Aanbeveling voor een AANBEVELING VAN DE RAAD over het nationale hervormingsprogramma 2014 van Frankrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2014 van Frankrijk /* COM/2014/0411 final - 2014/ () */
Aanbeveling voor een AANBEVELING VAN DE RAAD over het nationale hervormingsprogramma 2014
van Frankrijk
en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2014 van Frankrijk
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4, Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van
de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op
begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch
beleid[1],
en met name artikel 5, lid 2, Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het
Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en
correctie van macro-economische onevenwichtigheden[2], en met name artikel 6,
lid 1, Gezien de aanbeveling van de Europese
Commissie[3], Gezien de resoluties van het Europees
Parlement[4], Gezien de conclusies van de Europese Raad, Gezien het advies van het Comité voor de
werkgelegenheid, Gezien het advies van het Economisch en
Financieel Comité, Gezien het advies van het Comité voor sociale
bescherming, Gezien het advies van het Comité voor de
economische politiek, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn
goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en
werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere
coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de
sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en
concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. (2)
Op voorstel van de Commissie heeft de Raad op 13
juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch
beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een
besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de
lidstaten vastgesteld, die samen de "geïntegreerde richtsnoeren"
vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en
werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. (3)
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden of
regeringsleiders besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een
samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de
eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden
ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten
moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de
doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de
landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. (4)
Op 9 juli 2013 heeft de Raad een aanbeveling over
het nationale hervormingsprogramma voor 2013 van Frankrijk vastgesteld en een
advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Frankrijk voor de
periode 2012-2017 uitgebracht. In overeenstemming met Verordening (EU) nr. 473/2013[5], heeft de Commissie op 15
november 2013 haar advies over het ontwerpbegrotingsplan van Frankrijk voor 2014[6]gepresenteerd. (5)
Op 13 november 2013 heeft de Commissie
haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse[7]en daarmee de aanzet
gegeven tot het Europees semester 2014 voor coördinatie van het economisch
beleid. Op dezelfde dag heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011
het Waarschuwingsmechanismeverslag[8]aangenomen.
Daarin wordt Frankrijk genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande
evaluatie zouden worden onderworpen. (6)
Op 20 december 2013 heeft de Europese Raad de
prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en
groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden
gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een
normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei
en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale
gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. (7)
Op 5 maart 2014 heeft de Commissie de uitkomsten
gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor Frankrijk[9] die zij op grond van
artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft uitgevoerd. Op basis van
haar analyse concludeert de Commissie dat Frankrijk macro-economische
onevenwichtigheden blijft ondervinden, die specifieke monitoring en afdoende
beleidsactie vereisen. Met name de afkalving van de handelsbalans en het concurrentievermogen
en de implicaties van het hoge niveau van de schulden van de overheidssector
verdienen voortdurende beleidsaandacht. (8)
Op 7 mei 2014 heeft Frankrijk zijn nationaal
hervormingsprogramma 2014 en zijn stabiliteitsprogramma 2014 ingediend. Om met
de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma's terzelfder
tijd geëvalueerd. (9)
Met de in het stabiliteitsprogramma 2014
uitgestippelde begrotingsstrategie wordt beoogd het buitensporige tekort tegen 2015
te corrigeren en de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) in 2017 te
bereiken. Het programma bevestigt de vorige middellangetermijndoelstelling van
een structureel begrotingsevenwicht, die stringenter is dan het Stabiliteits-
en Groeipact vereist. Volgens het programma wordt het tekort in 2015 op 3% van
het bbp gebracht, boven de in de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013
vastgestelde doelstelling. Daarna is de geplande (herberekende) jaarlijkse
vooruitgang richting middellangetermijndoelstelling lager dan de minimumvereiste
van 0,5% van het bbp. Globaal is de in het programma geschetste
begrotingsstrategie slechts gedeeltelijk in lijn met de vereisten van het
Stabiliteits- en Groeipact. Volgens het programma zal de schuldquote in 2014 en
2015 op 95,6 % pieken en vervolgens dalen tot 91,9 % in 2017. Het
macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses in het programma ten
grondslag ligt, is plausibel voor 2014 en licht optimistisch voor 2015: het bbp
zou dit en volgend jaar met 1,0% respectievelijk 1,7% groeien (1,0 %
respectievelijk 1,5 % volgens de voorjaarsprognose 2014 van de Commissie).
In april 2014 heeft de onafhankelijke hoge raad voor de openbare financiën
(“Haut Conseil des finances publiques”) een advies over het macro-economische
scenario van het programma uitgebracht. Op 5 maart 2014 heeft de Commissie
Frankrijk aanbevolen verdere inspanningen te leveren om voor de volledige
naleving van de aanbeveling van de Raad in het kader van de BTP te zorgen. In
het stabiliteitsprogramma wordt een aantal bijkomende maatregelen voor 2014
geschetst, waaronder de intrekking van de in het kader van een aanvullende
begroting aan te nemen ministeriële kredieten en de eerste effecten van het
door de regering aangekondigde plan voor besparingen van 50 miljard EUR. Op
basis hiervan en mede rekening houdend met het feit dat de in 2013
gerealiseerde begrotingsinspanning hoger was dan ten tijde van de aanbeveling
van de Commissie verwacht werd, kan het programma geacht worden globaal aan de
aanbeveling van de Commissie te beantwoorden. Het niveau van gedetailleerdheid
van de budgettaire consolidatiemaatregelen volstaat niet om geloofwaardig te
zorgen voor de correctie van de buitensporigtekortsituatie tegen 2015, zoals
ondersteund door de Commissieprognose van een tekort van 3,4% van het bbp
volgend jaar en een onderliggende structurele aanpassing die sterk achterblijft
bij het door de Raad aanbevolen niveau. Bovendien zullen de doelstellingen van
de regering waarschijnlijk te positief uitvallen. Met name moet nog een deel
van de in het programma aangekondigde bijkomende maatregelen voor 2014 worden
aangenomen en is het geplande bedrag van de besparingen voor 2015 zeer
ambitieus. Op basis van de prognose van de Commissie schiet de
begrotingsinspanning gedurende 2013-2014 0,2 procentpunt van het bbp tekort in
termen van de (gecorrigeerde) wijziging van het structurele saldo en 0,1 procentpunt
van het bbp in termen van het bedrag van de maatregelen die ten tijde van de
aanbeveling van de Raad noodzakelijk werden geacht. Op basis van zijn
beoordeling van het programma en de Commissieprognose is de Raad ingevolge Verordening
(EG) nr. 1466/97 van de Raad van oordeel dat de maatregelen die aan de
begrotingsstrategie ten grondslag liggen, nader moeten worden gespecificeerd en
dat verdere inspanningen nodig zijn om aan de aanbeveling van de Raad te
voldoen en vervolgens voor een passend traject richting
middellangetermijndoelstelling te zorgen. Met name zouden bijkomende
inspanningen in de komende wijzigingsbegrotingswet voor 2014 moeten worden
aangegeven. (10)
Gezien de hoge en nog toenemende overheidsschuld en
het feit dat de termijn om het buitensporig tekort te corrigeren tot 2015 is
verlengd, is het des te belangrijker dat de begroting 2014 strikt wordt
uitgevoerd en de substantiële consolidatie-inspanningen standvastig worden
voortgezet in 2015. Met name moeten de overheidsuitgaven in een veel trager
tempo groeien dan in vorige jaren, zoals door de Franse regering gepland. Bijgevolg is het nodig de strategie betreffende het
verminderen van de uitgaven nader te specificeren door de aan de gang zijnde
uitgaventoets te intensiveren en door in voorkomend geval het toepassingsgebied
van het regeringsoptreden te herdefiniëren. Omvangrijke kortetermijnbesparingen
kunnen niet worden gerealiseerd zonder significante vermindering van de
stijging van de socialezekerheidsuitgaven, die bijna de helft van de
overheidsuitgaven uitmaken. Dit houdt het beteugelen in van de kosten van de
gezondheidszorg en de pensioenen, bijvoorbeeld middels het vaststellen van ambitieuzere
jaarlijkse doelstellingen voor de uitgaven voor gezondheidszorg en het
tijdelijk bevriezen van de pensioenen alsook andere sociale uitkeringen, zoals
momenteel door de regering wordt beoogd. Bovendien zou de geplande nieuwe
decentralisatiewet de verschillende bestuurslagen moeten stroomlijnen in
Frankrijk om bestuurlijke overlap te elimineren en verdere synergieën,
efficiëntieverbeteringen en besparingen tot stand te brengen door het fuseren
of afschaffen van bestuurslagen. In dit verband zullen de in het
stabiliteitsprogramma geschetste structurele hervormingen niet alleen pas op
middellange termijn in werking treden, hoewel ze vroeger zullen ingaan dan
volgens het stabiliteitsprogramma de bedoeling was, maar zijn ze ook aan
significante uitvoeringsrisico's onderhevig. De controle van de uitgaven van de
lokale overheid zou eveneens moeten worden versterkt, inclusief door het
plafonneren van de jaarlijkse stijging van de belastinginkomsten van de lokale
overheid en het rigoureus uitvoeren van de geplande vermindering van de
subsidies van de centrale overheid. Naast de noodzaak van besparingen op korte
termijn is ook de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn een
punt van zorg. Hoewel de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg de laatste
jaren onder controle zijn gehouden, zijn verdere inspanningen nodig om de
kosteneffectiviteit van de gezondheidszorg te verbeteren. Met name is het nodig
verder kostenbeteugelend beleid te implementeren omdat naar verwachting de
uitgaven van de gezondheidszorg op middellange en lange termijn significant
zullen stijgen. Terreinen waar de efficiëntie verbeterd moet worden, zijn onder
meer de uitgaven voor geneesmiddelen en de administratieve uitgaven alsook de
ziekenhuiszorg. Ten slotte is in december 2013 een pensioenhervorming
aangenomen om voor de houdbaarheid op lange termijn van het stelsel te zorgen.
De pensioenhervorming zal echter niet volstaan om het tekort van het stelsel,
met name het tekort als gevolg van regelingen voor ambtenaren van de regionale
overheden en werknemers in een aantal overheidsbedrijven, op te heffen. Al met
al zullen volgens de prognoses van de Franse autoriteiten de nieuwe
pensioenmaatregelen het totale tekort van het stelsel slechts halveren tot zo'n
0,5 % van het bbp tegen 2020. Bovendien is de omvang van de aanpassing aan
significante risico's onderhevig aangezien het aan die prognoses ten grondslag
liggende macro-economische scenario overdreven optimistisch zou kunnen blijken.
Het pas opgerichte pensioenmonitoringcomité (“Comité de suivi des retraites”)
moet ervoor zorgen dat het tekort van het stelsel geleidelijk wordt
geëlimineerd. (11)
Frankrijk behoort tot de lidstaten met de hoogste
arbeidskosten. Met name vermindert de hoge belastingdruk op arbeid de
winstgevendheid van de ondernemingen. Teneinde het kostenconcurrentievermogen
te ondersteunen, heeft de Franse overheid een aantal initiatieven genomen om de
belastingdruk op arbeid te verminderen. In december 2012 is een belastingaftrek
voor concurrentievermogen en werkgelegenheid (CICE) aangenomen die gelijkstaat
met een daling van de arbeidskosten voor de lonen van minder dan 2,5 keer het
minimumloon. Een verdere verlaging van de arbeidskosten met 10 miljard EUR is
in januari 2014 aangekondigd in het kader van een "verantwoordelijkheids-
en solidariteitspact". De twee maatregelen zullen 30 miljard EUR of 1,5 %
van het bbp uitmaken, wat evenredig is met de in 2010-2013 geregistreerde
totale stijging van de vennootschapsbelasting, en zullen, wat de
socialezekerheidsbijdragen van de werkgevers betreft, de kloof tussen Frankrijk
en het gemiddelde van de eurozone slechts met de helft overbruggen. Bovendien
zullen exportbedrijven, die meestal hogere lonen betalen, minder dan
niet-exportbedrijven van de CICE profiteren, waardoor de impact van de
maatregel op het concurrentievermogen zal verminderen. Het
verantwoordelijkheids- en solidariteitspact omvat een vermindering van de
arbeidskosten voor de lage lonen en een vermindering die gericht is op de lonen
van 1,6 à 3,5 keer het minimumloon. Laatstgenoemde maatregel, die naar
verwachting vanaf 2016 in werking zal treden, zou een meer directe impact op de
exportbedrijven hebben. De loonvorming in Frankrijk resulteert meestal in
verstoringen van de loonstructuur en beperkt meestal het vermogen van de
bedrijven om bij economische neergang de lonen aan te passen. De hoge raad voor
de financiering van de sociale bescherming (“Haut Conseil du financement de la
protection sociale”) heeft de impact op de werkgelegenheid van verschillende
scenario's voor socialezekerheidsvrijstellingen beoordeeld, maar er is in
beperkte mate de nadruk gelegd op de impact op de loonontwikkelingen en het
concurrentievermogen. Hoewel echter uitgebreide vrijstellingen zijn verleend
voor werknemers die het minimumloon verdienen, blijven de arbeidskosten voor
het minimumloon hoog. Deze vrijstellingen hebben in 2013 tot het beteugelen van
de arbeidskosten bijgedragen, hetgeen een positieve ontwikkeling is, maar het
niveau van het minimumloon in Frankrijk is van die aard dat het voor een van de
hoogste koopkrachtniveaus in de EU zorgt. Het minimumloon zou zich dan ook
moeten blijven ontwikkelen op een wijze die concurrentievermogen en
banencreatie ondersteunt. Frankrijk kent slechts enkele vrijstellingen van het
wettelijk minimumloon en er zouden bijkomende inspanningen kunnen worden
geleverd om voor kwetsbare groepen de arbeidskosten te verminderen. (12)
Frankrijks mondiale ranking in een aantal
internationale bedrijfsklimaatenquêtes is verslechterd. Hoewel in het kader van
een in juli 2013 opgestarte "vereenvoudigingsschok" inspanningen zijn
geleverd om de relatie tussen bedrijfsleven en bestuur te bevorderen, is het
nodig het bedrijfsklimaat verder te verbeteren. Bovendien moet een aantal in
het kader van het vereenvoudigingplan beoogde maatregelen nog worden bepaald en
uitgevoerd. Met name moet specifieke aandacht worden besteed aan voorschriften
uit de arbeidswetgeving of aan boekhoudregels in verband met specifieke
groottedrempels die de groei van het Franse bedrijfsleven belemmeren. Deze
kunnen een rol spelen in de moeilijkheden van kmo's om de grootte te bereiken
die hen in staat zou stellen te exporteren en te innoveren. De
beleidsinitiatieven om de uitgaven voor O&O te verhogen en de innovatie
door privébedrijven te stimuleren, met name het belastingkrediet voor onderzoek
en de concurrentieclusters, hebben tot dusver gemengde resultaten opgeleverd.
Het afnemende gewicht van de industriële sector in de Franse privésector
vertaalt zich in stagnerende O&O-uitgaven door de privésector ondanks
significante inspanningen op bedrijfsniveau. Als gevolg daarvan blijft een
groot deel van de O&O-uitgaven met publiek geld gefinancierd worden, hetzij
direct via publiek onderzoek, hetzij indirect middels subsidies. De
effectiviteit van de bestaande instrumenten moet verder worden verbeterd om de
stoot te geven tot hogere O&O-uitgaven door private bedrijven en innovatie
in de privésector. Met name zouden de voor de concurrentieclusters bestemde
middelen beter ingezet kunnen worden om schaaleffecten te bevorderen en de
verspreiding van innovatie te verbeteren. Daarnaast zou de effectiviteit van
het beleid kunnen worden versterkt door deze clusters in staat te stellen echte
netwerken van bedrijven met positieve overloopeffecten te worden. Ten slotte
zullen de kosten van het belastingkrediet voor onderzoek naar verwachting 5,8
miljard EUR (in de buurt van 0,3 % van het bbp) bereiken in 2014. Ondanks
de kosten van deze maatregel is geen ex post beoordeling van de effectiviteit
ervan voor O&O beschikbaar. (13)
Hoewel voor bepaalde beroepen (bv. dierenartsen)
belemmeringen voor rechtsvormen, aandeelhoudersvereisten of tarieven zijn
afgeschaft, bestaan voor de meeste beroepen (bv. het taxibedrijf, de
gezondheidssector, het notariaat en juridische beroepen meer in het algemeen)
nog steeds significante belemmeringen voor toegang of bedrijfsuitoefening. De
numerus clausus voor de toegang tot veel beroepen (artsen, apothekers, enz.)
belemmert nog steeds de toegang tot de diensten, en zou kunnen worden herzien
zonder de kwaliteit en de veiligheid in gevaar te brengen. Tot dusver heeft
geen grondige beoordeling van de noodzaak en evenredigheid van beperkingen met
betrekking tot reglementeerde beroepen plaatsgevonden. In de kleinhandelssector
blijven zware vereisten in verband met het verkrijgen van een vergunning voor
de opening van een winkel, met name het gevolg van stedenbouwkundige
voorschriften, en het verbod op het verkopen met verlies bestaan en hebben deze
een negatieve impact op de concurrentie en op de consumenten. Tot op vandaag
zijn in Frankrijk geen concrete maatregelen genomen om in de kleinhandelssector
toegangsbelemmeringen af te schaffen. Met betrekking tot elektriciteits- en
gasdistributie worden voor niet-huishoudelijke klanten de gereglementeerde prijzen
uitgefaseerd. Voor de huishoudens en voor elektriciteit blijven de prijzen
echter gereglementeerd; deze liggen onder de kostprijs en de toegang voor
alternatieve aanbieders wordt beperkt. Met betrekking tot
energie-interconnecties zouden de aan de gang zijnde projecten, met name met
Spanje, moeten worden voltooid om de elektriciteits- en gasinterconnecties met
de buurlanden te versterken. In de spoorwegsector beletten belemmeringen voor
markttoegang nog steeds een efficiënte marktwerking. Frankrijk heeft, behalve
wat de internationale diensten betreft, waar weinig nieuwkomers zijn, zijn
binnenlandse markt voor passagiersvervoer per spoor nog steeds niet voor
concurrentie opengesteld. Het heeft een hervorming van zijn spoorwegsysteem
opgestart om het financieel houdbaarder te maken. In oktober 2013 werd een
wetsontwerp ingediend, dat momenteel door het Parlement wordt besproken. De
ingediende maatregelen omvatten de instelling van een volwaardige
infrastructuurbeheerder binnen een verticaal geïntegreerde structuur die de
zittende exploitant omvat. Deze nieuwe structuur kan de toegang tot het netwerk
door alternatieve exploitanten belemmeren. (14)
Frankrijk heeft een hoge en stijgende totale
belastingdruk. In 2013 bedroeg de belastingquote 45,9 %, een van de hoogste
in de EU en 3,3 procentpunt hoger dan sinds de start van de
begrotingsconsolidatie in 2010. Tegen deze achtergrond heeft een speciaal
comité (“Assises de la fiscalité”) inbreng geleverd in verband met een
mogelijke herziening van het belastingstelsel. Tot dusver is echter weinig
vooruitgang gemaakt in het verlagen van de wettelijke tarieven van de personen-
en vennootschapsbelasting en het verhogen van de btw-efficiëntie. In plaats
daarvan is een tijdelijke extra belasting op grote ondernemingen tot 2015
verlengd hetgeen ertoe zal leiden dat het wettelijke
all-invennootschapsbelastingtarief op 38,1 % piekt (het wettelijke tarief
van 33,3 % is reeds een van de hoogste in de EU). De Franse regering heeft
een geleidelijke verlaging van het wettelijke tarief tot 28 % tegen 2020
aangekondigd, maar er is geen informatie voorhanden over het precieze
tijdschema voor de invoering van de maatregel. Er is het afgelopen jaar ook
beperkte vooruitgang geboekt in het verminderen en stroomlijnen van de
inkomstenbelastingkortingen. Ondanks enige vooruitgang op het gebied van
milieubelasting (bv. met de geleidelijke invoering van een koolstofheffing of
“contribution climat énergie”), blijft de milieubelasting in verhouding tot het
bbp laag. Met name zijn de accijnzen in Frankrijk niet aan de inflatie
gekoppeld en blijven een aantal belangrijke milieuschadelijke subsidies zoals
de preferentiële accijns op diesel bestaan. Ten slotte zijn in 2013
geen bijkomende maatregelen genomen om de bevoordeling van schulden in de
vennootschapsbelasting aan te pakken met het oog op het voorkomen van een
verdere stijging van de totale private schuldenlast. (15)
Ondanks een aantal in Frankrijk genomen
beleidsmaatregelen bleef de situatie op de arbeidsmarkt verslechteren in 2013
en blijven er significante uitdagingen bestaan. De werkloosheid bleef stijgen
tot 10,3 % in 2013 (tegenover 7,5 % in 2008). Frankrijks arbeidsmarkt
blijft gesegmenteerd met zeer lage niveaus van overgang van tijdelijke naar
vaste contracten (de kans om van een tijdelijke naar een vaste baan over te
stappen, bedroeg slechts 10,6 % in 2010, tegenover 25,9 % gemiddeld
in de EU). Het centraal akkoord inzake het beschermen van werkgelegenheid is in
een wet vertaald die in juli 2013 is aangenomen. Hoewel deze hervorming een
positieve stap is, blijft de impact ervan in dit stadium ongelijk. Met name
hebben zeer weinig bedrijven gebruik gemaakt van de wettelijk ingestelde
regelingen voor akkoorden op bedrijfsniveau om in geval van tijdelijke
economische moeilijkheden de flexibiliteit van de arbeidsomstandigheden te
verhogen. Het percentage voor de rechtbank gebrachte effectieve ontslagen is
echter significant gedaald. Hoewel in 2014 onderhandelingen tussen de sociale
partners hebben plaatsgevonden om het stelsel van werkloosheidsuitkeringen te
hervormen, zal het nieuwe akkoord naar verwachting het tekort van het stelsel
niet substantieel verminderen. Het gecumuleerde tekort van het stelsel van
werkloosheidsuitkeringen, dat in 2013 in de buurt lag van 1 % van het bbp,
vergt bijkomende structurele maatregelen om voor de houdbaarheid ervan te
zorgen. Met name werden sommige elementen, zoals de voorwaarden om in
aanmerking te komen, de degressiviteit van de uitkeringen in de tijd of de
vervangingsgraden voor werknemers met de hoogste lonen, ingevolge het jongste
akkoord tussen de sociale partners in 2014 slechts miniem gewijzigd en zouden
deze verder moeten worden aangepast om ervoor te zorgen dat de prikkels om te
werken toereikend zijn. Dankzij opeenvolgende pensioenhervormingen is de arbeidsparticipatie
van de werknemers tussen 55 en 64 jaar de laatste drie jaar constant gestegen.
De participatiegraad onder oudere werknemers in Frankrijk (45,6 % in 2012)
blijft echter ruim onder het gemiddelde in de EU (-4.5 procentpunt lager) en
slechts 55 % van de oudere werknemers in Frankrijk gaat onmiddellijk na
het beëindigen van de beroepsloopbaan met pensioen (2008-2011). De
werkloosheidsgraad voor deze groep is bijgevolg de laatste jaren sterk
gestegen. Het is dan ook nodig de maatregelen te versterken om hun
inzetbaarheid als werknemer te verbeteren en daarbij de prikkels te herzien om
aan het werk te blijven of weer aan het werk te gaan. (16)
Uit de enquête van het programma voor internationale
studentenbeoordeling van 2013 bleek dat de onderwijsongelijkheid in Frankrijk
tot de grootste in de OESO-landen behoort. Een zesde van de jongeren in
Frankrijk verlaat onderwijs en opleiding zonder diploma. Dit is bijzonder
verontrustend omdat de jongerenwerkloosheid eind 2013 25,5 % bedroeg en de
kans op werkloosheid voor de minst gekwalificeerde jongeren bijna tweemaal zo
hoog was. De programma's om het leerlingwezen te bevorderen, moeten vooral de
minst gekwalificeerde jongeren bereiken. Enige vooruitgang in het aanpakken van
dit probleem is gemaakt door de opstart van de hervorming van de leerplicht in
juli 2013 en de aanneming van een wet betreffende beroepsopleiding en
permanente educatie. Het is echter te vroeg om te beoordelen of deze
maatregelen de ongelijkheden in het onderwijssysteem daadwerkelijk zullen
verminderen en er moet nog uitvoering worden gegeven aan een in januari 2014
aangekondigd nieuw plan dat zich op scholen voor lager secundair onderwijs in
achterstandsgebieden richt. Ten slotte is de overgang van school naar werk
vergemakkelijkt, maar is het aantal leerlingen in 2012 gedaald en zijn de
regelingen steeds meer de studenten in het hoger onderwijs ten goede gekomen. (17)
In de context van het Europees semester heeft de
Commissie een brede analyse van het economische beleid van Frankrijk verricht.
Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale
hervormingsprogramma doorgelicht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de
relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in
Frankrijk, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht
zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de
Europese Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige
nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het
Europees Semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7
weergegeven. (18)
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het
stabiliteitsprogramma van Frankrijk onderzocht. Zijn advies daarover[10] is met name in de
onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. (19)
In het licht van de diepgaande evaluatie van de
Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma
en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van
artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande
aanbevelingen 1 tot en met 6 weergegeven. (20)
In de context van het Europees semester heeft de
Commissie tevens een analyse van het economische beleid van de eurozone als
geheel verricht. Op basis van deze analyse heeft de Raad specifieke aanbevelingen
gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben. Ook Frankrijk dient erop
toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt
gegeven, BEVEELT AAN dat Frankrijk in de periode
2014-2015 actie zou moeten ondernemen om: 1. De
begrotingsstrategie te versterken, inclusief door het nader specificeren van de
onderliggende maatregelen gedurende 2014 en daarna om te zorgen voor houdbare
correctie van het buitensporig tekort tegen 2015 door het realiseren van de
structurele aanpassingsinspanning die in de aanbeveling van de Raad in het
kader van de buitensporigtekortprocedure is gespecificeerd. Een houdbare
correctie van de budgettaire onevenwichtigheden vereist een geloofwaardige
uitvoering van ambitieuze structurele hervormingen om de aanpassingscapaciteit
te vergroten en groei en werkgelegenheid te stimuleren. Na de correctie van het
buitensporig tekort de structurele aanpassing van jaarlijks ten minste 0,5% van
het bbp en meer in goede economische omstandigheden of indien nodig in de
richting van de middellangetermijndoelstelling voort te zetten, om ervoor te
zorgen dat aan de schuldregel wordt voldaan zodat de hoge overheidsschuldquote
een duurzame neergaande trend blijft vertonen. De inspanningen op te voeren om
in alle subsectoren van de overheid efficiëntieverbeteringen tot stand te
brengen, inclusief door, in voorkomend geval, het toepassingsgebied van het
regeringsoptreden te herdefiniëren. Met name stappen te doen om vanaf 2015
zoals gepland de stijging van de socialezekerheidsuitgaven significant te
verminderen, bijvoorbeeld door het vaststellen van ambitieuzere
jaardoelstellingen voor de uitgaven van de gezondheidszorg, het beteugelen van
de pensioenkosten, en het stroomlijnen van de gezinsbijslagen en
huisvestingsvergoedingen. Een duidelijk tijdschema voor het aan de gang zijnde
decentralisatieproces vast te stellen en tegen december 2014 de eerste stappen
te doen met het oog op het elimineren van administratief dubbel werk, het
vergemakkelijken van fusies tussen lokale besturen en het verduidelijken van de
verantwoordelijkheden van elke lokale bestuurslaag. De jaarlijkse stijging van
de belastinginkomsten van de lokale overheid te plafonneren en de subsidies van
de centrale overheid te verminderen zoals gepland. Naast de noodzaak van
kortetermijnbesparingen stappen te doen om de op middellange en lange termijn
verwachte stijging van de publieke uitgaven aan te pakken, inclusief de
uitgaven inzake geneesmiddelen, en wanneer en indien nodig bijkomende
maatregelen te nemen om tegen 2020 het pensioenstelsel op houdbare wijze in
evenwicht te brengen, met een bijzondere focus op bestaande bijzondere
regelingen. 2. Ervoor te zorgen dat de
arbeidskostenvermindering als gevolg van het “crédit d’impôt compétitivité
emploi” wordt volgehouden. Actie te ondernemen om de socialezekerheidsbijdragen
van de werkgevers verder te verlagen in lijn met de toezeggingen ingevolge het
verantwoordelijkheids- en solidariteitspact en ervoor te zorgen dat geen andere
maatregelen het effect ervan tenietdoen en dat aan de momenteel beoogde
targeting wordt vastgehouden. De economische impact van de vrijstellingen van
socialezekerheidsbijdrage nader te evalueren, waarbij de nadruk op
werkgelegenheid, loonontwikkelingen en concurrentievermogen komt te vallen, en
indien noodzakelijk passende maatregelen te nemen. Op begrotingsneutrale wijze
de arbeidskosten verder te verminderen, namelijk aan de onderkant van de
loonschaal, met name door gerichte verlagingen van de
socialezekerheidsbijdragen van de werkgevers, rekening houdend met de diverse
loonondersteuningsregelingen. 3. Tegen december 2014 de
administratieve, fiscale en boekhoudregels voor bedrijven te vereenvoudigen en
concrete maatregelen te nemen om het lopende "vereenvoudigingsplan"
van de regering ten uitvoer te leggen. Belemmeringen uit hoofde van de
regelgeving voor de groei van bedrijven te elimineren, met name door het
herzien van de groottegerelateerde criteria in de voorschriften om
drempeleffecten te vermijden. Stappen te doen om het innovatiebeleid te
vereenvoudigen en de efficiëntie ervan te verbeteren, met name middels een
evaluatie en indien noodzakelijk een aanpassing van het “crédit d’impôt
recherche”. Ervoor te zorgen dat de middelen op de meest effectieve
concurrentieclusters gericht zijn en de economische impact van de in de
clusters ontwikkelde innovatie verder te bevorderen. 4. Ongerechtvaardigde
beperkingen van de toegang tot en uitoefening van gereglementeerde beroepen af
te schaffen en de toetredingskosten te verminderen en de concurrentie in de
diensten te bevorderen. Verdere actie te ondernemen om de regelgevingslast die
van invloed is op de werking van de kleinhandelssector te verminderen, met name
door de vergunningverlening voor de opening van een winkel te vereenvoudigen en
het verbod op het verkopen met verlies op te heffen. Met behoud van betaalbare
voorwaarden voor kwetsbare groepen ervoor te zorgen dat de gereglementeerde
gas- en elektriciteitstarieven voor huishoudelijke klanten op een passend
niveau worden vastgesteld dat geen obstakel voor de concurrentie vormt. De
interconnectiecapaciteit voor elektriciteit en gas met Spanje te versterken;
met name de interconnectiecapaciteit voor gas te vergroten om de Iberische
gasmarkt en de Europese markt volledig te integreren. In de spoorwegsector
ervoor te zorgen dat de nieuwe eengemaakte infrastructuurbeheerder
onafhankelijk is van de zittende exploitant en stappen te doen om vóór 2019 het
binnenlandse personenvervoer voor concurrentie open te stellen. 5. De belastingdruk op arbeid te
verminderen en de inspanningen op te voeren om het belastingstelsel te
vereenvoudigen en de efficiëntie ervan te verhogen. Hiertoe met ingang van de
begroting van 2015 maatregelen te nemen om: op basis van recente beoordelingen
en het “Assises de la fiscalité”-initiatief inefficiënt personeel te
verwijderen en vennootschapsbelastingkortingen op te heffen; bijkomende
maatregelen te nemen om de schuldbevoordeling in de vennootschapsbelasting op
te heffen; de fiscale grondslag, met name inzake consumptie, te verbreden;
milieuschadelijke subsidies uit te faseren. 6. Verdere actie te ondernemen
om de rigiditeit van de arbeidsmarkt te bestrijden, met name maatregelen te
nemen om de voorwaarden van de “accords de maintien de l’emploi” te herzien om
ervoor te zorgen dat zij meer worden toegepast door bedrijven in moeilijkheden.
Bijkomende maatregelen te nemen om samen met de sociale partners het stelsel
van werkloosheidsuitkeringen te hervormen om de houdbaarheid ervan te
garanderen en ervoor te zorgen dat het voldoende prikkels geeft om weer aan het
werk te gaan. De begeleiding en opleiding voor oudere werknemers op te voeren
en de relevante specifieke regelingen inzake werkloosheidsuitkeringen te
herbeoordelen. 7. Door te gaan met de
modernisering van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding, uitvoering te
geven aan de hervorming van de leerplicht en verdere actie te ondernemen om
onderwijsongelijkheden te verminderen met name door het versterken van de
maatregelen inzake schooluitval. Ervoor te zorgen dat het actieve
arbeidsmarktbeleid de meest kwetsbare groepen daadwerkelijk ondersteunt. De
overgang van school naar werk te verbeteren, met name door het versterken van
de maatregelen voor de verdere ontwikkeling van het leerlingstelsel, met een
specifieke klemtoon op de laaggeschoolden. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. [2] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25. [3] COM(2014) 411 definitief. [4] P7_TA(2014)0128 en P7_TA(2014)0129. [5] PB L 140 van 27.5.2013, blz. 11. [6] C(2013) 8004 final. [7] COM(2013) 800 final. [8] COM(2013) 790 final. [9] SWD(2014) 81 final. [10] Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97
van de Raad.