12.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 294/31


P8_TA(2014)0110

Sluiting van de associatieovereenkomst met Georgië

Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 18 december 2014 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (09827/2014 — C8-0129/2014 — 2014/0086(NLE) — 2014/2816(INI))

(2016/C 294/09)

Het Europees Parlement,

gezien het ontwerpbesluit van de Raad (09827/2014),

gezien de associatieovereenkomst („overeenkomst”) van 27 juni 2014 tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (17901/2013),

gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 217 en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), en lid 7 en lid 8, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8-0129/2014),

gezien het wapenstilstandsakkoord van 12 augustus 2008 dat door bemiddeling van de EU tot stand is gekomen en door Georgië en de Russische Federatie is ondertekend, en de uitvoeringsovereenkomst van 8 september 2008,

gezien de gezamenlijke verklaring van de top van het Oostelijk Partnerschap in Praag van 7 mei 2009, de top van het Oostelijk Partnerschap in Warschau van 30 september 2011, en de top van het Oostelijk Partnerschap in Vilnius van 28-29 november 2013,

gezien de overeenkomsten inzake vereenvoudigde visumverplichtingen en overname tussen de EU en Georgië die op 1 maart 2011 in werking zijn getreden,

gezien zijn resolutie van 17 november 2011 met de aanbevelingen van het Europees Parlement aan de Raad, de Commissie en de EDEO betreffende de onderhandelingen over de associatieovereenkomst EU-Georgië (1),

gezien het gezamenlijke werkdocument over de tenuitvoerlegging van het Europees Nabuurschapsbeleid in Georgië — Progress in 2013 and recommendations for action (Vooruitgang in 2013 en aanbevelingen voor actie) (jaarlijks voortgangsverslag) van 27 maart 2014 (SWD(2014)0072),

gezien zijn standpunt in eerste lezing van 11 december 2013 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (2),

gezien zijn resolutie van 17 april 2014 over Russische druk op de landen van het Oostelijk Partnerschap en in het bijzonder de destabilisatie van Oost-Oekraïne (3),

gezien zijn resolutie van 12 maart 2014 over de beoordeling en vaststelling van prioriteiten voor de betrekkingen van de EU met de landen van het Oostelijk Partnerschap (4),

gezien het verslag van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa van 5 september 2014 over het functioneren van de democratische instellingen in Georgië,

gezien de werkzaamheden van Thomas Hammarberg als speciaal EU-adviseur voor wettelijke en grondwettelijke hervormingen en mensenrechten in Georgië, en zijn verslag en aanbevelingen „Georgia in Transition. Report on the human rights dimension: background, steps taken and remaining challenges” („Georgië in transitie. Verslag over de mensenrechtensituatie: achtergrond, genomen maatregelen en resterende vraagstukken”) van september 2013, en het verslag van 10 juli 2014 over de follow-up missie,

gezien zijn standpunt van 16 april 2014 over het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van een protocol bij de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Georgië over de algemene beginselen voor de deelname van Georgië aan programma’s van de Unie (5),

gezien de associatieagenda, die het ENB-actieplan zal vervangen,

gezien artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

gezien zijn wetgevingsresolutie van 18 december 2014 over het ontwerpbesluit (6),

gezien artikel 99, lid 1, tweede alinea, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie internationale handel (A8-0042/2014),

A.

overwegende dat er in Georgië een brede consensus bestaat onder burgers en politici over de voordelen van toenadering tot het Westen, met inbegrip van de EU en de NAVO; overwegende dat, volgens een recente studie van het National Democratic Institute for International Affairs, 69 % van de bevolking van Georgië, achter de ondertekening van de associatieovereenkomst met de Europese Unie staat; overwegende dat een dergelijke consensus de weg zou moeten vrijmaken voor de beëindiging van de huidige polarisatie van het politieke landschap en de noodzakelijke voorwaarden zou moeten creëren voor een constructieve dialoog tussen de meerderheid en minderheidsgroeperingen;

B.

overwegende dat de parlementsverkiezingen van 2012 en de presidentsverkiezingen van 2013 in Georgië soepel en in overeenstemming met Europese normen zijn verlopen; overwegende dat de vreedzame en democratische machtsoverdracht na deze verkiezingen uniek was in de recente geschiedenis van Georgië en als een voorbeeld voor de gehele regio kan dienen;

C.

overwegende dat Europa uiting moet geven aan zijn solidariteit met de landen die hun onafhankelijkheid hebben herwonnen na de ineenstorting van de Sovjet-Unie en aan zijn steun voor hun soevereiniteit;

D.

overwegende dat Rusland de Georgische gebieden Abchazië en het Tsinvali-gebied/Zuid-Ossetië blijft bezetten, in weerwil van de fundamentele normen en beginselen van het volkenrecht; overwegende dat er in deze gebieden etnische zuiveringen en gedwongen demografische veranderingen hebben plaatsgevonden onder het feitelijke toezicht van de bezettingsmacht, die verantwoordelijk is voor de schendingen van de mensenrechten in deze gebieden, waaronder schendingen van de rechten op vrij verkeer, intermenselijke contacten en onderwijs in de moedertaal;

E.

overwegende dat Georgië sinds de Rozenrevolutie aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt op het gebied van hervormingen en bij het versterken van zijn betrekkingen met de EU; overwegende dat Georgië wegens de voortgang die het heeft geboekt bij hervormingen ter bevordering van mensenrechten en democratie aanvullende financiële steun heeft gekregen in het kader van het integratie- en samenwerkingsprogramma van het Oostelijk Partnerschap; overwegende dat de ondertekening van de associatieovereenkomst eveneens een krachtige erkenning van deze vooruitgang vormt, terwijl zij ook recht doet aan de ambities en inzet van Georgië ten aanzien van een Europese koers;

F.

overwegende dat de ondertekening van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie enerzijds en Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne anderzijds op 27 juni 2014 heeft plaatsgevonden tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad in Brussel; overwegende dat met de ratificatie van de associatieovereenkomst met Georgië door het Europees Parlement, die volgde op de ratificatie van de overeenkomsten met de Republiek Moldavië en Oekraïne, een volledig proces wordt afgerond, terwijl een nieuw hoofdstuk wordt geopend met betrekking tot de wens en vastberadenheid van deze landen om toenadering te zoeken tot de Europese Unie;

G.

overwegende dat door het Oostelijk Partnerschap binnen het ENB een politiek kader van betekenis is ontstaan voor de verdieping van de betrekkingen, de bespoediging van de politieke samenwerking en de bevordering van de economische integratie tussen de EU en Georgië, die verbonden zijn door sterke geografische, historische en culturele banden, doordat het de politieke en sociaal- economische hervormingen ondersteunt en de toenadering tot de EU vergemakkelijkt;

H.

overwegende dat regionale kaders, zoals de Parlementaire Vergadering van Euronest en het EU-initiatief „Synergie voor het Zwarte Zeegebied”, aanvullende fora bieden om ervaringen, informatie en beste praktijken uit te wisselen inzake de tenuitvoerlegging van de associatieagenda;

I.

overwegende dat de EU het recht van Georgië onderstreept om toe te treden tot om het even welke organisatie of alliantie, met inachtneming van het internationaal recht, en wijst op haar krachtige geloof in het beginsel dat een derde land geen veto mag uitspreken over het soevereine besluit van een ander land inzake dergelijke aangelegenheden;

J.

overwegende dat het Parlement zijn volledige steun geeft aan de visumliberalisering ten aanzien van Georgië, die een onmiddellijk teken vormt van de nauwere betrekkingen tussen de EU en Georgië en de bevolking rechtstreekse voordelen biedt;

K.

overwegende dat de sluiting van de overeenkomst geen doel op zich is, maar onderdeel is van een breder proces om het land juridisch, economisch, politiek en maatschappelijk bij Europa aansluiting te doen vinden, en dat met het oog hierop de tenuitvoerlegging van de overeenkomst van wezenlijk belang is;

L.

overwegende dat de associatieovereenkomst tussen de EU en Georgië — met name het gedeelte over handel waarover in 2012 en 2013 in het kader van het Oostelijk Partnerschap is onderhandeld –, onder andere een van de meest ambitieuze vrijhandelsovereenkomsten is die de EU ooit met een derde land is overeengekomen;

M.

overwegende dat de totstandbrenging van de diepe en brede vrijhandelsruimte (DCFTA) tussen de EU en Georgië een van de belangrijkste elementen van wederzijds belang van de associatieovereenkomst is; overwegende dat het belang van handel voor groei, werkgelegenheid, welvaart en stabiliteit onbetwistbaar is;

N.

overwegende dat Georgië met de totstandbrenging van de DCFTA met de EU, zich ertoe moet verbinden zijn wetgeving en normen aan te passen, teneinde de gemeenschappelijke normen en waarden te eerbiedigen, om een grotere toegang tot de markt van de EU te krijgen;

O.

overwegende dat de EU zal profiteren van soepeler handelsstromen en betere investeringsvoorwaarden in Georgië;

P.

overwegende dat de DCFTA diverse bepalingen bevat die erop zijn gericht de handelswetgeving en het handelsgerelateerd beleid van Georgië te hervormen in overeenstemming met en op basis van het EU-acquis, hetgeen zal leiden tot de modernisering van de economie van het land en een beter en voorspelbaarder ondernemingsklimaat, onder andere voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's);

Q.

overwegende dat de EU door de toekenning van SAP+ preferenties aan Georgië, de economie van het land aanzienlijk heeft bevoordeeld;

R.

overwegende dat de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst met ingang van 1 september 2014 bijdraagt tot een snellere tenuitvoerlegging van de associatieagenda;

S.

overwegende dat de actieve betrokkenheid van Georgië en de naleving van gedeelde waarden en beginselen, waaronder vrijheid, gelijkheid, democratie, pluriformiteit, de rechtsstaat, goed bestuur en de eerbiediging van de mensenrechten, op basis van een consensus over de unieke waarde van ieder mens, van wezenlijk belang is om het proces vooruit te brengen en voor de succesvolle tenuitvoerlegging van de overeenkomst, en om ervoor te zorgen dat deze duurzame gevolgen heeft voor de ontwikkeling van het land;

T.

overwegende dat nauwere politieke en economische banden het gehele Europese continent meer stabiliteit, veiligheid en welvaart zullen brengen; overwegende dat nauwere banden met de EU Georgië niet moeten uitsluiten of losmaken van zijn traditionele, historische, politieke en economische betrekkingen met andere landen in de regio, maar er juist voor moeten zorgen dat het land al zijn potenties volledig kan benutten;

U.

overwegende dat Georgië een belangrijke schakel is in de toeleveringsketen van de gemeenschappelijke energiemarkt, die energiebronnen van het Kaspische Zeegebied naar de EU voert;

1.

is uitermate verheugd over de ondertekening van de associatieovereenkomst, die het beschouwt als een aanzienlijke vooruitgang in de betrekkingen tussen de EU en Georgië en als een concrete stap waarmee uiting wordt gegeven aan de verbintenis tot politieke associatie en economische integratie; is verheugd over de toekenning van financiële steun aan Georgië in 2014 overeenkomstig het beginsel van „meer middelen voor meer hervormingen”; benadrukt dat de ratificatie van de overeenkomst geen einddoel op zich is en dat de volledige tenuitvoerlegging ervan binnen een zo kort mogelijke termijn van essentieel belang is;

2.

is verheugd over de snelle en unanieme ratificatie van de overeenkomst door het Georgische parlement en roept de lidstaten op de associatieovereenkomst eveneens snel te ratificeren;

3.

merkt op dat Georgië overeenkomstig artikel 49 VEU, net als alle andere Europese landen, een Europees perspectief heeft en het EU-lidmaatschap kan aanvragen, mits het de democratische beginselen in acht neemt, de fundamentele vrijheden en de mensenrechten en rechten van minderheden eerbiedigt, en het functioneren van de rechtsstaat garandeert;

4.

benadrukt dat de overeenkomst betrekking heeft op het gehele internationaal erkende grondgebied van Georgië, voordelen biedt aan de voltallige bevolking en als kader dient voor duurzame ontwikkeling en democratie in Georgië;

5.

roept Georgië ertoe op ervoor te zorgen dat hervormingen verankerd worden en diepe wortels schieten in het institutionele kader om een samenleving tot stand te brengen die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid tussen vrouwen en mannen;

6.

onderstreept in dit verband het belang van een constructieve dialoog met alle partijen over de vaststelling van de fundamentele hervormingen en de verplichtingen die uit de associatieovereenkomst voortvloeien, in de geest van een consensuele Europese keuze; dringt er bij de Georgische politieke krachten op aan geen „winner takes it all”-benadering te hanteren, zoals door regeringen in het verleden wel is gebeurd, teneinde de langdurige polarisatie van de Georgische samenleving te beëindigen;

7.

is verheugd over de associatieagenda, die een praktisch kader tot stand brengt voor de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de overeenkomst en het sturend kader moet vormen voor de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Georgië;

8.

benadrukt dat zowel Georgië als de EU bij de tenuitvoerlegging van de agenda betrokken moeten zijn, en dat bij de uitvoering van de erin opgenomen prioriteiten passende technische en financiële steun moet worden geboden, zodat Georgië over de middelen beschikt om de democratische en economische hervormingen voort te zetten; verzoekt de Commissie en de lidstaten hun steun te coördineren en de prioriteiten van de agenda als leidraad te gebruiken bij de programmering van de financiële steun voor Georgië;

9.

verzoekt de partijen de opleidingsbehoeften te pijlen om ervoor te zorgen dat Georgië in staat is de verplichtingen van de overeenkomst en de agenda na te leven;

10.

bevestigt nogmaals dat het de soevereiniteit en territoriale integriteit van Georgië ondersteunt en wenst dat wordt gewaarborgd dat de overeenkomst van toepassing is op en profijtelijk is voor het gehele internationaal erkende grondgebied van Georgië; roept de EU er in dit verband toe op zich actief te blijven inzetten voor conflictoplossing, via de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië, die covoorzitter is van het overleg in Genève, en via de EU-waarnemingsmissie (EUMM); moedigt meer vastberaden inspanningen aan met betrekking tot de herziening van de restrictieve aspecten van de wet inzake bezette gebieden, teneinde de voordelen van de associatieovereenkomst en de diepe en brede vrijhandelsruimte te maximaliseren;

11.

dringt er bij Rusland op aan de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Georgië, evenals de onschendbaarheid van zijn internationaal erkende grenzen volledig te eerbiedigen, de erkenning van de afscheiding van Abchazië en de regio Tskhinvali/Zuid-Ossetië terug te draaien en de bezetting van deze gebieden te beëindigen, en zich te houden aan de belofte geen geweld te gebruiken tegen Georgië; veroordeelt in dit verband de sluiting van het verdrag inzake „bondgenootschap en strategisch partnerschap” tussen het bezette gebied Abchazië en Rusland; ziet dit als een stap van Rusland naar voltooiing van de volledige annexatie van Abchazië; spreekt tevens zijn bezorgdheid uit over de mogelijkheid dat er ook een vergelijkbaar „verdrag” wordt gesloten met het bezette gebied Tskhinvali/Zuid-Ossetië; roept de Russische Federatie in dit verband op het zogenaamde „verdrag” in te trekken en haar verplichtingen krachtens de overeenkomst inzake een staakt-het-vuren van 12 augustus 2008 na te komen;

12.

is verheugd over de recente hervormingen door de Georgische autoriteiten die zijn gericht op het verder versterken van de stabiliteit, onafhankelijkheid en doeltreffendheid van instellingen die tot taak hebben de democratie te waarborgen (in het bijzonder die van de rechterlijke instellingen), evenals de rechtsstaat en goed bestuur, en op het consolideren van de structuren ter bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden; benadrukt eens te meer dat het van belang is om de scheiding van de drie machten te waarborgen; dringt aan op het effectief gebruik van het stelsel van wederzijdse controle („checks and balances”) in combinatie met toezichtsmechanismen;

13.

wijst op de inspanningen van de Georgische autoriteiten op het gebied van democratische hervormingen, waaronder de hervorming van de rechterlijke macht, en op de noodzaak om alle vermeende schendingen van de rechten van de mens aan een degelijk en volledig onderzoek te onderwerpen; wijst er nogmaals op dat de hervorming van de rechterlijke macht in Georgië een prioriteit blijft voor zowel Georgië als de Europese Unie; erkent het grondbeginsel van gelijkheid voor de wet en de waarborging van procedurele rechten; benadrukt dat het nodig is een overzicht op te stellen van gevallen van vervolging en veroordeling op basis waarvan de vooruitgang kan worden gemeten; dringt aan op de harmonisatie van de jurisprudentie, teneinde de rechtspraak voorspelbaar te maken en het vertrouwen van het publiek te waarborgen; herinnert eraan dat de doeltreffende tenuitvoerlegging van de hervormingsstrategie voor de rechterlijke macht moet worden voortgezet;

14.

benadrukt dat alle vervolgingen transparant, evenredig en gespeend van politieke beweegredenen moeten zijn, en dat elke vervolging volledig moet beantwoorden aan het beginsel van behoorlijke onderzoeks- en rechtsgang en moet plaatsvinden met volledige inachtneming van de beginselen van een eerlijk proces, als vastgelegd in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens; blijft bezorgd over het gebrek aan verantwoordingsplicht van het openbaar ministerie en over de onduidelijke criteria op grond waarvan aanklagers en opsporingsambtenaren worden benoemd; herinnert eraan dat integriteit en professionaliteit de belangrijkste criteria moeten zijn bij de aanwerving van personen voor dergelijke functies;

15.

benadrukt dat de Georgische autoriteiten zich moeten inzetten voor nationale verzoening; uit zijn bezorgdheid over het feit dat talrijke ambtenaren die tijdens de vorige regering in functie waren en enkele leden van de huidige oppositie zijn aangeklaagd wegens strafbare feiten en gevangen of in voorlopige hechtenis zijn genomen; is eveneens bezorgd over het mogelijke gebruik van het rechtssysteem om politieke opponenten te bestrijden, hetgeen de Europese koers van Georgië en de inspanningen van de Georgische autoriteiten op het gebied van democratische hervormingen zou kunnen ondermijnen; herinnert eraan dat het bestaan van een betekenisvolle politieke oppositie van essentieel belang is voor de totstandbrenging van een evenwichtig en volwassen politiek stelsel, waar Georgië naar streeft;

16.

erkent dat aantijgingen van gevallen van zogenoemde „selectieve rechtspraak” een negatief effect hebben gehad; roept de Georgische autoriteiten ertoe op de rechterlijke macht niet in te zetten als instrument voor politieke vergelding; dringt er bij alle politieke krachten in Georgië op aan zich tot het uiterste in te spannen om aantijgingen in de toekomst te voorkomen, en corruptie en ambtsmisbruik serieus te bestrijden;

17.

verwelkomt het rapport „Waarneming van rechtszaken in Georgië” van het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten (OVSE/ODIHR) van 9 december 2014 en roept de Georgische regering op zich met toewijding in te spannen om de daarin aangewezen tekortkomingen op te lossen;

18.

is verheugd over de werkzaamheden van Thomas Hammarberg als speciaal EU-adviseur en over zijn verslag „Georgia in Transition”, en het verslag van 10 juli 2014 over het follow-up bezoek; roept de Georgische autoriteiten ertoe op de aanbevelingen in de verslagen volledig ten uitvoer te leggen;

19.

wijst erop dat de presidentsverkiezingen van oktober 2013 door de verkiezingsobservatiemissie van OVSE/ODHIR grotendeels als positief werden beoordeeld en werden beschouwd als de best verlopen verkiezingen in de geschiedenis van Georgië sinds de onafhankelijkheid, waarbij werd voortgebouwd op de bemoedigende stappen die werden gezet tijdens de parlementsverkiezingen van 2012; wijst in dit verband op de deelname van de verkiezingsobservatiemissie van het Parlement;

20.

moedigt de Europese Unie aan te zorgen voor synergieën tussen de verschillende steunmogelijkheden geboden door het Europees Fonds voor Democratie, het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten, het stabiliteitsinstrument en de Faciliteit voor het maatschappelijk middenveld, teneinde het democratische proces in Georgië te ondersteunen;

21.

verzoekt de Georgische autoriteiten de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, corruptie, fraude en witwaspraktijken op alle niveaus en in elke maatschappelijke context voort te zetten, en een volledig functionerende, naar behoren bemande, onafhankelijke rechterlijke macht op poten te zetten, onder andere om het vertrouwen van de burger in de rechterlijke macht te versterken en de legale economie te beschermen; benadrukt voorts het belang van depolitisering van het openbaar bestuur teneinde het efficiënter te maken en het te vrijwaren van politieke inmenging;

22.

erkent de vastberadenheid en resultaten van Georgië bij de opbouw van een vrije samenleving gebaseerd op de rechtsstaat, democratie en maatschappelijke pluriformiteit; wijst op de brede steun voor dit proces in de Georgische samenleving; benadrukt het belang van antidiscriminatiewetgeving om gelijke rechten voor en bescherming van alle minderheden te waarborgen, in het bijzonder etnische en religieuze minderheden en lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders; is verheugd over de aanneming van de antidiscriminatiewet door het Georgische parlement, en roept op tot de volledige naleving en tenuitvoerlegging ervan naar de letter en geest van de EU-wetgeving en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; merkt op dat dit een belangrijke stap is in het visumliberaliseringsproces; moedigt de Georgische autoriteiten aan om informatiecampagnes over dit onderwerp te organiseren;

23.

neemt kennis van de stappen die Georgië overeenkomstig zijn internationale verplichtingen heeft ondernomen tegen islamofobie en homofobie; onderstreept evenwel de noodzaak om degenen die zich schuldig maken aan gewelddadige uitingen van islamofobie en homofobie doeltreffend te berechten;

24.

is verheugd over de in Georgië verrichtte werkzaamheden bij de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten inzake vereenvoudigde visumverplichtingen en overname; is eveneens verheugd over de aanzienlijke geboekte vooruitgang in de visumdialoog; is voorstander van een op korte termijn in te voeren vrijstelling van de visumplicht voor Georgië, zodra aan alle voorwaarden is voldaan, als een concrete positieve ontwikkeling in het voordeel van de Georgische burgers;

25.

roept de Georgische regering ertoe op een gunstige omgeving voor vrije media te creëren, hetgeen de vrijheid van meningsuiting en de pluriformiteit van de media bevordert, en de media in staat te stellen aan onafhankelijke en objectieve berichtgeving te doen zonder hierbij politieke of economische druk te ondergaan; dringt in dit verband aan op de volledige tenuitvoerlegging van de wet inzake transparantie en media-eigendom;

26.

moedigt de regering aan de rechtsstaat en de toegang tot de rechter verder te verbeteren door een nieuw wetboek voor jeugdrecht aan te nemen overeenkomstig de internationale normen om de toegang tot de rechter voor alle kinderen te bevorderen; onderstreept het belang van dringende hervormingen van het socialezekerheidsstelsel teneinde de groeiende sociale ongelijkheden te verminderen die met name kinderen treffen, zoals blijkt uit het stijgende percentage kinderen dat onder de nationale armoedegrens leeft (27 % in 2013 tegen 25 % in 2011) en het stijgende percentage kinderen dat in extreme armoede leeft (6 % tegen 3,9 % van de gehele bevolking), dat moet rondkomen van minder dan 1,25 USD per dag;

27.

is verheugd over de aanneming van de nieuwe arbeidswetgeving, en benadrukt de noodzaak om deze ten uitvoer te leggen en de arbeidsnormen en sociale dialoog te blijven verbeteren om de arbeidsrechten en -normen zoals vastgelegd door de Internationale Arbeidsorganisatie, te kunnen eerbiedigen;

28.

spreekt zijn waardering uit over de vastberadenheid waarmee Georgië werkt aan nauwere economische betrekkingen met de EU door middel van het doorvoeren van vergaande en moeilijke economische hervormingen;

29.

feliciteert Georgië ermee dat het weerstand heeft geboden aan externe druk, onder andere van Rusland, en nieuwe exportmarkten heeft gezocht, en moedigt Georgië aan om deze weg ook in de toekomst te blijven bewandelen; veroordeelt het beleid van economische druk dat Rusland voert ten aanzien van Georgië voorafgaand aan en na de ondertekening van de DCFTA in juni 2014;

30.

is er vast van overtuigd dat de DCFTA een gunstig langetermijneffect op de economie van Georgië zal hebben en derhalve zal bijdragen aan een verhoging van de levenskwaliteit van de burgers van dat land;

31.

neemt met tevredenheid kennis van de ratificatie van de overeenkomst door het parlement van Georgië op 18 juli 2014, die de weg heeft vrijgemaakt voor de voorlopige tenuitvoerlegging van de DCFTA vanaf 1 september 2014;

32.

dringt er bij de parlementen van de lidstaten op aan de associatieovereenkomst, inclusief de DCFTA, zo spoedig mogelijk te ratificeren, zodat de alle economische en handelsbepalingen ervan volledig en onverwijld in werking kunnen treden;

33.

onderstreept dat het welslagen van de DCFTA afhankelijk is van de nauwkeurige tenuitvoerlegging door beide partijen van de in de overeenkomst opgenomen verplichtingen; dringt er in dit verband bij de EU op aan Georgië alle noodzakelijke technische ondersteuning te bieden, ook om de kortetermijnkosten voor Georgië te verlichten; verzoekt de lidstaten hun kennis op het gebied van economische hervormingen en aanpassing aan het acquis te delen met Georgië;

34.

is van mening dat parlementaire controle een essentiële voorwaarde is voor de democratische ondersteuning van EU-beleid; dringt er derhalve bij de Commissie op aan dat zij het regelmatig en gedetailleerd monitoren van de tenuitvoerlegging van de DCFTA door het Europees Parlement tijdig faciliteert;

35.

dringt er bij de Commissie op aan om de tenuitvoerlegging van de DCFTA nauwlettend te volgen teneinde sociale en milieudumping te voorkomen, met name tijdens de voor enkele sectoren geldende overgangsperiode;

36.

roept de Commissie ertoe op de bijstand en kennisoverdracht aan maatschappelijke organisaties in Georgië op te voeren om deze in staat te stellen intern toezicht te houden en democratische controle uit te oefenen op de hervormingen en verbintenissen van de regering, in het bijzonder op grond van de overeenkomst en de agenda;

37.

dringt er bij de Georgische regering op aan om samen te werken met organisaties van het maatschappelijk middenveld en ngo’s door middel van een consistente dialoog;

38.

is ingenomen met de actieve deelname van Georgië aan de crisisbeheersingsoperaties in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de EU, en dringt er bij de Europese Dienst voor extern optreden op aan om Georgië uit te nodigen voor de desbetreffende oefeningen en opleidingen;

39.

benadrukt de wezenlijke rol van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië en van de EUMM door hun bijdrage aan veiligheid en stabiliteit in de gebieden die grenzen aan Abchazië en Zuid-Ossetië, en verzoekt om de verlenging van hun mandaat na 2016; roept de EU er tevens toe op te waarborgen dat deze voldoende middelen krijgen om hun taken te volbrengen;

40.

betreurt in dit opzicht het ontbreken van wezenlijke vooruitgang in het overleg van Genève, ondanks de inspanningen van de Georgische autoriteiten om constructief bij te dragen tot de aanpak van alle humanitaire en veiligheidszorgen in de conflictgebieden; dringt aan op een doeltreffendere rol van de EU in het proces; veroordeelt het zogeheten grensbepalingsproces langs de administratieve grens met Abchazië en het Tsinvali-gebied/Zuid-Ossetië, dat heeft geleid tot de uitbreiding van de bezette gebieden, ten koste van Georgië, en dat vernietigende humanitaire gevolgen heeft gehad voor de lokale bevolking en de vertrouwensopbouw belemmert;

41.

ondersteunt de positieve maatregelen die de Georgische regering heeft genomen om de betrekkingen met Rusland te verbeteren; roept Rusland op, als belangrijke speler in de regio, om zich op constructieve wijze in te zetten voor een vreedzame oplossing van de conflicten, in het bijzonder in het kader van het overleg in Genève, dat is ingesteld om toezicht te kunnen houden op de tenuitvoerlegging van het wapenstilstandsakkoord van 12 augustus 2008 tussen Rusland en Georgië; is van mening dat alle bepalingen van het wapenstilstandsakkoord volledig moeten worden geëerbiedigd door beide partijen, in het bijzonder de verbintenis van Rusland om al zijn militaire troepen terug te trekken en de bepaling op grond waarvan Rusland de EUMM volledige, onbeperkte toegang moet verlenen tot de afvallige gebieden Abchazië en de regio Tschinvali/Zuid-Ossetië; benadrukt de noodzaak van een veilige en waardige terugkeer van vluchtelingen en intern ontheemden naar hun vaste verblijfplaats;

42.

benadrukt dat het belangrijk is om de persoonlijke contacten op alle niveaus in de conflictgebieden te verbeteren teneinde de nodige voorwaarden te scheppen voor een duurzame dialoog en de vertrouwensopbouw verder te bevorderen, om zo het vredesproces te versterken en de partijen met elkaar te verzoenen;

43.

spreekt nogmaals de overtuiging uit dat het associatieproces geen bedreiging vormt voor de politieke en economische belangen van Rusland en betreurt dat het Russische leiderschap het wel als een bedreiging beschouwt; wijst erop dat ieder land het recht heeft zijn eigen politieke keuzes te maken, maar dat de betrokkenheid van de EU bij de oostelijke partners erop gericht is de welvaart en politieke en sociale stabiliteit te verhogen, wat alle landen in het gebied voordelen zal opleveren;

44.

wijst erop dat de inwerkingtreding van de associatieovereenkomst tussen de EU en Georgië, de waarschijnlijke toetreding van Armenië tot de douane-unie, en het feit dat Azerbeidzjan buiten de belangrijkste economische blokken, inclusief de WTO, blijft, de traditionele economische betrekkingen in de regio zouden kunnen verstoren; staat volledig achter de progressieve differentiatie waarin wordt voorzien in het kader van het Oostelijk Partnerschap — voor zover kan worden ingesprongen op de uiteenlopende ambities en capaciteiten van de partners — maar is niettemin van mening dat een regionale aanpak van essentieel belang is om de EU op doeltreffende wijze te laten bijdragen aan de stabiliteit en economische ontwikkeling van de Zuidelijke Kaukasus; verzoekt de Commissie derhalve om de landen in de regio bij te staan in de aanpak van mogelijke problemen die uit een dergelijke situatie kunnen voortkomen en om Georgië te helpen bij toekomstige inspanningen om nieuwe vormen van samenwerking in de Zuidelijke Kaukasus te bevorderen;

45.

wijst op de cruciale positie van Georgië voor de ontwikkeling van de zuidelijke gascorridor en de passage van olie- en gaspijpleidingen die van strategisch belang voor de continuïteit van de Europese energievoorziening kunnen zijn; dringt in dit verband aan op de volledige eerbiediging van de EU-milieunormen bij de aanleg van energie-infrastructuur; benadrukt voorts dat het van belang is om energiebronnen te diversifiëren, met name wat betreft hernieuwbare energiebronnen, en om de beleidslijnen en -doelstellingen op het gebied van klimaatverandering op die van de EU af te stemmen;

46.

dringt er bij de Commissie op aan de Georgische autoriteiten nauwgezet bij te staan en te volgen met betrekking tot hun investeringsprogramma voor de bouw, renovatie en wederopbouw van waterkrachtcentrales, en hun aan te sporen de regels en normen van de EU betreffende, in het bijzonder, de milieueffectbeoordeling voor de grotere centrales, volledig na te leven;

47.

benadrukt het belang van zijn samenwerking met het parlement van Georgië, door middel waarvan toezicht kan worden gehouden op de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en de agenda; is van mening dat de inwerkingtreding van de overeenkomst en de totstandbrenging van een nieuw institutioneel kader voor samenwerking, met inbegrip van de Associatieraad, vragen om een vergelijkbare upgrade op parlementair niveau; is dan ook van mening dat een specifieke parlementaire associatiecommissie EU-Georgië moet worden opgericht, gezien het feit dat de betrekkingen met Armenië en Azerbeidzjan niet op dezelfde gebieden van toepassing zijn;

48.

verzoekt Georgië alomvattende informatie te verstrekken over de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, aan de Georgische samenleving, ook in de gebieden Abchazië en Zuid-Ossetië, in samenwerking met de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië en de EUMM;

49.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van Georgië.


(1)  PB C 153 E van 31.5.2013, blz. 137.

(2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0567.

(3)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0457.

(4)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0229.

(5)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0404.

(6)  Aangenomen teksten, P8_TA(2014)0111.