24.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 93/113


P7_TA(2014)0100

Situatie in Egypte

Resolutie van het Europees Parlement van 6 februari 2014 over de situatie in Egypte (2014/2532(RSP))

(2017/C 093/19)

Het Europees Parlement,

gezien zijn eerdere resoluties over Egypte, en met name die van 12 september 2013 over de situatie in Egypte (1),

gezien zijn resolutie van 23 oktober 2013 over het Europees nabuurschapsbeleid: naar een sterker partnerschap — standpunt van het EP over de voortgangsverslagen van 2012 (2),

gezien zijn resolutie van 23 mei 2013 over de terugvordering van activa door de landen van de Arabische Lente die in een overgangsfase verkeren (3),

gezien de verklaringen die de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger, Catherine Ashton, respectievelijk heeft afgelegd op 24 januari 2014 over de recente gewelddadige aanvallen in Egypte, op 19 januari 2014 over het referendum over de grondwet in Egypte, op 11 januari 2014 over de situatie in Egypte vóór het referendum over de grondwet, op 24 december 2013 over de bomauto's in Mansoura, Egypte, en op 23 december 2013 over de veroordeling van politieke activisten in Egypte,

gezien de conclusies van de Europese Raad van 8 februari 2013 over de Arabische Lente,

gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juli en 21 augustus 2013 over Egypte,

gezien de associatieovereenkomst EU-Egypte van 2001, die in 2004 in werking is getreden en geschraagd is door het actieplan van 2007, en gezien het voortgangsverslag van de Commissie van 20 maart 2013 over de tenuitvoerlegging ervan,

gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, waarbij Egypte partij is,

gezien de grondwettelijke verklaring van Egypte van 8 juli 2013, waarin een stappenplan voor een grondwetsherziening en nieuwe verkiezingen worden voorgesteld,

gezien de grondwet van Egypte, die is opgesteld door de Constitutionele Commissie en op 14 en 15 januari 2014 bij referendum is goedgekeurd,

gezien het „programma voor een rechte weg naar de democratie” van de Egyptische interim-regering,

gezien de Egyptische wet nr. 107 van 24 november 2013 betreffende het recht op samenscholingen, optochten en vreedzame betogingen,

gezien artikel 110, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat op 1 december 2013 de interim-president Adly Mansour de nieuwe Egyptische grondwet heeft goedgekeurd waarover overeenstemming was bereikt door de Constitutionele Commissie, bestaande uit vijftig deskundigen waaronder een groot aantal politieke en religieuze vertegenwoordigers maar zonder vertegenwoordiger van de Moslimbroederschap;

B.

overwegende dat op 14 en 15 januari 2014 het referendum over de grondwet plaatshad, met een opkomst die 38,6 % bedroeg waarvan 98,1 % vóór de grondwet stemde; overwegende dat de aanloop naar het referendum werd verstoord door gewelddaden en dat actievoerders die opriepen om nee te stemmen, werden lastiggevallen en gearresteerd, hetgeen geleid heeft tot een eenzijdig maatschappelijk debat in de aanloop naar het referendum; overwegende dat de EU volgens een verklaring van de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton niet in een positie verkeert om een grondige beoordeling te maken van de manier waarop het referendum is gehouden of om meldingen van onregelmatigheden te controleren, maar dat de eventuele onregelmatigheden het resultaat niet fundamenteel lijken te hebben beïnvloed;

C.

overwegende dat de nieuwe grondwet van Egypte vele positieve elementen bevat, met name op het gebied van fundamentele vrijheden en mensenrechten, de bescherming van minderheden, en de rechten van de vrouw, maar ook artikelen behelst waardoor de strijdkrachten niet aan civiele controle onderworpen zijn, hun begroting niet door het parlement wordt behandeld, en militaire rechters burgers kunnen berechten, terwijl een ander artikel de vrije beoefening van religieuze rituelen en de oprichting van gebedshuizen beperkt tot de volgelingen van de abrahamitische godsdiensten;

D.

overwegende dat politieke spanningen en de hevige polarisatie van de samenleving terroristische aanslagen en gewelddadige schermutselingen in Egypte blijven uitlokken; overwegende dat sinds juli 2013 meer dan duizend mensen zijn omgekomen en nog veel meer mensen gewond zijn geraakt bij confrontaties tussen betogers en de veiligheidsdiensten en tussen voor- en tegenstanders van voormalig president Morsi; overwegende dat de veiligheidsdiensten naar verluidt buitensporig geweld hebben gebruikt tegen de betogers en er duizenden hebben aangehouden en gevangengenomen, terwijl er straffeloosheid blijft heersen; overwegende dat de noodtoestand in het land op 12 november 2013 is opgeheven;

E.

overwegende dat in de grondwettelijke verklaring van 8 juli 2013 een politiek stappenplan voor Egypte is uitgestippeld; overwegende dat, in tegenstelling tot de routekaart, de Egyptische interim-president Adly Mansour er sindsdien toe heeft opgeroepen om eerst de presidentsverkiezingen te houden; overwegende dat de interim-regering zich in haar programma ertoe verbonden heeft om te werken aan de invoering van een democratisch bestel, dat de rechten en vrijheden van alle Egyptenaren waarborgt, en het stappenplan te volgen met de volledige deelname van alle politieke spelers en met een referendum over de nieuwe grondwet, gevolgd door vrije en eerlijke parlements- en presidentsverkiezingen die tijdig zullen worden gehouden overeenkomstig alle wettelijke voorschriften;

F.

overwegende dat schendingen van de fundamentele vrijheden en de mensenrechten in Egypte nog steeds schering en inslag zijn; overwegende dat het geweld en de opruiing tegen en de intimidatie van politieke tegenstanders, journalisten en activisten uit het maatschappelijk middenveld in de aanloop naar het referendum verder zijn toegenomen; overwegende dat vele politieke en maatschappelijke activisten — onder wie Alaa Abdel Fattah, Mohamed Abdel van het Egyptisch centrum voor economische en sociale rechten, en de leiders van de beweging 6 April Ahmed Maher en Ahmed Douma — alsook leden van verscheidene politieke partijen de afgelopen weken gearresteerd en veroordeeld zijn; overwegende dat de Egyptische Nationale Mensenrechtenraad op 12 januari 2014 een verslag heeft gepubliceerd na een bezoek aan de voormelde vooraanstaande activisten in de Tora-gevangenis, waarin kritiek wordt geuit op hun detentieomstandigheden en wordt opgeroepen ze niet langer te mishandelen; overwegende dat het Comité voor de bescherming van journalisten heeft laten weten dat er sinds juli 2013 ten minste vijf journalisten zijn gedood en 45 zijn aangevallen, elf nieuwskanalen zijn aangevallen en ten minste 44 journalisten zonder aanklacht langdurig zijn opgesloten in afwachting van een proces; overwegende dat op 29 januari 2014 twintig journalisten van Al-Jazeera, van wie er acht worden vastgehouden en drie Europeanen zijn, zijn beschuldigd van lidmaatschap van een terroristische organisatie of het verspreiden van valse berichten;

G.

overwegende dat de Moslimbroederschap herhaaldelijk heeft geweigerd om deel te nemen aan het door de interim-regering aangekondigde politieke proces en heeft opgeroepen tot een boycot van het referendum, terwijl verschillende leiders van de broederschap blijven aanzetten tot geweld tegen de overheidsinstanties en de veiligheidsdiensten; overwegende dat de Egyptische interim-autoriteiten de Moslimbroederschap hebben verboden, de leiders ervan hebben opgesloten, haar activa in beslag hebben genomen, haar media het zwijgen hebben opgelegd, en lidmaatschap ervan strafbaar hebben gesteld, terwijl de Vrijheids- en rechtvaardigheidspartij van de Moslimbroederschap nog steeds bestaat; overwegend dat voormalig president Morsi sinds 3 juli 2013 wordt vastgehouden en er diverse strafzaken tegen hem lopen;

H.

overwegende dat de fundamentele vrijheden en de mensenrechten alsook sociale rechtvaardigheid en een hogere levensstandaard voor de burgers cruciale elementen zijn in de overgang naar een open, vrij, democratisch en welvarend Egypte; overwegende dat onafhankelijke vakbonden en maatschappelijke organisaties hierbij een cruciale rol spelen en dat vrije media in elke democratie een cruciaal onderdeel van de samenleving vormen; overwegende dat de Egyptische vrouwen zich in de huidige periode van politieke en maatschappelijke overgang in het land in een zeer kwetsbare situatie blijven bevinden;

I.

overwegende dat de spanningen tussen jihadisten en koptische christenen in Egypte zijn toegenomen sinds de afzetting van president Morsi van afgelopen zomer, en geleid hebben tot de verwoesting van tientallen kerken van koptische christenen; overwegende dat in 2013 in Egypte wereldwijd de meeste incidenten met christenen hebben plaatsgevonden, waarvan ten minste 167 gevallen door de media zijn beschreven; overwegende dat er bijna 500 pogingen zijn ondernomen om kerken in het land te sluiten of te verwoesten en er minstens 83 religieus gemotiveerde moorden op christenen zijn gepleegd;

J.

overwegende dat de veiligheidssituatie verder verslechterd is en dat er steeds meer terreurdaden en gewelddadige aanvallen tegen veiligheidstroepen plaatsvinden in de Sinaï; overwegende dat volgens officiële gegevens sinds 30 juni 2013 minstens 95 beveiligingsmedewerkers bij gewelddadige aanvallen zijn omgekomen;

K.

overwegende dat in dit gebied duizenden mensen — hoofdzakelijk vluchtelingen uit Eritrea en Somalië, waaronder veel vrouwen en kinderen — omkomen, verdwijnen, ontvoerd en tegen losgeld gegijzeld worden, of door mensenhandelaars gefolterd, seksueel uitgebuit of voor orgaanhandel gedood worden;

L.

overwegende dat wet nr. 107 van 24 november 2013 betreffende het recht op samenscholingen, optochten en vreedzame betogingen een storm van protest heeft veroorzaakt, zowel in als buiten Egypte; overwegende dat de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger, Catherine Ashton, in haar verklaring van 23 december 2013 stelde dat de opvatting overheerst dat deze wet de vrijheid van meningsuiting en vergadering al te zeer beknot; overwegende dat de voorbije weken op grond van deze wet vreedzame protesten uiteengedreven en vele betogers aangehouden en gevangengenomen zijn;

M.

overwegende dat Egypte met grote economische problemen kampt; overwegende dat de werkloosheid en armoede sinds 2011 zijn toegenomen; overwegende dat voor economische welvaart in het land politieke stabiliteit, een gezond economisch beleid, maatregelen voor corruptiebestrijding en internationale steun nodig zijn; overwegende dat politieke, economische en sociale ontwikkelingen in Egypte verstrekkende gevolgen hebben voor de gehele regio en daarbuiten;

N.

overwegende dat het niveau en de intensiteit van de betrokkenheid van de EU bij Egypte conform het herziene Europese nabuurschapsbeleid, en met name als gevolg van de „meer voor meer”-strategie op stimulansen zijn gebaseerd en daarom afhangen van de vooruitgang die het land boekt bij het nakomen van zijn verplichtingen, onder andere met betrekking tot de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en gendergelijkheid;

1.

spreekt andermaal zijn grote solidariteit uit met de Egyptische bevolking en blijft steun verlenen aan haar legitieme democratische aspiraties en pogingen om een vreedzame democratische overgang naar politieke, economische en maatschappelijke hervormingen te verzekeren;

2.

veroordeelt ten strengste alle vormen van geweld, terrorisme, ophitsing, haattaal en censuur; verzoekt alle politieke spelers en veiligheidstroepen om met uiterste terughoudendheid op te treden en provocaties te vermijden, om verder geweld te voorkomen in de beste belangen van het land; betuigt zijn oprecht medeleven met de nabestaanden van de slachtoffers;

3.

dringt er bij de Egyptische interim-autoriteiten en veiligheidsdiensten op aan te zorgen voor de veiligheid van alle burgers, ongeacht hun politieke standpunt, hun lidmaatschap van een politieke partij of hun politieke overtuiging, de rechtsstaat in stand te houden en de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te eerbiedigen, de vrijheid van vereniging, van vreedzame vergadering en van meningsuiting alsmede de persvrijheid te beschermen, zich in te zetten voor een dialoog en voor geweldloosheid en de internationale verplichtingen van het land na te komen en uit te voeren;

4.

neemt akte van de nieuwe grondwet van Egypte, die bij het referendum van 14 en 15 januari 2014 is goedgekeurd en een belangrijke stap voorwaarts dient te zijn in de moeizame overgang van het land naar democratie; is ingenomen met de verwijzing in de nieuwe Egyptische grondwet naar een burgerregering, de vrijheid van geloof en de gelijkheid van alle burgers, inclusief een verbetering van de rechten van vrouwen, de bepaling betreffende de rechten van kinderen, het verbod op foltering in al haar vormen en verschijningen, het verbod op en de strafbaarstelling van alle vormen van slavernij en de toezegging om de door Egypte ondertekende internationale mensenrechtenverdragen na te leven; dringt erop aan om de bepalingen over de fundamentele vrijheden — met inbegrip van de vrijheid van vergadering, vereniging en meningsuiting — en de mensenrechten in de nieuwe grondwet volledig en daadwerkelijk ten uitvoer te leggen en alle bestaande en toekomstige wetgeving daaromtrent met de nieuwe grondwet te laten stroken;

5.

uit echter zijn bezorgdheid over bepaalde artikelen in de nieuwe grondwet, met name die in verband met de status van de strijdkrachten, waaronder de volgende: artikel 202, waarin is bepaald dat de minister van Defensie, die tevens bevelhebber is, wordt gekozen uit de officieren van de strijdkrachten; artikel 203 over de begroting van de strijdkrachten; artikel 204, dat de berechting van burgers door militaire rechters mogelijk maakt in geval van misdrijven waarbij een rechtstreekse aanval wordt uitgevoerd op militaire installaties, militaire zones, militaire uitrusting, militaire documenten en geheimen, overheidsmiddelen van de strijdkrachten, militaire fabrieken en militair personeel, en in geval van strafbare feiten in verband met de legerdienst; en artikel 234, waarin is bepaald dat de minister van Defensie wordt aangewezen mits goedkeuring van de Hoge Raad van de strijdkrachten, een bepaling die gedurende twee volledige presidentiële ambtstermijnen van kracht zal blijven, zonder dat is aangegeven hoe en door wie de minister uit zijn ambt kan worden ontzet;

6.

onderstreept het feit dat het referendum over de grondwet een kans was om nationale consensus, verzoening en institutionele en politieke stabiliteit voor het land tot stand te brengen; neemt kennis van het feit dat een overweldigende meerderheid achter de nieuwe grondwet staat, van de vrij lage opkomst alsook van de berichten over vermeende onregelmatigheden tijdens de stembusgang; betreurt ten zeerste de gewelddadige confrontaties vóór, tijdens en na het referendum, waarbij doden en gewonden zijn gevallen;

7.

veroordeelt alle daden van geweld en intimidatie en roept alle actoren en de veiligheidstroepen op tot terughoudendheid, met het oog op het voorkomen van nog meer doden of gewonden en in het belang van het land; dringt er bij de Egyptische interim-regering op aan ervoor te zorgen dat in al deze gevallen onmiddellijk een onafhankelijk, ernstig en onpartijdig onderzoek wordt ingesteld en dat degenen die ervoor verantwoordelijk zijn, ter verantwoording worden geroepen; herinnert de interim-regering aan haar verantwoordelijkheid de veiligheid van alle Egyptische burgers te waarborgen, ongeacht hun politieke standpunt of religieuze overtuiging, en degenen die verantwoordelijk zijn voor geweld, ophitsing tot geweld, of schendingen van de mensenrechten, onpartijdig ter verantwoording te roepen;

8.

benadrukt nogmaals dat verzoening en een door civiele autoriteiten geleid inclusief politiek proces, waaraan alle democratische politieke actoren deel hebben, cruciale elementen van de democratische overgang in Egypte zijn, en dat de organisatie van vrije en eerlijke parlements- en presidentsverkiezingen binnen het door de nieuwe grondwet bepaalde tijdskader — wat tot een passende vertegenwoordiging van de verschillende politieke visies en van vrouwen en minderheidsgroepen moet leiden — een andere cruciale stap in dit proces is; moedigt alle politieke en maatschappelijke actoren, onder wie de aanhangers van voormalig president Morsi, aan om gewelddaden, ophitsing tot geweld of provocaties te voorkomen en om bij te dragen aan de inspanningen tot verzoening; roept op tot de vrijlating van alle politieke gevangenen die in hechtenis zijn genomen wegens vreedzame uitoefening van hun recht op vrijheid van vergadering, vereniging en meningsuiting; beklemtoont het belang van een vrij en eerlijk proces voor alle gevangenen; stelt voor de wet op de gerechtelijke autoriteiten te herzien om een daadwerkelijke scheiding der machten te waarborgen;

9.

dringt aan op een onmiddellijke beëindiging van alle gewelddaden, pesterijen of intimidatie — gepleegd door overheidsinstanties, de veiligheidsdiensten of andere groepen — tegen politieke tegenstanders, vreedzame betogers, vakbondsvertegenwoordigers, journalisten, vrouwenrechtenactivisten en andere actoren van de civiele samenleving in Egypte; dringt in dergelijke gevallen aan op een ernstig en onpartijdig onderzoek en op strafrechtelijke vervolging van degenen die verantwoordelijk zijn; verzoekt de interim-regering nogmaals om te waarborgen dat binnenlandse en internationale maatschappelijke organisaties, onafhankelijke vakbonden en journalisten vrijelijk hun werk kunnen doen in het land, zonder inmenging van de regering;

10.

maakt zich zorgen door wet nr. 107 van 2013 tot regeling van het recht op samenscholingen, optochten en vreedzame protestacties en dringt er bij de Egyptische interim-autoriteiten op aan de wet te herzien of in te trekken, om ervoor te zorgen dat het recht op vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering overeenkomstig het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten gegarandeerd is en dat de internationale normen en verplichtingen worden nageleefd;

11.

veroordeelt de recente terroristische aanslagen tegen de veiligheidsdiensten in Egypte; maakt zich ernstig zorgen over de verdere verslechtering van de veiligheidssituatie in de Sinaï, en dringt erop aan dat de Egyptische interim-regering en de veiligheidsdiensten zich extra inspanningen getroosten om de veiligheid in dit gebied te herstellen, met name door mensenhandelaars te bestrijden; wijst in dit verband erop dat in artikel 89 van de nieuwe grondwet is bepaald dat alle vormen van slavernij, verdrukking, uitbuiting onder dwang van mensen, sekshandel en andere vormen van mensenhandel in Egypte bij wet verboden en strafbaar gesteld zijn;

12.

veroordeelt scherp het geweld tegen de koptische gemeenschap en de verwoesting van een groot aantal kerken, gemeenschapshuizen en bedrijven overal in het land; spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat de autoriteiten geen adequate veiligheidsmaatregelen hebben genomen om de koptische gemeenschap te beschermen, ondanks vele waarschuwingen;

13.

verzoekt de Raad om Ansar Bayt al-Maqdis, de groep die de verantwoordelijkheid voor verschillende recente aanvallen en bomaanslagen heeft opgeëist in de Sinaï, alsook in Caïro en elders, op zijn lijst van terroristische organisaties te plaatsen;

14.

verzoekt de Egyptische interim-autoriteiten wetgeving te ontwikkelen, goed te keuren en uit te voeren ter bestrijding van alle vormen van geweld op basis van gender, inclusief verkrachting binnen het huwelijk en seksueel geweld tegen vrouwen die deelnemen aan protesten en demonstraties; verzoekt de Egyptische interim-autoriteiten voorts te zorgen voor effectieve en toegankelijke aangiftekanalen en beschermingsmaatregelen waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van de slachtoffers en met de vereiste van vertrouwelijkheid; dringt erop aan dat een einde wordt gemaakt aan de straffeloosheid en dat wordt gezorgd voor adequate strafrechtelijke sancties voor de daders;

15.

is tevreden met het feit dat de Egyptische interim-regering zich er na de aanbeveling van de Egyptische Nationale Mensenrechtenraad bereid toe heeft verklaard om een regionaal kantoor te openen van de VN-Commissaris voor de rechten van de mens in Caïro en dringt er bij de Egyptische interim-regering op aan het nodige te doen om de opening van dit kantoor te bespoedigen;

16.

is verheugd over en ondersteunt de bemiddelingsinspanningen van de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter Catherine Ashton en speciaal vertegenwoordiger Bernardino León met als doel de verschillende partijen een weg te laten vinden uit de huidige politieke crisis; dringt er nogmaals bij de Raad, de VV/HV en de Commissie op aan in hun bilaterale betrekkingen met en bij hun financiële steun aan Egypte rekening te houden met zowel het conditionaliteitsbeginsel („meer voor meer”) als de grote economische uitdaging waar het land voor staat; pleit in dit verband opnieuw voor duidelijke en gezamenlijk overeengekomen criteria; herhaalt zijn belofte om het Egyptische volk te ondersteunen bij het proces in de richting van democratische en economische hervormingen;

17.

verzoekt vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton het verslag van de verkiezingswaarnemingsmissie van EU-experts die het Egyptische constitutionele referendum van 14 en 15 januari 2014 heeft gevolgd, openbaar te maken;

18.

vraagt de Egyptische regering een verzoek te doen voor de komst van een EU-verkiezingswaarnemingsmissie om toezicht te houden op de komende presidentsverkiezingen;

19.

benadrukt andermaal dat de EU het als een morele plicht ziet de teruggave van activa die door voormalige dictators en hun regimes gestolen zijn, in de hand te werken, en dat dit, vanwege de symboolwaarde, een politiek gevoelige kwestie is in de betrekkingen van de Unie met haar zuidelijke buurlanden;

20.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de parlementen en regeringen van de lidstaten, en de interim-regering van de Arabische Republiek Egypte.


(1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0379.

(2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0446.

(3)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0224.