21.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 19/45


Advies van het Comité van de Regio’s — Nabuurschap op de tweesprong: tenuitvoerlegging van het Europees nabuurschapsbeleid in 2013

(2015/C 019/10)

Rapporteur

Olgierd Geblewicz (PL/EVP), voorzitter van het regiobestuur van Voor-Pommeren

Referentiedocument

Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Nabuurschap op de tweesprong: Tenuitvoerlegging van het Europees Nabuurschapsbeleid 2013

JOIN (2014) 12 final

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

Voornaamste punten

1.

onderstreept het belang van het Europese Nabuurschapsbeleid (ENB) als instrument in het kader van het buitenlandse beleid van de Europese Unie, dat zich richt op de landen ten zuiden en ten oosten van de EU en beoogt de betrekkingen van deze landen met de EU te versterken;

2.

wijst op het complexe en multidimensionale karakter van de betrekkingen met de ENB-landen evenals op het belang van multilevel governance, waaruit volgt dat de regionale en lokale dimensie van het ENB ondersteund dient te worden als aanvulling op de intergouvernementele samenwerking;

3.

doet daarom een beroep op de nieuwe hoge vertegenwoordiger om de lokale en regionale overheden van de EU-lidstaten en de ENB-landen bij de verdere uitwerking van het ENB te betrekken en nauw met hem samen te werken met het oog op de verbetering van de opzet en uitvoering ervan en de totstandbrenging van een groter maatschappelijk draagvlak voor dit beleid;

4.

benadrukt tevens dat in de acties meer flexibiliteit moet worden ingebouwd, en dat er behoefte is aan een geïndividualiseerde, „op maat gesneden’ aanpak ter ondersteuning van de democratisering en het doorvoeren van economische hervormingen in de verschillende begunstigde landen;

5.

benadrukt het belang van twee initiatieven, te weten het Oostelijk Partnerschap (OP) en de Unie voor het Middellandse Zeegebied (UMZ), die als regionale pijlers van het ENB niet alleen onderdeel uitmaken van het thematische beleid van de EU, maar ook van prioritair belang zijn voor het buitenlandbeleid van de afzonderlijke EU-lidstaten op centraal, regionaal en lokaal niveau;

6.

dringt bij de lokale en regionale overheden aan op een actievere deelname aan en nauwere betrokkenheid bij de uitvoering van het ENB. De beide door het Comité van de Regio’s opgerichte en naast elkaar opererende platforms voor dialoog en samenwerking — de Euro-mediterrane vergadering van lokale en regionale overheden (ARLEM) en de Conferentie van lokale en regionale overheden van het Oostelijk Partnerschap (CORLEAP) — moeten worden benut om deze dimensie van het ENB verder uit te bouwen, en wel door concrete samenwerking en een rechtstreekse dialoog op lokaal en regionaal bestuursniveau;

7.

heeft waardering voor de inspanningen van de Europese Commissie om het proces van hervorming van het politieke bestel en de economie te ondersteunen door het verlenen van adequate financiële en technische bijstand aan de ENB-landen, die er echter behoefte aan hebben dat de steunverlening nog verder wordt vereenvoudigd en gesystematiseerd. Uitbreiding van de steun die de EU aan haar nabuurlanden biedt, zou afhankelijk moeten worden gemaakt van de voortgang die wordt geboekt bij het doorvoeren van veranderingen in het politieke bestel, de mate van democratisering, het respect voor de rechtsstaat en de gelijkheid van mannen en vrouwen. Vorderingen op die gebieden zijn nog dringender geworden vanwege de tragische gebeurtenissen van de afgelopen tijd en moeten door de betrokken landen worden gemaakt met volledige inachtneming van de mensenrechten. Ook moeten deze landen al hun burgers die tot een religieuze of etnische minderheid behoren, volwaardig burgerschap verlenen;

8.

vestigt de aandacht op de cruciale rol van het regionale en lokale niveau bij het adequaat inschatten van de impact van steunprogramma’s en -instrumenten en bij het plannen, uitvoeren en monitoren hiervan, en dringt erop aan dat de regionale en lokale overheden gemakkelijker toegang krijgen tot financiering en dat de hiermee verbonden mechanismen en procedures worden vereenvoudigd:

9.

benadrukt dat er gestreefd moet worden naar sterke en democratische bestuursorganen op subnationaal niveau, en vraagt aandacht voor de kwestie van de lokale democratie in de partnerlanden en voor de problemen m.b.t. het functioneren van de decentrale overheden. Daarom dient geopteerd te worden voor een proces van decentralisatie, m.n. op fiscaal gebied, voor ondersteuning van initiatieven aan de basis en voor erkenning van de rol van de decentrale overheden bij het doorvoeren van de vereiste binnenlandse hervormingen;

Inleidende opmerkingen

10.

wijst erop dat het jaar 2013 zich kenmerkte door een proces van uiterst dynamische veranderingen in de landen die onder het Europese Nabuurschapsbeleid vallen. Het afgelopen jaar heeft het ENB, dat bedoeld is om speciale betrekkingen te ontwikkelen tussen de EU en afzonderlijke buurlanden ter verbetering van de veiligheid en welvaart en ter versterking van de nabuurschapsbetrekkingen, zijn doelstellingen gedeeltelijk weten te verwezenlijken, maar er is ook veel tegenslag geweest. Het ENB moet in zijn geheel worden getoetst aan de vraag of het in zijn huidige vorm nog wel voldoet;

11.

is ermee ingenomen dat in een aantal zuidelijke nabuurlanden zoals Tunesië en Marokko, en tot op zekere hoogte Egypte, meer vaart is gezet achter moeilijke democratische hervormingen. Een goede zaak is ook dat er in november 2013 associatieovereenkomsten (m.i.v. documenten over verdiepte en alomvattende vrijhandelsgebieden) met twee oostelijke buurlanden, Georgië en Moldavië, zijn goedgekeurd, en daarna, in 2014, ook met Oekraïne. De ondertekening van die overeenkomsten door Georgië en Moldavië was de kroon op een langdurig onderhandelingsproces, waarbij de basis is gelegd voor het opstellen van een agenda ter nakoming van de verplichtingen die met deze overeenkomsten zijn aangegaan;

12.

stelt echter vast dat 2013 ook een periode was van veel politieke onrust en sociaaleconomische crisissen in tal van ENB-landen. Bedreigingen voor de veiligheid op nationaal en regionaal niveau (zowel in de zuidelijke als in de oostelijke landen van het ENB) zijn in aantal toegenomen. Door de dramatische gebeurtenissen, de burgeroorlog in Syrië en de escalatie van het Israëlisch-Palestijnse conflict heeft de uitdaging om een consequent Europees beleid voor meer stabiliteit met een krachtige lokale en regionale dimensie te voeren, nog aan belang gewonnen;

13.

dringt aan op adequate maatregelen om lokale overheden te helpen, de humanitaire crisis te overwinnen en vooral de vluchtelingenstromen die het gevolg zijn van het gebrek aan stabiliteit in veel ENB-landen — op dit moment vooral Syrië en Oekraïne — op te vangen. De migratiestromen in m.n. het Middellandse Zeegebied vragen om een omvattende lange-termijnaanpak, waarbij alle lidstaten van de EU incl. hun regionale en lokale overheden — dus niet alleen de lidstaten die hier vanwege hun geografische ligging mee worden geconfronteerd — een actieve rol moeten kunnen spelen. Landen, regio’s en lokale overheden die zich aan de buitengrenzen van de EU bevinden, zouden toereikende steun moeten krijgen om deze grenzen te bewaken en om te gaan met immigratiegerelateerde noodsituaties, o.a. op het gebied van de volksgezondheid;

14.

stelt vast dat er grote verschillen zijn tussen de ENB-landen als het gaat om hun plannen en politieke wil om de noodzakelijke politieke, sociale en economische hervormingen door te voeren. Initiatieven die in het kader van het ENB worden genomen, moeten dan ook worden afgestemd op de daadwerkelijke bereidheid van regeringen om adequate veranderingen tot stand te brengen en de betrekkingen met de EU te verdiepen, en op hun inzet voor de hervormingen en het creëren van een maatschappelijk draagvlak hiervoor. De rol van lokale en regionale overheden daarin is van doorslaggevend belang, maar deze zijn vaak afhankelijk van de nationale overheid. Dit neemt niet weg dat zij als belangrijke gesprekspartners moeten worden beschouwd;

15.

is het ermee eens dat opbouw van de democratie in de partnerlanden van essentieel belang is. Democratisering en decentralisering zijn noodzakelijk voor de sociaaleconomische ontwikkeling en van fundamenteel belang voor de transformatieprocessen in deze door de landen van het Oostelijk Partnerschap en het Middellandse Zeegebied bestreken regio. Het ENB is een voortreffelijk instrument om deze processen te ondersteunen, terwijl CORLEAP en ARLEM geschikte platforms zijn ter bevordering van partnerschap en transparantie tijdens het proces van democratisering en ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld;

16.

staat volledig achter de in de gemeenschappelijke mededeling geponeerde stelling dat het ENB een aantrekkelijk samenwerkingsinitiatief moet blijven dat inspeelt op de behoeften van de partnerlanden. De EU zal daadwerkelijk moeten fungeren als strategische partner van de ENB-landen en hen moeten steunen bij het bepalen van de economische ontwikkeling en het streven naar verbetering van de governance, waarbij ze tegelijkertijd hun soevereiniteit eerbiedigt;

17.

herinnert eraan dat uitzicht op een lidmaatschap van de Europese Unie tot de belangrijkste middelen van de EU behoort om partnerlanden tot hervormingen aan te zetten. Daarom moet dit instrument beslist op een adequate, transparante en realistische wijze worden ingezet en zal daarbij rekening moeten worden gehouden met de specifieke situatie per land;

18.

herinnert eraan dat de regionale en lokale overheden een sleutelrol spelen als het gaat om de bevordering en invulling van democratische processen. Ze zijn strategische partners bij het bevorderen van goed bestuur en het realiseren van positieve ontwikkelingen en leveren tevens een reële bijdrage aan het externe beleid van de EU;

19.

beklemtoont tegelijkertijd de noodzaak om na te gaan wat het ENB in de toekomst nog kan bereiken, waarbij ook wordt gekeken naar de rol van de regionale en lokale overheden en hun vertegenwoordigers op supranationaal niveau, iets wat ontbreekt in de mededeling waaraan dit advies is gewijd;

Omvang, effectiviteit en meerlagigheid van de onderlinge betrekkingen

20.

benadrukt dat het zin heeft om de bilaterale dimensie van het ENB aan te vullen met regionale en multilaterale samenwerkingsinitiatieven, gebaseerd op de invoering van mechanismen ter ondersteuning van de samenwerking tussen de EU en haar buurlanden en tussen landen onderling, waarbij in het kader van reeds bestaande initiatieven van de EU de mogelijkheden voor samenwerking tussen regio’s en netwerken van Europese regio’s die al dan niet tot de EU behoren, kunnen worden benut en uitgebouwd;

21.

stelt vast dat het Europees Nabuurschapsbeleid een interactief initiatief is en alleen effectief kan worden uitgevoerd als alle actoren op de verschillende bestuurlijke niveaus zich hiervoor inzetten en hieraan meewerken. Alleen dan hebben de ENB-landen die bereid zijn om interne hervormingen door te voeren, de mogelijkheid om een effectieve samenwerking aan te gaan met de Europese Unie en kunnen ze bij de EU rekenen op politieke ondersteuning, uitgebreide handelsovereenkomsten, initiatieven die gericht zijn op liberalisering van het visumregime en ook technische en financiële steun;

22.

merkt op dat de onderscheiden wijze waarop hervormingen in de buurlanden worden doorgevoerd, de uiteenlopende mate waarin gestreefd wordt naar intensivering van de betrekkingen met de EU, en ook de geheel verschillende uitdagingen waarmee de afzonderlijke ENB-landen de laatste tijd worden geconfronteerd, de EU duidelijk hebben gemaakt dat er behoefte is aan een geïndividualiseerde, „op maat gesneden’ aanpak van het ENB, niet alleen geografisch (verschil tussen zuidelijke en oostelijke dimensie), maar vooral ook m.b.t. de verwachtingen en mogelijkheden van specifieke partnerlanden en de opgaven waarvoor ze zich gesteld zien;

23.

is het eens met de visie dat de EU zal moeten investeren in sectorale, thematisch gestructureerde financiële instrumenten. Een dergelijke aanpak betekent een stimulans om op grotere schaal goede praktijken uit te wisselen en ontwikkelingsstrategieën uit te stippelen op een aantal politiek prioritaire gebieden, zoals hervorming van het openbaar bestuur, fiscale decentralisatie en territoriale samenwerking;

24.

wil erop wijzen hoe belangrijk het is dat steun wordt gegeven aan de inspanningen om in de partnerlanden de democratie te verdiepen en politieke hervormingen door te voeren. Een nabuurschapsbeleid zoals dat in regio’s en door regio’s ten uitvoer wordt gebracht, kan zonder twijfel een adequaat middel zijn om de fundamentele waarden van de EU te promoten, zoals respect voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid en rechtsstaat en naleving van de mensenrechten, waaronder die van minderheden;

25.

dringt erop aan om bijzondere aandacht te schenken aan het belang en de voordelen van betrokkenheid van de decentrale overheden bij concrete samenwerkingsprojecten van de EU en ENB-landen. Of de nagestreefde doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt, hangt immers voor een groot deel af van de mate van regionale ontwikkeling en de mogelijkheden van afzonderlijke landen om op centraal, regionaal en lokaal niveau een effectief bestuur op te zetten;

26.

dringt er bij de Europese Commissie en de lidstaten op aan om ter ondersteuning van politieke en economische veranderingen in de partnerlanden en ter bevordering van een doeltreffende samenwerking op alle bestuurlijke niveaus rekening te houden met de aanbevelingen en ervaring van zijn leden;

27.

wijst erop dat ook het multilevel karakter van het door de landen gevoerde buitenlandse beleid niet zonder belang is. De fundamentele uitdaging hier is het realiseren van synergie tussen de nationale en subnationale dimensies van het buitenlandse beleid van de verschillende landen. In dit verband zijn CORLEAP en ARLEM ideale fora voor het in kaart brengen van behoeften en het uitwisselen van ervaringen;

Effectiviteit van de maatregelen en coördinatie van de samenwerking op de verschillende bestuurlijke niveaus

28.

wil erop wijzen dat de regionale en lokale overheden dankzij hun internationale contacten en actieve rol in de economie een van de fundamentele doelstellingen van de Europese integratie realiseren, nl.: het stimuleren van de sociaaleconomische ontwikkeling. Met het oog hierop dienen de regionale en lokale overheden deel te nemen aan het hele proces van planning, uitvoering, monitoring en evaluatie van het ENB, en dan met name op die terreinen die direct onder hun bevoegdheden vallen en waarop ze de nodige ervaring hebben;

29.

geeft er zich rekenschap van dat ontwikkeling van de institutionele en administratieve capaciteit van fundamentele betekenis is voor de meeste ENB-landen. Dit onderdeel van het beleid is met name voor de lokale en regionale overheden van wezenlijk belang. Het CvdR en deze overheden zullen dan ook een actieve rol moeten spelen bij het opstellen en uitvoeren van de „alomvattende programma’s voor institutionele opbouw’ (CIB), waartoe de Europese Commissie en de lidstaten het initiatief hebben genomen, teneinde de institutionele en administratieve capaciteit van de landen van het Oostelijk Partnerschap te versterken;

30.

dringt erop aan dat de lokale en regionale overheden deelnemen aan de voorbereiding en uitvoering van partnerschapsovereenkomsten, strategische documenten en actieplannen die door de EU en de partnerlanden zijn overeengekomen;

31.

benadrukt het belang van goed gecoördineerde initiatieven aan de basis en ondersteuning van de samenwerking tussen de lokale en regionale overheden in de ENB-landen en de EU, wat positief zal bijdragen tot het ontwikkelen van structuren voor lokale democratie en het maatschappelijk middenveld;

32.

acht het juist dat steun wordt gegeven aan initiatieven die in de praktijk onder de verantwoording van steden en regio’s in de ENB-landen vallen en die door overheden op het laagste niveau ten uitvoer kunnen worden gebracht; daarbij valt o.a. te denken aan stedenbanden en samenwerking van grensoverschrijdende, culturele of economische aard;

33.

is van mening dat democratische hervormingen van het bestuur op centraal niveau moeten worden aangevuld met acties op regionaal en lokaal niveau. Dat is van cruciale betekenis voor de versterking van de institutionele capaciteit en de totstandkoming van overeenkomsten met de EU, i.c. partnerschapsakkoorden, alsmede voor het instellen van diepgaande en uitgebreide vrijhandelszones;

34.

beklemtoont dat regionale ontwikkeling in de partnerlanden een belangrijke doelstelling van de EU-fondsen dient te zijn. Er zullen duidelijke criteria voor de besteding ervan moeten worden opgesteld en een en ander zal gebaseerd moeten zijn op goed voorbereide en onderling overeengekomen strategieën voor regionale ontwikkeling en op concrete doelstellingen en resultaten. De lokale en regionale overheden en ook het maatschappelijk middenveld zullen adequaat vertegenwoordigd moeten zijn in de organen die toezicht houden op de besteding van de middelen;

35.

dringt voor beide dimensies van het ENB aan op adequate mechanismen die aanzetten tot een rechtstreekse dialoog, tot uitwisseling van informatie en tot overdracht van knowhow naar het regionale en lokale niveau in de ENB-landen (bijv. naar het model van de reeds in gebruik zijnde Local Administration Facility);

36.

zou graag zien dat er door de lokale en regionale overheden in de EU en hun tegenhangers in de ENB-landen doeltreffender gebruik wordt gemaakt van steuninstrumenten als Twinning en TAIEX, met als doel om de ENB-landen bij te staan bij het opzetten van efficiënte en moderne administratieve structuren, eventueel d.m.v. een nauwe samenwerking tussen administratieve organen, met name in de vorm van detachering van ambtenaren die voor een overheidsdienst in een lidstaat werken, bij een overheidsdienst in een ENB-land. Ook zouden de regio’s in de Europese Unie meer kunnen doen voor potentiële deelnemers aan EU-programma’s voor de periode 2014-2020 die op derde landen zijn gericht, zoals IPA II (instrument voor pretoetredingssteun) en het onderdeel Internationale betrekkingen in Horizon 2020 en EU-programma’s waaraan lidstaten en derde landen deelnemen, zoals het geval was met het programma ENPI CBC MED in de periode 2007-2013, dat in de periode 2014-2020 wordt voortgezet onder de naam ENI CBC MED en grensoverschrijdende samenwerking blijft financieren;

Versterking van de rol van het Comité van de Regio’s

37.

is ervan overtuigd dat vergroting van de rol die het CvdR speelt in de zog. thematische platforms de lokale en regionale overheden de kans biedt om adequater op te treden en hun acties op een kwalitatief hoger niveau te tillen. Het CvdR speelt hier immers een belangrijke rol, omdat het de besluiten van CORLEAP en ARLEM aanvult en ondersteunt;

38.

verbindt zich ertoe om de Commissie en haar diensten van advies te dienen bij de uitwerking van de criteria voor financiële bijstand van de EU en bij de vaststelling van de procedures die moeten worden doorlopen om die steun aan te vragen; doel is ervoor te zorgen dat de steun toegankelijk en nuttig is voor de lokale en regionale overheden van de ENB-landen. Dergelijke criteria moeten echter onverlet laten dat de lokale overheden van de ENB-landen een grotere verantwoordelijkheid op zich moeten nemen op het gebied van organisatie en resultaten;

Adequate communicatie, informatievoorziening en uitwisseling van ervaringen

39.

is van mening dat de inspanningen die de EU verricht om duurzame politieke en administratieve structuren van de grond te krijgen, zich ook moeten richten op opleidingsprogramma’s (in de vorm van contactonderwijs of afstandsonderwijs) voor vertegenwoordigers van lokale en regionale administratieve organen. Deze opleidingen zijn bedoeld om de beroepskwalificaties en de vaardigheden op een hoger peil te brengen en de steunmiddelen effectiever te laten benutten;

40.

wijst op de projecten die het momenteel al in uitvoering heeft om de overdracht van bevoegdheden in de ENB-landen op de voet te volgen en te beoordelen. Deze instrumenten, m.i.v. een online platform, zouden in de toekomst niet alleen als een bron van informatie kunnen worden gebruikt, maar ook als basis voor het uitwerken van nieuwe prioriteiten en het aanpassen van bestaande prioriteiten;

41.

is van mening dat de informatie over de ter beschikking staande steunprogramma’s en de procedures voor het aanvragen van EU-subsidies alle betrokken partijen in de ENB-landen zal moeten bereiken. Van hun kant dienen de regionale en lokale overheden de bevoegde nationale en supranationale instanties op de hoogte te brengen van hun behoefte aan scholing en andere maatregelen ter ondersteuning van „good governance” op lokaal en regionaal niveau. Een effectieve communicatie en dialoog dient de hoeksteen te zijn van het Europese Nabuurschapsbeleid;

42.

beveelt aan om een onlinehandboek op te stellen dat betrekking heeft op de partnerlanden en op de financiële instrumenten waar de lokale en regionale overheden een beroep op kunnen doen, zulks naar het voorbeeld van de reeds bestaande webpagina over regionaal beleid: „Inforegio”. Aldus zouden de lokale en regionale overheden, zowel in de EU als in de partnerlanden, de beschikking krijgen over overzichtelijke en actuele informatie;

43.

doet ten slotte een beroep op de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) om in alle vertegenwoordigingen van de EU in ENB-landen „contactpersonen” aan te stellen, die aan de ene kant voor de territoriale organisaties en subnationale overheden in de gastlanden fungeren als informatiepunt m.b.t. de geplande en reeds bestaande initiatieven op decentraal niveau, en die aan de andere kant informatie van het CvdR doorgeven aan de betrokkenen in de ENB-landen.

Gedaan te Brussel, 3 december 2014.

De voorzitter van het Comité van de Regio’s

Michel LEBRUN