Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het reglement van orde van het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) /* COM/2014/0668 final - 2014/0310 (NLE) */
TOELICHTING Het Intern Akkoord tussen de
vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in
het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de
Europese Unie binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020,
overeenkomstig de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, en betreffende de
toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden
overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie van toepassing zijn (hierna het "Intern
Akkoord" genoemd), werd op 24 en 26 juni 2013 ondertekend. Het Intern Akkoord trad in werking op XX[1] na voltooiing van het
ratificatieproces, dat wil zeggen op de eerste dag van de tweede maand volgende
op de datum waarop de laatste lidstaat kennis heeft gegeven van goedkeuring. Overeenkomstig artikel 8, lid 5, van het
Intern Akkoord stelt de Raad, met eenparigheid van stemmen, het reglement van
orde van het Comité van het EOF vast, op voorstel van de Commissie. In het ontwerpreglement van orde van het
Comité van het EOF (zie bijlage bij het voorstel voor een besluit van de Raad)
is rekening gehouden met de uitvoeringsverordening van het elfde EOF, en met
name met artikel 14 daarvan, alsmede met de resultaten van de door de Commissie
doorgevoerde vereenvoudiging en harmonisatie van de comitologieprocedure,
waaronder het in dit verband vastgestelde standaardreglement van orde[2]. Daarom stelt de Commissie voor dat de Raad het
bijgevoegde besluit goedkeurt. 2014/0310 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het reglement van orde
van het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de Europese
Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Gezien het Intern Akkoord tussen de
vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in
het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de
Europese Unie binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020,
overeenkomstig de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, en betreffende de
toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden
overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie van toepassing zijn[3]
(hierna het "Intern Akkoord" genoemd), Gezien Verordening (EU) nr. XX van de Raad
inzake de uitvoering van het elfde Europees Ontwikkelingsfonds[4] (hierna de
"uitvoeringsverordening van het elfde EOF" genoemd), Gezien Besluit 2013/755/EG van de Raad van 25
november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met
de Europese Unie[5]
(hierna het "LGO-besluit" genoemd), Gezien het voorstel van de Europese Commissie, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1 Het reglement van orde van het Comité van het
Europees Ontwikkelingsfonds in de bijlage wordt aangenomen. Artikel 2 Dit besluit
treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] Voeg datum in. [2] Verordening (EG) nr. 182/2011 van 16 februari 2011 (PB
L 55 van 28.2.2011, blz. 13); standaardreglement van orde (PB C 206 van 12.7.2011,
blz. 11). [3] PB L 210 van 6.8.2013, blz. 1. [4] Voeg referentie in. [5] PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1. BIJLAGEN bij het Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het reglement
van orde van het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF)
REGLEMENT VAN ORDE VAN HET COMITÉ VAN HET EUROPEES
ONTWIKKELINGSFONDS
Artikel 1 Samenstelling Het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds
(hierna het „comité” genoemd) bestaat uit de delegaties van de lidstaten
(hierna de „delegaties” genoemd) en wordt voorgezeten door een
vertegenwoordiger van de Commissie. Een waarnemer van de Europese Investeringsbank
(EIB) neemt deel aan de werkzaamheden van het comité voor wat betreft kwesties
die betrekking hebben op de EIB. Een vertegenwoordiger van het
secretariaat-generaal van de Raad woont als waarnemer de vergaderingen van het
comité bij. Artikel 2 Raadpleging
van het comité Het comité wordt geraadpleegd in de gevallen
en volgens de procedures waarin is voorzien bij de uitvoeringsverordening van
het elfde EOF[1]
en, in voorkomend geval, bij het LGO-besluit. Voor de taken die krachtens het
LGO-besluit[2]
bij het comité berusten, wordt het comité het „EOF-LGO-comité” genoemd. Artikel 3 Bijeenroeping 1. Het comité wordt
bijeengeroepen door zijn voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op
verzoek van een gewone meerderheid van de leden van het comité. 2. Voor vraagstukken die tevens
onder de bevoegdheid van andere comités vallen, kunnen gezamenlijke
vergaderingen met die comités worden bijeengeroepen. Artikel 4 Agenda 1. De voorzitter stelt de
ontwerpagenda op en legt deze aan het comité voor. 2. In de agenda wordt een
onderscheid gemaakt tussen: (a)
door de Commissie aan te nemen ontwerpmaatregelen
waarover volgens de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 14 van de
uitvoeringsverordening van het elfde EOF een advies van het comité wordt
gevraagd; (b)
andere vraagstukken die ter informatie of met het
oog op een gedachtewisseling aan het comité worden voorgelegd, hetzij op
initiatief van de voorzitter, hetzij op schriftelijk verzoek van een lid van
het comité. 3. Elke delegatie kan verzoeken
om een bepaald punt op de agenda van de vergadering van het comité te plaatsen.
Dit verzoek kan mondeling worden toegelicht. 4. De goedkeuring van de notulen
van de vorige vergadering staat op de agenda. Artikel 5 Toezending
van stukken aan de leden van het comité 1. De voorzitter zendt geruime
tijd vóór de vergadering, rekening houdend met de urgentie en de complexiteit
van het onderwerp, doch uiterlijk 21 kalenderdagen vóór de datum van de
vergadering, de convocatie, de ontwerpagenda en de ontwerpmaatregelen waarover
het advies van het comité wordt gevraagd, aan de leden van het comité toe.
Andere vergaderstukken, meer bepaald stukken bij de ontwerpmaatregelen, worden
voor zover mogelijk binnen dezelfde termijn toegezonden. De stukken worden toegezonden met inachtneming van
artikel 15, leden 2 en 3. 2. In naar behoren gemotiveerde
gevallen kan de voorzitter op eigen initiatief of op verzoek van een lid van
het comité de in lid 1 bedoelde termijn voor toezending van stukken verkorten.
Behalve in uiterst urgente gevallen mag die termijn niet korter zijn dan zeven
kalenderdagen. 3. In naar behoren gemotiveerde
uiterst urgente gevallen (bijvoorbeeld ernstige economische, sociale en
politieke omstandigheden, natuurrampen in het ontvangende land, humanitaire
crises of andere externe omstandigheden die een zeer snelle reactie vereisen)
kan de voorzitter bij wijze van uitzondering, op verzoek van een lid van het
comité of op eigen initiatief, afwijken van de in de leden 1 en 2 gestelde
termijnen. 4. De leden 2 en 3
zijn niet van toepassing op strategiedocumenten en indicatieve
meerjarenprogramma’s en op de aanpassing daarvan die plaatsvindt naar
aanleiding van de tussentijdse en eindevaluaties, bedoeld in artikel 7,
lid 2, van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF. 5. Wat de ontwerpmaatregelen
betreft die het comité volgens een mondelinge procedure voor advies worden
voorgelegd, laten de delegaties het secretariaat van het comité ten minste drie
werkdagen vóór de vergaderdatum schriftelijk weten welke maatregelen zonder
verdere bespreking kunnen worden goedgekeurd en welke maatregelen naar hun
mening op de vergadering moeten worden besproken. De delegaties formuleren eveneens binnen dezelfde
termijn schriftelijk hun opmerkingen en hun verzoeken om nadere inlichtingen. Nadere inlichtingen en reacties op de opmerkingen
worden, voor zover mogelijk, vóór de vergadering van het comité schriftelijk
door de Commissie verstrekt. 6. In naar behoren gemotiveerde
urgente gevallen kan de Commissie ook gebruik maken van de procedure van
artikel 14, lid 4, van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF. In
dergelijke gevallen legt de voorzitter de maatregelen uiterlijk veertien dagen
na vaststelling ter advies aan het comité voor. Artikel 6 Doorzending
van strategiedocumenten naar de paritaire parlementaire vergadering Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van
de uitvoeringsverordening van het elfde EOF zendt het secretariaat van het
comité de strategiedocumenten ter informatie tegelijkertijd naar de
paritaire parlementaire vergadering en de delegaties in het comité. Artikel 7 Advies
van het comité 1. Een voor advies aan het
comité voorgelegde zaak wordt besproken onder de voorwaarden en volgens de
procedure, bepaald in respectievelijk artikel 14, leden 3 en 4, van de
uitvoeringsverordening van het elfde EOF en artikel 8, leden 2 en 3, van het
Intern Akkoord. 2. Tenzij een lid van het comité
daartegen bezwaar maakt, kan de voorzitter, zonder tot een formele stemming
over te gaan, vaststellen dat het comité bij consensus een positief advies
heeft uitgebracht over een ontwerpmaatregel. 3. Indien gebruikgemaakt wordt
van de mondelinge procedure en er tijdens de vergadering fundamentele
wijzigingen worden aangebracht of nieuwe feitelijke elementen worden toegevoegd
aan de ontwerpmaatregelen, kan de voorzitter op eigen initiatief of op verzoek
van een lidstaat de stemming over een bepaald punt van de agenda naar het einde
van de vergadering of naar een volgende vergadering verschuiven. 4. Indien in het in lid 3
bedoelde geval de voorzitter niet besluit tot uitstel van de stemming ondanks
het verzoek van een of meer delegaties, kunnen deze delegaties een voorbehoud
indienen dat binnen drie werkdagen, te rekenen vanaf de dag die volgt op de
vergadering, kan worden ingetrokken. Na afloop van deze termijn wordt het advies
van het comité als definitief beschouwd. De Commissie stelt de lidstaten in
kennis van het definitieve standpunt van de lidstaten waarvan de delegatie een
voorbehoud bij het comité heeft ingediend. 5. Op verzoek van een delegatie
kan de stemming over een agendapunt worden uitgesteld, indien de documenten met
betrekking tot een specifiek agendapunt niet binnen de in artikel 5,
leden 1 en 2, gestelde termijnen zijn toegezonden. In dat geval kan
het voorzitterschap besluiten de overlegperiode te verlengen, tot uiterlijk het
einde van de volgende vergadering. Zo nodig kan de schriftelijke procedure uit
artikel 11 worden toegepast. Op voorstel van de voorzitter of op verzoek van
een lid van het comité, kan het comité niettemin, gelet op de urgentie van het
onderwerp, met gewone meerderheid van stemmen besluiten dit punt op de agenda
te laten staan. 6. In het kader van de evaluatie
van een jaarlijks of meerjarig actieprogramma kan elke delegatie om intrekking
van een project of programma uit het actieprogramma verzoeken. Indien dit
verzoek wordt gesteund door een blokkerende minderheid van de delegaties, in de
zin van artikel 8, lid 3, in samenhang met artikel 8, lid 2, van het Intern
Akkoord, wordt het actieprogramma door de Commissie zonder het betwiste project
of programma aangenomen. Indien de Commissie, overeenkomstig de zienswijze van
de delegaties in het comité, het ingetrokken project of programma toch wenst
voort te zetten, wordt het buiten het actieprogramma om opnieuw bij het comité
ingediend in de vorm van een individuele maatregel, die door de Commissie wordt
aangenomen volgens de procedures van artikel 14, van de
uitvoeringsverordening van het elfde EOF. Artikel 8 Gedachtewisseling 1. Elke delegatie kan te allen
tijde de Commissie verzoeken het comité informatie te verstrekken en van
gedachten te wisselen over aangelegenheden die verband houden met de taken
bedoeld in artikel 14, lid 2, van de uitvoeringsverordening van het
elfde EOF. Evaluaties, inclusief aanbevelingen en vervolgacties, kunnen ook in
het EOF-comité worden besproken op verzoek van een lidstaat, overeenkomstig
artikel 18, lid 2, van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF. 2 Na de gedachtewisseling
kunnen de delegaties aanbevelingen doen, waarmee de Commissie rekening dient te
houden. De besprekingen worden in de notulen van het comité weergegeven.
Opvattingen en standpunten die worden gesteund door een gekwalificeerde
meerderheid van delegaties in de zin van artikel 8, lid 3, in
samenhang met lid 2, van het Intern Akkoord, worden als aanbeveling
genoteerd. Artikel 9 Vertegenwoordiging
en quorum 1. Elke delegatie wordt als één
lid van het comité aangemerkt. Elke lidstaat beslist zelf over de samenstelling
van zijn delegatie en stelt de voorzitter hiervan in kennis. 2. Met toestemming van de
voorzitter kunnen de delegaties zich op kosten van de betrokken lidstaat door
niet-gouvernementele deskundigen laten vergezellen. Binnen een redelijke termijn, doch uiterlijk vijf
kalenderdagen vóór de datum van een vergadering van het comité worden de
volgende gegevens aan de voorzitter meegedeeld: (a)
de samenstelling van elke delegatie, behalve
wanneer de voorzitter daarvan al op de hoogte is; (b)
de namen en functies van eventuele deskundigen die
de delegaties vergezellen en de redenen waarom hun aanwezigheid vereist is. Indien de voorzitter vóór het begin van de
betrokken vergadering van het comité geen bezwaar maakt tegen de deelname van
een deskundige, wordt de toestemming geacht te zijn verleend. 3. De delegatie van een lidstaat
kan, in voorkomend geval, één andere lidstaat vertegenwoordigen. De delegatie
die zich laat vertegenwoordigen, stelt de voorzitter van het comité hiervan
vóór het begin van de vergadering schriftelijk in kennis. 4. Het quorum in het comité
wordt gevormd door het aantal leden dat op grond van artikel 14,
leden 3 en 4, van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF nodig is
voor het uitbrengen van een advies met gekwalificeerde meerderheid. Artikel 10 Derde
partijen en deskundigen 1. De vertegenwoordigers van
toetredingslanden worden uitgenodigd de vergaderingen van het comité bij te
wonen vanaf de datum van de ondertekening van het desbetreffende
toetredingsverdrag. 2. De voorzitter kan op eigen
initiatief of op verzoek van een lid van het comité beslissen
vertegenwoordigers van andere derde partijen of andere deskundigen te horen
over bijzondere punten. Een gewone meerderheid van de lidstaten kan zich echter
verzetten tegen hun deelname aan de vergadering. 3. De in de leden 1 en 2 en in
artikel 9, lid 2, bedoelde vertegenwoordigers van derde partijen en deskundigen
zijn niet aanwezig bij en nemen niet deel aan de stemmingen van het comité. Artikel 11 Schriftelijke
procedure 1. In naar behoren gemotiveerde
gevallen kan de voorzitter het advies van het comité via een schriftelijke procedure
verkrijgen. De voorzitter stuurt de ontwerpmaatregelen toe aan de leden van het
comité en legt naargelang van de urgentie van de aangelegenheid een termijn
vast voor het uitbrengen van een advies. In beginsel kunnen de delegaties binnen 21
kalenderdagen na verzending van de ontwerpmaatregelen een standpunt innemen.
Elke delegatie in het comité die niet binnen de in de brief gestelde termijn
heeft laten weten bezwaar te hebben tegen of geen standpunt te willen innemen
inzake de ontwerpmaatregelen, wordt geacht ermee in te stemmen. In urgente of uiterst urgente gevallen gelden de
in artikel 5, leden 2 en 3, gestelde termijnen. Het urgente of
uiterst urgente karakter wordt door de Commissie naar behoren schriftelijk
gemotiveerd. 2. Indien een lid van het comité
echter verzoekt om bespreking van de ontwerpmaatregelen tijdens een vergadering
van het comité, wordt de schriftelijke procedure beëindigd en wordt de
bespreking van de ontwerpmaatregelen naar de volgende vergadering van het
comité verschoven. 3. De Commissie stelt de leden
van het comité onverwijld, doch uiterlijk 14 kalenderdagen na het
verstrijken van de termijn, in kennis van het resultaat van een schriftelijke
procedure. Artikel 12 Secretariaat Het secretariaat van het comité wordt door de
Commissie waargenomen. Artikel 13 Notulen
en beknopt verslag van de vergaderingen Van elke vergadering worden onder toezicht van
de voorzitter notulen opgesteld, waarin de tijdens de vergadering uitgesproken
opvattingen over de ontwerpmaatregelen en standpunten worden weergegeven. De
voorzitter zendt de notulen onverwijld, doch uiterlijk een maand na de
vergadering, toe aan de leden van het comité. De delegaties stellen de voorzitter
schriftelijk in kennis van hun opmerkingen over de notulen. Deze worden aan het
comité medegedeeld; indien er verschil van mening bestaat, wordt de
voorgestelde wijziging door het comité besproken. Wordt dan nog geen
overeenstemming bereikt, dan wordt de voorgestelde wijziging als bijlage bij de
notulen gevoegd. Artikel 14 Presentielijst 1. Bij elke vergadering stelt de
voorzitter een presentielijst op waarop wordt vermeld onder welke autoriteiten
of organen de deelnemers ressorteren. De presentielijst wordt tijdens de
vergadering aan de deelnemers uitgedeeld. 2. Aan het begin van elke
vergadering stelt iedere delegatie van wie de deelname aan de werkzaamheden
voor een bepaald agendapunt een belangenconflict doet ontstaan, de voorzitter
hiervan in kennis, en stellen alle door de lidstaten aangewezen personen
alsmede de deskundigen die door de voorzitter overeenkomstig artikel 9,
lid 2, en artikel 10, lid 2, zijn gemachtigd om aan de
vergadering deel te nemen en de vertegenwoordigers van derde partijen die
overeenkomstig artikel 10 zijn uitgenodigd om aan de vergadering deel te
nemen, de voorzitter in kennis van elk belangenconflict met betrekking tot een
bepaald agendapunt. Bij een eventueel belangenconflict trekt de
betrokken persoon, wanneer de voorzitter daarom verzoekt, zich terug uit de
vergadering wanneer de desbetreffende agendapunten worden besproken. Artikel 15 Correspondentie 1. De correspondentie
betreffende het comité wordt aan de Commissie gericht, ter attentie van
het secretariaat van het comité. 2. De door het secretariaat aan
de delegaties gerichte correspondentie wordt langs de snelste en betrouwbaarste
elektronische weg ook aan de permanente vertegenwoordiging van de betrokken
lidstaat toegezonden. Wanneer een permanente vertegenwoordiging een specifiek
centraal elektronisch adres opgeeft voor de correspondentie in verband met de
werkzaamheden van de comités, wordt dit adres daarvoor gebruikt. Bovendien kan
correspondentie rechtstreeks worden toegezonden aan de personen die door de
lidstaten zijn aangewezen om hen te vertegenwoordigen in het comité. 3. Behoudens uitzonderingsgevallen
verloopt de correspondentie tussen de Commissie en de delegaties via het
daartoe aangewezen computersysteem. Artikel 16 Toegang
tot documenten en vertrouwelijkheid 1. Verzoeken om toegang tot
documenten van het comité worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG)
nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad[3]. De Commissie beslist
over verzoeken om toegang tot deze documenten overeenkomstig haar reglement van
orde, zoals gewijzigd bij Besluit 2001/937/EG, EGKS, Euratom[4]. Indien het verzoek tot
een lidstaat is gericht, past die lidstaat artikel 5 van Verordening (EG)
nr. 1049/2001 toe. 2. De beraadslagingen van het
comité zijn vertrouwelijk. 3. Documenten die zijn
toegezonden aan de leden van het comité, de deskundigen en de vertegenwoordigers
van derde partijen, zijn vertrouwelijk, tenzij overeenkomstig lid 1
toegang is verleend tot deze documenten of deze documenten op andere wijze door
de Commissie zijn bekendgemaakt. 4. De leden van het comité
alsmede de deskundigen en de vertegenwoordigers van derde partijen zijn
verplicht de in dit artikel vastgestelde vertrouwelijkheidseisen in acht te
nemen. De voorzitter zorgt ervoor dat de deskundigen en de vertegenwoordigers
van derde partijen in kennis worden gesteld van de op hen rustende vertrouwelijkheidseisen. Artikel 17 Bescherming van persoonsgegevens De verwerking van persoonsgegevens door het
comité en zijn werkgroepen geschiedt in overeenstemming met
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen
en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[5], onder de
verantwoordelijkheid van de voorzitter die de verantwoordelijke voor de
verwerking is in de zin van artikel 2, onder d), van die verordening. Artikel 18 Huishoudelijke
uitgaven 1. De huishoudelijke uitgaven
van het comité, met inbegrip van de reiskosten voor één deelnemer per lidstaat,
zijn voor rekening van de Commissie. Indien de financiële toewijzing het toelaat,
draagt de Commissie, binnen de grenzen van de financiële toewijzing, de
reiskosten van twee leden van de delegaties die daarom verzoeken. 2. De Commissie stelt het comité
de voor zijn werkzaamheden benodigde ruimten en materiële middelen ter
beschikking. [1] Voeg referentie
uitvoeringsverordening toe: PB (…) [2] Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013
betreffende de associatie van de LGO met de Europese Economische Unie
(„LGO-besluit”) ( PB L 344 van 19.12.2013). [3] Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees
Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot
documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001,
blz. 43). [4] PB L 345 van 29.12.2001, blz. 94. [5] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.