Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de visumcode van de Unie (Visumcode) /* COM/2014/0164 final - 2014/0094 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Motivering
en doel van het voorstel Dit voorstel betreft de herschikking en
wijziging van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de
Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een gemeenschappelijke visumcode
(Visumcode). Het voorstel houdt rekening met de toenemende
nadruk die vanuit de politiek wordt gelegd op het economische effect van het
visumbeleid op de economie van de Europese Unie in bredere zin, met name het
toerisme. Het is de bedoeling nauwer aan te sluiten bij de doelstellingen
inzake groei van de Europa 2020-strategie, overeenkomstig de mededeling van de
Commissie Uitvoering en ontwikkeling van het gemeenschappelijk visumbeleid
voor snellere groei in de EU[1]. Het voorstel bouwt ook voort op de conclusies
van het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de
evaluatie van de tenuitvoerlegging van de Visumcode[2]. Het verslag gaat
vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie[3] waarin alle details van
de evaluatie zijn opgenomen. Het voorstel omvat bovendien twee maatregelen
ter vergemakkelijking van contact tussen familieleden: het versoepelt bepaalde
procedures voor naaste verwanten die een bezoek willen brengen aan EU-burgers
die op het grondgebied verblijven van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn,
en voor naaste verwanten van EU-burgers, die in een derde land wonen en samen
met de EU-burger de lidstaat willen bezoeken waarvan de EU-burger onderdaan is. Minimaal dezelfde versoepelingen dienen te
worden geboden aan familieleden van EU-burgers die in aanmerking komen voor
artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij
verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de
Unie en hun familieleden. Algemene
context Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees
Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een
gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) is sinds 5 april 2010 van toepassing.
De bepalingen inzake kennisgeving en motivering van afwijzing van een
visumaanvraag en van nietigverklaring en intrekking van een visum, en inzake
het recht om tegen zulke beslissingen beroep in te stellen, zijn van toepassing
sinds 5 april 2011. Twee jaar nadat alle bepalingen van de
Visumcode van toepassing zijn geworden (d.w.z. op 5 april 2013), moet de
Commissie op grond van artikel 57, lid 1, een evaluatie verrichten van de
toepassing ervan en deze aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen. De
evaluatie en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie
zijn inmiddels ingediend. Overeenkomstig artikel 57, lid 2, kan de
Commissie samen met de evaluatie een voorstel voor wijziging van de verordening
indienen. Gezien de conclusies van het evaluatieverslag
heeft de Commissie besloten samen met het verslag een wijzigingsvoorstel in te
dienen. De voorgestelde wijzigingen zijn erop gericht
dat de veiligheid aan de buitengrenzen gehandhaafd blijft en de goede werking
van het Schengengebied gegarandeerd blijft, en tegelijkertijd legaal reizen
gemakkelijker wordt gemaakt en het rechtskader voor de lidstaten wordt
vereenvoudigd, bijvoorbeeld door de voorschriften voor consulaire samenwerking
te versoepelen. Het gemeenschappelijk visumbeleid moet bijdragen tot meer groei
en in overeenstemming zijn met ander EU-beleid op het gebied van externe
betrekkingen, handel, onderwijs, cultuur en toerisme. Bestaande
bepalingen Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees
Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke
visumcode (Visumcode). 2. RESULTATEN VAN RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDE
PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING Raadpleging
van belanghebbende partijen De raadpleging van belanghebbende partijen
wordt behandeld in de effectbeoordeling[4]
bij dit voorstel. Effectbeoordeling Op basis van
het in punt 1 genoemde evaluatieverslag zijn twee hoofdprobleemgebieden
vastgesteld: (1) De totale (directe en indirecte) lengte en kosten van de
procedures en de omslachtigheid ervan De complexe aard van dit probleem wordt in de
effectbeoordeling uitvoerig behandeld. Wat de opties voor regelgeving betreft,
is gebleken dat de afgifte van meervoudige inreisvisa met een lange
geldigheidsduur, in combinatie met de versoepeling van bepaalde procedures, de
enige oplossing is die voor beide zijden voordelen biedt. Deze oplossing kan
voor de consulaten een verlichting van de administratieve lasten betekenen, en
wordt voor bepaalde groepen reizigers als een belangrijke versoepeling gezien.
In de praktijk komt het neer op een visumvrijstelling tijdens de
geldigheidsduur van het meervoudige visum, wat tot aanzienlijke besparingen en
efficiencywinst leidt voor zowel visumaanvragers (minder tijd, minder kosten)
als consulaten (minder tijd). De voor dit probleem gebied overwogen
beleidsopties komen dan ook sterk overeen. Slechts de beoogde begunstigden en
de geldigheidsduur van de af te geven meervoudige inreisvisa verschillen, zoals
hieronder vermeld. Minimale regelgevingsoptie: invoering van
verplichte versoepeling van procedures en verplichte afgifte van meervoudige
inreisvisa, met een geldigheidsduur van ten minste één jaar en vervolgens drie
jaar, voor frequente reizigers. Dat zijn reizigers die (gedurende de 12 maanden
die aan de aanvraag voorafgaan) al rechtmatig gebruik hebben gemaakt van ten
minste drie visa die in het Visuminformatiesysteem (VIS) zijn geregistreerd. Tussenoptie: invoering van verplichte
versoepeling van procedures en verplichte afgifte van meervoudige inreisvisa,
met een geldigheidsduur van ten minste drie jaar en vervolgens vijf jaar, voor
regelmatige reizigers. Dat zijn aanvragers die al rechtmatig gebruik hebben
gemaakt van ten minste twee visa die in het Visuminformatiesysteem (VIS) zijn
geregistreerd. Bij de maximale regelgevingsoptie geldt de
verplichte versoepeling van procedures en de verplichte afgifte van meervoudige
inreisvisa voor vijf jaar voor de meeste aanvragers (“in het VIS geregistreerde
aanvragers”). Deze optie vereist dat rechtmatig gebruik is gemaakt van slechts
één in het VIS geregistreerd visum (gedurende de twaalf maanden die aan de
datum van de aanvraag voorafgaan). Uit de effectbeoordeling is gebleken dat al
deze opties tot verdere harmonisatie van het rechtskader leiden en de
totstandkoming van een werkelijk gemeenschappelijk visumbeleid dichterbij brengen.
Deze opties kunnen voor de lidstaten economische gevolgen hebben, aangezien
reizigers met een langer geldig meervoudig inreisvisum waarschijnlijk vaker
naar het Schengengebied zullen reizen dan zij anders zouden doen. Volgens de
effectbeoordeling zullen er met de minimale beleidsoptie zo’n 500 000
extra reizen naar het Schengengebied worden gemaakt, met de tussenoptie zo’n 2
miljoen en met de maximale beleidsoptie zo’n 3 miljoen. De extra reizen naar
het Schengengebied leiden vanzelfsprekend tot extra opbrengsten: ongeveer 300
miljoen euro (naar schatting 7 600 voltijdsbanen) voor de minimale optie,
ruim 1 miljard euro (naar schatting 30 000 voltijdsbanen) voor de
tussenoptie en ongeveer 2 miljard euro (naar schatting 50 000
voltijdsbanen) voor de maximale optie. Ook bleek uit de effectbeoordeling dat
de zeer hoge potentiële economische impact gepaard gaat met een groter
veiligheidsrisico. Geen van deze opties leidt tot aanzienlijke
meerkosten. Een van de redenen voor deze beleidsopties was dat zij voor zowel
de lidstaten/consulaten als voor visumaanvragers besparingen moeten opleveren.
De geleidelijke kostenbesparingen voor de aanvragers ontstaan met name doordat
meer meervoudige visa met een langere geldigheidsduur zouden worden afgegeven.
Bekeken vanuit de positie van de aanvragers is de maximale optie uiteraard het
meest efficiënt en de minimale het minst. Door het afgegeven van meer
meervoudige visa zullen de visumopbrengsten voor de lidstaten naar verwachting
verminderen. De afgifte van meervoudige visa levert echter ook
kostenbesparingen op, doordat er minder visumaanvragen moeten worden
afgehandeld: de economische voordelen wegen bij alle opties ruimschoots op
tegen de geraamde kosten. Hoewel voor de maximale optie een zeer hoge
potentiële economische impact uit de beoordeling naar voren kwam, gaat deze wel
gepaard met een groter veiligheidsrisico. Om dit risico te verminderen, wordt
voorgesteld om meervoudige visa met een geleidelijk langere geldigheidsduur af
te geven aan in het VIS geregistreerde regelmatige reizigers; in eerste
instantie voor drie jaar, en nadat gebleken is dat dit visum rechtmatig wordt
gebruikt, voor vijf jaar. De impact van deze benadering situeert zich tussen
die van de tussenoptie en de maximale optie (zoals die bij de effectbeoordeling
zijn geïdentificeerd), en ligt wat de economische impact betreft,
waarschijnlijk dichterbij de maximale optie. (2) Onvoldoende geografische dekking voor de afhandeling van
visumaanvragen De minimale beleidsoptie die voor dit
probleemgebied is beoordeeld, houdt in dat artikel 41 van de Visumcode
(co-locatie en gemeenschappelijke aanvraagcentra) wordt ingetrokken en dat het
algemene concept “Schengenvisumcentrum” wordt ingevoerd. Dat biedt voor
bepaalde vormen van consulaire samenwerking een meer realistische en flexibele
definitie. Bij de tussenoptie wordt behalve de Schengenvisumcentra ook het
begrip “verplichte vertegenwoordiging” ingevoerd, dat inhoudt dat indien de
voor de verwerking van de visumaanvraag bevoegde lidstaat niet aanwezig en ook
niet vertegenwoordigd is in een bepaald derde land (volgens de genoemde
regeling), een andere in dat land aanwezige lidstaat verplicht wordt om
visumaanvragen namens eerstgenoemd land af te handelen. De maximale optie houdt
tot slot in dat de Commissie, teneinde de dekking voor de inontvangstneming en
verwerking van visumaanvragen te optimaliseren, door middel van
uitvoeringsbesluiten regelt welke vorm het netwerk voor het in ontvangst nemen
van visumaanvragen in derde landen moet aannemen wat betreft de afspraken
inzake vertegenwoordiging, samenwerking met externe dienstverleners en andere
vormen van bundeling van middelen. In de effectbeoordeling wordt opgemerkt dat de
maximale beleidsoptie het grootste positieve effect kan hebben op de
rationalisering van het in ontvangst nemen en verwerken van visumaanvragen.
Deze optie kan voor visumaanvragers ook andere grote voordelen bieden en voor
consulaten tot aanzienlijke efficiencywinst leiden. Deze optie lijkt echter
moeilijk haalbaar. Op basis van de effectbeoordeling wordt de voorkeur gegeven
aan de tussenoptie. In de effectbeoordeling wordt erop gewezen dat “verplichte
vertegenwoordiging” betekent dat in elk derde land waar er ten minste één
consulaat van een lidstaat is, de consulaire dekking voor de afhandeling van
visumaanvragen is gewaarborgd. Dit kan positieve gevolgen hebben voor zo’n 100 000
aanvragers die daardoor de aanvraag kunnen indienen in hun woonstaat en niet
hoeven te reizen naar een land waar de bevoegde lidstaat aanwezig of
vertegenwoordigd is. De economische effecten van alle beleidsopties
werden als vrij bescheiden beoordeeld. Gezien de aard van het probleem waren de
beleidsopties niet gericht op economische winst, maar op betere dienstverlening
aan visumaanvragers en een beter rechtskader voor de lidstaten die hun middelen
rationeler willen inzetten. De financiële gevolgen van de verplichte
vertegenwoordiging werden niet significant geacht, omdat een lidstaat die in
een bepaald derde land een groot aantal visumaanvragen te verwerken krijgt, er
in beginsel al wel voor zal hebben gezorgd in dat land op consulair niveau
aanwezig of vertegenwoordigd te zijn. De visumkosten dekken bovendien in
beginsel de gemiddelde afhandelingskosten. Van de niet-regelgevende beleidsopties werd
een zeer gering positief effect verwacht op de aanpak van de problemen of de
verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen. Deze opties werden dan ook als
niet erg effectief beoordeeld. Het beoordelingsrapport bevat ook suggesties
over een aantal andere (veelal zeer technische) vraagstukken. Bij de
effectbeoordeling zijn die vraagstukken niet in aanmerking genomen, omdat van
de voorgenomen wijzigingen geen substantiële en/of meetbare budgettaire,
sociale of economische implicaties werden verwacht; de meeste van de voorgestelde
wijzigingen waren bedoeld om bepalingen van de Visumcode te verduidelijken, aan
te passen of aan te vullen zonder deze inhoudelijk te veranderen. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Samenvatting De voorgestelde
wijzigingen hebben betrekking op het volgende: De bepalingen over de invoering door
afzonderlijke lidstaten van een luchthaventransitvisumplicht voor onderdanen
van specifieke derde landen, zijn herzien met het oog op transparantie en
evenredigheid (artikel 3). Om een duidelijk onderscheid te maken tussen
verschillende categorieën visumaanvragers en rekening te houden met de
invoering van het VIS, zijn (in artikel 2) definities toegevoegd van “in het
VIS geregistreerde aanvragers” en “in het VIS geregistreerde regelmatige
reizigers”. Dit onderscheid wordt in alle fasen van de procedure in acht
genomen (artikelen 5, 10, 12, 13, 18 en 21). Overzicht van de diverse
versoepelingen van de visumprocedures: || Persoonlijk aanvragen || Opnemen vinger-afdrukken || Bewijsstukken || Af te geven visum Eerste aanvraag – aanvrager niet geregistreerd in VIS || JA || JA || Alle bewijsstukken m.b.t. alle toegangsvoorwaarden. || Visum voor één binnenkomst, in overeenstemming met het doel van de reis Een meervoudig visum kan echter worden afgegeven als het consulaat de aanvrager betrouwbaar acht. Aanvrager geregistreerd in het VIS (maar geen regelmatige reiziger) || NEE || NEE, tenzij de geregistreerde vingerafdrukken ouder zijn dan 59 maanden || Alle bewijsstukken m.b.t. alle toegangsvoorwaarden. || Visum voor één binnenkomst of meervoudig visum. In het VIS geregistreerde regelmatige reiziger || NEE || NEE || Alleen bewijs van het doel van de reis. Betrouwbaarheid wordt verondersteld (gezien “visumhistorie” wat betreft het voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst die betrekking hebben op het migratie- en veiligheidsrisico en voldoende middelen van bestaan). || Eerste aanvraag: meervoudig visum voor drie jaar. Volgende aanvragen: meervoudig visum voor vijf jaar. De bepalingen betreffende de “bevoegde
lidstaat” (artikel 5) zijn vereenvoudigd, zodat aanvragers gemakkelijker kunnen
bepalen waar zij hun aanvraag moeten indienen. Ook wordt het altijd mogelijk om
de aanvraag in het woonland in te dienen. Dit houdt in dat wanneer de bevoegde
lidstaat op een bepaalde plaats niet aanwezig of vertegenwoordigd is, de
aanvrager zich kan wenden tot een van de wel aanwezige consulaten, volgens de
criteria die in het artikel worden vastgesteld. De bepalingen voorzien in versoepelde
procedures voor naaste verwanten van burgers van de Unie, teneinde hun
mobiliteit te vergemakkelijken, met name door familiebezoek te vereenvoudigen
(artikelen 8, 13, 14 en 20). Ten eerste versoepelt het voorstel bepaalde
procedures voor familieleden die een bezoek willen brengen aan burgers van de
Unie die op het grondgebied verblijven van de lidstaat waarvan zij onderdaan
zijn, en voor familieleden van burgers van de Unie, die in een derde land wonen
en samen met de burger van de Unie de lidstaat willen bezoeken waarvan de
burger van de Unie onderdaan is. Deze twee categorieën vallen niet onder
Richtlijn 2004/38/EG. De visumversoepelingsovereenkomsten die de EU met een
aantal derde landen heeft gesloten, hebben laten zien hoe belangrijk het is om
zulke bezoeken gemakkelijker te maken: de gewijzigde
visumversoepelingsovereenkomsten met Oekraïne en Moldavië en de recente
visumversoepelingsovereenkomsten met Armenië en Azerbeidzjan bieden
faciliteiten voor burgers van die landen die een bezoek willen brengen aan
naaste verwanten die de nationaliteit hebben van de lidstaat waar zij wonen;
zij kunnen bijvoorbeeld kosteloos een visum krijgen of een meervoudig visum met
een lange geldigheidsduur. Deze praktijk van de Unie wordt nu in de Visumcode
opgenomen. Ten tweede moeten in situaties die onder
Richtlijn 2004/38/EG vallen, ten minste dezelfde faciliteiten worden geboden.
Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van die richtlijn mogen de lidstaten, als een
burger van de Unie zijn recht op vrij verkeer en verblijf op hun grondgebied
uitoefent, van familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten
een inreisvisum verlangen. Het Hof van Justitie heeft bevestigd[5] dat deze familieleden
niet alleen het recht hebben om tot het grondgebied van de lidstaten te worden
toegelaten, maar ook om daartoe een visum te verkrijgen. Overeenkomstig artikel
5, lid 2, tweede alinea, van de richtlijn dienen de lidstaten deze personen alle
faciliteiten[6]
te verlenen om de nodige visa te verkrijgen, die zo spoedig mogelijk via een
versnelde procedure kosteloos dienen te worden afgegeven. Er zij opgemerkt dat in artikel 5, lid 2, van
Richtlijn 2004/38/EG in wezen hetzelfde wordt bepaald als in artikel 3, lid 2,
van Richtlijn 68/360/EEG[7],
die bij Richtlijn 2004/38/EG is ingetrokken. Toen artikel 3, lid 2, van
Richtlijn 68/360/EEG werd vastgesteld, had de toenmalige Gemeenschap niet de
bevoegdheid om wetgeving inzake visa vast te stellen. Sinds de inwerkingtreding
van het Verdrag van Amsterdam op 1 mei 1999 heeft de Gemeenschap die
bevoegdheid wel. Deze momenteel in artikel 77 VWEU opgenomen bevoegdheid is
toegepast om de Visumcode vast te stellen. Het is wenselijk om de in Richtlijn 2004/38/EG
bedoelde faciliteiten preciezer vast te stellen. Dat dient bij voorkeur te
geschieden in de Visumcode, die nadere voorschriften bevat betreffende de
voorwaarden en procedures voor de afgifte van visa. Met inachtneming van de
vrijheid van de lidstaten om de procedures verder te versoepelen, dienen de
faciliteiten die worden voorgesteld voor bepaalde naaste verwanten van burgers
van de Unie die geen gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrij verkeer en
verblijf in de Unie, ten minste van toepassing te zijn in de situaties die
onder Richtlijn 2004/38/EG vallen. Deze faciliteiten vormen een
gemeenschappelijke implementatie in de Visumcode, voor de lidstaten die erdoor
zijn gebonden, van de in artikel 5, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2004/38/EG
vervatte verplichting. Om ervoor te zorgen dat alle aanvragers gelijk
worden behandeld, zijn de bepalingen over ontheffing van visumleges nu
verplicht en niet langer facultatief (artikel 14). Bepaalde categorieën die
vrijstelling van visumleges kunnen krijgen, zijn uitgebreid (alle minderjarigen
krijgen nu bijvoorbeeld vrijstelling) of toegevoegd (naaste verwanten van
EU-burgers die hun recht op vrij verkeer niet uitoefenen). Algemene versoepeling van procedures: –
het principe dat alle aanvragers hun aanvraag
persoonlijk moeten indienen, is verlaten (vgl. het werkdocument van de diensten
van de Commissie, punt 2.1.1.1 (nummer 7)). In het algemeen dienen aanvragers
slechts persoonlijk op het consulaat of bij de externe dienstverlener te
verschijnen om hun vingerafdrukken af te geven met het oog op de opneming
daarvan in het VIS (artikel 9); –
de periode waarbinnen een aanvraag kan worden
ingediend, is verlengd, zodat reizigers hun reis beter kunnen plannen en tijden
van grote drukte kunnen vermijden; er wordt ook een uiterste termijn voor het
indienen van een aanvraag vastgesteld, om de lidstaten in staat te stellen
aanvragen naar behoren te beoordelen en hun werkzaamheden beter te organiseren
(artikel 8); –
het algemene visumaanvraagformulier (bijlage I) is
vereenvoudigd en er is in voorzien dat het aanvraagformulier elektronisch wordt
ingevuld (artikel 10); –
de lijst van bewijsstukken in bijlage II is niet
meer “niet-limitatief”. Wat de te verstrekken bewijsstukken betreft, wordt
onderscheid gemaakt tussen onbekende aanvragers en in het VIS geregistreerde
regelmatige reizigers (artikel 13). De bepalingen over het opstellen van
lijsten van bewijsstukken in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking,
om deze aan de plaatselijke omstandigheden aan te passen, zijn in artikel 13
versterkt; –
onbekende visumaanvragers (d.w.z. personen die nog
niet eerder een visum hebben aangevraagd) moeten aantonen dat zij aan de
voorwaarden voor de afgifte van een visum voldoen; –
in dit verband wordt gewezen op het recente
arrest-Koushkaki[8],
dat inhoudt dat artikel 23, lid 4, artikel 32, lid 1, en artikel 35, lid 6
(artikel 20, lid 4, artikel 29, lid 1, en artikel 32, lid 5, van de herschikte
Visumcode) “in die zin moeten worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteiten van
een lidstaat, na een onderzoek van een aanvraag voor een eenvormig visum, de
afgifte van een dergelijk visum aan een aanvrager alleen kunnen weigeren in de
gevallen waarin een van de in die bepalingen genoemde gronden voor weigering
van een visum aan die aanvrager kan worden tegengeworpen. Deze autoriteiten
beschikken bij het onderzoek van die aanvraag over een ruime beoordelingsmarge
met betrekking tot de toepassingsvoorwaarden van deze bepalingen en de beoordeling
van de relevante feiten, om te bepalen of een van die weigeringsgronden aan de
aanvrager kan worden tegengeworpen.”; –
het Europees Hof van Justitie oordeelde tevens dat
artikel 32, lid 1, (artikel 29, lid 1, van de herschikte Visumcode), juncto artikel
21, lid 1, daarvan (artikel 18, lid 1), “in die zin moet worden uitgelegd dat
de verplichting van de bevoegde autoriteiten van een lidstaat om een eenvormig
visum af te geven veronderstelt dat er, in het licht van de algemene situatie
in het land waarin de aanvrager woont en zijn persoonlijke omstandigheden, die
zijn aangetoond op basis van de door de aanvrager verstrekte informatie, geen
redelijke twijfel bestaat over het voornemen van de aanvrager om het
grondgebied van de lidstaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het
aangevraagde visum te verlaten.”; –
er moet worden verondersteld dat “in het VIS
geregistreerde regelmatige reizigers” voldoen aan de voorwaarden voor
binnenkomst die betrekking hebben op het risico van illegale migratie en de noodzaak
over voldoende middelen van bestaan te beschikken. Deze veronderstelling moet
echter in afzonderlijke gevallen kunnen worden herzien; –
in het voorstel wordt bepaald dat de bevoegde
autoriteiten van de lidstaat de veronderstelling dat aan de toegangsvoorwaarden
is voldaan, in een afzonderlijk geval kunnen herzien, en wordt vastgesteld op
welke gronden tot herziening kan worden besloten (artikel 18, lid 9); –
de termijnen voor het nemen van een beslissing over
een visumaanvraag (artikel 20) worden bekort, omdat ook de termijnen in het
kader van de procedure voor voorafgaande raadpleging worden bekort (artikel 19).
Er worden korte termijnen ingevoerd voor het onderzoek van aanvragen van
familieleden van burgers van de Unie die hun recht op vrij verkeer uitoefenen
en naaste verwanten van burgers van de Unie die hun recht op vrij verkeer niet
uitoefenen; –
er mag een meervoudig visum worden afgegeven met
een geldigheidsduur die de geldigheidsduur van het reisdocument overschrijdt
(artikel 11, onder a)); –
de bepalingen over een medische reisverzekering
moeten worden geschrapt, aangezien nooit is gebleken dat de verplichting om
daarover te beschikken enige meerwaarde biedt (vgl. werkdocument van de
diensten van de Commissie, punt 2.1.1.2 (nummer 14)); –
het standaardformulier voor kennisgeving en
motivering van de weigering, nietigverklaring of intrekking van een visum is
herzien – er is een specifieke weigeringsgrond voor luchthaventransitvisa
opgenomen en er is bepaald dat de betrokkene naar behoren moet worden ingelicht
over de beroepsprocedures; –
betreffende de afgifte van visa aan de buitengrens
in uitzonderlijke omstandigheden zijn bepalingen ingevoerd die van de algemene
bepalingen afwijken: om korte toeristische reizen te stimuleren, mogen de
lidstaten visa afgeven aan de buitengrenzen in het kader van een tijdelijke
regeling, na kennisgeving en publicatie van de organisatorische procedures van
die regeling (artikel 33); –
er zijn flexibele regels toegevoegd die het de
lidstaten mogelijk maken hun middelen optimaal te benutten, de consulaire
aanwezigheid te verbeteren en de samenwerking tussen de lidstaten uit te
breiden (artikel 38); –
het gebruik van externe dienstverleners door de
lidstaten is niet langer een oplossing die pas in laatste instantie in
aanmerking komt; –
de lidstaten zijn niet meer verplicht aanvragers de
mogelijkheid te bieden rechtstreeks een aanvraag in te dienen bij hun
consulaat, als zij een externe dienstverlener hebben ingeschakeld om
visumaanvragen in ontvangst te nemen (artikel 17, lid 5, wordt geschrapt).
Familieleden van burgers van de Unie die hun recht op vrij verkeer uitoefenen,
naaste verwanten van burgers van de Unie die hun recht op vrij verkeer niet
uitoefenen, en aanvragers die kunnen aantonen dat er sprake is van een
noodgeval, moeten echter een onmiddellijke afspraak krijgen; –
de lidstaten moeten jaarlijks verslag uitbrengen
aan de Commissie over de samenwerking met externe dienstverleners en het
toezicht op die dienstverleners; –
de bepalingen inzake vertegenwoordigingsregelingen
(artikel 39, vgl. werkdocument van de diensten van de Commissie, punten 2.1.1.5
(nr. 20) en 2.1.4 (nr. 41)) worden gestroomlijnd; –
zoals in het evaluatieverslag (punt 3.2) is
uitgelegd, maakt het ontbreken van voldoende gedetailleerde statistieken het
moeilijk om de uitvoering van sommige bepalingen te beoordelen. Bijlage VII
wordt daarom gewijzigd: er wordt bepaald dat alle relevante gegevens moeten
worden verzameld in zodanig uitgesplitste vorm dat een juiste beoordeling
mogelijk wordt. Alle nodige gegevens kunnen (door de lidstaten) uit het VIS
worden verkregen, behalve de gegevens over het aantal kosteloos verstrekte
visa. Dat gegeven is echter gekoppeld aan de staatskas van de lidstaten en zou
dan ook gemakkelijk toegankelijk moeten zijn; –
het rechtskader voor de informatieverstrekking aan
het publiek (artikel 45) wordt versterkt: – de Commissie zet een gemeenschappelijke
website op over Schengenvisa; – de Commissie ontwikkelt een model voor de aan visumaanvragers
te verstrekken informatie. Technische wijzigingen: –
de verwijzing naar “doorreis” als specifiek doel
van een reis wordt geschrapt (met name in artikel 1, lid 1), aangezien visa
voor kort verblijf niet aan een doel gebonden zijn. De verwijzing is slechts
gehandhaafd wanneer het gaat om een specifiek doel van een reis, zoals in
bijlage II, waar een opsomming wordt gegeven van de bewijsstukken die voor een
specifiek doel moeten worden overgelegd; –
er zijn geharmoniseerde regels vastgesteld voor wat
er moet gebeuren als iemand een identiteitsdocument of een geldig visum heeft
verloren (artikel 7); –
er zijn precieze termijnen vastgesteld voor diverse
kennisgevingen van de lidstaten: 15 dagen voor vertegenwoordigingsregelingen,
voorgaande raadpleging en informatieverstrekking achteraf. –
overeenkomstig artikel 290 VWEU wordt aan de
Commissie de bevoegdheid overgedragen om niet-essentiële onderdelen van de
verordening te wijzigen: de lijst van derde landen waarvan de onderdanen in het
bezit moeten zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij zich in de
internationale transitzone van luchthavens op het grondgebied van de lidstaten
bevinden (bijlage III) en de lijst van verblijfstitels die de houder machtigen
tot doorreis via de luchthavens van lidstaten zonder dat een
luchthaventransitvisum vereist is (bijlage IV). –
overeenkomstig artikel 291 VWEU moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden toegekend om uitvoeringshandelingen vast te
stellen met de lijst van bewijsstukken die op elke locatie moet worden
toegepast om rekening te houden met plaatselijke omstandigheden, voorschriften
voor het invullen en aanbrengen van visumstickers en voorschriften voor de
afgifte van visa aan zeevarenden aan de buitengrenzen. De eerdere bijlagen VII,
VIII en IX moeten daarom worden geschrapt. Rechtsgrondslag Artikel 77, lid 2, onder a), van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie. Dit voorstel is een herschikking van
Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli
2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode), die gebaseerd
was op gelijkwaardige bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap (artikel 62, lid 2, onder a), en onder b), punt ii)). Subsidiariteitsbeginsel Artikel 77, lid 2, onder a), VWEU geeft de
Unie de bevoegdheid maatregelen vast te stellen voor “het gemeenschappelijk
beleid inzake visa en andere verblijfstitels van korte duur”. Dit voorstel valt binnen de grenzen die door
deze bepaling worden gesteld. Dit voorstel beoogt de verdere uitwerking en
verbetering van de maatregelen van de Visumcode betreffende de voorwaarden en
procedures voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf op het
grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180
dagen. Deze taak kan niet volledig door de lidstaten afzonderlijk worden
verricht, omdat een bestaand besluit van de Unie (de Visumcode) alleen door de
Unie zelf kan worden gewijzigd. Evenredigheidsbeginsel Artikel 5, lid 4, VEU bepaalt dat de inhoud en de vorm van het optreden
van de Unie niet verder mogen gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de
Verdragen te verwezenlijken. De vorm die voor dit optreden wordt gekozen, moet
het mogelijk maken de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken en het
voorstel zo doeltreffend mogelijk ten uitvoer te leggen. De Visumcode moest in 2009 worden vastgesteld
in de vorm van een verordening om ervoor te zorgen dat de Visumcode in alle
lidstaten die het Schengenacquis toepassen, op dezelfde manier zou worden
toegepast. Het voorgestelde initiatief betreft de wijziging van een bestaande
verordening en moet daarom de vorm van een verordening aannemen. Wat de inhoud
ervan betreft, is dit initiatief beperkt tot verbetering van de bestaande
verordening. Het is gebaseerd op dezelfde beleidsdoelstellingen, waaraan één nieuwe
doelstelling is toegevoegd, namelijk economische groei. Het voorstel is daarom
in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Keuze van
instrumenten Dit voorstel betreft een herschikking van
Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli
2009 tot oprichting van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode). Daarom is
alleen een verordening het geschikte rechtsinstrument. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De voorgestelde wijziging heeft geen gevolgen
voor de EU-begroting. 5. AANVULLENDE ELEMENTEN Gevolgen van
de verschillende aan de Verdragen gehechte protocollen en van de
associatieovereenkomsten met derde landen Aangezien dit voorstel zijn rechtsgrondslag
heeft in titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie, valt het onder het stelsel van “variabele geometrie” dat
vervat is in de protocollen betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk,
Ierland en Denemarken en in het Schengenprotocol. Dit voorstel bouwt voort op
het Schengenacquis. Er moet dan ook worden nagegaan wat de gevolgen ervan zijn
voor de diverse protocollen wat betreft Denemarken, Ierland en het Verenigd
Koninkrijk, IJsland en Noorwegen, en Zwitserland en Liechtenstein. Tevens
moeten de gevolgen voor de verschillende toetredingsakten in overweging worden
genomen. De situatie van elk van deze staten wordt uitvoerig beschreven in de
overwegingen 49−57 van dit voorstel. Het stelsel van “variabele
geometrie” zoals in dit voorstel vervat, valt samen met dat van de oorspronkelijke
Visumcode, met toevoeging van een verwijzing naar de Akte betreffende de
voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië van 2011. Verband met
het gelijktijdig ingediende voorstel voor een verordening tot instelling van
een rondreisvisum[9] Eventuele wijzigingen van dit voorstel in de
loop van de wetgevingsprocedure hebben gevolgen voor het voorstel voor een
verordening tot instelling van een rondreisvisum. Er moet daarom voor worden
gezorgd dat de noodzakelijke synergieën tussen deze twee voorstellen tijdens
het onderhandelingsproces in acht worden genomen. Als bij de onderhandelingen
blijkt dat vaststelling van de wetgeving binnen eenzelfde tijdsbestek haalbaar
is, is de Commissie voornemens de voorstellen samen te brengen in één herschikkingsvoorstel.
Mochten de wetgevers tot overeenstemming komen over onderhavig voorstel voordat
er uitzicht is op aanstaande overeenstemming over het voorstel betreffende het
rondreisvisum, dan dienen de bepalingen in dit voorstel betreffende het in te
voeren rondreisvisum (artikel 3, lid 7, artikel 12, lid 3, en artikel 18, lid 6)
bij de vaststelling geschrapt te worden en later in een wijziging van de
Visumcode te worden opgenomen, wanneer er overeenstemming is over het
rondreisvisum. Kort overzicht
van de voorgestelde wijzigingen Artikel 1 —
Wijziging van de Visumcode Artikel 1 – Onderwerp en
toepassingsgebied –
Horizontale wijziging: in de hele tekst wordt de
verwijzing naar “doorreis” als doel van de reis geschrapt. Artikel 2 – Definities –
Er wordt een punt 6 toegevoegd met de definitie van
“rondreisvisum” zoals in de desbetreffende verordening vastgesteld. –
Er wordt een punt 7 toegevoegd met de definitie van
“naaste verwanten” (van burgers van de Unie). –
Er wordt een punt 8 toegevoegd met de definitie van
“in het VIS geregistreerde aanvrager” om ervoor te zorgen dat alle voordelen
van het Visuminformatiesysteem worden benut. –
Er wordt een punt 9 toegevoegd met de definitie van
“in het VIS geregistreerde regelmatige reiziger” om ervoor te zorgen dat alle
voordelen van het Visuminformatiesysteem worden benut en dat rekening wordt
gehouden met de “visumgeschiedenis” van de aanvrager. –
Er wordt een punt 12 toegevoegd met de definitie
van “geldig reisdocument”, waarbij “geldig” in de zin van “niet verlopen” wordt
onderscheiden van “geldig” in de zin van “niet vals, nagemaakt of vervalst”. –
Er wordt een punt 16 toegevoegd met de definitie
van “zeevarende” om ervoor te zorgen dat de versoepelde procedures voor al het
op een schip werkzame personeel gelden. Artikel 3 – Onderdanen van derde
landen die in het bezit moeten zijn van een luchthaventransitvisum –
Lid 4: de bepalingen over de invoering door
afzonderlijke lidstaten van een luchthaventransitvisumplicht voor onderdanen
van specifieke derde landen, zijn herzien zodat zij onder het passende
institutionele rechtskader vallen. Artikel 5 – Lidstaat die bevoegd is
voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over een aanvraag –
In lid 1, onder b), wordt voor voorgenomen reizen
met meer dan één bestemming slechts één objectief criterium gehandhaafd voor
het bepalen van de lidstaat die bevoegd is voor het onderzoeken van de
visumaanvraag, namelijk de duur van het verblijf. Daarnaast zijn bepalingen
toegevoegd voor situaties waarin de reiziger binnen een korte periode, namelijk
twee maanden, verschillende reizen wil uitvoeren naar verschillende lidstaten. –
Lid 2 is gewijzigd in verband met situaties waarin
de “bevoegde” lidstaat niet aanwezig of vertegenwoordigd is in het derde land
waar de aanvrager wettelijk verblijft. De bepalingen dekken alle mogelijke
situaties en bieden oplossingen die uitgaan van de geest van samenwerking en
vertrouwen waarop de Schengensamenwerking gebaseerd is. Artikel 7 – Bevoegdheid tot afgifte
van visa aan onderdanen van derde landen die zich legaal op het grondgebied van
een lidstaat bevinden –
Lid 1 is gewijzigd naar aanleiding van de wijziging
van artikel 5. –
De leden 2 en 3 zijn toegevoegd om een
geharmoniseerd rechtskader tot stand te brengen voor situaties waarin het
reisdocument van een onderdaan van een derde land is verloren of gestolen
tijdens het verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Artikel 8 – Praktische voorschriften
voor het indienen van een aanvraag –
In lid 1 worden de algemene minimum- en
maximumtermijnen voor het indienen van een aanvraag vastgesteld. –
Er wordt een punt 3 toegevoegd waarbij familieleden
van burgers van de Unie in bepaalde situaties een onmiddellijke afspraak moet
worden gegeven. –
De toepassing van lid 4 is niet langer facultatief
(“kan toestaan”) maar nu verplicht (“staat toe”), zodat dringende gevallen
altijd onmiddellijk worden afgehandeld. –
Lid 5 bevat duidelijker regels over wie namens de
aanvrager een aanvraag mag indienen, en een verwijzing naar verenigingen of
instellingen op beroeps-, cultuur-, sport- en onderwijsgebied, onderscheiden
van commerciële bemiddelaars. –
Lid 6 is overgeheveld van het oude artikel 40, lid 4,
en beperkt tot slechts de bepaling dat aanvragers voor het indienen van een
aanvraag slechts op één plaats persoonlijk hoeven te verschijnen. Artikel 9 – Algemene voorschriften
voor het indienen van een aanvraag –
Lid 1 is vervangen door een nieuwe tekst, waarin
wordt bepaald dat het principe dat alle aanvragers de aanvraag persoonlijk
moeten indienen, is verlaten (vgl. het werkdocument van de diensten van de
Commissie, punt 2.1.1.1 (nummer 7)). –
Lid 2 is gewijzigd naar aanleiding van de wijziging
van lid 1. Artikel 10 – Aanvraagformulier –
In lid 1 wordt nu verwezen naar de mogelijkheid om
het aanvraagformulier elektronisch in te vullen. –
In lid 2 wordt bepaald dat de elektronische versie
van het aanvraagformulier precies overeenkomt met het in bijlage I opgenomen
model. –
Lid 4 is vereenvoudigd en bepaalt nu dat het
aanvraagformulier in ieder geval altijd beschikbaar moet zijn in de officiële
taal van het land waarvoor het visum wordt aangevraagd en het gastland. Artikel 11 – Reisdocument –
In punt a) is een kruisverwijzing opgenomen naar de
nieuwe bepaling in artikel 21, lid 2 (zie aldaar). –
Onder b) wordt nu bepaald dat er in het
reisdocument van de aanvrager altijd een dubbele blanco pagina beschikbaar moet
zijn, zodat de visumsticker en de inreis- en uitreisstempels naast elkaar
kunnen worden aangebracht. Dat vergemakkelijkt de controle aan de grens (vgl.
het werkdocument van de diensten van de Commissie, punt 2.1.1.2 (nummer 11)). Artikel 12 – Biometrische kenmerken –
De leden 2 en 4 zijn gewijzigd naar aanleiding van
de wijziging van artikel 9, lid 1. –
Lid 3 is gewijzigd om rekening te houden met het
voorstel over het rondreisvisum. Artikel 13 – Bewijsstukken –
Lid 2 is ingevoegd betreffende
procedureversoepelingen voor in het VIS geregistreerde regelmatige reizigers,
zodat deze aanvragers slechts het doel van de reis hoeven aan te tonen. –
Lid 3 is ingevoegd ter toekenning of
verduidelijking van de faciliteiten voor naaste verwanten van burgers van de
Unie in bepaalde situaties. –
Lid 4 is gewijzigd en bepaalt nu dat de
geharmoniseerde lijst van bewijsstukken in bijlage II volledig is. –
Lid 6 bepaalt dat aanvragers kopieën of afschriften
van de originele bewijsstukken kunnen indienen. De aanvragers moeten in een
later stadium alsnog de originelen overleggen; van bekende aanvragers mag dat
echter slechts in specifieke gevallen worden verlangd, als er twijfel bestaat
aan de echtheid van de documenten. –
In lid 7, onder a), is het woord “particuliere”
toegevoegd voor “logiesverstrekking”. –
Lid 10 is gewijzigd om rekening te houden met het
voorstel over uitvoeringshandelingen. Artikel 14 – Visumleges –
In lid 3, onder a), wordt de vrijstelling van
visumleges uitgebreid tot alle minderjarigen (eerder alleen minderjarigen tot 6
jaar). De bepalingen inzake verlaging van de visumleges voor 6-12-jarigen en de
facultatieve legesvrijstelling voor diezelfde groep zijn daardoor overbodig. –
In lid 3, onder c), is de omschrijving van de betrokken
categorie personen verduidelijkt. –
Lid 3, onder d), maakt de vrijstelling van
visumleges voor houders van diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten
verplicht. –
Lid 3, onder e), maakt de vrijstelling van
visumleges verplicht voor deelnemers onder de 26 jaar aan seminars,
conferenties en sportieve, culturele of educatieve evenementen die door
non-profitorganisaties worden georganiseerd. De facultatieve vrijstelling voor
deze groep en de verplichte vrijstelling voor vertegenwoordigers van
non-profitorganisaties die aan seminars, conferenties en sportieve, culturele
of educatieve evenementen deelnemen, worden daarmee overbodig. –
Lid 3, onder f) en g), is ingevoegd om in bepaalde
situaties vrijstelling van visumleges te verlenen aan familieleden van burgers
van de Unie, of de bepalingen te verduidelijken. Zie ook het werkdocument van de
diensten van de Commissie, punt 2.1.1.3 (nummer 15). Artikel 15 – Dienstverleningskosten –
In lid 1 is de verwijzing naar “aanvullende”
dienstverleningskosten geschrapt. –
Lid 3 is gewijzigd naar aanleiding van de wijziging
van artikel 14. Artikel 18 – Controle van de toegangsvoorwaarden en risicobeoordeling –
Lid 2 is ingevoegd om rekening te houden met de
invoeging van artikel 2, lid 9, en artikel 13, lid 1, onder e). –
Lid 3 is ingevoegd om te verduidelijken dat de
bevoegde autoriteiten van de lidstaat de veronderstelling dat aan de
toegangsvoorwaarden is voldaan, in een afzonderlijk geval moeten herzien. In
dit lid wordt bepaald op welke gronden tot herziening kan worden besloten. –
Lid 6 is gewijzigd om rekening te houden met het
voorstel voor de invoering van een rondreisvisum. De misleidende tekst “door
een andere lidstaat afgegeven” is geschrapt. –
Lid 10 is gewijzigd, zodat de lidstaten via moderne
communicatiemiddelen een gesprek met de aanvrager kunnen voeren en deze niet
meer per se naar het consulaat moeten laten komen. Artikel 19 – Voorafgaande raadpleging –
Lid 2 is gewijzigd en bepaalt nu dat de lidstaten
binnen vijf dagen in plaats van zeven op een verzoek om voorafgaande raadpleging
moeten reageren. –
Lid 3 bepaalt dat de lidstaten verzoeken om
voorafgaande raadpleging uiterlijk 15 kalenderdagen voor de maatregel ingaat
aan de Commissie moeten melden, zodat de aanvragers tijdig kunnen worden
geïnformeerd en de andere lidstaten technische voorbereidingen kunnen treffen. –
Lid 5 is geschrapt omdat het overbodig is geworden. Artikel 20 – Beslissing over de
aanvraag –
In lid 1 wordt bepaald dat de termijn waarbinnen
een beslissing moet worden genomen, wordt teruggebracht tot maximaal tien
kalenderdagen. Dat vloeit voort uit de wijziging van artikel 19, lid 2, en de
bevindingen van het verslag over de uitvoering van de Visumcode. Vergelijk ook
het werkdocument van de Commissie, punt 2.1.1.6, nummer 22. –
Lid 2 is gewijzigd door verkorting van de maximale
termijn voor het nemen van een beslissing tot 20 dagen. De laatste zin wordt
geschrapt in verband met het schrappen van de bepaling dat een
vertegenwoordigde lidstaat kon eisen te worden geraadpleegd over door de
vertegenwoordigende lidstaten behandelde aanvragen. –
Lid 3 is ingevoegd om in bepaalde situaties
faciliteiten te verlenen aan naaste verwanten van burgers van de Unie, of de
bepalingen te verduidelijken. –
Het oude lid 3 is geschrapt omdat de behandeling
van een aanvraag van een visum voor kort verblijf geen zestig kalenderdagen mag
duren. –
Lid 4, onder d), is geschrapt in verband met het
schrappen van de bepaling over raadpleging van de vertegenwoordigde lidstaat,
die inhield dat bepaalde zaken ter behandeling werden overgedragen aan de
vertegenwoordigde lidstaat en niet door de vertegenwoordigende lidstaat werden
afgehandeld. Artikel 21 – Afgifte van een eenvormig
visum –
Lid 2 vervangt de vierde en vijfde alinea van het
oude artikel 24, lid 1. –
Uit lid 2, eerste alinea, is de vermelding van visa
voor twee binnenkomsten geschrapt vanwege overbodigheid. Voorts is voorzien in
de mogelijkheid om een meervoudig visum af te geven dat langer geldig is dan
het reisdocument waarin het is aangebracht. –
Leden 3 en 4 zijn ingevoegd in verband met de wijziging
van artikel 2, lid 10, en om objectieve criteria te geven voor de toekenning
van bepaalde faciliteiten. –
Lid 5 is gewijzigd ter dekking van andere situaties
waarin visumaanvragers in aanmerking komen voor een meervoudig visum. Artikel
24 – Invullen van de visumsticker –
Lid 2 is ingevoegd in verband met het bepaalde in
artikel 51, lid 2. –
Lid 3 is gewijzigd ter versterking van de
bepalingen over nationale vermeldingen op de visumsticker (vgl. het
werkdocument van de diensten van de Commissie, punt 2.1.1.6 (nummer 27)). –
Lid 5 bepaalt nu dat alleen visa voor één
binnenkomst met de hand mogen worden ingevuld. Artikel 25 – Ongeldig maken van een
ingevulde visumsticker –
Lid 2 is gewijzigd om een correcte rechtsgrondslag
vast te stellen voor een in het visumcodehandboek aanbevolen werkwijze. Artikel
26 – Aanbrengen van een visumsticker –
Lid 2 is ingevoegd in verband met het bepaalde in
artikel 51, lid 2. Artikel 28 – In kennis stellen van de
centrale autoriteiten van andere lidstaten –
Lid 2 is gewijzigd om te waarborgen dat de andere
lidstaten tijdig op de hoogte worden gesteld, vgl. de opmerkingen betreffende
artikel 19. Artikel 29 – Weigering van een visum –
Lid 1, onder a), punt vii), is geschrapt in verband
met het schrappen van de verplichting om over een medische reisverzekering te
beschikken. –
In lid 3 wordt nu ook verwezen naar de verplichting
voor de lidstaten om uitvoerige informatie over de beroepsprocedures te
verstrekken. –
Lid 4 is geschrapt in verband met het schrappen van
de bepaling dat bepaalde zaken ter behandeling worden overgedragen aan de
vertegenwoordigde lidstaat en niet door de vertegenwoordigende lidstaat worden
afgehandeld. Artikel 31 – Nietigverklaring en
intrekking –
Lid 4 is gewijzigd naar aanleiding van de wijziging
van artikel 13. Artikel 32 – Aan de buitengrenzen bij
wijze van uitzondering aangevraagde visa –
De titel is gewijzigd naar aanleiding van de
invoeging van artikel 33. –
Lid 2 is geschrapt in verband met het schrappen van
de verplichting om over een medische reisverzekering te beschikken. Artikel 33 – Krachtens een tijdelijke
regeling aan de buitengrenzen aangevraagde visa –
Deze bepalingen zijn toegevoegd om de lidstaten in
staat te stellen korte toeristische reizen te stimuleren. Zij moeten visa aan
de buitengrenzen kunnen afgeven, niet alleen per geval, afhankelijk van de
individuele situatie van de onderdaan van een derde land, maar ook op basis van
een tijdelijke regeling. Het artikel bevat voorschriften voor de kennisgeving
en publicatie van de organisatorische details van dergelijke regelingen, en
bepaalt dat de geldigheid van het afgegeven visum beperkt dient te zijn tot het
grondgebied van de lidstaat van afgifte. –
Lid 6 bevat de voorschriften voor de verslaglegging
door de betrokken lidstaat. Artikel
34 – Afgifte aan de buitengrenzen van visa aan zeevarenden –
Lid 3 is ingevoegd in verband met het bepaalde in
artikel 51, lid 2. Artikel 38 – Consulaire organisatie en
samenwerking –
De tweede zin van lid 1 is geschrapt omdat hij
overbodig is geworden. –
De formulering van lid 2, onder b), is aangepast in
verband met de intrekking van het oude artikel 41 en de afschaffing van de
bepaling dat uitbesteding slechts “in laatste instantie” is toegestaan. –
Voor lid 4 is artikel 8, lid 6, in de plaats
gekomen. Artikel 39 –
Vertegenwoordigingsregelingen –
Lid 1 stemt overeen met het oude artikel 8, lid 1. –
In lid 2 wordt bepaald op welke wijze aanvragen in
ontvangst worden genomen en dossiers en gegevens aan andere lidstaten worden
gezonden indien een lidstaat een andere lidstaat vertegenwoordigt louter voor
het in ontvangst nemen van aanvragen en het verzamelen van biometrische
kenmerken. –
Lid 3 is gewijzigd om rekening te houden met de
schrapping van de mogelijkheid dat een vertegenwoordigde lidstaat voorschrijft
dat hij wordt betrokken bij de afhandeling van zaken die door een andere
lidstaat worden behandeld. –
Leden 4 en 5 stemmen overeen met het oude artikel 8,
leden 5 en 6. –
Lid 6 schrijft de minimumtermijn voor waarbinnen de
vertegenwoordigde lidstaat de Commissie moet melden dat een vertegenwoordigingsregeling
van kracht wordt of wordt beëindigd. –
Lid 7 bepaalt dat de vertegenwoordigende lidstaat
op hetzelfde tijdstip dat de kennisgeving van lid 6 plaatsvindt, zowel de
andere lidstaten als de delegatie van de EU in het desbetreffende ambtsgebied
in kennis moet stellen van de vertegenwoordigingsregelingen of van de
beëindiging daarvan. –
Lid 8 stemt overeen met het oude artikel 8, lid 9. Artikel 40 — Beroep op honorair
consuls –
In lid 1 wordt het woord “ook” geschrapt. Artikel 41 – Samenwerking met externe
dienstverleners –
Het oude lid 3 is geschrapt omdat een dergelijke
vorm van harmonisatie in realiteit onhaalbaar is, aangezien de lidstaten
doorgaans algemene contracten afsluiten met externe dienstverleners. –
Lid 5, onder e), is gewijzigd naar aanleiding van de
wijziging van artikel 9. –
Lid 12 is in die zin gewijzigd dat de lidstaten
jaarlijks verslag moeten uitbrengen over de samenwerking met en toezicht op
externe dienstverleners, zoals bedoeld in bijlage IX. Artikel 42 – Versleuteling en
beveiligde overdracht van gegevens –
De leden 1, 2 en 4 zijn gewijzigd in verband met de
intrekking van het oude artikel 8. Artikel
43 – Samenwerking van de lidstaten met commerciële bemiddelaars –
Lid 1 is gewijzigd naar aanleiding van de
schrapping van het oude punt 11 van artikel 2 met de definitie van commerciële
bemiddelaar. –
Lid 5, tweede alinea, is gewijzigd om ervoor te
zorgen dat het publiek wordt ingelicht over erkende commerciële bemiddelaars. Artikel 45 – Publieksvoorlichting –
Lid 1, onder c), is gewijzigd in verband met de
intrekking van het oude artikel 41. –
Het oude punt e) van lid 1 is geschrapt in verband
met de intrekking van het oude artikel 20. –
Het ingevoegde lid 3 bepaalt dat de Commissie een
geharmoniseerd model zal opstellen voor de overeenkomstig artikel 45, lid 1, te
verstrekken informatie. –
Het ingevoegde lid 4 bepaalt dat de Commissie een
website over Schengen zal opzetten met alle relevante informatie over het
aanvragen van een visum. Artikel 46 – Plaatselijke
Schengensamenwerking –
In lid 1 zijn de eerste zin en punt a) gewijzigd in
die zin dat er wordt bepaald dat in het kader van de plaatselijke
Schengensamenwerking geharmoniseerde lijsten van bewijsstukken worden
opgesteld. –
Punt b) en de laatste alinea van lid 1 zijn
gewijzigd naar aanleiding van de wijziging van artikel 14. –
Lid 2 is gewijzigd in verband met de invoeging van
artikel 45, lid 3. –
In lid 3, onder a), wordt nu bepaald dat op
plaatselijk niveau kwartaalstatistieken worden opgesteld over visa, en is een
verwijzing naar rondreisvisa toegevoegd. –
Lid 3, onder b), is gewijzigd naar aanleiding van
de herformulering van de eerste zin. –
Lid 7 is gewijzigd en bepaalt nu dat op basis van
de jaarverslagen die op de verschillende Schengenlocaties worden opgesteld, de
Commissie jaarlijks verslag uitbrengt aan het Europees Parlement en de Raad. Artikelen 48 en 49 –
Bevoegdheidsdelegatie –
Deze artikelen zijn ingevoegd in verband met
artikel 290 VWEU over gedelegeerde handelingen. Artikel 50 – Aanwijzingen voor de
praktische toepassing van de visumcode –
Dit artikel is gewijzigd in verband met het
bepaalde in artikel 51, lid 2. Artikel 51 – Comitéprocedure –
Dit artikel is gewijzigd in verband met de
bepalingen inzake de uitoefening van de aan de Commissie verleende
uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011. Artikel 52 – Kennisgeving –
Lid 1, onder g), is gewijzigd in verband met de
wijziging van artikel 38. –
Lid 2 is gewijzigd in verband met de invoeging van
artikel 45, lid 4. Artikel 54 – Monitoring en evaluatie –
Dit artikel bevat standaardbepalingen inzake
monitoring en evaluatie van rechtsinstrumenten. Artikel 55 – Inwerkingtreding –
Dit is de standaardbepaling over inwerkingtreding
en rechtstreekse toepasselijkheid. De verordening wordt met ingang van zes
maanden na de inwerkingtreding toegepast, met uitzondering van artikel 51, lid 2,
dat drie maanden na de inwerkingtreding van toepassing wordt met het oog op de
vaststelling van de in de artikelen 24, 26, 32 en 50 bedoelde
uitvoeringshandelingen. Bijlagen –
Bijlage I wordt vervangen. –
Bijlage V: –
het oude punt 7 betreffende de medische
reisverzekering wordt geschrapt; –
een nieuw punt 10 wordt ingevoegd met het oog op
gevallen waarin de aanvraag van een luchthaventransitvisum wordt geweigerd. ê 810/2009
(aangepast) 2014/0094 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende de visumcode van de Unie
(Visumcode) (herschikking) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap Ö betreffende de
werking van de Europese Unie (VWEU) Õ, en met name artikel
62 Ö 77 Õ, lid 2, onder a) en b), ii), Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[10],
Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: ò nieuw (1) Verordening
(EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad[11] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien
nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot
herschikking van die verordening te worden overgegaan. ê 810/2009
overweging 1 (aangepast) Overeenkomstig artikel 61
van het Verdrag dient de totstandkoming van een gebied waarbinnen personen zich
vrijelijk kunnen bewegen vergezeld te gaan van maatregelen met betrekking tot
controles aan de buitengrenzen, asiel en immigratie. ê 810/2009
overweging 2 (aangepast) Krachtens artikel 62,
punt 2, van het Verdrag worden maatregelen inzake het overschrijden van de
buitengrenzen van de lidstaten houdende voorschriften inzake visa voor
voorgenomen verblijven van ten hoogste drie maanden, met inbegrip van de
procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa door de lidstaten,
vastgesteld. ò nieuw (2) Het
Uniebeleid op het gebied van visa voor verblijven van ten hoogste 90 dagen per
periode van 180 dagen is een wezenlijk onderdeel van de totstandkoming van een
gemeenschappelijke ruime zonder binnengrenzen. Aan de gemeenschappelijke
voorschriften inzake de voorwaarden en procedures voor de afgifte van visa
dienen de beginselen van solidariteit en wederzijds vertrouwen tussen de
lidstaten ten grondslag te liggen. ê 810/2009
overweging 3 (aangepast) (3) Met betrekking tot het visumbeleid is de totstandbrenging van een
“gemeenschappelijk wetgevingsinstrumentarium”, met name door de consolidering
en ontwikkeling van het acquis (de relevante bepalingen van de Overeenkomst ter
uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985[12] en de
Gemeenschappelijke Visuminstructies[13])
één van de wezenlijke onderdelen van een Ö Verordening
(EG) nr. 810/2009 is onder meer gericht op Õ “verdere ontwikkeling
van het gemeenschappelijk visumbeleid door verdere harmonisatie van de nationale wetgeving
en van de uitvoeringspraktijken van de
plaatselijke consulaire vertegenwoordigingen, als
onderdeel van een gelaagd systeem dat erop is gericht legaal reizen te
bevorderen en illegale Ö onregelmatige Õ immigratie te
bestrijden”, als omschreven in het
Haags Programma: versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese
Unie[14]. ê 810/2009
overweging 8 (aangepast) (4) Ö Deze
verordening dient er ook toe te leiden dat, mits Õ Mits aan bepaalde
voorwaarden is voldaan, dienen meervoudige inreisvisa te worden afgegeven teneinde de administratieve lasten van de consulaten
van de lidstaten te verminderen en ervoor te zorgen dat frequente en
regelmatige reizigers vlot kunnen reizen. Voor aanvragers van wie de consulaten
weten dat zij integer en betrouwbaar zijn, dient waar mogelijk in een
vereenvoudigde procedure te worden voorzien. ò nieuw (5) Bij
Verordening (EG) nr. 810/2009 is het rechtskader verduidelijkt en vereenvoudigd
en zijn de visumprocedures sterk gemoderniseerd en gestandaardiseerd.
Specifieke bepalingen die bedoeld waren om de procedures in afzonderlijke
gevallen op basis van subjectieve criteria te vergemakkelijken, worden echter
onvoldoende toegepast. (6) Een
intelligent visumbeleid moet ervoor zorgen dat de veiligheid aan de
buitengrenzen gehandhaafd blijft, maar tegelijkertijd ook dat het
Schengengebied goed blijft functioneren en legaal reizen wordt vergemakkelijkt.
Het gemeenschappelijk visumbeleid moet bijdragen tot meer groei en in
overeenstemming zijn met ander EU-beleid, zoals op het gebied van externe
betrekkingen, handel, onderwijs, cultuur en toerisme. (7) Teneinde
mobiliteit te vereenvoudigen en familiebezoeken te vergemakkelijken voor
onderdanen van derde landen die een bezoek brengen aan naaste verwanten die
burgers van de Unie zijn en op het grondgebied verblijven van de lidstaat
waarvan zij de nationaliteit bezitten, alsook voor naaste verwanten van burgers
van de Unie die in een derde land wonen en samen met die burger van de Unie de
lidstaat wensen te bezoeken waarvan de burger van de Unie de nationaliteit
bezit, dienen bij deze verordening de daartoe benodigde procedures te worden
versoepeld. (8) Minimaal
dezelfde versoepelingen dienen te worden geboden aan familieleden die zich
bevinden in een van de situaties die vallen onder Richtlijn 2004/38/EG[15], overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 2,
van die richtlijn. (9) Teneinde
de procedure voor geregistreerde reizigers te vereenvoudigen en tegelijkertijd
het risico van onregelmatige immigratie en de veiligheidsrisico’s die sommige
reizigers vormen, aan te pakken, dient onderscheid te worden gemaakt tussen
personen die voor het eerst een visum aanvragen en personen aan wie eerder een
visum is afgegeven en die in het Visuminformatiesysteem (VIS) zijn
geregistreerd. Dit onderscheid dient in alle fasen van de procedure gehandhaafd
te blijven. (10) Er
dient te worden verondersteld dat aanvragers die in het VIS zijn geregistreerd
en gedurende de 12 maanden die aan de aanvraag voorafgaan twee visa rechtmatig
hebben gebruikt, voldoen aan de toegangsvoorwaarden, wat betreft het risico van
onregelmatige migratie en het vereiste om over voldoende middelen van bestaan
te beschikken. Deze veronderstelling dient echter te kunnen worden ontkracht
indien de bevoegde autoriteiten aantonen dat in afzonderlijke gevallen aan één
of meer van deze voorwaarden niet wordt voldaan. (11) Of
een afgegeven visum rechtmatig is gebruikt, dient te worden beoordeeld aan de
hand van elementen als de inachtneming van de toegestane duur van het verblijf
en de territoriale geldigheid van het visum, alsook de voorschriften inzake
toegang tot de arbeidsmarkt en uitoefening van een economische activiteit. ê 810/2009
overweging 5 (aangepast) ð nieuw (12) Voor de doorreis via
internationale zones op luchthavens dienen voorschriften te worden opgesteld om
illegale
Ö onregelmatige Õ immigratie te
bestrijden. Ö Daartoe Õ Derhalve dienen onderdanen van op Ö dient Õ een
gemeenschappelijke lijst vermelde Ö van Õ derde landen ð te worden opgesteld, waarvan de
onderdanen ï in het bezit Ö dienen Õ te zijn van een luchthaventransitvisum. In urgente gevallen van massale ð Wanneer een lidstaat wordt
geconfronteerd met een plotselinge en aanzienlijke ï toestroom van illegale Ö onregelmatige Õ immigranten moet de lidstaten Ö die
lidstaat Õ bovendien worden toegestaan om een dergelijk vereiste op te
leggen aan Ö voor Õ onderdanen van niet op de gemeenschappelijke lijst vermelde
derde landen Ö een gegeven
derde land tijdelijk een luchthaventransitvisumplicht kunnen invoeren Õ. De individuele
besluiten van de lidstaten dienen jaarlijks te worden geëvalueerd. ð De daartoe noodzakelijke voorwaarden en
procedures dienen te worden vastgesteld om te waarborgen dat deze maatregel
gedurende beperkte tijd wordt toegepast en in overeenstemming met het
evenredigheidsbeginsel niet verder gaat dan wat noodzakelijk is om het doel
ervan te bereiken. De luchthaventransitvisumplicht mag alleen worden toegepast
om de specifieke situatie te verhelpen naar aanleiding waarvan de maatregel
werd ingevoerd. ï ò nieuw (13) Houders
van door bepaalde landen afgegeven visa en verblijfsvergunningen dienen van de
luchthaventransitvisumplicht te worden vrijgesteld. (14) Het
dient duidelijk te zijn welke lidstaat bevoegd is om een visumaanvraag te onderzoeken,
met name als het voorgenomen bezoek meerdere lidstaten bestrijkt. (15) Visumaanvragers
moeten een aanvraag kunnen indienen in hun woonland, ook als de volgens de
algemene regels bevoegde lidstaat in dat land niet aanwezig of vertegenwoordigd
is. (16) De
behandeling van visumhouders wier reisdocument is verloren of gestolen tijdens
een verblijf op het grondgebied van de lidstaten, dient te worden
geharmoniseerd. ê 810/2009
overweging 9 (17) Met het oog op de registratie
van biometrische kenmerken in het Visuminformatiesysteem (VIS), zoals
vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de
Raad van 9 juli 2008
betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de
lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf
(VIS-verordening)[16], dient de persoonlijke verschijning van de aanvrager — in elk geval
voor de eerste aanvraag — een van de basisvoorwaarden te zijn voor de aanvraag
van een visum. ê 810/2009
overweging 10 (18) Om de visumaanvraagprocedure voor een eventuele volgende visumaanvraag
te vergemakkelijken, moet het mogelijk zijn vingerafdrukken uit de eerste
vermelding in het VIS binnen een termijn van 59 maanden te kopiëren. Na afloop
van deze termijn moeten de vingerafdrukken opnieuw worden genomen. ê 810/2009
overweging 11 (aangepast) (19) Elk document, gegeven of
biometrisch kenmerk dat in de loop van een visumaanvraagprocedure door een
lidstaat wordt ontvangen, Ö dient Õ wordt als consulair
document in de zin van het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake
consulaire betrekkingen Ö te worden Õ beschouwd en wordt op passende wijze Ö als zodanig te
worden Õ behandeld. ê 810/2009
overweging 12 (20) Richtlijn 95/46/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen
in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije
verkeer van die gegevens[17]
is ten aanzien van de lidstaten van toepassing wat de verwerking van
persoonsgegevens op grond van deze verordening betreft. ò nieuw (21) Voor
de verschillende stappen van de procedure dienen uiterste termijnen te worden
vastgesteld, in het bijzonder om het voor reizigers mogelijk te maken hun reis
te plannen en de grootste drukte op de consulaten te vermijden. (22) De
consulaten van de lidstaten dienen voor de afhandeling van visumaanvragen
dezelfde visumleges te heffen. De categorieën personen die voor vrijstelling
van de visumleges in aanmerking komen, dienen uniform te zijn en duidelijk te
zijn gedefinieerd. De lidstaten moeten in afzonderlijke gevallen de visumleges
kunnen kwijtschelden. (23) Van
aanvragers van een visum voor kort verblijf mag niet worden geëist dat zij in
het bezit zijn van een medische reisverzekering, aangezien dat voor de
visumaanvragers een onevenredige belasting vormt en er geen bewijs is dat
houders van een visum voor kort verblijf een groter risico vormen voor de
volksgezondheidsuitgaven van de lidstaten dan onderdanen van derde landen die
visumvrijstelling genieten. (24) Het
dient beroepsverenigingen, culturele verenigingen en sportverenigingen, alsmede
erkende commerciële bemiddelaars, te worden toegestaan om namens
visumaanvragers een aanvraag in te dienen. (25) De
bepalingen betreffende onder meer de “marge” van de geldigheidsduur, het
invullen van de visumsticker en het ongeldig maken van een ingevulde visumsticker
dienen te worden verduidelijkt. (26) Meervoudige
inreisvisa met een lange geldigheidsduur dienen aan de hand van objectief
vastgestelde criteria te worden afgegeven. De geldigheidsduur van een
meervoudig inreisvisum mag de geldigheidsduur van het reisdocument waarin het
is aangebracht overschrijden. (27) Het
aanvraagformulier dient rekening te houden met de invoering van het VIS. De
lidstaten dienen voor zover mogelijk toe te staan dat visumaanvraagformulieren
elektronisch worden ingevuld en ingediend en kopieën of afschriften van
bewijsstukken te aanvaarden. De oorspronkelijke documenten dienen slechts in
specifieke gevallen vereist te zijn. (28) Het
standaardformulier voor kennisgeving van de weigering, nietigverklaring of
intrekking van een visum moet voorzien in een specifieke weigeringsgrond voor
luchthaventransitvisa en waarborgen dat de betrokkene naar behoren wordt
ingelicht over de beroepsprocedures. (29) De
voorschriften voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten met het oog op de afgifte van visa aan
zeevarenden aan de buitengrenzen dienen zo eenvoudig en zo duidelijk mogelijk
te zijn, evenals het daartoe in te vullen formulier. (30) De
afgifte van visa aan de buitengrenzen dient in beginsel slechts bij wijze van
uitzondering te blijven gebeuren. Om de lidstaten in staat te stellen korte
toeristische reizen te stimuleren, dient hun echter te worden toegestaan visa
aan de buitengrenzen af te geven op basis van een tijdelijke regeling, na
kennisgeving en publicatie van de organisatorische procedures van die regeling.
Dergelijke regelingen dienen van tijdelijke aard te zijn en de geldigheid van
het afgegeven visum dient beperkt te zijn tot het grondgebied van de lidstaat
van afgifte. ê 810/2009
overweging 6 (aangepast) ð nieuw (31) In de regelingen voor de
ontvangst van aanvragers dient voldoende rekening te worden gehouden met de
menselijke waardigheid. Ö De behandeling
van Õ Vvisumaanvragen dienten
professioneel en met respect te Ö gebeuren Õ worden behandeld, ð en mag niet verder gaan dan wat nodig is
om ï naar evenredigheid van de nagestreefde doelen Ö te bereiken Õ . ê 810/2009
overweging 7 (aangepast) ð nieuw (32) De lidstaten dienen te
waarborgen dat de dienstverlening aan het publiek van een hoge kwaliteit is en
dat daarbij goede bestuurlijke werkwijzen worden toegepast. Zij dienen
voldoende en goed opgeleide medewerkers alsmede voldoende middelen beschikbaar
te stellen teneinde de visumaanvraagprocedure zoveel mogelijk te
vergemakkelijken. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat het éénloketprincipe op alle aanvragers Ö een
visumaanvrager Õ wordt toegepast Ö voor het
indienen van zijn aanvraag slechts op één plaats hoeft te verschijnen Õ. ðDit dient de mogelijkheid om met de aanvrager
een persoonlijk gesprek te voeren, onverlet te laten. ï ê 810/2009
overweging 13 (aangepast) ð nieuw (33) Teneinde de procedure te vergemakkelijken, dienen Ö Verordening
(EG) nr. 810/2009 voorziet in Õ verscheidene Ö vormen
van Õ samenwerkingsvormen zoals beperkte vertegenwoordiging, co-locatie,
gemeenschappelijke aanvraagcentra, beroep op honorair consuls en samenwerking
met externe dienstverleners in overweging te worden genomen, waarbij in het
bijzonder rekening wordt gehouden met de gegevensbeschermingsvoorschriften van
Richtlijn 95/46/EG Ö tussen de lidstaten, die enerzijds de lidstaten in staat stellen hun
middelen te bundelen en anderzijds de consulaire vertegenwoordiging ten behoeve
van de aanvragers verbeteren Õ . De lidstaten
moeten, overeenkomstig de voorwaarden die in het kader van deze verordening
zijn vastgesteld, bepalen van welke organisatiestructuur zij in elk derde land
gebruik zullen maken. ð Er dienen flexibele voorschriften te
worden vastgesteld die de lidstaten toestaan hun middelen optimaal te delen en
de consulaire vertegenwoordiging te verbeteren. De samenwerking tussen
lidstaten (“Schengenvisumcentra”) kan elke vorm aannemen, afhankelijk van de
plaatselijke omstandigheden, met als doel de geografische consulaire
vertegenwoordiging te verbeteren, de kosten van de lidstaten de verlagen, de
zichtbaarheid van de Europese Unie te vergroten en de dienstverlening aan visumaanvragers
te verbeteren. ï ê 810/2009
overweging 4 (aangepast) ð nieuw (34) Met betrekking tot visa dienen
de lidstaten aanwezig of vertegenwoordigd te zijn in alle derde landen waarvan
de ingezetenen visumplichtig zijn. ð De lidstaten dienen te streven naar
consulaire aanwezigheid of vertegenwoordiging op zo breed mogelijke
basis. ï Lidstaten die in een derde land of een bepaald gedeelte van een derde
land geen eigen consulaat hebben, dienen er Ö daarom Õ naar te streven om
vertegenwoordigingsregelingen te sluiten teneinde te voorkomen dat het de
visumaanvragers onevenredige moeite vergt om toegang tot een consulaat te
krijgen. ò nieuw (35) De
vertegenwoordigingsregelingen moeten worden gestroomlijnd en hindernissen voor
de sluiting van dergelijke regelingen tussen de lidstaten moeten worden
vermeden; de vertegenwoordigende lidstaat dient verantwoordelijk te zijn voor
de uitvoering van het gehele proces van verwerking van de visumaanvragen,
zonder bemoeienis van de vertegenwoordigde lidstaat. ê 810/2009
overweging 14 ð nieuw (36) Er moeten regelingen worden
getroffen voor situaties waarin een lidstaat voor het in ontvangst nemen van
aanvragen besluit met een externe dienstverlener samen te werken. Hiertoe kan
worden besloten indien samenwerking met andere lidstaten in de vorm van
vertegenwoordiging, beperkte vertegenwoordiging, gedeelde co-locatie of een
gemeenschappelijk aanvraagcentrum wegens bijzondere omstandigheden of om
redenen die verband houden met de plaatselijke situatie niet aangewezen blijkt
voor de betrokken lidstaat. Bij de vaststelling van
dergelijke regelingen moeten de algemene beginselen voor de afgifte van visa
worden nageleefd, met inachtneming van de gegevensbeschermingsvoorschriften van
Richtlijn 95/46/EG. Bij het vaststellen en uitvoeren van dergelijke
regelingen moet er tevens rekening mee worden gehouden dat “visumshopping” moet
worden voorkomen. ê 810/2009
overweging 15 Lidstaten die tot samenwerking met een externe dienstverlener
besluiten, moeten voor alle aanvragers de mogelijkheid behouden hun aanvraag
rechtstreeks bij hun diplomatieke missies of consulaire posten in te dienen. ê 810/2009
overweging 16 (aangepast) ð nieuw (37) De samenwerking van de
lidstaten met externe dienstverleners moet worden geregeld in een
rechtsinstrument dat bepalingen bevat betreffende hun Ö de Õ precieze
verantwoordelijkheden Ö van de externe
dienstverlener Õ , de rechtstreekse en
volledige toegang Ö van de
lidstaat Õ tot hun Ö de Õ gebouwen Ö van de externe
dienstverlener Õ , voorlichting aan
de aanvragers, vertrouwelijkheid en de desbetreffende omstandigheden, voorwaarden
en procedures voor de opschorting of beëindiging van de samenwerking. ðDe lidstaten moeten jaarlijks verslag
uitbrengen aan de Commissie over de samenwerking met externe dienstverleners en
het toezicht op die dienstverleners. ï ê 810/2009
overweging 17 Door de lidstaten toe te staan met een externe dienstverlener samen te
werken voor het inontvangstnemen van aanvragen en het instellen van het
éénloketprincipe voor de indiening van aanvragen, schept deze verordening een
afwijking van de algemene regel van de verschijning in persoon van de aanvrager
bij een diplomatieke of consulaire post. Dit laat de mogelijkheid om de
aanvrager op te roepen voor een persoonlijk gesprek onverlet. ê 810/2009
overweging 19 ð nieuw (38) Statistische gegevens zijn een
belangrijk middel voor het bewaken van migratiebewegingen en kunnen als
doelmatig beheersinstrument worden gebruikt. Derhalve dienen deze gegevens
geregeld te worden verzameld volgens een gemeenschappelijk model. ðGedetailleerde gegevens betreffende visa
moeten worden verzameld voor het vaststellen van vergelijkende statistieken,
aan de hand waarvan de tenuitvoerlegging van deze verordening op basis van
feiten kan worden beoordeeld. ï ê 810/2009
overweging 23 (aangepast) ð nieuw (39) Ö Het algemene
publiek moet alle relevante informatie worden verstrekt over het aanvragen van
visa; de zichtbaarheid van het gemeenschappelijk visumbeleid moet worden
verbeterd en er moet een uniform beeld van dat beleid worden geschapen.
Daartoe Õ Er moet er een
gemeenschappelijke Schengenvisuminternetsite worden opgericht teneinde de zichtbaarheid van het gemeenschappelijk
visumbeleid te verbeteren en een uniform beeld ervan te scheppen ð en moet er een gemeenschappelijk model
voor de informatieverstrekking aan het publiek door de lidstaten worden
opgesteld ï . Deze site zal dienen als middel om het publiek alle relevante
informatie te verstrekken met betrekking tot het aanvragen van visa. ê 810/2009
overweging 18 (40) Plaatselijke
Schengensamenwerking is van wezenlijk belang voor de geharmoniseerde toepassing
van het gemeenschappelijk visumbeleid en voor een goede beoordeling van
migratie- en/of veiligheidsrisico’s. Vanwege de verschillen in plaatselijke
omstandigheden dient de operationele toepassing van specifieke wettelijke
bepalingen te worden beoordeeld door de diplomatieke en consulaire posten van
de lidstaten per afzonderlijke locatie teneinde voor een geharmoniseerde
toepassing van de wettelijke bepalingen te zorgen en “visumshoppen” en
ongelijke behandeling van visumaanvragers te voorkomen. ò nieuw (41) Als
er op een bepaalde locatie geen geharmoniseerde lijst van bewijsstukken
bestaat, staat het de lidstaten vrij zelf te bepalen welke bewijsstukken
visumaanvragers precies moeten overleggen om te bewijzen dat zij aan de bij
deze verordening vastgestelde toegangsvoorwaarden voldoen. Als zo’n
geharmoniseerde lijst van bewijsstukken wel bestaat, moet de lidstaten worden
toegestaan om, met het oog op het bieden van faciliteiten aan visumaanvragers,
bepaalde vrijstellingen van die lijst vast te stellen wanneer op hun
grondgebied grote internationale evenementen worden georganiseerd. Het dient
daarbij te gaan om grootschalige evenementen die van bijzonder belang zijn door
hun toeristische en/of culturele impact, zoals internationale of wereldtentoonstellingen
en sportkampioenschappen. ê 810/2009
overweging 27 (aangepast) (42) Wanneer een lidstaat gastland
is voor de Olympische en Paralympische Spelen dient een bijzondere Ö specifieke Õ regeling te gelden
om de afgifte van visa aan de leden van de Olympische familie te
vereenvoudigen. ê 810/2009
overweging 20 De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten
worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni
1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de
Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[18]. ê 810/2009
overweging 21 In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven
wijzigingen in de bijlagen bij de verordening aan te nemen. Daar het
maatregelen van algemene strekking betreft, tot wijziging van niet-essentiële
onderdelen van deze verordening, onder meer door haar aan te vullen met nieuwe
niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel
5 bis van Besluit 1999/468/EEG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing. ê 810/2009
overweging 22 Om de geharmoniseerde toepassing van deze verordening op uitvoerend
niveau te waarborgen, dienen aanwijzingen te worden opgesteld met betrekking
tot de werkwijzen en procedures die door de lidstaten moeten worden toegepast
bij de behandeling van visumaanvragen. ò nieuw (43) Met
het oog op de aanpassing aan veranderende omstandigheden van de
gemeenschappelijke lijst van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit
moeten zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij zich in de
internationale transitzone van luchthavens op het grondgebied van de lidstaten
bevinden en de lijst van verblijfstitels die de houder machtigen tot doorreis
via de luchthavens van lidstaten zonder dat een luchthaventransitvisum vereist
is, dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen om overeenkomstig artikel 290
van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder
belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende
raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. (44) Teneinde
uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te
waarborgen, wat betreft de vaststelling van operationele instructies voor de
werkwijzen en procedures die de lidstaten moeten volgen bij het verwerken van
visumaanvragen, de lijst van bewijsstukken die in elk rechtsgebied van
toepassing is, de gegevens die verplicht op de visumsticker moeten worden
vermeld, de voorschriften voor het aanbrengen van de visumsticker en de
voorschriften voor visumafgifte aan de grens aan zeevarenden, dienen aan de
Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden verleend. Deze bevoegdheden moeten
worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het
Europees Parlement en de Raad[19]. Voor de vaststelling van dergelijke
uitvoeringshandelingen moet de onderzoeksprocedure worden toegepast. ê 810/2009
overweging 26 (aangepast) (45) In bilaterale overeenkomsten
tussen de Gemeenschap Ö Unie Õ en derde landen,
gericht op vereenvoudiging van de behandeling van aanvragen voor visa, kan van de
bepalingen van deze verordening worden afgeweken. ê 810/2009
overweging 30 (46) De voorwaarden voor binnenkomst op toegang tot het grondgebied van de lidstaten of voor visumafgifte doen geen
afbreuk aan de huidige regels inzake de erkenning van de geldigheid van reisdocumenten. ê 810/2009
overweging 28 (aangepast) ð nieuw (47) Aangezien de doelstelling van
deze verordening, namelijk het vaststellen van de procedure en de ð gemeenschappelijke ï voorwaarden Ö en
procedures Õ voor de afgifte van
visa voor de doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten
hoogste drie maanden Ö 90 dagen Õ binnen een periode
van zes maanden Ö 180 dagen Õ, niet voldoende
door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap Ö Unie Õ kan worden
verwezenlijkt, kan de Gemeenschap Ö Unie Õ, overeenkomstig het
in artikel 5 van het Verdrag Ö betreffende de
Europese Unie (VEU) Õ neergelegde
subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde
artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder
dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. ê 810/2009
overweging 29 (aangepast) ð nieuw (48) Deze verordening eerbiedigt de
grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name werden erkend in het Verdrag van de Raad van Europa tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. ð Deze verordening heeft in het bijzonder
ten doel de volledige eerbiediging van het privéleven en van het familie- en
gezinsleven, als bedoeld in artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van
de Europese Unie, de bescherming van persoonsgegevens, als bedoeld in artikel 8
van het Handvest, en de rechten van het kind, als bedoeld in artikel 24 van het
Handvest, te verzekeren. ï ê 810/2009
overweging 31 (aangepast) ð nieuw (49) Overeenkomstig de artikelen 1
en 2 van het Protocol Ö nr. 22 Õ betreffende de
positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie Ö VEU Õ en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap Ö betreffende de
werking van de Europese Unie (VWEU) Õ, neemt Denemarken
niet deel aan de aanneming van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is
voor, noch van toepassing is in Denemarken. Aangezien deze verordening
voortbouwt op het Schengenacquis uit
hoofde van de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot
oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist
Denemarken, overeenkomstig artikel 4 van bovengenoemd protocol, binnen een
termijn van zes maanden na de datum van aanneming van deze verordening ð nadat de Raad over deze verordening een
besluit heeft genomen, ï of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten. ê 810/2009
overweging 32 (50) Wat IJsland en Noorwegen
betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het
Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese
Unie, en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de
uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[20], die vallen onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de
Raad[21] inzake bepaalde
toepassingsbepalingen van die overeenkomst. ê 810/2009
overweging 33 (aangepast) Er dient een regeling te
worden getroffen op grond waarvan vertegenwoordigers van IJsland en Noorwegen
kunnen worden betrokken bij de werkzaamheden van comités die de Commissie
bijstaan in de uitoefening van haar uitvoerende taken in het kader van deze
verordening. Een dergelijke regeling is besproken in de briefwisseling tussen
de Raad van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen over de comités die de
Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan bij de uitoefening van haar
uitvoerende taken[22]
die aan bovengenoemde overeenkomst is gehecht. De Commissie heeft bij de Raad
een ontwerp ingediend van een aanbeveling met het oog op de onderhandelingen
over deze regeling. ê 810/2009
overweging 34 (51) Voor Wat
Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het
Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de
Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop
Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling
van het Schengenacquis[23], die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punt B, van
Besluit 1999/437/EG juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad[24] betreffende de
ondertekening van die overeenkomst. ê 810/2009
overweging 35 ð nieuw (52) Wat Liechtenstein betreft,
houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het
Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese
Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein
betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst
tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat
inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de
toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het
gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3
van de Besluit 2008/261/EG 2011/350/EU[25] van de Raad betreffende de ondertekening ð sluiting ï van dat protocol. ê 154/2012
overweging 11 (53) Wat Cyprus betreft, vormt deze
verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins
daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 12, van de
Toetredingsakte van 2003. ê 154/2012
overweging 12 (54) Wat Bulgarije en Roemenie
betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis
voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 12, van de
Toetredingsakte van 2005. ò nieuw (55) Wat
Kroatië betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis
voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2,
van de Toetredingsakte van 2011. ê 810/2009
overweging 36 (56) Deze verordening vormt een
ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet
deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad[26] van 29 mei 2000
betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en
Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het
Schengenacquis. Het Verenigd Koninkrijk neemt
derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend
voor, noch van toepassing op die lidstaat. ê 810/2009
overweging 37 (aangepast) (57) Deze verordening vormt een
ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet
deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad[27] van 28 februari 2002
betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de
bepalingen van het Schengenacquis. Ierland neemt
derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet
bindend voor, noch van toepassing in Ierland. ê 810/2009
overweging 38 (aangepast) Deze verordening, met
uitzondering van artikel 3, bevat bepalingen die voortbouwen op het
Schengenacquis of daaraan anderszins zijn gerelateerd in de zin van artikel 3,
lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 in de zin van artikel 4, lid 2, van de
Toetredingsakte van 2005, ê 810/2009
(aangepast) HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Doelstelling en
werkingssfeer Ö Onderwerp
en toepassingsgebied Õ ê 610/2013 Art. 6.1
(aangepast) 1. In deze verordening worden de procedures en voorwaarden Ö voorwaarden en
procedures Õ vastgesteld voor de
afgifte van visa voor de doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten
hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen. ê 810/2009
(aangepast) 2. Deze verordening is van toepassing op
onderdanen van derde landen die bij het overschrijden van de buitengrenzen van
de lidstaten in het bezit dienen te zijn van een visum op grond van Verordening
(EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen
waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten
in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan
de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld[28],
zulks onverminderd: a) de rechten van vrij verkeer die
worden genoten door onderdanen van derde landen die gezinsleden familieleden van burgers van de Unie zijn; b) de gelijkwaardige rechten die
worden genoten door onderdanen van derde landen en hun gezinsleden die
krachtens overeenkomsten tussen de Gemeenschap Ö Unie Õ en haar lidstaten
enerzijds en deze derde landen anderzijds rechten van vrij verkeer genieten die
gelijkwaardig zijn aan de rechten van burgers van de Unie en hun gezinsleden familieleden. 3. In deze verordening wordt tevens de lijst
vastgesteld van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit dienen te zijn
van een luchthaventransitvisum, als uitzondering op het beginsel van vrije
doorreis als omschreven in bijlage 9 van het Verdrag van Chicago inzake de
internationale burgerluchtvaart, en worden de procedures en voorwaarden Ö voorwaarden en
procedures Õ vastgesteld voor de
afgifte van visa voor doorreis via de internationale transitzones van
luchthavens van lidstaten. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder: 1. “onderdaan van een derde land”:
een persoon die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17 Ö 20 Õ, lid 1, van het Verdrag Ö VWEU Õ ; 2. “visum”: een door een lidstaat
afgegeven machtiging tot: ê 610/2013 Art. 6.2
(aangepast) a) doorreis over het grondgebied van de
lidstaten of een voorgenomen verblijf op het
grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180
dagen; Ö or Õ ê 810/2009 b) doorreis via de internationale
transitzones van luchthavens van de lidstaten; 3. “eenvormig visum”: een visum dat
geldig is voor het gehele grondgebied van de lidstaten; 4. “visum met territoriaal beperkte
geldigheid”: een visum dat geldig is voor het grondgebied van een of meer
lidstaten, maar niet van alle lidstaten; 5. “luchthaventransitvisum”: een
visum dat geldig is voor doorreis via de internationale transitzones van een of
meer luchthavens van de lidstaten; ò nieuw 6.
“rondreisvisum”: een visum zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 2, van
[Verordening (EU) nr. …/…]; 7.
“naaste verwanten”: de echtgenoot, kinderen, ouders, personen die het
ouderlijk gezag uitoefenen, grootouders en kleinkinderen; 8.
“in het VIS geregistreerde aanvrager”: een aanvrager wiens gegevens in het
Visuminformatiesysteem zijn geregistreerd; 9.
“in het VIS geregistreerde regelmatige reiziger”: een visumaanvrager die in het
Visuminformatiesysteem is geregistreerd en aan wie gedurende de twaalf maanden
die aan de aanvraag voorafgaan, twee visa zijn afgegeven; ê 810/2009 ð nieuw 610.
“visumsticker”: het uniforme visummodel in de zin van Verordening (EG) nr. 1683/95
van de Raad van 29 mei 1995
betreffende de invoering van een uniform visummodel[29]; 711. “erkend
reisdocument”: een reisdocument dat ð krachtens Besluit nr. 1105/2011/EU van
het Europees Parlement en de Raad[30] ï door een of meer lidstaten wordt erkend voor ð het overschrijden van de buitengrenzen
en ï het aanbrengen van visa; ò nieuw 12.
“geldig reisdocument”: een reisdocument dat niet vals, nagemaakt of vervalst is
en waarvan de door de autoriteit van afgifte vastgestelde veiligheidsduur niet
is verstreken; ê 810/2009 ð nieuw 813. “afzonderlijk
blad waarop een visum kan worden aangebracht”: het uniforme model voor een blad
waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan
houders van reisdocumenten die niet worden erkend door de lidstaat die het blad
opstelt dat is bedoeld in Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de
invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden
aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument
dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend[31]; 914.
“consulaat”: een diplomatieke of consulaire post van een lidstaat die
gemachtigd is tot het afgeven van visa, met aan het hoofd een beroepsconsulaire
ambtenaar in de zin van het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake
consulaire betrekkingen; 1015.
“aanvraag”: een aanvraag voor een visum; 11. “commerciële
bemiddelaar”: particulier administratiekantoor, vervoersonderneming of
reisbureau (touroperator of wederverkoper). ò nieuw 16.
“zeevarende”: een persoon die werkzaam is of is gecontracteerd of in enige
hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een schip waarop het Verdrag
betreffende maritieme arbeid van 2006 van toepassing is. ê 810/2009 ð nieuw TITEL II LUCHTHAVENTRANSITVISUM Artikel 3 Onderdanen van derde landen die in het
bezit moeten zijn van een transitvisum voor luchthavens luchthaventransitvisum 1. Onderdanen van de derde landen die op de
lijst in bijlage IV III vermeld staan, moeten in het bezit zijn van een luchthaventransitvisum
wanneer zij door de internationale transitzones van luchthavens op het
grondgebied van de lidstaten reizen. ò nieuw 2. De Commissie
heeft overeenkomstig artikel 48 de bevoegdheid gedelegeerde handelingen vast te
stellen om de in bijlage III opgenomen lijst van derde landen te wijzigen. Indien dit wegens
nieuwe risico’s om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel
49 neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit lid vastgestelde
gedelegeerde handelingen. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw 3. In
urgente gevallen van massale Ö Wanneer een
lidstaat wordt geconfronteerd met een plotselinge en aanzienlijke Õ toestroom van illegale Ö onregelmatige Õ immigranten kunnen individuele lidstaten Ö kan die
lidstaat Õ verlangen dat
onderdanen van andere dan de in lid 1 bedoelde derde landen in het bezit zijn
van een luchthaventransitvisum wanneer zij door de internationale transitzones
van luchthavens op hun Ö zijn Õ grondgebied reizen. De lidstaten
stellen de Commissie in kennis van elk besluit in die zin vóór het van kracht
wordt, alsook van de intrekking van de transitvisumplicht voor luchthavens. ð De looptijd van dergelijke maatregelen
mag niet meer dan 12 maanden bedragen. Het toepassingsgebied en de looptijd van
de luchthaventransitvisumplicht mogen niet verder gaan dan wat strikt
noodzakelijk is om de plotselinge en aanzienlijke toestroom van onregelmatige
immigranten te beheersen. ï ò nieuw 4. Wanneer een
lidstaat het voornemen heeft overeenkomstig lid 3 een
luchthaventransitvisumplicht in te voeren, stelt hij de Commissie daarvan zo
spoedig mogelijk in kennis, waarbij hij de volgende informatie verstrekt: a) de reden
voor de voorgenomen luchthaventransitvisumplicht, in welk verband de
aanwezigheid van een plotselinge en aanzienlijke toestroom van onregelmatige
immigranten word gestaafd; b) het
toepassingsgebied en de looptijd van de in te voeren
luchthaventransitvisumplicht. 5. Naar aanleiding
van de in lid 4 bedoelde kennisgeving van de betrokken lidstaat kan de
Commissie advies uitbrengen. 6. De lidstaat mag
de toepassing van de luchthaventransitvisumplicht éénmaal verlengen, indien het
opheffen van de plicht tot een aanzienlijke toestroom van onregelmatige
migranten zou leiden. Op een dergelijke verlenging is lid 3 van toepassing. 7. De Commissie
licht het Europees Parlement en de Raad jaarlijks in over de tenuitvoerlegging
van dit artikel. ê 810/2009 3. De kennisgevingen worden jaarlijks geëvalueerd door het in artikel
52, lid 1, bedoelde comité met het oog op de plaatsing van het betrokken derde
land op de lijst van bijlage IV. 4. Indien het derde land niet op de lijst vastgelegd in bijlage IV
wordt geplaatst, kan de betrokken lidstaat de transitvisumplicht voor
luchthavens handhaven, indien wordt voldaan aan de in lid 2 gestelde
voorwaarden, of deze afschaffen. ê 810/2009 ð nieuw 58. De
volgende categorieën personen zijn vrijgesteld van de in de leden 1 en 3
omschreven transitvisumplicht
voor luchthavens luchthaventransitvisumplicht: a) houders van een door een
lidstaat afgegeven geldig eenvormig visum, ð geldig rondreisvisum, ï geldig nationaal visum voor lang verblijf of geldige
verblijfsvergunning; ê 154/2012 Art. 1
(aangepast) ð nieuw b) onderdanen van derde landen die
in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel die is afgegeven door een
lidstaat die niet deelneemt aan de vaststelling van deze verordening of door
een lidstaat die de bepalingen van het Schengenacquis nog niet volledig
toepast, of onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldige
verblijfstitel zoals vermeld op de lijst in bijlage V IV, die is
afgegeven door Andorra, Canada, Japan, San Marino of de Verenigde Staten van
Amerika en de onvoorwaardelijke overname van de houder garandeert ð , of die in het bezit zijn van een
geldige verblijfstitel voor de Caribische Koninkrijksdelen van Nederland
(Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba) ï ; c) onderdanen van derde landen die
in het bezit zijn van een geldig visum voor een lidstaat die niet deelneemt aan
de vaststelling van deze verordening, Ö of Õ voor een lidstaat
die de bepalingen van het Schengenacquis nog niet volledig toepast, ð of voor een land dat partij is bij de
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, ï of voor Canada, Japan of de Verenigde Staten van Amerika, ð of voor houders van een geldig visum
voor de Caribische Koninkrijksdelen van Nederland (Aruba, Curaçao, Sint
Maarten, Bonaire, Sint Eustatius and Saba), ï wanneer zij reizen naar het land van afgifte of naar een ander derde
land, of wanneer zij op terugreis zijn van het land van afgifte, na gebruik te
hebben gemaakt van het visum; ê 810/2009 ð nieuw d) gezinsleden familieleden van burgers van de Unie, als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder
a) ð 3 van Richtlijn 2004/38/EG ï ; e) houders van diplomatieke
paspoorten ð , dienstpaspoorten, officiële
paspoorten en bijzondere paspoorten ï ; f) vliegtuigbemanningsleden die
onderdaan zijn van een staat die partij is bij het Verdrag van Chicago inzake
de internationale burgerluchtvaart. ò nieuw 9. De
Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te
stellen met betrekking tot de wijziging van de in bijlage IV opgenomen lijst
van geldige verblijfstitels die de houder machtigen tot doorreis via de
luchthavens van lidstaten zonder dat een luchthaventransitvisum vereist is. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw TITEL III PROCEDURES EN VOORWAARDEN Ö EN PROCEDURES Õ VOOR DE AFGIFTE VAN VISA HOOFDSTUK I Bij de aanvraagprocedures betrokken
autoriteiten Artikel 4 Autoriteiten die bij de visumaanvraagprocedures
kunnen worden betrokken 1. Het is aan de consulaten om de aanvragen te
onderzoeken en er een beslissing over te nemen. 2. In afwijking van lid 1 kunnen de
autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor personencontroles een aanvraag aan
de buitengrenzen van de lidstaat lidstaten onderzoeken en er een beslissing over nemen overeenkomstig de
artikelen 3532 ð , 33 ï en 3634. 3. In de niet-Europese overzeese gebieden van
de lidstaten kunnen de door de betrokken lidstaat aangewezen autoriteiten
aanvragen onderzoeken en er een beslissing over nemen. 4. Een lidstaat kan verlangen dat andere dan
de in de leden 1 en 2 bedoelde autoriteiten bij het behandelen
onderzoeken van en het nemen van een beslissing over aanvragen worden betrokken. 5. Een lidstaat kan verlangen door een andere
lidstaat te worden geraadpleegd of geïnformeerd, overeenkomstig de artikelen 2219 en 3128. Artikel 5 Lidstaat
die bevoegd is voor Voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over een aanvraag aanvragen
bevoegde lidstaat 1. De lidstaat die bevoegd is voor het
onderzoeken van en het nemen van een beslissing over een aanvraag voor een
eenvormig visum is: a) de lidstaat op het grondgebied
waarvan de enige bestemming van het (de) bezoek(en) is gelegen; b) indien het bezoek meer dan één
bestemming omvat ð of binnen een periode van twee maanden
verschillende afzonderlijke bezoeken worden gebracht ï, de lidstaat op het grondgebied waarvan de hoofdbestemming van het
(de) bezoek(en) is gelegen wat
de qua duur of doel van het verblijf ð , gerekend in dagen, ï betreft; of c) indien geen hoofdbestemming kan
worden vastgesteld, de lidstaat waarvan de aanvrager voornemens is de
buitengrens te overschrijden om het grondgebied van de lidstaten binnen te
komen. 42. De lidstaten
werken samen om een situatie te voorkomen waarin een aanvraag niet kan worden
onderzocht en er geen beslissing over kan worden genomen omdat Ö Indien Õ de op grond van lid de leden 1ð , onder a) of b), ï tot en met 3 bevoegde lidstaat niet
aanwezig of vertegenwoordigd is in het derde land waar de aanvrager
overeenkomstig artikel 6 zijn aanvraag indient., ð mag de aanvrager zijn aanvraag
indienen: ï ò nieuw a) bij het consulaat van
een van de lidstaten op het grondgebied waarvan de bestemming van het
voorgenomen bezoek is gelegen; b) bij het consulaat van
de lidstaat van eerste binnenkomst, als a) niet van toepassing is; c) in alle andere
gevallen bij het consulaat van een van die lidstaten die in het betrokken land
aanwezig zijn. ê 810/2009 3. De lidstaat die bevoegd is voor het
onderzoeken van en het nemen van een beslissing over een aanvraag voor een
luchthaventransitvisum is: a) in geval van doorreis via
slechts één luchthaven: de lidstaat op het grondgebied waarvan de
transitluchthaven is gelegen, of b) in geval van doorreis via twee
of meer luchthavens: de lidstaat op het grondgebied waarvan de eerste
transitluchthaven is gelegen. Artikel 6 Consulaire territoriale bevoegdheid 1. Een aanvraag wordt onderzocht en er wordt
over beslist door het consulaat van de bevoegde lidstaat in het ambtsgebied
waarvan de aanvrager legaal wettelijk woonachtig is. 2. Een consulaat van de bevoegde lidstaat
onderzoekt en beslist over een aanvraag van een onderdaan van een derde land
die legaal aanwezig is maar niet woonachtig is in zijn ambtsgebied, indien de
aanvrager de indiening van de aanvraag in dat consulaat voldoende heeft
gemotiveerd. Artikel 7 Bevoegdheid tot afgifte van visa aan
onderdanen van derde landen die zich legaal op het grondgebied van een lidstaat
bevinden 1. Onderdanen van derde landen die zich legaal op het grondgebied van een
lidstaat bevinden en in het bezit moeten zijn van een visum om het grondgebied
van een of meer andere lidstaten binnen te komen, vragen een visum aan bij het
consulaat van de lidstaat die overeenkomstig artikel 5, leden 1 of 2, bevoegd is. ò nieuw 2. Onderdanen van
derde landen van wie het reisdocument tijdens hun verblijf op het grondgebied
van een lidstaat is verloren of gestolen, mogen dat grondgebied verlaten op
basis van een geldig reisdocument dat als grensoverschrijdingsdocument dient en
dat is afgegeven door een consulaat van het land waarvan zij de nationaliteit
bezitten, zonder dat daarop een visum of een andere machtiging is aangebracht. 3. Indien een
onderdaan van een derde land als bedoeld in lid 2 voornemens is zijn reis in
het Schengengebied voort te zetten, geven de autoriteiten in de lidstaat waar
hij aangifte doet van het verlies of de diefstal van zijn reisdocument, op
basis van de in het VIS geregistreerde gegevens, een visum af met een
geldigheidsduur en een toegestane verblijfsduur die gelijk zijn aan die van het
oorspronkelijke visum. ê 810/2009 ð nieuw HOOFDSTUK II Aanvraag Artikel 98 Praktische voorschriften voor het
indienen van een aanvraag 1. Aanvragen ð kunnen ï worden ten hoogste drie maanden ð vanaf zes maanden tot ten laatste
vijftien dagen ï voor het begin van het voorgenomen bezoek ð worden ï ingediend. Houders van een meervoudig visum kunnen hun aanvraag
indienen vóór het verstrijken van het visum, op voorwaarde dat het geldig is
voor een periode van ten minste zes maanden. ê 810/2009
(aangepast) 2. Van
aanvragers kan worden verlangd Ö Consulaten
mogen van aanvragers verlangen Õ dat zij een afspraak
maken voor het indienen van een aanvraag. De wachttijd tot de afspraak bedraagt
in de regel ten hoogste twee weken, te rekenen van de datum waarop om de
afspraak is verzocht. ò nieuw 3. Het consulaat
staat naaste verwanten van burgers van de Unie toe een aanvraag in te dienen
zonder voorafgaande afspraak of met een onmiddellijke afspraak, indien zij: a) voornemens zijn een bezoek te brengen aan naaste
verwanten die burgers van de Unie zijn en verblijven in de lidstaat waarvan zij
de nationaliteit bezitten; b)
voornemens zijn, samen met naaste verwanten die burger van de Unie zijn en in
een derde land verblijven, naar de lidstaat te reizen waarvan de burger van de
Unie de nationaliteit bezit. 4. Het consulaat
staat familieleden van burgers van de Unie, zoals bedoeld in artikel 3 van
Richtlijn 2004/38/EG, toe een aanvraag in te dienen zonder voorafgaande
afspraak of met een onmiddellijke afspraak. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw 5. In gemotiveerde spoedeisende gevallen kan ð staat ï het consulaat aanvragers toestaan hun
aanvraag zonder afspraak in te dienen of vindt de Ö geeft het hun
een onmiddellijke Õ afspraak onmiddellijk plaats. 6. Aanvragen kunnen ð , onverminderd het bepaalde in artikel
12, ï bij het consulaat worden ingediend: a) door de aanvrager; of b) door Ö een Õ erkende commerciële Ö bemiddelaar als
bedoeld in artikel 43; of Õ bemiddelaars, als bedoeld in artikel 45, lid 1,
onverminderd artikel 13, of overeenkomstig artikel 42 of artikel 43. Ö c) door een
vereniging of instelling op beroeps-, cultuur-, sport- of onderwijsgebied. Õ Ö 7. Van een
aanvrager mag niet worden verlangd dat hij op meer dan één locatie persoonlijk
verschijnt om zijn aanvraag in te dienen. Õ ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw Artikel 109 Algemene voorschriften voor het
indienen van een aanvraag 1. Onverminderd
de bepalingen van de artikelen 13, 42, 43 en 45, dient de De aanvrager ð dient ï , bij het indienen van een
aanvraag, in persoon persoonlijk
te verschijnen ð voor het verzamelen van zijn vingerafdrukken,
overeenkomstig artikel 12, leden 2 en 3 ï . ò nieuw 2. In het VIS
geregistreerde aanvragers hoeven voor het indienen van een aanvraag niet
persoonlijk te verschijnen wanneer hun vingerafdrukken minder dan 59 maanden
tevoren in het VIS zijn opgenomen. ê 810/2009
(aangepast) 2. De consulaten kunnen vrijstelling verlenen van de verplichting in
lid 1 indien de aanvrager bij hen bekendstaat om zijn integriteit en
betrouwbaarheid. 3. Bij het indienen van de aanvraag moet de
aanvrager: a) een aanvraagformulier als
bedoeld in artikel 1110
overleggen; b) een reisdocument als bedoeld in
artikel 1211
overleggen; c) een foto overleggen die
beantwoordt aan de normen van Verordening (EG) nr. 1683/95 of, indien het VIS
operationeel is overeenkomstig artikel 48 van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008 Õ , die beantwoordt
aan de in artikel 1312 van deze
verordening vastgestelde normen; d) de afname van zijn
vingerafdrukken toestaan overeenkomstig artikel 1312, voor
zover van toepassing; e) de visumleges betalen
overeenkomstig artikel 1614; f) bewijsstukken overleggen als
bedoeld in artikel 1413 en
bijlage II;. g) indien nodig
aantonen dat hij een toereikende en geldige reisverzekering tot dekking van
ziektekosten heeft afgesloten overeenkomstig artikel 15. Artikel 1110 Aanvraagformulier 1. Iedere aanvrager dient een Ö handmatig of
elektronisch Õ ingevuld en
ondertekend aanvraagformulier als omschreven in bijlage I in. Personen die in
het reisdocument van de aanvrager staan bijgeschreven, vullen afzonderlijke
aanvraagformulieren in. Minderjarigen leggen een aanvraagformulier over dat is
ondertekend door een persoon die tijdelijk of permanent het ouderlijke gezag of
de wettelijke voogdij uitoefent. ò nieuw 2. De inhoud van de
elektronische versie van het aanvraagformulier, indien van toepassing, voldoet
aan het bepaalde in bijlage I. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw 23. Het
aanvraagformulier wordt door de consulaten kosteloos aan de aanvragers ter
beschikking gesteld. Het is in ruime mate beschikbaar en gemakkelijk verkrijgbaar. 34. Het
formulier dient ð ten minste ï in de volgende talen beschikbaar te zijn: a) de officiële taal of talen van
de lidstaat waarvoor een visum wordt aangevraagd; Ö en Õ b) de officiële taal of talen van
het gastland;. c) de officiële
taal of talen van het gastland en de officiële taal of talen van de lidstaat
waarvoor een visum wordt aangevraagd, of d) in het geval van vertegenwoordiging, de officiële taal
of talen van de vertegenwoordigende lidstaat. Naast de onder a) bedoelde taal of talen kan
het formulier ook beschikbaar worden gesteld in een Ö of meer van
de Õ andere officiële taal Ö talen Õ van de instellingen
van de Europese Unie. 45. Indien
het aanvraagformulier niet beschikbaar is in de officiële taal of talen van het
gastland, wordt een vertaling ervan in die taal of talen ter beschikking van de
aanvrager gesteld. 56. Er wordt voor een Ö De Õ vertaling van het
aanvraagformulier in de officiële taal of talen van het gastland gezorgd Ö wordt
opgesteld Õ in het kader van de
plaatselijke Schengensamenwerking overeenkomstig artikel 4846. 67. Het
consulaat informeert de aanvragers in welke taal of talen het aanvraagformulier
kan worden ingevuld. Artikel 1211 Reisdocument De aanvrager legt een geldig reisdocument over
dat aan de volgende criteria voldoet: a) de geldigheid van het reisdocument Ö is,
onverminderd het bepaalde in artikel 21, lid 2, geldig tot ten minste Õ verstrijkt niet eerder dan drie maanden na de voorgenomen datum van vertrek uit het grondgebied
van de lidstaten of, in het geval van herhaalde bezoeken, na de voorgenomen
datum van het laatste vertrek uit het grondgebied van de lidstaten. In
gemotiveerde spoedeisende gevallen mag van deze verplichting worden afgezien; b) het bevat ten minste twee ð één ï blanco ð dubbele ï pagina’s ð ; indien meer aanvragers met hetzelfde
reisdocument reizen, dient dit per aanvrager één blanco dubbele pagina te
bevatten ï ; c) het is afgegeven in de
voorafgaande tien jaar. Artikel 1312 Biometrische kenmerken 1. De lidstaten verzamelen biometrische
kenmerken van de aanvrager, omvattende diens gezichtsopname en tien
vingerafdrukken, overeenkomstig de waarborgen vastgelegd in het Verdrag van de
Raad van Europa tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het
VN-Verdrag inzake de rechten van het kind. 2. Bij de indiening van de eerste aanvraag dient de aanvrager persoonlijk te verschijnen. Op
dat ogenblik worden de volgende biometrische
kenmerken van de aanvrager verzameld: –
een op het ogenblik van de aanvraag gescande of
op het ogenblik van de aanvraag genomen foto, en –
tien vlak afgenomen en digitaal verzamelde vingerafdrukken. 3. Indien de bij een voorgaande aanvraag ð van een visum voor kort verblijf of een
rondreisvisum ï van de aanvrager genomen vingerafdrukken minder dan 59 maanden vóór de
datum van de nieuwe aanvraag voor het eerst in het VIS werden opgenomen, worden
zij naar de volgende aanvraag gekopieerd. Bij gerede twijfel over de identiteit van de
aanvrager, zal neemt het consulaat evenwel binnen de in de eerste alinea vermelde periode
vingerafdrukken nemen. Voorts kan de aanvrager verlangen dat zijn
vingerafdrukken worden genomen wanneer op het tijdstip van indiening van de
aanvraag niet onmiddellijk kan worden bevestigd dat de vingerafdrukken werden
genomen binnen de in de eerste alinea gespecificeerde termijn. 4. Overeenkomstig artikel 9, punt 5, van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008 Õ wordt de bij elke
aanvraag gevoegde foto in het VIS opgenomen. Hiervoor behoeft
de aanvrager niet persoonlijk te verschijnen. De technische voorschriften voor de foto
moeten in overeenstemming zijn met de internationale normen die zijn vastgelegd
in ICAO-DOC 9303, deel 1, zesde editie. 5. De vingerafdrukken worden genomen
overeenkomstig de ICAO- normen en Beschikking 2006/648/EG van de Commissie[32] van 22 september 2006 tot
vaststelling van de technische specificaties betreffende de normen voor
biometrische kenmerken in verband met de ontwikkeling van het
visuminformatiesysteem. 6. De biometrische kenmerken worden verzameld
door gekwalificeerde en naar behoren gemachtigde personeelsleden van de
krachtens artikel 4, leden 1, 2 en 3, bevoegde autoriteiten. Onder toezicht van
de consulaten mogen de biometrische kenmerken ook worden verzameld door
gekwalificeerde en naar behoren gemachtigde personeelsleden van een honorair
consul als bedoeld in artikel 4240 of een externe dienstverlener als bedoeld in artikel 4341. Wanneer
de vingerafdrukken door de externe dienstverlener zijn genomen, zorgen de
betrokken lidstaten ervoor dat bij gerede twijfel vingerafdrukken op het
consulaat kunnen worden geverifieerd. 7. De volgende aanvragers worden vrijgesteld
van de verplichte afgifte van vingerafdrukken: a) kinderen jonger dan twaalf jaar; b) personen bij wie het nemen van
vingerafdrukken fysiek onmogelijk is. Indien het mogelijk is vingerafdrukken te
nemen, ook al zijn het er minder dan tien, dan moet het maximale aantal
vingerafdrukken worden genomen. Gaat het evenwel om een tijdelijke
onmogelijkheid, dan moeten van de aanvrager bij de volgende aanvraag
vingerafdrukken worden genomen. De krachtens artikel 4, leden 1, 2 en 3, bevoegde
autoriteiten mogen om nadere verduidelijking betreffende de redenen voor van de
tijdelijke onmogelijkheid verzoeken. De lidstaten zorgen ervoor dat er passende
procedures zijn ter waarborging van de waardigheid van de aanvrager in het
geval dat er moeilijkheden zijn bij het opnemen van de gegevens; c) staatshoofden en
regeringsleiders en leden van de nationale regering met begeleidende
echtgenoten, alsmede de leden van hun officiële delegatie die door regeringen
van de lidstaten of door internationale organisaties zijn uitgenodigd voor een
officieel doel; d) vorsten en andere hooggeplaatste
leden van een koninklijke familie, die door regeringen van de lidstaten of door
internationale organisaties zijn uitgenodigd voor een officieel doel. 8. In de in lid 7 bedoelde gevallen wordt in
het VIS de vermelding “niet van toepassing” ingevoerd, overeenkomstig artikel 8,
lid 5, van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008 Õ . Artikel 1413 Bewijsstukken 1. Van aanvragers van een eenvormig visum
wordt verlangd dat zij het volgende verstrekken: a) documenten waaruit het doel van
de reis blijkt; b) documenten met betrekking tot logies
of het bewijs van voldoende middelen om in logies te voorzien; c) documenten waaruit blijkt dat de
aanvrager voldoende middelen van bestaan heeft zowel voor de duur van het
voorgenomen verblijf als voor zijn terugreis naar het land van herkomst of verblijf,
of voor doorreis naar een derde land waar hij zeker zal worden toegelaten, of
in de mogelijkheid verkeert deze middelen legaal te verkrijgen, overeenkomstig
artikel 5, lid 1, onder c), en lid 3, van de Schengengrenscode Ö Verordening
(EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad[33] Õ; d) informatie die het mogelijk
maakt het voornemen van de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten vóór
het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum te verlaten, te
beoordelen. ò nieuw 2. Lid 1, onder b), c) en d), is niet van toepassing
op aanvragers die in het VIS geregistreerde regelmatige reizigers zijn en twee
eerder verkregen visa rechtmatig hebben gebruikt. 3. Naaste verwanten
van burgers van de Unie als bedoeld in artikel 8, lid 3, dienen slechts
bewijsstukken over te leggen waaruit de aard van hun familieband met de burger
van de Unie blijkt, alsook dat hun reis tot doel heeft de burger van de Unie te
bezoeken of samen met het hem te reizen. Familieleden van
burgers van de Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2004/38/EG
dienen slechts bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat hun reis tot
doel heeft de burger van de Unie te vergezellen of zich bij hem te voegen, en
bewijsstukken waaruit hun familieband als bedoeld in artikel 2, lid 2, van die
richtlijn blijkt, dan wel de andere omstandigheden bedoeld in artikel 3, lid 2,
van die richtlijn. ê 810/2009
(aangepast) 34. Een Ö De Õ niet-limitatieve lijst van bewijsstukken die het consulaat van de aanvrager kan verlangen Ö mogen worden
verlangd Õ om te verifiëren of
wordt voldaan aan de voorwaarden van de leden Ö lid Õ 1 en 2, is opgenomen in
bijlage II. 65. De
consulaten kunnen vrijstelling verlenen van een of meer van de verplichtingen in lid 1, onder a)
tot en met d), opgenomen verplichtingen tot overlegging van documenten, in het geval van aanvragers die bij hen bekendstaan voor hun
integriteit en betrouwbaarheid, en met name voor het juiste gebruik van eerder
afgegeven visa, indien er geen twijfel over bestaat dat zij voldoen aan de
eisen van artikel 5, lid 1, van de
Schengengrenscode Ö Verordening (EG)
nr. 562/2006 Õ wanneer zij de
buitengrenzen van de lidstaten overschrijden. ò nieuw 6. Het consulaat
begint met de verwerking van de visumaanvraag op basis van kopieën of
afschriften van de bewijsstukken. Aanvragers die nog niet in het VIS zijn
geregistreerd, leggen het origineel over. Het consulaat mag in het VIS
geregistreerde aanvragers of in het VIS geregistreerde regelmatige reizigers
bij hun visumaanvraag uitsluitend om overlegging van de originelen verzoeken,
indien er twijfel bestaat aan de echtheid van een specifiek document. ê 810/2009
(aangepast) 47. De
lidstaten kunnen van de aanvragers verlangen dat zij een bewijs van
garantstelling en/of particuliere logiesverstrekking overleggen door het
invullen van een formulier dat is opgesteld door de lidstaat. Dit formulier
bevat met name de volgende informatie: a) of het bedoeld is als bewijs van
garantstelling en/of Ö particuliere Õ logiesverstrekking; b) of de gastheer/gastvrouw Ö garantsteller/uitnodiger Õ een particulier, een
onderneming of een organisatie is; c) de identiteit en contactgegevens
van de gastheer/gastvrouw Ö garantsteller/uitnodiger Õ ; d) de uitgenodigde aanvrager of aanvragers; e) het verblijfadres; f) de duur en het doel van het
verblijf; g) eventuele verwantschap met de gastheer/gastvrouw Ö garantsteller/uitnodiger Õ; h) de op grond van artikel 37, lid 1,
Verordening (EG) nr. 767/2008 vereiste informatie. Naast de
officiële taal of talen van de lidstaat wordt het formulier in ten minste één
andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie opgesteld. In het
formulier wordt aan degene die het ondertekent de in artikel 37, lid 1, van de
VIS-verordening vereiste informatie verstrekt. Een model van het formulier
wordt aan de Commissie toegestuurd. 28. Van
aanvragers van een luchthaventransitvisum wordt verlangd dat zij het volgende
verstrekken: a) documenten met betrekking tot de
doorreis naar de eindbestemming na de voorgenomen transit op de luchthaven; b) documenten die het mogelijk
maken het voornemen van de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten niet
binnen te komen, te beoordelen. 59. In het
kader van de plaatselijke Schengensamenwerking wordt Ö worden Õ voor elk ambtsgebied
beoordeeld in hoeverre de lijsten van bewijsstukken moeten worden aangevuld en geharmoniseerd Ö opgesteld Õ om rekening te houden met plaatselijke omstandigheden. ò nieuw 10. Onverminderd lid
1 kunnen lidstaten voorzien in ontheffingen van de in de leden 4 en 9 bedoelde
lijst van bewijsstukken voor aanvragers die op het grondgebied van die
lidstaten grote internationale evenementen wensen bij te wonen, die van
bijzonder belang worden geacht door hun toeristische en/of culturele impact. 11. De Commissie
stelt door middel van uitvoeringshandelingen de lijsten van bewijsstukken vast
die in elke locatie moeten worden gebruikt om rekening te houden met plaatselijke
omstandigheden. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig
de in artikel 51, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw Artikel 15 Medische reisverzekering 1. Aanvragers van een eenvormig visum voor één of twee binnenkomsten
dienen aan te tonen dat zij in het bezit zijn van een toereikende en geldige
medische reisverzekering ter dekking van eventuele uitgaven voor repatriëring
om medische redenen, dringende medische zorg en/of spoedbehandeling in een
ziekenhuis of wegens overlijden tijdens hun verblijf op het grondgebied van de
lidstaten. 2. Aanvragers die een eenvormig visum voor meer dan twee binnenkomsten
(“meerdere binnenkomsten”) aanvragen, dienen aan te tonen dat zij in het bezit
zijn van een toereikende en geldige medische reisverzekering voor de duur van
hun eerste voorgenomen bezoek. Daarnaast ondertekenen dergelijke aanvragers de in het
aanvraagformulier opgenomen verklaring waarmee zij bevestigen dat het hun
bekend is dat zij bij een volgend verblijf een medische reisverzekering dienen
te hebben afgesloten. 3. De verzekering dient geldig te zijn op het gehele grondgebied van de
lidstaten en bestrijkt de gehele duur van het voorgenomen verblijf of de
doorreis van de betrokkene. De minimumdekking bedraagt 30 000 EUR. Ten aanzien van een visum met territoriaal beperkte geldigheid voor het
grondgebied van meer dan één lidstaat is de dekking ten minste in de betrokken
lidstaten geldig. 4. Aanvragers dienen in beginsel een verzekering in hun land van
verblijf af te sluiten. Indien dit niet mogelijk is, dan sluiten zij een
verzekering in een ander land af. Indien iemand anders een verzekering op naam van de aanvrager afsluit,
zijn de voorwaarden van lid 3 van toepassing. 5. Om vast te stellen of een verzekering toereikend is, gaan de
consulaten na of aanspraken jegens de verzekeringsmaatschappij in een lidstaat
kunnen worden verhaald. 6. Aan de verzekeringsplicht kan geacht worden te zijn voldaan indien
wordt vastgesteld dat gelet op het beroep van de aanvrager een toereikende
verzekering kan worden verondersteld. De ontheffing voor het leveren van een
bewijs van medische reisverzekering kan betrekking hebben op bijzondere
beroepsgroepen, zoals zeevarenden, die in verband met hun beroepsbezigheden
reeds zijn gedekt door een medische reisverzekering. 7. Houders van diplomatieke paspoorten zijn vrijgesteld van de
verplichting in het bezit te zijn van een medische reisverzekering. Artikel 1614 Visumleges 1. Aanvragers dienen een bedrag van 60 EUR
aan visumleges te voldoen. 2. Voor kinderen tussen zes en twaalf jaar bedragen de visumleges
35 EUR. 32. Dit Het bedrag van de visumleges wordt regelmatig herzien en weerspiegelt de administratieve kosten. 43.
Aanvragers die tot een van de volgende categorieën behoren zijn vrijgesteld vanÖ , betalen
geen Õ visumleges: a) kinderen jonger
dan zes jaar ð minderjarigen die de leeftijd van
achttien jaar nog niet hebben bereikt ï ; b) scholieren, studenten,
postacademische studenten en begeleidende docenten, als het
doel van hun verblijf studie of beroepsopleiding is; c) onderzoekers uit derde landen ð , zoals gedefinieerd in Richtlijn 2005/71/EG
van de Raad[34], ï die reizen voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in de zin van Aanbeveling nr. 2005/761/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 tot
vergemakkelijking van de afgifte door de lidstaten van eenvormige visa voor een
verblijf van korte duur aan onderzoekers die onderdaan zijn van een derde land
en die zich met het oog op wetenschappelijk onderzoek verplaatsen in de
Gemeenschap ð , of deelnemen aan een wetenschappelijk
seminar of een wetenschappelijke conferentie ï ; ò nieuw d) houders van diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten; ê 810/2009
(aangepast) de) vertegenwoordigers van
non-profitorganisaties die vijfentwintig jaar of jonger zijn en deelnemen Ö deelnemers Õ aan door
non-profitorganisaties georganiseerde studiebijeenkomsten, conferenties,
sportieve, culturele of educatieve evenementen die vijfentwintig jaar of jonger zijn.; ò nieuw f) naaste verwanten van burgers van de Unie als bedoeld in artikel 8,
lid 3; g) familieleden van burgers van de Unie als bedoeld
in artikel 3 van Richtlijn 2004/38/EG, overeenkomstig het bepaalde in artikel
5, lid 2, van die richtlijn. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw 5. Van betaling van visumleges kunnen worden vrijgesteld: a) kinderen tussen zes en twaalf jaar oud; b) houders van diplomatieke en dienstpaspoorten; c) deelnemers aan door non-profitorganisaties
georganiseerde studiebijeenkomsten, conferenties, sportieve, culturele of
educatieve evenementen die vijfentwintig jaar of jonger zijn. In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking streven de
lidstaten ernaar de toepassing van deze vrijstellingen te harmoniseren. 64. In
individuele gevallen kan Ö kunnen de
lidstaten Õ het te betalen
bedrag aan visumleges worden
kwijtgescholden of verminderd Ö kwijtschelden
of verlagen Õ wanneer daarmee
culturele of sportieve belangen alsmede belangen op het gebied van buitenlands
beleid, ontwikkelingsbeleid en andere vitale openbare belangen of humanitaire
redenen gediend zijn. 75. De
visumleges worden geheven in euro, in de nationale munt van het derde land waar
de aanvraag wordt ingediend of in de munt die doorgaans in dat land wordt
gebruikt, en worden, behalve in de in de artikelen 1816, lid 2,
en 1917, lid 3,
bedoelde gevallen, niet terugbetaald. Indien de visumleges in een andere munt dan de
euro worden geheven, wordt het bedrag ervan vastgesteld en regelmatig opnieuw
bezien aan de hand van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde
wisselkoersen. Het geheven bedrag mag worden afgerond en de consulaten zorgen
er in het kader van plaatselijke Schengensamenwerking voor dat zij gelijke
leges heffen. 86.
Aanvragers ontvangen voor de betaalde visumleges een kwitantie. Artikel 1715 Dienstverleningskosten 1. Aanvullende dDienstverleningskosten
kunnen door een externe dienstverlener als bedoeld in artikel 4341 worden
geheven. De dienstverleningskosten staan in verhouding tot de kosten van de
externe dienstverlener voor het uitvoeren van een of meer van de in artikel 4341, lid 6,
genoemde taken. 2. Die dienstverleningskosten worden
gespecificeerd in het in artikel 4341, lid 2, bedoelde rechtsinstrument. 3. In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking zorgen de
lidstaten ervoor dat de aan een aanvrager in rekening gebrachte
dienstverleningskosten naar behoren de door de externe dienstverlener verleende
diensten weerspiegelen en aan de plaatselijke omstandigheden zijn aangepast.
Voorts streven zij ernaar de dienstverleningskosten te harmoniseren. 43. De
dienstverleningskosten mogen niet meer bedragen dan de helft van de visumleges
als genoemd in artikel 1614, lid 1,
ongeacht de mogelijke ontheffingen verlagingen of vrijstellingen van de visumleges als bedoeld in artikel 1614, leden 2, 4, 5 en 6 ð 3 en 4 ï . 5. De betrokken lidstaten behouden voor alle aanvragers de mogelijkheid
rechtstreeks een aanvraag in te dienen bij hun consulaat. HOOFDSTUK III Onderzoeken van en nemen van
beslissingen over aanvragen Artikel 1816 Vaststelling van de bevoegdheid van
het consulaat 1. Wanneer een aanvraag wordt ingediend, gaat
het consulaat na of het bevoegd is voor het behandelen
onderzoeken van en het nemen van een beslissing over de aanvraag, overeenkomstig
de artikelen 5 en 6. 2. Indien het consulaat niet bevoegd is, geeft
het onverwijld het aanvraagformulier en de door de aanvrager verstrekte
documenten terug, betaalt de visumleges terug en deelt mee welk consulaat wel
bevoegd is. Artikel 1917 Ontvankelijkheid 1. Het bevoegde consulaat gaat na of: a) de aanvraag is ingediend binnen de in artikel 98, lid 1,
genoemde termijn; b) de aanvraag de elementen, genoemd in artikel 109, lid 3,
onder a), b) en c), bevat; c) de biometrische gegevens van de aanvrager zijn verzameld, en d) de visumleges zijn geïnd. 2. Indien het bevoegde consulaat vaststelt dat
aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, is de aanvraag ontvankelijk en a) volgt het consulaat de procedures van artikel 8 van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008 Õ, en b) onderzoekt het consulaat de aanvraag nader. De gegevens mogen uitsluitend in het VIS
worden ingevoerd door naar behoren bevoegde gemachtigde
consulaire medewerkers overeenkomstig artikel 6, lid 1, artikel 7, en artikel 9,
leden 5 en 6, van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008 Õ . 3. Indien het bevoegde consulaat vaststelt dat
niet aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, is de aanvraag niet ontvankelijk,
met als gevolg dat het consulaat onverwijld: a) het aanvraagformulier en alle door de aanvrager verstrekte
documenten teruggeeft; b) de verzamelde biometrische gegevens vernietigt; c) de visumleges terugbetaalt, en d) de aanvraag niet onderzoekt. 4. In afwijking hiervan kan een aanvraag die
niet aan de eisen van lid 1 voldoet, op humanitaire gronden of vanwege het
nationale belang ontvankelijk worden geacht. Artikel 20 Stempel waaruit blijkt dat een aanvraag ontvankelijk
is 1. Indien een aanvraag ontvankelijk is, stempelt het bevoegde consulaat
het reisdocument van de aanvrager af. Het stempel komt overeen met het model
als omschreven in bijlage III en wordt in overeenstemming met de bepalingen van
die bijlage aangebracht. 2. Diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten/officiële paspoorten en
bijzondere paspoorten worden niet afgestempeld. 3. De bepalingen van dit artikel zijn ten aanzien van de consulaten van
de lidstaten van toepassing tot de datum waarop het VIS conform artikel 48 van
de VIS-verordening overal volledig operationeel is. Artikel 2118 Controle van de voorwaarden voor binnenkomst toegangsvoorwaarden en risicobeoordeling 1. Bij het onderzoeken van aanvragen voor een
eenvormig visum wordt nagegaan of de aanvrager aan de inreisvoorwaarden toegangsvoorwaarden als omschreven in artikel 5, lid 1, onder a), c), d), en e), van de Schengengrenscode Ö Verordening
(EG) nr. 562/2006 Õ voldoet en wordt
bijzondere aandacht geschonken aan de toetsing van de vraag of de aanvrager een
risico van illegale Ö onregelmatige Õ immigratie of een
risico voor de veiligheid van de lidstaten vertegenwoordigt, en met name,
of de aanvrager het voornemen heeft het grondgebied van de lidstaten te
verlaten vóór de geldigheidsduur van het aangevraagde visum verstrijkt. ò nieuw 2. Wanneer een
aanvraag voor een eenvormig visum wordt onderzocht die is ingediend door een in
het VIS geregistreerde regelmatige reiziger die rechtmatig gebruik heeft
gemaakt van twee eerder verkregen visa, wordt verondersteld dat de aanvrager
voldoet aan de toegangsvoorwaarden die betrekking hebben op het risico van
onregelmatige migratie, het risico voor de veiligheid van de lidstaten en de
beschikking over voldoende middelen van bestaan. 3. De in lid 2
bedoelde veronderstelling is niet van kracht als het consulaat over de
vervulling van de bedoelde toegangsvoorwaarden redelijke twijfel heeft op basis
van gegevens in het VIS, zoals besluiten tot intrekking van eerder afgegeven
visa, of in het paspoort, zoals inreis- en uitreisstempels. In dergelijke
gevallen kan het consulaat om een onderhoud en/of aanvullende documenten
verzoeken. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw 24. Voor elke
visumaanvraag wordt het VIS geraadpleegd overeenkomstig de artikelen 8, leden lid 2, en artikel 15, van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008 Õ . De lidstaten
zorgen ervoor dat volledig gebruik wordt gemaakt van alle zoekcriteria zoals
bedoeld in artikel 15 van de
VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008, Õ om valse afkeuringen
en identificaties te voorkomen. 35. Ö Onverminderd
lid 2 gaat Õ Wanneer
het consulaat , wanneer het controleert of de aanvrager voldoet aan de inreisvoorwaarden toegangsvoorwaarden, gaat het na: a) of het overgelegde reisdocument
niet vals, nagemaakt of vervalst is; b) of de aanvrager het doel van en
de voorwaarden voor het voorgenomen verblijf heeft aangetoond, alsook of de
aanvrager over de middelen van bestaan beschikt om in zijn levensonderhoud te
voorzien, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn
terugreis naar het land van herkomst of voor doorreis naar een derde land waar
hij met zekerheid zal worden toegelaten, of in de mogelijkheid verkeert deze
middelen legaal te verkrijgen; c) of de aanvrager gesignaleerd
staat in het Schengeninformatiesysteem (SIS) met het oog op weigering van
toegang; d) of de aanvrager al dan niet
wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse
veiligheid, de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, lid 19, van de Schengengrenscode Ö Verordening
(EG) nr. 562/2006 Õ , of de
internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name of hij om
dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staat in de
nationale databanken van de lidstaten;. e) of de
aanvrager, indien van toepassing, in het bezit is van een toereikende en
geldige medische reisverzekering. 46. Het
consulaat controleert, voor zover van toepassing, de lengte van de vorige en de
voorgenomen verblijven, om na te gaan of de aanvrager de maximaal toegestane
verblijfsduur op het grondgebied van de lidstaten niet heeft overschreden,
ongeacht mogelijke toegestane verblijven op grond van ð een rondreisvisum, ï een nationaal visum voor verblijf van lange duur of een door een andere
lidstaat afgegeven verblijfsvergunning. 57. Bij de
beoordeling van de middelen van bestaan voor het voorgenomen verblijf wordt
rekening gehouden met de duur en het doel van het verblijf, alsmede met de
gemiddelde prijzen voor onderdak in de betrokken lidstaat of lidstaten, bepaald
op basis van een goedkoop verblijf, vermenigvuldigd met het aantal
verblijfsdagen, op basis van de door elk van de lidstaten overeenkomstig
artikel 34, lid 1, onder c), van de
Schengengrenscode Ö Verordening
(EG) nr. 562/2006 Õ vastgestelde
richtbedragen. Een bewijs van garantstelling en/of particuliere
logiesvertrekking kan eveneens de toereikendheid van de middelen van bestaan
aantonen. 68. Bij het
onderzoeken van een aanvraag voor een luchthaventransitvisum gaat het consulaat
met name na: a) of het overgelegde reisdocument
niet vals, nagemaakt of vervalst is; b) welke de plaatsen van vertrek en
bestemming van de betrokken onderdaan van een derde land zijn, en of deze
stroken met de voorgenomen reisroute en luchthaventransit; c) of het bewijs is geleverd van de
doorreis naar de eindbestemming. 79. Het
onderzoek van een aanvraag wordt met name gebaseerd op de echtheid en
betrouwbaarheid van de overgelegde documenten, alsmede op de geloofwaardigheid
en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager. 810. Bij het
onderzoeken van een aanvraag kunnen de consulaten de aanvrager in gerechtvaardigde gevallen voor een interview oproepen en kunnen zij om ð een onderhoud en/of ï aanvullende documenten verzoeken. 911. Een
eerdere visumweigering leidt niet automatisch tot weigering van een nieuwe
aanvraag. Een nieuwe aanvraag wordt beoordeeld op basis van alle beschikbare
informatie. Artikel 2219 Voorafgaande raadpleging van de
centrale autoriteiten van andere lidstaten 1. Een lidstaat kan van de centrale
autoriteiten van andere lidstaten verlangen dat deze zijn centrale autoriteiten
raadplegen bij het onderzoeken van aanvragen van onderdanen van bepaalde derde
landen of specifieke categorieën onderdanen van die landen. Deze raadpleging
geldt niet voor aanvragen voor luchthaventransitvisa. 2. De geraadpleegde centrale autoriteiten
geven uitsluitsel binnen zeven ð vijf ï kalenderdagen na raadpleging. Indien binnen deze termijn geen antwoord
wordt ontvangen, betekent dit dat de geraadpleegde centrale autoriteiten geen
bezwaar hebben tegen de afgifte van het visum. 3. ð Ten laatste vijftien
kalenderdagen ï Vvóór zij de
verplichting tot voorafgaande raadpleging invoeren of afschaffen, stellen de
lidstaten de Commissie van hun voornemen in kennis. Deze informatie wordt ook
verstrekt in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking in het
desbetreffende ambtsgebied. 4. De Commissie stelt de lidstaten op de
hoogte van deze kennisgevingen. 5. Vanaf de datum van de vervanging van het Raadplegingsnetwerk van
Schengen, als bedoeld in artikel 46 van de VIS-verordening, geschiedt de
voorafgaande raadpleging overeenkomstig artikel 16, lid 2, van genoemde
verordening. Artikel 2320 Beslissing over de aanvraag 1. Op aanvragen die overeenkomstig artikel 1917
ontvankelijk zijn, wordt beslist binnen vijftien ð tien ï kalenderdagen na de datum van indiening. 2. Deze termijn kan in individuele gevallen
worden verlengd tot ten hoogste twintig kalenderdagen, met name wanneer nader
onderzoek van de aanvraag noodzakelijk is, of in geval van vertegenwoordiging, wanneer
de autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat worden geraadpleegd. 3. Deze termijn kan in uitzonderlijke gevallen, wanneer aanvullende
documenten vereist zijn, worden verlengd tot ten hoogste zestig kalenderdagen. ò nieuw 3. Op aanvragen van
naaste verwanten van burgers van de Unie als bedoeld in artikel 8, lid 3, en
aanvragen van familieleden van burgers van de Unie als bedoeld in artikel 3,
lid 1, van Richtlijn 2004/38/EG wordt beslist binnen vijf kalenderdagen na de datum
van indiening. Deze termijn kan in individuele gevallen worden verlengd tot ten
hoogste tien kalenderdagen, met name wanneer nader onderzoek van de aanvraag
noodzakelijk is. ò nieuw 4. De termijnen in
lid 3 zijn de maximumtermijnen die gelden voor familieleden van burgers van de
Unie als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2004/38/EG, overeenkomstig het
bepaalde in artikel 5, lid 2, van die richtlijn. ê 810/2009 5. Tenzij de aanvraag ingetrokken is, wordt
beslist: a) een eenvormig visum af te geven
overeenkomstig artikel 2421; b) een visum met territoriaal
beperkte geldigheid af te geven overeenkomstig artikel 2522; ò nieuw c) een
luchthaventransitvisum af te geven overeenkomstig artikel 23; of ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw d) een visum te
weigeren overeenkomstig artikel 3229, of. d) de
behandeling van de aanvraag af te breken en over te dragen aan de bevoegde
autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat overeenkomstig artikel 8, lid 2. Het feit dat het nemen van vingerafdrukken
fysiek onmogelijk is, overeenkomstig artikel 1312, lid 7,
onder b), mag geen invloed hebben op de afgifte of de weigering van een visum. HOOFDSTUK IV Visumafgifte Artikel 2421 Afgifte van een eenvormig visum 1. De geldigheidsduur van een visum en de
lengte van het toegestane verblijf worden gebaseerd op het onderzoek als
bedoeld in artikel 2118. 2. Een visum kan worden afgegeven voor één, twee of meer binnenkomsten. De
geldigheidsduur ð van een meervoudig visum ï is niet langer dan vijf jaar. ð De geldigheidsduur van een meervoudig
visum kan de geldigheidsduur van het paspoort waarin het is aangebracht,
overschrijden. ï Voor een doorreis komt de duur van het toegestane verblijf overeen met
de tijd die voor de doorreis is vereist. Onverminderd artikel 1211, onder
a), omvat de geldigheidsduur van het ð een ï visum ð voor één binnenkomst ï een extra “marge” van vijftien dagen. De lidstaten kunnen beslissen deze extra
marge niet toe te kennen om redenen van openbare orde of vanwege de
internationale betrekkingen van één van de lidstaten. ò nieuw 3. Aan in het VIS
geregistreerde regelmatige reizigers die rechtmatig gebruik hebben gemaakt van
twee eerder verkregen visa, wordt een meervoudig visum met een geldigheidsduur
van ten minste drie jaar afgegeven. 4. Aan aanvragers
als bedoeld in lid 3 die rechtmatig gebruik hebben gemaakt van het meervoudige
visum met een geldigheidsduur van drie jaar, wordt een meervoudig visum met een
geldigheidsduur van vijf jaar afgegeven, mits de aanvraag niet later dan één
jaar na de verstrijkingsdatum van het meervoudige visum met een geldigheidsduur
van drie jaar wordt ingediend. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw 25. Onverminderd artikel 12, onder a), wordt een Ö Een Õ meervoudig visum met
een geldigheidsduur tussen zes maanden en ð van ten hoogste ï vijf jaar ð kan worden ï toegekend afgegeven indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: a) de Ö aan een Õ aanvrager Ö die Õ toont de noodzaak aan Ö aantoont Õ of motiveert zijn voornemen Ö motiveert Õ om veelvuldig en/of regelmatig te reizen, in het bijzonder
vanwege zijn beroeps- of gezinssituatie, bijvoorbeeld in het geval van zakenlieden,
ambtenaren die betrokken zijn bij regelmatige officiële contacten met lidstaten
en EU-instellingen, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die
reizen om deel te nemen aan scholing, studiebijeenkomsten en conferenties,
gezinsleden van burgers van de Unie, gezinsleden van onderdanen van derde
landen die legaal in lidstaten verblijven, alsmede zeevarenden, en b) ð mits ï de aanvrager toont zijn integriteit en betrouwbaarheid aan Ö aantoont Õ , waaronder met name
het juiste gebruik van eerder afgegeven eenvormige visa of visa met
territoriaal beperkte geldigheid, zijn economische situatie in het land van
herkomst en zijn werkelijke voornemen om het grondgebied van de lidstaten te
verlaten vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het aangevraagde
visum. 36. De
gegevens als omschreven in artikel 10, lid 1, van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008 Õ worden in het VIS
ingevoerd wanneer is beslist het visum af te geven. ê 810/2009
(aangepast) Artikel 2522 Afgifte van een visum met territoriaal
beperkte geldigheid 1. Een visum met territoriaal beperkte
geldigheid wordt bij wijze van uitzondering in de volgende gevallen afgegeven: a) wanneer de betrokken lidstaat
het op humanitaire gronden, vanwege het nationale belang of gelet op
internationale verplichtingen noodzakelijk acht i) af te wijken van het beginsel dat
dient te worden voldaan aan de inreisvoorwaarden toegangsvoorwaarden als omschreven in artikel 5, lid 1, onder a), c), d) en e), van de Schengengrenscode Ö Verordening
(EG) nr. 562/2006 Õ , of ii) een visum af te geven hoewel de
overeenkomstig artikel 22 19 geraadpleegde lidstaat bezwaar heeft tegen de afgifte van een
eenvormig visum, of iii) een visum af te geven om
spoedeisende redenen hoewel de voorafgaande raadpleging overeenkomstig artikel 22 19 niet
heeft plaatsgevonden, of ê 610/2013 Art. 6.3 b) wanneer het consulaat, om
redenen die het gerechtvaardigd acht, voor een verblijf gedurende dezelfde
periode van 180 dagen een nieuw visum afgeeft aan een aanvrager die gedurende
die periode van 180 dagen reeds een eenvormig visum of een visum met
territoriaal beperkte geldigheid voor een verblijf van 90 dagen heeft gebruikt. ê 810/2009
(aangepast) 2. Een visum met territoriaal beperkte
geldigheid is geldig voor het grondgebied van de lidstaat van afgifte. Bij
wijze van uitzondering kan het geldig zijn voor het grondgebied van meer dan
één lidstaat, mits elke betrokken lidstaat daarmee instemt. 3. Indien de aanvrager in het bezit is van een
reisdocument dat door een of meer, doch niet alle, lidstaten niet wordt erkend,
wordt een visum afgegeven dat geldig is voor het grondgebied van de lidstaten
die het reisdocument erkennen. Indien de lidstaat die het visum afgeeft, het
reisdocument van de aanvrager niet erkent, is het afgegeven visum uitsluitend
voor die lidstaat geldig. 4. Indien een visum met territoriaal beperkte
geldigheid in de in lid 1, onder a), omschreven gevallen is afgegeven,
verstrekken de centrale autoriteiten van de lidstaat van afgifte de centrale
autoriteiten van de andere lidstaten volgens de procedure van artikel 16, lid 3,
van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008 Õ onverwijld de
relevante informatie. 5. De gegevens als omschreven in artikel 10,
lid 1, van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008 Õ worden in het VIS
ingevoerd wanneer is beslist het visum af te geven. Artikel 2623 Afgifte van een luchthaventransitvisum 1. Een luchthaventransitvisum is geldig voor
de doorreis door de internationale transitzones van luchthavens op het
grondgebied van de lidstaten. 2. Onverminderd artikel 1211, onder
a), omvat de geldigheidsduur van het visum een extra “marge” van vijftien dagen. De lidstaten kunnen beslissen deze extra
marge niet toe te kennen om redenen van openbare orde of vanwege de
internationale betrekkingen van één van de lidstaten. 3. Onverminderd artikel 1211, onder
a), kan een meervoudig luchthaventransitvisum met een geldigheidsduur van ten
hoogste zes maanden worden afgegeven. 4. De volgende criteria zijn met name relevant
voor beslissingen om meervoudige luchthaventransitvisa af te geven: a) de noodzaak voor de aanvrager om
veelvuldig en/of regelmatig te reizen, en b) de integriteit en
betrouwbaarheid van de aanvrager, waaronder met name het juiste gebruik van
eerder afgegeven eenvormige visa, visa met territoriaal beperkte geldigheid of
luchthaventransitvisa, zijn economische situatie in het land van herkomst en
zijn werkelijke voornemen om zijn reis voort te zetten. 5. Indien de aanvrager in het bezit moet zijn
van een luchthaventransitvisum overeenkomstig artikel 3, lid 2, is het
luchthaventransitvisum alleen geldig voor de doorreis door de internationale
transitzones van luchthavens op het grondgebied van de betrokken lidstaat of
lidstaten. 6. De gegevens als omschreven in artikel 10,
lid 1, van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008 Õ worden in het VIS
ingevoerd wanneer is beslist het visum af te geven. ê 810/2009
(aangepast) Artikel 2724 Invullen van de visumsticker 1. Bij het invullen van de visumsticker worden de verplichte vermeldingen als omschreven
in bijlage VII ingevuld en wordt tevens het
machineleesbare gedeelte ingevuld dat wordt omschreven in ICAO-document 9303,
deel 2. ò nieuw 2. De voorschriften
voor het invullen van de visumsticker worden door de Commissie door middel van
uitvoeringshandelingen vastgesteld. Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 51, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw 23. Lidstaten kunnen nationale vermeldingen aanbrengen in het voor
opmerkingen bestemde gedeelte van de visumsticker; dit mogen niet dezelfde aantekeningen vermeldingen zijn als de verplichte gegevens van bijlage VII ð die overeenkomstig de in lid 2 bedoelde
procedure zijn voorgeschreven, noch mag een specifiek doel van de reis worden
aangegeven ï . 34. Alle vermeldingen dienen op de visumsticker te worden geprint. In en op een
geprinte visumsticker mogen geen wijzigingen met de hand worden aangebracht. 45. Ö Een Õ Vvisumstickers ð voor een visum voor één
binnenkomst ï mogen mag in geval van technische overmacht met de hand worden ingevuld. In Op een met
de hand ingevulde visumsticker mogen geen wijzigingen worden aangebracht. 56. Indien de visumsticker met de hand is ingevuld overeenkomstig lid 4
van dit artikel, wordt dit vermeld in het VIS overeenkomstig artikel 10, lid 1,
onder k), van de VIS-verordening Ö Verordening (EG)
nr. 767/2008 Õ . ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw Artikel 2825 Ongeldig maken van een ingevulde
visumsticker 1. Indien een vergissing wordt geconstateerd
vóór aanbrenging van de visumsticker in het reisdocument, wordt de visumsticker
ongeldig gemaakt. 2. Indien een vergissing wordt geconstateerd
nadat de visumsticker in het reisdocument is aangebracht, wordt de visumsticker
ongeldig gemaakt door het aanbrengen van een kruis in onuitwisbare inkt over de
visumsticker ð en wordt het optisch variabele kenmerk
(OVD) vernietigd ï , waarna een nieuwe visumsticker wordt aangebracht op een andere
bladzijde. 3. Indien een vergissing wordt geconstateerd
nadat de desbetreffende gegevens in het VIS zijn ingevoerd overeenkomstig
artikel 10, lid 1, van de
VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008 Õ , wordt de
vergissing hersteld in overeenstemming met artikel 24, lid 1, van die
verordening. ê 810/2009
(aangepast) Artikel 2926 Aanbrengen van een visumsticker 1. De geprinte visumsticker met de gegevens
als bedoeld in artikel 27 24 en bijlage VII wordt in het reisdocument aangebracht overeenkomstig de voorschriften van bijlage VIII. ò nieuw 2. De voorschriften
voor het aanbrengen van de visumsticker worden door de Commissie door middel
van uitvoeringshandelingen vastgesteld. Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 51, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure. ê 810/2009
(aangepast) 3. Indien de lidstaat van afgifte het
reisdocument van de aanvrager niet erkent, wordt gebruikgemaakt van het
afzonderlijke blad voor het aanbrengen van een visum. 4. Indien een visumsticker is aangebracht op
het afzonderlijke blad voor het aanbrengen van een visum, wordt dit vermeld in
het VIS overeenkomstig artikel 10, lid 1, punt j), van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008 Õ . 5. Individuele visumstickers die worden
afgegeven aan personen die in het reisdocument van de aanvrager zijn
bijgeschreven, worden in dat reisdocument aangebracht. 6. Indien het reisdocument waarin deze personen
zijn bijgeschreven niet wordt erkend door de lidstaat van afgifte, worden de
individuele visumstickers aangebracht op de afzonderlijke bladen voor het
aanbrengen van een visum. Artikel 3027 Aan een afgegeven visum verbonden
rechten Aan het bezit van een eenvormig visum of een
visum met territoriaal beperkte geldigheid kan als zodanig geen automatisch
recht op binnenkomst worden ontleend. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw Artikel 3128 Informatie aan Ö In
kennis stellen van Õ de
centrale autoriteiten van andere lidstaten 1. Behoudens voor luchthaventransitvisa, kan
een lidstaat verlangen dat zijn centrale autoriteiten in kennis worden gesteld
van visa die door consulaten van andere lidstaten worden afgegeven aan
onderdanen van bepaalde derde landen of specifieke categorieën onderdanen van
die landen. 2. ð Ten laatste vijftien kalenderdagen ï Vvóór zij de
verplichting tot het verstrekken van deze informatie invoeren of afschaffen,
stellen de lidstaten de Commissie van hun voornemen in kennis. Deze informatie
wordt ook verstrekt in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking in
het desbetreffende ambtsgebied. 3. De Commissie stelt de lidstaten op de
hoogte van deze kennisgevingen. 4. Vanaf de in artikel 46 van de VIS-verordening bedoelde datum wordt
de informatie verstrekt overeenkomstig artikel 16, lid 3, van die verordening. Artikel 3229 Weigering van een visum 1. Onverminderd artikel 2522, lid 1,
wordt een visum geweigerd: a) indien de aanvrager: i) een vals, nagemaakt of vervalst
reisdocument heeft overgelegd; ii) het doel en de omstandigheden van
het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond; iii) niet heeft aangetoond over
voldoende middelen van bestaan te beschikken, zowel voor de duur van het
voorgenomen verblijf als voor zijn terugreis naar het land van herkomst of
verblijf, of voor doorreis naar een derde land waar hij met zekerheid zal
worden toegelaten, of in de mogelijkheid te verkeren deze middelen legaal te
verkrijgen; ê 610/2013 Art. 6.4 iv) in de lopende periode van 180 dagen
reeds 90 dagen op het grondgebied van de lidstaten heeft verbleven op grond van
een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid; ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw v) ter fine van met het oog op weigering van toegang in het SIS gesignaleerd staat; vi) wordt beschouwd als een bedreiging
van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid als
omschreven in artikel 2, lid 19, van de Schengengrenscode Ö Verordening
(EG) nr. 562/2006 Õ , of de
internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name of hij om
dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staat in de
nationale databanken van de lidstaten; of vii) in voorkomend geval, niet heeft
aangetoond te beschikken over een toereikende en geldige medische
reisverzekering, of b) indien er redelijke twijfel
bestaat over de echtheid van de door de aanvrager overgelegde bewijsstukken of
over de geloofwaardigheid van de inhoud ervan, de betrouwbaarheid van de
verklaringen van de aanvrager of zijn voornemen om het grondgebied van de
lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het
aangevraagde visum. 2. De afwijzende beslissing en de redenen voor
de afwijzing van de aanvraag worden kenbaar gemaakt door middel van het
standaardformulier van bijlage VI V. 3. Aanvragers aan wie een visum is geweigerd,
kunnen in beroep gaan. Het beroep wordt ingesteld tegen de lidstaat die de
definitieve beslissing over de aanvraag heeft genomen. De nationale wetgeving
van die lidstaat is op het beroep van toepassing. De lidstaten verstrekken de
aanvragers ð uitvoerige ï informatie over de procedure in geval van een beroep, zoals
gespecificeerd in bijlage VI V. 4. In de in artikel 8, lid 2, bedoelde gevallen stelt het consulaat van
de vertegenwoordigende lidstaat de aanvrager in kennis van de beslissing van de
vertegenwoordigde lidstaat. 54.
Informatie over geweigerde
visa een geweigerd visum wordt in het VIS
ingevoerd overeenkomstig artikel 12 van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) 767/2008 Õ . HOOFDSTUK V Wijziging van een afgegeven visum Artikel 3330 Verlenging 1. De geldigheidsduur van en/of de duur van
het verblijf met een afgegeven visum wordt verlengd indien de bevoegde
autoriteit van een lidstaat oordeelt dat de visumhouder heeft aangetoond dat
hij wegens overmacht of om humanitaire redenen niet in staat is om het
grondgebied van de lidstaat vóór het verstrijken van de geldigheidsduur of het
einde van de toegestane verblijfsduur te verlaten. Deze verlenging is gratis. 2. De geldigheidsduur van en/of de duur van
het verblijf met een afgegeven visum kan worden verlengd indien de visumhouder
aantoont dat de verlenging van de geldigheidsduur of de verblijfsduur om
zwaarwegende persoonlijke redenen gerechtvaardigd is. Voor deze verlenging
bedragen de leges 30 EUR. 3. Behoudens andersluidende beslissingen van
de autoriteit die het visum verlengt, behoudt het verlengde visum de
territoriale geldigheid van het oorspronkelijke visum. 4. De autoriteit die bevoegd is tot verlenging
van het visum is de autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de
onderdaan van een derde land zich bevindt op het moment waarop verlenging wordt
aangevraagd. 5. De lidstaten stellen de Commissie in kennis
van de autoriteiten die bevoegd zijn tot het verlengen van visa. 6. Visumverlenging gebeurt in de vorm van een
visumsticker. 7. Informatie over een verlengd visum wordt in
het VIS ingevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) 767/2008 Õ . Artikel 3431 Nietigverklaring en intrekking 1. Een visum wordt nietig verklaard indien
blijkt dat op het moment van afgifte niet aan de afgiftevoorwaarden voldaan
was, met name indien er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat het visum
op onrechtmatige wijze is verkregen. Een visum wordt in beginsel nietig
verklaard door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het heeft
afgegeven. Een visum kan door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat nietig
worden verklaard; in dat geval worden de autoriteiten van de lidstaat die het
visum heeft afgegeven van de nietigverklaring in kennis gesteld. 2. Een visum wordt ingetrokken indien blijkt
dat niet langer aan de afgiftevoorwaarden voldaan wordt. Een visum wordt in
beginsel ingetrokken door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het
heeft afgegeven. Een visum kan door de bevoegde autoriteiten van een andere
lidstaat worden ingetrokken; in dat geval worden de autoriteiten van de
lidstaat die het visum heeft afgegeven van de intrekking in kennis gesteld. 3. Een visum kan worden ingetrokken op verzoek
van de visumhouder. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het visum
heeft afgegeven, worden van de intrekking in kennis gesteld. 4. Het feit dat de houder van een visum aan de
grens niet alle in artikel 1413, lid 34, bedoelde
bewijsstukken kan overleggen, leidt niet automatisch tot een besluit tot
nietigverklaring of intrekking van het visum. 5. Indien een visum wordt
nietig wordt verklaard of wordt ingetrokken, wordt daarop het stempel “NIETIG VERKLAARD” of
“INGETROKKEN” aangebracht en worden het optische
variabele kenmerk van de visumsticker, het veiligheidskenmerk “latent-beeldeffect”
en het woord “visum” ongeldig gemaakt door middel van een doorhaling. 6. De beslissing tot nietigverklaring of
intrekking van een visum en de gronden waarop deze is gebaseerd, wordt aan de
aanvrager kenbaar gemaakt door middel van het standaardformulier van bijlage VI V. 7. Een Vvisumhouders van wie
het visum is nietig is verklaard of is ingetrokken, hebben heeft een recht van beroep tenzij het visum overeenkomstig lid 3 op zijn
verzoek is ingetrokken is. Het beroep wordt ingesteld tegen de lidstaat die de beslissing over
de nietigverklaring of intrekking heeft genomen. De nationale wetgeving van die
lidstaat is op het beroep van toepassing. De lidstaten verstrekken de
aanvragers informatie over de procedure in geval van een beroep, zoals
gespecificeerd in bijlage VI V. 8. Informatie over een nietig verklaard of
ingetrokken visum wordt in het VIS ingevoerd overeenkomstig artikel 13 van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) 767/2008 Õ . HOOFDSTUK VI Aan de buitengrenzen afgegeven visa Artikel 3532 Aan de buitengrenzen Ö bij wijze
van uitzondering Õ aangevraagde visa 1. In uitzonderlijke gevallen kan een visum
aan een grensdoorlaatpost worden afgegeven, indien aan
de volgende voorwaarden wordt voldaan: a) de aanvrager voldoet aan de
voorwaarden als omschreven in artikel 5, lid 1, onder a), c), d), en e),
van de Schengengrenscode Ö Verordening
(EG) nr. 562/2006 Õ ; b) de aanvrager is niet in de
gelegenheid geweest om op voorhand een visum aan te vragen, en verstrekt, op
verzoek, bewijsstukken ter staving van de onvoorziene en dringende redenen voor
zijn binnenkomst, en c) de terugkeer van de aanvrager
naar zijn land van herkomst of verblijf, of zijn doorreis door andere landen
dan lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen, wordt zeker geacht. 2. Indien een visum aan
een buitengrens wordt aangevraagd, kan de eis dat de aanvrager in het bezit is
van een medische reisverzekering komen te vervallen indien deze reisverzekering
niet verkrijgbaar is aan de grensdoorlaatpost, of vanwege humanitaire redenen. 32. Een aan
de buitengrens afgegeven visum is een eenvormig visum dat de houder het recht
geeft op een verblijf van ten hoogste vijftien dagen, naargelang het doel en de
omstandigheden van het voorgenomen verblijf. Voor een doorreis komt de duur van
het toegestane verblijf overeen met de tijd die voor de doorreis is vereist. 43. Indien
niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1, onder a), c), d),
en e), van de Schengengrenscode Ö Verordening
(EG) nr. 562/2006 Õ , kunnen de voor
afgifte aan de grens bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 2522, lid 1,
onder a), van deze verordening, een visum met territoriaal beperkte
geldigheid afgeven voor het grondgebied van de lidstaat van afgifte. 54. Aan een
onderdaan van een derde land die behoort tot een categorie personen voor wie
voorafgaande raadpleging dient plaats te vinden overeenkomstig artikel 22 19, wordt
aan de buitengrens in beginsel geen visum afgegeven. In bijzondere gevallen kan aan de buitengrens
aan dergelijke personen overeenkomstig artikel 2522, lid 1,
onder a), echter een visum met territoriaal beperkte geldigheid voor het
grondgebied van de lidstaat van afgifte worden afgegeven. 65. Behalve
op de in artikel 3229, lid 1,
genoemde gronden voor visumweigering wordt een visum aan de grensdoorlaatpost
geweigerd indien niet aan de voorwaarden van lid 1, onder b), van dit artikel
is voldaan. 76. De
bepalingen met betrekking tot motivering en kennisgeving van afwijzingen en het
recht van beroep als omschreven in artikel 3229, lid 3,
en bijlage VI V, zijn van toepassing. ò nieuw Artikel 33 Krachtens een tijdelijke regeling aan de
buitengrenzen aangevraagde visa 1.
Om korte toeristische reizen te stimuleren, kan een lidstaat beslissen om
krachtens een tijdelijke regeling visa af te geven aan de buitengrenzen aan
personen die aan de voorwaarden van artikel 32, lid 1, onder a) en c), voldoen.
2.
De duur van een dergelijke regeling mag niet meer bedragen dan vijf maanden per
kalenderjaar, en de begunstigde categorieën personen worden duidelijk
gedefinieerd. 3.
In afwijking van artikel 22, lid 1, is een krachtens een dergelijke regeling
afgegeven visum slechts geldig voor het grondgebied van de lidstaat van afgifte
en geeft het de houder recht op een verblijf van ten hoogste vijftien
kalenderdagen, naargelang het doel en de omstandigheden van het voorgenomen
verblijf. 4.
Bij weigering van het visum aan de buitengrenzen kan de lidstaat aan de
betrokken vervoerder niet de verplichtingen opleggen die in artikel 26 van de
Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord zijn vervat. 5.
Een lidstaat stelt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis
van een voorgenomen regeling uiterlijk drie maanden voor deze van kracht wordt.
In de kennisgeving worden de categorieën begunstigden, de geografische reikwijdte
en de organisatorische procedures van de regeling beschreven, alsmede de
voorgenomen maatregelen om na te gaan of aan de voorwaarden voor de afgifte van
het visum is voldaan. De
Commissie maakt deze gegevens bekend in het Publicatieblad van de Europese
Unie. 6.
Drie maanden na de beëindiging van de regeling brengt de betrokken lidstaat aan
de Commissie uitvoerig verslag uit over de uitvoering ervan. Het verslag bevat
informatie over het aantal afgegeven visa en het aantal geweigerde visa (met
vermelding van het staatsburgerschap van de betrokken personen), de duur van
het verblijf en het percentage teruggekeerde visumhouders (met vermelding van
het staatsburgerschap van de niet-teruggekeerde visumhouders). ê 810/2009
(aangepast) Artikel 3634 Afgifte aan de buitengrenzen van visa
aan transiterende zeevarenden 1. Aan een zeevarende die over een visum dient
te beschikken voor overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten, kan
aan de grens een visum met het oog
op doorreis worden afgegeven indien hij: a) voldoet aan de voorwaarden van
artikel 3532, lid 1,
en b) de desbetreffende grens
overschrijdt teneinde zich in te schepen in op, zich opnieuw in te schepen in op of van boord te gaan van een schip
waarop hij als zeevarende zal werken dan wel gewerkt heeft. 2. Alvorens aan de grens een visum af te geven
aan een transiterende zeevarende Ö zorgen Õ voldoen de bevoegde
nationale autoriteiten aan de
voorschriften van bijlage IX, deel 1, en zorgen zij
ervoor dat de noodzakelijke informatie over de betrokken zeevarende is
uitgewisseld door middel van een
naar behoren ingevuld formulier voor transiterende zeevarenden als omschreven
in bijlage IX, deel 2. ò nieuw 3. De Commissie
stelt door middel van uitvoeringshandelingen werkinstructies vast voor de
visumafgifte aan de grens aan zeevarenden. Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 51, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure. ê 810/2009 34. Dit artikel is
van toepassing onverminderd het bepaalde in artikel 3532, leden 32, 43 en 54. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw TITEL IV ADMINISTRATIEF BEHEER EN ORGANISATIE Artikel 3735 Organisatie van de visumafdelingen 1. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de
organisatie van de visumafdelingen van hun consulaten. Om verminderde waakzaamheid te voorkomen en
medewerkers te beschermen tegen druk op plaatselijk niveau, worden in
voorkomend geval roulatieschema’s opgesteld voor de medewerkers die
rechtstreeks contact hebben met aanvragers. Bijzondere aandacht dient te worden
geschonken aan een duidelijke organisatie van werkzaamheden en een goede
toewijzing/scheiding van verantwoordelijkheden met betrekking tot de
uiteindelijke beslissing over aanvragen. Toegang tot het VIS, en het SIS
en tot andere vertrouwelijke informatie kunnen uitsluitend worden geraadpleegd
door wordt uitsluitend verleend aan een beperkt
aantal naar behoren bevoegde gemachtigde medewerkers. Om ongeoorloofde toegang tot dergelijke databanken te
voorkomen, dienen worden passende maatregelen te worden getroffen. 2. Met betrekking tot de opslag en de
behandeling van visumstickers worden passende veiligheidsmaatregelen getroffen
om fraude of verlies te voorkomen. Elk consulaat houdt een inventaris bij van
zijn voorraad visumstickers en registreert hoe elke visumsticker is gebruikt. 3. De consulaten van de lidstaten archiveren
de aanvragen. Elk individueel dossier bestaat uit het aanvraagformulier,
afschriften van relevante bewijsstukken, aantekeningen van verrichte controles
en het referentienummer van het afgegeven visum, zodat medewerkers in
voorkomend geval de voorgeschiedenis van een beslissing over een aanvraag
kunnen reconstrueren. Individuele aanvraagdossiers worden ten minste
twee jaar bewaard, te rekenen vanaf de datum van de beslissing over de aanvraag
als bedoeld in artikel 2320, lid 1. Artikel 3836 Middelen voor de behandeling van
aanvragen en het toezicht op consulaten 1. De lidstaten zetten geschikte medewerkers
in toereikende aantallen in voor de uitvoering van de taken in verband met de
behandeling van aanvragen, en wel zodanig dat een dienstverlening aan het
publiek wordt gegarandeerd van een aanvaardbare en geharmoniseerde kwaliteit. 2. De kantoorruimte moet voldoen aan de
relevante functionele eisen van geschiktheid en het mogelijk maken dat passende
veiligheidsmaatregelen worden getroffen. 3. De centrale autoriteiten van lidstaten
dienen zowel uitgezonden medewerkers als lokale medewerkers op passende wijze
op te leiden en hen te voorzien van volledige, nauwkeurige en bijgewerkte
informatie over de relevante communautaire Ö wetgeving van
de Unie Õ en nationale
wetgeving. 4. De centrale autoriteiten van de lidstaten
dragen zorg voor een geregeld adequaat toezicht op de behandeling van aanvragen
en nemen corrigerende maatregelen wanneer wordt vastgesteld dat de
voorschriften van deze verordening niet worden toegepast. Artikel 3937 Gedrag van het personeel 1. De consulaten van de lidstaten dragen er
zorg voor dat aanvragers op correcte wijze worden bejegend. 2. Bij de verrichting van hun taken
eerbiedigen consulaire medewerkers de menselijke waardigheid volledig. Elke
maatregel staat in verhouding tot de daarmee nagestreefde doeleinden. 3. Bij de uitvoering van hun werkzaamheden dienen onthouden
consulaire medewerkers zich te onthouden van discriminatie op grond van
geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid
gerichtheid. Artikel 4038 Vormen van Ö Consulaire
organisatie en Õ samenwerking 1. De organisatie van de aanvraagprocedures
valt onder de bevoegdheid van de respectieve lidstaten. In beginsel
worden aanvragen bij een consulaat van een lidstaat ingediend. 2. De lidstaten: a) voorzien hun consulaten en hun
autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de afgifte van visa aan de grens,
van de voor de verzameling van biometrische kenmerken vereiste benodigdheden,
en voorzien de kantoren van hun honorair consuls van de daartoe vereiste
benodigdheden indien zij van hun diensten gebruikmaken om biometrische
kenmerken te verzamelen overeenkomstig artikel 42,40; en/of b) werken in het kader van
de plaatselijke Schengensamenwerking of via andere passende contacten samen met een of meer andere lidstaten, in de vorm van
beperkte vertegenwoordiging, co-locatie of een gemeenschappelijk aanvraagcentrum,
overeenkomstig artikel 41 ð in het kader van een
vertegenwoordigingsregeling of een andere vorm van consulaire
samenwerking ï . 3. In bijzondere omstandigheden of om redenen in verband met de
plaatselijke situatie, bijvoorbeeld wanneer: a) het grote aantal aanvragers het niet toelaat om het in
ontvangst nemen van aanvragen en van gegevens tijdig en in behoorlijke
omstandigheden te organiseren, of of b) het niet mogelijk is op een andere wijze te zorgen
voor een goede territoriale dekking van het betrokken derde land, en wanneer in lid 2, onder b), bedoelde vormen van samenwerking niet
geschikt blijken te zijn voor de betrokken lidstaat, mag een Ö 3. Een Õ lidstaat Ö mag Õ , in laatste
instantie, Ö ook Õ met een externe
dienstverlener samenwerken, overeenkomstig artikel 4341. 4. Onverminderd het recht om de persoonlijke verschijning van de
aanvrager te verlangen overeenkomstig artikel 21, lid 8, mag de gekozen
regeling er niet toe leiden dat de aanvrager op meer dan één locatie
persoonlijk moet verschijnen om een aanvraag in te dienen. 54. De lidstaten dienen stellen de Commissie in kennis te stellen van de wijze waarop
zij voornemens zijn de ontvangst en behandeling van aanvragen ð de consulaire organisatie en
samenwerking ï op elke consulaire vestiging te organiseren. ò nieuw 65. In het geval dat de samenwerking met andere lidstaten wordt
beëindigd, zorgen de lidstaten ervoor dat de continuïteit van de volledige
dienstverlening is gewaarborgd. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw Artikel 839 Vertegenwoordigingsregelingen 1. Een lidstaat kan ermee instemmen een andere
lidstaat die op grond van artikel 5 bevoegd is, te vertegenwoordigen voor het
onderzoeken van aanvragen voor en de afgifte van visa namens die lidstaat. Een
lidstaat mag ook een andere lidstaat in beperkte mate vertegenwoordigen voor
uitsluitend het in ontvangst nemen van aanvragen en de afname van biometrische
kenmerken. 2. Indien het consulaat van de vertegenwoordigende lidstaat voornemens
is een visum te weigeren, zendt het de aanvraag door aan de bevoegde
autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat, die er vervolgens een
definitieve beslissing over nemen binnen de termijn als omschreven in artikel
23, leden 1, 2, of 3. 32. ð Indien de vertegenwoordiging beperkt is
tot het in ontvangst nemen van aanvragen, ï geschieden Hhet in
ontvangst nemen en het toezenden van aanvragen en gegevens aan de
vertegenwoordigde lidstaat geschieden met inachtneming van de
toepasselijke gegevensbeschermings- en veiligheidsvoorschriften. 3. De
vertegenwoordigende lidstaat en de vertegenwoordigde lidstaat sluiten een
bilaterale regeling die de volgende
elementen bevat Ö . Die
regeling Õ : a) daarin wordt bevat, indien van tijdelijke vertegenwoordiging sprake is, bepalingen inzake de termijn vermeld
alsmede en Ö de Õ procedures voor
beëindiging van de vertegenwoordiging; b) daarin
kan, in het bijzonder wanneer de vertegenwoordigde lidstaat een consulaat in
het betrokken derde land heeft, bepalingen bevatten betreffende de mogelijke
beschikbaarstelling van ruimte, medewerkers en financiële middelen door de
vertegenwoordigde lidstaat;. c) daarin kan
worden bepaald dat aanvragen van bepaalde categorieën onderdanen van derde
landen conform artikel 22 door de vertegenwoordigende lidstaat voor
voorafgaande raadpleging worden doorgezonden naar de centrale autoriteiten van
de vertegenwoordigde lidstaat; d) in afwijking van lid 2, kan het consulaat van de
vertegenwoordigende lidstaat in de bilaterale regeling worden gemachtigd om, na
onderzoek van de aanvraag, te weigeren een visum af te geven. 54. Lidstaten
zonder eigen consulaat in een derde land streven ernaar met lidstaten die wel
over een consulaat in dat land beschikken een regeling betreffende
vertegenwoordiging te sluiten. 65. Om ervoor
te zorgen dat beperkte vervoersmogelijkheden of grote afstanden in een
specifieke regio of geografisch gebied geen onevenredige moeite van
visumaanvragers vergt vergen om toegang tot een consulaat te krijgen, trachten lidstaten zonder
eigen consulaat in die regio of dat gebied een regeling inzake
vertegenwoordiging te treffen met andere lidstaten die wel over een consulaat
in die regio of dat gebied beschikken. 76. De
vertegenwoordigde lidstaat stelt de Commissie in kennis van de
vertegenwoordigingsregelingen of van de beëindiging daarvan ð , ten laatste twee maanden ï vóór deze regelingen van kracht worden of worden beëindigd. 87. Tegelijkertijd Ö Op hetzelfde
tijdstip dat de in lid 6 bedoelde kennisgeving wordt verricht, Õ stelt het consulaat
van de vertegenwoordigende lidstaat zowel de consulaten van andere lidstaten
als de delegatie van de Commissie Ö Europese
Unie Õ binnen het
desbetreffende ambtsgebied in kennis van de vertegenwoordigingsregelingen of
van de beëindiging daarvan vóór deze
van kracht worden of worden beëindigd. 98. Indien
het consulaat van de vertegenwoordigende lidstaat besluit samen te werken met
een externe dienstverlener, overeenkomstig artikel 4341 of met
erkende commerciële bemiddelaars als bedoeld in artikel 4543, heeft
deze samenwerking ook betrekking op aanvragen waarop
vertegenwoordigingsregelingen van toepassing zijn. De centrale autoriteiten van
de vertegenwoordigde lidstaat worden tevoren in kennis gesteld van de wijze
waarop deze samenwerking wordt geregeld. Artikel 41 Samenwerking tussen de lidstaten 1. Wanneer voor het delen van een co-locatie wordt gekozen, handelen de
personeelsleden van de consulaten van een of meer lidstaten de procedure in
verband met aan hen gerichte aanvragen (met inbegrip van het verzamelen van de
biometrische kenmerken) af in het consulaat van een andere lidstaat en maken
zij gebruik van de apparatuur van die lidstaat. De betrokken lidstaten stellen
in overleg de duur en de voorwaarden voor beëindiging van de co-locatie vast,
alsmede het aandeel van de visumleges dat wordt ontvangen door de lidstaat
waarvan het consulaat wordt gebruikt. 2. Wanneer gemeenschappelijke aanvraagcentra worden opgezet, worden de
personeelsleden van de consulaten van twee of meer lidstaten met het oog op de
inontvangstneming van de aanvragen (met inbegrip van de biometrische kenmerken)
samen in een gebouw ondergebracht. De aanvragers worden doorverwezen naar de
lidstaat die bevoegd is hun aanvraag te behandelen en daarover een beslissing te
nemen. De lidstaten stellen in onderling overleg vast hoe lang deze
samenwerking zal duren, welke voorwaarden gelden voor de beëindiging ervan en
hoe de kosten over de deelnemende lidstaten worden verdeeld. Eén lidstaat is
verantwoordelijk voor overeenkomsten met betrekking tot facilitaire
aangelegenheden en diplomatieke betrekkingen met het gastland. 3. In het geval dat de samenwerking met andere lidstaten wordt
beëindigd, zorgen de lidstaten ervoor dat de continuïteit van de volledige
dienstverlening is gewaarborgd. Artikel 4240 Beroep op honorair consuls 1. Honorair consuls kunnen ook worden gemachtigd
alle of sommige van de in artikel 43, lid 6, 41, lid 5,
bedoelde taken te verrichten. Er worden passende maatregelen genomen om de
veiligheid en de gegevensbescherming te waarborgen. 2. Indien de honorair consul niet een
ambtenaar van een lidstaat is, dient de uitvoering van deze taken te voldoen
aan de in bijlage X VI genoemde vereisten, met uitzondering van het bepaalde in punt D, onder
c), van die bijlage. 3. Indien de honorair consul een ambtenaar van
een lidstaat is, ziet de betrokken lidstaat erop toe dat vereisten gelden die
vergelijkbaar zijn met de vereisten die van toepassing zouden zijn indien de
taken door zijn consulaat zouden worden uitgevoerd. Artikel 4341 Samenwerking met externe
dienstverleners 1. De lidstaten streven ernaar samen met één
of meer lidstaten met een externe dienstverlener samen te werken, onverminderd
de voorschriften inzake overheidsopdrachten en mededinging. 2. De samenwerking met een externe
dienstverlener berust op een rechtsinstrument dat voldoet aan de voorschriften
van bijlage X VI. 3. De lidstaten wisselen in het kader van de plaatselijke
Schengensamenwerking informatie uit over de selectie van externe
dienstverleners en de vaststelling van de voorwaarden van hun respectieve
rechtsinstrumenten. 43. Het
onderzoek van aanvragen, het persoonlijke onderhoud, en, in
voorkomend geval, en de beslissing over de aanvraag en het printen en aanbrengen van
visumstickers worden uitsluitend door het consulaat verricht. 54. Externe
dienstverleners hebben in geen geval toegang tot het VIS. De toegang tot het
VIS is uitsluitend voorbehouden aan naar behoren gemachtigde medewerkers van
consulaten. 65. Aan een
externe dienstverlener kunnen een of meer van de volgende taken worden
toevertrouwd: a) het verstrekken van algemene
informatie over de visumvereisten en ‑aanvraagformulieren; b) het informeren van de aanvrager,
op basis van een checklist, over de verlangde bewijsstukken; c) het verzamelen van gegevens en
van aanvragen (met inbegrip van de biometrische kenmerken) en het doorzenden
van de aanvraag aan het consulaat; d) het innen van de legesrechten visumleges; e) het maken beheren van
afspraken voor het persoonlijk verschijnen ð aanvragers, in voorkomend geval, ï op het consulaat of bij de externe dienstverlener; f) het verzamelen van de
reisdocumenten, waaronder alsook, indien van toepassing, van een kennisgevingen van
weigering, die van het consulaat zijn
ontvangen, en de terugzending daarvan aan de
aanvrager. 76. Bij de
keuze van externe dienstverleners verricht/verrichten de betrokken
lidstaat/lidstaten een grondig onderzoek naar de solvabiliteit en de
betrouwbaarheid van de onderneming, waarbij de vergunningen, de inschrijving in
het handelsregister, de ondernemingsstatuten en de contracten met banken worden
gecontroleerd, en ziet/zien hij/zij erop toe dat zich geen belangenconflicten
voordoen. 87. De
betrokken lidstaten zorgen ervoor dat de geselecteerde externe dienstverlener
de voorwaarden naleeft die hem in het in lid 2 genoemde rechtsinstrument zijn
gesteld. 98. De
betrokken lidstaten blijven verantwoordelijk voor het naleven van de
gegevensbeschermingsregels voor de gegevensverwerking en staan onder toezicht
overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG. Samenwerking met een externe dienstverlener
houdt geen beperking of uitsluiting in van de aansprakelijkheid die voortvloeit
uit het nationale recht van de betrokken lidstaten voor schendingen van de bepalingen
met betrekking tot de persoonsgegevens van aanvragers of het verrichten van een
of meer in lid 65 bedoelde
taken. Deze bepaling doet geen afbreuk aan mogelijk rechtstreeks verhaal tegen
de externe dienstverlener op grond van het nationale recht van het betrokken
derde land. 109. De
betrokken lidstaat/lidstaten leidt/leiden de externe dienstverlener zodanig op
dat deze beschikt over de kennis die vereist is voor een goede dienstverlening
en voor toereikende informatie aan de aanvragers. 1110. De betrokken
lidstaat/lidstaten houdt/houden de uitvoering van het in lid 2 bedoelde
rechtsinstrument nauwlettend in het oog, onder meer: a) de algemene informatie over de
visumvoorschriften en aanvraagformulieren die de externe dienstverlener aan
aanvragers verstrekt; b) alle nodige technische en
organisatorische veiligheidsmaatregelen om persoonsgegevens te beveiligen tegen
onopzettelijke of onrechtmatige vernietiging, onopzettelijk verlies,
vervalsing, niet-toegelaten verspreiding of toegang, met name wanneer de
samenwerking doorzending van dossiers en gegevens aan het consulaat van de
betrokken lidstaat/lidstaten omvat, en tegen enige andere vorm van onwettige
verwerking van de persoonsgegevens; c) het verzamelen en doorzenden van
biometrische kenmerken; d) de maatregelen ter waarborging
van de naleving van bepalingen inzake gegevensbescherming. Het consulaat van de betrokken
lidstaat/lidstaten voert daartoe regelmatig steekproefsgewijze controles uit in
het gebouw van de externe dienstverlener. 1211. In het
geval dat de samenwerking met een externe dienstverlener wordt beëindigd,
zorgen de lidstaten ervoor dat de continuïteit van de volledige dienstverlening
is gewaarborgd. 1312. De
lidstaten verstrekken de Commissie een afschrift van het in lid 2 bedoelde rechtsinstrument.
ð De lidstaten brengen jaarlijks
uiterlijk op 1 januari verslag uit aan de Commissie over hun samenwerking met
en toezicht (als bedoeld in bijlage VI, punt C) op de externe dienstverleners
die zij overal ter wereld hebben ingeschakeld. ï ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw Artikel 4442 Versleuteling en beveiligde overdracht
van gegevens 1. In het geval van vertegenwoordigingsregelingen ð samenwerking ï tussen lidstaten, van samenwerking van een lidstaat met een externe
dienstverlener of van beroep op een honorair consul zien de
vertegenwoordigde lidstaten of de betrokken
lidstaten erop toe dat de gegevens volledig versleuteld worden, ongeacht of
deze elektronisch dan wel fysiek op een elektronische gegevensdrager worden overgedragen doorgegeven door de autoriteiten van de vertegenwoordigende lidstaat aan de
autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat/lidstaten, of door de externe
dienstverlener of honorair consul aan de autoriteiten van de betrokken
lidstaat/lidstaten. 2. In het geval dat derde landen de
versleuteling verbieden van gegevens die elektronisch worden overgedragen doorgegeven, door de autoriteiten van de vertegenwoordigende lidstaat aan de
autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat, of door de externe
dienstverlener of honorair consul aan de autoriteiten van de betrokken
lidstaat, staat de
vertegenwoordigde lidstaat of de betrokken lidstaat
niet toe dat de vertegenwoordigende lidstaat, of de externe
dienstverlener of honorair consul gegevens langs
elektronische weg overdraagt worden
overgedragen. In dat geval zorgt de
vertegenwoordigde lidstaat of de betrokken lidstaat
ervoor dat de elektronische gegevens volledig worden versleuteld en fysiek op
een elektronische gegevensdrager door de autoriteiten van de
vertegenwoordigende lidstaat aan de autoriteiten van de vertegenwoordigde
lidstaat, of door de externe dienstverlener of honorair consul aan de
autoriteiten van de betrokken lidstaat worden
overgedragen door een consulair ambtenaar van een lidstaat of, indien voor deze
overdracht buitensporige of onredelijke maatregelen moeten worden genomen, op
een andere veilige en beveiligde manier, bijvoorbeeld door in het betrokken
derde land gebruik te maken van erkende dienstverleners die ervaring hebben met
het vervoer van gevoelige documenten en gegevens. 3. In alle gevallen wordt het niveau van
beveiliging van de overdracht aangepast aan de graad van gevoeligheid van de
gegevens. 4. De lidstaten of de Gemeenschap Ö Unie Õ trachten met de
betrokken derde landen overeenstemming te bereiken over de opheffing van het
verbod van versleuteling van gegevens die elektronisch worden overgedragen doorgegeven door de autoriteiten van de vertegenwoordigende lidstaat aan de
autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat/lidstaten, of door de externe
dienstverlener of honorair consul aan de autoriteiten van de betrokken
lidstaat/lidstaten. ê 810/2009
(aangepast) Artikel 4543 Samenwerking van de lidstaten met
commerciële bemiddelaars 1. Behalve voor het verzamelen van
biometrische kenmerken, kunnen de lidstaten voor de indiening van aanvragen samenwerken met Ö aanvaarden dat
aanvragen worden ingediend door een particulier administratiekantoor, een
vervoersonderneming of een reisbureau, zoals een touroperator of wederverkoper
( Õ commerciële
bemiddelaars Ö ) Õ . 2. Deze samenwerking Ö met commerciële
bemiddelaars Õ is gebaseerd op het
verlenen van een erkenning door de betrokken bevoegde
autoriteiten van de lidstaten. De erkenning is met name gebaseerd op de
verificatie van de volgende aspecten: a) de huidige status van de
commerciële bemiddelaar: huidige vergunning, handelsregister, overeenkomsten
met banken; b) bestaande overeenkomsten met in
de lidstaten gevestigde commerciële partners die logies en andere pakketreizen
aanbieden; c) overeenkomsten met
vervoersondernemingen, die moeten bestaan uit voorzien in
een heenreis en een gegarandeerde terugreis op een vaste datum. 3. Op erkende commerciële bemiddelaars wordt
regelmatig toezicht uitgeoefend door middel van steekproefsgewijze controles,
die onder meer bestaan uit persoonlijke of telefonische gesprekken met aanvragers,
controles van reizen en accommodaties, verificatie van de toereikendheid en de dekking voor individuele
reizigers van de reisziektekostenverzekering en,
waar dit nodig wordt geacht, controle van de documenten betreffende een
groepsgewijze terugreis. 4. In het kader van de plaatselijke
Schengensamenwerking wordt informatie uitgewisseld over de prestatie van de
erkende commerciële bemiddelaars betreffende geconstateerde onregelmatigheden,
afwijzing van door commerciële bemiddelaars ingediende aanvragen en ontdekte
vormen van fraude met reisdocumenten en het niet uitvoeren van geplande reizen. 5. In het kader van de plaatselijke
Schengensamenwerking worden lijsten uitgewisseld van commerciële bemiddelaars
die per consulaat zijn erkend en die waarvan de erkenning is ingetrokken (in
dit laatste geval worden de redenen vermeld). Elk consulaat zorgt ervoor dat Ö informeert Õ het publiek wordt geïnformeerd
over de lijst van erkende commerciële bemiddelaars waarmee het samenwerkt. Artikel 4644 Opstelling van statistieken De lidstaten stellen volgens de tabel in bijlage XII VIII
jaarlijkse statistieken over visa op. Deze statistieken worden voor het
voorafgaande kalenderjaar uiterlijk op 1 maart ingediend. ê 810/2009 (aangepast) Artikel 4745 Publieksvoorlichting 1. De centrale autoriteiten en consulaten van
de lidstaten verstrekken het publiek alle relevante informatie met betrekking
tot het aanvragen van een visum en in het bijzonder: a) de criteria, voorwaarden en
procedures voor het aanvragen van een visum; b) de wijze waarop in voorkomende
gevallen een afspraak kan worden gemaakt; c) de plaats waar de aanvraag kan
worden ingediend (bevoegd consulaat,
gemeenschappelijk aanvraagcentrum of externe dienstverlener); d) erkende commerciële
bemiddelaars; e) het feit dat
het stempel als bedoeld in artikel 20 geen juridische gevolgen heeft; fe) de
termijnen voor de behandeling van aanvragen in artikel 2320, leden 1,
2 en 3; gf) de derde
landen waarvan over de onderdanen of specifieke categorieën onderdanen waarvan
voorafgaande raadpleging of kennisgeving dient plaats te vinden; h) het feit dat van afwijzende
beslissingen op aanvragen kennis moet worden gegeven aan de aanvrager, dat in
die beslissing de daaraan ten grondslag liggende redenen moeten worden vermeld
en dat afgewezen aanvragers het recht hebben beroep aan te tekenen in te stellen, alsmede informatie over de beroepsprocedure met inbegrip van de
bevoegde autoriteit en de termijn voor het instellen van beroep; i) het feit dat louter het bezit
van een visum niet automatisch recht geeft op binnenkomst en dat van
visumhouders het bewijs wordt verlangd dat zij voldoen aan de inreisvoorwaarden toegangsvoorwaarden aan de buitengrenzen, als bepaald in artikel 5 van de Schengengrenscode Ö Verordening
(EG) nr. 562/2006 Õ . 2. De vertegenwoordigende lidstaat en de
vertegenwoordigde lidstaat informeren het publiek over
vertegenwoordigingsregelingen als bedoeld in artikel 8 39 voordat
deze regelingen van kracht worden. ò nieuw 3. De
Commissie stelt voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van lid 1 een
standaardmodel voor informatieverstrekking op. 4. De
Commissie creëert op internet een website over Schengenvisa, waarop alle relevante
informatie over visumaanvragen wordt samengebracht. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw TITEL V PLAATSELIJKE SCHENGENSAMENWERKING Artikel 4846 Plaatselijke Schengensamenwerking
tussen de consulaten van de lidstaten 1. Om een geharmoniseerde toepassing van het
gemeenschappelijk visumbeleid te waarborgen waarbij in voorkomend geval
rekening wordt gehouden met plaatselijke omstandigheden, werken de consulaten
van de lidstaten en de Commissie binnen elk ambtsgebied samen en beoordelen
zij in hoeverre het nodig is om met name het volgende tot
stand te brengen: a) een geharmoniseerde lijst Ö op te
stellen Õ van bewijsstukken
die door aanvragers verstrekt dienen te worden, rekening houdend met de
bepalingen van artikel 14 13 en bijlage II; b) Ö voor een Õ gemeenschappelijke criteria voor
het onderzoek van aanvragen van vrijstellingen van het betalen van de
visumleges overeenkomstig artikel 16, lid 7, en van aangelegenheden in verband
met de vertaling van het aanvraagformulier Ö te zorgen Õ , overeenkomstig
artikel 11, lid 5 10, lid 6; c) een volledige Ö de Õ lijst van door het
gastland afgegeven reisdocumenten.
Deze lijst wordt geregeld bijgewerkt Ö op te stellen
en regelmatig bij te werken Õ . Indien uit de beoordeling in het kader van de plaatselijke
Schengensamenwerking blijkt dat een plaatselijk geharmoniseerde benadering
nodig is met betrekking tot een of meer van de punten a) tot en met c), worden
maatregelen met het oog op een dergelijke benadering vastgesteld volgens de
procedure van artikel 52, lid 2. 2. In het kader van de plaatselijke
Schengensamenwerking wordt een gemeenschappelijk informatieblad opgesteld ð op basis van het standaardmodel voor
informatieverstrekking dat door de Commissie overeenkomstig artikel 45, lid 3,
is opgesteld ï over eenvormige visa en visa met territoriaal beperkte geldigheid en
luchthaventransitvisa (d.w.z. de daaraan te ontlenen rechten en de
aanvraagvoorwaarden), dat in voorkomend geval de lijst van bewijsstukken als
bedoeld in lid 1, onder a), vermeldt. 3. De
volgende informatie wordt uitgewisseld iIn het kader
van de plaatselijke Schengensamenwerking ð wisselen de lidstaten het volgende
uit ï : a) maandelijkse
statistieken ð kwartaalstatistieken ï over ð aangevraagde, ï afgegeven Ö en
geweigerde Õ eenvormige visa,
visa met territoriaal beperkte geldigheid, en luchthaventransitvisa ð en rondreisvisa ï , alsmede over het aantal
geweigerde visa; b) Ö informatie Õ wat de beoordeling
van het migratierisico en/of de veiligheidsrisico’s betreft, informatie Ö met name Õ over: i) de sociaal-economische structuur van
het gastland; ii) plaatselijke informatiebronnen, met
inbegrip van die op het gebied van sociale zekerheid, ziektekostenverzekering,
fiscale registers en registers van binnenkomst en vertrek; iii) het gebruik van valse, nagemaakte
of vervalste documenten; iv) routes voor illegale Ö onregelmatige Õ immigratie; v) weigeringen; c) informatie over de samenwerking
met vervoersondernemingen;. d) informatie
over verzekeringsmaatschappijen die een adequate medische reisverzekering
aanbieden, inclusief verificatie van de dekking en het eigen risico. 4. Op gezette tijden worden vergaderingen van
de lidstaten en de Commissie in het kader van de plaatselijke
Schengensamenwerking belegd over uitvoeringsaangelegenheden met betrekking tot
de toepassing van het gemeenschappelijk visumbeleid. Deze vergaderingen worden
door de Commissie bijeengeroepen, tenzij anders overeengekomen op verzoek van
de Commissie. Er kunnen thematische bijeenkomsten worden
georganiseerd en subgroepen ingesteld om specifieke onderwerpen te bestuderen
in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking. 65.
Vertegenwoordigers van de consulaten van de lidstaten die het Gemeenschapsacquis Ö acquis van de
Unie Õ met betrekking tot
visa niet toepassen of vertegenwoordigers van derde landen kunnen op
ad-hocbasis worden uitgenodigd voor vergaderingen waar van gedachten wordt
gewisseld over visumaangelegenheden. 56. Van deze
vergaderingen in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking wordt
systematisch een beknopt verslag opgesteld dat ter plaatse wordt verspreid. De
Commissie kan de verslaglegging aan een lidstaat delegeren. Het consulaat van
elke lidstaat zendt deze verslagen door naar zijn centrale autoriteiten. ð 7. Binnen elk ambtsgebied wordt
uiterlijk op 31 december van elk jaar een jaarverslag opgesteld. ï Op basis van deze verslagen stelt de Commissie voor elk
ambtsgebied ð over de stand van de plaatselijke
Schengensamenwerking ï een jaarverslag op dat aan het Europees Parlement en aan de Raad wordt
toegezonden. TITEL VI SLOTBEPALINGEN Artikel 4947 Bepalingen betreffende de Olympische
en Paralympische Spelen Lidstaten die optreden als gastland voor de
Olympische of de Paralympische Spelen passen de bijzondere procedures en
voorwaarden van bijlage XI VII toe, die de afgifte van visa vergemakkelijken. Artikel 50 Wijzigingen in de bijlagen Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze
verordening, zoals de aanpassing van de bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII,
VIII en XII, worden vastgesteld volgens de in artikel 52, lid 3, bedoelde
regelgevingsprocedure met toetsing. ò nieuw Artikel 48 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend
onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De bevoegdheid
tot vaststelling van de in artikel 3, leden 2 en 9, bedoelde gedelegeerde
handelingen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd. 3. Het Europees
Parlement of de Raad kan de in artikel 3, leden 2 en 9, bedoelde
bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking
beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt
van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de
geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de
Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan
gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 5. Een
overeenkomstig artikel 3, leden 2 en 9, vastgestelde gedelegeerde handeling
treedt slechts in werking indien noch het Europees Parlement, noch de Raad
daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de
handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of
indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die
termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij geen bezwaar zullen maken. Die
termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee
maanden verlengd. Artikel 49 Spoedprocedure 1. Een
overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt
onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt
overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het
Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt
gemaakt van de spoedprocedure. 2. Het Europees
Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 48, lid 5, bedoelde
procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de
Commissie de handeling onverwijld in na de kennisgeving van het besluit waarbij
het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt. ê 810/2009
(aangepast) Artikel 51 50 Aanwijzingen voor de praktische
toepassing van de visumcode Ö deze
verordening Õ De aanwijzingen betreffende de praktische toepassing van deze
verordening worden vastgesteld volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde
procedure. ò nieuw De Commissie stelt
door middel van uitvoeringshandelingen aanwijzingen vast betreffende de
praktische toepassing van de bepalingen van deze verordening. Deze
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 51, lid
2, bedoelde onderzoeksprocedure. ê 810/2009
(aangepast) ð nieuw Artikel 52 51 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door een
comité, hierna “visumcomité” genoemd. ð Dat comité is een comité in de zin van
Verordening (EU) nr. 182/2011. ï 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5
en 7 van Besluit 1999/468/EG ð is artikel 5 van Verordening (EU) nr.
182/2011 ï van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit en
met dien verstande dat de volgens deze procedure vastgestelde
uitvoeringsmaatregelen de essentiële bepalingen van deze verordening niet mogen
wijzigen. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt
vastgesteld op drie maanden. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot
en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming
van artikel 8 van dat besluit. Artikel 53 52 Kennisgeving 1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis
van: a) vertegenwoordigingsregelingen
als bedoeld in artikel 8 39; b) de derde landen waarvan de
onderdanen in het bezit moeten zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij
door de internationale transitzones van luchthavens op hun grondgebied reizen,
als bedoeld in artikel 3; c) in voorkomend geval, het in
artikel 14, lid 4, 13, lid 7, bedoelde bewijs van garantstelling en/of particuliere huisvesting logiesverstrekking; d) de lijst van derde landen
waarvoor voorafgaande raadpleging als bedoeld in artikel 2219, lid 1,
vereist is; e) de lijst van derde landen
waarvoor kennisgeving als bedoeld in artikel 3128, lid 1,
vereist is; f) de aanvullende nationale
vermeldingen in de rubriek “opmerkingen” van de visumsticker als bedoeld in
artikel 2724, lid 23; g) de autoriteiten die bevoegd zijn
tot verlenging van de geldigheidsduur van visa als bedoeld in artikel 3330, lid 5; h) de gekozen vormen Ö keuze Õ van ð consulaire organisatie en ï samenwerking als bedoeld in artikel 4038; i) de overeenkomstig artikel 46 44 en
bijlage XII VIII opgestelde statistieken. 2. De Commissie stelt de op grond van het eerste
lid ter kennis gebrachte informatie aan de lidstaten en het publiek ter
beschikking door middel van een Ö de Õ permanent
bijgewerkte elektronische publicatie ð website inzake Schengenvisa als bedoeld
in artikel 45, lid 4 ï . Artikel 54 Wijzigingen van
Verordening (EG) nr. 767/2008 Verordening (EG) nr. 767/2008
wordt als volgt gewijzigd: 1. Artikel 4, lid 1, wordt als volgt gewijzigd: a) punt a) wordt vervangen door: “a) “eenvormig visum” in de zin van artikel 2, lid 3, van Verordening
(EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot
vaststelling van een communautaire visumcode (“de Visumcode”)[35]; b) punt b) wordt geschrapt; c) punt c) wordt vervangen door: “c) “luchthaventransitvisum” in de zin van artikel 2, lid 5, van
Verordening (EG) nr. 810/2009;”; d) punt d) wordt vervangen door: “d) “visum met territoriaal beperkte geldigheid” in de zin van artikel 2,
lid 4, van Verordening (EG) nr. 810 /2009;”; e) punt e) wordt geschrapt. 2. In artikel 8, lid 1, worden de woorden “Bij ontvangst van een
aanvraag” vervangen door: “Indien de aanvraag ontvankelijk is overeenkomstig artikel 19 van
Verordening (EG) nr. 810/2009.”. 3. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd: a) de titel wordt vervangen door: “Gegevens die
moeten worden opgenomen bij de indiening van de aanvraag”; b) lid 4 wordt als volgt gewijzigd: i) punt a) wordt vervangen door: “a) achternaam (familienaam), achternaam bij de geboorte (vroegere
familienaam/-namen), voornaam/-namen; geboortedatum, geboorteplaats,
geboorteland, geslacht;”; ii) punt e) wordt geschrapt; iii) punt g) wordt vervangen door: “g) lidstaat/lidstaten van bestemming en duur van het voorgenomen
verblijf of van de doorreis;”; iv) punt h) wordt vervangen door: “h) het/de hoofddoel(en) van de reis;”; v) punt i) wordt vervangen door: “i) voorgenomen datum van aankomst in het Schengengebied en voorgenomen
datum van vertrek uit het Schengengebied;”; vi) punt j) wordt vervangen door: “j) de lidstaat van eerste binnenkomst;”; vii) punt k) wordt vervangen door: “k) huisadres van de aanvrager;”; viii) in punt l) wordt het woord „school” vervangen door:
“onderwijsinstelling”; ix) in punt m) worden de woorden „de vader en de moeder” vervangen door
“de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent of de wettelijke voogd”. 4. Aan artikel 10, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd: “k) in voorkomend geval, de vermelding dat de visumsticker met de hand
is ingevuld.”. 5. In artikel 11 wordt de aanhef vervangen door: “Indien de visumautoriteit die een andere lidstaat vertegenwoordigt het
onderzoek van de aanvraag afbreekt, voegt zij de volgende gegevens toe aan het
aanvraagdossier:”. 6. Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1, onder a) wordt vervangen door: “a) statusinformatie waaruit blijkt dat het visum geweigerd is en of
deze autoriteit het visum geweigerd heeft namens een andere lidstaat.”; b) lid 2 wordt vervangen door: “2. In het aanvraagdossier moeten ook de redenen voor de weigering van
het visum worden vermeld. Het moet daarbij gaan om een of meer van de volgende
redenen: a) de aanvrager: i) heeft een vals, nagemaakt of vervalst reisdocument overgelegd; ii) heeft het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf
niet aangetoond; iii) heeft niet aangetoond over voldoende middelen van bestaan te
beschikken, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn
terugreis naar het land van herkomst of verblijf, of voor doorreis naar een
derde land waar hij met zekerheid zal worden toegelaten, of in de mogelijkheid
te verkeren deze middelen legaal te verkrijgen; iv) heeft in de lopende periode van zes maanden reeds drie maanden op
het grondgebied van de lidstaten verbleven op grond van een eenvormig visum of
een visum met territoriaal beperkte geldigheid; v) staat ter fine van weigering van toegang in het SIS gesignaleerd; vi) wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de
binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, punt 19,
van de Schengengrenscode, of de internationale betrekkingen van één van de
lidstaten, en staat met name om dezelfde redenen met het oog op weigering van
toegang gesignaleerd in de nationale databanken van de lidstaten; vii) heeft, in voorkomend geval, niet aangetoond te beschikken over een
toereikende en geldige medische reisverzekering, b) de informatie die is verstrekt met betrekking tot het doel en de
omstandigheden van het beoogde verblijf is niet betrouwbaar; c) de aanvrager heeft zijn voornemen om het grondgebied van de
lidstaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het visum te verlaten,
niet kunnen hardmaken; d) er is niet voldoende aangetoond dat de aanvrager niet in de
gelegenheid is geweest om vooraf een visum aan te vragen, hetgeen een
visumaanvraag aan de grens zou rechtvaardigen.”. 7. Artikel 13 wordt vervangen door: “Artikel 13 Bij
nietigverklaring of intrekking van een visum toe te voegen gegevens 1. Ingeval van een beslissing tot nietigverklaring of intrekking van
een visum, voegt de visumautoriteit die deze beslissing heeft genomen, de
volgende gegevens toe aan het aanvraagdossier: a) statusinformatie waaruit blijkt dat een visum nietig verklaard of
ingetrokken is; b) de autoriteit die het visum nietig heeft verklaard of heeft
ingetrokken; c) plaats en datum van de beslissing. 2. In het aanvraagdossier worden ook de redenen voor de
nietigverklaring of de intrekking van het visum vermeld. Het moet daarbij gaan
om: a) één of meer van de in artikel 12, lid 2, genoemde redenen; b) een verzoek van de visumhouder tot intrekking van het visum.”.» 8. Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd: i) De aanhef wordt vervangen door: “1. In geval van een beslissing tot verlenging van de geldigheidsduur
van en/of de duur van het verblijf met een afgegeven visum, voegt de
visumautoriteit die het visum heeft verlengd, de volgende gegevens toe aan het
aanvraagdossier:”; ii) punt d) wordt vervangen door: “d) het nummer van de visumsticker van het verlengde visum”; iii) punt g) wordt vervangen door: “g) het grondgebied waarop de houder van het visum zich mag ophouden,
indien het verlengde visum een andere territoriale geldigheid heeft dan het
oorspronkelijke visum”; b) in lid 2, wordt punt c) geschrapt. 9. In artikel 15, lid 1, worden de woorden “verlenging of verkorting
van de geldigheidsduur van het visum” vervangen door “of verlenging van het
visum”. 10. Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd: a) punt 4 wordt vervangen door: “4. de lidstaat van eerste binnenkomst;”; b) punt 6 wordt vervangen door: “6. het type visum dat is afgegeven;”; c) punt 11 wordt vervangen door: “11. het/de hoofddoel(en) van de reis;”. 11. In artikel 18, lid 4, onder c), artikel 19, lid 2, onder c),
artikel 20, lid 2, onder d), en in artikel 22, lid 2, onder d), worden de
woorden “of verkort” geschrapt. 12. In artikel 23, lid 1, onder d), worden de woorden “dat de
geldigheidsduur ervan is verkort” geschrapt. Artikel 55 Wijzigingen van
Verordening (EG) nr. 562/2006 Bijlage V, deel A, van
Verordening (EG) nr. 562/2006 wordt als volgt gewijzigd: a) punt 1, onder c), wordt vervangen door: “c) naargelang van het geval, het visum annuleren of intrekken,
overeenkomstig de voorwaarden van artikel 34 van Verordening (EG) nr. 810/2009
van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een
communautaire visumcode (“de Visumcode”)[36];” b) punt 2 wordt geschrapt. Artikel 5653 Intrekkingen 1. De artikelen 9 tot en
met 17 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14
juni 1985 worden Ö Verordening
(EG) nr. 810/2009 wordt Õ ingetrokken Ö en vervangen
door deze verordening zes maanden na de inwerkingtreding ervan Õ . 2. De volgende teksten
worden ingetrokken: a) besluit van het Comité van Schengen van 28 april 1999 betreffende de
definitieve versies van het gemeenschappelijk handboek en de gemeenschappelijke
visuminstructies (SCH/Com-ex (99) 13 — de Gemeenschappelijke Visuminstructies,
met inbegrip van de bijlagen); b) de besluiten van het uitvoerend comité van Schengen van 14 december 1993
betreffende de verlenging van het eenvormige visum (SCH/Com-ex (93) 21), en
betreffende de gemeenschappelijke beginselen van annulering, intrekking en
beperking van het eenvormige visum (SCH/Com-ex (93) 24), Besluit van het
Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de uitwisseling van
statistische gegevens betreffende visumafgifte (SCH/Com-ex (94) 25), Besluit
van het Uitvoerend Comité van 21 april 1998 betreffende de uitwisseling van
statistische gegevens inzake visa-afgifte (SCH/Com-ex (98) 12) en Besluit van
het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de invoering van een
geharmoniseerd formulier ter staving van een uitnodiging, een
garantstellingsverklaring (-toezegging) of huisvestingsverklaring (SCH/Com-ex (98)
57); c) Gemeenschappelijk Optreden 96/197/JBZ van 4 maart 1996 met
betrekking tot de luchthaventransitregeling[37]; d) Verordening (EG) nr. 789/2001 van de Raad van 24 april 2001 tot
verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde
gedetailleerde voorschriften en praktische procedures voor de behandeling van
visumaanvragen[38]; e) Verordening (EG) nr. 1091/2001 van de Raad van 28 mei 2001 inzake
vrij verkeer met een visum voor verblijf van langere duur[39]; f) Verordening (EG) nr. 415/2003 van de Raad van 27 februari 2003
betreffende de afgifte van visa aan de grens, inclusief aan transiterende zeelieden[40]; g) artikel 2 van Verordening (EG) nr. 390/2009 van het Europees
Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van de Gemeenschappelijke
Visuminstructies aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten in verband met
de invoering van biometrische identificatiemiddelen, met inbegrip van
bepalingen over de organisatie van de inontvangstneming en de behandeling van
visumaanvragen[41]. 3. Verwijzingen naar Ö de Õ ingetrokken instrumenten Ö verordening Õ dienen te worden
opgevat als verwijzingen naar deze verordening en te worden gelezen volgens de
concordantietabel van bijlage XIII. Artikel 5754 Monitoring en evaluatie 1. Twee ð Drie ï jaar na de toepassing van alle bepalingen van deze verordening
stelt ð in artikel 55, lid 2, vastgestelde
datum verricht ï de Commissie een evaluatie op van de toepassing ervan ð van deze verordening ï . Daarin Daarbij worden de bereikte resultaten getoetst aan de doelstellingen en wordt
nagegaan hoe de verordening is toegepast, een en ander onverminderd de in lid 3
bedoelde verslagen. 2. De Commissie legt de in lid 1 bedoelde
evaluatie voor aan het Europees Parlement en de Raad. Indien nodig dient de
Commissie op basis van de evaluatie passende voorstellen tot wijziging van deze
verordening in. 3. De Commissie dient drie jaar na de
invoering van het VIS, en daarna om de vier jaar, bij het Europees Parlement en de Raad een
verslag in over de uitvoering van de artikelen 13 12, 17 15, 38, 40, 41 tot en met 44 42 van deze
verordening, onder meer over de uitvoering van de verzameling en het gebruik
van biometrische kenmerken, de geschiktheid van de gekozen ICAO-norm, de naleving
van de gegevensbeschermingsvoorschriften, de
ervaringen met externe dienstverleners met specifieke aandacht voor de
verzameling van biometrische gegevens, de toepassing van de 59-maandenregel
voor het kopiëren van vingerafdrukken en de organisatie van de
inontvangstneming en behandeling van aanvragen. Het verslag bevat tevens, op
basis van artikel 17, leden 12, 13 en 14, en artikel 50, lid 4, van de VIS-verordening Ö Verordening
(EG) nr. 767/2008 Õ , de gevallen waarin
vingerafdrukken feitelijk niet konden worden verstrekt of om wettelijke redenen
niet vereist waren, in verhouding tot het aantal gevallen waarin
vingerafdrukken worden genomen. Het verslag bevat informatie over gevallen
waarin een visum is geweigerd aan een persoon die feitelijk geen
vingerafdrukken kon verstrekken. Dit verslag gaat indien nodig vergezeld van
passende voorstellen tot wijziging van deze verordening. 4. In het eerste van de in lid 3 bedoelde
verslagen wordt op basis van een onder verantwoordelijkheid van de Commissie
uit te voeren studie ook nagegaan of een voldoende betrouwbare identificatie en
verificatie van de vingerafdrukken van kinderen jonger dan 12 jaar mogelijk is,
en in het bijzonder op welke manier vingerafdrukken met de leeftijd evolueren.
Artikel 5855 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op na die van haar de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. 2. Zij is van toepassing vanaf 5 april 2010 Ö [zes maanden na
de inwerkingtreding] Õ . 3. Ö Artikel 51 is
van toepassing vanaf [drie maanden na de inwerkingtreding] Õ. 3. Artikel 52 en artikel
53, lid 1, punten a) tot en met h), en lid 2, zijn van toepassing vanaf 5
oktober 2009. 4. Wat het
Raadplegingsnetwerk van Schengen (technische specificaties) betreft, is artikel
56, lid 2, onder d), van toepassing vanaf de in artikel 46 van de
VIS-verordening bedoelde datum. 5. Artikel 32, leden 2
en 3, artikel 34, leden 6 en 7, en artikel 35, lid 7, zijn van toepassing vanaf
5 april 2011. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap Ö de
Verdragen Õ . Gedaan te […], Voor het Europees Parlement Voor de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] COM(2012) 649 final. [2] COM(2014) 165. [3] SWD(2014) 101. [4] SWD(2014) 67 en SWD(2014) 68. [5] Zie onder andere het arrest van het Hof van 31 januari 2006
in zaak C-503/03, Commissie tegen Spanje. [6] Het Hof van Justitie heeft de genoemde faciliteiten in
verband met de binnenkomst en het verblijf van familieleden die onder artikel 3,
lid 2, van de richtlijn vallen, in die zin uitgelegd dat de lidstaten een
verplichting wordt opgelegd om aanvragen die zijn ingediend door personen die
een bijzondere relatie van afhankelijkheid met een burger van de Unie hebben, gunstiger
te behandelen dan aanvragen tot binnenkomst en verblijf van andere
staatsburgers van derde landen (arrest van 5 september 2012 in zaak C-83/11
Rahman). [7] Richtlijn 68/360/EEG van de Raad van 15 oktober 1968
inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van
de werknemers der lidstaten en van hun familie binnen de Gemeenschap (PB L 257
van 19.10.1968, blz. 13). [8] Arrest van 19 december 2013 in zaak C-84/12 Koushkaki,
nog niet bekendgemaakt in de Jurisprudentie. [9] COM(2014) 163 final. [10] PB […]. [11] Verordening (EG) nr. 810/2009
van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een
gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1). [12] PB L 239 van 22.9.2000,
blz. 19. [13] PB C 326 van 22.12.2005,
blz. 1. [14] PB C 53 van 3.3.2005,
blz. 1. [15] Richtlijn 2004/38/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij
verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de
Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en
tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG,
75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, (PB L 158 van
30.4.2004, blz. 77). [16] Verordening
(EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende
het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van
gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60). [17] Richtlijn
95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31). [18] PB L 184 van
17.7.1999, blz. 23. [19] Verordening (EU) nr. 182/2011
van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van
de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze
waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de
Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). [20] PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36. [21] Besluit
van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door
de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen
gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken
bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31). [22] PB L 176 van 10.7.1999,
blz. 53. [23] PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52. [24] Besluit
2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens
de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de
Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop
Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling
van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz.
1). [25] PB L
83 van 26.3.2008, blz. 3 Besluit van de Raad van 7 maart 2011
betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de
Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het
Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom
Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese
Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt
betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het
Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en
het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19). [26] Besluit
2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen
aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43). [27] Besluit
2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van
Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20). [28] Verordening
(EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst
van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen
in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de
onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81
van 21.3.2001, blz. 1). [29] Verordening
(EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een
uniform visummodel (PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1). [30] Besluit nr. 1105/2011/EU
van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de
lijst van reisdocumenten waarmee de houder de buitengrenzen kan overschrijden
en waarin een visum kan worden aangebracht en betreffende de invoering van een
mechanisme voor het opstellen van deze lijst (PB L 287 van 4.11.2011, blz. 9). [31] Verordening
(EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van
een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat
door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de
lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend (PB
L 53 van 23.2.2002, blz. 4). [32] Beschikking 2006/648/EG van de Commissie van 22 september 2006
tot vaststelling van de technische specificaties betreffende de normen voor
biometrische kenmerken in verband met de ontwikkeling van het visuminformatiesysteem
(PB L 267 van 27.9.2006, blz. 41). [33] Verordening
(EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot
vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de
grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105
van 13.4.2006, blz. 1). [34] Richtlijn 2005/71/EG van de Raad
van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van
onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (PB L 289
van 3.11.2005, blz. 15). [35] PB L 243 van 15.9.2009,
blz. 1; [36] PB L 243 van 15.9.2009,
blz. 1; [37] PB L 63 van 13.3.1996,
blz. 8. [38] PB L 116 van 26.4.2001,
blz. 2. [39] PB L 150 van 6.6.2001,
blz. 4. [40] PB L 64 van 7.3.2003,
blz. 1. [41] PB L 131 van
28.5.2009, blz. 1.