52014PC0164

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de visumcode van de Unie (Visumcode) /* COM/2014/0164 final - 2014/0094 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel betreft de herschikking en wijziging van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode).

Het voorstel houdt rekening met de toenemende nadruk die vanuit de politiek wordt gelegd op het economische effect van het visumbeleid op de economie van de Europese Unie in bredere zin, met name het toerisme. Het is de bedoeling nauwer aan te sluiten bij de doelstellingen inzake groei van de Europa 2020-strategie, overeenkomstig de mededeling van de Commissie Uitvoering en ontwikkeling van het gemeenschappelijk visumbeleid voor snellere groei in de EU[1].

Het voorstel bouwt ook voort op de conclusies van het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de evaluatie van de tenuitvoerlegging van de Visumcode[2]. Het verslag gaat vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie[3] waarin alle details van de evaluatie zijn opgenomen.

Het voorstel omvat bovendien twee maatregelen ter vergemakkelijking van contact tussen familieleden: het versoepelt bepaalde procedures voor naaste verwanten die een bezoek willen brengen aan EU-burgers die op het grondgebied verblijven van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, en voor naaste verwanten van EU-burgers, die in een derde land wonen en samen met de EU-burger de lidstaat willen bezoeken waarvan de EU-burger onderdaan is.

Minimaal dezelfde versoepelingen dienen te worden geboden aan familieleden van EU-burgers die in aanmerking komen voor artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden.

Algemene context

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) is sinds 5 april 2010 van toepassing. De bepalingen inzake kennisgeving en motivering van afwijzing van een visumaanvraag en van nietigverklaring en intrekking van een visum, en inzake het recht om tegen zulke beslissingen beroep in te stellen, zijn van toepassing sinds 5 april 2011.

Twee jaar nadat alle bepalingen van de Visumcode van toepassing zijn geworden (d.w.z. op 5 april 2013), moet de Commissie op grond van artikel 57, lid 1, een evaluatie verrichten van de toepassing ervan en deze aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen. De evaluatie en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie zijn inmiddels ingediend. Overeenkomstig artikel 57, lid 2, kan de Commissie samen met de evaluatie een voorstel voor wijziging van de verordening indienen.

Gezien de conclusies van het evaluatieverslag heeft de Commissie besloten samen met het verslag een wijzigingsvoorstel in te dienen.

De voorgestelde wijzigingen zijn erop gericht dat de veiligheid aan de buitengrenzen gehandhaafd blijft en de goede werking van het Schengengebied gegarandeerd blijft, en tegelijkertijd legaal reizen gemakkelijker wordt gemaakt en het rechtskader voor de lidstaten wordt vereenvoudigd, bijvoorbeeld door de voorschriften voor consulaire samenwerking te versoepelen. Het gemeenschappelijk visumbeleid moet bijdragen tot meer groei en in overeenstemming zijn met ander EU-beleid op het gebied van externe betrekkingen, handel, onderwijs, cultuur en toerisme.

Bestaande bepalingen

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode).

2.         RESULTATEN VAN RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbende partijen

De raadpleging van belanghebbende partijen wordt behandeld in de effectbeoordeling[4] bij dit voorstel.

Effectbeoordeling

Op basis van het in punt 1 genoemde evaluatieverslag zijn twee hoofdprobleemgebieden vastgesteld:

(1)        De totale (directe en indirecte) lengte en kosten van de procedures en de omslachtigheid ervan

De complexe aard van dit probleem wordt in de effectbeoordeling uitvoerig behandeld. Wat de opties voor regelgeving betreft, is gebleken dat de afgifte van meervoudige inreisvisa met een lange geldigheidsduur, in combinatie met de versoepeling van bepaalde procedures, de enige oplossing is die voor beide zijden voordelen biedt. Deze oplossing kan voor de consulaten een verlichting van de administratieve lasten betekenen, en wordt voor bepaalde groepen reizigers als een belangrijke versoepeling gezien. In de praktijk komt het neer op een visumvrijstelling tijdens de geldigheidsduur van het meervoudige visum, wat tot aanzienlijke besparingen en efficiencywinst leidt voor zowel visumaanvragers (minder tijd, minder kosten) als consulaten (minder tijd). De voor dit probleem gebied overwogen beleidsopties komen dan ook sterk overeen. Slechts de beoogde begunstigden en de geldigheidsduur van de af te geven meervoudige inreisvisa verschillen, zoals hieronder vermeld.

Minimale regelgevingsoptie: invoering van verplichte versoepeling van procedures en verplichte afgifte van meervoudige inreisvisa, met een geldigheidsduur van ten minste één jaar en vervolgens drie jaar, voor frequente reizigers. Dat zijn reizigers die (gedurende de 12 maanden die aan de aanvraag voorafgaan) al rechtmatig gebruik hebben gemaakt van ten minste drie visa die in het Visuminformatiesysteem (VIS) zijn geregistreerd.

Tussenoptie: invoering van verplichte versoepeling van procedures en verplichte afgifte van meervoudige inreisvisa, met een geldigheidsduur van ten minste drie jaar en vervolgens vijf jaar, voor regelmatige reizigers. Dat zijn aanvragers die al rechtmatig gebruik hebben gemaakt van ten minste twee visa die in het Visuminformatiesysteem (VIS) zijn geregistreerd.

Bij de maximale regelgevingsoptie geldt de verplichte versoepeling van procedures en de verplichte afgifte van meervoudige inreisvisa voor vijf jaar voor de meeste aanvragers (“in het VIS geregistreerde aanvragers”). Deze optie vereist dat rechtmatig gebruik is gemaakt van slechts één in het VIS geregistreerd visum (gedurende de twaalf maanden die aan de datum van de aanvraag voorafgaan).

Uit de effectbeoordeling is gebleken dat al deze opties tot verdere harmonisatie van het rechtskader leiden en de totstandkoming van een werkelijk gemeenschappelijk visumbeleid dichterbij brengen. Deze opties kunnen voor de lidstaten economische gevolgen hebben, aangezien reizigers met een langer geldig meervoudig inreisvisum waarschijnlijk vaker naar het Schengengebied zullen reizen dan zij anders zouden doen. Volgens de effectbeoordeling zullen er met de minimale beleidsoptie zo’n 500 000 extra reizen naar het Schengengebied worden gemaakt, met de tussenoptie zo’n 2 miljoen en met de maximale beleidsoptie zo’n 3 miljoen. De extra reizen naar het Schengengebied leiden vanzelfsprekend tot extra opbrengsten: ongeveer 300 miljoen euro (naar schatting 7 600 voltijdsbanen) voor de minimale optie, ruim 1 miljard euro (naar schatting 30 000 voltijdsbanen) voor de tussenoptie en ongeveer 2 miljard euro (naar schatting 50 000 voltijdsbanen) voor de maximale optie. Ook bleek uit de effectbeoordeling dat de zeer hoge potentiële economische impact gepaard gaat met een groter veiligheidsrisico.

Geen van deze opties leidt tot aanzienlijke meerkosten. Een van de redenen voor deze beleidsopties was dat zij voor zowel de lidstaten/consulaten als voor visumaanvragers besparingen moeten opleveren. De geleidelijke kostenbesparingen voor de aanvragers ontstaan met name doordat meer meervoudige visa met een langere geldigheidsduur zouden worden afgegeven. Bekeken vanuit de positie van de aanvragers is de maximale optie uiteraard het meest efficiënt en de minimale het minst. Door het afgegeven van meer meervoudige visa zullen de visumopbrengsten voor de lidstaten naar verwachting verminderen. De afgifte van meervoudige visa levert echter ook kostenbesparingen op, doordat er minder visumaanvragen moeten worden afgehandeld: de economische voordelen wegen bij alle opties ruimschoots op tegen de geraamde kosten.

Hoewel voor de maximale optie een zeer hoge potentiële economische impact uit de beoordeling naar voren kwam, gaat deze wel gepaard met een groter veiligheidsrisico. Om dit risico te verminderen, wordt voorgesteld om meervoudige visa met een geleidelijk langere geldigheidsduur af te geven aan in het VIS geregistreerde regelmatige reizigers; in eerste instantie voor drie jaar, en nadat gebleken is dat dit visum rechtmatig wordt gebruikt, voor vijf jaar. De impact van deze benadering situeert zich tussen die van de tussenoptie en de maximale optie (zoals die bij de effectbeoordeling zijn geïdentificeerd), en ligt wat de economische impact betreft, waarschijnlijk dichterbij de maximale optie.

(2)        Onvoldoende geografische dekking voor de afhandeling van visumaanvragen

De minimale beleidsoptie die voor dit probleemgebied is beoordeeld, houdt in dat artikel 41 van de Visumcode (co-locatie en gemeenschappelijke aanvraagcentra) wordt ingetrokken en dat het algemene concept “Schengenvisumcentrum” wordt ingevoerd. Dat biedt voor bepaalde vormen van consulaire samenwerking een meer realistische en flexibele definitie. Bij de tussenoptie wordt behalve de Schengenvisumcentra ook het begrip “verplichte vertegenwoordiging” ingevoerd, dat inhoudt dat indien de voor de verwerking van de visumaanvraag bevoegde lidstaat niet aanwezig en ook niet vertegenwoordigd is in een bepaald derde land (volgens de genoemde regeling), een andere in dat land aanwezige lidstaat verplicht wordt om visumaanvragen namens eerstgenoemd land af te handelen. De maximale optie houdt tot slot in dat de Commissie, teneinde de dekking voor de inontvangstneming en verwerking van visumaanvragen te optimaliseren, door middel van uitvoeringsbesluiten regelt welke vorm het netwerk voor het in ontvangst nemen van visumaanvragen in derde landen moet aannemen wat betreft de afspraken inzake vertegenwoordiging, samenwerking met externe dienstverleners en andere vormen van bundeling van middelen.

In de effectbeoordeling wordt opgemerkt dat de maximale beleidsoptie het grootste positieve effect kan hebben op de rationalisering van het in ontvangst nemen en verwerken van visumaanvragen. Deze optie kan voor visumaanvragers ook andere grote voordelen bieden en voor consulaten tot aanzienlijke efficiencywinst leiden. Deze optie lijkt echter moeilijk haalbaar. Op basis van de effectbeoordeling wordt de voorkeur gegeven aan de tussenoptie. In de effectbeoordeling wordt erop gewezen dat “verplichte vertegenwoordiging” betekent dat in elk derde land waar er ten minste één consulaat van een lidstaat is, de consulaire dekking voor de afhandeling van visumaanvragen is gewaarborgd. Dit kan positieve gevolgen hebben voor zo’n 100 000 aanvragers die daardoor de aanvraag kunnen indienen in hun woonstaat en niet hoeven te reizen naar een land waar de bevoegde lidstaat aanwezig of vertegenwoordigd is.

De economische effecten van alle beleidsopties werden als vrij bescheiden beoordeeld. Gezien de aard van het probleem waren de beleidsopties niet gericht op economische winst, maar op betere dienstverlening aan visumaanvragers en een beter rechtskader voor de lidstaten die hun middelen rationeler willen inzetten. De financiële gevolgen van de verplichte vertegenwoordiging werden niet significant geacht, omdat een lidstaat die in een bepaald derde land een groot aantal visumaanvragen te verwerken krijgt, er in beginsel al wel voor zal hebben gezorgd in dat land op consulair niveau aanwezig of vertegenwoordigd te zijn. De visumkosten dekken bovendien in beginsel de gemiddelde afhandelingskosten.

Van de niet-regelgevende beleidsopties werd een zeer gering positief effect verwacht op de aanpak van de problemen of de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen. Deze opties werden dan ook als niet erg effectief beoordeeld.

Het beoordelingsrapport bevat ook suggesties over een aantal andere (veelal zeer technische) vraagstukken. Bij de effectbeoordeling zijn die vraagstukken niet in aanmerking genomen, omdat van de voorgenomen wijzigingen geen substantiële en/of meetbare budgettaire, sociale of economische implicaties werden verwacht; de meeste van de voorgestelde wijzigingen waren bedoeld om bepalingen van de Visumcode te verduidelijken, aan te passen of aan te vullen zonder deze inhoudelijk te veranderen.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Samenvatting

De voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op het volgende:

De bepalingen over de invoering door afzonderlijke lidstaten van een luchthaventransitvisumplicht voor onderdanen van specifieke derde landen, zijn herzien met het oog op transparantie en evenredigheid (artikel 3).

Om een duidelijk onderscheid te maken tussen verschillende categorieën visumaanvragers en rekening te houden met de invoering van het VIS, zijn (in artikel 2) definities toegevoegd van “in het VIS geregistreerde aanvragers” en “in het VIS geregistreerde regelmatige reizigers”. Dit onderscheid wordt in alle fasen van de procedure in acht genomen (artikelen 5, 10, 12, 13, 18 en 21). Overzicht van de diverse versoepelingen van de visumprocedures:

|| Persoonlijk aanvragen || Opnemen vinger-afdrukken || Bewijsstukken || Af te geven visum

Eerste aanvraag – aanvrager niet geregistreerd in VIS || JA || JA || Alle bewijsstukken m.b.t. alle toegangsvoorwaarden. || Visum voor één binnenkomst, in overeenstemming met het doel van de reis Een meervoudig visum kan echter worden afgegeven als het consulaat de aanvrager betrouwbaar acht.

Aanvrager geregistreerd in het VIS (maar geen regelmatige reiziger) || NEE || NEE, tenzij de geregistreerde vingerafdrukken ouder zijn dan 59 maanden || Alle bewijsstukken m.b.t. alle toegangsvoorwaarden. || Visum voor één binnenkomst of meervoudig visum.

In het VIS geregistreerde regelmatige reiziger || NEE || NEE || Alleen bewijs van het doel van de reis. Betrouwbaarheid wordt verondersteld (gezien “visumhistorie” wat betreft het voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst die betrekking hebben op het migratie- en veiligheidsrisico en voldoende middelen van bestaan). || Eerste aanvraag: meervoudig visum voor drie jaar. Volgende aanvragen: meervoudig visum voor vijf jaar.

De bepalingen betreffende de “bevoegde lidstaat” (artikel 5) zijn vereenvoudigd, zodat aanvragers gemakkelijker kunnen bepalen waar zij hun aanvraag moeten indienen. Ook wordt het altijd mogelijk om de aanvraag in het woonland in te dienen. Dit houdt in dat wanneer de bevoegde lidstaat op een bepaalde plaats niet aanwezig of vertegenwoordigd is, de aanvrager zich kan wenden tot een van de wel aanwezige consulaten, volgens de criteria die in het artikel worden vastgesteld.

De bepalingen voorzien in versoepelde procedures voor naaste verwanten van burgers van de Unie, teneinde hun mobiliteit te vergemakkelijken, met name door familiebezoek te vereenvoudigen (artikelen 8, 13, 14 en 20).

Ten eerste versoepelt het voorstel bepaalde procedures voor familieleden die een bezoek willen brengen aan burgers van de Unie die op het grondgebied verblijven van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, en voor familieleden van burgers van de Unie, die in een derde land wonen en samen met de burger van de Unie de lidstaat willen bezoeken waarvan de burger van de Unie onderdaan is. Deze twee categorieën vallen niet onder Richtlijn 2004/38/EG. De visumversoepelingsovereenkomsten die de EU met een aantal derde landen heeft gesloten, hebben laten zien hoe belangrijk het is om zulke bezoeken gemakkelijker te maken: de gewijzigde visumversoepelingsovereenkomsten met Oekraïne en Moldavië en de recente visumversoepelingsovereenkomsten met Armenië en Azerbeidzjan bieden faciliteiten voor burgers van die landen die een bezoek willen brengen aan naaste verwanten die de nationaliteit hebben van de lidstaat waar zij wonen; zij kunnen bijvoorbeeld kosteloos een visum krijgen of een meervoudig visum met een lange geldigheidsduur. Deze praktijk van de Unie wordt nu in de Visumcode opgenomen.

Ten tweede moeten in situaties die onder Richtlijn 2004/38/EG vallen, ten minste dezelfde faciliteiten worden geboden. Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van die richtlijn mogen de lidstaten, als een burger van de Unie zijn recht op vrij verkeer en verblijf op hun grondgebied uitoefent, van familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten een inreisvisum verlangen. Het Hof van Justitie heeft bevestigd[5] dat deze familieleden niet alleen het recht hebben om tot het grondgebied van de lidstaten te worden toegelaten, maar ook om daartoe een visum te verkrijgen. Overeenkomstig artikel 5, lid 2, tweede alinea, van de richtlijn dienen de lidstaten deze personen alle faciliteiten[6] te verlenen om de nodige visa te verkrijgen, die zo spoedig mogelijk via een versnelde procedure kosteloos dienen te worden afgegeven.

Er zij opgemerkt dat in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2004/38/EG in wezen hetzelfde wordt bepaald als in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 68/360/EEG[7], die bij Richtlijn 2004/38/EG is ingetrokken. Toen artikel 3, lid 2, van Richtlijn 68/360/EEG werd vastgesteld, had de toenmalige Gemeenschap niet de bevoegdheid om wetgeving inzake visa vast te stellen. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam op 1 mei 1999 heeft de Gemeenschap die bevoegdheid wel. Deze momenteel in artikel 77 VWEU opgenomen bevoegdheid is toegepast om de Visumcode vast te stellen. Het is wenselijk om de in Richtlijn 2004/38/EG bedoelde faciliteiten preciezer vast te stellen. Dat dient bij voorkeur te geschieden in de Visumcode, die nadere voorschriften bevat betreffende de voorwaarden en procedures voor de afgifte van visa. Met inachtneming van de vrijheid van de lidstaten om de procedures verder te versoepelen, dienen de faciliteiten die worden voorgesteld voor bepaalde naaste verwanten van burgers van de Unie die geen gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrij verkeer en verblijf in de Unie, ten minste van toepassing te zijn in de situaties die onder Richtlijn 2004/38/EG vallen. Deze faciliteiten vormen een gemeenschappelijke implementatie in de Visumcode, voor de lidstaten die erdoor zijn gebonden, van de in artikel 5, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2004/38/EG vervatte verplichting.

Om ervoor te zorgen dat alle aanvragers gelijk worden behandeld, zijn de bepalingen over ontheffing van visumleges nu verplicht en niet langer facultatief (artikel 14). Bepaalde categorieën die vrijstelling van visumleges kunnen krijgen, zijn uitgebreid (alle minderjarigen krijgen nu bijvoorbeeld vrijstelling) of toegevoegd (naaste verwanten van EU-burgers die hun recht op vrij verkeer niet uitoefenen).

Algemene versoepeling van procedures:

– het principe dat alle aanvragers hun aanvraag persoonlijk moeten indienen, is verlaten (vgl. het werkdocument van de diensten van de Commissie, punt 2.1.1.1 (nummer 7)). In het algemeen dienen aanvragers slechts persoonlijk op het consulaat of bij de externe dienstverlener te verschijnen om hun vingerafdrukken af te geven met het oog op de opneming daarvan in het VIS (artikel 9);

– de periode waarbinnen een aanvraag kan worden ingediend, is verlengd, zodat reizigers hun reis beter kunnen plannen en tijden van grote drukte kunnen vermijden; er wordt ook een uiterste termijn voor het indienen van een aanvraag vastgesteld, om de lidstaten in staat te stellen aanvragen naar behoren te beoordelen en hun werkzaamheden beter te organiseren (artikel 8);

– het algemene visumaanvraagformulier (bijlage I) is vereenvoudigd en er is in voorzien dat het aanvraagformulier elektronisch wordt ingevuld (artikel 10);

– de lijst van bewijsstukken in bijlage II is niet meer “niet-limitatief”. Wat de te verstrekken bewijsstukken betreft, wordt onderscheid gemaakt tussen onbekende aanvragers en in het VIS geregistreerde regelmatige reizigers (artikel 13). De bepalingen over het opstellen van lijsten van bewijsstukken in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking, om deze aan de plaatselijke omstandigheden aan te passen, zijn in artikel 13 versterkt;

– onbekende visumaanvragers (d.w.z. personen die nog niet eerder een visum hebben aangevraagd) moeten aantonen dat zij aan de voorwaarden voor de afgifte van een visum voldoen;

– in dit verband wordt gewezen op het recente arrest-Koushkaki[8], dat inhoudt dat artikel 23, lid 4, artikel 32, lid 1, en artikel 35, lid 6 (artikel 20, lid 4, artikel 29, lid 1, en artikel 32, lid 5, van de herschikte Visumcode) “in die zin moeten worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, na een onderzoek van een aanvraag voor een eenvormig visum, de afgifte van een dergelijk visum aan een aanvrager alleen kunnen weigeren in de gevallen waarin een van de in die bepalingen genoemde gronden voor weigering van een visum aan die aanvrager kan worden tegengeworpen. Deze autoriteiten beschikken bij het onderzoek van die aanvraag over een ruime beoordelingsmarge met betrekking tot de toepassingsvoorwaarden van deze bepalingen en de beoordeling van de relevante feiten, om te bepalen of een van die weigeringsgronden aan de aanvrager kan worden tegengeworpen.”;

– het Europees Hof van Justitie oordeelde tevens dat artikel 32, lid 1, (artikel 29, lid 1, van de herschikte Visumcode), juncto artikel 21, lid 1, daarvan (artikel 18, lid 1), “in die zin moet worden uitgelegd dat de verplichting van de bevoegde autoriteiten van een lidstaat om een eenvormig visum af te geven veronderstelt dat er, in het licht van de algemene situatie in het land waarin de aanvrager woont en zijn persoonlijke omstandigheden, die zijn aangetoond op basis van de door de aanvrager verstrekte informatie, geen redelijke twijfel bestaat over het voornemen van de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum te verlaten.”;

– er moet worden verondersteld dat “in het VIS geregistreerde regelmatige reizigers” voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst die betrekking hebben op het risico van illegale migratie en de noodzaak over voldoende middelen van bestaan te beschikken. Deze veronderstelling moet echter in afzonderlijke gevallen kunnen worden herzien;

– in het voorstel wordt bepaald dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat de veronderstelling dat aan de toegangsvoorwaarden is voldaan, in een afzonderlijk geval kunnen herzien, en wordt vastgesteld op welke gronden tot herziening kan worden besloten (artikel 18, lid 9);

– de termijnen voor het nemen van een beslissing over een visumaanvraag (artikel 20) worden bekort, omdat ook de termijnen in het kader van de procedure voor voorafgaande raadpleging worden bekort (artikel 19). Er worden korte termijnen ingevoerd voor het onderzoek van aanvragen van familieleden van burgers van de Unie die hun recht op vrij verkeer uitoefenen en naaste verwanten van burgers van de Unie die hun recht op vrij verkeer niet uitoefenen;

– er mag een meervoudig visum worden afgegeven met een geldigheidsduur die de geldigheidsduur van het reisdocument overschrijdt (artikel 11, onder a));

– de bepalingen over een medische reisverzekering moeten worden geschrapt, aangezien nooit is gebleken dat de verplichting om daarover te beschikken enige meerwaarde biedt (vgl. werkdocument van de diensten van de Commissie, punt 2.1.1.2 (nummer 14));

– het standaardformulier voor kennisgeving en motivering van de weigering, nietigverklaring of intrekking van een visum is herzien – er is een specifieke weigeringsgrond voor luchthaventransitvisa opgenomen en er is bepaald dat de betrokkene naar behoren moet worden ingelicht over de beroepsprocedures;

– betreffende de afgifte van visa aan de buitengrens in uitzonderlijke omstandigheden zijn bepalingen ingevoerd die van de algemene bepalingen afwijken: om korte toeristische reizen te stimuleren, mogen de lidstaten visa afgeven aan de buitengrenzen in het kader van een tijdelijke regeling, na kennisgeving en publicatie van de organisatorische procedures van die regeling (artikel 33);

– er zijn flexibele regels toegevoegd die het de lidstaten mogelijk maken hun middelen optimaal te benutten, de consulaire aanwezigheid te verbeteren en de samenwerking tussen de lidstaten uit te breiden (artikel 38);

– het gebruik van externe dienstverleners door de lidstaten is niet langer een oplossing die pas in laatste instantie in aanmerking komt;

– de lidstaten zijn niet meer verplicht aanvragers de mogelijkheid te bieden rechtstreeks een aanvraag in te dienen bij hun consulaat, als zij een externe dienstverlener hebben ingeschakeld om visumaanvragen in ontvangst te nemen (artikel 17, lid 5, wordt geschrapt). Familieleden van burgers van de Unie die hun recht op vrij verkeer uitoefenen, naaste verwanten van burgers van de Unie die hun recht op vrij verkeer niet uitoefenen, en aanvragers die kunnen aantonen dat er sprake is van een noodgeval, moeten echter een onmiddellijke afspraak krijgen;

– de lidstaten moeten jaarlijks verslag uitbrengen aan de Commissie over de samenwerking met externe dienstverleners en het toezicht op die dienstverleners;

– de bepalingen inzake vertegenwoordigingsregelingen (artikel 39, vgl. werkdocument van de diensten van de Commissie, punten 2.1.1.5 (nr. 20) en 2.1.4 (nr. 41)) worden gestroomlijnd;

– zoals in het evaluatieverslag (punt 3.2) is uitgelegd, maakt het ontbreken van voldoende gedetailleerde statistieken het moeilijk om de uitvoering van sommige bepalingen te beoordelen. Bijlage VII wordt daarom gewijzigd: er wordt bepaald dat alle relevante gegevens moeten worden verzameld in zodanig uitgesplitste vorm dat een juiste beoordeling mogelijk wordt. Alle nodige gegevens kunnen (door de lidstaten) uit het VIS worden verkregen, behalve de gegevens over het aantal kosteloos verstrekte visa. Dat gegeven is echter gekoppeld aan de staatskas van de lidstaten en zou dan ook gemakkelijk toegankelijk moeten zijn;

– het rechtskader voor de informatieverstrekking aan het publiek (artikel 45) wordt versterkt:

–        de Commissie zet een gemeenschappelijke website op over Schengenvisa;

–       de Commissie ontwikkelt een model voor de aan visumaanvragers te verstrekken informatie.

Technische wijzigingen:

– de verwijzing naar “doorreis” als specifiek doel van een reis wordt geschrapt (met name in artikel 1, lid 1), aangezien visa voor kort verblijf niet aan een doel gebonden zijn. De verwijzing is slechts gehandhaafd wanneer het gaat om een specifiek doel van een reis, zoals in bijlage II, waar een opsomming wordt gegeven van de bewijsstukken die voor een specifiek doel moeten worden overgelegd;

– er zijn geharmoniseerde regels vastgesteld voor wat er moet gebeuren als iemand een identiteitsdocument of een geldig visum heeft verloren (artikel 7);

– er zijn precieze termijnen vastgesteld voor diverse kennisgevingen van de lidstaten: 15 dagen voor vertegenwoordigingsregelingen, voorgaande raadpleging en informatieverstrekking achteraf.

– overeenkomstig artikel 290 VWEU wordt aan de Commissie de bevoegdheid overgedragen om niet-essentiële onderdelen van de verordening te wijzigen: de lijst van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij zich in de internationale transitzone van luchthavens op het grondgebied van de lidstaten bevinden (bijlage III) en de lijst van verblijfstitels die de houder machtigen tot doorreis via de luchthavens van lidstaten zonder dat een luchthaventransitvisum vereist is (bijlage IV).

– overeenkomstig artikel 291 VWEU moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om uitvoeringshandelingen vast te stellen met de lijst van bewijsstukken die op elke locatie moet worden toegepast om rekening te houden met plaatselijke omstandigheden, voorschriften voor het invullen en aanbrengen van visumstickers en voorschriften voor de afgifte van visa aan zeevarenden aan de buitengrenzen. De eerdere bijlagen VII, VIII en IX moeten daarom worden geschrapt.

Rechtsgrondslag

Artikel 77, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Dit voorstel is een herschikking van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode), die gebaseerd was op gelijkwaardige bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (artikel 62, lid 2, onder a), en onder b), punt ii)).

Subsidiariteitsbeginsel

Artikel 77, lid 2, onder a), VWEU geeft de Unie de bevoegdheid maatregelen vast te stellen voor “het gemeenschappelijk beleid inzake visa en andere verblijfstitels van korte duur”.

Dit voorstel valt binnen de grenzen die door deze bepaling worden gesteld. Dit voorstel beoogt de verdere uitwerking en verbetering van de maatregelen van de Visumcode betreffende de voorwaarden en procedures voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen. Deze taak kan niet volledig door de lidstaten afzonderlijk worden verricht, omdat een bestaand besluit van de Unie (de Visumcode) alleen door de Unie zelf kan worden gewijzigd.

Evenredigheidsbeginsel

Artikel 5, lid 4, VEU bepaalt dat de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder mogen gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. De vorm die voor dit optreden wordt gekozen, moet het mogelijk maken de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken en het voorstel zo doeltreffend mogelijk ten uitvoer te leggen.

De Visumcode moest in 2009 worden vastgesteld in de vorm van een verordening om ervoor te zorgen dat de Visumcode in alle lidstaten die het Schengenacquis toepassen, op dezelfde manier zou worden toegepast. Het voorgestelde initiatief betreft de wijziging van een bestaande verordening en moet daarom de vorm van een verordening aannemen. Wat de inhoud ervan betreft, is dit initiatief beperkt tot verbetering van de bestaande verordening. Het is gebaseerd op dezelfde beleidsdoelstellingen, waaraan één nieuwe doelstelling is toegevoegd, namelijk economische groei. Het voorstel is daarom in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Keuze van instrumenten

Dit voorstel betreft een herschikking van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode). Daarom is alleen een verordening het geschikte rechtsinstrument.

4.         GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde wijziging heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.

5.           AANVULLENDE ELEMENTEN

Gevolgen van de verschillende aan de Verdragen gehechte protocollen en van de associatieovereenkomsten met derde landen

Aangezien dit voorstel zijn rechtsgrondslag heeft in titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, valt het onder het stelsel van “variabele geometrie” dat vervat is in de protocollen betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken en in het Schengenprotocol. Dit voorstel bouwt voort op het Schengenacquis. Er moet dan ook worden nagegaan wat de gevolgen ervan zijn voor de diverse protocollen wat betreft Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, IJsland en Noorwegen, en Zwitserland en Liechtenstein. Tevens moeten de gevolgen voor de verschillende toetredingsakten in overweging worden genomen. De situatie van elk van deze staten wordt uitvoerig beschreven in de overwegingen 49−57 van dit voorstel. Het stelsel van “variabele geometrie” zoals in dit voorstel vervat, valt samen met dat van de oorspronkelijke Visumcode, met toevoeging van een verwijzing naar de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië van 2011.

Verband met het gelijktijdig ingediende voorstel voor een verordening tot instelling van een rondreisvisum[9]

Eventuele wijzigingen van dit voorstel in de loop van de wetgevingsprocedure hebben gevolgen voor het voorstel voor een verordening tot instelling van een rondreisvisum. Er moet daarom voor worden gezorgd dat de noodzakelijke synergieën tussen deze twee voorstellen tijdens het onderhandelingsproces in acht worden genomen. Als bij de onderhandelingen blijkt dat vaststelling van de wetgeving binnen eenzelfde tijdsbestek haalbaar is, is de Commissie voornemens de voorstellen samen te brengen in één herschikkingsvoorstel. Mochten de wetgevers tot overeenstemming komen over onderhavig voorstel voordat er uitzicht is op aanstaande overeenstemming over het voorstel betreffende het rondreisvisum, dan dienen de bepalingen in dit voorstel betreffende het in te voeren rondreisvisum (artikel 3, lid 7, artikel 12, lid 3, en artikel 18, lid 6) bij de vaststelling geschrapt te worden en later in een wijziging van de Visumcode te worden opgenomen, wanneer er overeenstemming is over het rondreisvisum.

Kort overzicht van de voorgestelde wijzigingen

Artikel 1 — Wijziging van de Visumcode

Artikel 1 – Onderwerp en toepassingsgebied

– Horizontale wijziging: in de hele tekst wordt de verwijzing naar “doorreis” als doel van de reis geschrapt.

Artikel 2 – Definities

– Er wordt een punt 6 toegevoegd met de definitie van “rondreisvisum” zoals in de desbetreffende verordening vastgesteld.

– Er wordt een punt 7 toegevoegd met de definitie van “naaste verwanten” (van burgers van de Unie).

– Er wordt een punt 8 toegevoegd met de definitie van “in het VIS geregistreerde aanvrager” om ervoor te zorgen dat alle voordelen van het Visuminformatiesysteem worden benut.

– Er wordt een punt 9 toegevoegd met de definitie van “in het VIS geregistreerde regelmatige reiziger” om ervoor te zorgen dat alle voordelen van het Visuminformatiesysteem worden benut en dat rekening wordt gehouden met de “visumgeschiedenis” van de aanvrager.

– Er wordt een punt 12 toegevoegd met de definitie van “geldig reisdocument”, waarbij “geldig” in de zin van “niet verlopen” wordt onderscheiden van “geldig” in de zin van “niet vals, nagemaakt of vervalst”.

– Er wordt een punt 16 toegevoegd met de definitie van “zeevarende” om ervoor te zorgen dat de versoepelde procedures voor al het op een schip werkzame personeel gelden.

Artikel 3 – Onderdanen van derde landen die in het bezit moeten zijn van een luchthaventransitvisum

– Lid 4: de bepalingen over de invoering door afzonderlijke lidstaten van een luchthaventransitvisumplicht voor onderdanen van specifieke derde landen, zijn herzien zodat zij onder het passende institutionele rechtskader vallen.

Artikel 5 – Lidstaat die bevoegd is voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over een aanvraag

– In lid 1, onder b), wordt voor voorgenomen reizen met meer dan één bestemming slechts één objectief criterium gehandhaafd voor het bepalen van de lidstaat die bevoegd is voor het onderzoeken van de visumaanvraag, namelijk de duur van het verblijf. Daarnaast zijn bepalingen toegevoegd voor situaties waarin de reiziger binnen een korte periode, namelijk twee maanden, verschillende reizen wil uitvoeren naar verschillende lidstaten.

– Lid 2 is gewijzigd in verband met situaties waarin de “bevoegde” lidstaat niet aanwezig of vertegenwoordigd is in het derde land waar de aanvrager wettelijk verblijft. De bepalingen dekken alle mogelijke situaties en bieden oplossingen die uitgaan van de geest van samenwerking en vertrouwen waarop de Schengensamenwerking gebaseerd is.

Artikel 7 – Bevoegdheid tot afgifte van visa aan onderdanen van derde landen die zich legaal op het grondgebied van een lidstaat bevinden

– Lid 1 is gewijzigd naar aanleiding van de wijziging van artikel 5.

– De leden 2 en 3 zijn toegevoegd om een geharmoniseerd rechtskader tot stand te brengen voor situaties waarin het reisdocument van een onderdaan van een derde land is verloren of gestolen tijdens het verblijf op het grondgebied van de lidstaten.

Artikel 8 – Praktische voorschriften voor het indienen van een aanvraag

– In lid 1 worden de algemene minimum- en maximumtermijnen voor het indienen van een aanvraag vastgesteld.

– Er wordt een punt 3 toegevoegd waarbij familieleden van burgers van de Unie in bepaalde situaties een onmiddellijke afspraak moet worden gegeven.

– De toepassing van lid 4 is niet langer facultatief (“kan toestaan”) maar nu verplicht (“staat toe”), zodat dringende gevallen altijd onmiddellijk worden afgehandeld.

– Lid 5 bevat duidelijker regels over wie namens de aanvrager een aanvraag mag indienen, en een verwijzing naar verenigingen of instellingen op beroeps-, cultuur-, sport- en onderwijsgebied, onderscheiden van commerciële bemiddelaars.

– Lid 6 is overgeheveld van het oude artikel 40, lid 4, en beperkt tot slechts de bepaling dat aanvragers voor het indienen van een aanvraag slechts op één plaats persoonlijk hoeven te verschijnen.

Artikel 9 – Algemene voorschriften voor het indienen van een aanvraag

– Lid 1 is vervangen door een nieuwe tekst, waarin wordt bepaald dat het principe dat alle aanvragers de aanvraag persoonlijk moeten indienen, is verlaten (vgl. het werkdocument van de diensten van de Commissie, punt 2.1.1.1 (nummer 7)).

– Lid 2 is gewijzigd naar aanleiding van de wijziging van lid 1.

Artikel 10 – Aanvraagformulier

– In lid 1 wordt nu verwezen naar de mogelijkheid om het aanvraagformulier elektronisch in te vullen.

– In lid 2 wordt bepaald dat de elektronische versie van het aanvraagformulier precies overeenkomt met het in bijlage I opgenomen model.

– Lid 4 is vereenvoudigd en bepaalt nu dat het aanvraagformulier in ieder geval altijd beschikbaar moet zijn in de officiële taal van het land waarvoor het visum wordt aangevraagd en het gastland.

Artikel 11 – Reisdocument

– In punt a) is een kruisverwijzing opgenomen naar de nieuwe bepaling in artikel 21, lid 2 (zie aldaar).

– Onder b) wordt nu bepaald dat er in het reisdocument van de aanvrager altijd een dubbele blanco pagina beschikbaar moet zijn, zodat de visumsticker en de inreis- en uitreisstempels naast elkaar kunnen worden aangebracht. Dat vergemakkelijkt de controle aan de grens (vgl. het werkdocument van de diensten van de Commissie, punt 2.1.1.2 (nummer 11)).

Artikel 12 – Biometrische kenmerken

– De leden 2 en 4 zijn gewijzigd naar aanleiding van de wijziging van artikel 9, lid 1.

– Lid 3 is gewijzigd om rekening te houden met het voorstel over het rondreisvisum.

Artikel 13 – Bewijsstukken

– Lid 2 is ingevoegd betreffende procedureversoepelingen voor in het VIS geregistreerde regelmatige reizigers, zodat deze aanvragers slechts het doel van de reis hoeven aan te tonen.

– Lid 3 is ingevoegd ter toekenning of verduidelijking van de faciliteiten voor naaste verwanten van burgers van de Unie in bepaalde situaties.

– Lid 4 is gewijzigd en bepaalt nu dat de geharmoniseerde lijst van bewijsstukken in bijlage II volledig is.

– Lid 6 bepaalt dat aanvragers kopieën of afschriften van de originele bewijsstukken kunnen indienen. De aanvragers moeten in een later stadium alsnog de originelen overleggen; van bekende aanvragers mag dat echter slechts in specifieke gevallen worden verlangd, als er twijfel bestaat aan de echtheid van de documenten.

– In lid 7, onder a), is het woord “particuliere” toegevoegd voor “logiesverstrekking”.

– Lid 10 is gewijzigd om rekening te houden met het voorstel over uitvoeringshandelingen.

Artikel 14 – Visumleges

– In lid 3, onder a), wordt de vrijstelling van visumleges uitgebreid tot alle minderjarigen (eerder alleen minderjarigen tot 6 jaar). De bepalingen inzake verlaging van de visumleges voor 6-12-jarigen en de facultatieve legesvrijstelling voor diezelfde groep zijn daardoor overbodig.

– In lid 3, onder c), is de omschrijving van de betrokken categorie personen verduidelijkt.

– Lid 3, onder d), maakt de vrijstelling van visumleges voor houders van diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten verplicht.

– Lid 3, onder e), maakt de vrijstelling van visumleges verplicht voor deelnemers onder de 26 jaar aan seminars, conferenties en sportieve, culturele of educatieve evenementen die door non-profitorganisaties worden georganiseerd. De facultatieve vrijstelling voor deze groep en de verplichte vrijstelling voor vertegenwoordigers van non-profitorganisaties die aan seminars, conferenties en sportieve, culturele of educatieve evenementen deelnemen, worden daarmee overbodig.

– Lid 3, onder f) en g), is ingevoegd om in bepaalde situaties vrijstelling van visumleges te verlenen aan familieleden van burgers van de Unie, of de bepalingen te verduidelijken.

              Zie ook het werkdocument van de diensten van de Commissie, punt 2.1.1.3 (nummer 15).

Artikel 15 – Dienstverleningskosten

– In lid 1 is de verwijzing naar “aanvullende” dienstverleningskosten geschrapt.

– Lid 3 is gewijzigd naar aanleiding van de wijziging van artikel 14.

Artikel 18 – Controle van de toegangsvoorwaarden en risicobeoordeling

– Lid 2 is ingevoegd om rekening te houden met de invoeging van artikel 2, lid 9, en artikel 13, lid 1, onder e).

– Lid 3 is ingevoegd om te verduidelijken dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat de veronderstelling dat aan de toegangsvoorwaarden is voldaan, in een afzonderlijk geval moeten herzien. In dit lid wordt bepaald op welke gronden tot herziening kan worden besloten.

– Lid 6 is gewijzigd om rekening te houden met het voorstel voor de invoering van een rondreisvisum. De misleidende tekst “door een andere lidstaat afgegeven” is geschrapt.

– Lid 10 is gewijzigd, zodat de lidstaten via moderne communicatiemiddelen een gesprek met de aanvrager kunnen voeren en deze niet meer per se naar het consulaat moeten laten komen.

Artikel 19 – Voorafgaande raadpleging

– Lid 2 is gewijzigd en bepaalt nu dat de lidstaten binnen vijf dagen in plaats van zeven op een verzoek om voorafgaande raadpleging moeten reageren.

– Lid 3 bepaalt dat de lidstaten verzoeken om voorafgaande raadpleging uiterlijk 15 kalenderdagen voor de maatregel ingaat aan de Commissie moeten melden, zodat de aanvragers tijdig kunnen worden geïnformeerd en de andere lidstaten technische voorbereidingen kunnen treffen.

– Lid 5 is geschrapt omdat het overbodig is geworden.

Artikel 20 – Beslissing over de aanvraag

– In lid 1 wordt bepaald dat de termijn waarbinnen een beslissing moet worden genomen, wordt teruggebracht tot maximaal tien kalenderdagen. Dat vloeit voort uit de wijziging van artikel 19, lid 2, en de bevindingen van het verslag over de uitvoering van de Visumcode. Vergelijk ook het werkdocument van de Commissie, punt 2.1.1.6, nummer 22.

– Lid 2 is gewijzigd door verkorting van de maximale termijn voor het nemen van een beslissing tot 20 dagen. De laatste zin wordt geschrapt in verband met het schrappen van de bepaling dat een vertegenwoordigde lidstaat kon eisen te worden geraadpleegd over door de vertegenwoordigende lidstaten behandelde aanvragen.

– Lid 3 is ingevoegd om in bepaalde situaties faciliteiten te verlenen aan naaste verwanten van burgers van de Unie, of de bepalingen te verduidelijken.

– Het oude lid 3 is geschrapt omdat de behandeling van een aanvraag van een visum voor kort verblijf geen zestig kalenderdagen mag duren.

– Lid 4, onder d), is geschrapt in verband met het schrappen van de bepaling over raadpleging van de vertegenwoordigde lidstaat, die inhield dat bepaalde zaken ter behandeling werden overgedragen aan de vertegenwoordigde lidstaat en niet door de vertegenwoordigende lidstaat werden afgehandeld.

Artikel 21 – Afgifte van een eenvormig visum

– Lid 2 vervangt de vierde en vijfde alinea van het oude artikel 24, lid 1.

– Uit lid 2, eerste alinea, is de vermelding van visa voor twee binnenkomsten geschrapt vanwege overbodigheid. Voorts is voorzien in de mogelijkheid om een meervoudig visum af te geven dat langer geldig is dan het reisdocument waarin het is aangebracht.

– Leden 3 en 4 zijn ingevoegd in verband met de wijziging van artikel 2, lid 10, en om objectieve criteria te geven voor de toekenning van bepaalde faciliteiten.

– Lid 5 is gewijzigd ter dekking van andere situaties waarin visumaanvragers in aanmerking komen voor een meervoudig visum.

Artikel 24 – Invullen van de visumsticker

– Lid 2 is ingevoegd in verband met het bepaalde in artikel 51, lid 2.

– Lid 3 is gewijzigd ter versterking van de bepalingen over nationale vermeldingen op de visumsticker (vgl. het werkdocument van de diensten van de Commissie, punt 2.1.1.6 (nummer 27)).

– Lid 5 bepaalt nu dat alleen visa voor één binnenkomst met de hand mogen worden ingevuld.

Artikel 25 – Ongeldig maken van een ingevulde visumsticker

– Lid 2 is gewijzigd om een correcte rechtsgrondslag vast te stellen voor een in het visumcodehandboek aanbevolen werkwijze.

Artikel 26 – Aanbrengen van een visumsticker

– Lid 2 is ingevoegd in verband met het bepaalde in artikel 51, lid 2.

Artikel 28 – In kennis stellen van de centrale autoriteiten van andere lidstaten

– Lid 2 is gewijzigd om te waarborgen dat de andere lidstaten tijdig op de hoogte worden gesteld, vgl. de opmerkingen betreffende artikel 19.

Artikel 29 – Weigering van een visum

– Lid 1, onder a), punt vii), is geschrapt in verband met het schrappen van de verplichting om over een medische reisverzekering te beschikken.

– In lid 3 wordt nu ook verwezen naar de verplichting voor de lidstaten om uitvoerige informatie over de beroepsprocedures te verstrekken.

– Lid 4 is geschrapt in verband met het schrappen van de bepaling dat bepaalde zaken ter behandeling worden overgedragen aan de vertegenwoordigde lidstaat en niet door de vertegenwoordigende lidstaat worden afgehandeld.

Artikel 31 – Nietigverklaring en intrekking

– Lid 4 is gewijzigd naar aanleiding van de wijziging van artikel 13.

Artikel 32 – Aan de buitengrenzen bij wijze van uitzondering aangevraagde visa

– De titel is gewijzigd naar aanleiding van de invoeging van artikel 33.

– Lid 2 is geschrapt in verband met het schrappen van de verplichting om over een medische reisverzekering te beschikken.

Artikel 33 – Krachtens een tijdelijke regeling aan de buitengrenzen aangevraagde visa

– Deze bepalingen zijn toegevoegd om de lidstaten in staat te stellen korte toeristische reizen te stimuleren. Zij moeten visa aan de buitengrenzen kunnen afgeven, niet alleen per geval, afhankelijk van de individuele situatie van de onderdaan van een derde land, maar ook op basis van een tijdelijke regeling. Het artikel bevat voorschriften voor de kennisgeving en publicatie van de organisatorische details van dergelijke regelingen, en bepaalt dat de geldigheid van het afgegeven visum beperkt dient te zijn tot het grondgebied van de lidstaat van afgifte.

– Lid 6 bevat de voorschriften voor de verslaglegging door de betrokken lidstaat.

Artikel 34 – Afgifte aan de buitengrenzen van visa aan zeevarenden

– Lid 3 is ingevoegd in verband met het bepaalde in artikel 51, lid 2.

Artikel 38 – Consulaire organisatie en samenwerking

– De tweede zin van lid 1 is geschrapt omdat hij overbodig is geworden.

– De formulering van lid 2, onder b), is aangepast in verband met de intrekking van het oude artikel 41 en de afschaffing van de bepaling dat uitbesteding slechts “in laatste instantie” is toegestaan.

– Voor lid 4 is artikel 8, lid 6, in de plaats gekomen.

Artikel 39 – Vertegenwoordigingsregelingen

– Lid 1 stemt overeen met het oude artikel 8, lid 1.

– In lid 2 wordt bepaald op welke wijze aanvragen in ontvangst worden genomen en dossiers en gegevens aan andere lidstaten worden gezonden indien een lidstaat een andere lidstaat vertegenwoordigt louter voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verzamelen van biometrische kenmerken.

– Lid 3 is gewijzigd om rekening te houden met de schrapping van de mogelijkheid dat een vertegenwoordigde lidstaat voorschrijft dat hij wordt betrokken bij de afhandeling van zaken die door een andere lidstaat worden behandeld.

– Leden 4 en 5 stemmen overeen met het oude artikel 8, leden 5 en 6.

– Lid 6 schrijft de minimumtermijn voor waarbinnen de vertegenwoordigde lidstaat de Commissie moet melden dat een vertegenwoordigingsregeling van kracht wordt of wordt beëindigd.

– Lid 7 bepaalt dat de vertegenwoordigende lidstaat op hetzelfde tijdstip dat de kennisgeving van lid 6 plaatsvindt, zowel de andere lidstaten als de delegatie van de EU in het desbetreffende ambtsgebied in kennis moet stellen van de vertegenwoordigingsregelingen of van de beëindiging daarvan.

– Lid 8 stemt overeen met het oude artikel 8, lid 9.

Artikel 40 — Beroep op honorair consuls

– In lid 1 wordt het woord “ook” geschrapt.

Artikel 41 – Samenwerking met externe dienstverleners

– Het oude lid 3 is geschrapt omdat een dergelijke vorm van harmonisatie in realiteit onhaalbaar is, aangezien de lidstaten doorgaans algemene contracten afsluiten met externe dienstverleners.

– Lid 5, onder e), is gewijzigd naar aanleiding van de wijziging van artikel 9.

– Lid 12 is in die zin gewijzigd dat de lidstaten jaarlijks verslag moeten uitbrengen over de samenwerking met en toezicht op externe dienstverleners, zoals bedoeld in bijlage IX.

Artikel 42 – Versleuteling en beveiligde overdracht van gegevens

– De leden 1, 2 en 4 zijn gewijzigd in verband met de intrekking van het oude artikel 8.

Artikel 43 – Samenwerking van de lidstaten met commerciële bemiddelaars

– Lid 1 is gewijzigd naar aanleiding van de schrapping van het oude punt 11 van artikel 2 met de definitie van commerciële bemiddelaar.

– Lid 5, tweede alinea, is gewijzigd om ervoor te zorgen dat het publiek wordt ingelicht over erkende commerciële bemiddelaars.

Artikel 45 – Publieksvoorlichting

– Lid 1, onder c), is gewijzigd in verband met de intrekking van het oude artikel 41.

– Het oude punt e) van lid 1 is geschrapt in verband met de intrekking van het oude artikel 20.

– Het ingevoegde lid 3 bepaalt dat de Commissie een geharmoniseerd model zal opstellen voor de overeenkomstig artikel 45, lid 1, te verstrekken informatie.

– Het ingevoegde lid 4 bepaalt dat de Commissie een website over Schengen zal opzetten met alle relevante informatie over het aanvragen van een visum.

Artikel 46 – Plaatselijke Schengensamenwerking

– In lid 1 zijn de eerste zin en punt a) gewijzigd in die zin dat er wordt bepaald dat in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking geharmoniseerde lijsten van bewijsstukken worden opgesteld.

– Punt b) en de laatste alinea van lid 1 zijn gewijzigd naar aanleiding van de wijziging van artikel 14.

– Lid 2 is gewijzigd in verband met de invoeging van artikel 45, lid 3.

– In lid 3, onder a), wordt nu bepaald dat op plaatselijk niveau kwartaalstatistieken worden opgesteld over visa, en is een verwijzing naar rondreisvisa toegevoegd.

– Lid 3, onder b), is gewijzigd naar aanleiding van de herformulering van de eerste zin.

– Lid 7 is gewijzigd en bepaalt nu dat op basis van de jaarverslagen die op de verschillende Schengenlocaties worden opgesteld, de Commissie jaarlijks verslag uitbrengt aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikelen 48 en 49 – Bevoegdheidsdelegatie

– Deze artikelen zijn ingevoegd in verband met artikel 290 VWEU over gedelegeerde handelingen.

Artikel 50 – Aanwijzingen voor de praktische toepassing van de visumcode

– Dit artikel is gewijzigd in verband met het bepaalde in artikel 51, lid 2.

Artikel 51 – Comitéprocedure

– Dit artikel is gewijzigd in verband met de bepalingen inzake de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011.

Artikel 52 – Kennisgeving

– Lid 1, onder g), is gewijzigd in verband met de wijziging van artikel 38.

– Lid 2 is gewijzigd in verband met de invoeging van artikel 45, lid 4.

Artikel 54 – Monitoring en evaluatie

– Dit artikel bevat standaardbepalingen inzake monitoring en evaluatie van rechtsinstrumenten.

Artikel 55 – Inwerkingtreding

– Dit is de standaardbepaling over inwerkingtreding en rechtstreekse toepasselijkheid. De verordening wordt met ingang van zes maanden na de inwerkingtreding toegepast, met uitzondering van artikel 51, lid 2, dat drie maanden na de inwerkingtreding van toepassing wordt met het oog op de vaststelling van de in de artikelen 24, 26, 32 en 50 bedoelde uitvoeringshandelingen.         

Bijlagen

– Bijlage I wordt vervangen.

– Bijlage V:

– het oude punt 7 betreffende de medische reisverzekering wordt geschrapt;

– een nieuw punt 10 wordt ingevoegd met het oog op gevallen waarin de aanvraag van een luchthaventransitvisum wordt geweigerd.

ê 810/2009 (aangepast)

2014/0094 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de visumcode van de Unie (Visumcode)

(herschikking)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap Ö betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) Õ, en met name artikel 62 Ö 77 Õ, lid 2, onder a) en b), ii),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[10],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

ò nieuw

(1)       Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad[11] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan.

ê 810/2009 overweging 1 (aangepast)

Overeenkomstig artikel 61 van het Verdrag dient de totstandkoming van een gebied waarbinnen personen zich vrijelijk kunnen bewegen vergezeld te gaan van maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel en immigratie.

ê 810/2009 overweging 2 (aangepast)

Krachtens artikel 62, punt 2, van het Verdrag worden maatregelen inzake het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten houdende voorschriften inzake visa voor voorgenomen verblijven van ten hoogste drie maanden, met inbegrip van de procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa door de lidstaten, vastgesteld.

ò nieuw

(2)       Het Uniebeleid op het gebied van visa voor verblijven van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen is een wezenlijk onderdeel van de totstandkoming van een gemeenschappelijke ruime zonder binnengrenzen. Aan de gemeenschappelijke voorschriften inzake de voorwaarden en procedures voor de afgifte van visa dienen de beginselen van solidariteit en wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten ten grondslag te liggen.

ê 810/2009 overweging 3 (aangepast)

(3)       Met betrekking tot het visumbeleid is de totstandbrenging van een “gemeenschappelijk wetgevingsinstrumentarium”, met name door de consolidering en ontwikkeling van het acquis (de relevante bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985[12] en de Gemeenschappelijke Visuminstructies[13]) één van de wezenlijke onderdelen van een Ö Verordening (EG) nr. 810/2009 is onder meer gericht op Õ “verdere ontwikkeling van het gemeenschappelijk visumbeleid door verdere harmonisatie van de nationale wetgeving en van de uitvoeringspraktijken van de plaatselijke consulaire vertegenwoordigingen, als onderdeel van een gelaagd systeem dat erop is gericht legaal reizen te bevorderen en illegale Ö onregelmatige Õ immigratie te bestrijden”, als omschreven in het Haags Programma: versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie[14].

ê 810/2009 overweging 8 (aangepast)

(4)       Ö Deze verordening dient er ook toe te leiden dat, mits Õ Mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, dienen meervoudige inreisvisa te worden afgegeven teneinde de administratieve lasten van de consulaten van de lidstaten te verminderen en ervoor te zorgen dat frequente en regelmatige reizigers vlot kunnen reizen. Voor aanvragers van wie de consulaten weten dat zij integer en betrouwbaar zijn, dient waar mogelijk in een vereenvoudigde procedure te worden voorzien.

ò nieuw

(5)       Bij Verordening (EG) nr. 810/2009 is het rechtskader verduidelijkt en vereenvoudigd en zijn de visumprocedures sterk gemoderniseerd en gestandaardiseerd. Specifieke bepalingen die bedoeld waren om de procedures in afzonderlijke gevallen op basis van subjectieve criteria te vergemakkelijken, worden echter onvoldoende toegepast.

(6)       Een intelligent visumbeleid moet ervoor zorgen dat de veiligheid aan de buitengrenzen gehandhaafd blijft, maar tegelijkertijd ook dat het Schengengebied goed blijft functioneren en legaal reizen wordt vergemakkelijkt. Het gemeenschappelijk visumbeleid moet bijdragen tot meer groei en in overeenstemming zijn met ander EU-beleid, zoals op het gebied van externe betrekkingen, handel, onderwijs, cultuur en toerisme.

(7)       Teneinde mobiliteit te vereenvoudigen en familiebezoeken te vergemakkelijken voor onderdanen van derde landen die een bezoek brengen aan naaste verwanten die burgers van de Unie zijn en op het grondgebied verblijven van de lidstaat waarvan zij de nationaliteit bezitten, alsook voor naaste verwanten van burgers van de Unie die in een derde land wonen en samen met die burger van de Unie de lidstaat wensen te bezoeken waarvan de burger van de Unie de nationaliteit bezit, dienen bij deze verordening de daartoe benodigde procedures te worden versoepeld.

(8)       Minimaal dezelfde versoepelingen dienen te worden geboden aan familieleden die zich bevinden in een van de situaties die vallen onder Richtlijn 2004/38/EG[15], overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 2, van die richtlijn.

(9)       Teneinde de procedure voor geregistreerde reizigers te vereenvoudigen en tegelijkertijd het risico van onregelmatige immigratie en de veiligheidsrisico’s die sommige reizigers vormen, aan te pakken, dient onderscheid te worden gemaakt tussen personen die voor het eerst een visum aanvragen en personen aan wie eerder een visum is afgegeven en die in het Visuminformatiesysteem (VIS) zijn geregistreerd. Dit onderscheid dient in alle fasen van de procedure gehandhaafd te blijven.

(10)     Er dient te worden verondersteld dat aanvragers die in het VIS zijn geregistreerd en gedurende de 12 maanden die aan de aanvraag voorafgaan twee visa rechtmatig hebben gebruikt, voldoen aan de toegangsvoorwaarden, wat betreft het risico van onregelmatige migratie en het vereiste om over voldoende middelen van bestaan te beschikken. Deze veronderstelling dient echter te kunnen worden ontkracht indien de bevoegde autoriteiten aantonen dat in afzonderlijke gevallen aan één of meer van deze voorwaarden niet wordt voldaan.

(11)     Of een afgegeven visum rechtmatig is gebruikt, dient te worden beoordeeld aan de hand van elementen als de inachtneming van de toegestane duur van het verblijf en de territoriale geldigheid van het visum, alsook de voorschriften inzake toegang tot de arbeidsmarkt en uitoefening van een economische activiteit.

ê 810/2009 overweging 5 (aangepast)

ð nieuw

(12)     Voor de doorreis via internationale zones op luchthavens dienen voorschriften te worden opgesteld om illegale Ö onregelmatige Õ immigratie te bestrijden. Ö Daartoe Õ Derhalve dienen onderdanen van op Ö dient Õ een gemeenschappelijke lijst vermelde Ö van Õ derde landen ð te worden opgesteld, waarvan de onderdanen ï in het bezit Ö dienen Õ te zijn van een luchthaventransitvisum. In urgente gevallen van massale ð Wanneer een lidstaat wordt geconfronteerd met een plotselinge en aanzienlijke ï toestroom van illegale Ö onregelmatige Õ immigranten moet de lidstaten Ö die lidstaat Õ bovendien worden toegestaan om een dergelijk vereiste op te leggen aan Ö voor Õ onderdanen van niet op de gemeenschappelijke lijst vermelde derde landen Ö een gegeven derde land tijdelijk een luchthaventransitvisumplicht kunnen invoeren Õ. De individuele besluiten van de lidstaten dienen jaarlijks te worden geëvalueerd. ð De daartoe noodzakelijke voorwaarden en procedures dienen te worden vastgesteld om te waarborgen dat deze maatregel gedurende beperkte tijd wordt toegepast en in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel niet verder gaat dan wat noodzakelijk is om het doel ervan te bereiken. De luchthaventransitvisumplicht mag alleen worden toegepast om de specifieke situatie te verhelpen naar aanleiding waarvan de maatregel werd ingevoerd. ï

ò nieuw

(13)     Houders van door bepaalde landen afgegeven visa en verblijfsvergunningen dienen van de luchthaventransitvisumplicht te worden vrijgesteld.

(14)     Het dient duidelijk te zijn welke lidstaat bevoegd is om een visumaanvraag te onderzoeken, met name als het voorgenomen bezoek meerdere lidstaten bestrijkt.

(15)     Visumaanvragers moeten een aanvraag kunnen indienen in hun woonland, ook als de volgens de algemene regels bevoegde lidstaat in dat land niet aanwezig of vertegenwoordigd is.

(16)     De behandeling van visumhouders wier reisdocument is verloren of gestolen tijdens een verblijf op het grondgebied van de lidstaten, dient te worden geharmoniseerd.

ê 810/2009 overweging 9

(17)     Met het oog op de registratie van biometrische kenmerken in het Visuminformatiesysteem (VIS), zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening)[16], dient de persoonlijke verschijning van de aanvrager — in elk geval voor de eerste aanvraag — een van de basisvoorwaarden te zijn voor de aanvraag van een visum.

ê 810/2009 overweging 10

(18)     Om de visumaanvraagprocedure voor een eventuele volgende visumaanvraag te vergemakkelijken, moet het mogelijk zijn vingerafdrukken uit de eerste vermelding in het VIS binnen een termijn van 59 maanden te kopiëren. Na afloop van deze termijn moeten de vingerafdrukken opnieuw worden genomen.

ê 810/2009 overweging 11 (aangepast)

(19)     Elk document, gegeven of biometrisch kenmerk dat in de loop van een visumaanvraagprocedure door een lidstaat wordt ontvangen, Ö dient Õ wordt als consulair document in de zin van het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake consulaire betrekkingen Ö te worden Õ beschouwd en wordt op passende wijze Ö als zodanig te worden Õ behandeld.

ê 810/2009 overweging 12

(20)     Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[17] is ten aanzien van de lidstaten van toepassing wat de verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening betreft.

ò nieuw

(21)     Voor de verschillende stappen van de procedure dienen uiterste termijnen te worden vastgesteld, in het bijzonder om het voor reizigers mogelijk te maken hun reis te plannen en de grootste drukte op de consulaten te vermijden.

(22)     De consulaten van de lidstaten dienen voor de afhandeling van visumaanvragen dezelfde visumleges te heffen. De categorieën personen die voor vrijstelling van de visumleges in aanmerking komen, dienen uniform te zijn en duidelijk te zijn gedefinieerd. De lidstaten moeten in afzonderlijke gevallen de visumleges kunnen kwijtschelden.

(23)     Van aanvragers van een visum voor kort verblijf mag niet worden geëist dat zij in het bezit zijn van een medische reisverzekering, aangezien dat voor de visumaanvragers een onevenredige belasting vormt en er geen bewijs is dat houders van een visum voor kort verblijf een groter risico vormen voor de volksgezondheidsuitgaven van de lidstaten dan onderdanen van derde landen die visumvrijstelling genieten.

(24)     Het dient beroepsverenigingen, culturele verenigingen en sportverenigingen, alsmede erkende commerciële bemiddelaars, te worden toegestaan om namens visumaanvragers een aanvraag in te dienen.

(25)     De bepalingen betreffende onder meer de “marge” van de geldigheidsduur, het invullen van de visumsticker en het ongeldig maken van een ingevulde visumsticker dienen te worden verduidelijkt.

(26)     Meervoudige inreisvisa met een lange geldigheidsduur dienen aan de hand van objectief vastgestelde criteria te worden afgegeven. De geldigheidsduur van een meervoudig inreisvisum mag de geldigheidsduur van het reisdocument waarin het is aangebracht overschrijden.

(27)     Het aanvraagformulier dient rekening te houden met de invoering van het VIS. De lidstaten dienen voor zover mogelijk toe te staan dat visumaanvraagformulieren elektronisch worden ingevuld en ingediend en kopieën of afschriften van bewijsstukken te aanvaarden. De oorspronkelijke documenten dienen slechts in specifieke gevallen vereist te zijn.

(28)     Het standaardformulier voor kennisgeving van de weigering, nietigverklaring of intrekking van een visum moet voorzien in een specifieke weigeringsgrond voor luchthaventransitvisa en waarborgen dat de betrokkene naar behoren wordt ingelicht over de beroepsprocedures.

(29)     De voorschriften voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met het oog op de afgifte van visa aan zeevarenden aan de buitengrenzen dienen zo eenvoudig en zo duidelijk mogelijk te zijn, evenals het daartoe in te vullen formulier.

(30)     De afgifte van visa aan de buitengrenzen dient in beginsel slechts bij wijze van uitzondering te blijven gebeuren. Om de lidstaten in staat te stellen korte toeristische reizen te stimuleren, dient hun echter te worden toegestaan visa aan de buitengrenzen af te geven op basis van een tijdelijke regeling, na kennisgeving en publicatie van de organisatorische procedures van die regeling. Dergelijke regelingen dienen van tijdelijke aard te zijn en de geldigheid van het afgegeven visum dient beperkt te zijn tot het grondgebied van de lidstaat van afgifte.

ê 810/2009 overweging 6 (aangepast)

ð nieuw

(31)     In de regelingen voor de ontvangst van aanvragers dient voldoende rekening te worden gehouden met de menselijke waardigheid. Ö De behandeling van Õ Vvisumaanvragen dienten professioneel en met respect te Ö gebeuren Õ worden behandeld, ð en mag niet verder gaan dan wat nodig is om ï naar evenredigheid van de nagestreefde doelen Ö te bereiken Õ .

ê 810/2009 overweging 7 (aangepast)

ð nieuw

(32)     De lidstaten dienen te waarborgen dat de dienstverlening aan het publiek van een hoge kwaliteit is en dat daarbij goede bestuurlijke werkwijzen worden toegepast. Zij dienen voldoende en goed opgeleide medewerkers alsmede voldoende middelen beschikbaar te stellen teneinde de visumaanvraagprocedure zoveel mogelijk te vergemakkelijken. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat het éénloketprincipe op alle aanvragers Ö een visumaanvrager Õ wordt toegepast Ö voor het indienen van zijn aanvraag slechts op één plaats hoeft te verschijnen Õ. ðDit dient de mogelijkheid om met de aanvrager een persoonlijk gesprek te voeren, onverlet te laten. ï

ê 810/2009 overweging 13 (aangepast)

ð nieuw

(33)     Teneinde de procedure te vergemakkelijken, dienen Ö Verordening (EG) nr. 810/2009 voorziet in Õ verscheidene Ö vormen van Õ samenwerkingsvormen zoals beperkte vertegenwoordiging, co-locatie, gemeenschappelijke aanvraagcentra, beroep op honorair consuls en samenwerking met externe dienstverleners in overweging te worden genomen, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de gegevensbeschermingsvoorschriften van Richtlijn 95/46/EG Ö tussen de lidstaten, die enerzijds de lidstaten in staat stellen hun middelen te bundelen en anderzijds de consulaire vertegenwoordiging ten behoeve van de aanvragers verbeteren Õ . De lidstaten moeten, overeenkomstig de voorwaarden die in het kader van deze verordening zijn vastgesteld, bepalen van welke organisatiestructuur zij in elk derde land gebruik zullen maken. ð Er dienen flexibele voorschriften te worden vastgesteld die de lidstaten toestaan hun middelen optimaal te delen en de consulaire vertegenwoordiging te verbeteren. De samenwerking tussen lidstaten (“Schengenvisumcentra”) kan elke vorm aannemen, afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden, met als doel de geografische consulaire vertegenwoordiging te verbeteren, de kosten van de lidstaten de verlagen, de zichtbaarheid van de Europese Unie te vergroten en de dienstverlening aan visumaanvragers te verbeteren. ï

ê 810/2009 overweging 4 (aangepast)

ð nieuw

(34)     Met betrekking tot visa dienen de lidstaten aanwezig of vertegenwoordigd te zijn in alle derde landen waarvan de ingezetenen visumplichtig zijn. ð De lidstaten dienen te streven naar consulaire aanwezigheid of vertegenwoordiging op zo breed mogelijke basis. ï Lidstaten die in een derde land of een bepaald gedeelte van een derde land geen eigen consulaat hebben, dienen er Ö daarom Õ naar te streven om vertegenwoordigingsregelingen te sluiten teneinde te voorkomen dat het de visumaanvragers onevenredige moeite vergt om toegang tot een consulaat te krijgen.

ò nieuw

(35)     De vertegenwoordigingsregelingen moeten worden gestroomlijnd en hindernissen voor de sluiting van dergelijke regelingen tussen de lidstaten moeten worden vermeden; de vertegenwoordigende lidstaat dient verantwoordelijk te zijn voor de uitvoering van het gehele proces van verwerking van de visumaanvragen, zonder bemoeienis van de vertegenwoordigde lidstaat.

ê 810/2009 overweging 14

ð nieuw

(36)     Er moeten regelingen worden getroffen voor situaties waarin een lidstaat voor het in ontvangst nemen van aanvragen besluit met een externe dienstverlener samen te werken. Hiertoe kan worden besloten indien samenwerking met andere lidstaten in de vorm van vertegenwoordiging, beperkte vertegenwoordiging, gedeelde co-locatie of een gemeenschappelijk aanvraagcentrum wegens bijzondere omstandigheden of om redenen die verband houden met de plaatselijke situatie niet aangewezen blijkt voor de betrokken lidstaat. Bij de vaststelling van dergelijke regelingen moeten de algemene beginselen voor de afgifte van visa worden nageleefd, met inachtneming van de gegevensbeschermingsvoorschriften van Richtlijn 95/46/EG. Bij het vaststellen en uitvoeren van dergelijke regelingen moet er tevens rekening mee worden gehouden dat “visumshopping” moet worden voorkomen.

ê 810/2009 overweging 15

Lidstaten die tot samenwerking met een externe dienstverlener besluiten, moeten voor alle aanvragers de mogelijkheid behouden hun aanvraag rechtstreeks bij hun diplomatieke missies of consulaire posten in te dienen.

ê 810/2009 overweging 16 (aangepast)

ð nieuw

(37)     De samenwerking van de lidstaten met externe dienstverleners moet worden geregeld in een rechtsinstrument dat bepalingen bevat betreffende hun Ö de Õ precieze verantwoordelijkheden Ö van de externe dienstverlener Õ , de rechtstreekse en volledige toegang Ö van de lidstaat Õ tot hun Ö de Õ gebouwen Ö van de externe dienstverlener Õ , voorlichting aan de aanvragers, vertrouwelijkheid en de desbetreffende omstandigheden, voorwaarden en procedures voor de opschorting of beëindiging van de samenwerking. ðDe lidstaten moeten jaarlijks verslag uitbrengen aan de Commissie over de samenwerking met externe dienstverleners en het toezicht op die dienstverleners. ï

ê 810/2009 overweging 17

Door de lidstaten toe te staan met een externe dienstverlener samen te werken voor het inontvangstnemen van aanvragen en het instellen van het éénloketprincipe voor de indiening van aanvragen, schept deze verordening een afwijking van de algemene regel van de verschijning in persoon van de aanvrager bij een diplomatieke of consulaire post. Dit laat de mogelijkheid om de aanvrager op te roepen voor een persoonlijk gesprek onverlet.

ê 810/2009 overweging 19

ð nieuw

(38)     Statistische gegevens zijn een belangrijk middel voor het bewaken van migratiebewegingen en kunnen als doelmatig beheersinstrument worden gebruikt. Derhalve dienen deze gegevens geregeld te worden verzameld volgens een gemeenschappelijk model. ðGedetailleerde gegevens betreffende visa moeten worden verzameld voor het vaststellen van vergelijkende statistieken, aan de hand waarvan de tenuitvoerlegging van deze verordening op basis van feiten kan worden beoordeeld. ï

ê 810/2009 overweging 23 (aangepast)

ð nieuw

(39)     Ö Het algemene publiek moet alle relevante informatie worden verstrekt over het aanvragen van visa; de zichtbaarheid van het gemeenschappelijk visumbeleid moet worden verbeterd en er moet een uniform beeld van dat beleid worden geschapen. Daartoe Õ Er moet er een gemeenschappelijke Schengenvisuminternetsite worden opgericht teneinde de zichtbaarheid van het gemeenschappelijk visumbeleid te verbeteren en een uniform beeld ervan te scheppen ð en moet er een gemeenschappelijk model voor de informatieverstrekking aan het publiek door de lidstaten worden opgesteld ï . Deze site zal dienen als middel om het publiek alle relevante informatie te verstrekken met betrekking tot het aanvragen van visa.

ê 810/2009 overweging 18

(40)     Plaatselijke Schengensamenwerking is van wezenlijk belang voor de geharmoniseerde toepassing van het gemeenschappelijk visumbeleid en voor een goede beoordeling van migratie- en/of veiligheidsrisico’s. Vanwege de verschillen in plaatselijke omstandigheden dient de operationele toepassing van specifieke wettelijke bepalingen te worden beoordeeld door de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten per afzonderlijke locatie teneinde voor een geharmoniseerde toepassing van de wettelijke bepalingen te zorgen en “visumshoppen” en ongelijke behandeling van visumaanvragers te voorkomen.

ò nieuw

(41)     Als er op een bepaalde locatie geen geharmoniseerde lijst van bewijsstukken bestaat, staat het de lidstaten vrij zelf te bepalen welke bewijsstukken visumaanvragers precies moeten overleggen om te bewijzen dat zij aan de bij deze verordening vastgestelde toegangsvoorwaarden voldoen. Als zo’n geharmoniseerde lijst van bewijsstukken wel bestaat, moet de lidstaten worden toegestaan om, met het oog op het bieden van faciliteiten aan visumaanvragers, bepaalde vrijstellingen van die lijst vast te stellen wanneer op hun grondgebied grote internationale evenementen worden georganiseerd. Het dient daarbij te gaan om grootschalige evenementen die van bijzonder belang zijn door hun toeristische en/of culturele impact, zoals internationale of wereldtentoonstellingen en sportkampioenschappen.

ê 810/2009 overweging 27 (aangepast)

(42)     Wanneer een lidstaat gastland is voor de Olympische en Paralympische Spelen dient een bijzondere Ö specifieke Õ regeling te gelden om de afgifte van visa aan de leden van de Olympische familie te vereenvoudigen.

ê 810/2009 overweging 20

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[18].

ê 810/2009 overweging 21

In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven wijzigingen in de bijlagen bij de verordening aan te nemen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft, tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EEG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

ê 810/2009 overweging 22

Om de geharmoniseerde toepassing van deze verordening op uitvoerend niveau te waarborgen, dienen aanwijzingen te worden opgesteld met betrekking tot de werkwijzen en procedures die door de lidstaten moeten worden toegepast bij de behandeling van visumaanvragen.

ò nieuw

(43)     Met het oog op de aanpassing aan veranderende omstandigheden van de gemeenschappelijke lijst van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij zich in de internationale transitzone van luchthavens op het grondgebied van de lidstaten bevinden en de lijst van verblijfstitels die de houder machtigen tot doorreis via de luchthavens van lidstaten zonder dat een luchthaventransitvisum vereist is, dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau.

(44)     Teneinde uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen, wat betreft de vaststelling van operationele instructies voor de werkwijzen en procedures die de lidstaten moeten volgen bij het verwerken van visumaanvragen, de lijst van bewijsstukken die in elk rechtsgebied van toepassing is, de gegevens die verplicht op de visumsticker moeten worden vermeld, de voorschriften voor het aanbrengen van de visumsticker en de voorschriften voor visumafgifte aan de grens aan zeevarenden, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden verleend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad[19]. Voor de vaststelling van dergelijke uitvoeringshandelingen moet de onderzoeksprocedure worden toegepast.

ê 810/2009 overweging 26 (aangepast)

(45)     In bilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap Ö Unie Õ en derde landen, gericht op vereenvoudiging van de behandeling van aanvragen voor visa, kan van de bepalingen van deze verordening worden afgeweken.

ê 810/2009 overweging 30

(46)     De voorwaarden voor binnenkomst op toegang tot het grondgebied van de lidstaten of voor visumafgifte doen geen afbreuk aan de huidige regels inzake de erkenning van de geldigheid van reisdocumenten.

ê 810/2009 overweging 28 (aangepast)

ð nieuw

(47)     Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van de procedure en de ð gemeenschappelijke ï voorwaarden Ö en procedures Õ voor de afgifte van visa voor de doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste drie maanden Ö 90 dagen Õ binnen een periode van zes maanden Ö 180 dagen Õ, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap Ö Unie Õ kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap Ö Unie Õ, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag Ö betreffende de Europese Unie (VEU) Õ neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

ê 810/2009 overweging 29 (aangepast)

ð nieuw

(48)     Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name werden erkend in het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. ð Deze verordening heeft in het bijzonder ten doel de volledige eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, als bedoeld in artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, de bescherming van persoonsgegevens, als bedoeld in artikel 8 van het Handvest, en de rechten van het kind, als bedoeld in artikel 24 van het Handvest, te verzekeren. ï

ê 810/2009 overweging 31 (aangepast)

ð nieuw

(49)     Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol Ö nr. 22 Õ betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie Ö VEU Õ en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap Ö betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) Õ, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken, overeenkomstig artikel 4 van bovengenoemd protocol, binnen een termijn van zes maanden na de datum van aanneming van deze verordening ð nadat de Raad over deze verordening een besluit heeft genomen, ï of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

ê 810/2009 overweging 32

(50)     Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[20], die vallen onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad[21] inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

ê 810/2009 overweging 33 (aangepast)

Er dient een regeling te worden getroffen op grond waarvan vertegenwoordigers van IJsland en Noorwegen kunnen worden betrokken bij de werkzaamheden van comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoerende taken in het kader van deze verordening. Een dergelijke regeling is besproken in de briefwisseling tussen de Raad van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen over de comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende taken[22] die aan bovengenoemde overeenkomst is gehecht. De Commissie heeft bij de Raad een ontwerp ingediend van een aanbeveling met het oog op de onderhandelingen over deze regeling.

ê 810/2009 overweging 34

(51)     Voor Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[23], die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad[24] betreffende de ondertekening van die overeenkomst.

ê 810/2009 overweging 35

ð nieuw

(52)     Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van de Besluit 2008/261/EG 2011/350/EU[25] van de Raad betreffende de ondertekening ð sluiting ï van dat protocol.

ê 154/2012 overweging 11

(53)     Wat Cyprus betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 12, van de Toetredingsakte van 2003.

ê 154/2012 overweging 12

(54)     Wat Bulgarije en Roemenie betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 12, van de Toetredingsakte van 2005.

ò nieuw

(55)     Wat Kroatië betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011.

ê 810/2009 overweging 36

(56)     Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad[26] van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op die lidstaat.

ê 810/2009 overweging 37 (aangepast)

(57)     Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad[27] van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis. Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in Ierland.

ê 810/2009 overweging 38 (aangepast)

Deze verordening, met uitzondering van artikel 3, bevat bepalingen die voortbouwen op het Schengenacquis of daaraan anderszins zijn gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005,

ê 810/2009 (aangepast)

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doelstelling en werkingssfeer Ö Onderwerp en toepassingsgebied Õ

ê 610/2013 Art. 6.1 (aangepast)

1. In deze verordening worden de procedures en voorwaarden Ö voorwaarden en procedures Õ vastgesteld voor de afgifte van visa voor de doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.

ê 810/2009 (aangepast)

2. Deze verordening is van toepassing op onderdanen van derde landen die bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit dienen te zijn van een visum op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld[28], zulks onverminderd:

              a) de rechten van vrij verkeer die worden genoten door onderdanen van derde landen die gezinsleden familieleden van burgers van de Unie zijn;

              b) de gelijkwaardige rechten die worden genoten door onderdanen van derde landen en hun gezinsleden die krachtens overeenkomsten tussen de Gemeenschap Ö Unie Õ en haar lidstaten enerzijds en deze derde landen anderzijds rechten van vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn aan de rechten van burgers van de Unie en hun gezinsleden familieleden.

3. In deze verordening wordt tevens de lijst vastgesteld van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit dienen te zijn van een luchthaventransitvisum, als uitzondering op het beginsel van vrije doorreis als omschreven in bijlage 9 van het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart, en worden de procedures en voorwaarden Ö voorwaarden en procedures Õ vastgesteld voor de afgifte van visa voor doorreis via de internationale transitzones van luchthavens van lidstaten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

              1. “onderdaan van een derde land”: een persoon die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17 Ö 20 Õ, lid 1, van het Verdrag Ö VWEU Õ ;

              2. “visum”: een door een lidstaat afgegeven machtiging tot:

ê 610/2013 Art. 6.2 (aangepast)

         a) doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen; Ö or Õ

ê 810/2009

         b) doorreis via de internationale transitzones van luchthavens van de lidstaten;

              3. “eenvormig visum”: een visum dat geldig is voor het gehele grondgebied van de lidstaten;

              4. “visum met territoriaal beperkte geldigheid”: een visum dat geldig is voor het grondgebied van een of meer lidstaten, maar niet van alle lidstaten;

              5. “luchthaventransitvisum”: een visum dat geldig is voor doorreis via de internationale transitzones van een of meer luchthavens van de lidstaten;

ò nieuw

              6. “rondreisvisum”: een visum zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 2, van [Verordening (EU) nr. …/…];

7.       “naaste verwanten”: de echtgenoot, kinderen, ouders, personen die het ouderlijk gezag uitoefenen, grootouders en kleinkinderen;

8. “in het VIS geregistreerde aanvrager”: een aanvrager wiens gegevens in het Visuminformatiesysteem zijn geregistreerd;

9. “in het VIS geregistreerde regelmatige reiziger”: een visumaanvrager die in het Visuminformatiesysteem is geregistreerd en aan wie gedurende de twaalf maanden die aan de aanvraag voorafgaan, twee visa zijn afgegeven;

ê 810/2009

ð nieuw

              610. “visumsticker”: het uniforme visummodel in de zin van Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel[29];

              711. “erkend reisdocument”: een reisdocument dat ð krachtens Besluit nr. 1105/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad[30] ï door een of meer lidstaten wordt erkend voor ð het overschrijden van de buitengrenzen en ï het aanbrengen van visa;

ò nieuw

              12. “geldig reisdocument”: een reisdocument dat niet vals, nagemaakt of vervalst is en waarvan de door de autoriteit van afgifte vastgestelde veiligheidsduur niet is verstreken;

ê 810/2009

ð nieuw

              813. “afzonderlijk blad waarop een visum kan worden aangebracht”: het uniforme model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van reisdocumenten die niet worden erkend door de lidstaat die het blad opstelt dat is bedoeld in Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend[31];

              914. “consulaat”: een diplomatieke of consulaire post van een lidstaat die gemachtigd is tot het afgeven van visa, met aan het hoofd een beroepsconsulaire ambtenaar in de zin van het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake consulaire betrekkingen;

              1015. “aanvraag”: een aanvraag voor een visum;

              11. “commerciële bemiddelaar”: particulier administratiekantoor, vervoersonderneming of reisbureau (touroperator of wederverkoper).

ò nieuw

              16. “zeevarende”: een persoon die werkzaam is of is gecontracteerd of in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een schip waarop het Verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006 van toepassing is.

ê 810/2009

ð nieuw

TITEL II

LUCHTHAVENTRANSITVISUM

Artikel 3

Onderdanen van derde landen die in het bezit moeten zijn van een transitvisum voor luchthavens luchthaventransitvisum

1. Onderdanen van de derde landen die op de lijst in bijlage IV III vermeld staan, moeten in het bezit zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij door de internationale transitzones van luchthavens op het grondgebied van de lidstaten reizen.

ò nieuw

2. De Commissie heeft overeenkomstig artikel 48 de bevoegdheid gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage III opgenomen lijst van derde landen te wijzigen.

Indien dit wegens nieuwe risico’s om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 49 neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit lid vastgestelde gedelegeerde handelingen.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

3. In urgente gevallen van massale Ö Wanneer een lidstaat wordt geconfronteerd met een plotselinge en aanzienlijke Õ toestroom van illegale Ö onregelmatige Õ immigranten kunnen individuele lidstaten Ö kan die lidstaat Õ verlangen dat onderdanen van andere dan de in lid 1 bedoelde derde landen in het bezit zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij door de internationale transitzones van luchthavens op hun Ö zijn Õ grondgebied reizen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elk besluit in die zin vóór het van kracht wordt, alsook van de intrekking van de transitvisumplicht voor luchthavens. ð De looptijd van dergelijke maatregelen mag niet meer dan 12 maanden bedragen. Het toepassingsgebied en de looptijd van de luchthaventransitvisumplicht mogen niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is om de plotselinge en aanzienlijke toestroom van onregelmatige immigranten te beheersen. ï

ò nieuw

4. Wanneer een lidstaat het voornemen heeft overeenkomstig lid 3 een luchthaventransitvisumplicht in te voeren, stelt hij de Commissie daarvan zo spoedig mogelijk in kennis, waarbij hij de volgende informatie verstrekt:

a)           de reden voor de voorgenomen luchthaventransitvisumplicht, in welk verband de aanwezigheid van een plotselinge en aanzienlijke toestroom van onregelmatige immigranten word gestaafd;

b)           het toepassingsgebied en de looptijd van de in te voeren luchthaventransitvisumplicht.

5. Naar aanleiding van de in lid 4 bedoelde kennisgeving van de betrokken lidstaat kan de Commissie advies uitbrengen.

6. De lidstaat mag de toepassing van de luchthaventransitvisumplicht éénmaal verlengen, indien het opheffen van de plicht tot een aanzienlijke toestroom van onregelmatige migranten zou leiden. Op een dergelijke verlenging is lid 3 van toepassing.

7. De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad jaarlijks in over de tenuitvoerlegging van dit artikel.

ê 810/2009

3. De kennisgevingen worden jaarlijks geëvalueerd door het in artikel 52, lid 1, bedoelde comité met het oog op de plaatsing van het betrokken derde land op de lijst van bijlage IV.

4. Indien het derde land niet op de lijst vastgelegd in bijlage IV wordt geplaatst, kan de betrokken lidstaat de transitvisumplicht voor luchthavens handhaven, indien wordt voldaan aan de in lid 2 gestelde voorwaarden, of deze afschaffen.

ê 810/2009

ð nieuw

58. De volgende categorieën personen zijn vrijgesteld van de in de leden 1 en 3 omschreven transitvisumplicht voor luchthavens luchthaventransitvisumplicht:

              a) houders van een door een lidstaat afgegeven geldig eenvormig visum, ð geldig rondreisvisum, ï geldig nationaal visum voor lang verblijf of geldige verblijfsvergunning;

ê 154/2012 Art. 1 (aangepast)

ð nieuw

              b) onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel die is afgegeven door een lidstaat die niet deelneemt aan de vaststelling van deze verordening of door een lidstaat die de bepalingen van het Schengenacquis nog niet volledig toepast, of onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel zoals vermeld op de lijst in bijlage V IV, die is afgegeven door Andorra, Canada, Japan, San Marino of de Verenigde Staten van Amerika en de onvoorwaardelijke overname van de houder garandeert ð , of die in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel voor de Caribische Koninkrijksdelen van Nederland (Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba) ï ;

              c) onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldig visum voor een lidstaat die niet deelneemt aan de vaststelling van deze verordening, Ö of Õ voor een lidstaat die de bepalingen van het Schengenacquis nog niet volledig toepast, ð of voor een land dat partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, ï of voor Canada, Japan of de Verenigde Staten van Amerika, ð of voor houders van een geldig visum voor de Caribische Koninkrijksdelen van Nederland (Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius and Saba), ï wanneer zij reizen naar het land van afgifte of naar een ander derde land, of wanneer zij op terugreis zijn van het land van afgifte, na gebruik te hebben gemaakt van het visum;

ê 810/2009

ð nieuw

              d) gezinsleden familieleden van burgers van de Unie, als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a) ð 3 van Richtlijn 2004/38/EG ï ;

              e) houders van diplomatieke paspoorten ð , dienstpaspoorten, officiële paspoorten en bijzondere paspoorten ï ;

              f) vliegtuigbemanningsleden die onderdaan zijn van een staat die partij is bij het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart.

ò nieuw

9.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van de in bijlage IV opgenomen lijst van geldige verblijfstitels die de houder machtigen tot doorreis via de luchthavens van lidstaten zonder dat een luchthaventransitvisum vereist is.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

TITEL III

PROCEDURES EN VOORWAARDEN Ö EN PROCEDURES Õ VOOR DE AFGIFTE VAN VISA

HOOFDSTUK I

Bij de aanvraagprocedures betrokken autoriteiten

Artikel 4

Autoriteiten die bij de visumaanvraagprocedures kunnen worden betrokken

1. Het is aan de consulaten om de aanvragen te onderzoeken en er een beslissing over te nemen.

2. In afwijking van lid 1 kunnen de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor personencontroles een aanvraag aan de buitengrenzen van de lidstaat lidstaten onderzoeken en er een beslissing over nemen overeenkomstig de artikelen 3532 ð , 33 ï en 3634.

3. In de niet-Europese overzeese gebieden van de lidstaten kunnen de door de betrokken lidstaat aangewezen autoriteiten aanvragen onderzoeken en er een beslissing over nemen.

4. Een lidstaat kan verlangen dat andere dan de in de leden 1 en 2 bedoelde autoriteiten bij het behandelen onderzoeken van en het nemen van een beslissing over aanvragen worden betrokken.

5. Een lidstaat kan verlangen door een andere lidstaat te worden geraadpleegd of geïnformeerd, overeenkomstig de artikelen 2219 en 3128.

Artikel 5

Lidstaat die bevoegd is voor Voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over een aanvraag aanvragen bevoegde lidstaat

1. De lidstaat die bevoegd is voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over een aanvraag voor een eenvormig visum is:

              a) de lidstaat op het grondgebied waarvan de enige bestemming van het (de) bezoek(en) is gelegen;

              b) indien het bezoek meer dan één bestemming omvat ð of binnen een periode van twee maanden verschillende afzonderlijke bezoeken worden gebracht ï, de lidstaat op het grondgebied waarvan de hoofdbestemming van het (de) bezoek(en) is gelegen wat de qua duur of doel van het verblijf ð , gerekend in dagen, ï betreft; of

              c) indien geen hoofdbestemming kan worden vastgesteld, de lidstaat waarvan de aanvrager voornemens is de buitengrens te overschrijden om het grondgebied van de lidstaten binnen te komen.

42. De lidstaten werken samen om een situatie te voorkomen waarin een aanvraag niet kan worden onderzocht en er geen beslissing over kan worden genomen omdat Ö Indien Õ de op grond van lid de leden 1ð , onder a) of b), ï tot en met 3 bevoegde lidstaat niet aanwezig of vertegenwoordigd is in het derde land waar de aanvrager overeenkomstig artikel 6 zijn aanvraag indient., ð mag de aanvrager zijn aanvraag indienen: ï

ò nieuw

a) bij het consulaat van een van de lidstaten op het grondgebied waarvan de bestemming van het voorgenomen bezoek is gelegen;

b) bij het consulaat van de lidstaat van eerste binnenkomst, als a) niet van toepassing is;

c) in alle andere gevallen bij het consulaat van een van die lidstaten die in het betrokken land aanwezig zijn.

ê 810/2009

3. De lidstaat die bevoegd is voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over een aanvraag voor een luchthaventransitvisum is:

              a) in geval van doorreis via slechts één luchthaven: de lidstaat op het grondgebied waarvan de transitluchthaven is gelegen, of

              b) in geval van doorreis via twee of meer luchthavens: de lidstaat op het grondgebied waarvan de eerste transitluchthaven is gelegen.

Artikel 6

Consulaire territoriale bevoegdheid

1. Een aanvraag wordt onderzocht en er wordt over beslist door het consulaat van de bevoegde lidstaat in het ambtsgebied waarvan de aanvrager legaal wettelijk woonachtig is.

2. Een consulaat van de bevoegde lidstaat onderzoekt en beslist over een aanvraag van een onderdaan van een derde land die legaal aanwezig is maar niet woonachtig is in zijn ambtsgebied, indien de aanvrager de indiening van de aanvraag in dat consulaat voldoende heeft gemotiveerd.

Artikel 7

Bevoegdheid tot afgifte van visa aan onderdanen van derde landen die zich legaal op het grondgebied van een lidstaat bevinden

1. Onderdanen van derde landen die zich legaal op het grondgebied van een lidstaat bevinden en in het bezit moeten zijn van een visum om het grondgebied van een of meer andere lidstaten binnen te komen, vragen een visum aan bij het consulaat van de lidstaat die overeenkomstig artikel 5, leden 1 of 2, bevoegd is.

ò nieuw

2. Onderdanen van derde landen van wie het reisdocument tijdens hun verblijf op het grondgebied van een lidstaat is verloren of gestolen, mogen dat grondgebied verlaten op basis van een geldig reisdocument dat als grensoverschrijdingsdocument dient en dat is afgegeven door een consulaat van het land waarvan zij de nationaliteit bezitten, zonder dat daarop een visum of een andere machtiging is aangebracht.

3. Indien een onderdaan van een derde land als bedoeld in lid 2 voornemens is zijn reis in het Schengengebied voort te zetten, geven de autoriteiten in de lidstaat waar hij aangifte doet van het verlies of de diefstal van zijn reisdocument, op basis van de in het VIS geregistreerde gegevens, een visum af met een geldigheidsduur en een toegestane verblijfsduur die gelijk zijn aan die van het oorspronkelijke visum.

ê 810/2009

ð nieuw

HOOFDSTUK II

Aanvraag

Artikel 98

Praktische voorschriften voor het indienen van een aanvraag

1. Aanvragen ð kunnen ï worden ten hoogste drie maanden ð vanaf zes maanden tot ten laatste vijftien dagen ï voor het begin van het voorgenomen bezoek ð worden ï ingediend. Houders van een meervoudig visum kunnen hun aanvraag indienen vóór het verstrijken van het visum, op voorwaarde dat het geldig is voor een periode van ten minste zes maanden.

ê 810/2009 (aangepast)

2. Van aanvragers kan worden verlangd Ö Consulaten mogen van aanvragers verlangen Õ dat zij een afspraak maken voor het indienen van een aanvraag. De wachttijd tot de afspraak bedraagt in de regel ten hoogste twee weken, te rekenen van de datum waarop om de afspraak is verzocht.

ò nieuw

3. Het consulaat staat naaste verwanten van burgers van de Unie toe een aanvraag in te dienen zonder voorafgaande afspraak of met een onmiddellijke afspraak, indien zij:

a) voornemens zijn een bezoek te brengen aan naaste verwanten die burgers van de Unie zijn en verblijven in de lidstaat waarvan zij de nationaliteit bezitten;

b) voornemens zijn, samen met naaste verwanten die burger van de Unie zijn en in een derde land verblijven, naar de lidstaat te reizen waarvan de burger van de Unie de nationaliteit bezit.

4. Het consulaat staat familieleden van burgers van de Unie, zoals bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2004/38/EG, toe een aanvraag in te dienen zonder voorafgaande afspraak of met een onmiddellijke afspraak.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

5. In gemotiveerde spoedeisende gevallen kan ð staat ï het consulaat aanvragers toestaan hun aanvraag zonder afspraak in te dienen of vindt de Ö geeft het hun een onmiddellijke Õ afspraak onmiddellijk plaats.

6. Aanvragen kunnen ð , onverminderd het bepaalde in artikel 12, ï bij het consulaat worden ingediend:

a) door de aanvrager; of

b) door Ö een Õ erkende commerciële Ö bemiddelaar als bedoeld in artikel 43; of Õ bemiddelaars, als bedoeld in artikel 45, lid 1, onverminderd artikel 13, of overeenkomstig artikel 42 of artikel 43.

Ö c) door een vereniging of instelling op beroeps-, cultuur-, sport- of onderwijsgebied. Õ

Ö 7. Van een aanvrager mag niet worden verlangd dat hij op meer dan één locatie persoonlijk verschijnt om zijn aanvraag in te dienen. Õ

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 109

Algemene voorschriften voor het indienen van een aanvraag

1. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 13, 42, 43 en 45, dient de De aanvrager ð dient ï , bij het indienen van een aanvraag, in persoon persoonlijk te verschijnen ð voor het verzamelen van zijn vingerafdrukken, overeenkomstig artikel 12, leden 2 en 3 ï .

ò nieuw

2. In het VIS geregistreerde aanvragers hoeven voor het indienen van een aanvraag niet persoonlijk te verschijnen wanneer hun vingerafdrukken minder dan 59 maanden tevoren in het VIS zijn opgenomen.

ê 810/2009 (aangepast)

2. De consulaten kunnen vrijstelling verlenen van de verplichting in lid 1 indien de aanvrager bij hen bekendstaat om zijn integriteit en betrouwbaarheid.

3. Bij het indienen van de aanvraag moet de aanvrager:

              a) een aanvraagformulier als bedoeld in artikel 1110 overleggen;

              b) een reisdocument als bedoeld in artikel 1211 overleggen;

              c) een foto overleggen die beantwoordt aan de normen van Verordening (EG) nr. 1683/95 of, indien het VIS operationeel is overeenkomstig artikel 48 van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ , die beantwoordt aan de in artikel 1312 van deze verordening vastgestelde normen;

              d) de afname van zijn vingerafdrukken toestaan overeenkomstig artikel 1312, voor zover van toepassing;

              e) de visumleges betalen overeenkomstig artikel 1614;

              f) bewijsstukken overleggen als bedoeld in artikel 1413 en bijlage II;.

              g) indien nodig aantonen dat hij een toereikende en geldige reisverzekering tot dekking van ziektekosten heeft afgesloten overeenkomstig artikel 15.

Artikel 1110

Aanvraagformulier

1. Iedere aanvrager dient een Ö handmatig of elektronisch Õ ingevuld en ondertekend aanvraagformulier als omschreven in bijlage I in. Personen die in het reisdocument van de aanvrager staan bijgeschreven, vullen afzonderlijke aanvraagformulieren in. Minderjarigen leggen een aanvraagformulier over dat is ondertekend door een persoon die tijdelijk of permanent het ouderlijke gezag of de wettelijke voogdij uitoefent.

ò nieuw

2. De inhoud van de elektronische versie van het aanvraagformulier, indien van toepassing, voldoet aan het bepaalde in bijlage I.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

23. Het aanvraagformulier wordt door de consulaten kosteloos aan de aanvragers ter beschikking gesteld. Het is in ruime mate beschikbaar en gemakkelijk verkrijgbaar.

34. Het formulier dient ð ten minste ï in de volgende talen beschikbaar te zijn:

              a) de officiële taal of talen van de lidstaat waarvoor een visum wordt aangevraagd; Ö en Õ

              b) de officiële taal of talen van het gastland;.

              c) de officiële taal of talen van het gastland en de officiële taal of talen van de lidstaat waarvoor een visum wordt aangevraagd, of

              d) in het geval van vertegenwoordiging, de officiële taal of talen van de vertegenwoordigende lidstaat.

Naast de onder a) bedoelde taal of talen kan het formulier ook beschikbaar worden gesteld in een Ö of meer van de Õ andere officiële taal Ö talen Õ van de instellingen van de Europese Unie.

45. Indien het aanvraagformulier niet beschikbaar is in de officiële taal of talen van het gastland, wordt een vertaling ervan in die taal of talen ter beschikking van de aanvrager gesteld.

56. Er wordt voor een Ö De Õ vertaling van het aanvraagformulier in de officiële taal of talen van het gastland gezorgd Ö wordt opgesteld Õ in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking overeenkomstig artikel 4846.

67. Het consulaat informeert de aanvragers in welke taal of talen het aanvraagformulier kan worden ingevuld.

Artikel 1211

Reisdocument

De aanvrager legt een geldig reisdocument over dat aan de volgende criteria voldoet:

              a) de geldigheid van het reisdocument Ö is, onverminderd het bepaalde in artikel 21, lid 2, geldig tot ten minste Õ verstrijkt niet eerder dan drie maanden na de voorgenomen datum van vertrek uit het grondgebied van de lidstaten of, in het geval van herhaalde bezoeken, na de voorgenomen datum van het laatste vertrek uit het grondgebied van de lidstaten. In gemotiveerde spoedeisende gevallen mag van deze verplichting worden afgezien;

              b) het bevat ten minste twee ð één ï blanco ð dubbele ï pagina’s ð ; indien meer aanvragers met hetzelfde reisdocument reizen, dient dit per aanvrager één blanco dubbele pagina te bevatten ï ;

              c) het is afgegeven in de voorafgaande tien jaar.

Artikel 1312

Biometrische kenmerken

1. De lidstaten verzamelen biometrische kenmerken van de aanvrager, omvattende diens gezichtsopname en tien vingerafdrukken, overeenkomstig de waarborgen vastgelegd in het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind.

2. Bij de indiening van de eerste aanvraag dient de aanvrager persoonlijk te verschijnen. Op dat ogenblik worden de volgende biometrische kenmerken van de aanvrager verzameld:

– een op het ogenblik van de aanvraag gescande of op het ogenblik van de aanvraag genomen foto, en

– tien vlak afgenomen en digitaal verzamelde vingerafdrukken.

3. Indien de bij een voorgaande aanvraag ð van een visum voor kort verblijf of een rondreisvisum ï van de aanvrager genomen vingerafdrukken minder dan 59 maanden vóór de datum van de nieuwe aanvraag voor het eerst in het VIS werden opgenomen, worden zij naar de volgende aanvraag gekopieerd.

Bij gerede twijfel over de identiteit van de aanvrager, zal neemt het consulaat evenwel binnen de in de eerste alinea vermelde periode vingerafdrukken nemen.

Voorts kan de aanvrager verlangen dat zijn vingerafdrukken worden genomen wanneer op het tijdstip van indiening van de aanvraag niet onmiddellijk kan worden bevestigd dat de vingerafdrukken werden genomen binnen de in de eerste alinea gespecificeerde termijn.

4. Overeenkomstig artikel 9, punt 5, van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ wordt de bij elke aanvraag gevoegde foto in het VIS opgenomen. Hiervoor behoeft de aanvrager niet persoonlijk te verschijnen.

De technische voorschriften voor de foto moeten in overeenstemming zijn met de internationale normen die zijn vastgelegd in ICAO-DOC 9303, deel 1, zesde editie.

5. De vingerafdrukken worden genomen overeenkomstig de ICAO- normen en Beschikking 2006/648/EG van de Commissie[32] van 22 september 2006 tot vaststelling van de technische specificaties betreffende de normen voor biometrische kenmerken in verband met de ontwikkeling van het visuminformatiesysteem.

6. De biometrische kenmerken worden verzameld door gekwalificeerde en naar behoren gemachtigde personeelsleden van de krachtens artikel 4, leden 1, 2 en 3, bevoegde autoriteiten. Onder toezicht van de consulaten mogen de biometrische kenmerken ook worden verzameld door gekwalificeerde en naar behoren gemachtigde personeelsleden van een honorair consul als bedoeld in artikel 4240 of een externe dienstverlener als bedoeld in artikel 4341. Wanneer de vingerafdrukken door de externe dienstverlener zijn genomen, zorgen de betrokken lidstaten ervoor dat bij gerede twijfel vingerafdrukken op het consulaat kunnen worden geverifieerd.

7. De volgende aanvragers worden vrijgesteld van de verplichte afgifte van vingerafdrukken:

              a) kinderen jonger dan twaalf jaar;

              b) personen bij wie het nemen van vingerafdrukken fysiek onmogelijk is. Indien het mogelijk is vingerafdrukken te nemen, ook al zijn het er minder dan tien, dan moet het maximale aantal vingerafdrukken worden genomen. Gaat het evenwel om een tijdelijke onmogelijkheid, dan moeten van de aanvrager bij de volgende aanvraag vingerafdrukken worden genomen. De krachtens artikel 4, leden 1, 2 en 3, bevoegde autoriteiten mogen om nadere verduidelijking betreffende de redenen voor van de tijdelijke onmogelijkheid verzoeken. De lidstaten zorgen ervoor dat er passende procedures zijn ter waarborging van de waardigheid van de aanvrager in het geval dat er moeilijkheden zijn bij het opnemen van de gegevens;

              c) staatshoofden en regeringsleiders en leden van de nationale regering met begeleidende echtgenoten, alsmede de leden van hun officiële delegatie die door regeringen van de lidstaten of door internationale organisaties zijn uitgenodigd voor een officieel doel;

              d) vorsten en andere hooggeplaatste leden van een koninklijke familie, die door regeringen van de lidstaten of door internationale organisaties zijn uitgenodigd voor een officieel doel.

8. In de in lid 7 bedoelde gevallen wordt in het VIS de vermelding “niet van toepassing” ingevoerd, overeenkomstig artikel 8, lid 5, van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ .

Artikel 1413

Bewijsstukken

1. Van aanvragers van een eenvormig visum wordt verlangd dat zij het volgende verstrekken:

              a) documenten waaruit het doel van de reis blijkt;

              b) documenten met betrekking tot logies of het bewijs van voldoende middelen om in logies te voorzien;

              c) documenten waaruit blijkt dat de aanvrager voldoende middelen van bestaan heeft zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn terugreis naar het land van herkomst of verblijf, of voor doorreis naar een derde land waar hij zeker zal worden toegelaten, of in de mogelijkheid verkeert deze middelen legaal te verkrijgen, overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder c), en lid 3, van de Schengengrenscode Ö Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad[33] Õ;

              d) informatie die het mogelijk maakt het voornemen van de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum te verlaten, te beoordelen.

ò nieuw

2. Lid 1, onder b), c) en d), is niet van toepassing op aanvragers die in het VIS geregistreerde regelmatige reizigers zijn en twee eerder verkregen visa rechtmatig hebben gebruikt.

3. Naaste verwanten van burgers van de Unie als bedoeld in artikel 8, lid 3, dienen slechts bewijsstukken over te leggen waaruit de aard van hun familieband met de burger van de Unie blijkt, alsook dat hun reis tot doel heeft de burger van de Unie te bezoeken of samen met het hem te reizen.

Familieleden van burgers van de Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2004/38/EG dienen slechts bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat hun reis tot doel heeft de burger van de Unie te vergezellen of zich bij hem te voegen, en bewijsstukken waaruit hun familieband als bedoeld in artikel 2, lid 2, van die richtlijn blijkt, dan wel de andere omstandigheden bedoeld in artikel 3, lid 2, van die richtlijn.

ê 810/2009 (aangepast)

34. Een Ö De Õ niet-limitatieve lijst van bewijsstukken die het consulaat van de aanvrager kan verlangen Ö mogen worden verlangd Õ om te verifiëren of wordt voldaan aan de voorwaarden van de leden Ö lid Õ 1 en 2, is opgenomen in bijlage II.

65. De consulaten kunnen vrijstelling verlenen van een of meer van de verplichtingen in lid 1, onder a) tot en met d), opgenomen verplichtingen tot overlegging van documenten, in het geval van aanvragers die bij hen bekendstaan voor hun integriteit en betrouwbaarheid, en met name voor het juiste gebruik van eerder afgegeven visa, indien er geen twijfel over bestaat dat zij voldoen aan de eisen van artikel 5, lid 1, van de Schengengrenscode Ö Verordening (EG) nr. 562/2006 Õ wanneer zij de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden.

ò nieuw

6. Het consulaat begint met de verwerking van de visumaanvraag op basis van kopieën of afschriften van de bewijsstukken. Aanvragers die nog niet in het VIS zijn geregistreerd, leggen het origineel over. Het consulaat mag in het VIS geregistreerde aanvragers of in het VIS geregistreerde regelmatige reizigers bij hun visumaanvraag uitsluitend om overlegging van de originelen verzoeken, indien er twijfel bestaat aan de echtheid van een specifiek document.

ê 810/2009 (aangepast)

47. De lidstaten kunnen van de aanvragers verlangen dat zij een bewijs van garantstelling en/of particuliere logiesverstrekking overleggen door het invullen van een formulier dat is opgesteld door de lidstaat. Dit formulier bevat met name de volgende informatie:

              a) of het bedoeld is als bewijs van garantstelling en/of Ö particuliere Õ logiesverstrekking;

              b) of de gastheer/gastvrouw Ö garantsteller/uitnodiger Õ een particulier, een onderneming of een organisatie is;

              c) de identiteit en contactgegevens van de gastheer/gastvrouw Ö garantsteller/uitnodiger Õ ;

              d) de uitgenodigde aanvrager of aanvragers;

              e) het verblijfadres;

              f) de duur en het doel van het verblijf;

              g) eventuele verwantschap met de gastheer/gastvrouw Ö garantsteller/uitnodiger Õ;

              h) de op grond van artikel 37, lid 1, Verordening (EG) nr. 767/2008 vereiste informatie.

Naast de officiële taal of talen van de lidstaat wordt het formulier in ten minste één andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie opgesteld. In het formulier wordt aan degene die het ondertekent de in artikel 37, lid 1, van de VIS-verordening vereiste informatie verstrekt. Een model van het formulier wordt aan de Commissie toegestuurd.

28. Van aanvragers van een luchthaventransitvisum wordt verlangd dat zij het volgende verstrekken:

              a) documenten met betrekking tot de doorreis naar de eindbestemming na de voorgenomen transit op de luchthaven;

              b) documenten die het mogelijk maken het voornemen van de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten niet binnen te komen, te beoordelen.

59. In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking wordt Ö worden Õ voor elk ambtsgebied beoordeeld in hoeverre de lijsten van bewijsstukken moeten worden aangevuld en geharmoniseerd Ö opgesteld Õ om rekening te houden met plaatselijke omstandigheden.

ò nieuw

10. Onverminderd lid 1 kunnen lidstaten voorzien in ontheffingen van de in de leden 4 en 9 bedoelde lijst van bewijsstukken voor aanvragers die op het grondgebied van die lidstaten grote internationale evenementen wensen bij te wonen, die van bijzonder belang worden geacht door hun toeristische en/of culturele impact.

11. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de lijsten van bewijsstukken vast die in elke locatie moeten worden gebruikt om rekening te houden met plaatselijke omstandigheden. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 51, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 15

Medische reisverzekering

1. Aanvragers van een eenvormig visum voor één of twee binnenkomsten dienen aan te tonen dat zij in het bezit zijn van een toereikende en geldige medische reisverzekering ter dekking van eventuele uitgaven voor repatriëring om medische redenen, dringende medische zorg en/of spoedbehandeling in een ziekenhuis of wegens overlijden tijdens hun verblijf op het grondgebied van de lidstaten.

2. Aanvragers die een eenvormig visum voor meer dan twee binnenkomsten (“meerdere binnenkomsten”) aanvragen, dienen aan te tonen dat zij in het bezit zijn van een toereikende en geldige medische reisverzekering voor de duur van hun eerste voorgenomen bezoek.

Daarnaast ondertekenen dergelijke aanvragers de in het aanvraagformulier opgenomen verklaring waarmee zij bevestigen dat het hun bekend is dat zij bij een volgend verblijf een medische reisverzekering dienen te hebben afgesloten.

3. De verzekering dient geldig te zijn op het gehele grondgebied van de lidstaten en bestrijkt de gehele duur van het voorgenomen verblijf of de doorreis van de betrokkene. De minimumdekking bedraagt 30 000 EUR.

Ten aanzien van een visum met territoriaal beperkte geldigheid voor het grondgebied van meer dan één lidstaat is de dekking ten minste in de betrokken lidstaten geldig.

4. Aanvragers dienen in beginsel een verzekering in hun land van verblijf af te sluiten. Indien dit niet mogelijk is, dan sluiten zij een verzekering in een ander land af.

Indien iemand anders een verzekering op naam van de aanvrager afsluit, zijn de voorwaarden van lid 3 van toepassing.

5. Om vast te stellen of een verzekering toereikend is, gaan de consulaten na of aanspraken jegens de verzekeringsmaatschappij in een lidstaat kunnen worden verhaald.

6. Aan de verzekeringsplicht kan geacht worden te zijn voldaan indien wordt vastgesteld dat gelet op het beroep van de aanvrager een toereikende verzekering kan worden verondersteld. De ontheffing voor het leveren van een bewijs van medische reisverzekering kan betrekking hebben op bijzondere beroepsgroepen, zoals zeevarenden, die in verband met hun beroepsbezigheden reeds zijn gedekt door een medische reisverzekering.

7. Houders van diplomatieke paspoorten zijn vrijgesteld van de verplichting in het bezit te zijn van een medische reisverzekering.

Artikel 1614

Visumleges

1. Aanvragers dienen een bedrag van 60 EUR aan visumleges te voldoen.

2. Voor kinderen tussen zes en twaalf jaar bedragen de visumleges 35 EUR.

32. Dit Het bedrag van de visumleges wordt regelmatig herzien en weerspiegelt de administratieve kosten.

43. Aanvragers die tot een van de volgende categorieën behoren zijn vrijgesteld vanÖ , betalen geen Õ visumleges:

              a) kinderen jonger dan zes jaar ð minderjarigen die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt ï ;

              b) scholieren, studenten, postacademische studenten en begeleidende docenten, als het doel van hun verblijf studie of beroepsopleiding is;

              c) onderzoekers uit derde landen ð , zoals gedefinieerd in Richtlijn 2005/71/EG van de Raad[34], ï die reizen voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in de zin van Aanbeveling nr. 2005/761/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 tot vergemakkelijking van de afgifte door de lidstaten van eenvormige visa voor een verblijf van korte duur aan onderzoekers die onderdaan zijn van een derde land en die zich met het oog op wetenschappelijk onderzoek verplaatsen in de Gemeenschap ð , of deelnemen aan een wetenschappelijk seminar of een wetenschappelijke conferentie ï ;

ò nieuw

d) houders van diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten;

ê 810/2009 (aangepast)

de) vertegenwoordigers van non-profitorganisaties die vijfentwintig jaar of jonger zijn en deelnemen Ö deelnemers Õ aan door non-profitorganisaties georganiseerde studiebijeenkomsten, conferenties, sportieve, culturele of educatieve evenementen die vijfentwintig jaar of jonger zijn.;

ò nieuw

f) naaste verwanten van burgers van de Unie als bedoeld in artikel 8, lid 3;

g) familieleden van burgers van de Unie als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2004/38/EG, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 2, van die richtlijn.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

5. Van betaling van visumleges kunnen worden vrijgesteld:

              a) kinderen tussen zes en twaalf jaar oud;

              b) houders van diplomatieke en dienstpaspoorten;

              c) deelnemers aan door non-profitorganisaties georganiseerde studiebijeenkomsten, conferenties, sportieve, culturele of educatieve evenementen die vijfentwintig jaar of jonger zijn.

In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking streven de lidstaten ernaar de toepassing van deze vrijstellingen te harmoniseren.

64. In individuele gevallen kan Ö kunnen de lidstaten Õ het te betalen bedrag aan visumleges worden kwijtgescholden of verminderd Ö kwijtschelden of verlagen Õ wanneer daarmee culturele of sportieve belangen alsmede belangen op het gebied van buitenlands beleid, ontwikkelingsbeleid en andere vitale openbare belangen of humanitaire redenen gediend zijn.

75. De visumleges worden geheven in euro, in de nationale munt van het derde land waar de aanvraag wordt ingediend of in de munt die doorgaans in dat land wordt gebruikt, en worden, behalve in de in de artikelen 1816, lid 2, en 1917, lid 3, bedoelde gevallen, niet terugbetaald.

Indien de visumleges in een andere munt dan de euro worden geheven, wordt het bedrag ervan vastgesteld en regelmatig opnieuw bezien aan de hand van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde wisselkoersen. Het geheven bedrag mag worden afgerond en de consulaten zorgen er in het kader van plaatselijke Schengensamenwerking voor dat zij gelijke leges heffen.

86. Aanvragers ontvangen voor de betaalde visumleges een kwitantie.

Artikel 1715

Dienstverleningskosten

1. Aanvullende dDienstverleningskosten kunnen door een externe dienstverlener als bedoeld in artikel 4341 worden geheven. De dienstverleningskosten staan in verhouding tot de kosten van de externe dienstverlener voor het uitvoeren van een of meer van de in artikel 4341, lid 6, genoemde taken.

2. Die dienstverleningskosten worden gespecificeerd in het in artikel 4341, lid 2, bedoelde rechtsinstrument.

3. In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking zorgen de lidstaten ervoor dat de aan een aanvrager in rekening gebrachte dienstverleningskosten naar behoren de door de externe dienstverlener verleende diensten weerspiegelen en aan de plaatselijke omstandigheden zijn aangepast. Voorts streven zij ernaar de dienstverleningskosten te harmoniseren.

43. De dienstverleningskosten mogen niet meer bedragen dan de helft van de visumleges als genoemd in artikel 1614, lid 1, ongeacht de mogelijke ontheffingen verlagingen of vrijstellingen van de visumleges als bedoeld in artikel 1614, leden 2, 4, 5 en 6 ð 3 en 4 ï .

5. De betrokken lidstaten behouden voor alle aanvragers de mogelijkheid rechtstreeks een aanvraag in te dienen bij hun consulaat.

HOOFDSTUK III

Onderzoeken van en nemen van beslissingen over aanvragen

Artikel 1816

Vaststelling van de bevoegdheid van het consulaat

1. Wanneer een aanvraag wordt ingediend, gaat het consulaat na of het bevoegd is voor het behandelen onderzoeken van en het nemen van een beslissing over de aanvraag, overeenkomstig de artikelen 5 en 6.

2. Indien het consulaat niet bevoegd is, geeft het onverwijld het aanvraagformulier en de door de aanvrager verstrekte documenten terug, betaalt de visumleges terug en deelt mee welk consulaat wel bevoegd is.

Artikel 1917

Ontvankelijkheid

1. Het bevoegde consulaat gaat na of:

a)           de aanvraag is ingediend binnen de in artikel 98, lid 1, genoemde termijn;

b)           de aanvraag de elementen, genoemd in artikel 109, lid 3, onder a), b) en c), bevat;

c)           de biometrische gegevens van de aanvrager zijn verzameld, en

d)           de visumleges zijn geïnd.

2. Indien het bevoegde consulaat vaststelt dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, is de aanvraag ontvankelijk en

a)           volgt het consulaat de procedures van artikel 8 van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ, en

b)           onderzoekt het consulaat de aanvraag nader.

De gegevens mogen uitsluitend in het VIS worden ingevoerd door naar behoren bevoegde gemachtigde consulaire medewerkers overeenkomstig artikel 6, lid 1, artikel 7, en artikel 9, leden 5 en 6, van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ .

3. Indien het bevoegde consulaat vaststelt dat niet aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, is de aanvraag niet ontvankelijk, met als gevolg dat het consulaat onverwijld:

a)           het aanvraagformulier en alle door de aanvrager verstrekte documenten teruggeeft;

b)           de verzamelde biometrische gegevens vernietigt;

c)           de visumleges terugbetaalt, en

d)           de aanvraag niet onderzoekt.

4. In afwijking hiervan kan een aanvraag die niet aan de eisen van lid 1 voldoet, op humanitaire gronden of vanwege het nationale belang ontvankelijk worden geacht.

Artikel 20

Stempel waaruit blijkt dat een aanvraag ontvankelijk is

1. Indien een aanvraag ontvankelijk is, stempelt het bevoegde consulaat het reisdocument van de aanvrager af. Het stempel komt overeen met het model als omschreven in bijlage III en wordt in overeenstemming met de bepalingen van die bijlage aangebracht.

2. Diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten/officiële paspoorten en bijzondere paspoorten worden niet afgestempeld.

3. De bepalingen van dit artikel zijn ten aanzien van de consulaten van de lidstaten van toepassing tot de datum waarop het VIS conform artikel 48 van de VIS-verordening overal volledig operationeel is.

Artikel 2118

Controle van de voorwaarden voor binnenkomst toegangsvoorwaarden en risicobeoordeling

1. Bij het onderzoeken van aanvragen voor een eenvormig visum wordt nagegaan of de aanvrager aan de inreisvoorwaarden toegangsvoorwaarden als omschreven in artikel 5, lid 1, onder a), c), d), en e), van de Schengengrenscode Ö Verordening (EG) nr. 562/2006 Õ voldoet en wordt bijzondere aandacht geschonken aan de toetsing van de vraag of de aanvrager een risico van illegale Ö onregelmatige Õ immigratie of een risico voor de veiligheid van de lidstaten vertegenwoordigt, en met name, of de aanvrager het voornemen heeft het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór de geldigheidsduur van het aangevraagde visum verstrijkt.

ò nieuw

2. Wanneer een aanvraag voor een eenvormig visum wordt onderzocht die is ingediend door een in het VIS geregistreerde regelmatige reiziger die rechtmatig gebruik heeft gemaakt van twee eerder verkregen visa, wordt verondersteld dat de aanvrager voldoet aan de toegangsvoorwaarden die betrekking hebben op het risico van onregelmatige migratie, het risico voor de veiligheid van de lidstaten en de beschikking over voldoende middelen van bestaan.

3. De in lid 2 bedoelde veronderstelling is niet van kracht als het consulaat over de vervulling van de bedoelde toegangsvoorwaarden redelijke twijfel heeft op basis van gegevens in het VIS, zoals besluiten tot intrekking van eerder afgegeven visa, of in het paspoort, zoals inreis- en uitreisstempels. In dergelijke gevallen kan het consulaat om een onderhoud en/of aanvullende documenten verzoeken.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

24. Voor elke visumaanvraag wordt het VIS geraadpleegd overeenkomstig de artikelen 8, leden lid 2, en artikel 15, van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ . De lidstaten zorgen ervoor dat volledig gebruik wordt gemaakt van alle zoekcriteria zoals bedoeld in artikel 15 van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008, Õ om valse afkeuringen en identificaties te voorkomen.

35. Ö Onverminderd lid 2 gaat Õ Wanneer het consulaat , wanneer het controleert of de aanvrager voldoet aan de inreisvoorwaarden toegangsvoorwaarden, gaat het na:

              a) of het overgelegde reisdocument niet vals, nagemaakt of vervalst is;

              b) of de aanvrager het doel van en de voorwaarden voor het voorgenomen verblijf heeft aangetoond, alsook of de aanvrager over de middelen van bestaan beschikt om in zijn levensonderhoud te voorzien, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn terugreis naar het land van herkomst of voor doorreis naar een derde land waar hij met zekerheid zal worden toegelaten, of in de mogelijkheid verkeert deze middelen legaal te verkrijgen;

              c) of de aanvrager gesignaleerd staat in het Schengeninformatiesysteem (SIS) met het oog op weigering van toegang;

              d) of de aanvrager al dan niet wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, lid 19, van de Schengengrenscode Ö Verordening (EG) nr. 562/2006 Õ , of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name of hij om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staat in de nationale databanken van de lidstaten;.

              e) of de aanvrager, indien van toepassing, in het bezit is van een toereikende en geldige medische reisverzekering.

46. Het consulaat controleert, voor zover van toepassing, de lengte van de vorige en de voorgenomen verblijven, om na te gaan of de aanvrager de maximaal toegestane verblijfsduur op het grondgebied van de lidstaten niet heeft overschreden, ongeacht mogelijke toegestane verblijven op grond van ð een rondreisvisum, ï een nationaal visum voor verblijf van lange duur of een door een andere lidstaat afgegeven verblijfsvergunning.

57. Bij de beoordeling van de middelen van bestaan voor het voorgenomen verblijf wordt rekening gehouden met de duur en het doel van het verblijf, alsmede met de gemiddelde prijzen voor onderdak in de betrokken lidstaat of lidstaten, bepaald op basis van een goedkoop verblijf, vermenigvuldigd met het aantal verblijfsdagen, op basis van de door elk van de lidstaten overeenkomstig artikel 34, lid 1, onder c), van de Schengengrenscode Ö Verordening (EG) nr. 562/2006 Õ vastgestelde richtbedragen. Een bewijs van garantstelling en/of particuliere logiesvertrekking kan eveneens de toereikendheid van de middelen van bestaan aantonen.

68. Bij het onderzoeken van een aanvraag voor een luchthaventransitvisum gaat het consulaat met name na:

              a) of het overgelegde reisdocument niet vals, nagemaakt of vervalst is;

              b) welke de plaatsen van vertrek en bestemming van de betrokken onderdaan van een derde land zijn, en of deze stroken met de voorgenomen reisroute en luchthaventransit;

              c) of het bewijs is geleverd van de doorreis naar de eindbestemming.

79. Het onderzoek van een aanvraag wordt met name gebaseerd op de echtheid en betrouwbaarheid van de overgelegde documenten, alsmede op de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager.

810. Bij het onderzoeken van een aanvraag kunnen de consulaten de aanvrager in gerechtvaardigde gevallen voor een interview oproepen en kunnen zij om ð een onderhoud en/of ï aanvullende documenten verzoeken.

911. Een eerdere visumweigering leidt niet automatisch tot weigering van een nieuwe aanvraag. Een nieuwe aanvraag wordt beoordeeld op basis van alle beschikbare informatie.

Artikel 2219

Voorafgaande raadpleging van de centrale autoriteiten van andere lidstaten

1. Een lidstaat kan van de centrale autoriteiten van andere lidstaten verlangen dat deze zijn centrale autoriteiten raadplegen bij het onderzoeken van aanvragen van onderdanen van bepaalde derde landen of specifieke categorieën onderdanen van die landen. Deze raadpleging geldt niet voor aanvragen voor luchthaventransitvisa.

2. De geraadpleegde centrale autoriteiten geven uitsluitsel binnen zeven ð vijf ï kalenderdagen na raadpleging. Indien binnen deze termijn geen antwoord wordt ontvangen, betekent dit dat de geraadpleegde centrale autoriteiten geen bezwaar hebben tegen de afgifte van het visum.

3. ð Ten laatste vijftien kalenderdagen ï Vvóór zij de verplichting tot voorafgaande raadpleging invoeren of afschaffen, stellen de lidstaten de Commissie van hun voornemen in kennis. Deze informatie wordt ook verstrekt in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking in het desbetreffende ambtsgebied.

4. De Commissie stelt de lidstaten op de hoogte van deze kennisgevingen.

5. Vanaf de datum van de vervanging van het Raadplegingsnetwerk van Schengen, als bedoeld in artikel 46 van de VIS-verordening, geschiedt de voorafgaande raadpleging overeenkomstig artikel 16, lid 2, van genoemde verordening.

Artikel 2320

Beslissing over de aanvraag

1. Op aanvragen die overeenkomstig artikel 1917 ontvankelijk zijn, wordt beslist binnen vijftien ð tien ï kalenderdagen na de datum van indiening.

2. Deze termijn kan in individuele gevallen worden verlengd tot ten hoogste twintig kalenderdagen, met name wanneer nader onderzoek van de aanvraag noodzakelijk is, of in geval van vertegenwoordiging, wanneer de autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat worden geraadpleegd.

3. Deze termijn kan in uitzonderlijke gevallen, wanneer aanvullende documenten vereist zijn, worden verlengd tot ten hoogste zestig kalenderdagen.

ò nieuw

3. Op aanvragen van naaste verwanten van burgers van de Unie als bedoeld in artikel 8, lid 3, en aanvragen van familieleden van burgers van de Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2004/38/EG wordt beslist binnen vijf kalenderdagen na de datum van indiening. Deze termijn kan in individuele gevallen worden verlengd tot ten hoogste tien kalenderdagen, met name wanneer nader onderzoek van de aanvraag noodzakelijk is.

ò nieuw

4. De termijnen in lid 3 zijn de maximumtermijnen die gelden voor familieleden van burgers van de Unie als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2004/38/EG, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 2, van die richtlijn.

ê 810/2009

5. Tenzij de aanvraag ingetrokken is, wordt beslist:

              a) een eenvormig visum af te geven overeenkomstig artikel 2421;

              b) een visum met territoriaal beperkte geldigheid af te geven overeenkomstig artikel 2522;

ò nieuw

              c) een luchthaventransitvisum af te geven overeenkomstig artikel 23; of

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

d) een visum te weigeren overeenkomstig artikel 3229, of.

              d) de behandeling van de aanvraag af te breken en over te dragen aan de bevoegde autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat overeenkomstig artikel 8, lid 2.

Het feit dat het nemen van vingerafdrukken fysiek onmogelijk is, overeenkomstig artikel 1312, lid 7, onder b), mag geen invloed hebben op de afgifte of de weigering van een visum.

HOOFDSTUK IV

Visumafgifte

Artikel 2421

Afgifte van een eenvormig visum

1. De geldigheidsduur van een visum en de lengte van het toegestane verblijf worden gebaseerd op het onderzoek als bedoeld in artikel 2118.

2. Een visum kan worden afgegeven voor één, twee of meer binnenkomsten. De geldigheidsduur ð van een meervoudig visum ï is niet langer dan vijf jaar. ð De geldigheidsduur van een meervoudig visum kan de geldigheidsduur van het paspoort waarin het is aangebracht, overschrijden. ï

Voor een doorreis komt de duur van het toegestane verblijf overeen met de tijd die voor de doorreis is vereist.

Onverminderd artikel 1211, onder a), omvat de geldigheidsduur van het ð een ï visum ð voor één binnenkomst ï een extra “marge” van vijftien dagen. De lidstaten kunnen beslissen deze extra marge niet toe te kennen om redenen van openbare orde of vanwege de internationale betrekkingen van één van de lidstaten.

ò nieuw

3. Aan in het VIS geregistreerde regelmatige reizigers die rechtmatig gebruik hebben gemaakt van twee eerder verkregen visa, wordt een meervoudig visum met een geldigheidsduur van ten minste drie jaar afgegeven.

4. Aan aanvragers als bedoeld in lid 3 die rechtmatig gebruik hebben gemaakt van het meervoudige visum met een geldigheidsduur van drie jaar, wordt een meervoudig visum met een geldigheidsduur van vijf jaar afgegeven, mits de aanvraag niet later dan één jaar na de verstrijkingsdatum van het meervoudige visum met een geldigheidsduur van drie jaar wordt ingediend.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

25. Onverminderd artikel 12, onder a), wordt een Ö Een Õ meervoudig visum met een geldigheidsduur tussen zes maanden en ð van ten hoogste ï vijf jaar ð kan worden ï toegekend afgegeven indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

              a) de Ö aan een Õ aanvrager Ö die Õ toont de noodzaak aan Ö aantoont Õ of motiveert zijn voornemen Ö motiveert Õ om veelvuldig en/of regelmatig te reizen, in het bijzonder vanwege zijn beroeps- of gezinssituatie, bijvoorbeeld in het geval van zakenlieden, ambtenaren die betrokken zijn bij regelmatige officiële contacten met lidstaten en EU-instellingen, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die reizen om deel te nemen aan scholing, studiebijeenkomsten en conferenties, gezinsleden van burgers van de Unie, gezinsleden van onderdanen van derde landen die legaal in lidstaten verblijven, alsmede zeevarenden, en

              b) ð mits ï de aanvrager toont zijn integriteit en betrouwbaarheid aan Ö aantoont Õ , waaronder met name het juiste gebruik van eerder afgegeven eenvormige visa of visa met territoriaal beperkte geldigheid, zijn economische situatie in het land van herkomst en zijn werkelijke voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het aangevraagde visum.

36. De gegevens als omschreven in artikel 10, lid 1, van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ worden in het VIS ingevoerd wanneer is beslist het visum af te geven.

ê 810/2009 (aangepast)

Artikel 2522

Afgifte van een visum met territoriaal beperkte geldigheid

1. Een visum met territoriaal beperkte geldigheid wordt bij wijze van uitzondering in de volgende gevallen afgegeven:

              a) wanneer de betrokken lidstaat het op humanitaire gronden, vanwege het nationale belang of gelet op internationale verplichtingen noodzakelijk acht

         i) af te wijken van het beginsel dat dient te worden voldaan aan de inreisvoorwaarden toegangsvoorwaarden als omschreven in artikel 5, lid 1, onder a), c), d) en e), van de Schengengrenscode Ö Verordening (EG) nr. 562/2006 Õ , of

         ii) een visum af te geven hoewel de overeenkomstig artikel 22 19 geraadpleegde lidstaat bezwaar heeft tegen de afgifte van een eenvormig visum, of

         iii) een visum af te geven om spoedeisende redenen hoewel de voorafgaande raadpleging overeenkomstig artikel 22 19 niet heeft plaatsgevonden,

              of

ê 610/2013 Art. 6.3

              b) wanneer het consulaat, om redenen die het gerechtvaardigd acht, voor een verblijf gedurende dezelfde periode van 180 dagen een nieuw visum afgeeft aan een aanvrager die gedurende die periode van 180 dagen reeds een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid voor een verblijf van 90 dagen heeft gebruikt.

ê 810/2009 (aangepast)

2. Een visum met territoriaal beperkte geldigheid is geldig voor het grondgebied van de lidstaat van afgifte. Bij wijze van uitzondering kan het geldig zijn voor het grondgebied van meer dan één lidstaat, mits elke betrokken lidstaat daarmee instemt.

3. Indien de aanvrager in het bezit is van een reisdocument dat door een of meer, doch niet alle, lidstaten niet wordt erkend, wordt een visum afgegeven dat geldig is voor het grondgebied van de lidstaten die het reisdocument erkennen. Indien de lidstaat die het visum afgeeft, het reisdocument van de aanvrager niet erkent, is het afgegeven visum uitsluitend voor die lidstaat geldig.

4. Indien een visum met territoriaal beperkte geldigheid in de in lid 1, onder a), omschreven gevallen is afgegeven, verstrekken de centrale autoriteiten van de lidstaat van afgifte de centrale autoriteiten van de andere lidstaten volgens de procedure van artikel 16, lid 3, van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ onverwijld de relevante informatie.

5. De gegevens als omschreven in artikel 10, lid 1, van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ worden in het VIS ingevoerd wanneer is beslist het visum af te geven.

Artikel 2623

Afgifte van een luchthaventransitvisum

1. Een luchthaventransitvisum is geldig voor de doorreis door de internationale transitzones van luchthavens op het grondgebied van de lidstaten.

2. Onverminderd artikel 1211, onder a), omvat de geldigheidsduur van het visum een extra “marge” van vijftien dagen.

De lidstaten kunnen beslissen deze extra marge niet toe te kennen om redenen van openbare orde of vanwege de internationale betrekkingen van één van de lidstaten.

3. Onverminderd artikel 1211, onder a), kan een meervoudig luchthaventransitvisum met een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden worden afgegeven.

4. De volgende criteria zijn met name relevant voor beslissingen om meervoudige luchthaventransitvisa af te geven:

              a) de noodzaak voor de aanvrager om veelvuldig en/of regelmatig te reizen, en

              b) de integriteit en betrouwbaarheid van de aanvrager, waaronder met name het juiste gebruik van eerder afgegeven eenvormige visa, visa met territoriaal beperkte geldigheid of luchthaventransitvisa, zijn economische situatie in het land van herkomst en zijn werkelijke voornemen om zijn reis voort te zetten.

5. Indien de aanvrager in het bezit moet zijn van een luchthaventransitvisum overeenkomstig artikel 3, lid 2, is het luchthaventransitvisum alleen geldig voor de doorreis door de internationale transitzones van luchthavens op het grondgebied van de betrokken lidstaat of lidstaten.

6. De gegevens als omschreven in artikel 10, lid 1, van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ worden in het VIS ingevoerd wanneer is beslist het visum af te geven.

ê 810/2009 (aangepast)

Artikel 2724

Invullen van de visumsticker

1. Bij het invullen van de visumsticker worden de verplichte vermeldingen als omschreven in bijlage VII ingevuld en wordt tevens het machineleesbare gedeelte ingevuld dat wordt omschreven in ICAO-document 9303, deel 2.

ò nieuw

2. De voorschriften voor het invullen van de visumsticker worden door de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 51, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

23. Lidstaten kunnen nationale vermeldingen aanbrengen in het voor opmerkingen bestemde gedeelte van de visumsticker; dit mogen niet dezelfde aantekeningen vermeldingen zijn als de verplichte gegevens van bijlage VII ð die overeenkomstig de in lid 2 bedoelde procedure zijn voorgeschreven, noch mag een specifiek doel van de reis worden aangegeven ï .

34. Alle vermeldingen dienen op de visumsticker te worden geprint. In en op een geprinte visumsticker mogen geen wijzigingen met de hand worden aangebracht.

45. Ö Een Õ Vvisumstickers ð voor een visum voor één binnenkomst ï mogen mag in geval van technische overmacht met de hand worden ingevuld. In Op een met de hand ingevulde visumsticker mogen geen wijzigingen worden aangebracht.

56. Indien de visumsticker met de hand is ingevuld overeenkomstig lid 4 van dit artikel, wordt dit vermeld in het VIS overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder k), van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ .

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 2825

Ongeldig maken van een ingevulde visumsticker

1. Indien een vergissing wordt geconstateerd vóór aanbrenging van de visumsticker in het reisdocument, wordt de visumsticker ongeldig gemaakt.

2. Indien een vergissing wordt geconstateerd nadat de visumsticker in het reisdocument is aangebracht, wordt de visumsticker ongeldig gemaakt door het aanbrengen van een kruis in onuitwisbare inkt over de visumsticker ð en wordt het optisch variabele kenmerk (OVD) vernietigd ï , waarna een nieuwe visumsticker wordt aangebracht op een andere bladzijde.

3. Indien een vergissing wordt geconstateerd nadat de desbetreffende gegevens in het VIS zijn ingevoerd overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ , wordt de vergissing hersteld in overeenstemming met artikel 24, lid 1, van die verordening.

ê 810/2009 (aangepast)

Artikel 2926

Aanbrengen van een visumsticker

1. De geprinte visumsticker met de gegevens als bedoeld in artikel 27 24 en bijlage VII wordt in het reisdocument aangebracht overeenkomstig de voorschriften van bijlage VIII.

ò nieuw

2. De voorschriften voor het aanbrengen van de visumsticker worden door de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 51, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

ê 810/2009 (aangepast)

3. Indien de lidstaat van afgifte het reisdocument van de aanvrager niet erkent, wordt gebruikgemaakt van het afzonderlijke blad voor het aanbrengen van een visum.

4. Indien een visumsticker is aangebracht op het afzonderlijke blad voor het aanbrengen van een visum, wordt dit vermeld in het VIS overeenkomstig artikel 10, lid 1, punt j), van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ .

5. Individuele visumstickers die worden afgegeven aan personen die in het reisdocument van de aanvrager zijn bijgeschreven, worden in dat reisdocument aangebracht.

6. Indien het reisdocument waarin deze personen zijn bijgeschreven niet wordt erkend door de lidstaat van afgifte, worden de individuele visumstickers aangebracht op de afzonderlijke bladen voor het aanbrengen van een visum.

Artikel 3027

Aan een afgegeven visum verbonden rechten

Aan het bezit van een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid kan als zodanig geen automatisch recht op binnenkomst worden ontleend.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 3128

Informatie aan Ö In kennis stellen van Õ de centrale autoriteiten van andere lidstaten

1. Behoudens voor luchthaventransitvisa, kan een lidstaat verlangen dat zijn centrale autoriteiten in kennis worden gesteld van visa die door consulaten van andere lidstaten worden afgegeven aan onderdanen van bepaalde derde landen of specifieke categorieën onderdanen van die landen.

2. ð Ten laatste vijftien kalenderdagen ï Vvóór zij de verplichting tot het verstrekken van deze informatie invoeren of afschaffen, stellen de lidstaten de Commissie van hun voornemen in kennis. Deze informatie wordt ook verstrekt in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking in het desbetreffende ambtsgebied.

3. De Commissie stelt de lidstaten op de hoogte van deze kennisgevingen.

4. Vanaf de in artikel 46 van de VIS-verordening bedoelde datum wordt de informatie verstrekt overeenkomstig artikel 16, lid 3, van die verordening.

Artikel 3229

Weigering van een visum

1. Onverminderd artikel 2522, lid 1, wordt een visum geweigerd:

              a) indien de aanvrager:

         i) een vals, nagemaakt of vervalst reisdocument heeft overgelegd;

         ii) het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond;

         iii) niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn terugreis naar het land van herkomst of verblijf, of voor doorreis naar een derde land waar hij met zekerheid zal worden toegelaten, of in de mogelijkheid te verkeren deze middelen legaal te verkrijgen;

ê 610/2013 Art. 6.4

         iv) in de lopende periode van 180 dagen reeds 90 dagen op het grondgebied van de lidstaten heeft verbleven op grond van een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid;

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

         v) ter fine van met het oog op weigering van toegang in het SIS gesignaleerd staat;

         vi) wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, lid 19, van de Schengengrenscode Ö Verordening (EG) nr. 562/2006 Õ , of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name of hij om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staat in de nationale databanken van de lidstaten; of

         vii) in voorkomend geval, niet heeft aangetoond te beschikken over een toereikende en geldige medische reisverzekering,

              of

              b) indien er redelijke twijfel bestaat over de echtheid van de door de aanvrager overgelegde bewijsstukken of over de geloofwaardigheid van de inhoud ervan, de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager of zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum.

2. De afwijzende beslissing en de redenen voor de afwijzing van de aanvraag worden kenbaar gemaakt door middel van het standaardformulier van bijlage VI V.

3. Aanvragers aan wie een visum is geweigerd, kunnen in beroep gaan. Het beroep wordt ingesteld tegen de lidstaat die de definitieve beslissing over de aanvraag heeft genomen. De nationale wetgeving van die lidstaat is op het beroep van toepassing. De lidstaten verstrekken de aanvragers ð uitvoerige ï informatie over de procedure in geval van een beroep, zoals gespecificeerd in bijlage VI V.

4. In de in artikel 8, lid 2, bedoelde gevallen stelt het consulaat van de vertegenwoordigende lidstaat de aanvrager in kennis van de beslissing van de vertegenwoordigde lidstaat.

54. Informatie over geweigerde visa een geweigerd visum wordt in het VIS ingevoerd overeenkomstig artikel 12 van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) 767/2008 Õ .

HOOFDSTUK V

Wijziging van een afgegeven visum

Artikel 3330

Verlenging

1. De geldigheidsduur van en/of de duur van het verblijf met een afgegeven visum wordt verlengd indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat oordeelt dat de visumhouder heeft aangetoond dat hij wegens overmacht of om humanitaire redenen niet in staat is om het grondgebied van de lidstaat vóór het verstrijken van de geldigheidsduur of het einde van de toegestane verblijfsduur te verlaten. Deze verlenging is gratis.

2. De geldigheidsduur van en/of de duur van het verblijf met een afgegeven visum kan worden verlengd indien de visumhouder aantoont dat de verlenging van de geldigheidsduur of de verblijfsduur om zwaarwegende persoonlijke redenen gerechtvaardigd is. Voor deze verlenging bedragen de leges 30 EUR.

3. Behoudens andersluidende beslissingen van de autoriteit die het visum verlengt, behoudt het verlengde visum de territoriale geldigheid van het oorspronkelijke visum.

4. De autoriteit die bevoegd is tot verlenging van het visum is de autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de onderdaan van een derde land zich bevindt op het moment waarop verlenging wordt aangevraagd.

5. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de autoriteiten die bevoegd zijn tot het verlengen van visa.

6. Visumverlenging gebeurt in de vorm van een visumsticker.

7. Informatie over een verlengd visum wordt in het VIS ingevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) 767/2008 Õ .

Artikel 3431

Nietigverklaring en intrekking

1. Een visum wordt nietig verklaard indien blijkt dat op het moment van afgifte niet aan de afgiftevoorwaarden voldaan was, met name indien er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat het visum op onrechtmatige wijze is verkregen. Een visum wordt in beginsel nietig verklaard door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het heeft afgegeven. Een visum kan door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat nietig worden verklaard; in dat geval worden de autoriteiten van de lidstaat die het visum heeft afgegeven van de nietigverklaring in kennis gesteld.

2. Een visum wordt ingetrokken indien blijkt dat niet langer aan de afgiftevoorwaarden voldaan wordt. Een visum wordt in beginsel ingetrokken door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het heeft afgegeven. Een visum kan door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat worden ingetrokken; in dat geval worden de autoriteiten van de lidstaat die het visum heeft afgegeven van de intrekking in kennis gesteld.

3. Een visum kan worden ingetrokken op verzoek van de visumhouder. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het visum heeft afgegeven, worden van de intrekking in kennis gesteld.

4. Het feit dat de houder van een visum aan de grens niet alle in artikel 1413, lid 34, bedoelde bewijsstukken kan overleggen, leidt niet automatisch tot een besluit tot nietigverklaring of intrekking van het visum.

5. Indien een visum wordt nietig wordt verklaard of wordt ingetrokken, wordt daarop het stempel “NIETIG VERKLAARD” of “INGETROKKEN” aangebracht en worden het optische variabele kenmerk van de visumsticker, het veiligheidskenmerk “latent-beeldeffect” en het woord “visum” ongeldig gemaakt door middel van een doorhaling.

6. De beslissing tot nietigverklaring of intrekking van een visum en de gronden waarop deze is gebaseerd, wordt aan de aanvrager kenbaar gemaakt door middel van het standaardformulier van bijlage VI V.

7. Een Vvisumhouders van wie het visum is nietig is verklaard of is ingetrokken, hebben heeft een recht van beroep tenzij het visum overeenkomstig lid 3 op zijn verzoek is ingetrokken is. Het beroep wordt ingesteld tegen de lidstaat die de beslissing over de nietigverklaring of intrekking heeft genomen. De nationale wetgeving van die lidstaat is op het beroep van toepassing. De lidstaten verstrekken de aanvragers informatie over de procedure in geval van een beroep, zoals gespecificeerd in bijlage VI V.

8. Informatie over een nietig verklaard of ingetrokken visum wordt in het VIS ingevoerd overeenkomstig artikel 13 van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) 767/2008 Õ .

HOOFDSTUK VI

Aan de buitengrenzen afgegeven visa

Artikel 3532

Aan de buitengrenzen Ö bij wijze van uitzondering Õ aangevraagde visa

1. In uitzonderlijke gevallen kan een visum aan een grensdoorlaatpost worden afgegeven, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

              a) de aanvrager voldoet aan de voorwaarden als omschreven in artikel 5, lid 1, onder a), c), d), en e), van de Schengengrenscode Ö Verordening (EG) nr. 562/2006 Õ ;

              b) de aanvrager is niet in de gelegenheid geweest om op voorhand een visum aan te vragen, en verstrekt, op verzoek, bewijsstukken ter staving van de onvoorziene en dringende redenen voor zijn binnenkomst, en

              c) de terugkeer van de aanvrager naar zijn land van herkomst of verblijf, of zijn doorreis door andere landen dan lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen, wordt zeker geacht.

2. Indien een visum aan een buitengrens wordt aangevraagd, kan de eis dat de aanvrager in het bezit is van een medische reisverzekering komen te vervallen indien deze reisverzekering niet verkrijgbaar is aan de grensdoorlaatpost, of vanwege humanitaire redenen.

32. Een aan de buitengrens afgegeven visum is een eenvormig visum dat de houder het recht geeft op een verblijf van ten hoogste vijftien dagen, naargelang het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf. Voor een doorreis komt de duur van het toegestane verblijf overeen met de tijd die voor de doorreis is vereist.

43. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1, onder a), c), d), en e), van de Schengengrenscode Ö Verordening (EG) nr. 562/2006 Õ , kunnen de voor afgifte aan de grens bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 2522, lid 1, onder a), van deze verordening, een visum met territoriaal beperkte geldigheid afgeven voor het grondgebied van de lidstaat van afgifte.

54. Aan een onderdaan van een derde land die behoort tot een categorie personen voor wie voorafgaande raadpleging dient plaats te vinden overeenkomstig artikel 22 19, wordt aan de buitengrens in beginsel geen visum afgegeven.

In bijzondere gevallen kan aan de buitengrens aan dergelijke personen overeenkomstig artikel 2522, lid 1, onder a), echter een visum met territoriaal beperkte geldigheid voor het grondgebied van de lidstaat van afgifte worden afgegeven.

65. Behalve op de in artikel 3229, lid 1, genoemde gronden voor visumweigering wordt een visum aan de grensdoorlaatpost geweigerd indien niet aan de voorwaarden van lid 1, onder b), van dit artikel is voldaan.

76. De bepalingen met betrekking tot motivering en kennisgeving van afwijzingen en het recht van beroep als omschreven in artikel 3229, lid 3, en bijlage VI V, zijn van toepassing.

ò nieuw

Artikel 33

Krachtens een tijdelijke regeling aan de buitengrenzen aangevraagde visa

1. Om korte toeristische reizen te stimuleren, kan een lidstaat beslissen om krachtens een tijdelijke regeling visa af te geven aan de buitengrenzen aan personen die aan de voorwaarden van artikel 32, lid 1, onder a) en c), voldoen.

2. De duur van een dergelijke regeling mag niet meer bedragen dan vijf maanden per kalenderjaar, en de begunstigde categorieën personen worden duidelijk gedefinieerd.

3. In afwijking van artikel 22, lid 1, is een krachtens een dergelijke regeling afgegeven visum slechts geldig voor het grondgebied van de lidstaat van afgifte en geeft het de houder recht op een verblijf van ten hoogste vijftien kalenderdagen, naargelang het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf.

4. Bij weigering van het visum aan de buitengrenzen kan de lidstaat aan de betrokken vervoerder niet de verplichtingen opleggen die in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord zijn vervat.

5. Een lidstaat stelt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis van een voorgenomen regeling uiterlijk drie maanden voor deze van kracht wordt. In de kennisgeving worden de categorieën begunstigden, de geografische reikwijdte en de organisatorische procedures van de regeling beschreven, alsmede de voorgenomen maatregelen om na te gaan of aan de voorwaarden voor de afgifte van het visum is voldaan.

De Commissie maakt deze gegevens bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

6. Drie maanden na de beëindiging van de regeling brengt de betrokken lidstaat aan de Commissie uitvoerig verslag uit over de uitvoering ervan. Het verslag bevat informatie over het aantal afgegeven visa en het aantal geweigerde visa (met vermelding van het staatsburgerschap van de betrokken personen), de duur van het verblijf en het percentage teruggekeerde visumhouders (met vermelding van het staatsburgerschap van de niet-teruggekeerde visumhouders).

ê 810/2009 (aangepast)

Artikel 3634

Afgifte aan de buitengrenzen van visa aan transiterende zeevarenden

1. Aan een zeevarende die over een visum dient te beschikken voor overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten, kan aan de grens een visum met het oog op doorreis worden afgegeven indien hij:

              a) voldoet aan de voorwaarden van artikel 3532, lid 1, en

              b) de desbetreffende grens overschrijdt teneinde zich in te schepen in op, zich opnieuw in te schepen in op of van boord te gaan van een schip waarop hij als zeevarende zal werken dan wel gewerkt heeft.

2. Alvorens aan de grens een visum af te geven aan een transiterende zeevarende Ö zorgen Õ voldoen de bevoegde nationale autoriteiten aan de voorschriften van bijlage IX, deel 1, en zorgen zij ervoor dat de noodzakelijke informatie over de betrokken zeevarende is uitgewisseld door middel van een naar behoren ingevuld formulier voor transiterende zeevarenden als omschreven in bijlage IX, deel 2.

ò nieuw

3. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen werkinstructies vast voor de visumafgifte aan de grens aan zeevarenden. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 51, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

ê 810/2009

34. Dit artikel is van toepassing onverminderd het bepaalde in artikel 3532, leden 32, 43 en 54.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

TITEL IV

ADMINISTRATIEF BEHEER EN ORGANISATIE

Artikel 3735

Organisatie van de visumafdelingen

1. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de organisatie van de visumafdelingen van hun consulaten.

Om verminderde waakzaamheid te voorkomen en medewerkers te beschermen tegen druk op plaatselijk niveau, worden in voorkomend geval roulatieschema’s opgesteld voor de medewerkers die rechtstreeks contact hebben met aanvragers. Bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan een duidelijke organisatie van werkzaamheden en een goede toewijzing/scheiding van verantwoordelijkheden met betrekking tot de uiteindelijke beslissing over aanvragen. Toegang tot het VIS, en het SIS en tot andere vertrouwelijke informatie kunnen uitsluitend worden geraadpleegd door wordt uitsluitend verleend aan een beperkt aantal naar behoren bevoegde gemachtigde medewerkers. Om ongeoorloofde toegang tot dergelijke databanken te voorkomen, dienen worden passende maatregelen te worden getroffen.

2. Met betrekking tot de opslag en de behandeling van visumstickers worden passende veiligheidsmaatregelen getroffen om fraude of verlies te voorkomen. Elk consulaat houdt een inventaris bij van zijn voorraad visumstickers en registreert hoe elke visumsticker is gebruikt.

3. De consulaten van de lidstaten archiveren de aanvragen. Elk individueel dossier bestaat uit het aanvraagformulier, afschriften van relevante bewijsstukken, aantekeningen van verrichte controles en het referentienummer van het afgegeven visum, zodat medewerkers in voorkomend geval de voorgeschiedenis van een beslissing over een aanvraag kunnen reconstrueren.

Individuele aanvraagdossiers worden ten minste twee jaar bewaard, te rekenen vanaf de datum van de beslissing over de aanvraag als bedoeld in artikel 2320, lid 1.

Artikel 3836

Middelen voor de behandeling van aanvragen en het toezicht op consulaten

1. De lidstaten zetten geschikte medewerkers in toereikende aantallen in voor de uitvoering van de taken in verband met de behandeling van aanvragen, en wel zodanig dat een dienstverlening aan het publiek wordt gegarandeerd van een aanvaardbare en geharmoniseerde kwaliteit.

2. De kantoorruimte moet voldoen aan de relevante functionele eisen van geschiktheid en het mogelijk maken dat passende veiligheidsmaatregelen worden getroffen.

3. De centrale autoriteiten van lidstaten dienen zowel uitgezonden medewerkers als lokale medewerkers op passende wijze op te leiden en hen te voorzien van volledige, nauwkeurige en bijgewerkte informatie over de relevante communautaire Ö wetgeving van de Unie Õ en nationale wetgeving.

4. De centrale autoriteiten van de lidstaten dragen zorg voor een geregeld adequaat toezicht op de behandeling van aanvragen en nemen corrigerende maatregelen wanneer wordt vastgesteld dat de voorschriften van deze verordening niet worden toegepast.

Artikel 3937

Gedrag van het personeel

1. De consulaten van de lidstaten dragen er zorg voor dat aanvragers op correcte wijze worden bejegend.

2. Bij de verrichting van hun taken eerbiedigen consulaire medewerkers de menselijke waardigheid volledig. Elke maatregel staat in verhouding tot de daarmee nagestreefde doeleinden.

3. Bij de uitvoering van hun werkzaamheden dienen onthouden consulaire medewerkers zich te onthouden van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid gerichtheid.

Artikel 4038

Vormen van Ö Consulaire organisatie en Õ samenwerking

1. De organisatie van de aanvraagprocedures valt onder de bevoegdheid van de respectieve lidstaten. In beginsel worden aanvragen bij een consulaat van een lidstaat ingediend.

2. De lidstaten:

              a) voorzien hun consulaten en hun autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de afgifte van visa aan de grens, van de voor de verzameling van biometrische kenmerken vereiste benodigdheden, en voorzien de kantoren van hun honorair consuls van de daartoe vereiste benodigdheden indien zij van hun diensten gebruikmaken om biometrische kenmerken te verzamelen overeenkomstig artikel 42,40; en/of

              b) werken in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking of via andere passende contacten samen met een of meer andere lidstaten, in de vorm van beperkte vertegenwoordiging, co-locatie of een gemeenschappelijk aanvraagcentrum, overeenkomstig artikel 41 ð in het kader van een vertegenwoordigingsregeling of een andere vorm van consulaire samenwerking ï .

3. In bijzondere omstandigheden of om redenen in verband met de plaatselijke situatie, bijvoorbeeld wanneer:

              a) het grote aantal aanvragers het niet toelaat om het in ontvangst nemen van aanvragen en van gegevens tijdig en in behoorlijke omstandigheden te organiseren, of of

              b) het niet mogelijk is op een andere wijze te zorgen voor een goede territoriale dekking van het betrokken derde land,

en wanneer in lid 2, onder b), bedoelde vormen van samenwerking niet geschikt blijken te zijn voor de betrokken lidstaat, mag een

Ö 3. Een Õ lidstaat Ö mag Õ , in laatste instantie, Ö ook Õ met een externe dienstverlener samenwerken, overeenkomstig artikel 4341.

4. Onverminderd het recht om de persoonlijke verschijning van de aanvrager te verlangen overeenkomstig artikel 21, lid 8, mag de gekozen regeling er niet toe leiden dat de aanvrager op meer dan één locatie persoonlijk moet verschijnen om een aanvraag in te dienen.

54. De lidstaten dienen stellen de Commissie in kennis te stellen van de wijze waarop zij voornemens zijn de ontvangst en behandeling van aanvragen ð de consulaire organisatie en samenwerking ï op elke consulaire vestiging te organiseren.

ò nieuw

65. In het geval dat de samenwerking met andere lidstaten wordt beëindigd, zorgen de lidstaten ervoor dat de continuïteit van de volledige dienstverlening is gewaarborgd.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 839

Vertegenwoordigingsregelingen

1. Een lidstaat kan ermee instemmen een andere lidstaat die op grond van artikel 5 bevoegd is, te vertegenwoordigen voor het onderzoeken van aanvragen voor en de afgifte van visa namens die lidstaat. Een lidstaat mag ook een andere lidstaat in beperkte mate vertegenwoordigen voor uitsluitend het in ontvangst nemen van aanvragen en de afname van biometrische kenmerken.

2. Indien het consulaat van de vertegenwoordigende lidstaat voornemens is een visum te weigeren, zendt het de aanvraag door aan de bevoegde autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat, die er vervolgens een definitieve beslissing over nemen binnen de termijn als omschreven in artikel 23, leden 1, 2, of 3.

32. ð Indien de vertegenwoordiging beperkt is tot het in ontvangst nemen van aanvragen, ï geschieden Hhet in ontvangst nemen en het toezenden van aanvragen en gegevens aan de vertegenwoordigde lidstaat geschieden met inachtneming van de toepasselijke gegevensbeschermings- en veiligheidsvoorschriften.

3. De vertegenwoordigende lidstaat en de vertegenwoordigde lidstaat sluiten een bilaterale regeling die de volgende elementen bevat Ö . Die regeling Õ :

              a) daarin wordt bevat, indien van tijdelijke vertegenwoordiging sprake is, bepalingen inzake de termijn vermeld alsmede en Ö de Õ procedures voor beëindiging van de vertegenwoordiging;

              b) daarin kan, in het bijzonder wanneer de vertegenwoordigde lidstaat een consulaat in het betrokken derde land heeft, bepalingen bevatten betreffende de mogelijke beschikbaarstelling van ruimte, medewerkers en financiële middelen door de vertegenwoordigde lidstaat;.

              c) daarin kan worden bepaald dat aanvragen van bepaalde categorieën onderdanen van derde landen conform artikel 22 door de vertegenwoordigende lidstaat voor voorafgaande raadpleging worden doorgezonden naar de centrale autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat;

              d) in afwijking van lid 2, kan het consulaat van de vertegenwoordigende lidstaat in de bilaterale regeling worden gemachtigd om, na onderzoek van de aanvraag, te weigeren een visum af te geven.

54. Lidstaten zonder eigen consulaat in een derde land streven ernaar met lidstaten die wel over een consulaat in dat land beschikken een regeling betreffende vertegenwoordiging te sluiten.

65. Om ervoor te zorgen dat beperkte vervoersmogelijkheden of grote afstanden in een specifieke regio of geografisch gebied geen onevenredige moeite van visumaanvragers vergt vergen om toegang tot een consulaat te krijgen, trachten lidstaten zonder eigen consulaat in die regio of dat gebied een regeling inzake vertegenwoordiging te treffen met andere lidstaten die wel over een consulaat in die regio of dat gebied beschikken.

76. De vertegenwoordigde lidstaat stelt de Commissie in kennis van de vertegenwoordigingsregelingen of van de beëindiging daarvan ð , ten laatste twee maanden ï vóór deze regelingen van kracht worden of worden beëindigd.

87. Tegelijkertijd Ö Op hetzelfde tijdstip dat de in lid 6 bedoelde kennisgeving wordt verricht, Õ stelt het consulaat van de vertegenwoordigende lidstaat zowel de consulaten van andere lidstaten als de delegatie van de Commissie Ö Europese Unie Õ binnen het desbetreffende ambtsgebied in kennis van de vertegenwoordigingsregelingen of van de beëindiging daarvan vóór deze van kracht worden of worden beëindigd.

98. Indien het consulaat van de vertegenwoordigende lidstaat besluit samen te werken met een externe dienstverlener, overeenkomstig artikel 4341 of met erkende commerciële bemiddelaars als bedoeld in artikel 4543, heeft deze samenwerking ook betrekking op aanvragen waarop vertegenwoordigingsregelingen van toepassing zijn. De centrale autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat worden tevoren in kennis gesteld van de wijze waarop deze samenwerking wordt geregeld.

Artikel 41

Samenwerking tussen de lidstaten

1. Wanneer voor het delen van een co-locatie wordt gekozen, handelen de personeelsleden van de consulaten van een of meer lidstaten de procedure in verband met aan hen gerichte aanvragen (met inbegrip van het verzamelen van de biometrische kenmerken) af in het consulaat van een andere lidstaat en maken zij gebruik van de apparatuur van die lidstaat. De betrokken lidstaten stellen in overleg de duur en de voorwaarden voor beëindiging van de co-locatie vast, alsmede het aandeel van de visumleges dat wordt ontvangen door de lidstaat waarvan het consulaat wordt gebruikt.

2. Wanneer gemeenschappelijke aanvraagcentra worden opgezet, worden de personeelsleden van de consulaten van twee of meer lidstaten met het oog op de inontvangstneming van de aanvragen (met inbegrip van de biometrische kenmerken) samen in een gebouw ondergebracht. De aanvragers worden doorverwezen naar de lidstaat die bevoegd is hun aanvraag te behandelen en daarover een beslissing te nemen. De lidstaten stellen in onderling overleg vast hoe lang deze samenwerking zal duren, welke voorwaarden gelden voor de beëindiging ervan en hoe de kosten over de deelnemende lidstaten worden verdeeld. Eén lidstaat is verantwoordelijk voor overeenkomsten met betrekking tot facilitaire aangelegenheden en diplomatieke betrekkingen met het gastland.

3. In het geval dat de samenwerking met andere lidstaten wordt beëindigd, zorgen de lidstaten ervoor dat de continuïteit van de volledige dienstverlening is gewaarborgd.

Artikel 4240

Beroep op honorair consuls

1. Honorair consuls kunnen ook worden gemachtigd alle of sommige van de in artikel 43, lid 6, 41, lid 5, bedoelde taken te verrichten. Er worden passende maatregelen genomen om de veiligheid en de gegevensbescherming te waarborgen.

2. Indien de honorair consul niet een ambtenaar van een lidstaat is, dient de uitvoering van deze taken te voldoen aan de in bijlage X VI genoemde vereisten, met uitzondering van het bepaalde in punt D, onder c), van die bijlage.

3. Indien de honorair consul een ambtenaar van een lidstaat is, ziet de betrokken lidstaat erop toe dat vereisten gelden die vergelijkbaar zijn met de vereisten die van toepassing zouden zijn indien de taken door zijn consulaat zouden worden uitgevoerd.

Artikel 4341

Samenwerking met externe dienstverleners

1. De lidstaten streven ernaar samen met één of meer lidstaten met een externe dienstverlener samen te werken, onverminderd de voorschriften inzake overheidsopdrachten en mededinging.

2. De samenwerking met een externe dienstverlener berust op een rechtsinstrument dat voldoet aan de voorschriften van bijlage X VI.

3. De lidstaten wisselen in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking informatie uit over de selectie van externe dienstverleners en de vaststelling van de voorwaarden van hun respectieve rechtsinstrumenten.

43. Het onderzoek van aanvragen, het persoonlijke onderhoud, en, in voorkomend geval, en de beslissing over de aanvraag en het printen en aanbrengen van visumstickers worden uitsluitend door het consulaat verricht.

54. Externe dienstverleners hebben in geen geval toegang tot het VIS. De toegang tot het VIS is uitsluitend voorbehouden aan naar behoren gemachtigde medewerkers van consulaten.

65. Aan een externe dienstverlener kunnen een of meer van de volgende taken worden toevertrouwd:

              a) het verstrekken van algemene informatie over de visumvereisten en ‑aanvraagformulieren;

              b) het informeren van de aanvrager, op basis van een checklist, over de verlangde bewijsstukken;

              c) het verzamelen van gegevens en van aanvragen (met inbegrip van de biometrische kenmerken) en het doorzenden van de aanvraag aan het consulaat;

              d) het innen van de legesrechten visumleges;

              e) het maken beheren van afspraken voor het persoonlijk verschijnen ð aanvragers, in voorkomend geval, ï op het consulaat of bij de externe dienstverlener;

              f) het verzamelen van de reisdocumenten, waaronder alsook, indien van toepassing, van een kennisgevingen van weigering, die van het consulaat zijn ontvangen, en de terugzending daarvan aan de aanvrager.

76. Bij de keuze van externe dienstverleners verricht/verrichten de betrokken lidstaat/lidstaten een grondig onderzoek naar de solvabiliteit en de betrouwbaarheid van de onderneming, waarbij de vergunningen, de inschrijving in het handelsregister, de ondernemingsstatuten en de contracten met banken worden gecontroleerd, en ziet/zien hij/zij erop toe dat zich geen belangenconflicten voordoen.

87. De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat de geselecteerde externe dienstverlener de voorwaarden naleeft die hem in het in lid 2 genoemde rechtsinstrument zijn gesteld.

98. De betrokken lidstaten blijven verantwoordelijk voor het naleven van de gegevensbeschermingsregels voor de gegevensverwerking en staan onder toezicht overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG.

Samenwerking met een externe dienstverlener houdt geen beperking of uitsluiting in van de aansprakelijkheid die voortvloeit uit het nationale recht van de betrokken lidstaten voor schendingen van de bepalingen met betrekking tot de persoonsgegevens van aanvragers of het verrichten van een of meer in lid 65 bedoelde taken. Deze bepaling doet geen afbreuk aan mogelijk rechtstreeks verhaal tegen de externe dienstverlener op grond van het nationale recht van het betrokken derde land.

109. De betrokken lidstaat/lidstaten leidt/leiden de externe dienstverlener zodanig op dat deze beschikt over de kennis die vereist is voor een goede dienstverlening en voor toereikende informatie aan de aanvragers.

1110. De betrokken lidstaat/lidstaten houdt/houden de uitvoering van het in lid 2 bedoelde rechtsinstrument nauwlettend in het oog, onder meer:

              a) de algemene informatie over de visumvoorschriften en aanvraagformulieren die de externe dienstverlener aan aanvragers verstrekt;

              b) alle nodige technische en organisatorische veiligheidsmaatregelen om persoonsgegevens te beveiligen tegen onopzettelijke of onrechtmatige vernietiging, onopzettelijk verlies, vervalsing, niet-toegelaten verspreiding of toegang, met name wanneer de samenwerking doorzending van dossiers en gegevens aan het consulaat van de betrokken lidstaat/lidstaten omvat, en tegen enige andere vorm van onwettige verwerking van de persoonsgegevens;

              c) het verzamelen en doorzenden van biometrische kenmerken;

              d) de maatregelen ter waarborging van de naleving van bepalingen inzake gegevensbescherming.

Het consulaat van de betrokken lidstaat/lidstaten voert daartoe regelmatig steekproefsgewijze controles uit in het gebouw van de externe dienstverlener.

1211. In het geval dat de samenwerking met een externe dienstverlener wordt beëindigd, zorgen de lidstaten ervoor dat de continuïteit van de volledige dienstverlening is gewaarborgd.

1312. De lidstaten verstrekken de Commissie een afschrift van het in lid 2 bedoelde rechtsinstrument. ð De lidstaten brengen jaarlijks uiterlijk op 1 januari verslag uit aan de Commissie over hun samenwerking met en toezicht (als bedoeld in bijlage VI, punt C) op de externe dienstverleners die zij overal ter wereld hebben ingeschakeld. ï

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 4442

Versleuteling en beveiligde overdracht van gegevens

1. In het geval van vertegenwoordigingsregelingen ð samenwerking ï tussen lidstaten, van samenwerking van een lidstaat met een externe dienstverlener of van beroep op een honorair consul zien de vertegenwoordigde lidstaten of de betrokken lidstaten erop toe dat de gegevens volledig versleuteld worden, ongeacht of deze elektronisch dan wel fysiek op een elektronische gegevensdrager worden overgedragen doorgegeven door de autoriteiten van de vertegenwoordigende lidstaat aan de autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat/lidstaten, of door de externe dienstverlener of honorair consul aan de autoriteiten van de betrokken lidstaat/lidstaten.

2. In het geval dat derde landen de versleuteling verbieden van gegevens die elektronisch worden overgedragen doorgegeven, door de autoriteiten van de vertegenwoordigende lidstaat aan de autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat, of door de externe dienstverlener of honorair consul aan de autoriteiten van de betrokken lidstaat, staat de vertegenwoordigde lidstaat of de betrokken lidstaat niet toe dat de vertegenwoordigende lidstaat, of de externe dienstverlener of honorair consul gegevens langs elektronische weg overdraagt worden overgedragen.

In dat geval zorgt de vertegenwoordigde lidstaat of de betrokken lidstaat ervoor dat de elektronische gegevens volledig worden versleuteld en fysiek op een elektronische gegevensdrager door de autoriteiten van de vertegenwoordigende lidstaat aan de autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat, of door de externe dienstverlener of honorair consul aan de autoriteiten van de betrokken lidstaat worden overgedragen door een consulair ambtenaar van een lidstaat of, indien voor deze overdracht buitensporige of onredelijke maatregelen moeten worden genomen, op een andere veilige en beveiligde manier, bijvoorbeeld door in het betrokken derde land gebruik te maken van erkende dienstverleners die ervaring hebben met het vervoer van gevoelige documenten en gegevens.

3. In alle gevallen wordt het niveau van beveiliging van de overdracht aangepast aan de graad van gevoeligheid van de gegevens.

4. De lidstaten of de Gemeenschap Ö Unie Õ trachten met de betrokken derde landen overeenstemming te bereiken over de opheffing van het verbod van versleuteling van gegevens die elektronisch worden overgedragen doorgegeven door de autoriteiten van de vertegenwoordigende lidstaat aan de autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat/lidstaten, of door de externe dienstverlener of honorair consul aan de autoriteiten van de betrokken lidstaat/lidstaten.

ê 810/2009 (aangepast)

Artikel 4543

Samenwerking van de lidstaten met commerciële bemiddelaars

1. Behalve voor het verzamelen van biometrische kenmerken, kunnen de lidstaten voor de indiening van aanvragen samenwerken met Ö aanvaarden dat aanvragen worden ingediend door een particulier administratiekantoor, een vervoersonderneming of een reisbureau, zoals een touroperator of wederverkoper ( Õ commerciële bemiddelaars Ö ) Õ .

2. Deze samenwerking Ö met commerciële bemiddelaars Õ is gebaseerd op het verlenen van een erkenning door de betrokken bevoegde autoriteiten van de lidstaten. De erkenning is met name gebaseerd op de verificatie van de volgende aspecten:

              a) de huidige status van de commerciële bemiddelaar: huidige vergunning, handelsregister, overeenkomsten met banken;

              b) bestaande overeenkomsten met in de lidstaten gevestigde commerciële partners die logies en andere pakketreizen aanbieden;

              c) overeenkomsten met vervoersondernemingen, die moeten bestaan uit voorzien in een heenreis en een gegarandeerde terugreis op een vaste datum.

3. Op erkende commerciële bemiddelaars wordt regelmatig toezicht uitgeoefend door middel van steekproefsgewijze controles, die onder meer bestaan uit persoonlijke of telefonische gesprekken met aanvragers, controles van reizen en accommodaties, verificatie van de toereikendheid en de dekking voor individuele reizigers van de reisziektekostenverzekering en, waar dit nodig wordt geacht, controle van de documenten betreffende een groepsgewijze terugreis.

4. In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking wordt informatie uitgewisseld over de prestatie van de erkende commerciële bemiddelaars betreffende geconstateerde onregelmatigheden, afwijzing van door commerciële bemiddelaars ingediende aanvragen en ontdekte vormen van fraude met reisdocumenten en het niet uitvoeren van geplande reizen.

5. In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking worden lijsten uitgewisseld van commerciële bemiddelaars die per consulaat zijn erkend en die waarvan de erkenning is ingetrokken (in dit laatste geval worden de redenen vermeld).

Elk consulaat zorgt ervoor dat Ö informeert Õ het publiek wordt geïnformeerd over de lijst van erkende commerciële bemiddelaars waarmee het samenwerkt.

Artikel 4644

Opstelling van statistieken

De lidstaten stellen volgens de tabel in bijlage XII VIII jaarlijkse statistieken over visa op. Deze statistieken worden voor het voorafgaande kalenderjaar uiterlijk op 1 maart ingediend.

ê 810/2009 (aangepast)

Artikel 4745

Publieksvoorlichting

1. De centrale autoriteiten en consulaten van de lidstaten verstrekken het publiek alle relevante informatie met betrekking tot het aanvragen van een visum en in het bijzonder:

              a) de criteria, voorwaarden en procedures voor het aanvragen van een visum;

              b) de wijze waarop in voorkomende gevallen een afspraak kan worden gemaakt;

              c) de plaats waar de aanvraag kan worden ingediend (bevoegd consulaat, gemeenschappelijk aanvraagcentrum of externe dienstverlener);

              d) erkende commerciële bemiddelaars;

              e) het feit dat het stempel als bedoeld in artikel 20 geen juridische gevolgen heeft;

              fe) de termijnen voor de behandeling van aanvragen in artikel 2320, leden 1, 2 en 3;

              gf) de derde landen waarvan over de onderdanen of specifieke categorieën onderdanen waarvan voorafgaande raadpleging of kennisgeving dient plaats te vinden;

              h) het feit dat van afwijzende beslissingen op aanvragen kennis moet worden gegeven aan de aanvrager, dat in die beslissing de daaraan ten grondslag liggende redenen moeten worden vermeld en dat afgewezen aanvragers het recht hebben beroep aan te tekenen in te stellen, alsmede informatie over de beroepsprocedure met inbegrip van de bevoegde autoriteit en de termijn voor het instellen van beroep;

              i) het feit dat louter het bezit van een visum niet automatisch recht geeft op binnenkomst en dat van visumhouders het bewijs wordt verlangd dat zij voldoen aan de inreisvoorwaarden toegangsvoorwaarden aan de buitengrenzen, als bepaald in artikel 5 van de Schengengrenscode Ö Verordening (EG) nr. 562/2006 Õ .

2. De vertegenwoordigende lidstaat en de vertegenwoordigde lidstaat informeren het publiek over vertegenwoordigingsregelingen als bedoeld in artikel 8 39 voordat deze regelingen van kracht worden.

ò nieuw

3.         De Commissie stelt voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van lid 1 een standaardmodel voor informatieverstrekking op.

4.         De Commissie creëert op internet een website over Schengenvisa, waarop alle relevante informatie over visumaanvragen wordt samengebracht.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

TITEL V

PLAATSELIJKE SCHENGENSAMENWERKING

Artikel 4846

Plaatselijke Schengensamenwerking tussen de consulaten van de lidstaten

1. Om een geharmoniseerde toepassing van het gemeenschappelijk visumbeleid te waarborgen waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met plaatselijke omstandigheden, werken de consulaten van de lidstaten en de Commissie binnen elk ambtsgebied samen en beoordelen zij in hoeverre het nodig is om met name het volgende tot stand te brengen:

              a) een geharmoniseerde lijst Ö op te stellen Õ van bewijsstukken die door aanvragers verstrekt dienen te worden, rekening houdend met de bepalingen van artikel 14 13 en bijlage II;

              b) Ö voor een Õ gemeenschappelijke criteria voor het onderzoek van aanvragen van vrijstellingen van het betalen van de visumleges overeenkomstig artikel 16, lid 7, en van aangelegenheden in verband met de vertaling van het aanvraagformulier Ö te zorgen Õ , overeenkomstig artikel 11, lid 5 10, lid 6;

              c) een volledige Ö de Õ lijst van door het gastland afgegeven reisdocumenten. Deze lijst wordt geregeld bijgewerkt Ö op te stellen en regelmatig bij te werken Õ .

Indien uit de beoordeling in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking blijkt dat een plaatselijk geharmoniseerde benadering nodig is met betrekking tot een of meer van de punten a) tot en met c), worden maatregelen met het oog op een dergelijke benadering vastgesteld volgens de procedure van artikel 52, lid 2.

2. In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking wordt een gemeenschappelijk informatieblad opgesteld ð op basis van het standaardmodel voor informatieverstrekking dat door de Commissie overeenkomstig artikel 45, lid 3, is opgesteld ï over eenvormige visa en visa met territoriaal beperkte geldigheid en luchthaventransitvisa (d.w.z. de daaraan te ontlenen rechten en de aanvraagvoorwaarden), dat in voorkomend geval de lijst van bewijsstukken als bedoeld in lid 1, onder a), vermeldt.

3. De volgende informatie wordt uitgewisseld iIn het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking ð wisselen de lidstaten het volgende uit ï :

              a) maandelijkse statistieken ð kwartaalstatistieken ï over ð aangevraagde, ï afgegeven Ö en geweigerde Õ eenvormige visa, visa met territoriaal beperkte geldigheid, en luchthaventransitvisa ð en rondreisvisa ï , alsmede over het aantal geweigerde visa;

              b) Ö informatie Õ wat de beoordeling van het migratierisico en/of de veiligheidsrisico’s betreft, informatie Ö met name Õ over:

         i) de sociaal-economische structuur van het gastland;

         ii) plaatselijke informatiebronnen, met inbegrip van die op het gebied van sociale zekerheid, ziektekostenverzekering, fiscale registers en registers van binnenkomst en vertrek;

         iii) het gebruik van valse, nagemaakte of vervalste documenten;

         iv) routes voor illegale Ö onregelmatige Õ immigratie;

         v) weigeringen;

              c) informatie over de samenwerking met vervoersondernemingen;.

              d) informatie over verzekeringsmaatschappijen die een adequate medische reisverzekering aanbieden, inclusief verificatie van de dekking en het eigen risico.

4. Op gezette tijden worden vergaderingen van de lidstaten en de Commissie in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking belegd over uitvoeringsaangelegenheden met betrekking tot de toepassing van het gemeenschappelijk visumbeleid. Deze vergaderingen worden door de Commissie bijeengeroepen, tenzij anders overeengekomen op verzoek van de Commissie.

Er kunnen thematische bijeenkomsten worden georganiseerd en subgroepen ingesteld om specifieke onderwerpen te bestuderen in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking.

65. Vertegenwoordigers van de consulaten van de lidstaten die het Gemeenschapsacquis Ö acquis van de Unie Õ met betrekking tot visa niet toepassen of vertegenwoordigers van derde landen kunnen op ad-hocbasis worden uitgenodigd voor vergaderingen waar van gedachten wordt gewisseld over visumaangelegenheden.

56. Van deze vergaderingen in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking wordt systematisch een beknopt verslag opgesteld dat ter plaatse wordt verspreid. De Commissie kan de verslaglegging aan een lidstaat delegeren. Het consulaat van elke lidstaat zendt deze verslagen door naar zijn centrale autoriteiten.

ð 7. Binnen elk ambtsgebied wordt uiterlijk op 31 december van elk jaar een jaarverslag opgesteld. ï Op basis van deze verslagen stelt de Commissie voor elk ambtsgebied ð over de stand van de plaatselijke Schengensamenwerking ï een jaarverslag op dat aan het Europees Parlement en aan de Raad wordt toegezonden.

TITEL VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 4947

Bepalingen betreffende de Olympische en Paralympische Spelen

Lidstaten die optreden als gastland voor de Olympische of de Paralympische Spelen passen de bijzondere procedures en voorwaarden van bijlage XI VII toe, die de afgifte van visa vergemakkelijken.

Artikel 50

Wijzigingen in de bijlagen

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, zoals de aanpassing van de bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII en XII, worden vastgesteld volgens de in artikel 52, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ò nieuw

Artikel 48

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 3, leden 2 en 9, bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, leden 2 en 9, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een overeenkomstig artikel 3, leden 2 en 9, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt slechts in werking indien noch het Europees Parlement, noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 49

Spoedprocedure

1. Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

2. Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 48, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

ê 810/2009 (aangepast)

Artikel 51 50

Aanwijzingen voor de praktische toepassing van de visumcode Ö deze verordening Õ

De aanwijzingen betreffende de praktische toepassing van deze verordening worden vastgesteld volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde procedure.

ò nieuw

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen aanwijzingen vast betreffende de praktische toepassing van de bepalingen van deze verordening. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 51, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

ê 810/2009 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 52 51

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, hierna “visumcomité” genoemd. ð Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. ï

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG ð is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 ï van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit en met dien verstande dat de volgens deze procedure vastgestelde uitvoeringsmaatregelen de essentiële bepalingen van deze verordening niet mogen wijzigen.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 53 52

Kennisgeving

1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van:

              a) vertegenwoordigingsregelingen als bedoeld in artikel 8 39;

              b) de derde landen waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij door de internationale transitzones van luchthavens op hun grondgebied reizen, als bedoeld in artikel 3;

              c) in voorkomend geval, het in artikel 14, lid 4, 13, lid 7, bedoelde bewijs van garantstelling en/of particuliere huisvesting logiesverstrekking;

              d) de lijst van derde landen waarvoor voorafgaande raadpleging als bedoeld in artikel 2219, lid 1, vereist is;

              e) de lijst van derde landen waarvoor kennisgeving als bedoeld in artikel 3128, lid 1, vereist is;

              f) de aanvullende nationale vermeldingen in de rubriek “opmerkingen” van de visumsticker als bedoeld in artikel 2724, lid 23;

              g) de autoriteiten die bevoegd zijn tot verlenging van de geldigheidsduur van visa als bedoeld in artikel 3330, lid 5;

              h) de gekozen vormen Ö keuze Õ van ð consulaire organisatie en ï samenwerking als bedoeld in artikel 4038;

              i) de overeenkomstig artikel 46 44 en bijlage XII VIII opgestelde statistieken.

2. De Commissie stelt de op grond van het eerste lid ter kennis gebrachte informatie aan de lidstaten en het publiek ter beschikking door middel van een Ö de Õ permanent bijgewerkte elektronische publicatie ð website inzake Schengenvisa als bedoeld in artikel 45, lid 4 ï .

Artikel 54

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 767/2008

Verordening (EG) nr. 767/2008 wordt als volgt gewijzigd:

              1. Artikel 4, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

         a) punt a) wordt vervangen door:

          “a) “eenvormig visum” in de zin van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een communautaire visumcode (“de Visumcode”)[35];

         b) punt b) wordt geschrapt;

         c) punt c) wordt vervangen door:

          “c) “luchthaventransitvisum” in de zin van artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 810/2009;”;

         d) punt d) wordt vervangen door:

          “d) “visum met territoriaal beperkte geldigheid” in de zin van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 810 /2009;”;

         e) punt e) wordt geschrapt.

              2. In artikel 8, lid 1, worden de woorden “Bij ontvangst van een aanvraag” vervangen door:

              “Indien de aanvraag ontvankelijk is overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 810/2009.”.

              3. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

         a) de titel wordt vervangen door:

“Gegevens die moeten worden opgenomen bij de indiening van de aanvraag”;

         b) lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

          i) punt a) wordt vervangen door:

          “a) achternaam (familienaam), achternaam bij de geboorte (vroegere familienaam/-namen), voornaam/-namen; geboortedatum, geboorteplaats, geboorteland, geslacht;”;

          ii) punt e) wordt geschrapt;

          iii) punt g) wordt vervangen door:

          “g) lidstaat/lidstaten van bestemming en duur van het voorgenomen verblijf of van de doorreis;”;

          iv) punt h) wordt vervangen door:

          “h) het/de hoofddoel(en) van de reis;”;

          v) punt i) wordt vervangen door:

          “i) voorgenomen datum van aankomst in het Schengengebied en voorgenomen datum van vertrek uit het Schengengebied;”;

          vi) punt j) wordt vervangen door:

          “j) de lidstaat van eerste binnenkomst;”;

          vii) punt k) wordt vervangen door:

          “k) huisadres van de aanvrager;”;

          viii) in punt l) wordt het woord „school” vervangen door: “onderwijsinstelling”;

          ix) in punt m) worden de woorden „de vader en de moeder” vervangen door “de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent of de wettelijke voogd”.

              4. Aan artikel 10, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

         “k) in voorkomend geval, de vermelding dat de visumsticker met de hand is ingevuld.”.

              5. In artikel 11 wordt de aanhef vervangen door:

              “Indien de visumautoriteit die een andere lidstaat vertegenwoordigt het onderzoek van de aanvraag afbreekt, voegt zij de volgende gegevens toe aan het aanvraagdossier:”.

              6. Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

         a) lid 1, onder a) wordt vervangen door:

          “a) statusinformatie waaruit blijkt dat het visum geweigerd is en of deze autoriteit het visum geweigerd heeft namens een andere lidstaat.”;

         b) lid 2 wordt vervangen door:

         “2. In het aanvraagdossier moeten ook de redenen voor de weigering van het visum worden vermeld. Het moet daarbij gaan om een of meer van de volgende redenen:

          a) de aanvrager:

          i) heeft een vals, nagemaakt of vervalst reisdocument overgelegd;

          ii) heeft het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet aangetoond;

          iii) heeft niet aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn terugreis naar het land van herkomst of verblijf, of voor doorreis naar een derde land waar hij met zekerheid zal worden toegelaten, of in de mogelijkheid te verkeren deze middelen legaal te verkrijgen;

          iv) heeft in de lopende periode van zes maanden reeds drie maanden op het grondgebied van de lidstaten verbleven op grond van een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid;

          v) staat ter fine van weigering van toegang in het SIS gesignaleerd;

          vi) wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, punt 19, van de Schengengrenscode, of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en staat met name om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd in de nationale databanken van de lidstaten;

          vii) heeft, in voorkomend geval, niet aangetoond te beschikken over een toereikende en geldige medische reisverzekering,

          b) de informatie die is verstrekt met betrekking tot het doel en de omstandigheden van het beoogde verblijf is niet betrouwbaar;

          c) de aanvrager heeft zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het visum te verlaten, niet kunnen hardmaken;

          d) er is niet voldoende aangetoond dat de aanvrager niet in de gelegenheid is geweest om vooraf een visum aan te vragen, hetgeen een visumaanvraag aan de grens zou rechtvaardigen.”.

              7. Artikel 13 wordt vervangen door:

“Artikel 13

Bij nietigverklaring of intrekking van een visum toe te voegen gegevens

              1. Ingeval van een beslissing tot nietigverklaring of intrekking van een visum, voegt de visumautoriteit die deze beslissing heeft genomen, de volgende gegevens toe aan het aanvraagdossier:

         a) statusinformatie waaruit blijkt dat een visum nietig verklaard of ingetrokken is;

         b) de autoriteit die het visum nietig heeft verklaard of heeft ingetrokken;

         c) plaats en datum van de beslissing.

              2. In het aanvraagdossier worden ook de redenen voor de nietigverklaring of de intrekking van het visum vermeld. Het moet daarbij gaan om:

         a) één of meer van de in artikel 12, lid 2, genoemde redenen;

         b) een verzoek van de visumhouder tot intrekking van het visum.”.»

              8. Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

         a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

          i) De aanhef wordt vervangen door:

          “1. In geval van een beslissing tot verlenging van de geldigheidsduur van en/of de duur van het verblijf met een afgegeven visum, voegt de visumautoriteit die het visum heeft verlengd, de volgende gegevens toe aan het aanvraagdossier:”;

          ii) punt d) wordt vervangen door:

          “d) het nummer van de visumsticker van het verlengde visum”;

          iii) punt g) wordt vervangen door:

          “g) het grondgebied waarop de houder van het visum zich mag ophouden, indien het verlengde visum een andere territoriale geldigheid heeft dan het oorspronkelijke visum”;

         b) in lid 2, wordt punt c) geschrapt.

              9. In artikel 15, lid 1, worden de woorden “verlenging of verkorting van de geldigheidsduur van het visum” vervangen door “of verlenging van het visum”.

              10. Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

         a) punt 4 wordt vervangen door:

          “4. de lidstaat van eerste binnenkomst;”;

         b) punt 6 wordt vervangen door:

          “6. het type visum dat is afgegeven;”;

         c) punt 11 wordt vervangen door:

          “11. het/de hoofddoel(en) van de reis;”.

              11. In artikel 18, lid 4, onder c), artikel 19, lid 2, onder c), artikel 20, lid 2, onder d), en in artikel 22, lid 2, onder d), worden de woorden “of verkort” geschrapt.

              12. In artikel 23, lid 1, onder d), worden de woorden “dat de geldigheidsduur ervan is verkort” geschrapt.

Artikel 55

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 562/2006

Bijlage V, deel A, van Verordening (EG) nr. 562/2006 wordt als volgt gewijzigd:

              a) punt 1, onder c), wordt vervangen door:

         “c) naargelang van het geval, het visum annuleren of intrekken, overeenkomstig de voorwaarden van artikel 34 van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een communautaire visumcode (“de Visumcode”)[36];”

              b) punt 2 wordt geschrapt.

Artikel 5653

Intrekkingen

1. De artikelen 9 tot en met 17 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 worden Ö Verordening (EG) nr. 810/2009 wordt Õ ingetrokken Ö en vervangen door deze verordening zes maanden na de inwerkingtreding ervan Õ .

2. De volgende teksten worden ingetrokken:

              a) besluit van het Comité van Schengen van 28 april 1999 betreffende de definitieve versies van het gemeenschappelijk handboek en de gemeenschappelijke visuminstructies (SCH/Com-ex (99) 13 — de Gemeenschappelijke Visuminstructies, met inbegrip van de bijlagen);

              b) de besluiten van het uitvoerend comité van Schengen van 14 december 1993 betreffende de verlenging van het eenvormige visum (SCH/Com-ex (93) 21), en betreffende de gemeenschappelijke beginselen van annulering, intrekking en beperking van het eenvormige visum (SCH/Com-ex (93) 24), Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de uitwisseling van statistische gegevens betreffende visumafgifte (SCH/Com-ex (94) 25), Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 april 1998 betreffende de uitwisseling van statistische gegevens inzake visa-afgifte (SCH/Com-ex (98) 12) en Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de invoering van een geharmoniseerd formulier ter staving van een uitnodiging, een garantstellingsverklaring (-toezegging) of huisvestingsverklaring (SCH/Com-ex (98) 57);

              c) Gemeenschappelijk Optreden 96/197/JBZ van 4 maart 1996 met betrekking tot de luchthaventransitregeling[37];

              d) Verordening (EG) nr. 789/2001 van de Raad van 24 april 2001 tot verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures voor de behandeling van visumaanvragen[38];

              e) Verordening (EG) nr. 1091/2001 van de Raad van 28 mei 2001 inzake vrij verkeer met een visum voor verblijf van langere duur[39];

              f) Verordening (EG) nr. 415/2003 van de Raad van 27 februari 2003 betreffende de afgifte van visa aan de grens, inclusief aan transiterende zeelieden[40];

              g) artikel 2 van Verordening (EG) nr. 390/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van de Gemeenschappelijke Visuminstructies aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten in verband met de invoering van biometrische identificatiemiddelen, met inbegrip van bepalingen over de organisatie van de inontvangstneming en de behandeling van visumaanvragen[41].

3. Verwijzingen naar Ö de Õ ingetrokken instrumenten Ö verordening Õ dienen te worden opgevat als verwijzingen naar deze verordening en te worden gelezen volgens de concordantietabel van bijlage XIII.

Artikel 5754

Monitoring en evaluatie

1. Twee ð Drie ï jaar na de toepassing van alle bepalingen van deze verordening stelt ð in artikel 55, lid 2, vastgestelde datum verricht ï de Commissie een evaluatie op van de toepassing ervan ð van deze verordening ï . Daarin Daarbij worden de bereikte resultaten getoetst aan de doelstellingen en wordt nagegaan hoe de verordening is toegepast, een en ander onverminderd de in lid 3 bedoelde verslagen.

2. De Commissie legt de in lid 1 bedoelde evaluatie voor aan het Europees Parlement en de Raad. Indien nodig dient de Commissie op basis van de evaluatie passende voorstellen tot wijziging van deze verordening in.

3. De Commissie dient drie jaar na de invoering van het VIS, en daarna om de vier jaar, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van de artikelen 13 12, 17 15, 38, 40, 41 tot en met 44 42 van deze verordening, onder meer over de uitvoering van de verzameling en het gebruik van biometrische kenmerken, de geschiktheid van de gekozen ICAO-norm, de naleving van de gegevensbeschermingsvoorschriften, de ervaringen met externe dienstverleners met specifieke aandacht voor de verzameling van biometrische gegevens, de toepassing van de 59-maandenregel voor het kopiëren van vingerafdrukken en de organisatie van de inontvangstneming en behandeling van aanvragen. Het verslag bevat tevens, op basis van artikel 17, leden 12, 13 en 14, en artikel 50, lid 4, van de VIS-verordening Ö Verordening (EG) nr. 767/2008 Õ , de gevallen waarin vingerafdrukken feitelijk niet konden worden verstrekt of om wettelijke redenen niet vereist waren, in verhouding tot het aantal gevallen waarin vingerafdrukken worden genomen. Het verslag bevat informatie over gevallen waarin een visum is geweigerd aan een persoon die feitelijk geen vingerafdrukken kon verstrekken. Dit verslag gaat indien nodig vergezeld van passende voorstellen tot wijziging van deze verordening.

4. In het eerste van de in lid 3 bedoelde verslagen wordt op basis van een onder verantwoordelijkheid van de Commissie uit te voeren studie ook nagegaan of een voldoende betrouwbare identificatie en verificatie van de vingerafdrukken van kinderen jonger dan 12 jaar mogelijk is, en in het bijzonder op welke manier vingerafdrukken met de leeftijd evolueren.

Artikel 5855

Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op na die van haar de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2. Zij is van toepassing vanaf 5 april 2010 Ö [zes maanden na de inwerkingtreding] Õ .

3. Ö Artikel 51 is van toepassing vanaf [drie maanden na de inwerkingtreding] Õ.

3. Artikel 52 en artikel 53, lid 1, punten a) tot en met h), en lid 2, zijn van toepassing vanaf 5 oktober 2009.

4. Wat het Raadplegingsnetwerk van Schengen (technische specificaties) betreft, is artikel 56, lid 2, onder d), van toepassing vanaf de in artikel 46 van de VIS-verordening bedoelde datum.

5. Artikel 32, leden 2 en 3, artikel 34, leden 6 en 7, en artikel 35, lid 7, zijn van toepassing vanaf 5 april 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap Ö de Verdragen Õ .

Gedaan te […],

Voor het Europees Parlement                        Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

[1]               COM(2012) 649 final.

[2]               COM(2014) 165.

[3]               SWD(2014) 101.

[4]               SWD(2014) 67 en SWD(2014) 68.

[5]               Zie onder andere het arrest van het Hof van 31 januari 2006 in zaak C-503/03, Commissie tegen Spanje.

[6]               Het Hof van Justitie heeft de genoemde faciliteiten in verband met de binnenkomst en het verblijf van familieleden die onder artikel 3, lid 2, van de richtlijn vallen, in die zin uitgelegd dat de lidstaten een verplichting wordt opgelegd om aanvragen die zijn ingediend door personen die een bijzondere relatie van afhankelijkheid met een burger van de Unie hebben, gunstiger te behandelen dan aanvragen tot binnenkomst en verblijf van andere staatsburgers van derde landen (arrest van 5 september 2012 in zaak C-83/11 Rahman).

[7]               Richtlijn 68/360/EEG van de Raad van 15 oktober 1968 inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van de werknemers der lidstaten en van hun familie binnen de Gemeenschap (PB L 257 van 19.10.1968, blz. 13).

[8]               Arrest van 19 december 2013 in zaak C-84/12 Koushkaki, nog niet bekendgemaakt in de Jurisprudentie.

[9]               COM(2014) 163 final.

[10]             PB […].

[11]             Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).

[12]             PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.

[13]             PB C 326 van 22.12.2005, blz. 1.

[14]             PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.

[15]             Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).

[16]             Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).

[17]             Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

[18]             PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[19]             Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

[20]             PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

[21]             Besluit van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

[22]             PB L 176 van 10.7.1999, blz. 53.

[23]             PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

[24]             Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

[25]             PB L 83 van 26.3.2008, blz. 3 Besluit van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).

[26]             Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

[27]             Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

[28]             Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).

[29]             Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1).

[30]             Besluit nr. 1105/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de lijst van reisdocumenten waarmee de houder de buitengrenzen kan overschrijden en waarin een visum kan worden aangebracht en betreffende de invoering van een mechanisme voor het opstellen van deze lijst (PB L 287 van 4.11.2011, blz. 9).

[31]             Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 4).

[32]             Beschikking 2006/648/EG van de Commissie van 22 september 2006 tot vaststelling van de technische specificaties betreffende de normen voor biometrische kenmerken in verband met de ontwikkeling van het visuminformatiesysteem (PB L 267 van 27.9.2006, blz. 41).

[33]             Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1).

[34]             Richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (PB L 289 van 3.11.2005, blz. 15).

[35]             PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1;

[36]             PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1;

[37]             PB L 63 van 13.3.1996, blz. 8.

[38]             PB L 116 van 26.4.2001, blz. 2.

[39]             PB L 150 van 6.6.2001, blz. 4.

[40]             PB L 64 van 7.3.2003, blz. 1.

[41]             PB L 131 van 28.5.2009, blz. 1.