Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (codificatie) /* COM/2014/0667 final - 2014/0309 (COD) */
TOELICHTING 1. In de context van een Europa van de
burgers hecht de Commissie groot belang aan het vereenvoudigen en
verduidelijken van het recht van de Unie om het duidelijker en toegankelijker
te maken voor de gewone burger, zodat deze nieuwe mogelijkheden krijgt en in
staat wordt gesteld gebruik te maken van de specifieke rechten die hij aan het
recht van de Unie kan ontlenen. Dit doel kan niet worden verwezenlijkt zolang
talloze bepalingen die meermaals en vaak ingrijpend zijn gewijzigd,
gedeeltelijk in de oorspronkelijke handeling en gedeeltelijk in de latere
wijzigingshandelingen te vinden zijn. Om dan na te gaan wat de geldende regels
zijn, is veel zoekwerk vereist, waarbij een groot aantal handelingen moet
worden vergeleken. Codificatie van meermaals gewijzigde regels is dan
ook van essentieel belang om het recht duidelijk en doorzichtig te maken. 2. Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie haar diensten opgedragen alle handelingen na maximaal
tien wijzigingen te codificeren, waarbij zij erop wijst dat dit een
minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het
juiste begrip van de bepalingen ernaar zouden moeten streven de teksten
waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te
codificeren. 3. De conclusies van het
voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh (december 1992) hebben dit
bevestigd[2] en het belang van codificatie onderstreept, omdat daarmee
rechtszekerheid wordt verschaft omtrent de vraag welke wet op een gegeven
moment op een bepaald onderwerp van toepassing is. Bij codificatie moet de normale procedure voor de
vaststelling van handelingen van de Unie volledig in acht worden genomen. Aangezien bij codificatie geen inhoudelijke
wijzigingen in de betrokken wetteksten mogen worden aangebracht, zijn het
Europees Parlement, de Raad en de Commissie bij Interinstitutioneel Akkoord van
20 december 1994 een versnelde werkmethode voor de codificatie van wetteksten
overeengekomen. 4. Dit voorstel beoogt de codificatie
van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van
30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer
met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap[3].
De nieuwe verordening vervangt de verschillende handelingen die erin zijn
verwerkt[4]; dit voorstel laat de inhoud van de handelingen die worden
gecodificeerd onverlet en beperkt zich er derhalve toe deze samen te voegen en
daarin slechts de formele wijzigingen aan te brengen die voor de
codificatie zelf vereist zijn. 5. Dit voorstel voor een codificatie is opgesteld op basis van een voorafgaande
consolidatie, in 22 officiële talen, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 en
de handelingen tot wijziging daarvan, met behulp van een
gegevensverwerkingssysteem van het Bureau voor publicaties van de Europese
Unie. Voor zover de artikelen zijn vernummerd, is het verband tussen de oude en
de nieuwe nummering weergegeven in een concordantietabel die is opgenomen in
bijlage II bij de gecodificeerde verordening. ê 1225/2009
(aangepast) 2014/0309 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende beschermende maatregelen tegen
invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Ö Unie Õ (codificatie) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag Ö betreffende
de werking van de Europese Unie Õ, en met name
artikel Ö 207, lid
2 Õ, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: ê 1225/2009
overweging 1 (aangepast) (1) Verordening (EG) nr. Ö 1225/2009 Õ van de Raad[6] is herhaaldelijk en
ingrijpend gewijzigd[7].
Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot
codificatie van die verordening te worden overgegaan. ê 1225/2009
overweging 3 (aangepast) (2) De Overeenkomst inzake de
toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende
Tarieven en Handel 1994 (hierna „antidumpingovereenkomst van 1994” genoemd),
bevat gedetailleerde bepalingen, meer bepaald met betrekking tot de berekening
van de dumping, de procedures voor de opening en de verrichting van een
onderzoek, met inbegrip van de vaststelling van de feiten en de behandeling van
de gegevens, de instelling van voorlopige maatregelen, de instelling en de
inning van antidumpingrechten, de duur en de herziening van
antidumpingmaatregelen en de openbaarmaking van informatie betreffende het
antidumpingonderzoek. (3) Ter verzekering van een
correcte en doorzichtige uitvoering van Ö de Õ regels Ö van de
antidumpingovereenkomst van 1994 Õ, Ö dienen de
bewoordingen van die Õ overeenkomst Ö zoveel Õ mogelijk in Ö het Unierecht
tot uitdrukking te komen Õ. ê 1225/2009
overweging 4 (aangepast) (4) Het is bij de toepassing van
de bepalingen Ö van de antidumpingovereenkomst
van 1994 Õ van wezenlijk
belang, ter handhaving van het evenwicht tussen rechten en verplichtingen Ö waarin werd
voorzien door de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (hierna Õ „GATT” Ö genoemd) Õ, dat de Ö Unie Õ rekening houdt met
de interpretatie van de desbetreffende bepalingen door haar belangrijkste
handelspartners. ê 1225/2009
overweging 5 (aangepast) (5) Het is dienstig, duidelijke
en gedetailleerde bepalingen betreffende de berekening van de normale waarde
vast te stellen en in het bijzonder voor te schrijven dat deze steeds op de
representatieve verkoop in het kader van normale handelstransacties in het land
van uitvoer gebaseerd dient te zijn. Het verdient aanbeveling een nadere
omschrijving te geven van het begrip „geassocieerde partijen” in het kader van
de vaststelling van dumping. Het is wenselijk nader aan te geven onder welke
omstandigheden de verkoop op de binnenlandse markt wordt geacht met verlies te
hebben plaatsgevonden en derhalve buiten beschouwing kan worden gelaten en
onder welke omstandigheden van de resterende verkopen, van de door berekening
vastgestelde normale waarde of de verkoop aan een derde land kan worden
uitgegaan. Het is eveneens dienstig in een correcte kostenallocatie te
voorzien, onder meer voor de startfase van een bepaalde productie, en Ö in Õ een nadere
omschrijving van het begrip „startfase” en de omvang en wijze van
kostenallocatie. Bij het door berekening vaststellen van de normale waarde, is
het tevens noodzakelijk aan te geven, op welke wijze de bedragen voor
verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten worden vastgesteld en
welke winstmarge in een dergelijke waarde wordt ingecalculeerd. ê 1225/2009
overweging 6 (6) Het verdient voor de
vaststelling van de normale waarde voor landen zonder markteconomie
aanbeveling, in regels te voorzien voor de keuze van een geschikt derde land
met markteconomie dat te dien einde dient te worden gebruikt, en te bepalen
dat, wanneer geen geschikt derde land kan worden gevonden, de normale waarde op
elke andere redelijke grondslag kan worden vastgesteld. ê 1225/2009
overweging 7 (7) Het is noodzakelijk een
nadere omschrijving te geven van het begrip „uitvoerprijs” en aan te geven
welke correcties dienen te worden toegepast wanneer het noodzakelijk wordt
geacht deze prijs samen te stellen op basis van de eerste prijs op de vrije
markt. ê 1225/2009
overweging 8 (8) Het verdient aanbeveling, om
tot een billijke vergelijking tussen de uitvoerprijs en de normale waarde te
komen, melding te maken van alle factoren die van invloed kunnen zijn op de
prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen en nauwkeurig aan te geven
wanneer en hoe correcties moeten worden toegepast, rekening houdend met het
feit dat dubbele correcties moeten worden vermeden. Het is voorts noodzakelijk
te bepalen, dat voor deze vergelijking gemiddelde prijzen mogen worden
gebruikt, hoewel individuele uitvoerprijzen met een gemiddelde normale waarde
mogen worden vergeleken indien de eerstgenoemde prijzen per afnemer, gebied of
periode verschillen. ê 1225/2009
overweging 9 (aangepast) (9) Het is wenselijk, duidelijk
en gedetailleerd aan te geven welke factoren relevant kunnen zijn ter bepaling,
of de invoer met dumping aanmerkelijke schade heeft veroorzaakt dan wel dreigt
te veroorzaken. Bij het aantonen van het oorzakelijk verband tussen de omvang
en de prijzen van de betrokken invoer en de schade die de bedrijfstak van de Ö Unie Õ lijdt, dient
aandacht te worden geschonken aan de gevolgen van andere factoren en in het
bijzonder aan de marktomstandigheden in de Ö Unie Õ. ê 1225/2009
overweging 10 (aangepast) (10) Het is dienstig het begrip
„bedrijfstak van de Ö Unie Õ” te omschrijven en
te bepalen dat met exporteurs verbonden partijen Ö van de
begripsomschrijving Õ kunnen worden
uitgesloten. Ook het begrip „verbonden” dient te worden gedefinieerd. Het is
eveneens noodzakelijk te bepalen dat antidumpingmaatregelen ten behoeve van
producenten in een gebied van de Ö Unie Õ kunnen worden
genomen, en aan te geven wat onder een dergelijk gebied wordt verstaan. ê 1225/2009
overweging 11 (aangepast) (11) Het is noodzakelijk aan te
geven wie een klacht wegens dumping mag indienen en in welke mate deze door de
bedrijfstak van de Ö Unie Õ dient te worden
gesteund en te bepalen welke gegevens over dumping, schade en het verband
daartussen in de klacht moeten zijn opgenomen. Het is tevens wenselijk de
procedures voor de afwijzing van klachten of de inleiding van procedures te
omschrijven. ê 1225/2009
overweging 12 (12) Er dient te worden bepaald hoe
de belanghebbenden ervan in kennis worden gesteld welke informatie de
autoriteiten nodig hebben. De belanghebbenden moeten voldoende tijd hebben om
het nodige bewijsmateriaal over te leggen en moeten in de gelegenheid worden
gesteld hun belangen te verdedigen. Het is bovendien wenselijk de bij het
onderzoek te volgen regels en procedures duidelijk aan te geven en in het
bijzonder te bepalen dat de belanghebbende zich binnen de gestelde termijn
kenbaar dienen te maken, hun standpunt naar voren dienen te brengen en
informatie dienen te verstrekken. Dergelijke standpunten en informatie worden
slechts in aanmerking genomen indien zij binnen de gestelde termijn worden voorgelegd.
Het is bovendien wenselijk te bepalen op welke voorwaarden een belanghebbende
toegang heeft tot en opmerkingen kan maken over op de door andere
belanghebbenden verschafte informatie. De lidstaten dienen met de Commissie
samen te werken bij het verzamelen van deze informatie. ê 1225/2009
overweging 13 (13) Het is noodzakelijk te bepalen
onder welke omstandigheden voorlopige rechten kunnen worden ingesteld en deze
mogen niet eerder dan 60 dagen en niet later dan negen maanden na de inleiding
van de procedure worden ingesteld. Het is om administratieve redenen tevens
noodzakelijk te bepalen dat dergelijke rechten in alle gevallen door de
Commissie kunnen worden ingesteld, hetzij onmiddellijk voor een periode van
negen maanden, hetzij in twee fasen van respectievelijk zes en drie maanden. ê 1225/2009
overweging 14 (14) Het is noodzakelijk procedures
vast te stellen voor de aanvaarding van verbintenissen die een einde maken aan
dumping en schade in plaats van de instelling van voorlopige of definitieve
rechten. Het is tevens wenselijk aan te geven, welke consequenties aan de
schending of de opzegging van een verbintenis zijn verbonden en te bepalen dat
voorlopige rechten kunnen worden ingesteld wanneer het vermoeden bestaat dat
een verbintenis wordt geschonden of wanneer nader onderzoek noodzakelijk is om
aanvullende gegevens te verzamelen. Bij de aanvaarding van verbintenissen moet
erop worden toegezien dat de voorgestelde verbintenissen en de naleving daarvan
niet in strijd met de mededinging zijn. ê 1225/2009
overweging 15 (aangepast) (15) Het is noodzakelijk voor te
schrijven dat antidumpingzaken, hetzij zonder dat maatregelen worden ingesteld,
hetzij door de instelling van definitieve maatregelen, normaal binnen twaalf
maanden en in ieder geval binnen 15 maanden na de opening van het
onderzoek worden beëindigd. (16) Een onderzoek of procedure
dient te worden beëindigd wanneer de dumping minimaal of de schade te
verwaarlozen is en deze Ö omstandigheden Õ dienen nader te
worden omschreven. Wanneer maatregelen noodzakelijk zijn, dienen bepalingen
betreffende de beëindiging van het onderzoek te worden vastgesteld en dient te
worden voorgeschreven dat de maatregelen lager moeten zijn dan de dumpingmarge
indien een dergelijk lager bedrag de schade zou wegnemen en Ö ook Õ dient de wijze van
berekening van de hoogte van de maatregelen in het geval van een
steekproefonderzoek te worden vastgesteld. ê 1225/2009
overweging 16 (17) Het is noodzakelijk te
voorzien in de inning van voorlopige rechten met terugwerkende kracht, indien
nodig, en de omstandigheden te bepalen die aanleiding geven tot de toepassing
van rechten met terugwerkende kracht, teneinde de ondermijning van de
definitief te nemen maatregelen te vermijden. Het is bovendien noodzakelijk te
bepalen dat in geval van schending of intrekking van verbintenissen eveneens
rechten met terugwerkende kracht kunnen worden toegepast. ê 1225/2009
overweging 17 (aangepast) (18) Het is noodzakelijk te bepalen
dat maatregelen na vijf jaar vervallen, tenzij bij een nieuw onderzoek blijkt
dat zij moeten worden gehandhaafd. In gevallen waarin voldoende bewijsmateriaal
in verband met gewijzigde omstandigheden wordt overgelegd, dient tevens te
worden voorzien in tussentijdse nieuwe onderzoeken of onderzoeken om te bepalen
of terugbetaling van antidumpingrechten gerechtvaardigd is. Het is tevens
dienstig te bepalen dat bij de herberekening van dumping die een samenstelling
van de uitvoerprijzen noodzakelijk maakt, de rechten niet worden behandeld als
tussen de invoer en de wederverkoop gemaakte kosten indien Ö die
rechten Õ tot uitdrukking is
gebracht in de prijzen van de producten die in de Ö Unie Õ aan maatregelen zijn
onderworpen. ê 1225/2009
overweging 18 (aangepast) (19) Er moet uitdrukkelijk worden
voorzien in de mogelijkheid van een herwaardering van de uitvoerprijzen en de dumpingmarges
wanneer de exporteur door middel van een compenserende regeling het recht voor
eigen rekening neemt en de maatregelen niet worden weerspiegeld in de prijzen
van de producten die in de Ö Unie Õ aan maatregelen zijn
onderworpen. ê 1225/2009
overweging 19 (aangepast) è1 Rectificatie,
PB L 7 van 12.1.2010, blz. 22 (20) De antidumpingovereenkomst van
1994 bevat geen bepalingen met betrekking tot de ontwijking van
antidumpingmaatregelen, hoewel een afzonderlijk ministerieel besluit in het
kader van de GATT ontwijking als probleem onderkent en dit ter behandeling è1 naar
de antidumpingcommissie van de Ö GATT Õ heeft
verwezen. ç Aangezien bij de
multilaterale handelsbesprekingen nog geen oplossing voor dit probleem is
gevonden en in afwachting van het resultaat van de doorverwijzing naar de
antidumpingcommissie van de Ö Wereldhandelsorganisatie
(hierna Õ „WTO” Ö genoemd) Õ, dienen in de Ö Uniewetgeving Õ bepalingen te worden
opgenomen om bepaalde praktijken, zoals de loutere assemblage van producten in
de Ö Unie Õ of in een derde land,
tegen te gaan die hoofdzakelijk de ontwijking van antidumpingmaatregelen ten
doel hebben. ê 1225/2009
overweging 20 (aangepast) è1 Rectificatie,
PB L 7 van 12.1.2010, blz. 22 (21) Het is eveneens wenselijk
nader te omschrijven welke praktijken ontduiking van de geldende maatregelen
inhouden. Ontduiking kan zowel binnen als buiten de Ö Unie Õ plaatsvinden. Daarom
moet worden vastgelegd è1 dat
vrijstellingen van de eventueel reeds aan importeurs verleende uitgebreide
rechten ook aan exporteurs kunnen worden verleend ç wanneer rechten
worden uitgebreid om ontduiking buiten de Ö Unie Õ te bestrijden. ê 1225/2009
overweging 21 (22) Het is dienstig te voorzien in
de mogelijkheid tot schorsing van antidumpingmaatregelen in geval van
tijdelijke wijzigingen in de marktomstandigheden die de toepassing van
dergelijke maatregelen tijdelijk inopportuun maken. ê 1225/2009
overweging 22 (23) Het is noodzakelijk te
voorzien in de mogelijkheid tot registratie bij invoer van goederen die aan
onderzoek zijn onderworpen, zodat achteraf maatregelen ten aanzien van deze
invoer kunnen worden toegepast. ê 1225/2009
overweging 23 (24) De lidstaten dienen toezicht
te houden op de invoer van de aan een onderzoek en maatregelen onderworpen
goederen om de naleving van de maatregelen te waarborgen en zij dienen hun
bevindingen hieromtrent evenals de uit hoofde van deze verordening geïnde
bedragen aan rechten aan de Commissie mede te delen. ê 1225/2009
overweging 26 (25) Het is dienstig te bepalen dat
controlebezoeken dienen plaats te vinden ter verificatie van de toegezonden
informatie betreffende dumping en schade, met dien verstande dat dergelijke
bezoeken afhankelijk worden gesteld van de wijze waarop de vragenlijsten zijn
ingevuld. ê 1225/2009
overweging 27 (26) Teneinde ervoor te zorgen dat
onderzoeken binnen de gestelde termijnen worden voltooid, is het van wezenlijk
belang te bepalen dat, wanneer het aantal partijen of transacties groot is, een
onderzoek steekproefsgewijze mag worden uitgevoerd. ê 1225/2009
overweging 28 (27) Het is noodzakelijk te bepalen
dat voor belanghebbenden die niet voldoende medewerking aan het onderzoek
verlenen, andere informatie kan worden gebruikt en dat dergelijke informatie
voor de betrokken belanghebbenden minder gunstig kan zijn dan in het geval
waarin zij wel medewerking aan het onderzoek hadden verleend. ê 1225/2009
overweging 29 (28) Bepalingen betreffende de
vertrouwelijke behandeling van informatie dienen te worden vastgesteld om de
openbaarmaking van zakengeheimen te voorkomen. ê 1225/2009
overweging 30 (aangepast) (29) Het is van wezenlijk belang te
voorzien in de mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen aan de
partijen die voor een dergelijke behandeling in aanmerking komen en dat deze
mededeling, met inachtneming van het in de Ö Unie Õ geldende
besluitvormingsproces, tijdig dient plaats te vinden, zodat de belanghebbenden
hun belangen kunnen verdedigen. ê 1225/2009
overweging 31 (aangepast) (30) Het verdient aanbeveling te
voorzien in een administratieve regeling waarbij argumenten naar voren kunnen
worden gebracht met betrekking tot de vraag of maatregelen in het belang van de
Ö Unie Õ en van de consument
zijn, termijnen vast te stellen waarbinnen dergelijke gegevens dienen te worden
verstrekt en nadere bepalingen op te nemen betreffende de rechten van de
belanghebbenden ten aanzien van de openbaarmaking van gegevens. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22 (aangepast) (31) De uitvoering Ö van deze
verordening Õ vereist eenvormige
voorwaarden voor de vaststelling van voorlopige en definitieve Ö rechten Õ , en voor het
beëindigen van een onderzoek zonder maatregelen. Deze maatregelen moeten door
de Commissie worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011
van het Europees Parlement en de Raad[8]. (32) De raadplegingsprocedure moet
worden toegepast voor de vaststelling van voorlopige maatregelen, gelet op de
effecten van dergelijke maatregelen en de sequentiële logica ervan met
betrekking tot de vaststelling van definitieve maatregelen. De
raadplegingsprocedure moet ook worden toegepast voor de aanvaarding van
verbintenissen, het al dan niet openen van nieuwe onderzoeken in verband met
het vervallen van de maatregelen, de schorsing van maatregelen, de verlenging
van de schorsing van maatregelen en de wederinvoering van maatregelen, gelet op
de effecten van dergelijke maatregelen in vergelijking met de definitieve
maatregelen. Als vertraging bij de oplegging van maatregelen schade zou
veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk
toepasselijke voorlopige maatregelen kunnen nemen, ê 1225/2009
(aangepast) è1 Rectificatie,
PB L 7 van 12.1.2010, blz. 22 è2 Rectificatie,
PB L 36 van 10.2.2011, blz. 20 è3 1168/2012
art. 1, punt 1, onder a) è4 37/2014
art. 1 en bijlage, punt 22, onder 1) HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 Beginselen 1. Een antidumpingrecht kan worden toegepast
op ieder product ten aanzien waarvan dumping plaatsvindt, wanneer het in de Ö Unie Õ in het vrije verkeer
brengen daarvan schade veroorzaakt. 2. Ten aanzien van een product wordt geacht
dumping plaats te vinden indien de prijs van dit product bij uitvoer naar de Ö Unie Õ lager is dan een
vergelijkbare prijs die in het kader van normale handelstransacties voor het
soortgelijke product voor het land van uitvoer is vastgesteld. 3. Het land van uitvoer is normaal het land
van oorsprong. Het kan ook een tussenland zijn, behalve wanneer, bijvoorbeeld,
de betrokken producten enkel door dat land worden doorgevoerd, zij niet in dat
land worden vervaardigd of in dat land voor deze producten geen vergelijkbare
prijs voorhanden is. 4. Voor de toepassing van deze verordening
wordt onder „soortgelijk product” verstaan een product dat identiek is, dat wil
zeggen in ieder opzicht gelijk aan het betrokken product of, bij gebrek aan een
dergelijk product, een ander product dat, hoewel het niet in ieder opzicht
gelijk is, kenmerken bezit die grote overeenkomst vertonen met die van het
betrokken product. Artikel 2 Vaststelling van dumping A. NORMALE
WAARDE 1. De normale waarde is normaal gebaseerd op
de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het
kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden
betaald. Wanneer de exporteur in het land van uitvoer
het soortgelijke product niet vervaardigt of niet verkoopt, kan de normale
waarde op basis van de prijzen van andere verkopers of producenten worden
vastgesteld. De prijzen die worden toegepast tussen
belanghebbenden die kennelijk geassocieerd zijn of met elkaar een
compensatieregeling hebben getroffen, mogen niet worden beschouwd als in het
kader van normale handelstransacties te zijn toegepast en mogen niet voor de
berekening van de normale waarde worden gebruikt, tenzij wordt vastgesteld dat
de relatie tussen deze belanghebbenden de prijzen niet heeft beïnvloed. Om te bepalen of twee partijen geassocieerd
zijn kan rekening worden gehouden met de definitie van verbonden partijen in
artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie[9]. 2. De normale waarde wordt normaal vastgesteld
op basis van de verkoop van het voor gebruik in het binnenland bestemde
soortgelijke product indien de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid
ten minste 5 % bedraagt van de naar de Ö Unie Õ verkochte
hoeveelheid van het betrokken product, met dien verstande dat een lager
percentage mag worden gebruikt, bijvoorbeeld wanneer de toegepaste prijzen
representatief voor de betrokken markt worden geacht. 3. Wanneer het soortgelijke product niet of
niet in voldoende hoeveelheden in het kader van normale handelstransacties is
verkocht of indien, wegens de bijzondere marktsituatie, deze verkoop geen
deugdelijke vergelijking mogelijk maakt, wordt de normale waarde van het
soortgelijke product berekend aan de hand van de productiekosten in het land
van oorsprong, vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene
kosten, administratiekosten en winst, of aan de hand van de prijzen bij uitvoer
naar een geschikt derde land in het kader van normale handelstransacties, mits
deze prijzen representatief zijn. Een bijzondere marktsituatie voor het
betrokken product in de zin van de eerste alinea wordt onder meer geacht
aanwezig te zijn wanneer de prijzen kunstmatig laag zijn, wanneer er een
aanzienlijke ruilhandel is of wanneer er niet-commerciële regelingen zijn voor
de be- of verwerking van goederen. 4. De verkoop van het soortgelijke product op
de binnenlandse markt van het land van uitvoer of de verkoop bij uitvoer naar
een derde land tegen prijzen die lager zijn dan de (vaste en variabele) productiekosten
per eenheid, vermeerderd met verkoopkosten, administratiekosten en algemene
kosten, mag uitsluitend worden beschouwd als verkoop die, wegens de prijs, niet
in het kader van normale handelstransacties heeft plaatsgevonden en bij de
vaststelling van de normale waarde buiten beschouwing wordt gelaten, indien
wordt vastgesteld dat een dergelijke verkoop over een langere periode en in
aanzienlijke hoeveelheden plaatsvindt tegen prijzen die het niet mogelijk maken
binnen een redelijke termijn alle kosten terug te verdienen. Prijzen die op het tijdstip van de verkoop
beneden de kostprijs liggen, doch hoger zijn dan de gewogen gemiddelde
kostprijs in het onderzoektijdvak, worden geacht toereikend te zijn om de
betrokken producenten in staat te stellen hun kosten binnen een redelijke
termijn terug te verdienen. De langere periode bedraagt normaal één jaar,
doch in geen geval minder dan zes maanden; de verkoop beneden de kostprijs per
eenheid wordt geacht in aanzienlijke hoeveelheden binnen deze periode te hebben
plaatsgevonden, wanneer wordt vastgesteld dat de gewogen gemiddelde
verkoopprijs lager is dan de gewogen gemiddelde kostprijs per eenheid of dat de
hoeveelheid die beneden de kostprijs per eenheid is verkocht, niet minder dan
20 % bedraagt van de hoeveelheid die voor de vaststelling van de normale
waarde in aanmerking wordt genomen. 5. De kosten worden normaal berekend aan de
hand van de administratie van diegene waarop het onderzoek betrekking heeft,
mits deze wordt gevoerd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudkundige
beginselen van het betrokken land en wordt aangetoond, dat deze een redelijk
beeld geeft van de aan de vervaardiging en de verkoop van het betrokken product
verbonden kosten. Indien de administratie van de betrokkene geen
redelijk beeld geeft van de kosten in verband met de productie en de verkoop
van het onderzochte product, worden deze gecorrigeerd of vastgesteld aan de
hand van de kosten van producenten of exporteurs in hetzelfde land of, wanneer
dergelijke gegevens niet beschikbaar zijn of niet kunnen worden gebruikt, op
een andere redelijke basis, zoals aan de hand van gegevens over andere
representatieve markten. Al het voorgelegde bewijsmateriaal betreffende
de correcte kostenallocatie wordt in aanmerking genomen, op voorwaarde dat
wordt aangetoond dat deze methode van kostenallocatie ook in het verleden is
gebruikt. Bij gebreke van een geschiktere methode, wordt de voorkeur gegeven
aan kostenallocatie op basis van de omzet. Tenzij bij de in deze alinea
bedoelde kostenallocatie hiermede reeds rekening is gehouden, worden de kosten
op passende wijze gecorrigeerd voor eenmalige kostenelementen die aan de
toekomstige en/of de huidige productie worden toegerekend. Wanneer de kosten voor een gedeelte van de
terugverdientijd zijn beïnvloed door het gebruik van nieuwe
productievoorzieningen die aanzienlijke nieuwe investeringen vereisen en door
een lage bezettingsgraad ten gevolge van het starten, geheel of ten dele binnen
het onderzoektijdvak, van nieuwe productieprocessen, zijn de gemiddelde kosten
voor de startfase de kosten die overeenkomstig de bovenstaande
allocatiemethoden aan het einde van deze fase van toepassing zijn en worden zij
op dat niveau, voor de betrokken periode, in de in lid 4, tweede alinea,
bedoelde gewogen gemiddelde kosten opgenomen. Bij de bepaling van de duur van
een startfase wordt rekening gehouden met de situatie waarin de betrokken
producent of exporteur zich bevindt, met dien verstande dat deze fase niet
langer mag zijn dan een passend gedeelte van het begin van de terugverdientijd.
Bij deze aanpassing voor de gedurende het onderzoektijdvak gemaakte kosten
wordt rekening gehouden met informatie betreffende de startfase die zich verder
uitstrekt dan dit tijdvak, op voorwaarde dat zij vóór de controlebezoeken en
binnen drie maanden na de opening van het onderzoek wordt verstrekt. 6. De bedragen voor verkoopkosten, algemene
kosten, administratiekosten en winst worden gebaseerd op feitelijke gegevens
over de productie en de verkoop van het soortgelijke product, in het kader van
normale handelstransacties, door de exporteur of de producent op wie het
onderzoek betrekking heeft. Wanneer deze bedragen niet op de bovenomschreven
grondslag kunnen worden vastgesteld, mogen zij worden vastgesteld op basis van: a) het gewogen gemiddelde van de
werkelijke bedragen die voor andere bij het onderzoek betrokken exporteurs of
producenten zijn vastgesteld in verband met de vervaardiging en de verkoop van
het soortgelijke product op de binnenlandse markt van het land van oorsprong; b) de werkelijke bedragen die in het
kader van normale handelstransacties voor de betrokken exporteur of producent
op de binnenlandse markt van het land van oorsprong van toepassing zijn bij de
productie en de verkoop van dezelfde algemene categorie van producten; c) elke andere redelijke methode, mits
het aldus vastgestelde bedrag voor winst niet hoger is dan de winst die andere
exporteurs of producenten gewoonlijk maken bij de verkoop van producten van
dezelfde algemene categorie op de binnenlandse markt van het land van
oorsprong. 7. a) Bij invoer uit landen zonder
markteconomie[10]
wordt de normale waarde vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende
waarde in een land met markteconomie of aan de hand van de prijs bij uitvoer
uit een dergelijk derde land naar andere landen, waaronder de Ö Unie Õ of, indien dit niet
mogelijk is, op een andere redelijke grondslag zoals de werkelijk betaalde of
te betalen prijs van het soortgelijke product in de Ö Unie Õ , indien nodig
verhoogd met een redelijke winstmarge. Een geschikt derde land met een markteconomie
wordt op redelijke wijze geselecteerd, met inachtneming van alle betrouwbare
gegevens die op het tijdstip van de selectie beschikbaar zijn. Voorts wordt
rekening gehouden met termijnen. In voorkomend geval wordt gebruik gemaakt van
een derde land met markteconomie dat bij hetzelfde onderzoek betrokken is. De naam van het voorziene derde land met een
markteconomie wordt de bij het onderzoek betrokken partijen, kort na de
inleiding van de procedure medegedeeld. Zij hebben tien dagen de tijd om
opmerkingen te maken. b) Bij antidumpingonderzoeken
betreffende è1 producten
uit de Volksrepubliek China, Vietnam en Kazachstan en landen met staatshandel ç die op het tijdstip
van de opening van het onderzoek lid zijn van de WTO, wordt de normale waarde
vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 6, indien naar
aanleiding van met bewijsmateriaal gestaafde verzoeken van een of meer
producenten bij wie een onderzoek moet worden ingesteld, overeenkomstig de
onder c) vermelde criteria en procedures wordt aangetoond dat deze
producent of producenten het betrokken soortgelijke product op marktvoorwaarden
vervaardigen en verkopen. Indien dit niet het geval is, is het bepaalde
onder a) van toepassing. c) De onder b) bedoelde verzoeken
moeten schriftelijk worden ingediend en voldoende bewijs bevatten van het feit
dat de producenten op marktvoorwaarden opereren, dat wil zeggen, wanneer: –
besluiten van bedrijven inzake prijzen, kosten en
productiemiddelen, met inbegrip van bijvoorbeeld grondstoffen, kosten van
technologie en arbeid, productie, verkoop en investeringen worden genomen als
reactie op marktsignalen van vraag en aanbod, en zonder staatsinmenging van
betekenis op dat punt, è2 en
kosten van de belangrijkste productiemiddelen hoofdzakelijk de marktwaarde
weergeven; ç –
bedrijven beschikken over een duidelijke
basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in
overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen en die alle
terreinen bestrijkt; –
de productiekosten en financiële situatie van
bedrijven niet onderhevig zijn aan verstoringen van betekenis die nog
voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie, in het bijzonder
met betrekking tot depreciatie van activa, andere afschrijvingen, ruilhandel en
betaling middels schuldvergelijking; –
de betrokken bedrijven onderworpen zijn aan
faillissements- en eigendomswetten die juridische zekerheid en stabiliteit
verschaffen voor het voeren van een bedrijf; –
omrekening van munteenheden geschiedt tegen de
marktkoers. è3 Binnen
normaliter zeven maanden maar uiterlijk binnen acht maanden na de inleiding van
de procedure ç, wordt, è4 nadat
de industrie van de Unie ç in de gelegenheid is
gesteld opmerkingen te maken, vastgesteld of de producent voldoet aan de
bovengenoemde criteria. Deze vaststelling blijft gedurende de hele procedure
van kracht. è4 De
Commissie verstrekt de lidstaten informatie betreffende haar onderzoek van de
naar aanleiding van punt b) ingediende klachten normaliter binnen 28 weken
nadat het onderzoek is geopend. ç ê 1168/2012 art.
1, punt 1, onder b) d) Wanneer de Commissie haar onderzoek
overeenkomstig artikel 17 heeft beperkt, wordt een vaststelling overeenkomstig
punten b) en c) van dit lid beperkt tot de partijen die in het onderzoek zijn
opgenomen en elke producent die overeenkomstig artikel 17, lid 3, een
individuele behandeling krijgt. ê 1225/2009
(aangepast) B.
UITVOERPRIJS 8. De uitvoerprijs is de werkelijk betaalde of
te betalen prijs van het product dat vanuit het land van uitvoer met het oog op
uitvoer naar de Ö Unie Õ wordt verkocht. 9. Wanneer geen uitvoerprijs voorhanden is of
deze onbetrouwbaar blijkt wegens het bestaan van een associatie of een
compensatieregeling tussen de exporteur en de importeur of een derde partij,
mag de uitvoerprijs worden samengesteld op basis van de prijs waartegen de
ingevoerde producten voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer worden
doorverkocht of, indien de producten niet aan een onafhankelijke afnemer worden
doorverkocht of niet worden doorverkocht in de staat waarin zij zijn ingevoerd,
op elke redelijke grondslag. In dergelijke gevallen wordt voor alle tussen
invoer en wederverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van rechten en heffingen,
en voor winst een correctie toegepast, teneinde een betrouwbare uitvoerprijs
franco grens Ö Unie Õ vast te stellen. De elementen waarvoor een correctie wordt
toegepast, omvatten die welke gewoonlijk door een importeur worden gedragen,
doch worden betaald door een partij binnen of buiten de Ö Unie Õ die kennelijk met de
importeur of de exporteur is geassocieerd of met deze een compensatieregeling
heeft. Zij omvatten met name de gebruikelijke kosten van vervoer, verzekering,
lading, overlading, lossing, en bijkomende kosten, evenals de douanerechten,
alle antidumpingrechten en andere belastingen die in het land van invoer
verschuldigd zijn uit hoofde van de invoer of de verkoop van de goederen,
alsmede een redelijke marge voor verkoopkosten, algemene kosten,
administratiekosten en winst. C.
VERGELIJKING 10. De uitvoerprijs wordt op billijke wijze
met de normale waarde vergeleken. Deze vergelijking geschiedt in hetzelfde
handelsstadium, voor verkopen op zo dicht mogelijk bij elkaar liggende data en
met inachtneming van andere verschillen die van invloed zijn op de
vergelijkbaarheid van de prijzen. Wanneer de vastgestelde normale waarde en de
uitvoerprijs niet op deze grondslag kunnen worden vergeleken, wordt door middel
van correcties, naar gelang van de bijzondere kenmerken van elke zaak, rekening
gehouden met verschillen tussen factoren waarvan wordt beweerd en aangetoond
dat zij van invloed op de prijzen zijn en, dientengevolge, op de
vergelijkbaarheid daarvan. Hierbij dienen dubbele correcties te worden
vermeden, in het bijzonder wat de kortingen, rabatten, hoeveelheden en het
handelsstadium betreft. Wanneer aan de gestelde voorwaarden is voldaan, kunnen
correcties worden toegepast voor de hierna volgende factoren: a) Fysieke kenmerken Er wordt een correctie toegepast voor verschillen
in fysieke kenmerken van het betrokken product. Het bedrag van de correctie
komt overeen met een redelijke raming van de marktwaarde van het verschil. b) Invoerheffingen en indirecte
belastingen De normale waarde wordt gecorrigeerd voor een
bedrag dat overeenkomt met alle invoerheffingen of indirecte belastingen die op
een soortgelijk product en de fysiek daarin verwerkte materialen worden
geheven, wanneer dat bestemd is voor verbruik in het land van uitvoer, en die
voor het naar de Ö Unie Õ uitgevoerde product
niet worden geïnd of worden terugbetaald. c) Kortingen, rabatten en
hoeveelheden Er wordt een correctie toegepast voor verschillen
in kortingen en rabatten, met inbegrip van die welke worden toegekend voor
verschillen in hoeveelheden, indien deze naar behoren zijn gekwantificeerd en
rechtstreeks met de betrokken verkoop verband houden. Tevens kan een correctie
voor uitgestelde kortingen en rabatten worden toegepast indien het verzoek
daartoe gebaseerd is op een gevestigd gebruik in vroegere perioden, waaronder
de inachtneming van de voorwaarden voor de toekenning van kortingen of
rabatten. d) Handelsstadium i) Er wordt een correctie toegepast voor
verschillen in handelsstadium, met inbegrip van de verschillen die voortvloeien
uit OEM (original equipment manufacturers)-verkopen, wanneer, met betrekking
tot de distributiekanalen van beide markten, wordt aangetoond, dat de
uitvoerprijs, die een samengestelde uitvoerprijs kan zijn, in een ander
handelsstadium dan de normale waarde wordt gehanteerd en het verschil tussen
beide de vergelijkbaarheid van de prijzen heeft beïnvloed, hetgeen dient te
blijken uit permanente en duidelijke verschillen tussen de functies die de
verkoper vervult en de prijzen die hij hanteert in de onderscheiden
handelsstadia op de binnenlandse markt van het land van uitvoer. De omvang van
de correctie is op de marktwaarde van het verschil gebaseerd. ii) Wanneer evenwel in niet onder i)
genoemde gevallen een bestaand verschil in handelsstadium niet kan worden
gekwantificeerd bij ontstentenis van de relevante stadia op de binnenlandse
markt van de uitvoerende landen, of indien bepaalde functies klaarblijkelijk
betrekking hebben op andere handelsstadia dan het in de vergelijking gebruikte
stadium, kan een speciale correctie worden toegepast. e) Vervoer, verzekering, lading,
overlading, lossing en aanverwante kosten Er wordt een correctie toegepast voor verschillen
in kosten die rechtstreeks verband houden met de overbrenging van het product
van de bedrijfsruimten van de exporteur naar een onafhankelijke afnemer wanneer
dergelijke kosten in de prijzen zijn begrepen. Deze kosten omvatten de kosten
van vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten. f) Verpakking Er wordt een correctie toegepast voor verschillen
in de kosten die rechtstreeks verband houden met het verpakken van het
betrokken product. g) Krediet Er wordt een correctie toegepast voor verschillen
in de kosten van de kredieten die voor de verkoop van de betrokken producten
zijn verleend, voor zover deze factor bij de vaststelling van de prijzen in
aanmerking wordt genomen. h) Kosten van dienstverlening na
verkoop Er wordt een correctie toegepast voor verschillen
in de directe kosten in verband met waarborgen, garanties, technische bijstand
en dienstverlening waarin de wet en/of het verkoopcontract voorzien. i) Commissies Er wordt een correctie toegepast voor verschillen
in de commissies die in verband met de verkoop van de betrokken producten
worden betaald. Onder „commissies” wordt ook verstaan de marge van
een handelaar die in het product of het soortgelijke product handelt indien de
functies van deze handelaar vergelijkbaar zijn met die van een op
commissiebasis werkende agent. j) Omrekening van valuta Wanneer ten behoeve van de prijsvergelijking
valuta dienen te worden omgerekend, wordt daarvoor de wisselkoers op de datum
van verkoop gebruikt. Wanneer echter de verkoop van vreemde valuta op de
termijnmarkt rechtstreeks aan de betrokken verkoop voor uitvoer is gekoppeld,
dient de bij de termijnverkoop gebruikte wisselkoers te worden toegepast. De
datum van verkoop is normaal de factuurdatum. Indien evenwel de datum van het
contract, van de kooporder of van de orderbevestiging meer in overeenstemming
is met de verkoopvoorwaarden, mag één van deze data worden gebruikt. Met
wisselkoersschommelingen wordt geen rekening gehouden en exporteurs hebben 60
dagen de tijd om met duurzame veranderingen van de wisselkoersen gedurende het
onderzoektijdvak rekening te houden. k) Anderen factoren Er kunnen ook correcties worden toegepast voor
verschillen voor andere factoren dan vermeld onder a) tot en met j),
indien wordt aangetoond dat die van invloed zijn op de prijsvergelijking als
bedoeld in dit lid, met name wanneer klanten bij voortduring verschillende
prijzen op de binnenlandse markt betalen ten gevolge van deze factoren. D.
DUMPINGMARGE 11. Onder voorbehoud van de relevante
bepalingen betreffende de billijke vergelijking, wordt het bestaan van dumpingmarges
in het onderzoektijdvak normaal vastgesteld door vergelijking van een gewogen
gemiddelde normale waarde met een gewogen gemiddelde prijs van alle
vergelijkbare exporttransacties naar de Ö Unie Õ of door
vergelijking, per transactie, van de afzonderlijke normale waarden en de
afzonderlijke prijzen bij uitvoer naar de Ö Unie Õ . Een op een gewogen
gemiddelde gebaseerde normale waarde mag evenwel met de prijzen van alle
afzonderlijke uitvoertransacties naar de Ö Unie Õ worden vergeleken
indien de uitvoerprijzen voor de verschillende afnemers, gebieden of tijdvakken
sterk uiteenlopen en de in de Ö eerste Õ zin omschreven
methoden ontoereikend zouden zijn om de dumping volledig tot uitdrukking te
brengen. De bepalingen van dit lid vormen geen beletsel voor het gebruik van de
steekproefmethode overeenkomstig artikel 17. 12. De dumpingmarge is het bedrag waarmee de
normale waarde de uitvoerprijs overschrijdt. Wanneer dumpingmarges variëren,
kan een gewogen gemiddelde dumpingmarge worden vastgesteld. Artikel 3 Vaststelling van schade 1. Voor de toepassing van deze verordening
wordt onder „schade”, tenzij anders bepaald, verstaan aanmerkelijke schade voor
een bedrijfstak van de Ö Unie Õ , dreiging van
aanmerkelijke schade voor een bedrijfstak van de Ö Unie Õ of aanmerkelijke
vertraging van de vestiging van een dergelijke bedrijfstak en wordt dit begrip
overeenkomstig de bepalingen van dit artikel uitgelegd. 2. De vaststelling van schade is gebaseerd op
positief bewijsmateriaal en houdt een objectief onderzoek in van: a) de omvang van de invoer met dumping
en de gevolgen daarvan voor de prijzen van soortgelijke producten in de Ö Unie Õ; en b) de gevolgen van deze invoer voor de
bedrijfstak van de Ö Unie Õ. 3. Wat de omvang van de invoer met dumping
betreft, wordt nagegaan of deze, in absolute cijfers dan wel in verhouding tot
de productie of het verbruik in de Ö Unie Õ, aanzienlijk is
toegenomen. Wat de weerslag van de invoer met dumping op de prijzen betreft,
wordt nagegaan of een aanzienlijke prijsonderbieding door het met dumping
ingevoerde product ten opzichte van de prijzen van soortgelijke producten van
de bedrijfstak van de Ö Unie Õ heeft
plaatsgevonden, dan wel of deze invoer de prijzen op enige andere wijze sterk
drukt of een aanzienlijke belemmering vormt voor prijsverhogingen die zonder
deze invoer hadden plaatsgevonden, met dien verstande dat geen van deze
factoren op zich, noch verscheidene van deze factoren tezamen
noodzakelijkerwijze doorslaggevend is of zijn. 4. Wanneer de invoer van een product uit meer
dan één land terzelfder tijd aan een antidumpingonderzoek wordt onderworpen,
worden de gevolgen van deze invoer uitsluitend cumulatief beoordeeld indien
wordt vastgesteld, dat: ê Rectificatie,
PB L 36 van 10.2.2011, blz. 20 (aangepast) a) de dumpingmarge voor het uit elk
land ingevoerde product meer dan minimaal is in de zin van artikel 9, lid 3, en
de uit elk land ingevoerde hoeveelheid niet te verwaarlozen is; en ê 1225/2009
(aangepast) b) een cumulatieve beoordeling van de
gevolgen van de invoer gezien de concurrentieverhoudingen tussen de ingevoerde
producten onderling en tussen de ingevoerde producten en het soortgelijke
product uit de Ö Unie Õ, opportuun is. 5. Het onderzoek naar de gevolgen van de
invoer met dumping voor de betrokken bedrijfstak van de Ö Unie Õ omvat een
beoordeling van alle relevante economische factoren en indicatoren die op de
situatie van die bedrijfstak van invloed zijn, zoals het feit dat een
bedrijfstak nog steeds herstellende is van de gevolgen van invoer met dumping
of subsidiëring die in het verleden heeft plaatsgevonden, de werkelijke hoogte
van de dumpingmarge, de werkelijke en potentiële daling van de verkoop, de
winst, de productie, het marktaandeel, de productiviteit, de rentabiliteit en
de bezettingsgraad, alsmede de factoren die van invloed zijn op de prijzen in
de Ö Unie Õ, de werkelijke en
potentiële negatieve gevolgen voor de „cash flow”, de voorraden, de
werkgelegenheid, de lonen, de groei en het vermogen om kapitaal of
investeringen aan te trekken. Deze lijst is niet limitatief, noch zijn één of
meer van deze factoren noodzakelijkerwijze doorslaggevend. 6. Aan de hand van het overeenkomstig
lid 2 voorgelegde relevante bewijsmateriaal moet worden aangetoond, dat de
invoer met dumping schade in de zin van deze verordening veroorzaakt. Hierbij
moet meer in het bijzonder worden aangetoond, dat de overeenkomstig lid 3
vastgestelde omvang en/of prijzen de in lid 5 omschreven gevolgen hebben
voor de bedrijfstak van de Ö Unie Õ en dat deze gevolgen
als aanmerkelijk kunnen worden aangemerkt. 7. Andere gekende factoren dan de invoer met
dumping die de bedrijfstak van de Ö Unie Õ terzelfder tijd
schade toebrengen, worden ook onderzocht, om te voorkomen dat de door deze
andere factoren veroorzaakte schade overeenkomstig het bepaalde in lid 6
aan de invoer met dumping wordt toegeschreven. Relevant in dit verband zijn
onder andere de hoeveelheden en de prijzen van de niet tegen dumpingprijzen
verkochte invoer, een inkrimping van de vraag of wijzigingen in het
consumentengedrag, handelsbeperkende praktijken van en de concurrentie tussen buitenlandse
producenten en producenten in de Ö Unie Õ, technologische
ontwikkelingen en exportprestaties en productiviteit van de bedrijfstak van de Ö Unie Õ. 8. De gevolgen van de invoer met dumping worden
beoordeeld met betrekking tot de productie van het soortgelijke product door de
bedrijfstak van de Ö Unie Õ, mits de beschikbare
gegevens een duidelijk onderscheid van deze productie aan de hand van criteria
zoals het productieproces, de omzet en de winst van de producenten, mogelijk
maken. Is deze productie niet op bovenomschreven wijze te onderscheiden, dan
worden de gevolgen van de invoer met dumping beoordeeld aan de hand van een
onderzoek van de kleinste groep of het kleinste assortiment producten waartoe
het soortgelijke product behoort en waarover de nodige gegevens kunnen worden
verkregen. 9. De vaststelling dat aanmerkelijke schade
dreigt, is op feiten gebaseerd en niet enkel op veronderstellingen, ramingen of
vage mogelijkheden. De verandering van omstandigheden waardoor een situatie zou
ontstaan waarin dumping schade veroorzaakt, moet duidelijk zijn te voorzien en
ophanden zijn. Ten behoeve van de vaststelling van dreigende
aanmerkelijke schade worden onder meer de volgende factoren in aanmerking
genomen: a) een aanzienlijke toename van de
invoer met dumping op de markt van de Ö Unie Õ waardoor de invoer
waarschijnlijk nog aanzienlijk in omvang zal toenemen; b) voldoende vrij beschikbare productiecapaciteit
van de exporteur of een aanmerkelijke toename daarvan in de nabije toekomst,
waardoor de uitvoer met dumping naar de Ö Unie Õ waarschijnlijk nog
aanzienlijk zal toenemen waarbij evenwel rekening moet worden gehouden met de
beschikbaarheid van andere exportmarkten die de extra voor uitvoer beschikbare
hoeveelheden kunnen absorberen; c) het feit dat de producten al dan
niet worden ingevoerd tegen prijzen die een sterke druk op de binnenlandse
prijzen zullen uitoefenen of een stijging van deze prijzen zullen verhinderen
en de vraag naar importproducten vermoedelijk nog zullen doen toenemen; d) de bestaande voorraad van het
product waarop het onderzoek betrekking heeft. Geen van deze factoren behoeft op zich doorslaggevend
te zijn, maar alle in aanmerking genomen factoren tezamen moeten tot de
conclusie leiden, dat de invoer met dumping op korte termijn zal toenemen en
dat deze invoer, tenzij beschermende maatregelen worden genomen, aanmerkelijke
schade zal veroorzaken. Artikel 4 Omschrijving van het begrip
„bedrijfstak van de Ö Unie Õ” 1. Ö Voor de
toepassing Õ deze verordening
wordt onder „bedrijfstak van de Ö Unie Õ” verstaan Ö de
gezamenlijke Õ producenten in de Ö Unie Õ van soortgelijke
producten of diegenen van deze producenten wier gezamenlijke productie van de
betrokken producten een groot deel van de totale productie van deze producten Ö in de
Unie Õ als omschreven in
artikel 5, lid 4, uitmaakt, met dien verstande dat: a) wanneer producenten met exporteurs
of importeurs zijn verbonden of zelf importeur zijn van het product waarvan
naar Ö beweren Õ dumping plaatsvindt,
onder „bedrijfstak van de Ö Unie Õ” de overige
producenten kunnen worden verstaan; b) in uitzonderlijke omstandigheden het
grondgebied van de Ö Unie Õ, wat de betrokken
productie betreft, in twee of meer concurrerende markten kan worden verdeeld en
de producenten binnen elke markt als een afzonderlijke bedrijfstak kunnen
worden beschouwd indien: i) de producenten binnen die markt hun
gehele of Ö nagenoeg Õ hun gehele productie
van het betrokken product op die markt verkopen; en ii) aan de vraag op die markt niet in
aanzienlijke mate wordt voldaan door elders in de Ö Unie Õ gevestigde
producenten van het betrokken product. In deze omstandigheden kan zelfs tot het bestaan
van schade worden geconcludeerd indien een groot deel van de totale bedrijfstak
van de Ö Unie Õ geen schade lijdt,
mits de invoer met dumping op deze afzonderlijke markt is geconcentreerd en
bovendien die invoer met dumping de producenten van de gehele of vrijwel de
gehele productie op die markt schade veroorzaakt. 2. Voor de toepassing van lid 1 worden
producenten uitsluitend geacht met exporteurs of importeurs te zijn verbonden
indien: a) één van hen rechtstreeks of
onrechtstreeks zeggenschap over de anderen heeft; of b) een derde persoon rechtstreeks of
onrechtstreeks zeggenschap over hen beiden heeft; of c) zij tezamen rechtstreeks of
onrechtstreeks zeggenschap over een derde persoon hebben, voor zover er redenen
zijn om aan te nemen of te vermoeden, dat de betrokken producent zich door deze
relatie anders gedraagt dan niet verbonden producenten. Voor de toepassing van dit lid wordt een
persoon geacht zeggenschap over een andere persoon te hebben wanneer hij
rechtens of feitelijk in een positie is het handelen van de andere Ö persoon Õ te beperken of te
leiden. 3. Wanneer onder „bedrijfstak van de Ö Unie Õ” de producenten in
een bepaald gebied worden verstaan, wordt de exporteurs gelegenheid gegeven
overeenkomstig artikel 8 verbintenissen voor het betrokken gebied aan te
bieden. In dat geval wordt bij de beoordeling van het belang van de Ö Unie Õ in het bijzonder
rekening gehouden met het belang van dat gebied. Indien niet onmiddellijk een
passende verbintenis wordt aangeboden of indien de in artikel 8,
leden 9 en 10, omschreven situatie zich voordoet, kan voor de Ö Unie Õ in haar geheel een
voorlopig of definitief recht worden opgelegd. In dergelijke gevallen kunnen de
rechten, indien zulks in de praktijk uitvoerbaar is, tot specifieke producenten
of exporteurs worden beperkt. 4. De bepalingen van artikel 3,
lid 8, zijn op dit artikel van toepassing. Artikel 5 Inleiding van de procedure 1. Behoudens het bepaalde in lid 6, wordt
een onderzoek naar het bestaan, de omvang en de gevolgen van dumping geopend
naar aanleiding van een schriftelijke klacht die door een natuurlijke persoon
of een rechtspersoon of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid namens een
bedrijfstak van de Ö Unie Õ wordt ingediend. De klacht kan worden ingediend bij de
Commissie of bij een lidstaat, die deze aan de Commissie doet toekomen. De
Commissie doet de lidstaten een afschrift toekomen van elke klacht die zij
ontvangt. De klacht wordt geacht te zijn ingediend op de eerste werkdag
volgende op de dag van bezorging bij de Commissie als aangetekend poststuk of
de dag van afgifte van een ontvangstbewijs door de Commissie. Wanneer geen klacht wordt ingediend maar een
lidstaat over voldoende bewijsmateriaal inzake dumping en daaruit
voortvloeiende schade voor een bedrijfstak van de Ö Unie Õ beschikt, doet hij
dit bewijsmateriaal onmiddellijk aan de Commissie toekomen. 2. Een klacht overeenkomstig lid 1
behoort bewijsmateriaal te bevatten ten aanzien van dumping, schade en het
oorzakelijke verband tussen de beweerde invoer met dumping en de gestelde
schade. De klacht behoort alle navolgende gegevens te bevatten waarover de
klager redelijkerwijze beschikt: a) de identiteit van de klager en de
omvang en de waarde van het soortgelijke product dat de klager in de Ö Unie Õ vervaardigt. Wordt
namens de bedrijfstak van de Ö Unie Õ een schriftelijke
klacht ingediend, dan wordt deze bedrijfstak daarin omschreven door middel van
een lijst van alle bekende producenten van het soortgelijke product Ö in de
Unie Õ (of verenigingen van
producenten van het soortgelijke product Ö in de
Unie Õ) en, voor zover
mogelijk, een opgave van de hoeveelheid en de waarde van het soortgelijke
product dat door deze producenten in de Ö Unie Õ wordt vervaardigd; b) een volledige omschrijving van het
naar beweren met dumping ingevoerde product, de naam van het betrokken land of
de betrokken landen van oorsprong of uitvoer, de identiteit van elke bekende
exporteur of buitenlandse producent en een lijst van bekende personen die het
betrokken product invoeren; c) de prijzen waartegen het betrokken
product voor verbruik op de binnenlandse markt van het land of de landen van
oorsprong of uitvoer wordt verkocht (of, indien van toepassing, de prijzen
waartegen het product vanuit het land of de landen van oorsprong of uitvoer
naar een of meer derde landen wordt verkocht, of de door berekening
vastgestelde waarde van het product), alsmede Ö de Õ uitvoerprijzen of,
indien van toepassing, de prijzen waartegen het product voor het eerst aan een
onafhankelijke afnemer in de Ö Unie Õ wordt wederverkocht; d) gegevens omtrent de veranderingen in
de omvang van de beweerde invoer met dumping, de weerslag van deze invoer op de
prijzen van het soortgelijke product op de markt van de Ö Unie Õ en de weerslag van
de invoer op de bedrijfstak van de Ö Unie Õ , zoals blijkt uit
relevante factoren en indicatoren met betrekking tot de situatie van de
bedrijfstak van de Ö Unie Õ, waaronder die welke
zijn genoemd in artikel 3, leden 3 en 5. 3. De Commissie onderzoekt, voor zover
mogelijk, de juistheid en de toereikendheid van het in de klacht vermelde
bewijsmateriaal teneinde vast te stellen of dit voldoende is om de opening van
een onderzoek te rechtvaardigen. 4. Een onderzoek op grond van lid 1 wordt
eerst geopend, nadat aan de hand van een onderzoek naar de mate waarin de
klacht door de producenten van het soortgelijke product in de Ö Unie Õ wordt gesteund dan
wel betwist wordt, is vastgesteld dat deze door of namens de bedrijfstak van de
Ö Unie Õ is ingediend. De
klacht wordt geacht „door of namens de bedrijfstak van de Ö Unie Õ te zijn ingediend”
indien zij wordt gesteund door de producenten in de Ö Unie Õ wier gezamenlijke
productie meer dan 50 % bedraagt van de totale productie van het
soortgelijke product dat wordt vervaardigd door dat deel van de bedrijfstak van
de Ö Unie Õ dat zich voor of
tegen de klacht heeft uitgesproken. Er wordt evenwel geen onderzoek geopend
wanneer de producenten in de Unie die de klacht uitdrukkelijk steunen, minder
dan 25 % van de totale productie van het soortgelijke product door de
bedrijfstak van de Ö Unie Õ voor hun rekening
nemen. 5. De autoriteiten geven aan de met het oog op
de opening van het onderzoek ingediende klacht geen bekendheid voordat het
besluit tot opening van een onderzoek is genomen. Na ontvangst van een
door het nodige bewijsmateriaal gestaafde klacht en vóór de opening van een
onderzoek wordt de overheid van het betrokken land van uitvoer op de hoogte
gebracht. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 2) (aangepast) 6. Indien Ö de
Commissie Õ in bijzondere omstandigheden
Ö besluit Õ een onderzoek te
openen, zonder dat een daartoe strekkende schriftelijke klacht van of namens de
bedrijfstak van de Unie is ontvangen, wordt hiertoe slechts overgegaan indien
er voldoende bewijs is voor het bestaan van dumping, schade en een oorzakelijk
verband, zoals bedoeld in lid 2, om de opening van het onderzoek te
rechtvaardigen. De Commissie doet de lidstaten informatie toekomen zodra zij
heeft besloten dat het nodig is dit onderzoek te openen. ê 1225/2009
(aangepast) 7. Bij het besluit om al dan niet een
onderzoek te openen wordt het bewijsmateriaal ten aanzien van dumping en schade
terzelfder tijd in overweging genomen. Een klacht wordt afgewezen wanneer er
onvoldoende bewijs van dumping of schade is om voortzetting van de procedure te
rechtvaardigen. Er worden geen procedures ingeleid tegen landen waarvan de
invoer een marktaandeel van minder dan 1 % bedraagt, tenzij die landen
tezamen ten minste 3 % van het verbruik in de Ö Unie Õ voor hun rekening
nemen. 8. De klacht kan vóór de opening van het
onderzoek worden ingetrokken, in welk geval zij wordt geacht niet te zijn
ingediend. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 2) 9. Wanneer duidelijk is dat er voldoende
bewijsmateriaal is om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen, gaat de
Commissie binnen 45 dagen na de datum van indiening van de klacht daartoe over
en maakt zij dit in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.
Wanneer onvoldoende bewijsmateriaal is ingediend, wordt de klager daarvan in
kennis gesteld binnen 45 dagen na de datum waarop de klacht bij de Commissie is
ingediend. De Commissie verstrekt de lidstaten informatie betreffende haar
onderzoek van de klacht normaliter binnen 21 dagen nadat de klacht bij de
Commissie is ingediend. ê 1225/2009
(aangepast) è1 37/2014
art. 1 en bijlage, punt 22, onder 3) 10. In het bericht van inleiding van de
procedure wordt de opening van een onderzoek aangekondigd, worden het betrokken
product en de betrokken landen bekendgemaakt, wordt een samenvatting gegeven
van de ontvangen informatie en wordt vermeld dat alle relevante informatie aan
de Commissie dient te worden medegedeeld. Voorts worden in dit bericht de termijnen
bekendgemaakt waarbinnen belanghebbenden zich kenbaar kunnen maken, hun
standpunt schriftelijk naar voren kunnen brengen en de inlichtingen kunnen
verstrekken wanneer dit standpunt en deze inlichtingen tijdens het onderzoek in
aanmerking moeten worden genomen. Tevens wordt hierin de termijn bekendgemaakt,
waarbinnen belanghebbenden kunnen verzoeken overeenkomstig artikel 6,
lid 5, door de Commissie te worden gehoord. 11. De Commissie stelt de haar bekende
betrokken exporteurs en importeurs en representatieve verenigingen van
importeurs en exporteurs evenals de vertegenwoordigers van het land van uitvoer
en de klagers ervan in kennis, dat de procedure is ingeleid en zendt de
volledige tekst van de overeenkomstig lid 1 ontvangen schriftelijke klacht,
met inachtneming van de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke
informatie, aan de bekende exporteurs en de autoriteiten van het land van
uitvoer en stelt deze tekst op hun verzoek aan de andere belanghebbenden ter
beschikking. Wanneer het aantal betrokken exporteurs bijzonder groot is, mag de
volledige tekst van de schriftelijke klacht enkel aan de autoriteiten van het
land van uitvoer of aan de betrokken handelsvereniging worden gezonden. 12. Een antidumpingonderzoek mag de
inklaringsprocedures van de douane niet hinderen. Artikel 6 Het onderzoek 1. Na de inleiding van de procedure maakt de
Commissie, in samenwerking met de lidstaten, een aanvang met het onderzoek op
het vlak van de Ö Unie Õ. Dit onderzoek heeft
zowel betrekking op de dumping als op de schade en deze beide elementen worden
terzelfder tijd onderzocht. Om ervoor te zorgen dat de bevindingen
representatief zijn, wordt een onderzoektijdvak vastgesteld, dat normaal een
onmiddellijk aan de procedure voorafgaande periode van ten minste zes maanden
beslaat. Informatie die betrekking heeft op een na het
onderzoektijdvak volgende periode wordt normaal niet in aanmerking genomen. 2. Belanghebbenden die een bij een
antidumpingonderzoek gebruikte vragenlijst ontvangen, beschikken over ten
minste 30 dagen om deze te beantwoorden. Voor de exporteurs gaat de
termijn in op de dag van ontvangst van de vragenlijst, die voor dit doel wordt
geacht te zijn ontvangen binnen één week nadat zij de exporteur of de geëigende
diplomatieke vertegenwoordiger van het land van uitvoer is toegezonden. De
termijn van 30 dagen kan worden verlengd, op voorwaarde dat rekening wordt
gehouden met de voor het onderzoek vastgestelde termijn en dat de
belanghebbende zijn verzoek naar behoren motiveert, door opgave van de
bijzondere omstandigheden waarin hij zich bevindt. 3. De Commissie kan de lidstaten verzoeken
gegevens te verstrekken en de lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om
aan dit verzoek gevolg te geven. Zij doen de Commissie de gevraagde gegevens
toekomen tezamen met de resultaten van alle inspecties, controles en
onderzoeken die zij hebben uitgevoerd. De Commissie deelt deze gegevens, zowel die
van algemeen belang als die welke door een lidstaat zijn gevraagd, aan de lidstaten
mede, tenzij het om vertrouwelijke informatie gaat, in welk geval een
niet-vertrouwelijke samenvatting wordt toegezonden. 4. De Commissie kan de lidstaten verzoeken
alle noodzakelijke controles en inspecties uit te voeren, in het bijzonder bij
importeurs, handelaren en producenten in de Ö Unie Õ, en een onderzoek in
te stellen in derde landen, op voorwaarde dat de betrokken ondernemingen
hiervoor toestemming geven en de overheid van het betrokken land hiervan
officieel in kennis wordt gesteld en geen bezwaar maakt. De lidstaten nemen alle noodzakelijke
maatregelen om aan dergelijke verzoeken van de Commissie te voldoen. Ambtenaren van de Commissie kunnen op verzoek
van de Commissie of van een lidstaat de ambtenaren van de lidstaten in hun
werkzaamheden bijstaan. 5. De belanghebbenden die zich overeenkomstig
artikel 5, lid 10, kenbaar hebben gemaakt, worden gehoord indien zij
binnen de termijn die in het in het Publicatieblad van de Europese Unie
bekendgemaakt bericht is vastgesteld, een daartoe strekkend schriftelijk
verzoek indienen, waarin zij aantonen dat zij belanghebbenden zijn, voor wie de
resultaten van de procedure vermoedelijk consequenties zullen hebben en dat zij
geldige redenen hebben om te worden gehoord. 6. De importeurs, de exporteurs, de
vertegenwoordigers van de overheid van het land van uitvoer en de klagers, die
zich overeenkomstig artikel 5, lid 10, kenbaar hebben gemaakt, worden
op verzoek in de gelegenheid gesteld andere partijen met tegengestelde belangen
te ontmoeten, zodat afwijkende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen
worden gebracht. Hierbij dient rekening te worden gehouden met
de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke informatie en met de wensen
van de belanghebbenden. Geen enkele belanghebbende is verplicht aan
een vergadering deel te nemen, noch mag de afwezigheid van een belanghebbende
op een bijeenkomst zijn belangen schaden. Met de overeenkomstig dit lid verstrekte
mondelinge informatie wordt rekening gehouden, voor zover zij later in
schriftelijke vorm wordt bevestigd. 7. De klagers, de importeurs, de exporteurs,
de representatieve verenigingen van importeurs en exporteurs, de gebruikers en
de consumentenorganisaties, die zich overeenkomstig artikel 5,
lid 10, kenbaar hebben gemaakt, alsmede de vertegenwoordigers van het land
van uitvoer, hebben op schriftelijk verzoek inzage in alle door een bij het
onderzoek betrokken partij verstrekte informatie, — doch niet in de interne
documenten van de autoriteiten van de Ö Unie Õ of haar lidstaten —,
die betrekking heeft op hun zaak, die niet vertrouwelijk is in de zin van
artikel 19 en die bij het onderzoek wordt gebruikt. Deze belanghebbenden mogen opmerkingen maken
over vorenbedoelde informatie en met hun opmerkingen moet rekening worden
gehouden indien zij met voldoende bewijsmateriaal zijn gestaafd. 8. Behoudens in de in artikel 18 bedoelde
omstandigheden wordt, voor zover mogelijk, gecontroleerd of de door de
belanghebbenden verstrekte inlichtingen waarop de bevindingen worden gebaseerd,
juist zijn. 9. Het onderzoek in de overeenkomstig
artikel 5, lid 9, ingeleide procedures wordt, voor zover mogelijk,
binnen één jaar afgesloten. Het wordt in ieder geval binnen 15 maanden na
de opening beëindigd, overeenkomstig artikel 8 of artikel 9 gedane
bevindingen. Artikel 7 Voorlopige maatregelen 1. Voorlopige rechten kunnen worden ingesteld
indien: a) een procedure is ingeleid
overeenkomstig artikel 5; b) hiervan bericht is gegeven en
belanghebbenden overeenkomstig artikel 5, lid 10, è1 voldoende
in de gelegenheid zijn gesteld ç, inlichtingen te
verstrekken en opmerkingen te maken; c) er voorlopig is vastgesteld dat
dumping plaatsvindt en daaruit schade voor een bedrijfstak van de Ö Unie Õ voortvloeit; en d) het belang van de Ö Unie Õ maatregelen ter
voorkoming van dergelijke schade noodzakelijk maakt. Voorlopige rechten worden niet eerder dan
60 dagen en niet later dan negen maanden na de inleiding van de procedure
ingesteld. 2. Het voorlopige antidumpingrecht mag niet
hoger zijn dan de voorlopig vastgestelde dumpingmarge en dient lager te zijn
dan deze marge indien dit lagere recht toereikend is om de schade aan de bedrijfstak
van de Ö Unie Õ weg te nemen. 3. De voorlopige rechten worden door een
zekerheid gewaarborgd waarbij het in het vrije verkeer brengen in de Ö Unie Õ van de betrokken
producten afhankelijk is van de bepalingen van een dergelijke zekerheid. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 3) (aangepast) 4. De Commissie stelt voorlopige maatregelen
vast volgens de Ö in Õ artikel 15, lid 4, Ö bedoelde
procedure Õ. ê 1225/2009 5. Wanneer een lidstaat om het onmiddellijke
optreden van de Commissie verzoekt en aan de voorwaarden van lid 1 is
voldaan, beslist de Commissie binnen ten hoogste vijf werkdagen na de ontvangst
van het verzoek, of een voorlopig antidumpingrecht wordt ingesteld. 6. Een voorlopig recht kan voor zes maanden
worden ingesteld en vervolgens met drie maanden worden verlengd, dan wel voor
negen maanden worden ingesteld. Het recht kan evenwel uitsluitend worden
verlengd of voor een periode van negen maanden ingesteld, indien de exporteurs
die een aanzienlijk percentage van de bedrijfstak uitmaken, daarom verzoeken of
bij kennisgeving door de Commissie geen bezwaar maken. Artikel 8 Verbintenissen ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 4) 1. Mits er voorlopig is vastgesteld dat
dumping plaatsvindt en daaruit schade voortvloeit, kan de Commissie volgens de
in artikel 15, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, overgaan tot aanvaarding
van een door een exporteur op vrijwillige basis aangeboden bevredigende
verbintenis om zijn prijzen te herzien of de uitvoer met dumping te staken,
indien zij ervan overtuigd is dat de schadelijke gevolgen van de dumping
hierdoor worden weggenomen. In dergelijke gevallen en voor de duur van de
verbintenis zijn de door de Commissie op grond van artikel 7, lid 1, ingestelde
voorlopige rechten of de op grond van artikel 9, lid 4, ingestelde definitieve
rechten niet van toepassing op de invoer van de betreffende producten die
geproduceerd worden door de ondernemingen die worden genoemd in het besluit van
de Commissie tot aanvaarding van verbintenissen, en eventuele wijzigingen
daarvan. De prijzen worden ingevolge deze
verbintenissen niet sterker verhoogd dan nodig is om de dumpingmarge te doen
verdwijnen, en de prijsverhoging moet lager zijn dan de dumpingmarge als dat
toereikend is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie weg te nemen. ê 1225/2009 2. De Commissie kan zelf verbintenissen
voorstellen, maar een exporteur kan niet worden gedwongen hierop in te gaan.
Het feit dat een exporteur geen verbintenissen aanbiedt of niet op een voorstel
daartoe ingaat, heeft geen enkele invloed op het onderzoek van de zaak. Niettemin kan worden vastgesteld, dat bij
voortzetting van de invoer met dumping de neiging tot schade groter is. Van de
exporteurs worden geen verbintenissen gevraagd, noch aanvaard, tenzij voorlopig
is vastgesteld dat dumping plaatsvindt en daardoor schade is veroorzaakt. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden kunnen
na het verstrijken van de periode waarin overeenkomstig artikel 20,
lid 5, opmerkingen kunnen worden gemaakt, geen verbintenissen meer worden
aangeboden. 3. Verbintenissen behoeven niet te worden
aanvaard wanneer deze aanvaarding, bijvoorbeeld omdat het aantal feitelijke of
potentiële exporteurs te groot is, of om andere redenen, onder meer van
algemeen beleid, niet uitvoerbaar is. De betrokken exporteur kan worden
medegedeeld, om welke redenen wordt overwogen een aangeboden verbintenis af te
wijzen en kan gelegenheid worden gegeven hierover opmerkingen te maken. De
redenen voor de afwijzing worden in het definitieve besluit uiteengezet. 4. Partijen die een verbintenis aanbieden,
dienen een niet-vertrouwelijke versie daarvan te verschaffen die ter
beschikking van de bij het onderzoek betrokken partijen kan worden gesteld. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 4) 5. Wanneer verbintenissen worden aanvaard
wordt het onderzoek beëindigd. De Commissie beëindigt het onderzoek volgens de
in artikel 15, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. ê 1225/2009 6. Worden de verbintenissen aanvaard, dan
wordt het onderzoek naar dumping en schade op normale wijze voltooid. Indien in
een dergelijk geval wordt vastgesteld, dat er geen dumping of schade is, komt
de verbintenis automatisch te vervallen, behalve wanner een dergelijke
vaststelling grotendeels het gevolg is van het bestaan van een verbintenis. In
dergelijke gevallen kan worden verlangd, dat een verbintenis gedurende een
redelijke termijn wordt gehandhaafd. Ingeval wordt vastgesteld dat zich dumping en
schade voordoen, wordt de verbintenis gehandhaafd overeenkomstig de eraan
verbonden voorwaarden en de bepalingen van deze verordening. 7. De Commissie eist van elke exporteur van
wie een verbintenis is aanvaard, dat hij op gezette tijden inlichtingen
verstrekt omtrent de naleving van deze verbintenis en dat hij de autoriteiten
de gelegenheid geeft relevante gegevens te verifiëren. Indien een exporteur
niet aan deze eisen voldoet, wordt hij geacht zijn verbintenis te hebben
geschonden. 8. Wanneer tijdens het onderzoek van bepaalde
exporteurs verbintenissen worden aanvaard, worden deze voor de toepassing van
artikel 11 geacht van kracht te worden op de datum waarop het onderzoek
voor het betrokken exporterende land wordt beëindigd. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 4) (aangepast) 9. Wanneer een verbintenis door een partij
wordt geschonden of opgezegd, of wanneer de aanvaarding van de verbintenis door
de Commissie wordt opgezegd, wordt de aanvaarding van de verbintenis
ingetrokken door middel van hetzij een besluit hetzij een verordening van de
Commissie, en zijn automatisch de door de Commissie op grond van artikel 7
ingestelde voorlopige rechten of de op grond van artikel 9, lid 4, ingestelde
definitieve rechten van toepassing, op voorwaarde dat de betrokken Ö exporteur Õ de gelegenheid heeft
gehad opmerkingen te maken, tenzij Ö deze
exporteur Õ de verbintenis heeft
opgezegd. De Commissie doet de lidstaten informatie toekomen zodra zij heeft
besloten een verbintenis op te zeggen. ê 1225/2009 Elke belanghebbende en elke lidstaat kan
informatie indienen waaruit blijkt dat er aanwijzingen zijn voor de schending
van een verbintenis. Daarna moet doorgaans binnen zes maanden, maar in elk
geval binnen negen maanden na een naar behoren ingediend verzoek, beoordeeld
worden of er inderdaad sprake is van een schending. De Commissie kan in verband met het toezicht
op verbintenissen een beroep doen op de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 4) 10. Overeenkomstig artikel 7 kan op basis van
de beste informatie die beschikbaar is, een voorlopig recht worden ingesteld,
hetzij indien er redenen zijn om aan te nemen dat een verbintenis wordt
geschonden, hetzij, in geval van schending of opzegging van een verbintenis,
indien het onderzoek dat aanleiding tot de verbintenis heeft gegeven niet is
voltooid. ê 1225/2009
(aangepast) Artikel 9 Beëindiging zonder maatregelen;
instelling van definitieve rechten 1. Wanneer de klacht wordt ingetrokken, kan de
procedure worden beëindigd, tenzij dit strijdig met het belang van de Ö Unie Õ is. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 5) (aangepast) 2. Wanneer beschermende maatregelen Ö niet
nodig Õ zijn, wordt het
onderzoek of de procedure beëindigd. De Commissie beëindigt het onderzoek
volgens de in artikel 15, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. ê 1225/2009 3. Bij een overeenkomstig artikel 5,
lid 9, ingeleide procedure wordt de schade normaal als te verwaarlozen
beschouwd wanneer de betrokken invoer minder bedraagt dan de in artikel 5,
lid 7, aangegeven hoeveelheden. Deze procedure wordt onmiddellijk
beëindigd indien wordt vastgesteld dat de dumpingmarge minder dan 2 %
bedraagt, uitgedrukt als percentage van de uitvoerprijs, met dien verstande dat
wanneer de marge voor individuele exporteurs minder dan 2 % bedraagt enkel
het onderzoek wordt beëindigd en de procedure op deze exporteurs van toepassing
blijft en zij bij een latere herziening voor het betrokken land overeenkomstig
artikel 11 aan een nieuw onderzoek kunnen worden onderworpen. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 5) 4. Wanneer uit de definitief vastgestelde
feiten blijkt dat er dumping plaatsvindt en daardoor schade wordt veroorzaakt,
en het in het belang van de Unie is om maatregelen in de zin van artikel 21 te
nemen, stelt de Commissie volgens de in artikel 15, lid 3, bedoelde
onderzoeksprocedure, een definitief antidumpingrecht in. Voor zover voorlopige
rechten van kracht zijn, leidt de Commissie deze procedure uiterlijk een maand
vóór het vervallen van die rechten in. Het antidumpingrecht mag niet hoger zijn dan
de vastgestelde dumpingmarge en dient lager te zijn dan de marge als een
dergelijk lager recht toereikend is om een einde te maken aan de schade voor de
bedrijfstak van de Unie. ê 765/2012 Art. 1 5. Een antidumpingrecht wordt, op
niet-discriminerende wijze, in een passend percentage, ingesteld op producten
uit alle bronnen waarvan de invoer met dumping plaatsvindt en schade
veroorzaakt, tenzij in verband met die invoer overeenkomstig deze verordening
verbintenissen zijn aanvaard. In de verordening waarbij het antidumpingrecht
wordt ingesteld, wordt de heffing voor elke leverancier vermeld of, indien dit
onmogelijk is, voor het desbetreffende land van levering. Leveranciers die
juridisch gescheiden zijn van andere leveranciers of die juridisch gescheiden
zijn van de staat, kunnen niettemin voor de vaststelling van de heffing als één
eenheid worden beschouwd. Voor de toepassing van deze alinea kan rekening
worden gehouden met factoren als het bestaan van structurele of zakelijke
banden tussen de leveranciers en de staat of tussen leveranciers onderling,
zeggenschap of wezenlijke invloed van de staat met betrekking tot prijsstelling
en productie, of de economische structuur van het land van levering. ê 1225/2009
(aangepast) è1 1168/2012
art. 1, punt 2 è2 37/2014
art. 1 en bijlage, punt 22, onder 6) è3 37/2014
art. 1 en bijlage, punt 22, onder 7) 6. è1 Wanneer
de Commissie haar onderzoek overeenkomstig artikel 17 heeft beperkt, mag het
antidumpingrecht op de invoer van exporteurs of producenten die zich bekend
hebben gemaakt overeenkomstig artikel 17, maar niet in het onderzoek zijn
opgenomen, de gewogen gemiddelde dumpingmarge die voor de partijen in de
steekproef is vastgesteld, niet overschrijden, ongeacht of de normale waarde
voor deze partijen op grond van artikel 2, leden 1 tot en met 6, of
artikel 2, lid 7, onder a), is vastgesteld. ç Voor de toepassing van dit lid houdt de
Commissie geen rekening met nihilmarges en minimale marges noch met marges die
onder de in artikel 18 bedoelde omstandigheden zijn vastgesteld. Individuele rechten worden ingesteld voor de invoer
van elke exporteur of producent aan wie de in artikel 17 bedoelde
individuele behandeling wordt toegekend. Artikel 10 Terugwerkende kracht 1. Voorlopige maatregelen en definitieve
antidumpingrechten worden uitsluitend toegepast op producten die na de
inwerkingtreding van Ö de Õ respectievelijk
krachtens artikel 7, lid 1, en artikel 9, lid 4, genomen Ö maatregel Õ in het vrije verkeer
worden gebracht, behoudens de bij deze verordening vastgestelde uitzonderingen. è2 2.
Wanneer een voorlopig recht is toegepast en uit de definitief vastgestelde
feiten blijkt dat er sprake is van dumping en schade, beslist de Commissie,
ongeacht of een definitief antidumpingrecht dient te worden ingesteld, welk
deel van het voorlopige recht definitief dient te worden geïnd. ç Onder „schade” wordt
voor dit doel niet verstaan een aanmerkelijke vertraging van de vestiging van
een bedrijfstak van de Ö Unie Õ , noch de dreiging
van aanmerkelijke schade, tenzij wordt vastgesteld dat die dreiging bij gebreke
van voorlopige maatregelen, tot aanmerkelijke schade zou hebben geleid. In alle
andere gevallen waarin een dergelijke dreiging of vertraging zich voordoet,
worden alle voorlopig betaalde bedragen vrijgegeven en kunnen definitieve
rechten uitsluitend worden ingesteld vanaf de datum waarop de dreiging van
schade of de aanmerkelijke vertraging definitief wordt vastgesteld. 3. Is het definitieve antidumpingrecht hoger
dan het voorlopige recht, dan wordt het verschil niet geïnd. Is het definitieve
recht lager dan het voorlopig recht, dan wordt het recht opnieuw berekend. Is
de definitieve vaststelling negatief, dan wordt het voorlopige recht niet
bevestigd. 4. Een definitief antidumpingrecht kan worden
geheven op producten die ten hoogste 90 dagen vóór de datum van
inwerkingtreding van de voorlopige maatregelen, maar niet vóór de datum waarop
het onderzoek is geopend, ten verbruike zijn aangegeven, op voorwaarde dat: a) de invoer overeenkomstig
artikel 14, lid 5, is geregistreerd; b) de betrokken importeurs Ö door de
Commissie in Õ de gelegenheid Ö zijn
gesteld Õ opmerkingen te
maken; c) voor het betrokken product in het
verleden over een langere periode dumping is vastgesteld of de importeur van de
dumping op de hoogte was of had moeten zijn gezien de omvang van de dumping en
de gestelde of vastgestelde schade; en d) naast de invoer die in het
onderzoektijdvak schade heeft veroorzaakt, er een aanzienlijke toename is
vastgesteld van invoer die, gezien het tijdstip waarop en de omvang waarin hij
plaatsvindt en andere omstandigheden, het corrigerende effect van het toe te
passen definitieve antidumpingrecht ernstig dreigt te ondermijnen. 5. In geval van schending of opzegging van
verbintenissen kunnen definitieve rechten worden geheven op goederen die ten
hoogste 90 dagen vóór de inwerkingtreding van de voorlopige maatregelen in
het vrije verkeer zijn gebracht, op voorwaarde dat de invoer overeenkomstig
artikel 14, lid 5, is geregistreerd en deze terugwerking niet wordt
toegepast ten aanzien van producten die vóór de schending of de intrekking van
de verbintenis in het vrije verkeer zijn gebracht. Artikel 11 Duur, nieuw onderzoek en terugbetaling 1. Een antidumpingmaatregel blijft slechts van
toepassing zolang en voor zover dit nodig is om de schade veroorzakende invoer
met dumping tegen te gaan. 2. Een definitieve antidumpingmaatregel
vervalt vijf jaar nadat hij is ingesteld of vijf jaar na de datum van
beëindiging van het meest recente nieuwe onderzoek dat zowel op de dumping als
op de schade betrekking heeft gehad, tenzij bij een nieuw onderzoek wordt
vastgesteld, dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot een voortzetting
of herhaling van dumping en schade zal leiden. Een nieuw onderzoek bij het
vervallen van een maatregel wordt op initiatief van de Commissie dan wel op
verzoek van of namens een bedrijfstak van de Ö Unie Õ geopend en de
maatregel blijft van kracht, totdat de resultaten van dit onderzoek bekend
zijn. Een nieuw onderzoek in verband met het
vervallen van een maatregel wordt geopend, wanneer het verzoek daartoe
voldoende bewijs bevat, dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot
voortzetting of herhaling van dumping en schade zou leiden. Deze
waarschijnlijkheid kan bijvoorbeeld worden aangetoond door het bewijs, dat nog
steeds invoer met dumping plaatsvindt en dat daardoor schade ontstaat, dat het
verdwijnen van de schade geheel of ten dele aan de bestaande maatregelen is toe
te schrijven of dat de omstandigheden van de exporteurs dan wel de
marktsituatie van zodanige aard zijn, dat de schade veroorzakende dumping
waarschijnlijk zal voortduren. Bij een overeenkomstig dit lid uitgevoerd
onderzoek worden de exporteurs, de importeurs, de vertegenwoordigers van het
land van uitvoer en de producenten in de Ö Unie Õ in de gelegenheid
gesteld, de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie aan te
vullen, te weerleggen of daarover opmerkingen te maken en in de conclusies
wordt passend rekening gehouden met al het relevante, naar behoren gestaafde
bewijsmateriaal met betrekking tot de vraag, of het al dan niet waarschijnlijk
is dat het vervallen van de maatregelen tot voortzetting of herhaling van
dumping en schade zal leiden. Op een passend tijdstip in de loop van het
laatste jaar waarin de in dit lid omschreven maatregelen van toepassing zijn,
wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht
gepubliceerd waarin wordt aangekondigd dat de maatregelen op korte termijn
zullen vervallen. Na de publicatie van dit bericht kunnen de producenten in de Ö Unie Õ, uiterlijk drie
maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar, overeenkomstig de tweede
alinea een verzoek tot een nieuw onderzoek indienen. Tevens wordt een bericht
gepubliceerd waarin het feitelijke vervallen van de maatregelen uit hoofde van
dit lid wordt aangekondigd. 3. De noodzaak tot handhaving van maatregelen
kan eveneens worden onderzocht, hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij
op verzoek van een lidstaat, hetzij, op voorwaarde dat sedert de instelling van
de definitieve maatregel een redelijke termijn van ten minste één jaar is
verstreken, op verzoek van een exporteur, een importeur of de producenten van
de Ö Unie Õ, dat is gestaafd met
voldoende bewijs van de noodzaak van een dergelijk tussentijds nieuw onderzoek. Een tussentijds nieuw onderzoek wordt geopend
wanneer het verzoek daartoe voldoende bewijs bevat dat handhaving van de
maatregel niet langer noodzakelijk is om een einde te maken aan de dumping
en/of dat het onwaarschijnlijk is dat de schade zal blijven bestaan of zich
opnieuw zal voordoen indien de maatregel wordt ingetrokken of gewijzigd, dan
wel dat de bestaande maatregel niet of niet langer toereikend is om de dumping
en de daaruit voortvloeiende schade tegen te gaan. Bij een overeenkomstig dit lid uitgevoerd
onderzoek kan de Commissie onder meer nagaan, of de omstandigheden met
betrekking tot dumping en schade ingrijpend zijn gewijzigd, dan wel of met de
bestaande maatregelen het beoogde resultaat, namelijk het wegnemen van de
eerder overeenkomstig artikel 3 vastgestelde schade, wordt bereikt.
Dienaangaande wordt bij de definitieve vaststelling rekening gehouden met al
het relevante, naar behoren gestaafde bewijsmateriaal. 4. Een nieuw onderzoek kan eveneens ten doel
hebben individuele dumpingmarges vast te stellen voor nieuwe exporteurs in het
betrokken uitvoerland die het product gedurende het onderzoektijdvak waarop de
maatregelen zijn gebaseerd niet hebben uitgevoerd. Een nieuw onderzoek wordt geopend wanneer een
nieuwe exporteur of producent kan aantonen, dat hij niet is verbonden met enige
exporteur of producent in het land van uitvoer waarop de antidumpingmaatregelen
voor het betrokken product van toepassing zijn, en hij het betrokken product
eerst na het verstrijken van het onderzoektijdvak naar de Ö Unie Õ heeft uitgevoerd, of
kan aantonen dat hij een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan
om een aanzienlijke hoeveelheid naar de Ö Unie Õ uit te voeren. è3 Een
nieuw onderzoek voor een nieuwe exporteur wordt geopend, en versneld ten
uitvoer gelegd, nadat de producenten van de Unie in de gelegenheid zijn gesteld
opmerkingen te maken. ç De verordening van
de Commissie waarbij het nieuwe onderzoek wordt geopend, wijzigt de verordening
waarbij het recht is ingesteld, door dit recht ten aanzien van de betrokken
nieuwe exporteur in te trekken en voor te schrijven dat de invoer
overeenkomstig artikel 14, lid 5, dient te worden geregistreerd
zodat, mocht tijdens het nieuwe onderzoek dumping met betrekking tot deze
exporteur worden vastgesteld, antidumpingrechten kunnen worden geheven met
terugwerking tot de datum waarop dit onderzoek is geopend. De bepalingen van dit lid zijn niet van
toepassing wanneer rechten overeenkomstig artikel 9, lid 6, zijn
ingesteld. 5. De bepalingen van deze verordening
betreffende procedures en onderzoeken, met uitzondering van die welke
betrekking hebben op termijnen, zijn van toepassing op alle
herzieningsprocedures op grond van de leden 2, 3 en 4. Herzieningen op grond van de leden 2
en 3 worden versneld ten uitvoer gelegd en moeten normaal gesproken
voltooid zijn binnen twaalf maanden na de datum waarop de herzieningsprocedure
werd ingeleid. Herzieningsprocedures op grond van de leden 2 en 3 moeten
in ieder geval voltooid zijn binnen vijftien maanden na de datum waarop zij
werden ingeleid. Herzieningen op grond van lid 4 moeten in
alle gevallen binnen negen maanden na de datum van inleiding van de procedure
voltooid zijn. Als een herzieningsprocedure op grond van lid 2
wordt ingeleid terwijl een herzieningsprocedure op grond van lid 3 binnen
dezelfde procedure nog gaande is, moet de herzieningsprocedure op grond van
lid 3 binnen dezelfde termijn worden voltooid als een herzieningsprocedure
op grond van lid 2. Als het onderzoek niet binnen de in de tweede,
derde en vierde alinea genoemde termijnen is voltooid: –
verstrijken de maatregelen op grond van lid 2, –
verstrijken de maatregelen ingeval van onderzoeken
die tegelijkertijd op grond van de leden 2 en 3 worden uitgevoerd en
waarbij, hetzij het onderzoek op grond van lid 2 werd ingeleid terwijl een
herziening op grond van lid 3 in dezelfde procedure gaande was, hetzij
zulke herzieningen op hetzelfde tijdstip werden ingeleid, of –
blijven de maatregelen ongewijzigd van kracht op
grond van de leden 3 en 4. Een bericht van het feitelijk verstrijken of
de feitelijke handhaving van de maatregelen krachtens dit lid wordt in het Publicatieblad
van de Europese Unie bekendgemaakt. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 7) (aangepast) 6. Nieuwe onderzoeken uit hoofde van dit
artikel worden door de Commissie ingeleid. De Commissie besluit al dan niet de
in lid 2 van dit artikel bedoelde onderzoeken te openen volgens de in artikel
15, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. De Commissie verstrekt de lidstaten
ook informatie zodra een marktdeelnemer of een lidstaat een toereikend verzoek
tot het openen van een nieuw onderzoek overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van
dit artikel heeft ingediend en de Commissie haar onderzoek daarvan heeft
beëindigd, of zodra de Commissie zelf heeft bepaald dat de noodzaak tot
handhaving van maatregelen aan een nieuw onderzoek moet worden onderworpen. Wanneer deze onderzoeken daartoe aanleiding
geven, worden de maatregelen volgens de Ö in Õ artikel 15, lid 3, Ö bedoelde
onderzoeksprocedure Õ ingetrokken of
gehandhaafd overeenkomstig lid 2 van dit artikel, dan wel ingetrokken,
gehandhaafd of gewijzigd overeenkomstig de leden 3 en 4 van dit artikel. Wanneer maatregelen ten aanzien van
individuele exporteurs, maar niet ten aanzien van een land in zijn geheel
worden ingetrokken, blijft de procedure van toepassing op deze exporteurs, die
automatisch kunnen worden onderworpen aan enig nieuw onderzoek dat
overeenkomstig dit artikel voor het betrokken land wordt ingesteld. ê 1225/2009
(aangepast) 7. Wanneer bij het einde van de
geldigheidsduur van de in lid 2 omschreven maatregelen reeds een nieuw
onderzoek op grond van lid 3 lopende is, strekt dat onderzoek zich
eveneens uit tot de in lid 2 bedoelde omstandigheden. 8. In afwijking van het bepaalde in lid 2
kan een importeur om terugbetaling van geïnde rechten verzoeken wanneer wordt
aangetoond dat de dumpingmarge op basis waarvan de rechten zijn betaald, niet
meer bestaat of tot een lager niveau dan dat van de geldende rechten is
teruggevallen. Om terugbetaling van antidumpingrechten te
verkrijgen, doet de importeur de Commissie een daartoe strekkend verzoek
toekomen. Het verzoek wordt ingediend via de lidstaat op het grondgebied
waarvan de producten in het vrije verkeer zijn gebracht en dit binnen zes
maanden nadat de hoogte van de definitieve rechten door de bevoegde
autoriteiten naar behoren is vastgesteld of is besloten de bedragen waarvoor
zekerheid was gesteld uit hoofde van het voorlopige recht, definitief in te
vorderen. De lidstaten zenden een dergelijk verzoek onverwijld aan de
Commissie. Een verzoek om terugbetaling wordt slechts
geacht naar behoren met bewijsmateriaal te zijn gestaafd indien het nauwkeurige
gegevens bevat met betrekking tot het bedrag van de antidumpingrechten waarvan
terugbetaling wordt gevraagd en het vergezeld gaat van alle douanedocumenten
betreffende de berekening en de betaling van dit bedrag. Tevens dient het, voor
een representatieve periode, bewijsmateriaal te bevatten betreffende de normale
waarden en de prijzen bij uitvoer naar de Ö Unie Õ voor de exporteur of
producent waarop de rechten van toepassing zijn. Wanneer de importeur niet met
de betrokken exporteur of de producent is geassocieerd en dergelijke informatie
niet onmiddellijk beschikbaar is, of de exporteur of de producent niet bereid
is deze informatie aan de importeur te verschaffen, wordt in het verzoek een verklaring
van de exporteur of de producent opgenomen, dat de dumpingmarge lager of nihil
is geworden in de zin van dit artikel en dat het desbetreffende bewijsmateriaal
aan de Commissie zal worden toegezonden. Wanneer dit bewijsmateriaal niet
binnen een redelijke termijn door de exporteur of de producent wordt
overgelegd, wordt het verzoek afgewezen. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 7) De Commissie besluit of en in hoeverre het
verzoek wordt ingewilligd en kan zij op ieder ogenblik besluiten een
tussentijds nieuw onderzoek te openen; op basis van de informatie die wordt
verkregen bij dit nieuwe onderzoek, dat wordt uitgevoerd overeenkomstig de
bepalingen die op dergelijke onderzoeken van toepassing zijn, en de conclusies
die eruit worden getrokken, wordt bepaald, of en in hoeverre terugbetaling
gerechtvaardigd is. De Commissie doet de lidstaten informatie toekomen zodra
zij haar onderzoek van het verzoek heeft beëindigd. ê 1225/2009
(aangepast) è1 Rectificatie,
PB L 7 van 12.1.2010, blz. 22 Terugbetalingen van rechten vinden normaal
plaats binnen twaalf maanden en in ieder geval binnen 18 maanden nadat het
naar behoren met bewijsmateriaal gestaafde verzoek om terugbetaling door een
importeur van het aan antidumpingrechten onderworpen product is ingediend. De toegestane terugbetalingen moeten door de
lidstaten normaal binnen 90 dagen na het besluit van de Commissie worden
verricht. 9. Bij alle overeenkomstig dit artikel
uitgevoerde nieuwe onderzoeken of met het oog op de terugbetaling van rechten
ingestelde onderzoeken gaat de Commissie, voor zover de omstandigheden niet
zijn gewijzigd, op dezelfde wijze te werk als bij het onderzoek dat tot
instelling van het recht heeft geleid, met inachtneming van het bepaalde in
artikel 2, in het bijzonder de leden 11 en 12 daarvan, en
artikel 17. 10. Bij elk uit hoofde van dit artikel
uitgevoerd onderzoek gaat de Commissie overeenkomstig artikel 2 na, of de
uitvoerprijzen betrouwbaar zijn. Wordt evenwel besloten de uitvoerprijs
overeenkomstig artikel 2, lid 9, samen te stellen, dan worden de
betaalde antidumpingrechten bij de berekening van deze prijs niet in mindering
gebracht indien afdoende bewijs wordt geleverd dat het recht behoorlijk in de
wederverkoopprijzen en de latere verkoopprijzen in de Ö Unie Õ tot uitdrukking is
gebracht. Artikel 12 è1 Absorptie ç ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 8) 1. Als de bedrijfstak van de Unie of een andere
belanghebbende normaal gesproken binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de
maatregelen voldoende inlichtingen verstrekt waaruit blijkt dat na het
oorspronkelijke onderzoek en vóór of na de instelling van de maatregelen de
uitvoerprijzen zijn gedaald of dat de wederverkoopprijs of de latere
verkoopprijs van het ingevoerde product in de Unie niet of nauwelijks is
veranderd, kan de Commissie het onderzoek heropenen om te beoordelen of de
maatregel effect heeft gehad op deze prijzen. De Commissie doet de lidstaten
informatie toekomen zodra een belanghebbende partij een toereikend verzoek tot
heropening van het onderzoek heeft ingediend en de Commissie haar onderzoek
daarvan heeft beëindigd. ê 1225/2009
(aangepast) è1 Rectificatie,
PB L 7 van 12.1.2010, blz. 22 Het onderzoek kan ook op initiatief van de
Commissie of op verzoek van een lidstaat worden heropend, onder de Ö in de eerste
alinea Õ beschreven
voorwaarden. 2. è1 Bij
een nieuw onderzoek op grond van dit artikel worden de exporteurs, importeurs
en producenten in de Ö Unie Õ in de gelegenheid
gesteld, de situatie ten aanzien van de wederverkoopprijzen en de latere
verkoopprijzen nader toe te lichten. Indien de conclusie is, dat de maatregel
tot wijzigingen in deze prijzen had moeten leiden om de voordien overeenkomstig
artikel 3 vastgestelde schade weg te nemen, worden de uitvoerprijzen
overeenkomstig artikel 2 opnieuw bezien en worden de dumpingmarges,
rekening houdend met de herziene uitvoerprijzen, opnieuw berekend. Als wordt
geoordeeld dat aan de in artikel 12, lid 1, genoemde voorwaarden
wordt voldaan door een daling van de uitvoerprijzen, die na het oorspronkelijke
onderzoek en voor of na de instelling van de maatregelen heeft plaatsgevonden,
dan kunnen die dumpingmarges met inachtneming van deze lagere uitvoerprijzen
opnieuw worden berekend. ç ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 8) 3. Wanneer bij een nieuw onderzoek op grond
van dit artikel de dumping blijkt te zijn toegenomen, kunnen de geldende
maatregelen door de Commissie volgens de in artikel 15, lid 3, bedoelde
onderzoeksprocedure, overeenkomstig de nieuwe bevindingen inzake de
uitvoerprijzen worden gewijzigd. Het op grond van dit artikel ingestelde
antidumpingrecht mag niet hoger zijn dan tweemaal het oorspronkelijk ingestelde
recht. ê 1225/2009
(aangepast) 4. De relevante bepalingen van de
artikelen 5 en 6 zijn van toepassing op alle nieuwe onderzoeken die
op grond van dit artikel worden verricht, met dien verstande dat dergelijke
nieuwe onderzoeken versneld worden verricht en normaal gesproken moeten worden
voltooid binnen zes maanden na de datum waarop het nieuwe onderzoek werd
geopend. Dergelijke nieuwe onderzoeken moeten in ieder geval binnen negen
maanden na opening van het onderzoek voltooid zijn. Als het nieuwe onderzoek niet binnen de in de
eerste alinea genoemde termijnen voltooid is, worden de maatregelen ongewijzigd
gehandhaafd. Een bericht van de feitelijke handhaving van de maatregelen
krachtens het bepaalde in dit lid wordt gepubliceerd in het Publicatieblad
van de Europese Unie. 5. Met beweerde wijzigingen van de normale
waarde wordt op grond van dit artikel slechts rekening gehouden, indien de
Commissie binnen de in het bericht van opening van een onderzoek gestelde
termijnen uitvoerige en naar behoren met bewijsmateriaal gestaafde gegevens
over de herziene normale waarden ontvangt. Indien een nieuw onderzoek
betrekking heeft op een herziening van de normale waarden, kan de invoer,
hangende de uitkomst van dit onderzoek, overeenkomstig artikel 14,
lid 5, worden geregistreerd. Artikel 13 Ontwijking 1. De overeenkomstig deze verordening
ingestelde antidumpingrechten kunnen worden uitgebreid tot de invoer van al dan
niet enigszins gewijzigde soortgelijke producten uit derde landen of van
enigszins gewijzigde soortgelijke producten uit landen waarop maatregelen van
toepassing zijn, of delen daarvan, wanneer er ontduiking van de geldende
maatregelen plaatsvindt. Antidumpingrechten die het op grond van
artikel 9, lid 5, ingestelde residuele antidumpingrecht niet
overschrijden, kunnen worden uitgebreid tot de invoer via ondernemingen
waarvoor individuele rechten gelden in landen waarop maatregelen van toepassing
zijn, wanneer er ontduiking van de geldende maatregelen plaatsvindt. Ontduiking wordt omschreven als een
verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen derde landen en de Ö Unie Õ of tussen individuele
ondernemingen in een land waarop maatregelen van toepassing zijn en de Ö Unie Õ als gevolg van
praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van
het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat en waarbij
wordt bewezen dat er sprake is van schade of dat de corrigerende werking van
het recht, gezien de prijzen en/of de hoeveelheden van het soortgelijke
product, wordt ondermijnd, en dat dumping plaatsvindt ten aanzien van de voor
de soortgelijke producten eerder vastgestelde normale waarden, eventueel
overeenkomstig artikel 2. De in de eerste alinea bedoelde praktijken,
processen of werkzaamheden omvatten onder andere: a) het enigszins wijzigen van het
betreffende product om het te laten vallen onder douanecodes waarop geen
maatregelen van toepassing zijn, mits de wijziging de wezenlijke kenmerken van
het product niet aantast; b) het verzenden van het product waarop
maatregelen van toepassing zijn via derde landen; c) het reorganiseren door exporteurs of
producenten van hun verkoopkanalen en afzetmethoden in het land waarop
maatregelen van toepassing zijn om hun producten uiteindelijk naar de Ö Unie Õ te laten exporteren
via producenten waarop lagere individuele rechten van toepassing zijn dan op de
producten van de producenten; d) in de in lid 2 beschreven
situatie, de assemblage van delen in de Ö Unie Õ of een derde land. 2. Assemblage in de Ö Unie Õ of een derde land
wordt geacht ontwijking van de maatregelen in te houden wanneer: a) de assemblagewerkzaamheden sinds of
kort vóór de opening van het antidumpingonderzoek zijn aangevangen of
aanmerkelijk zijn toegenomen en de betrokken delen afkomstig zijn uit het land
waarop de maatregelen van toepassing zijn; en b) de delen 60 % of meer uitmaken
van de totale waarde van de delen van het geassembleerde product; ontwijking
wordt echter niet geacht plaats te vinden indien de waarde die tijdens de
assemblage- of voltooiingswerkzaamheden aan de ingevoerde delen wordt
toegevoegd meer dan 25 % van de fabricagekosten bedraagt; en c) de corrigerende werking van het
recht, gezien de prijzen en/of hoeveelheden van het geassembleerde soortgelijke
product, wordt ondermijnd, en wordt bewezen dat er dumping plaatsvindt ten
aanzien van de voor soortgelijke producten eerder vastgestelde normale waarden. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 9) (aangepast) 3. Onderzoeken op grond van dit artikel worden
geopend op initiatief van de Commissie of op verzoek van een lidstaat of een
belanghebbende, op basis van voldoende bewijsmateriaal met betrekking tot de in
lid 1 omschreven factoren. Het onderzoek wordt geopend door middel van een
verordening van de Commissie, die de douaneautoriteiten tevens de instructie
kan geven de invoer overeenkomstig artikel 14, lid 5, te registreren of
zekerheidstelling te eisen. De Commissie verstrekt de lidstaten ook informatie
zodra een Ö belanghebbende Õ of een lidstaat een
toereikend verzoek tot het inleiden van een nieuw onderzoek heeft ingediend en
de Commissie haar onderzoek daarvan heeft beëindigd, of zodra de Commissie zelf
heeft bepaald dat de noodzaak tot handhaving van maatregelen aan een nieuw
onderzoek moet worden onderworpen. De onderzoeken worden door de Commissie
uitgevoerd. De Commissie kan zich laten bijstaan door douaneautoriteiten en het
onderzoek wordt binnen negen maanden voltooid. Wanneer de definitief vastgestelde feiten
uitbreiding van de maatregelen rechtvaardigen, neemt de Commissie volgens de in
artikel 15, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure, het daartoe strekkende
besluit. De uitbreiding geldt vanaf de datum waarop overeenkomstig artikel 14,
lid 5, registratie of zekerheidstelling werd geëist. De procedurele bepalingen
van deze verordening betreffende de opening en de uitvoering van een onderzoek
zijn op dit artikel van toepassing. ê 1225/2009
(aangepast) 4. De invoer door ondernemingen waarop een vrijstelling
van toepassing is, hoeft niet overeenkomstig artikel 14, lid 5, te
worden geregistreerd en hierop zijn geen rechten van toepassing. Een voldoende door bewijsmateriaal gestaafd
verzoek tot vrijstelling moet worden ingediend binnen de in de verordening van
de Commissie tot opening van het onderzoek gestelde termijn. Wanneer de praktijken, processen of
werkzaamheden ter ontduiking buiten de Ö Unie Õ geschieden, kunnen
vrijstellingen worden verleend aan producenten van het betreffende product die
kunnen aantonen dat er geen enkele relatie bestaat tussen hen en de producent
waarop maatregelen van toepassing zijn en dat zij niet betrokken zijn bij enige
ontduiking zoals beschreven in de leden 1 en 2 van dit artikel. Wanneer de praktijken, processen of
werkzaamheden ter ontduiking binnen de Ö Unie Õ geschieden, kunnen
vrijstellingen worden verleend aan importeurs die kunnen aantonen dat er geen
enkele relatie bestaat tussen hen en de producent waarop maatregelen van
toepassing zijn. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 9) Deze vrijstellingen worden verleend door
middel van een besluit van de Commissie en zijn van toepassing gedurende de
periode en onder de voorwaarden zoals vastgesteld in dat besluit. De Commissie
doet de lidstaten informatie toekomen zodra zij haar onderzoek heeft beëindigd. ê 1225/2009 Mits voldaan is aan de in artikel 11,
lid 4, vastgestelde voorwaarden, kunnen vrijstellingen ook worden verleend
na afloop van het onderzoek dat leidt tot uitbreiding van de maatregelen. Als een groot aantal partijen een verzoek tot
vrijstelling indient of kan indienen en er minimaal een jaar verstreken is
sinds de uitbreiding van de maatregelen, kan de Commissie besluiten een
herzieningsprocedure in te leiden voor de uitbreiding van de maatregelen. Een
dergelijke herzieningsprocedure moet worden uitgevoerd overeenkomstig
artikel 11, lid 5, dat van toepassing is op herzieningsprocedures op
grond van artikel 11, lid 3. 5. Dit artikel doet geen afbreuk aan de
normale toepassing van de geldende bepalingen inzake douanerechten. Artikel 14 Algemene bepalingen 1. Voorlopige of definitieve
antidumpingrechten worden bij verordening ingesteld en door de lidstaten geïnd
in de vorm, voor het bedrag en met inachtneming van de criteria die in die
verordening zijn vermeld. Deze rechten worden geïnd onafhankelijk van de
douanerechten, belastingen en andere heffingen die normaal bij invoer van
toepassing zijn. Op geen enkel product kunnen zowel
antidumpingrechten als compenserende rechten worden geheven ter verhelping van
een zelfde situatie die door dumping of toekenning van uitvoersubsidies is
ontstaan. 2. Verordeningen tot instelling van voorlopige
of definitieve antidumpingrechten en verordeningen of besluiten tot aanvaarding
van verbintenissen of tot beëindiging van onderzoeken of procedures worden in
het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Deze verordeningen of besluiten bevatten in
het bijzonder, met inachtneming van de verplichtingen tot bescherming van
vertrouwelijke gegevens, de namen van de betrokken exporteurs, indien mogelijk,
of van de betrokken landen, een beschrijving van het product en een
samenvatting van de belangrijkste feiten en overwegingen die voor de
vaststellingen inzake dumping en schade relevant zijn. In elk afzonderlijk
geval wordt een exemplaar van de verordening of het besluit aan de bekende
belanghebbenden toegezonden. De bepalingen van dit lid zijn van overeenkomstige
toepassing op nieuwe onderzoeken. 3. Bij of krachtens deze verordening kunnen
bijzondere bepalingen worden vastgesteld, in het bijzonder betreffende de
gemeenschappelijke definitie van het begrip „oorsprong van goederen”,
zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad[11]. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 10) 4. Als het in het belang van de Unie is, mogen
maatregelen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, bij besluit van
de Commissie volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure,
voor een periode van negen maanden worden geschorst. De Commissie kan, volgens
de in artikel 15, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, besluiten de schorsing
met ten hoogste één jaar te verlengen. Maatregelen mogen uitsluitend worden geschorst
als de marktverhoudingen tijdelijk zodanig zijn gewijzigd dat het
onwaarschijnlijk is dat door de schorsing opnieuw schade ontstaat, en mits de
bedrijfstak van de Unie in de gelegenheid is gesteld opmerkingen te maken en
met die opmerkingen rekening is gehouden. Maatregelen kunnen, overeenkomstig de
in artikel 15, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, te allen tijde weer
worden ingesteld wanneer de reden van de schorsing niet meer bestaat. ê 1225/2009
(aangepast) è1 37/2014
art. 1 en bijlage, punt 22, onder 10) è1 5.
De Commissie kan, nadat zij de lidstaten tijdig heeft geïnformeerd, de
douaneautoriteiten opdracht geven passende maatregelen te nemen om de invoer te
registreren, zodat vervolgens, met ingang van de datum van registratie, op de
betrokken producten maatregelen kunnen worden toegepast. ç Tot registratie van
de invoer kan worden overgegaan naar aanleiding van een door de bedrijfstak van
de Ö Unie Õ ingediend verzoek
dat voldoende bewijsmateriaal bevat om een dergelijke maatregel te
rechtvaardigen. De registratieverplichting wordt opgelegd door middel van een
verordening waarin het doel van de maatregel en, zo nodig, een schatting van de
bedragen die eventueel later verschuldigd zullen zijn, worden vermeld. De
invoer wordt voor een periode van ten hoogste negen maanden aan
registratieplicht onderworpen. 6. De lidstaten brengen de Commissie
maandelijks verslag uit over de invoer van goederen die voorwerp van onderzoeken
en maatregelen zijn, onder opgave van het bedrag van de rechten dat op grond
van de onderhavige verordening is geheven. 7. Onverminderd lid 6, kan de Commissie
lidstaten verzoeken informatie te verstrekken in verband met het toezicht op de
toepassing van de maatregelen. In dit verband zijn artikel 6, leden 3
en 4, van toepassing. Op alle door de lidstaten op grond van dit artikel
verstrekte informatie is artikel 19, lid 6, van toepassing. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 11) Artikel 15 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door een
comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU)
nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is
artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is
artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is
artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 4 van
toepassing. 5. Indien ingevolge artikel 3, lid 5, van
Verordening (EU) nr. 182/2011 een schriftelijke procedure wordt gevolgd om
overeenkomstig lid 3 van dit artikel definitieve maatregelen vast te stellen of
om overeenkomstig artikel 11, lid 6, van deze verordening te besluiten al dan
niet een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te
openen, wordt deze procedure afgesloten zonder verder vervolg, indien binnen de
door de voorzitter vastgestelde termijn deze zulks besluit of een meerderheid
van de leden van het comité zoals omschreven in artikel 5, lid 1, van
Verordening (EU) nr. 182/2011 daarom verzoekt. Wanneer in andere gevallen
een schriftelijke procedure wordt gevolg voor de ontwerpmaatregel die in het
comité is besproken, wordt deze procedure afgesloten zonder verder vervolg
indien binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn deze zulks besluit of
een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt. Wanneer in andere
gevallen een schriftelijke procedure wordt gevolg zonder dat de
ontwerpmaatregel in een comité is besproken, wordt deze procedure afgesloten
zonder verder vervolg, indien binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn
deze zulks besluit of een vierde van de leden van het comité daarom verzoekt. 6. Het comité kan elke kwestie in verband met
de toepassing van deze verordening die door de Commissie of op verzoek van een
lidstaat aan de orde wordt gesteld, in overweging nemen. De lidstaten mogen om
informatie verzoeken en mogen van gedachten wisselen in het comité of
rechtstreeks met de Commissie. ê 1225/2009
(aangepast) è1 Rectificatie,
PB L 36 van 10.2.2011, blz. 20 Artikel 16 Controlebezoeken 1. Ingeval zij dit nuttig oordeelt, legt de
Commissie bezoeken af om de administratie van importeurs, exporteurs, handelaars,
vertegenwoordigers, producenten, handelsverenigingen en -organisaties ter
plaatse te onderzoeken, teneinde de ingewonnen inlichtingen over dumping en
schade te controleren. Indien niet tijdig een correct antwoord wordt ontvangen,
kan van controle ter plaatse worden afgezien. 2. De Commissie kan zo nodig onderzoeken in
derde landen verrichten, mits de betrokken ondernemingen hiermee instemmen en
de vertegenwoordigers van de regering van het betrokken land op de hoogte
worden gesteld en dit tegen het onderzoek geen bezwaar maakt. Zodra de
toestemming van de betrokken ondernemingen is verkregen, deelt de Commissie de
autoriteiten van het land van uitvoer de namen en adressen mede van de te
bezoeken ondernemingen en de overeengekomen bezoekdata. 3. De betrokken ondernemingen worden in kennis
gesteld van de aard van de tijdens het bezoek te controleren inlichtingen en
van alle tijdens het bezoek te verstrekken aanvullende gegevens, hetgeen echter
niet belet dat ter plaatse in het licht van de verkregen inlichtingen nadere
bijzonderheden kunnen worden gevraagd. 4. Bij controles ingevolge de leden 1, 2
en 3 wordt de Commissie bijgestaan door ambtenaren van de lidstaten die
hiertoe de wens te kennen hebben gegeven. Artikel 17 Steekproeven 1. Indien het aantal klagers, exporteurs of
importeurs, productsoorten of transacties groot is, kan het onderzoek worden
beperkt tot een redelijk aantal partijen, producten of transacties, è1 door
gebruik te maken van statistisch geldige steekproeven op basis van ç op het tijdstip van
de selectie beschikbare gegevens, of tot de grootste representatieve
productie-, verkoop- of exporthoeveelheden die binnen de beschikbare tijd
redelijkerwijs kunnen worden onderzocht. 2. De definitieve selectie van partijen,
productsoorten of transacties ingevolge dit artikel geschiedt door de
Commissie, bij voorkeur in overleg en met toestemming van de betrokken
partijen, mits deze zich binnen drie weken na de opening van het onderzoek bij
de Commissie aanmelden en voldoende inlichtingen verstrekken om de keuze van
een representatieve steekproef mogelijk te maken. 3. Ingeval, overeenkomstig dit artikel, een
beperkt onderzoek heeft plaatsgevonden, wordt niettemin een individuele
dumpingmarge vastgesteld voor elke exporteur of producent die niet in de
oorspronkelijke selectie was opgenomen, maar die binnen de bij deze verordening
bepaalde termijnen de nodige inlichtingen verstrekt, tenzij het aantal
exporteurs of producenten zo groot is dat individuele onderzoeken te belastend
zijn en aan een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg staan. 4. Wanneer tot een steekproefonderzoek wordt
besloten en enkele of alle geselecteerde partijen medewerking weigeren in een
mate die de resultaten van het onderzoek aanmerkelijk zal beïnvloeden, kan een
nieuwe selectie worden gemaakt. Wanneer echter een groot aantal geselecteerden
medewerking blijft weigeren of wanneer er niet genoeg tijd is om een nieuwe
selectie te maken, zijn de desbetreffende bepalingen van artikel 18 van
toepassing. Artikel 18 Niet-medewerking 1. Indien een belanghebbende binnen de bij
deze verordening vastgestelde termijnen de toegang tot de nodige gegevens
weigert of deze anderszins niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk
belemmert, kunnen aan de hand van de beschikbare gegevens voorlopige of
definitieve conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin, worden
getrokken. Blijkt dat een belanghebbende onjuiste of
misleidende inlichtingen heeft verstrekt, dan worden deze buiten beschouwing
gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt. Belanghebbenden dienen van de gevolgen van
niet-medewerking in kennis te worden gesteld. 2. Indien de belanghebbende zijn antwoord niet
door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt
dit niet als het niet verlenen van medewerking beschouwd, mits deze
belanghebbende aantoont dat het verstrekken van het antwoord in de gevraagde
vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke
extra kosten zou meebrengen. 3. Wanneer de door een belanghebbende
verstrekte inlichtingen niet in alle opzichten toereikend zijn, mogen zij niet
buiten beschouwing worden gelaten, mits de tekortkomingen niet van dien aard
zijn dat zij het bereiken van redelijk betrouwbare conclusies onnodig
bemoeilijken, de inlichtingen op passende wijze binnen de termijnen worden
verstrekt en controleerbaar zijn en de betrokkene naar beste vermogen heeft
gehandeld. 4. Indien bewijzen of inlichtingen niet worden
aanvaard, dient de partij die deze heeft verstrekt onverwijld in kennis te
worden gesteld van de redenen van deze afwijzing en dient zij de gelegenheid te
krijgen binnen de gestelde termijn nadere toelichtingen te verstrekken. Indien
de toelichtingen ontoereikend worden geacht, dienen de redenen voor de
afwijzing van de bewijzen of inlichtingen te worden medegedeeld en in de
gepubliceerde bevindingen te worden vermeld. 5. Vaststellingen, met inbegrip van die
betreffende de normale waarde, die zijn gebaseerd op de bepalingen van
lid 1, met inbegrip van in de klacht verstrekte gegevens, dienen, indien
praktisch mogelijk en met inachtneming van de voor het onderzoek vastgestelde
termijnen, te worden getoetst aan gegevens uit andere beschikbare
onafhankelijke bronnen, zoals gepubliceerde prijslijsten, officiële
invoerstatistieken Ö en Õ douaneaangiften, Ö of Õ aan de inlichtingen
die in de loop van het onderzoek van andere belanghebbenden zijn verkregen. Deze informatie kan relevante gegevens omvatten
over de wereldmarkt of andere representatieve markten, indien van toepassing. 6. Indien een belanghebbende geen of slechts
gedeeltelijke medewerking verleent waardoor relevante inlichtingen niet
beschikbaar zijn, kan dit tot gevolg hebben dat de resultaten voor deze
belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend. Artikel 19 Vertrouwelijkheid 1. Inlichtingen die wegens hun aard
vertrouwelijk zijn (bijvoorbeeld omdat de bekendmaking ervan een concurrent
aanmerkelijke mededingingsvoordelen zou geven of degene die de inlichtingen
heeft verstrekt of degene van wie hij deze inlichtingen heeft verkregen ernstig
zou benadelen) of die door de partijen bij een onderzoek als vertrouwelijk
worden verstrekt, worden, indien daarvoor geldige redenen worden opgegeven, als
dusdanig door de autoriteiten behandeld. 2. Belanghebbenden die vertrouwelijke
inlichtingen verstrekken, dienen daarvan een niet-vertrouwelijke samenvatting
te verstrekken. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een
redelijk inzicht in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte
inlichtingen te verschaffen. In buitengewone omstandigheden kunnen
belanghebbenden aangeven, dat deze inlichtingen niet kunnen worden samengevat.
In dergelijke buitengewone omstandigheden moet worden aangegeven, waarom het
niet mogelijk is een samenvatting te verstrekken. 3. Indien de Commissie van oordeel is, dat een
verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is en degene die de
inlichtingen heeft verstrekt niet bereid is, deze bekend te maken of de
bekendmaking ervan in algemene bewoordingen of in samengevatte vorm toe te
staan, kunnen deze inlichtingen buiten beschouwing worden gelaten, tenzij uit
goede bronnen blijkt dat ze juist zijn. Verzoeken om vertrouwelijke behandeling
mogen niet willekeurig worden afgewezen. 4. Dit artikel vormt geen beletsel voor de
bekendmaking van algemene gegevens door de autoriteiten van de Ö Unie Õ en, in het
bijzonder, van de motivering van ingevolge deze verordening genomen besluiten
of voor de bekendmaking van het bewijsmateriaal waarop de autoriteiten van de Ö Unie Õ steunen, voor zover
het noodzakelijk is deze motivering in gerechtelijke procedures toe te lichten.
Bij deze bekendmaking moet rekening worden gehouden met het rechtmatige belang
van de betrokkenen dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 12) 5. De Commissie en de lidstaten, inclusief de
functionarissen van beide, maken zonder de uitdrukkelijke toestemming van de
persoon die ze heeft verstrekt geen gegevens bekend die zij ingevolge deze
verordening hebben verkregen en waarvoor die persoon om een vertrouwelijke
behandeling heeft verzocht. Informatie die tussen de Commissie en de lidstaten
wordt uitgewisseld of interne documenten die door de autoriteiten van de Unie
of van de lidstaten zijn opgesteld, worden, behalve wanneer in deze verordening
anders is bepaald, niet bekendgemaakt. ê 1225/2009 6. De op grond van deze verordening verkregen
informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd.
Dit sluit niet uit dat in het kader van het
ene onderzoek verkregen informatie kan worden gebruikt voor het openen van een
ander onderzoek binnen dezelfde procedure betreffende het betrokken product. Artikel 20 Mededeling van feiten en overwegingen 1. De klagers, de importeurs, de exporteurs,
de representatieve verenigingen van importeurs en exporteurs, en de
vertegenwoordigers van het land van uitvoer kunnen verzoeken om mededeling van
bijzonderheden betreffende de voornaamste feiten en overwegingen op grond
waarvan voorlopige maatregelen zijn ingesteld. Deze verzoeken dienen
onmiddellijk na de instelling van de voorlopige maatregelen schriftelijk te
worden ingediend en de mededeling wordt zo spoedig mogelijk daarna schriftelijk
gedaan. 2. De in lid 1 genoemde partijen mogen om
definitieve mededeling verzoeken van de essentiële feiten en overwegingen op
grond waarvan wordt overwogen de instelling van definitieve maatregelen of de
beëindiging van een onderzoek of procedure zonder maatregelen aan te bevelen,
waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan de mededeling van feiten of
overwegingen die afwijken van die waarop de voorlopige maatregelen zijn
gebaseerd. 3. De in lid 2 bedoelde verzoeken om
definitieve mededelingen worden schriftelijk aan de Commissie gericht en
moeten, wanneer een voorlopig recht is ingesteld, uiterlijk één maand na
de bekendmaking van de instelling van dat recht zijn ontvangen. Wanneer geen
voorlopig recht is ingesteld, worden partijen in de gelegenheid gesteld om
binnen de door de Commissie gestelde termijnen om de definitieve mededeling te
verzoeken. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 13) 4. Definitieve mededeling geschiedt
schriftelijk. Zij geschiedt, met inachtneming van de verplichting tot
bescherming van vertrouwelijke gegevens, zo spoedig mogelijk en normaal
uiterlijk één maand vóór de inleiding van de in artikel 9 bedoelde procedures.
Kan de Commissie bepaalde feiten of overwegingen op dat tijdstip niet
mededelen, dan deelt zij die mede zodra dit mogelijk is. Deze mededeling doet geen afbreuk aan
besluiten die de Commissie nadien mocht nemen, maar indien dergelijke besluiten
op andere feiten en overwegingen zijn gebaseerd, worden die zo spoedig mogelijk
medegedeeld. 5. Na de definitieve mededeling gemaakte
opmerkingen worden uitsluitend in aanmerking genomen binnen een door de
Commissie in elk afzonderlijk geval vast te stellen termijn van ten minste tien
dagen, waarbij de spoedeisendheid van de aangelegenheid op passende wijze in
aanmerking wordt genomen. Indien een aanvullende definitieve mededeling moet
worden gedaan, kan een kortere termijn worden gegeven. ê 1225/2009
(aangepast) Artikel 21 Belang van de Ö Unie Õ 1. De vaststelling, of het belang van de Ö Unie Õ ingrijpen
noodzakelijk maakt, is gebaseerd op een beoordeling van alle onderscheiden belangen
van alle betrokkenen, waaronder de binnenlandse producenten, de gebruikers en
de consumenten. Een vaststelling op grond van dit artikel wordt slechts gedaan
indien alle partijen de gelegenheid hebben gehad hun standpunt overeenkomstig
lid 2 kenbaar te maken. Bij dit onderzoek wordt in het bijzonder aandacht
besteed aan de noodzaak de handel verstorende gevolgen van schade veroorzakende
dumping weg te nemen en een daadwerkelijke mededinging te herstellen.
Maatregelen die op basis van de geconstateerde dumping en schade zijn
vastgesteld, mogen niet worden toegepast indien het de autoriteiten op grond
van de overgelegde gegevens tot de duidelijke conclusie kunnen komen, dat
toepassing van deze maatregelen niet in het belang van de Ö Unie Õ is. 2. Teneinde de autoriteiten een Ö deugdelijke Õ basis te verschaffen
om bij het besluit, of de instelling van maatregelen in het belang van de Ö Unie Õ is, met alle
standpunten en gegevens rekening te kunnen houden, kunnen de klagers, de
importeurs en hun representatieve verenigingen, de representatieve gebruikers
en de representatieve consumentenorganisaties binnen de in het bericht van
opening van een antidumpingonderzoek gestelde termijnen, zich bij de Commissie
bekendmaken en haar inlichtingen verstrekken. Deze inlichtingen, of passende
samenvattingen daarvan, worden aan de andere in dit artikel genoemde partijen
ter beschikking gesteld, die het recht hebben daarover opmerkingen te maken. 3. Partijen die overeenkomstig lid 2
hebben gehandeld, kunnen verzoeken om te worden gehoord. Deze verzoeken worden
ingewilligd indien zij binnen de in lid 2 bedoelde termijnen zijn
ingediend en daarin de redenen zijn vermeld, waarom in het belang van de Ö Unie Õ een mondeling
onderhoud nodig wordt geacht. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 14) 4. Partijen die overeenkomstig lid 2 hebben
gehandeld, kunnen over de toepassing van ingestelde voorlopige rechten
opmerkingen maken. Om in aanmerking te worden genomen, moeten deze opmerkingen
uiterlijk 25 dagen na de datum van toepassing van deze maatregelen zijn
ontvangen. Deze opmerkingen, of passende samenvattingen daarvan, worden aan de
andere partijen ter beschikking gesteld, die het recht hebben daarover
opmerkingen te maken. 5. De Commissie onderzoekt de informatie die
op passende wijze is verstrekt, en gaat na of deze representatief is. Het
resultaat van dit onderzoek, tezamen met een oordeel over de waarde van de
informatie, wordt aan het comité voorgelegd als onderdeel van de overeenkomstig
artikel 9 ingediende ontwerpmaatregel. De in het comité tot uiting gebrachte
standpunten worden door de Commissie in aanmerking genomen onder de in
Verordening (EU) nr. 182/2011 genoemde voorwaarden. 6. Partijen die overeenkomstig lid 2 hebben
gehandeld, mogen verzoeken dat de gegevens en overwegingen op grond waarvan
waarschijnlijk definitieve besluiten worden genomen, aan hen worden meegedeeld.
Dergelijke informatie wordt voor zover mogelijk ter beschikking gesteld en doet
geen afbreuk aan de later door de Commissie te nemen besluiten. ê 1225/2009
(aangepast) 7. Inlichtingen worden slechts in aanmerking
genomen, indien zij door bewijsmateriaal worden gestaafd dat de geldigheid
ervan bevestigt. Artikel 22 Slotbepalingen Deze verordening doet geen afbreuk aan de
toepassing van: a) bijzondere voorschriften in
overeenkomsten tussen de Ö Unie Õ en derde landen; b) de verordeningen van de Ö Unie Õ in de landbouwsector
en Verordening (EG) nr. 1667/2006 van de Raad[12], Verordening (EG) nr. 614/2009
van de Raad[13]
en Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad[14]. De onderhavige
verordening vormt een aanvulling op die verordeningen en houdt een afwijking in
van de daarin vervatte bepalingen die aan de toepassing van antidumpingrechten
in de weg staan; c) bijzondere maatregelen, mits deze
niet strijdig zijn met de verplichtingen uit hoofde van de Ö Algemene
Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 Õ. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 22, onder 15) (aangepast) Artikel 23 Verslag 1. De Commissie dient, naar behoren rekening
houdend met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel
19, jaarlijks een verslag over de toepassing en uitvoering van deze verordening
in bij het Europees Parlement en de Raad. Het verslag omvat informatie over de
vaststelling van voorlopige en definitieve maatregelen, de beëindiging van
onderzoeken zonder maatregelen, nieuwe onderzoeken, controles en Ö controlebezoeken Õ, en de activiteiten
van de diverse instanties die bevoegd zijn voor het toezicht op de uitvoering
van deze verordening en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze
verordening. 2. Het Europees Parlement kan de Commissie
binnen een maand nadat deze het verslag heeft gepresenteerd, op een
ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met
betrekking tot de Ö uitvoering Õ van deze verordening
uiteen te zetten en toe te lichten. 3. Uiterlijk zes maanden na de indiening van
het verslag bij het Europees Parlement en de Raad, maakt de Commissie het
verslag openbaar. ê 1225/2009
(aangepast) Artikel 23 Intrekking Verordening (EG) nr. Ö 1225/2009 Õ wordt ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening
gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens
de concordantietabel in bijlage II. Artikel 24 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] COM(87) 868 PV. [2] Zie bijlage 3 bij deel A van die conclusies. [3] Opgenomen in het wetgevingsprogramma voor 2014. [4] Zie bijlage I bij dit voorstel. [5] PB C […] van […], blz. […]. [6] Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30
november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit
landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009,
blz. 51). [7] Zie bijlage I. [8] Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement
en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en
algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening
van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van
28.2.2011, blz. 13). [9] Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2
juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van
Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair
douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). [10] è1 Albanië,
Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Kirgizië, Moldavië, Mongolië, Noord-Korea, Oezbekistan,
Tadzjikistan, Turkmenistan en Wit‑Rusland. ç [11] Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober
1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302
van 19.10.1992, blz. 1). [12] Verordening (EG) nr. 1667/2006 van de Raad van 7 november
2006 betreffende glucose en lactose (PB L 312 van 11.11.2006,
blz. 1). [13] Verordening (EG) nr. 614/2009 van de Raad van 7 juli 2009
betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor
ovoalbumine en lactoalbumine (PB L 181 van 14.7.2009, blz. 8). [14] Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad van 30 november
2009 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van
landbouwproducten verkregen goederen (PB L 328 van 15.12.2009,
blz. 10). é BIJLAGE I Ingetrokken
verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) || || || Verordening (EU) nr. 765/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 237 van 3.9.2012, blz. 1) Verordening (EU) nr. 1168/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 344 van 14.12.2012, blz. 1) || || Verordening (EU) nr. 37/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 18, 21.1.2014, p. 1) || Uitsluitend punt 22 van de bijlage _____________ BIJLAGE II Concordantietabel Verordening (EG) nr. 1225/2009 || De onderhavige verordening Artikelen 1 tot en met 4 || Artikelen 1 tot en met 4 Artikel 5, leden 1 tot en met 9 || Artikel 5, leden 1 tot en met 9 Artikel 5, lid 10, eerste zin || Artikel 5, lid 10, eerste alinea Artikel 5, lid 10, tweede en derde zin || Artikel 5, lid 10, tweede alinea Artikel 5, leden 11 en 12 || Artikel 5, leden 11 en 12 Artikel 6, lid 1, eerste en tweede zin || Artikel 6, lid 1, eerste alinea Artikel 6, lid 1, derde zin || Artikel 6, lid 1, tweede alinea Artikel 6, lid 1, vierde zin || Artikel 6, lid 1, derde alinea Artikel 6, lid 2 || Artikel 6, lid 2 Artikel 6, lid 3, eerste zin || Artikel 6, lid 3, eerste alinea Artikel 6, lid 3, tweede zin || Artikel 6, lid 3, tweede alinea Artikel 6, lid 3, derde zin || Artikel 6, lid 3, derde alinea Artikel 6, lid 4, eerste zin || Artikel 6, lid 4, eerste alinea Artikel 6, lid 4, tweede zin || Artikel 6, lid 4, tweede alinea Artikel 6, lid 4, derde zin || Artikel 6, lid 4, derde alinea Artikel 6, lid 5 || Artikel 6, lid 5 Artikel 6, lid 6, eerste zin || Artikel 6, lid 6, eerste alinea Artikel 6, lid 6, tweede zin || Artikel 6, lid 6, tweede alinea Artikel 6, lid 6, derde zin || Artikel 6, lid 6, derde alinea Artikel 6, lid 6, vierde zin || Artikel 6, lid 6, vierde alinea Artikel 6, lid 7, eerste zin || Artikel 6, lid 7, eerste alinea Artikel 6, lid 7, tweede zin || Artikel 6, lid 7, tweede alinea Artikel 6, leden 8 en 9 || Artikel 6, leden 8 en 9 Artikel 7, lid 1, eerste zin || Artikel 7, lid 1, eerste alinea Artikel 7, lid 1, tweede zin || Artikel 7, lid 1, tweede alinea Artikel 7, leden 2 tot en met 5 || Artikel 7, leden 2 tot en met 5 Artikel 7, lid 7 || Artikel 7, lid 6 Artikel 8, lid 1, eerste zin || Artikel 8, lid 1, eerste alinea Artikel 8, lid 1, tweede zin || Artikel 8, lid 1, tweede alinea Artikel 8, lid 1, derde zin || Artikel 8, lid 1, derde alinea Artikel 8, lid 2, eerste en tweede zin || Artikel 8, lid 2, eerste alinea Artikel 8, lid 2, derde en vierde zin || Artikel 8, lid 2, tweede alinea Artikel 8, lid 2, vijfde zin || Artikel 8, lid 2, derde alinea Artikel 8, leden 3, 4 en 5 || Artikel 8, leden 3, 4 en 5 Artikel 8, lid 6, eerste en tweede zin || Artikel 8, lid 6, eerste alinea Artikel 8, lid 6, derde zin || Artikel 8, lid 6, tweede alinea Artikel 8, leden 7 en 8 || Artikel 8, leden 7 en 8 Artikel 8, lid 9, eerste alinea || Artikel 8, lid 9, eerste alinea Artikel 8, lid 9, tweede alinea, eerste en tweede zin || Artikel 8, lid 9, tweede alinea Artikel 8, lid 9, tweede alinea, derde zin || Artikel 8, lid 9, derde alinea Artikel 8, lid 10 || Artikel 8, lid 10 Artikel 9, leden 1, 2 en 3 || Artikel 9, leden 1, 2 en 3 Artikel 9, lid 4, eerste zin || Artikel 9, lid 4, eerste alinea Artikel 9, lid 4, tweede zin || Artikel 9, lid 4, tweede alinea Artikel 9, lid 5 || Artikel 9, lid 5 Artikel 9, lid 6, eerste zin || Artikel 9, lid 6, eerste alinea Artikel 9, lid 6, tweede zin || Artikel 9, lid 6, tweede alinea Artikel 9, lid 6, derde zin || Artikel 9, lid 6, derde alinea Artikel 10, lid 1 || Artikel 10, lid 1 Artikel 10, lid 2, eerste zin || Artikel 10, lid 2, eerste alinea Artikel 10, lid 2, tweede en derde zin || Artikel 10, lid 2, tweede alinea Artikel 10, lid 3 || Artikel 10, lid 3 Artikel 10, lid 4, aanhef || Artikel 10, lid 4, aanhef en punten a) en b) Artikel 10, lid 4, onder a) || Artikel 10, lid 4, onder c) Artikel 10, lid 4, onder b) || Artikel 10, lid 4, onder d) Artikel 10, lid 5 || Artikel 10, lid 5 Artikel 11, leden 1 tot en met 4 || Artikel 11, leden 1 tot en met 4 Artikel 11, lid 5, eerste alinea, eerste zin || Artikel 11, lid 5, eerste alinea Artikel 11, lid 5, eerste alinea, tweede zin || Artikel 11, lid 5, tweede alinea Artikel 11, lid 5, eerste alinea, derde zin || Artikel 11, lid 5, derde alinea Artikel 11, lid 5, eerste alinea, vierde zin || Artikel 11, lid 5, vierde alinea Artikel 11, lid 5, tweede alinea || Artikel 11, lid 5, vijfde alinea Artikel 11, lid 5, derde alinea || Artikel 11, lid 5, zesde alinea Artikel 11, lid 6, eerste, tweede en derde zin || Artikel 11, lid 6, eerste alinea Artikel 11, lid 6, vierde zin || Artikel 11, lid 6, tweede alinea Artikel 11, lid 6, zesde zin || Artikel 11, lid 6, derde alinea Artikel 11, lid 7 || Artikel 11, lid 7 Artikel 11, lid 8, eerste, tweede en derde alinea || Artikel 11, lid 8, eerste, tweede en derde alinea Artikel 11, lid 8, vierde alinea, eerste en tweede zin || Artikel 11, lid 8, vierde alinea Artikel 11, lid 8, vierde alinea, derde zin || Artikel 11, lid 8, vijfde alinea Artikel 11, lid 8, vierde alinea, vierde zin || Artikel 16, lid 4, zesde alinea Artikel 11, leden 9 en 10 || Artikel 11, leden 9 en 10 Artikel 12 || Artikel 12 Artikel 13, lid 1, eerste alinea, eerste zin || Artikel 13, lid 1, eerste alinea Artikel 13, lid 1, eerste alinea, tweede zin || Artikel 13, lid 1, tweede alinea Artikel 13, lid 1, eerste alinea, derde zin || Artikel 13, lid 1, derde alinea Artikel 13, lid 1, tweede alinea || Artikel 13, lid 1, vierde alinea Artikel 13, leden 2 en 3 || Artikel 13, leden 2 en 3 Artikel 13, lid 4, eerste alinea, eerste zin || Artikel 13, lid 4, eerste alinea Artikel 13, lid 4, eerste alinea, tweede zin || Artikel 13, lid 4, tweede alinea Artikel 13, lid 4, eerste alinea, derde zin || Artikel 13, lid 4, derde alinea Artikel 13, lid 4, eerste alinea, vierde zin || Artikel 13, lid 4, vierde alinea Artikel 13, lid 4, tweede alinea || Artikel 13, lid 4, vijfde alinea Artikel 13, lid 4, derde alinea || Artikel 13, lid 4, zesde alinea Artikel 13, lid 4, vierde alinea || Artikel 13, lid 4, zevende alinea Artikel 13, lid 5 || Artikel 13, lid 5) Artikel 14, lid 1, eerste en tweede zin || Artikel 14, lid 1, eerste alinea Artikel 14, lid 1, derde zin || Artikel 14, lid 1, tweede alinea Artikel 14, lid 2, eerste zin || Artikel 14, lid 2, eerste alinea Artikel 14, lid 2, tweede, derde en vierde zin || Artikel 14, lid 2, tweede alinea Artikel 14, lid 3 || Artikel 14, lid 3 Artikel 14, lid 4, eerste en tweede zin || Artikel 14, lid 4, eerste alinea Artikel 14, lid 4, derde en vierde zin || Artikel 14, lid 4, tweede alinea Artikel 14, leden 5, 6 en 7 || Artikel 14, leden 5, 6 en 7 Artikelen 15 en 16 || Artikelen 15 en 16 Artikel 17, leden 1, 2 en 3 || Artikel 17, leden 1, 2 en 3 Artikel 17, lid 4, eerste zin || Artikel 17, lid 4, eerste alinea Artikel 17, lid 4, tweede zin || Artikel 17, lid 4, tweede alinea Artikel 18, lid 1, eerste zin || Artikel 18, lid 1, eerste alinea Artikel 18, lid 1, tweede zin || Artikel 18, lid 1, tweede alinea Artikel 18, lid 1, derde zin || Artikel 18, lid 1, derde alinea Artikel 18, leden 2 tot en met 6 || Artikel 18, leden 2 tot en met 6 Artikel 19, leden 1 tot en met 5 || Artikel 19, leden 1 tot en met 5 Artikel 19, lid 6, eerste zin || Artikel 19, lid 6, eerste alinea Artikel 19, lid 6, tweede zin || Artikel 19, lid 6, tweede alinea Artikel 20, leden 1, 2 en 3 || Artikel 20, leden 1, 2 en 3 Artikel 20, lid 4, eerste, tweede en derde zin || Artikel 20, lid 4, eerste alinea Artikel 20, lid 4), vierde zin || Artikel 20, lid 4, tweede alinea Artikel 20, lid 5 || Artikel 20, lid 5 Artikelen 21 en 22 || Artikelen 21 en 22 Artikel 22 bis || Artikel 23 Artikel 23 || Artikel 24 Artikel 24 || Artikel 25 Bijlage I || - Bijlage II || - - || Bijlage I - || Bijlage II _____________