Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Estland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde /* COM/2014/0622 final - 2014/0288 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van
Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke
stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna "de
btw-richtlijn" genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met
eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen
van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de
belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of
-ontwijking te voorkomen. Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 26
mei 2014, heeft Estland verzocht om een maatregel te mogen toepassen die
afwijkt van de algemene beginselen betreffende het recht op aftrek van
voorbelasting in verband met personenauto's. Overeenkomstig artikel 395, lid 2,
van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 11
juni 2014 van het verzoek van Estland in kennis gesteld. Bij brief van 12 juni 2014
heeft de Commissie Estland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die
zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. Algemene context Overeenkomstig de artikelen 168 en 168 bis
van de btw-richtlijn mag een belastingplichtige de btw op de goederen en
diensten die hij voor zijn belaste handelingen aanschaft, in mindering brengen.
Overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder a), van deze richtlijn wordt het
gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden
gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel wanneer voor dit goed
recht op aftrek van de btw is ontstaan. Op deze manier kan initieel afgetrokken
btw worden teruggenomen voor het gedeelte privégebruik. Bij personenauto's is dit mechanisme moeilijk
toe te passen, met name omdat het lastig is het privé- en het zakelijk gebruik
op te splitsen. Het bijhouden en controleren van een rittenregistratie vormt dan
weer een extra last, zowel voor de bedrijven als de belastingdienst, zelfs als
Estland gebruik zou maken van de keuzemogelijkheid van artikel 168 bis van
de btw-richtlijn om de aftrek voor uitgaven in verband met tot het bedrijf
behorende voertuigen te beperken naar evenredigheid van het werkelijke
zakelijke gebruik dat de belastingplichtige ervan maakt. Om die reden heeft Estland verzocht om het
recht op aftrek tot een vast percentage te mogen beperken en in ruil daarvoor
de bedrijven te mogen ontheffen van de verplichting om btw te voldoen over het
privégebruik. Het voordeel hiervan is dat het systeem voor alle partijen wordt
vereenvoudigd en tegelijkertijd wordt voorkomen dat btw wordt ontdoken of
ontweken door een onjuiste administratie. Op basis van door Estland verstrekte
informatie blijkt dat personenauto's die tot het bedrijf behoren, gemiddeld
voor 50 % voor privédoeleinden worden gebruikt. De aftrekbeperking moet
derhalve worden vastgesteld op 50 %. Het nieuwe systeem zal gelden voor alle
personenauto's met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet
meegerekend, en een gewicht van ten hoogste 3 500 kilogram, die niet
uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. Personenauto's die voor
bepaalde specifieke activiteiten worden gebruikt, zullen evenwel van de
beperking van het recht op aftrek worden uitgesloten en onder de normale regels
vallen — het betreft hier voertuigen die zijn aangekocht met het oog op
wederverkoop, verhuur of leasing, voertuigen die worden gebruikt voor het
vervoer van personen (zoals taxi's), en voertuigen die worden gebruikt voor
rijlessen. De derogatie moet in de tijd worden beperkt,
namelijk tot 31 december 2017, om te kunnen evalueren of de beperking van 50 %
nog altijd een juiste weerspiegeling is van de globale opsplitsing tussen het
zakelijke en het privégebruik. Een verzoek om verlenging moet uiterlijk 31
maart 2017 aan de Commissie worden toegezonden en vergezeld gaan van een
verslag waarin onder meer het toegepaste percentage is geëvalueerd. Bestaande bepalingen op het door het
voorstel bestreken gebied Aan andere lidstaten zijn soortgelijke
derogaties met betrekking tot het recht op aftrek verleend. Krachtens artikel 176 van de btw-richtlijn zal
de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In
afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen die op 1 januari 1979
van toepassing waren, handhaven. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen
die het recht op aftrek ter zake van personenauto's beperken. 2. RESULTATEN VAN DE
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING Raadpleging van belanghebbende partijen Niet relevant. Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid Er behoefde geen beroep te worden gedaan op
externe deskundigheid. Effectbeoordeling Het voorstel voor een besluit strekt er in de
eerste plaats toe de inning van de btw te vereenvoudigen voor personenauto's
die gedeeltelijk voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, en heeft
aldus een potentieel positief effect. Tegelijkertijd wordt een dam opgeworpen
tegen belastingontduiking door een onjuiste administratie. Gelet op de beperkte werkingssfeer en
toepassingsduur van de derogatie zal het effect evenwel in ieder geval beperkt
zijn. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL Samenvatting van de voorgestelde maatregel Machtiging van Estland om het recht op aftrek
te beperken tot 50 % van de voorbelasting op uitgaven in verband met tot
het bedrijf behorende personenauto's die niet uitsluitend voor
bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. In de gevallen waar het recht op aftrek is
beperkt, wordt de belastingplichtige ontheven van de verplichting om btw te
voldoen over het privégebruik van het voertuig. Rechtsgrondslag Artikel 395 van de btw-richtlijn. Subsidiariteitsbeginsel Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die
de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid
van de Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende redenen in
overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Dit besluit betreft een machtiging die wordt
verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele
verplichting in. Gezien de beperkte werkingssfeer van de
derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel. Keuze van instrumenten Overeenkomstig artikel 395 van de
btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de
Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van
stemmen machtigt. Een besluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat
het tot individuele lidstaten kan worden gericht. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de
begroting van de Unie. 5. AANVULLENDE INFORMATIE Het voorstel bevat een vervalbepaling. 2014/0288 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Estland wordt gemachtigd
een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder
a), en de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende
het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28
november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de
toegevoegde waarde[1],
en met name artikel 395, lid 1, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Bij brief, ingekomen bij de
Commissie op 26 mei 2014, heeft Estland verzocht te mogen afwijken van de
bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het recht op aftrek van
voorbelasting in verband met personenauto's. (2) Bij brief van 11 juni 2014
heeft de Commissie de overige lidstaten van het verzoek van Estland in kennis
gesteld. Bij brief van 12 juni 2014 heeft de Commissie Estland meegedeeld dat
zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van
het verzoek. (3) Krachtens de artikelen 168 en
168 bis van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige gerechtigd de
btw af te trekken ter zake van de goederen en diensten die hij ten behoeve van
zijn belaste activiteiten heeft ontvangen. Krachtens artikel 26, lid 1, onder
a), van die richtlijn moet btw worden voldaan wanneer een tot het bedrijf
behorend goed voor andere dan bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt. (4) Het niet-zakelijke gebruik is
vaak moeilijk nauwkeurig te registreren en ook als dat mogelijk is, is de
procedure vaak omslachtig. De voorgestelde maatregel voorziet in een vast
tarief voor de aftrekbare btw ter zake van uitgaven voor personenauto's die
niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, met uitzondering van
enkele gevallen. Op basis van actuele gegevens achten de Estse autoriteiten een
tarief van 50 % gerechtvaardigd. Teneinde dubbele belasting te voorkomen,
dient tegelijkertijd ontheffing te worden verleend van de verplichting om btw
te voldoen over het niet-zakelijke gebruik van de personenauto's die onder de
beperking vallen. Door deze vereenvoudigingsmaatregel hoeft niet langer een
administratie van het privégebruik van tot het bedrijf behorende voertuigen te
worden bijgehouden en wordt tegelijkertijd voorkomen dat btw wordt ontdoken
door een onjuiste administratie. (5) De beperking van het recht op
aftrek uit hoofde van de gevraagde machtiging geldt voor de btw die is betaald
op de aankoop, leasing, intracommunautaire verwerving en invoer van nader
gespecificeerde personenauto's alsook op de daarmee samenhangende uitgaven, met
inbegrip van de aankoop van brandstof. (6) De gevraagde machtiging geldt
uitsluitend voor personenauto's met een toegestaan maximumgewicht van ten
hoogste 3 500 kilogram en niet meer dan acht zitplaatsen, de
bestuurdersplaats niet meegerekend, omdat personenauto's van meer dan 3 500
kilogram of meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet meegerekend,
nauwelijks voor niet-zakelijke doeleinden worden gebruikt vanwege de aard van
het voertuig of het soort bedrijvigheid waarvoor het wordt gebruikt. Er wordt
ook een gedetailleerde lijst opgesteld van specifieke personenauto's die van de
machtiging zijn uitgesloten op basis van hun bijzondere gebruik. (7) De machtiging moet in de tijd
worden beperkt tot en met 31 december 2017, zodat een evaluatie kan worden
verricht van de noodzaak en de doeltreffendheid van de derogatiemaatregel
alsook van de opsplitsing tussen gebruik voor bedrijfsdoeleinden en gebruik
voor andere dan bedrijfsdoeleinden, die de grondslag voor de derogatie vormt. (8) Indien Estland een verlenging
van de machtiging na 2017 nodig acht, moet het de Commissie uiterlijk 31 maart 2017
een verslag voorleggen met daarin ook een evaluatie van het toegepaste
percentage tezamen met het verzoek om verlenging. (9) De derogatie zal geen
noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium
van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen
van de Unie uit de btw, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1 In afwijking van de artikelen 168 en 168 bis
van Richtlijn 2006/112/EG wordt Estland gemachtigd om het recht op aftrek van
de btw ter zake van uitgaven voor personenauto's die niet uitsluitend voor
bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, tot 50 % te beperken. Artikel 2 In afwijking van artikel 26, lid 1, onder a),
van Richtlijn 2006/112/EG merkt Estland het niet-zakelijk gebruik van een tot
het bedrijf van een belastingplichtige behorend voertuig niet aan als een
dienst onder bezwarende titel, wanneer het recht op aftrek voor dit voertuig
krachtens artikel 1 van dit besluit is beperkt. Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde uitgaven omvatten de
aankoop, leasing, intracommunautaire verwerving en invoer van personenauto's
die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt alsook de uitgaven
in verband met onderhoud, reparatie en brandstof voor zulke auto's. Artikel 4 Dit besluit geldt uitsluitend voor
personenauto's met een toegestaan maximumgewicht van ten hoogste 3 500 kilogram
en niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet meegerekend. Artikel 5 De artikelen 1 en 2 zijn niet van toepassing
op de volgende categorieën personenauto's: a) voertuigen die zijn aangekocht met het oog
op wederverkoop, verhuur of leasing; b) voertuigen die worden gebruikt voor het
vervoer van personen tegen vergoeding, met inbegrip van taxidiensten; c) voertuigen die worden gebruikt voor het
geven van rijlessen. Artikel 6 Dit besluit verstrijkt op 31 december 2017.
Een verzoek om verlenging van de bij dit besluit verleende machtiging dient de
Commissie uiterlijk op 30 maart 2017 te worden voorgelegd, tezamen met een
verslag met daarin ook een evaluatie van het in artikel 1 vastgestelde
percentage. Artikel 7 Dit besluit is gericht tot de Republiek
Estland. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.