Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het onderwerpen van 4-methyl-5-(4-methylfenyl)-4,5-dihydrooxazol-2-amine (4,4′-DMAR) en 1-cyclohexyl-4-(1,2-difenylethyl)piperazine (MT-45) aan controlemaatregelen /* COM/2014/0716 final - 2014/0340 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Besluit 2005/387/JBZ van de Raad inzake de
uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle ten aanzien
van nieuwe psychoactieve stoffen[1],
hierna “het besluit van de Raad” genoemd, voorziet in een driestappenprocedure
waardoor een nieuwe psychoactieve stof in de Unie aan controlemaatregelen kan
worden onderworpen. Op 20 juni 2014 heeft de Raad overeenkomstig
artikel 6, lid 1, van het besluit van de Raad verzocht om een
beoordeling van de risico’s die voortvloeien uit het gebruik of de
vervaardiging van of de handel in de nieuwe psychoactieve stof 4-methyl-5-(4-methylfenyl)-4,5-dihydrooxazol-2-amine
(ook bekend als 4,4′-DMAR of 4,4′-dimethylaminorex), de
betrokkenheid van de georganiseerde criminaliteit en de mogelijke gevolgen van
controlemaatregelen die ten aanzien van die stof worden ingevoerd. De risico’s van 4,4′-DMAR zijn
beoordeeld door het wetenschappelijk comité van het Europees Waarnemingscentrum
voor drugs en drugsverslaving (EMCDDA), dat optrad overeenkomstig de bepalingen
van artikel 6, leden 2, 3 en 4, van het besluit van de Raad. Op 19 september 2014
heeft de voorzitter van het wetenschappelijk comité het verslag van de
risicobeoordeling bij de Commissie en de Raad ingediend. De belangrijkste resultaten van de
risicobeoordeling zijn: ·
de nieuwe psychoactieve stof 4,4′-DMAR moet
vermoedelijk worden ingedeeld onder de psychostimulantia. 4,4′-DMAR is
structureel verwant aan twee stoffen die in het Verdrag van de Verenigde Naties
van 1971 inzake psychotrope stoffen zijn opgenomen (4-methylaminorex en
aminorex); ·
4,4′-DMAR is al zeker sinds december 2012 op
de drugsmarkt in de Europese Unie verkrijgbaar en is in negen lidstaten
aangetroffen; ·
hoewel de beschikbare informatie lijkt erop te
wijzen dat de stof niet veel wordt gebruikt, zijn in drie lidstaten in ongeveer
een jaar 31 sterfgevallen met 4,4′-DMAR in verband gebracht, alsmede één
niet-dodelijke intoxicatie. Op 25 september 2014 heeft de Raad
overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het besluit van de Raad verzocht
om een risicobeoordeling voor 1-cyclohexyl-4-(1,2-difenylethyl)piperazine (ook
bekend als MT-45). De risico’s van MT-45 zijn beoordeeld door het
wetenschappelijk comité van het EMCDDA, dat optrad overeenkomstig de bepalingen
van artikel 6, leden 2, 3 en 4, van het besluit van de Raad. Op 6 oktober 2014
heeft de voorzitter van het wetenschappelijk comité het verslag van de
risicobeoordeling bij de Commissie en de Raad ingediend. De belangrijkste resultaten van de
risicobeoordeling zijn: ·
de nieuwe psychoactieve stof MT-45 is een
synthetisch opioïde met een unieke structuur, dat in de jaren 70 van de vorige
eeuw vanwege zijn analgetische eigenschappen is onderzocht; ·
MT-45 is sinds oktober 2013 op de drugsmarkt in de
Europese Unie verkrijgbaar en is in drie lidstaten aangetroffen; ·
er zijn in één lidstaat 28 sterfgevallen met MT-45
in verband gebracht, die zich alle binnen een tijdsbestek van negen maanden
hebben voorgedaan, alsmede 18 niet-dodelijke intoxicaties. Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van
het besluit van de Raad moet de Commissie binnen zes weken na de datum van
ontvangst van het risicobeoordelingsverslag bij de Raad een initiatief indienen
om de nieuwe psychoactieve stoffen in de hele Unie aan controlemaatregelen te
laten onderwerpen, of een verslag voorleggen waarin wordt uiteengezet waarom
zij een dergelijk initiatief niet nodig acht. Hoewel de wetenschappelijke gegevens
betreffende de algemene risico’s van de twee stoffen in dit stadium nog beperkt
zijn, is de Commissie van mening dat er aanleiding is om 4,4′-DMAR en MT-45
in de Unie aan controlemaatregelen te onderwerpen. De voornaamste reden is dat
volgens de informatie in de risicobeoordelingsverslagen de toxiciteit van deze
stoffen zodanig is dat ernstige schade kan worden toegebracht aan de gezondheid
van de gebruikers. Bovendien worden de risico’s vergroot doordat bepaalde
gebruikers deze stoffen in sommige gevallen onbewust samen met of in de plaats
van andere psychoactieve stoffen zouden gebruiken. 2. DOEL VAN HET VOORSTEL Dit voorstel voor een besluit van de Raad
heeft als doel de lidstaten op te roepen om 4,4′-DMAR en MT-45 te
onderwerpen aan de controlemaatregelen en strafrechtelijke sancties waarin hun
wetgeving voorziet overeenkomstig hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag
van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971. 2014/0340 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het onderwerpen van
4-methyl-5-(4-methylfenyl)-4,5-dihydrooxazol-2-amine (4,4′-DMAR) en
1-cyclohexyl-4-(1,2-difenylethyl)piperazine (MT-45) aan controlemaatregelen DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, Gezien Besluit 2005/387/JBZ van de Raad van 10
mei 2005 inzake de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de
controle ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen[2], en met name artikel 8,
lid 3, Gezien het initiatief van de Europese
Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Overeenkomstig artikel 6 van
Besluit 2005/387/JBZ is tijdens een bijzondere vergadering van het uitgebreide
wetenschappelijk comité van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en
drugsverslaving (EMCDDA) een risicobeoordelingsverslag over de nieuwe
psychoactieve stof 4-methyl-5-(4-methylphenyl)-4,5-dihydrooxazol-2-amine (4,4′-DMAR)
opgesteld, dat op 19 september 2014 aan de Commissie en de Raad is voorgelegd. (2) 4,4′-DMAR is een
synthetisch gesubstitueerd oxazolinederivaat. Het is een derivaat van aminorex
en 4-methylaminorex (4-MAR), twee synthetische stimulantia die aan controle
zijn onderworpen uit hoofde van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake
psychotrope stoffen van 1971. (3) 4,4′-DMAR is al zeker
sinds december 2012 op de drugsmarkt in de Unie verkrijgbaar en is in december 2012
gemeld bij het systeem voor vroegtijdige waarschuwing. Negen lidstaten hebben
gemeld dat zij de stof bij confiscaties hebben aangetroffen, doorgaans in de
vorm van witte of gekleurde poeders en tabletten, en in biologisch materiaal en
verzamelde monsters. (4) 4,4′-DMAR is op de
markt voor nieuwe psychoactieve stoffen verschenen als “onderzoeksstof”; het
wordt verkocht door internetdealers en is nu ook verkrijgbaar bij
straatdealers. 4,4′-DMAR wordt als zodanig verkocht en gebruikt, maar
wordt ook op misleidende wijze op de illegale markt verkocht als ecstasy of
amfetamine. (5) In de periode van juni 2013
tot juni 2014 zijn in drie lidstaten 31 sterfgevallen met deze stof in verband
gebracht. In de meeste gevallen was 4,4′-DMAR ofwel de doodsoorzaak ofwel
een van factoren die waarschijnlijk bijdroeg tot het overlijden, samen met
andere stoffen. Eén lidstaat heeft een niet-dodelijke intoxicatie gemeld. (6) Er zijn geen studies over de
toxiciteit van 4,4′-DMAR. (7) Er zijn geen
prevalentiegegevens over het gebruik van 4,4′-DMAR, maar de informatie
die beschikbaar is, duidt erop dat het gebruik niet wijdverbreid is. De
informatie over de sterfgevallen lijkt er eveneens op te wijzen dat gebruikers
zonder het te weten 4,4′-DMAR hebben ingenomen, terwijl zij op zoek waren
naar andere stimulantia. (8) De georganiseerde
criminaliteit is in beperkte mate betrokken bij de vervaardiging en de
distributie van, de handel in en de levering van 4,4′-DMAR in de Unie. De
chemische precursoren en de synthesemethoden voor de vervaardiging van 4,4′-DMAR
zijn onbekend. (9) 4,4′-DMAR is in het
Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961
en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971 niet
als aan controle onderworpen stof opgenomen. De stof is momenteel niet in
beoordeling en is ook niet aan een beoordeling onderworpen in het kader van het
systeem van de Verenigde Naties, noch is een dergelijke beoordeling gepland. (10) 4,4′-DMAR kent geen
gevestigd of erkend gebruik in de humane of veterinaire geneeskunde in de Unie.
Hoewel het in analytische referentiematerialen en in wetenschappelijk onderzoek
naar de chemische, farmacologische en toxicologische eigenschappen ervan wordt gebruikt,
zijn er geen aanwijzingen dat het voor andere doeleinden wordt gebruikt. (11) Uit het
risicobeoordelingsverslag blijkt dat er over 4,4′-DMAR slechts beperkt
wetenschappelijk bewijs voorhanden is en dat verder onderzoek nodig is om de
gezondheids- en sociale risico’s ervan te bepalen. De beschikbare gegevens
geven er echter voldoende aanleiding toe om 4,4′-DMAR in de hele Unie aan
controlemaatregelen te onderwerpen. Gezien de gezondheidsrisico’s die met het
gebruik van 4,4′-DMAR gepaard gaan, zoals blijkt uit het feit dat de stof
is aangetroffen bij verschillende sterfgevallen, het feit dat gebruikers de
stof kunnen gebruiken zonder dat zij zich daarvan bewust zijn en het ontbreken
van medische waarde, moet 4,4′-DMAR aan controlemaatregelen worden onderworpen. (12) Drie lidstaten houden toezicht
op 4,4′-DMAR op grond van nationale wetgeving om aan hun verplichtingen
op grond van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van
1971 te voldoen, en vijf lidstaten houden toezicht op de stof op grond van
andere wettelijke maatregelen; de onderwerping van deze stof aan
controlemaatregelen in de hele Unie zou derhalve helpen voorkomen dat er zich
obstakels voordoen bij de grensoverschrijdende rechtshandhaving en justitiële
samenwerking, en zou bescherming bieden tegen de risico’s die de
beschikbaarheid en het gebruik met zich mee kunnen brengen. (13) Overeenkomstig artikel 6,
leden 2, 3 en 4, van Besluit 2005/387/JBZ is tijdens een bijzondere vergadering
van het uitgebreide wetenschappelijk comité van het EMCDDA een
risicobeoordelingsverslag over de nieuwe psychoactieve stof 1-cyclohexyl-4-(1,2-difenylethyl)piperazine
(MT-45) opgesteld, dat op 6 oktober 2014 aan de Commissie en de Raad is
voorgelegd. (14) MT-45 is een piperazine met N,N′-disubstitutie,
waarbij met één van de stikstofatomen van de piperazinering een cyclohexaanring
verbonden is en met het andere stikstofatoom een 1,2-difenylethylgroep. MT-45
behoort tot een reeks analgetica op basis van 1-(1,2-difenylethyl)piperazine
die in de vroege jaren 70 van de 20e eeuw op de markt zijn gekomen. (15) MT-45 is sinds oktober 2013 op
de drugsmarkt in de Unie aanwezig en wordt daar verkocht als “onderzoeksstof”,
doorgaans via internet. Het EMCDDA heeft twaalf websites aangetroffen van
internetleveranciers en ‑dealers die MT-45 te koop aanbieden, waarvan een
aantal kennelijk in de Unie is gevestigd. (16) Door één lidstaat zijn in
totaal 28 sterfgevallen gemeld in de periode van november tot juli 2014. In de
meeste gevallen werd de aanwezigheid van MT-45 in biologische monsters
bevestigd. Dezelfde lidstaat heeft ook ongeveer achttien niet-dodelijke
intoxicaties gemeld, waarbij de klinische kenmerken vergelijkbaar waren met die
van opioïde-intoxicatie en in sommige gevallen een respons werd gegeven op de
opioïdereceptorantagonist naloxon. (17) Er zijn verschillende
onderzoeken op dieren gedaan die erop duiden dat de acute toxiciteit van MT-45
verschillende malen hoger is dan die van morfine. (18) De beschikbare informatie
lijkt erop te wijzen dat de stof niet veel wordt gebruikt. De stof lijkt
voornamelijk in de thuisomgeving te worden gebruikt, ofwel door gebruikers die
bereid zijn elke nieuwe stof uit te proberen, ofwel door aan opioïden
verslaafde gebruikers die geen toegang hebben tot heroïne of andere opioïden.
Het komt voor dat gebruikers MT-45 combineren met andere psychoactieve stoffen.
Er is geen informatie voorhanden over de sociale risico’s die aan MT-45
verbonden kunnen zijn. (19) Er zijn geen aanwijzingen voor
betrokkenheid van de georganiseerde criminaliteit bij de vervaardiging en de
distributie van, de handel in en de levering van MT-45. De chemische
precursoren en de synthesemethoden voor de vervaardiging van het in de
lidstaten aangetroffen MT-45 zijn onbekend. (20) MT-45 is in het Enkelvoudig
Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961 en het
Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971 niet als
aan controle onderworpen stof opgenomen. De stof is momenteel niet in
beoordeling en is ook niet aan een beoordeling onderworpen in het kader van het
systeem van de Verenigde Naties, noch is een dergelijke beoordeling gepland. (21) MT-45 kent geen gevestigd of
erkend gebruik in de humane of veterinaire geneeskunde in de Unie. Hoewel het
in analytische referentiematerialen en in wetenschappelijk onderzoek naar de
chemische, farmacologische en toxicologische eigenschappen ervan wordt
gebruikt, zijn er geen aanwijzingen dat het voor andere doeleinden wordt
gebruikt. (22) Uit het
risicobeoordelingsverslag blijkt dat er over MT-45 slechts beperkt
wetenschappelijk bewijs voorhanden is en dat verder onderzoek nodig is om de
gezondheids- en sociale risico’s ervan te bepalen. De beschikbare gegevens
geven er echter voldoende aanleiding toe om MT-45 in de hele Unie aan
controlemaatregelen te onderwerpen. Gezien de gezondheidsrisico’s, die blijken
uit het feit dat de stof bij verschillende sterfgevallen is aangetroffen, en
het ontbreken van medische waarde, moet MT-45 aan controlemaatregelen worden
onderworpen. (23) Eén lidstaat houdt toezicht op
MT-45 op grond van nationale wetgeving om aan zijn verplichtingen op grond van
de drugsverdragen van de Verenigde Naties te voldoen, en zeven lidstaten houden
toezicht op de stof op grond van andere wettelijke maatregelen; de onderwerping
van deze stof aan controlemaatregelen in de hele Unie zou derhalve helpen
voorkomen dat er zich obstakels voordoen bij de grensoverschrijdende
rechtshandhaving en justitiële samenwerking, en zou bescherming bieden tegen de
risico’s die de beschikbaarheid en het gebruik met zich mee kunnen brengen, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: Artikel 1 De volgende nieuwe psychoactieve stoffen
worden in de hele Unie aan controlemaatregelen onderworpen: a) 4-methyl-5-(4-methylfenyl)-4,5-dihydrooxazol-2-amine
(4,4′-DMAR); b) 1-cyclohexyl-4-(1,2-difenylethyl)piperazine
(MT-45). Artikel 2 De lidstaten nemen uiterlijk [één jaar na de datum van bekendmaking
van dit besluit] overeenkomstig hun nationale wetgeving de noodzakelijke
maatregelen om de in artikel 1 bedoelde nieuwe psychoactieve stoffen te
onderwerpen aan de controlemaatregelen en strafrechtelijke sancties waarin is
voorzien door hun wetgeving ingevolge hun verplichtingen uit hoofde van het
Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971. Artikel 3 Dit besluit treedt in werking op de twintigste
dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese
Unie. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] PB L 127 van 20.5.2005, blz. 32. [2] PB L 127 van 20.5.2005, blz. 32.