De negatieve effecten in toeleverings- en verwerkingsactiviteiten blijven zeer
beperkt. Een verbetering van de gezondheid van mens en dier is te verwachten,
zowel in lidstaten die voor diervoeder met medicinale werking momenteel soepele
normen hanteren als in lidstaten waar strenge normen gelden. Veilige
maximumwaarden voor de versleping van diergeneesmiddelen in diervoeders
voorzien de bedrijfstak en de controleautoriteiten van een gelijk speelveld dat
zowel pragmatisch als solide is. De bewaking van de productie en het gebruik van diervoeder met
medicinale werking zou worden vereenvoudigd door voor de gehele EU productiecriteria
vast te stellen. Deze zouden ook de basis kunnen vormen voor de evaluatie van
de vraag in hoeverre aan de doelstellingen van de wetgeving is voldaan. Mocht
dat in onvoldoende mate het geval zijn, zouden extra indicatoren zoals het
prijsverschil tussen diervoeder met medicinale werking en mengvoer of het
aandeel van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik dat als
"premelanges" is verkocht, kunnen worden verkregen van
vertegenwoordigers van de bedrijfstak. Zo zouden er voldoende evaluatiegegevens
beschikbaar zijn om te onderzoeken of met de uitgevoerde beleidsmaatregelen al
dan niet tegemoet wordt gekomen aan de doelstellingen met betrekking tot de
interne markt voor diervoeder met medicinale werking, het concurrentievermogen
van de productie van diervoeder met medicinale werking en de gezondheid van
mens en dier.