20.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 415/5


Advies van het Comité van de Regio’s — Steunmaatregelen voor het opzetten van ecosystemen voor startende hightechbedrijven

2014/C 415/02

Rapporteur

Markku Markkula (FI/EVP), lid van de gemeenteraad van Espoo

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

Inleiding

Recent onderzoek (1) wijst uit dat de interneteconomie in de ontwikkelde markten van de G-20 de komende 5 jaar elk jaar met 8 % zal groeien. Ook zal het aantal ontwikkelaars van applicaties in Europa stijgen van 1 miljoen in 2013 tot 2,8 miljoen in 2018 (2). Ondersteunend en marketingpersoneel zorgen voor 1,8 miljoen arbeidsplaatsen in 2013 en dit aantal zal stijgen tot 4,8 miljoen in 2018. Deze gegevens nopen tot bijzondere aandacht voor startende hightechbedrijven die, bij een juiste aanpak, voor Europa een daadwerkelijke motor voor groei en nieuwe banen kunnen worden. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat ondernemerschap op het oude continent niet systematisch gecultiveerd wordt; van nu af aan moeten de inspanningen veel intensiever en doeltreffender zijn. De lokale en regionale overheden, die een derde van alle overheidsuitgaven en twee derde van alle publieke investeringen voor hun rekening nemen, spelen een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU en het stimuleren van ondernemerschap.

Onderliggende overwegingen

1.

Ecosystemen voor startende hightechbedrijven kunnen slechts deels vooraf gepland en geschetst worden. In een ecosysteem zijn vele variabelen niet controleerbaar. Toch zijn er een aantal factoren die ondernemerschap bevorderen, zoals een goede toegang tot financiering, efficiënte regelgeving en belastingheffing, stimulering van de ondernemingsgeest en een grote bereidheid ondernemingsrisico’s te aanvaarden. De Europese Commissie heeft al vaak op deze aspecten gewezen, met name in het actieplan Ondernemerschap 2020 (3). Om ondernemerschap in hightechsectoren te stimuleren is het tegelijkertijd noodzakelijk dat de nodige infrastructuur voor toegang tot breedband voorhanden is.

2.

Het is dus niet mogelijk van tevoren vast te stellen waar een ecosysteem zal ontstaan. Het is niet aan de beleidsmakers om te kiezen waar de starters zich zullen vestigen, maar aan de bedrijven zelf, op grond van de hun geboden gunstige omstandigheden voor ontwikkeling.

3.

De ecosystemen moeten worden ondersteund door overheidsdiensten, beleidsmakers, het bedrijfsleven, universiteiten, studenten en alle andere spelers; zij moeten beschikken over adequate instrumenten en een specifieke mentaliteit. Onderwijs is hier van doorslaggevend belang — uitmuntendheid en innovatie vinden hun oorsprong in personen.

4.

Om de kans op mislukkingen en ondoeltreffendheid zoveel mogelijk te beperken, moeten, op basis van coördinatie op nationaal niveau, de middelen worden geconcentreerd op enkele ecosystemen, die m.b.v. heldere criteria moeten worden geselecteerd. De regio is het aangewezen niveau voor de uitwerking van vormen van gecombineerde middelen.

5.

In Europa zijn zowel nationale als regionale initiatieven enorm versnipperd. Gewezen zij op de behoefte aan een gemeenschappelijk referentiekader.

Mapping

Duidelijke en volledige informatie over de aan te pakken problematiek is een voorwaarde om besluiten te kunnen nemen waarmee de geformuleerde doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt. Het CvdR vindt het daarom noodzakelijk om:

6.

datgene wat reeds concreet verwezenlijkt is, te evalueren, aangezien verschillende Europese regio’s reeds over instrumenten voor startende hightechbedrijven beschikken en/of thans specifieke beleidsmaatregelen ter zake aannemen. Aldus zou een informatieplatform kunnen worden opgezet dat eenvoudig en direct toegankelijk is;

7.

de gegevens in clusters te organiseren, zodat de hoofdlijnen duidelijk kunnen worden onderkend. Op die manier zullen de maatregelen die de regio’s reeds hebben aangenomen, kunnen worden geanalyseerd en tendensen kunnen worden opgespoord;

8.

een specifieke databank te creëren waarmee de gedecentraliseerde governance-niveaus de beste praktijken kunnen uitwisselen. Vervolgens zal het ook mogelijk zijn benchmarking-praktijken te ontplooien, die vooral zeer nuttig kunnen zijn voor meer achtergestelde gebieden wat reglementering betreft;

9.

een mechanisme voor de beoordeling van de doeltreffendheid van maatregelen in te voeren, zodat de behaalde resultaten periodiek en tussentijds kunnen worden geëvalueerd;

10.

grondig na te gaan wie op regionaal niveau de belangrijkste stakeholders zijn en welke taken zij hebben bij de ondersteuning van starters. In dit verband moet ook gebruik worden gemaakt van instrumenten die al voor andere Europese projecten worden benut: Dynamic Mapping of Web Entrepreneurs and Startups’ ecosystem, Cluster Observatory.

De bureaucratische formaliteiten vereenvoudigen en harmoniseren

11.

Daar het concept van start-up verbonden is met dat van flexibiliteit, moet de bureaucratische rompslomp tot het minimum worden beperkt. Administratieve belemmeringen worden nog steeds beschouwd als een van de grootste problemen die moeten worden aangepakt. Het CvdR stelt daarom voor om:

11.1.

de regionale regelgeving te vereenvoudigen en te harmoniseren, zodat de nationale wetgeving niet nog zwaarder wordt;

11.2.

zo veel mogelijk nuttige informatie online en op gestructureerde wijze ter beschikking te stellen, met inachtneming van de regels inzake gegevensbescherming;

11.3.

een minimumnorm voor de te verstrekken gegevens vast te stellen, zodat ze door de begunstigden kunnen worden beoordeeld en vergeleken;

11.4.

informatie over alle administratieve formaliteiten online te zetten, overlappingen tussen deze formaliteiten tot het minimum te beperken en de mogelijkheid te creëren ze direct online af te wikkelen;

11.5.

alle informatie in de plaatselijke taal of in het Engels online ter beschikking te stellen.

12.

De paragrafen 11.1 t/m 11.5 kunnen ook worden geïmplementeerd met al bestaande instrumenten, zoals het portaal http://ec.europa.eu/internal_market/eu-go/

Het personeel van overheidsdiensten opleiden

In het kader van een algemene strategie voor het opzetten van ecosystemen voor startende hightechbedrijven vindt het CvdR het belangrijk om:

13.

het personeel van regionale en lokale overheidsdiensten op te leiden. Degenen die de toekomst van de economie moeten uitstippelen, dienen zo goed mogelijk voorbereid en van de laatste innovaties op de hoogte te zijn;

14.

lokale en regionale overheden en de burgers in het algemeen hun planningsvermogen te laten ontwikkelen, d.w.z. hun vermogen om een programma uit te stippelen waarmee resultaten kunnen worden bereikt. Ook zijn trainingen in ondernemerschap nodig;

15.

te voorzien in mechanismen voor de beoordeling van de kwaliteit van de aangeboden diensten, om te bewerkstelligen dat overheidsdiensten worden gestimuleerd en hun beste beentje voorzetten;

16.

ervoor te zorgen dat regio’s, naar het voorbeeld van regeringen, digitaal beginnen te denken. Dat zou niet alleen de doeltreffendheid verhogen, maar ook de dienstverlening aan de burger verbeteren;

17.

nog meer inspanningen te leveren zodat iedere regio, net zoals iedere lidstaat, over een Chief Digital Officer (CDO) kan beschikken. Vaste en voltijdse CDO’s moeten helpen garanderen dat digitale innovaties een zo groot en doeltreffend mogelijke impact hebben;

18.

regionale gegevens openbaar te maken, met inachtneming van de regels inzake gegevensbescherming. Dit is van cruciaal belang voor starters. Door regionale gegevens openbaar te maken zouden de transparantie en het vertrouwen groter worden. Hierdoor zou ook de mogelijkheid toenemen dat innovatieve bedrijven weet krijgen van potentiële kansen;

19.

alle regio’s minstens een beperkt aantal kwantitatieve doelstellingen te laten vastleggen wat slimme groei en de oprichting van ecosystemen voor startende hightechbedrijven betreft. Ze zouden ook voor een kwalitatieve beleidsaanpak kunnen kiezen bestaande uit een „positief hervormingstraject” om hun doelstellingen te helpen verwezenlijken;

20.

de monitoring en evaluatie van beleidsmaatregelen toe te vertrouwen aan een speciaal technisch comité van onafhankelijke deskundigen. Op basis van deze monitoring zou elke regio regelmatig (minstens één keer per jaar) een verslag moeten publiceren over de vooruitgang die met de verwezenlijking van de vastgelegde doelstellingen is geboekt. In dit verslag zou in de eerste plaats moeten worden gekeken naar de tenuitvoerlegging van de regionale strategieën voor slimme specialisatie (RIS3), waarbij de nadruk dient te liggen op de voortgang die is geboekt bij de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen, de gerealiseerde groei en de nieuwe succesvolle ondernemingen die hierdoor zijn ontstaan. Tegelijkertijd zal de uitgevoerde evaluatie moeten dienen om de samenwerking in Europa bij het uitvoeren van de maatregelen te bevorderen. Een en ander zou echter niet tot extra administratieve rompslomp voor de lokale en regionale actoren mogen leiden;

21.

snel werk te maken van een passende statistische basis op regionaal en lokaal niveau en regionale voortgangsindicatoren te definiëren voor de monitoring van de behaalde resultaten. Doel is na te gaan of beleidsmaatregelen al dan niet doeltreffend zijn, zodat aan de hand daarvan toekomstig beleid kan worden uitgestippeld.

Onderwijs in ondernemerschap ondersteunen en innovatie aanzwengelen

De ervaring leert dat succesvol ondernemen gekoppeld is aan het opleidingsniveau van de ondernemer, ongeacht het profiel van het opleidingstraject (4). Uit gegevens van sommige lidstaten blijkt dat vijf jaar na het beëindigen van hun studie slechts 1 % van de afgestudeerden verklaart ondernemer te zijn. Verder is vastgesteld dat de kloof groeit tussen de behoeften van werkgevers en de competenties van werknemers: 26 % van de Europese werkgevers heeft moeilijkheden om mensen met de gevraagde competenties aan te werven (5). Het CvdR vindt het daarom van belang om:

22.

over een referentie-instantie te beschikken die zich constant richt op de bevordering van ondernemerschap. Getuigenissen over bestaande succesverhalen kunnen daarbij een stimulans vormen. Jongeren in heel Europa moeten op de hoogte worden gebracht van de mogelijkheden die thans ook dankzij de nieuwe technologieën geboden worden;

23.

bij jongeren een proactieve ingesteldheid te bewerkstelligen waarbij culturele en psychologische barrières die de toegang tot ondernemerschap beperken, worden geslecht. Een en ander verwijst naar de behoefte aan een alomvattende strategie voor onderwijs in ondernemerschap, zoals door het CvdR reeds werd beklemtoond in zijn advies „Een andere kijk op onderwijs” (6);

24.

enthousiasme voor ondernemerschap te wekken. Succesvolle ondernemers wier activiteiten een reële impact op het leven van de mensen hebben, moeten op handen worden gedragen en als referentiemodellen worden beschouwd. Iedereen moet tot zowel ondernemerschap als innovatie worden aangezet;

25.

starterscentra integrerend deel te laten uitmaken van onderwijsprogramma’s en een link te leggen tussen onderwijs en bedrijfsleven. Aldus kunnen studenten een voorproefje krijgen van wat het betekent een bedrijf op te richten en te beheren, zonder dat zij een eind hoeven te maken aan hun studie, die in geval van mislukking voor hen een vangnet kan blijven;

26.

steun te geven aan in samenwerking met het bedrijfsleven georganiseerde opleidingsprogramma’s met internationale strekking die bedoeld zijn voor startende en snel groeiende ondernemingen en waarin de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van technologie, zakendoen en design worden gecombineerd met een ondernemingsgezind ontdekkingsproces. Hiervan heeft de regio voordeel en hiermee zijn uitstekende ervaringen opgedaan;

27.

co-investering en/of gedeeltelijke kostendekking als criterium te hanteren om ervoor te zorgen dat de verschillende programma’s op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding voldoen aan de vraag op de markt. Ondernemingen zouden in staat moeten zijn en in een aantal programma’s ook de plicht moeten hebben om voor een deel zelf te investeren om te bewijzen ook echt in het initiatief te geloven. Idealiter brengen deze programma’s personen die in verschillende regio’s en economische sectoren actief zijn, met elkaar in contact, stellen hun de nieuwste kennis en technologie ter beschikking en leiden tot gezamenlijke partnerschapsprojecten van ondernemingen en onderwijs- en onderzoeksinstellingen.

28.

de accreditatieprocedure voor beleidsprogramma’s te versnellen;

29.

de diverse Europese programma’s ter bevordering van ondernemerschap op elkaar af te stemmen. Dit geldt met name voor Horizon 2020, het programma voor het concurrentievermogen van bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme) en de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF).

Slimme specialisatie van de ecosystemen

Met verwijzing naar zijn advies „De innovatiekloof dichten” (7) vestigt het CvdR de aandacht op het volgende:

30.

De Raad van de EU heeft onderstreept dat slimme specialisatie een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het strategisch kader van Europa 2020. In de EU-gids voor onderzoeks- en innovatiestrategieën voor slimme specialisatie (RIS3) worden de strategieën in kwestie omschreven als geïntegreerde lokale economische transformatieprogramma’s.

31.

Het platform voor slimme specialisatie (S3-platform) moet lokale en regionale activiteiten beter ondersteunen, met bijzondere aandacht voor minder ontwikkelde regio’s. Dit betekent dat steun vooral geboden is voor initiatieven die erop gericht zijn om in elke regio activiteiten met een hoge meerwaarde op te sporen. Alles moet in het werk worden gesteld om het regionale concurrentievermogen te versterken en een beleidsmix te ontwikkelen ter uitstippeling van strategieën voor slimme specialisatie.

32.

Het CvdR benadrukt het belang van EU- en regionale financiële steun voor innovatie- en productie-ecosystemen met een sterke lokale, regionale en transregionale insteek.

Overige nuttige maatregelen

Het CvdR dringt er bij alle regio’s ten zeerste op aan om:

33.

de acties van de verschillende betrokkenen bij het ecosysteem te coördineren. De belangrijkste taak van overheidsdiensten is om interactie en netwerkvorming tussen die betrokkenen te stimuleren;

34.

meer aankopen te doen bij kleine en middelgrote hightechondernemingen. In de hele EU wordt het merendeel van de overheidsopdrachten aan grote multinationals gegund. Er moet snel gevolg worden gegeven aan de nieuwe richtlijnen voor overheidsopdrachten (8), die de markttoegang voor kleine en middelgrote ondernemingen aanmerkelijk verbeteren;

35.

de vestiging van toonaangevende hightechbedrijven te bevorderen, teneinde uit een grotere vijver van technologisch talent te putten en spillover te genereren. Een en ander moet tot stand worden gebracht binnen een kader dat niet alleen lokaal gericht is.

Gedaan te Brussel, 7 oktober 2014.

De voorzitter van het Comité van de Regio’s

Michel LEBRUN


(1)  BCG, The $4.2 Trillion Opportunity — the internet economy in the G-20, maart 2012.

(2)  GIGAOM RESEARCH, Sizing the EU app economy, februari 2014.

(3)  http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2012:0795:FIN:NL:PDF

(4)  Europese Commissie, Gevolgen en impact van ondernemerschapsprogramma’s in het hoger onderwijs, maart 2012.

(5)  McKinsey Global Institute — Help wanted: The future of work in advanced economies, maart 2012, James Manyika, Susan Lund, Byron Auguste en Sreenivas Ramaswamy.

(6)  COR 2392/2012

(7)  CdR 2414/2012 fin.

(8)  Richtlijn 2014/24/EU, die in de plaats komt van Richtlijn 2004/18/EG, en Richtlijn 2014/25/EU, die in de plaats komt van Richtlijn 2004/17/EG.