MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar een circulaire economie: Een afvalvrij programma voor Europa /* COM/2014/0398 final */
Naar
een circulaire economie: Een afvalvrij programma voor Europa 1.
Inleiding:
een circulaire economie ter ondersteuning van duurzame groei Onze economieën
verliezen waardevolle grondstoffen. In een wereld waarin de vraag naar eindige
en soms schaarse hulpbronnen steeds groter zal worden en de concurrentie steeds
scherper, terwijl de druk op hulpbronnen tot meer milieuschade en
-kwetsbaarheid leidt, kan Europa vanuit economisch en ecologisch oogpunt
voordeel halen uit een beter gebruik van deze hulpbronnen. Sedert de industriële
revolutie groeien onze economieën volgens een patroon waarbij
grondstoffen worden omgezet in producten die na verbruik worden weggegooid — een lineair model dat uitgaat van de
veronderstelling dat hulpbronnen in overvloed beschikbaar en makkelijk te
verkrijgen zijn en goedkoop kunnen worden weggegooid. Meer en meer beseft men
dat dit een bedreiging vormt voor het Europese concurrentievermogen. De overgang naar een meer circulaire
economie vormt een wezenlijk onderdeel van de agenda voor hulpbronnenefficiëntie,
die werd vastgesteld in het kader van de Europa 2020-strategie voor slimme,
duurzame en inclusieve groei[1]. Hogere en
aangehouden hulpbronnenefficiëntie is haalbaar en kan
belangrijke economische voordelen opleveren. In een circulaire economie blijft de
waarde die aan een product wordt toegevoegd zo lang mogelijk behouden en wordt
afval geëlimineerd.
Na het einde van de levensduur van een product blijven de hulpbronnen in de
economie, waardoor ze steeds opnieuw productief kunnen worden gebruikt en
waarde blijven creëren. De overgang naar een meer
circulaire economie vereist aanpassingen in de hele waardeketen — van productontwerp tot nieuwe bedrijfs-
en marktmodellen en van nieuwe manieren waarop afval wordt omgezet in een
grondstof tot nieuwe vormen van consumentengedrag. Dit vereist een volledige
systemische verandering, met innovatie die zich niet beperkt tot technologie
maar die ook betrekking heeft op organisatie, maatschappij,
financieringsmethoden en beleid. Omdat er nog steeds nieuwe grondstoffen moeten
worden gebruikt en restafval moet worden weggegooid blijft ook in een zeer
circulaire economie nog lineariteit bestaan. In het bedrijfsleven worden de kansen
die het verbeteren van de hulpbronnenproductiviteit met zich meebrengt reeds
erkend. Het verbeteren van de hulpbronnenefficiëntie in
de hele waardeketens kan de behoefte aan materialen in 2030 met naar schatting
17 tot 24 % doen
verminderen[2]. Een beter gebruik van
hulpbronnen zou het Europese bedrijfsleven jaarlijks 630 miljard euro kunnen
uitsparen[3]. Bedrijfsmatige studies,
gebaseerd op modellering op productniveau, tonen aan dat circulaire economische
benaderingen voor de EU-industrie duidelijke kansen bieden door het wegvallen van
kosten voor materialen en dat het bbp van de EU tot 3,9 %[4] kan worden verhoogd
doordat nieuwe markten en nieuwe producten worden gecreëerd en
er nieuwe waarde voor bedrijven wordt gegenereerd. Het is daarom niet
verwonderlijk dat bedrijven er voortdurend aan werken het beheer van
hulpbronnen te verbeteren. Zij stuiten daarbij echter op allerlei
marktbelemmeringen. Het Europees Platform op hoog niveau
voor efficiënt
hulpbronnengebruik[5], waarin geselecteerde
overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties samenkomen, heeft opgeroepen
tot maatregelen om te komen tot een meer circulaire economie die meer berust op
hergebruik en recyclage van hoge kwaliteit en veel minder op primaire
grondstoffen. In het Stappenplan voor efficiënt
hulpbronnengebruik in Europa uit 2011[6] stelde de Commissie een actiekader
voor en benadrukte zij de behoefte aan een geïntegreerde aanpak op tal van
beleidsterreinen en niveaus. De kernideeën van het stappenplan worden nu
uitgewerkt in het Zevende Milieuactieprogramma (7e MAP)[7]. De overgang naar meer circulaire
economische modellen houdt de belofte in van een veel betere toekomst voor de
Europese economie. Het zou Europa in staat stellen het hoofd te bieden aan de huidige en toekomstige
uitdagingen
die het gevolg zijn van de wereldwijde druk op hulpbronnen en de stijgende
onzekerheid wat de aanvoer ervan betreft. Hulpbronnen steeds opnieuw productief
gebruiken, afval beperken en de afhankelijkheid van een onzekere aanvoer
verminderen leidt rechtstreeks tot meer weerbaarheid en een verbeterd
concurrentievermogen. Omdat het ertoe bijdraagt de economische groei los te
koppelen van het gebruik van hulpbronnen en de impact ervan, biedt het model
een perspectief op een duurzame groei die kan worden aangehouden. Tussen
2000 en 2011 steeg de productiviteit van hulpbronnen in de EU met 20 %.
Dit kan echter gedeeltelijk te verklaren zijn door de gevolgen van de recessie.
Als dit tempo wordt voortgezet, kan een verdere groei worden bereikt met
30 % in 2030, kan het bbp hierdoor met 1 % toenemen en kunnen meer
dan twee miljoen extra banen worden gecreëerd, vergeleken met een scenario
waarin niets wordt gedaan[8].
Verdere inspanningen die moeten leiden tot meer hulpbronnenproductiviteit
zullen gekoppeld worden aan bestaande doelstellingen van het communautair
beleid, zoals het verminderen van de koolstofemissie, het verbeteren van
energie-efficiëntie, de
duurzame herindustrialisering van de EU-economie en het veilig stellen van de toegang
tot grondstoffen, en zullen tegelijkertijd de impact op het milieu en de
uitstoot van broeikasgassen verminderen. Van
een hele reeks beproefde maatregelen voor het aanmoedigen van hulpbronnenefficiëntie
is aangetoond dat zij resultaten opleveren en op een meer systematische basis
kunnen worden toegepast. Er worden ook de nodige stappen ondernomen om ervoor
te zorgen dat deze veranderingen banen opleveren, in het bijzonder door de
mededeling over groene werkgelegenheid en het groene actieplan voor het midden-
en kleinbedrijf[9]. 2.
Een
ondersteunend beleidskader vaststellen Nu materialen en energie voor
veel bedrijven de belangrijkste productiekosten vertegenwoordigen, vormen
markten een belangrijke drijvende kracht achter hulpbronnenefficiëntie en een
circulaire economie. Hoewel markten reeds het voortouw nemen, zijn er echter
een aantal marktbelemmeringen die het efficiënt en doeltreffend beheer van
hulpbronnen in de weg staan. Maatregelen zoals afvalpreventie, ecologisch
ontwerp of hergebruik zouden voor de bedrijven in de EU kunnen leiden tot een
netto besparing van 600 miljard euro, of 8 % van hun jaarlijkse omzet.
Tegelijkertijd kan de jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen met 2 tot 4 %
worden teruggebracht[10]. Om dat doel te bereiken
moeten de marktbelemmeringen echter eerst worden weggewerkt. Hulpbronnenproductiviteit kan
voor veel sectoren voordelen inhouden en zal Europese bedrijven ook in staat
stellen voordeel te halen uit de sterke groei van markten inzake eco-industrie,
waarvan verwacht wordt dat zij tussen 2010 en 2020 in omvang zullen
verdubbelen. Op internationaal vlak is er vanuit verschillende sectoren van de
industrie vraag naar verbeteringen op het vlak van hulpbronnenefficiëntie. Bestaande infrastructuur,
bedrijfsmodellen en technologie zorgen er samen met gevestigd gedrag voor dat
economieën niet voorbij het lineaire model evolueren. Ondernemingen beschikken
misschien niet over de nodige informatie, het vertrouwen of de capaciteit om
over te stappen naar circulaire economische oplossingen. Het financiële stelsel
is vaak terughoudend als het gaat om investeringen in efficiëntieverbetering of
in innovatieve bedrijfsmodellen die als riskant en complex worden beschouwd en
die veel traditionele investeerders afschrikken. Traditioneel consumentengedrag
vormt vaak een hinderpaal voor de ontwikkeling van nieuwe producten en
diensten. In een context waar prijzen niet de juiste weerspiegeling zijn van de
echte maatschappelijke kosten van het gebruik van hulpbronnen en waar het
beleid er niet in slaagt sterke en consistente signalen te geven voor de
overgang naar een circulaire economie, blijven dergelijke belemmeringen vaak
bestaan. Voortbouwend op informatie over
belangrijke producten, materialen en waardeketens zal de Commissie samen met de
belanghebbenden een ondersteunend kader voor de circulaire economie
ontwikkelen, waarbij maatregelen worden ingezet die slimme regelgeving,
marktgebaseerde instrumenten, onderzoek en innovatie, impulsen, het uitwisselen
van informatie en het ondersteunen van vrijwillige methoden met elkaar
combineren. Een dergelijk kader zal bijdragen tot de doelstelling van een duurzame
industriële
heropleving in de EU en steunen op proactieve consumenten en bedrijven, met
bijzondere aandacht voor het midden- en kleinbedrijf. Op internationaal vlak moet de EU zowel multilateraal als
bilateraal nauw samenwerken met andere partners, om zo een maximale impact van
het concept van circulaire economie te verzekeren. De Commissie
zal: de belangrijkste tekortkomingen
van de markt en de governance, die het vermijden van afval en het hergebruik
van afvalmaterialen in de weg staan, verder analyseren, rekening houdend met de
heterogeniteit van materiaalsoorten en de toepassingen ervan, om zo bij te
dragen tot een ondersteunend beleidskader voor hulpbronnenefficiëntie op EU-niveau.
2.1. Ontwerpen en innoveren voor een
circulaire economie In plaats van enkel uit te gaan van oplossingen
aan het einde van de levensduur van een product, wordt afval in een circulaire
economische benadering "weg-ontworpen" en is er gewoonlijk innovatie in
de hele waardeketen. Deze benaderingen omvatten bijvoorbeeld: het verminderen
van de hoeveelheid materiaal dat nodig is voor het leveren van een bepaalde
dienst (lightweighting); het
verlengen van de nuttige levensduur van producten (duurzaamheid); het
verminderen van het energiegebruik en van het gebruik van materialen bij de
productie en het gebruik (efficiëntie); het
verminderen van het gebruik van materialen die gevaarlijk zijn of moeilijk te
recycleren zijn in
producten of productieprocessen (vervanging); het
tot stand brengen van markten voor secundaire grondstoffen (gerecycleerde
materialen), gebaseerd op normen, openbare aanbestedingen enz.; het
ontwerpen van producten die makkelijker kunnen worden onderhouden, hersteld,
verbeterd, gereviseerd of gerecycleerd (eco-ontwerp); het ontwikkelen van de diensten die
de consument in dit opzicht nodig heeft (onderhoudsdiensten, hersteldiensten
enz.); het
aanmoedigen en
ondersteunen van de vermindering van afval en van kwalitatief
hoogwaardig sorteren door de consument; het
stimuleren van systemen voor sorteren en inzamelen die de kosten van recyclage
en hergebruik zo laag mogelijk houden; het
faciliteren van het
bundelen van activiteiten om te voorkomen dat nevenproducten tot afval
verworden (industriële symbiose); en het
aanmoedigen van meer en
betere keuze voor de consument via diensten die een alternatief kunnen
vormen voor de aankoop van producten (zoals verhuur, uitlenen of delen);
daarbij moeten de belangen van de consument gevrijwaard blijven (kostprijs,
bescherming, informatie, contractuele voorwaarden, verzekeringsaspecten enz.). Het ontwerp van productieprocessen,
producten en diensten vormt een belangrijk uitgangspunt. Het ontwerp van
producten kan worden aangepast zodat zij langer kunnen worden gebruikt, kunnen
worden hersteld, gemoderniseerd, gereviseerd en uiteindelijk kunnen worden
gerecycleerd, in plaats van te worden weggegooid. Productieprocessen kunnen
zich meer richten op de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en op
het vermogen van natuurlijke hulpbronnen om zich te herstellen. Door innovatieve
bedrijfsmodellen kan een nieuwe verhouding ontstaan tussen bedrijven en
consumenten. Het onderstaande conceptuele schema
stelt de voornaamste stadia van een circulair economisch model vereenvoudigd
voor. In elk van deze stadia zijn er kansen om de kosten te verlagen en de
afhankelijkheid van natuurlijke hulpbronnen te beperken, groei en banen te
bevorderen en afval en schadelijke uitstoot te beperken. De stadia zijn
onderling verbonden, aangezien materialen in een keten stapsgewijs
(gecascadeerd) kunnen worden benut; de industrie wisselt bijvoorbeeld
nevenproducten uit, producten worden opgeknapt of gereviseerd, of consumenten kiezen
voor systemen waarbij producten als dienst worden geleverd. Het is de bedoeling
dat het aantal hulpbronnen dat de cirkel verlaat zoveel mogelijk wordt beperkt,
zodat het systeem optimaal functioneert. Sommige EU-beleidsmaatregelen en
-instrumenten bevatten reeds middelen en prikkels die in overeenstemming zijn
met het model van de circulaire economie. De afvalhiërarchie waarop onze
wetgeving over afval is gebaseerd ontmoedigt storten en leidt tot de geleidelijke
toepassing van de voorkeursopties van afvalpreventie, het klaarmaken voor
hergebruik en recyclage. Het stoffenbeleid is gericht op het afbouwen van het
gebruik van zeer zorgwekkende giftige stoffen. Sommige maatregelen met
betrekking tot ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten omvatten
vereisten die de duurzaamheid verhogen en recyclage vergemakkelijken. De Strategie voor een Europese
bio-economie[11]
propageert het duurzaam en geïntegreerd gebruik van biologische hulpbronnen en
afvalstromen voor de productie van voedsel, energie en bioproducten. Het klimaatbeleid
creëert stimulansen voor energiebesparing en het verminderen van de uitstoot
van broeikasgassen. Een gemeenschappelijk en coherent
Europees kader voor het bevorderen van de circulaire economie zal helpen
dergelijke elementen samen te brengen met Horizon 2020, om zo een antwoord te
bieden op de uitdaging inzake onderzoek en innovatie[12]. Om ontwerp en
innovatie voor een meer circulaire economie te ondersteunen zal de Commissie: in het kader van het EU-programma
voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 de mogelijkheden demonstreren om te
komen tot een circulaire economie op Europees niveau met innoverende projecten
op grote schaal die zich richten op samenwerking binnen de waardeketen en
tussen waardeketens, het aanmoedigen van de ontwikkeling van vaardigheden, en
het ondersteunen van de toepassing van innovatieve oplossingen in de markt; een versterkt partnerschap instellen ter ondersteuning van
onderzoek en innovatief beleid inzake circulaire economie; onder meer door een meer
samenhangend productbeleid de ontwikkeling van meer circulaire modellen voor
producten en diensten bevorderen, en de toepassing van de Richtlijn inzake
ecologisch ontwerp verder ontwikkelen door meer aandacht te besteden aan
hulpbronnenefficiëntie,
onder meer voor de prioritaire productgroepen uit het werkprogramma 2015-2017;
en het principe van het stapsgewijs benutten (cascaderen) als
onderdeel van het duurzaam gebruik van biomassa aanmoedigen en daarbij rekening
houden met alle sectoren die gebruikmaken van biomassa, om biomassa op de meest
hulpbronnenefficiënte manier te benutten. ·
2.2.
Investeringen in een circulaire economie aanboren De Europese Unie en de lidstaten
moeten investeringen in innovatie in circulaire economie en de benutting ervan
aanmoedigen en, in de context van de hervorming van het financiële
stelsel, belemmeringen wegwerken die particuliere investeringen in
hulpbronnenefficiëntie in
de weg staan. Recente voorstellen van de Commissie inzake niet-financiële
informatie[13], langlopende
financiering[14] en
bedrijfspensioenfondsen[15] bevatten vereisten met
betrekking tot het bekendmaken van relevante milieu-informatie aan beleggers of
besteden aandacht aan investeringsrisico's die verband houden met
hulpbronnenschaarste en met klimaatverandering. Om het risico voor de
investeerders te beperken worden innovatieve financieringsinstrumenten
ontwikkeld, zoals de Financieringsfaciliteit voor natuurlijk kapitaal van de
Commissie en de Europese Investeringsbank. Ook publiek-private partnerschappen
(PPP) vormen doeltreffende hefbomen voor particuliere initiatieven en
investeringen in het efficiënt gebruik van hulpbronnen. Het
partnerschap 'Sustainable Process Industry through Resource and Energy
Efficiency' (SPIRE) en het gezamenlijk technologie-initiatief inzake
biogebaseerde industrieën dragen actief bij tot de
doelstellingen van de circulaire economie. Beleid speelt verder ook een rol
bij het geven van de juiste signalen voor investeringen in hulpbronnenefficiëntie,
door het wegwerken van subsidies die het milieu schade toebrengen en door belasting
te heffen op vervuiling en hulpbronnen, in plaats van op arbeid. In het Europees
semester voor coördinatie
van het economisch beleid wordt aandacht besteed aan de vooruitgang inzake
groene belastinghervormingen in de EU-lidstaten. Om investeringen
in de circulaire economie aan te boren zal de Commissie: verder ingaan op de veelbelovende
gebieden die door de Rondetafelconferentie voor financiering van efficiënt
hulpbronnengebruik[16] werden geïdentificeerd, waaronder innovatieve
financieringsinstrumenten, het opnemen van kwesties inzake hulpbronnen in de
boekhoudkundige regels voor ondernemingen, het verduidelijken van de
verantwoordelijkheden inzake duurzaamheid van financiële
instellingen (fiduciaire verplichtingen), het ontwikkelen van methodologieën voor
een 'stresstest inzake hulpbronnen' voor ondernemingen, en het onderzoeken van
de manier waarop via de obligatiemarkten bijkomende financiering voor projecten
inzake efficiënt
hulpbronnen gebruikt kan worden gevonden; leidraden voorbereiden over de
mogelijkheden die door de nieuwe richtlijnen inzake overheidsopdrachten worden
geboden op het vlak van groene overheidsopdrachten (GO), een aanbeveling
voorbereiden over de monitoring van de prestaties van lidstaten inzake het
bereiken van de indicatieve doelstelling van 50 % GO[17],
innovatieve instrumenten zoals precommerciële aanbesteding en
overheidsopdrachten voor innovatie ondersteunen en het opzetten van
GO-netwerken tussen overheden faciliteren; en de prioriteiten inzake circulaire
economie verder integreren in de EU-financiering en de lidstaten ertoe aanmoedigen beschikbare EU-financiering te
gebruiken voor programma's en projecten inzake circulaire economie, in het
bijzonder via de Europese structuur- en investeringsfondsen. 2.3.
Activiteiten van bedrijven en consumenten aanwenden en het midden- en
kleinbedrijf ondersteunen Bedrijven en consumenten blijven de
voornaamste actoren in de overgang naar een meer circulaire economie.
Beslissingen die eerder of verderop in de waardeketen worden genomen moeten
beter met elkaar in verband worden gebracht, moeten zorgen voor samenhangende stimulansen
voor producenten, investeerders, distributeurs, consumenten en recycleerders,
en moeten een eerlijke verdeling van kosten en baten waarborgen. Er moet
gebruik worden gemaakt van marktmechanismen om te zorgen voor een zo efficiënt
mogelijke allocatie en benutting van hulpbronnen. Eventueel marktfalen en
knelpunten op het gebied van innovatie, moeten worden aangepakt. Er moeten goed
functionerende markten voor secundaire materialen worden ontwikkeld. Er moet in
het bijzonder op worden gelet dat ondernemers in staat worden gesteld zich
toegang te verschaffen tot potentiële nieuwe markten in verband met
circulaire economie en dat de nodige vaardigheden te vinden zijn op de
arbeidsmarkt. Consumenten moeten in staat worden
gesteld weloverwogen keuzes te maken op grond van betere informatie over de
milieuverdiensten van verschillende producten. Het Europees Platform voor efficiënt
hulpbronnengebruik heeft een aantal duidelijke kansen voor het bedrijfsleven geïdentificeerd[18] in de
verschillende stadia van de 'kring' die materialen terug inzet in het
productieproces of in de verschillende onderdelen van dezelfde of een andere
toeleveringsketen. Deze zijn gebaseerd op de ervaring die is opgedaan met
succesvolle initiatieven die op grotere schaal zouden kunnen worden toegepast.
Zij omvatten: in de productiefase: normen voor
duurzame winning, vrijwillige regelingen van de industrie en handelaren,
industriële
symbiose die leidt tot een markt voor nevenproducten; in de distributiefase: betere
informatie over de hulpstoffen die in een product zijn verwerkt en over de
manier waarop producten kunnen worden hersteld of gerecycleerd (in de
aanbevelingen van het Platform omschreven als het 'productpaspoort'); in de consumptiefase:
samenwerkingsmodellen voor consumptie die gebaseerd zijn op het uitlenen,
uitwisselen, ruilen en huren van producten, en dienstverleningssystemen die
onderbenutte activa of middelen (zoals auto's, gereedschap of huisvesting)
beter laten renderen. De proeffase voor de tenuitvoerlegging
van de milieuvoetafdrukmethoden, die opgenomen is in de mededeling van de
Commissie “Bouwen
aan de eengemaakte markt voor groene producten”[19] brengt
belanghebbenden samen om een
gemeenschappelijke en overeengekomen manier te ontwikkelen voor het meten van
de milieueffecten van producten en organisaties. Na deze fase zal de Commissie
beoordelen of deze methoden het nodige succes kennen om te worden toegepast in
bestaande en nieuwe instrumenten ter verbetering van de milieuprestatie van
producten. Dergelijke maatregelen moeten op grotere
schaal worden genomen om goede randvoorwaarden en een gelijk speelveld te
verzekeren voor bestaande en nieuwe bedrijven die zich willen aanpassen aan
wereldomvattende megatrends voor hulpbronnen, om de beste bedrijven te belonen,
om nieuwe ondernemers aan te moedigen de bedrijfsoplossingen voor de toekomst
te ontwikkelen en deze op de markt uit te proberen, en om geloofwaardige
informatie te verstrekken aan de consument. In het proces met verscheidene
belanghebbenden dat werd opgestart in het kader van de Europese
consumentenagenda[20] werd benadrukt dat er
behoefte is aan doeltreffende instrumenten tegen misleidende en ongegronde
beweringen inzake milieuprestaties. Op de arbeidsmarkt moeten de nodige
vaardigheden aanwezig zijn om een doeltreffende en banenrijke overgang te
verzekeren[21]. De mededeling over groene
werkgelegenheid[22] stelt het kader vast
waarbinnen de kansen kunnen worden benut die een meer circulaire en
hulpbronnenefficiënte
economie met zich meebrengt. Nationale, regionale en lokale
autoriteiten en sociale partners spelen ook een belangrijke rol bij het
ontwikkelen van gerichte en gecoördineerde
ondersteuning in de vorm van investeringen, infrastructuur, technologie en
vaardigheden, in het bijzonder waar deze zich richten op het midden- en
kleinbedrijf. Zij zijn ook goed geplaatst om een verschuiving in de keuze van
de consument naar meer duurzame producten en diensten te vergemakkelijken en
een gedragswijziging te bevorderen. Om de
activiteiten van consumenten en ondernemingen (met name het midden- en
kleinbedrijf) te ondersteunen zal de Commissie: voortbouwen op de resultaten van
de proeffase voor de tenuitvoerlegging van de milieuvoetafdrukmethoden die
loopt tot 2016, en vaststellen hoe milieueffectbeoordelingen kunnen worden
gebruikt bij het ontwerpen van producten en processen en bij het aanreiken van
betere informatie over op milieugebied duurzame keuzes aan de consument; de aanzet geven tot een brede
samenwerking tussen belanghebbenden door middel van coördinerende en ondersteunende
activiteiten in het kader van Horizon 2020 en de bijhorende instrumenten,
waaronder het Europees Instituut voor innovatie
en technologie,
de Europese structuur- en investeringsfondsen, het Actieplan voor
eco-innovatie, het groene actieplan voor het midden- en kleinbedrijf en de
Europese consumentenagenda; voortbouwen op de verbintenissen
van de belanghebbenden bij het Europees innovatiepartnerschap inzake
grondstoffen, die rechtstreeks betrekking hebben op hulpbronnenproductiviteit; het scheppen van werkgelegenheid en het ontwikkelen van vaardigheden
ondersteunen door een versterkte coördinatie
van het beleid, door Europese financiering van programma's en regelingen die
groene groei ondersteunen, door het verbeteren van informatie en toezicht (waaronder
via het mechanisme van het Europees semester), en door samen te werken met
sociale partners, instellingen
voor onderwijs en opleiding en andere belanghebbenden; en het op het internationale niveau uitwisselen van goede praktijken
ondersteunen.
3.
Afvalstoffenbeleid
en doelstellingen moderniseren: afval als grondstof Afval omzetten in een grondstof maakt in
circulaire economische systemen deel uit van "het sluiten van de kringloop".
De in de Europese wetgeving opgenomen doelstellingen en streefcijfers vormen
belangrijke drijfveren voor een verbeterd afvalbeheer. Zij stimuleren innovatie
inzake recyclage en hergebruik, beperken het storten van afval, verminderen het
verlies van hulpbronnen en creëren prikkels die leiden tot een
gewijzigd consumentengedrag. Toch produceren wij in de EU nog steeds gemiddeld
ongeveer 5 ton afval per persoon per jaar. Net iets meer dan een derde daarvan
wordt daadwerkelijk gerecycleerd. De Europese Unie heeft zich er politiek
toe geëngageerd[23]
de afvalproductie te verminderen, afval te recycleren tot een belangrijke en
betrouwbare bron van grondstoffen voor de Unie, energie alleen te onttrekken
uit niet-recycleerbare materialen en het storten van afval nagenoeg te
elimineren. Een verdere ontwikkeling van het afvalstoffenbeleid zal
aanzienlijke voordelen opleveren voor groei en werkgelegenheid die relatief
weinig of zelfs niets kosten en die bijdragen tot een beter milieu. Een
ambitieus afvalbeleid kan innovatie aansturen, de competitiviteit van EU-bedrijven
bij het verstrekken van afvalbeheerdiensten op de wereldmarkt versterken en
nieuwe marktkansen bieden aan Europese exporteurs. 3.1. Afvalstreefwaarden vaststellen om
te komen tot een recyclerende maatschappij Europa heeft aanzienlijke vooruitgang
geboekt in het omzetten van afval in een hulpbron en in het promoten van
duurzame manieren van afvalbeheer, zoals recyclage. De prestaties in de
verschillende lidstaten lopen echter sterk uiteen. In zes lidstaten wordt
stedelijk afval inmiddels niet langer gestort, waardoor het aandeel gestort
afval er in de loop van de laatste 20 jaar gedaald is van 90 % naar minder dan 5 %. In bepaalde regio's wordt 85 % van het afval gerecycleerd. In
andere lidstaten wordt meer dan 90 % van
het afval nog steeds gestort en wordt minder dan 5 % gerecycleerd. Het beleid moet krachtige signalen geven
die zorgen voor voorspelbaarheid op langere termijn voor investeringen en
veranderingen, zodat materialen zoals kunststoffen,
glas, metalen, papier, hout, rubber en andere recycleerbare materialen terug kunnen
vloeien naar de economie als secundaire grondstoffen met een concurrerende
kostprijs. Duidelijke doelstellingen voor recyclage voor de periode tot het
jaar 2030 dragen bij tot een dergelijke voorspelbaarheid. Het gescheiden
inzamelen bij de bron zal, samen met deugdelijke methodologieën voor
het berekenen van recyclagepercentages, zorgen voor een kwalitatief hoogstaande
recyclage en bijdragen tot het ontwikkelen van markten voor de aanvoer van
secundaire grondstoffen van hoge kwaliteit.
Daartoe moet de bestaande meetmethode die gebruikt wordt om te bepalen wat
daadwerkelijk gerecycleerd wordt verduidelijkt worden. Sommige lidstaten merken
ingezameld afval momenteel namelijk aan als gerecycleerd afval, ondanks het
feit dat er tussen deze twee fasen veel materiaal verloren gaat. Het storten
van
al het recycleerbare afval moet uiterlijk in 2025 worden voorkomen. De
lidstaten zouden moeten trachten storten uiterlijk in 2030 vrijwel geheel uit
te bannen. Wat betreft niet-herbruikbaar en niet-recycleerbaar afval kan het
terugwinnen van energie, met inbegrip van het omzetten van afval in energie en
het gebruik van biobrandstoffen, een rol spelen. De capaciteit in de EU om
energie terug te winnen is ongelijk verspreid en moet meer doeltreffend worden
ingezet. Tegelijkertijd moeten maatregelen worden genomen om overcapaciteit te
voorkomen. Een succesvolle tenuitvoerlegging kan
zorgen voor meer dan 180 000
directe arbeidsplaatsen in de EU in 2030. Deze komen bovenop de naar schatting
400 000
arbeidsplaatsen die zullen worden gecreëerd door de
tenuitvoerlegging van de van kracht zijnde afvalwetgeving[24].
Zij zullen ertoe leiden dat aan 10 tot 40 %
van de behoefte aan grondstoffen in de EU kan worden voldaan. Omdat in 2030 62
Mt CO2-equivalent per jaar zal kunnen worden vermeden, dragen zij
ook bij tot het bereiken van de EU-doelstelling om de uitstoot van
broeikasgassen uiterlijk in 2030 met 40 %
te verminderen. Om de
economische, sociale en ecologische voordelen van het beter beheer van
stedelijk afval te versterken stelt de Commissie voor: •
het
aandeel van het stedelijk afval dat wordt gerecycleerd en hergebruikt uiterlijk
in 2030 te verhogen tot minstens 70 %; •
het
recyclagepercentage voor verpakkingsafval te verhogen tot 80 % in 2030, met tussentijdse
doelstellingen van 60 % in
2020 en 70 % in 2025
en met doelstellingen voor specifieke materialen; •
het
storten van recycleerbare kunststoffen, metalen, papier en karton, glas en
biologisch afbreekbaar afval uiterlijk in 2025 te verbieden; de lidstaten
zouden moeten trachten storten uiterlijk in 2030 vrijwel geheel uit te bannen[25]; •
de
ontwikkeling van markten voor secundaire grondstoffen van hoge kwaliteit verder
te bevorderen, onder meer door het evalueren van de toegevoegde waarde van
criteria om uit te maken wanneer een stof niet langer een afvalstof is die voor
specifieke materialen gelden; en •
de
berekeningsmethode voor gerecycleerde materialen te verduidelijken om recyclage
van hoge kwaliteit te verzekeren. 3.2. De afvalstoffenwetgeving
vereenvoudigen en beter ten uitvoer leggen Streefwaarden laten aan de lidstaten de
ruimte om zelf te beslissen hoe zij deze zullen halen. De tenuitvoerlegging op
het nationale niveau van afvalstoffenwetgeving kan echter nog verder worden
vereenvoudigd en verbeterd, en de ongelijkheden kunnen worden weggewerkt. In 2012 ontwikkelde de Commissie een
scorebord voor het afvalbeheer en stappenplannen met specifieke aanbevelingen
voor de lidstaten die het minst goed presteerden. Zij zal bijzondere aandacht blijven
besteden aan de lidstaten die het verst verwijderd staan van de streefwaarden,
door — in samenspraak
met deze lidstaten — zwakke
punten in de tenuitvoerlegging in een vroeg stadium aan te pakken. Bij het verbeteren van het afvalbeheer
op nationaal niveau zijn economische maatregelen nuttig gebleken - in het
bijzonder belastingen op storten en verbranden, gedifferentieerde
tariefstelling, uitgebreidere regelingen voor producentenaansprakelijkheid, of
stimulansen voor lokale overheden om preventie, hergebruik en recyclage te
promoten. Een verbod op storten bleek ook doeltreffend te zijn. Omdat
producenten rekening moeten houden met verschillende nationale systemen binnen
de EU zal het op EU-niveau vaststellen van minimumnormen inzake
producentenaansprakelijkheid de kosten doen dalen en belemmeringen wegnemen. Er kunnen Europese middelen worden
ingezet om de inspanningen van de lidstaten te ondersteunen waarbij de nadruk ligt
op geïntegreerd
afvalbeheer, met inbegrip van infrastructuur voor gescheiden ophaling,
hergebruik en recyclage. Het storten van afval of het alleen maar verbranden
ervan zou in de toekomst niet meer mogen worden ondersteund. Om optimaal gebruik te kunnen maken van
de in de EU beschikbare capaciteit inzake afvalbeheer is een betere planning en
uitwisseling van informatie nodig. Het kan ook nodig zijn in ieder geval als
tijdelijke maatregel binnen de EU meer transport van afval naar de meest
moderne en efficiënte
installaties toe te laten. Op nationaal niveau kunnen het inzamelen
van informatie en de rapportage verder worden gestroomlijnd en vergemakkelijkt.
De betrouwbaarheid van gegevens en de consistentie ervan in de hele EU kunnen
worden verbeterd. Het vaststellen van gemeenschappelijke indicatoren zal een
beter toezicht en een betere vergelijking van de prestaties van de lidstaten
toelaten[26]. Maatregelen om het acquis inzake
afval verder te vereenvoudigen en om de doeltreffendheid en efficiëntie te
verzekeren zullen voortbouwen op de inspanningen die reeds zijn gedaan om de
administratieve kosten van het afvalstoffenbeleid te verminderen, bijvoorbeeld
via uitzonderingen op de terugnameplicht voor bepaalde kleine en middelgrote
ondernemingen of via inspanningen om een verplichte elektronische uitwisseling
van gegevens over afvaltransport in te voeren. Om te verzekeren
dat de voordelen van EU-wetgeving worden bereikt door vereenvoudiging en een
betere tenuitvoerlegging stelt de Commissie voor: •
overlappingen
tussen afvaldoelstellingen aan te pakken en definities op elkaar af te stemmen; •
de
rapportageverplichtingen van de lidstaten aanzienlijk te vereenvoudigen, met
inbegrip van het verduidelijken en stroomlijnen van de berekeningsmethoden voor
streefwaarden inzake stedelijk afval, storten en verpakkingsafval; •
lidstaten
toelaten kleine en middelgrote ondernemingen of ondernemingen die erg kleine
hoeveelheden ongevaarlijk afval inzamelen en transporteren vrij te stellen van
de algemene verplichtingen inzake registratie en vergunning die door de
kaderrichtlijn afvalstoffen worden opgelegd; •
een
jaarlijkse verslaglegging in te voeren via een enkel meldpunt voor alle
gegevens inzake afval en afvalstoffenstatistieken in overeenstemming te brengen
met de vereisten van de EU-afvalstoffenwetgeving, en tegelijkertijd nationale
methoden af te wegen tegen statistische normen; •
de
ontwikkeling van geautomatiseerde systemen voor databewaking en verificatie van
gegevens door een derde in lidstaten te vereisen; •
een
mechanisme van vroegtijdige waarschuwing in te stellen om te verzekeren dat de lidstaten
tijdig passende maatregelen nemen om de streefwaarden te halen; •
minimale
operationele voorwaarden voor regelingen op het gebied van uitgebreide producentenaansprakelijkheid
vast te stellen die verder kunnen worden uitgewerkt op nationaal niveau of in
EU-richtsnoeren, en het gebruik van economische instrumenten in de lidstaten te
bevorderen; en •
directe
investeringen in mogelijkheden inzake afvalbeheer bovenin de afvalhiërarchie
(preventie, hergebruik, recyclage) te bevorderen. 3.3. Specifieke afvaluitdagingen
aanpakken Om het hoofd te kunnen bieden aan de
uitdagingen die worden gesteld door specifieke soorten afval en die gepaard
gaan met een belangrijk verlies aan hulpbronnen of met een belangrijke invloed
op het milieu, is een aanpak op maat nodig. Afvalpreventie: In elk stadium
van een circulaire economie moet de hoogste prioriteit worden gegeven aan het
verminderen van de hoeveelheid afval die wordt gegenereerd. De lidstaten hebben
onlangs afvalpreventieprogramma's aangenomen, zoals dat verplicht is gesteld
door de kaderrichtlijn afvalstoffen. Deze programma's worden momenteel
onderzocht door het Europees Milieuagentschap. Na deze beoordeling zal de
Commissie initiatieven nemen om goede praktijken inzake afvalpreventie in de EU
te promoten. Zwerfvuil op zee: Zwerfvuil
op zee verontreinigt stranden, brengt schade toe aan het leven in de zee en
veroorzaakt een afvalprobleem op de lange termijn dat alleen tegen een hoge
kostprijs opgeruimd kan worden. In het zevende milieuactieprogramma wordt
gepleit voor een kwantitatieve beperking in de hele Unie als kerndoel,
ondersteund door brongerichte maatregelen. De volledige tenuitvoerlegging van de
maatregelen in het herziene pakket van EU-wetgeving inzake afval zou kunnen
leiden tot een vermindering van het zwerfvuil op zee met 13 % in 2020 en met 27 % in 2030. Het vaststellen van
een specifieke reductiestreefwaarde voor 2020 zou een sterk signaal inhouden
voor de lidstaten die momenteel maatregelen treffen om in het mariene milieu in
dat jaar een "goede milieutoestand" te bereiken teneinde te voldoen
aan de kaderrichtlijn mariene strategie en zou een stimulans betekenen voor de
ontwikkeling van actieplannen inzake zwerfvuil op zee in het kader van de vier
regionale zeeverdragen. Ook andere maatregelen op het niveau van de EU, die
onder andere rekening houden met de resultaten van de lopende evaluatie van de richtlijn
havenontvangstvoorzieningen[27], zullen bijdragen tot het
bereiken van deze streefwaarde. Een tweede fase in de reductiedoelstelling zal
te zijner tijd worden ontwikkeld. Deze zal steunen op een verdere analyse van
het verminderingspotentieel dat wordt geboden door andere bronnen op het land
of op zee en zal rekening houden met de verbintenis die tijdens de
Rio+20-conferentie werd aangegaan om het zwerfvuil op zee in 2025 aanzienlijk
te verminderen. Bouw- en sloopafval: Voor het
verhogen van het recyclagepercentage van bouw- en sloopafval is het bestaan van
markten voor gerecycleerde materialen van essentieel belang. Zoals uiteengezet
in de mededeling van de Commissie over mogelijkheden voor hulpbronnenefficiëntie
in de bouwsector zullen ontwerpen voor een beter beheer van bouw- en
sloopafval, een verhoogde recycleerbaarheid en een hoger aandeel van
gerecycleerde grondstoffen in bouwmaterialen deel uitmaken van een kader voor
de beoordeling van de milieuprestatie van gebouwen[28]. Bovendien zullen, in het kader van het
voorgestelde mechanisme van vroegtijdige waarschuwing, de prestaties van de
lidstaten worden afgemeten tegen de streefwaarde om te komen tot een
recyclagepercentage van 70 % in 2020, door maatregelen zoals een verhoogde
heffing op het storten van bouw- en sloopafval, of het invoeren van bijkomende
verplichtingen inzake het sorteren van afval op grote slooplocaties om zo de
kwaliteit van de gerecycleerde materialen te verhogen. Voedselafval: Naar schatting 30 % van het
wereldwijd geproduceerde voedsel gaat verloren of wordt verspild. De Commissie overweegt
specifieke voorstellen te doen om het voedselafval te verminderen. Gevaarlijk afval: Een goed
beheer van gevaarlijk afval blijft moeilijk. Voor een deel van deze afvalstroom
ontbreken gegevens over de behandeling ervan. Als eerste stap zullen de
registratie en traceerbaarheid worden versterkt door het instellen van
registers van gevaarlijk afval en door het in kaart brengen van de capaciteiten
en de knelpunten in de systemen voor het beheer van gevaarlijk afval in de
lidstaten. Zoals dat reeds het geval is in meerdere lidstaten kunnen deze
registers geleidelijk worden uitgebreid tot andere soorten afval. Kunststofafval: De
productie van kunststoffen in de EU blijft naar verwachting met 5 % per jaar groeien. Niet meer dan
24 % van het
kunststofafval wordt gerecycleerd, bijna 50 % wordt gestort en de rest wordt
verbrand. De publieke raadpleging over kunststofafval die in 2013 door de
Commissie werd gehouden[29] wees op een aanzienlijk
potentieel voor een meer duurzaam gebruik van kunststoffen en bracht aan het
licht dat er veel steun is voor het uitbannen van het storten van kunststoffen
en voor een beter ontwerp van kunststoffen en de eruit vervaardigde producten.
Het recente voorstel van de Commissie dat lidstaten toestaat het gebruik van
plastic draagtassen te beperken[30] en de in deze mededeling
vervatte voorstellen om meer te recycleren en een eind te maken aan storten,
vormen belangrijke stappen in een beter beheer van kunststofafval. Recyclage van kritieke grondstoffen: Hoewel
alle grondstoffen belangrijk zijn, moet bijzondere aandacht worden besteed aan
kritieke grondstoffen. De wereldwijde productie ervan vindt immers vooral
plaats in een klein aantal landen. Deze grondstoffen zijn bovendien vaak moeilijk
te vervangen door alternatieven en worden maar weinig gerecycleerd. In het
kader van het grondstoffeninitiatief[31] en het
Europees innovatiepartnerschap inzake grondstoffen steunt de
Commissie het efficiënt gebruik en de recyclage van kritieke
grondstoffen. Illegaal afvaltransport: De
Commissie zal meer actie ondernemen om ervoor te zorgen dat de EU-wetgeving op
dit gebied wordt nageleefd, in het bijzonder Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de
overbrenging van afvalstoffen die onlangs werd aangepast om de
afvaltransportcontrole te versterken. Recyclage van fosfor: Fosfor
is een essentiële
hulpbron bij de productie van levensmiddelen, maar heeft te maken met grote
risico's op het vlak van voorzieningszekerheid. Zoals fosfor op dit moment
gebruikt wordt gaat elke deel van de levenscyclus gepaard met afval en verlies.
In aansluiting op de Consultatieve mededeling over duurzaam gebruik van fosfor[32]
ontwikkelt de Commissie momenteel een kader voor verdere actie. De Commissie zal
de specifieke afvaluitdagingen aanpakken door: een streefdoel
voor te stellen voor het uiterlijk in 2020 verminderen van zwerfvuil op zee
met 30 % voor de tien
meest voorkomende soorten zwerfvuil die op stranden worden gevonden en voor
vistuig dat op zee wordt aangetroffen, waarbij deze lijst wordt aangepast aan
elk van de vier mariene regio's in de EU; maatregelen te
overwegen die de markten in gerecycleerde materialen uit bouw- en
sloopafval
moeten stimuleren en een gemeenschappelijk EU-kader te ontwikkelen voor de
beoordeling van de milieuprestatie van gebouwen; voor te stellen
dat de lidstaten nationale strategieën ter voorkoming van voedselafval
ontwikkelen en zich inspannen om het voedselafval bij de productie, bij
de verkoop en distributie, in grootkeukens en het horecabedrijf en in
huishoudens uiterlijk in 2025 met minstens 30 % te verminderen; de ontwikkeling
te overwegen van een passend registratiesysteem, tenminste voor gevaarlijk
afval, in alle lidstaten; in aanvulling op
haar voorstel om het gebruik van plastic draagtassen te verminderen, voor te
stellen dat het storten van kunststoffen uiterlijk in 2025 verboden moet
worden; voor te stellen
dat de lidstaten in hun nationale plannen voor afvalbeheer maatregelen opnemen
omtrent het inzamelen en recycleren van afval dat belangrijke hoeveelheden
kritieke grondstoffen bevat; en de ontwikkeling
van een beleidskader inzake fosfor in overweging te nemen dat moet
zorgen voor een versterking van de recyclage ervan, de innovatie moet
bevorderen, de marktomstandigheden moet verbeteren en het duurzaam gebruik
ervan op moet nemen in de Europese wetgeving inzake meststoffen, voedsel, water
en afval.
4.
Een
streefwaarde voor efficiënt
hulpbronnengebruik vaststellen In het Zevende milieuactieprogramma
waren de lidstaten en het Europees Parlement het erover eens dat de Europese
Unie indicatoren en streefwaarden vast moet stellen voor een efficiënt
hulpbronnengebruik en na moet gaan of het aangewezen is een sleutelindicator en
een streefwaarde op te nemen in het Europees semester. Na breed overleg werd
hulpbronnenproductiviteit, gemeten als de verhouding van het grondstofverbruik
tegenover het bbp, als mogelijke indicator voor de productiviteit van
hulpbronnen aangemerkt[33]. Een realistische streefwaarde voor de
productiviteit van hulpbronnen, die door de Europese Unie en haar lidstaten
wordt gesteund, zou de politieke aandacht concentreren en leiden tot het
benutten van de mogelijkheden die een meer circulaire economie biedt voor het
creëren van
duurzame groei en werkgelegenheid – een
potentieel dat momenteel over het hoofd wordt gezien. Dit zou een proportionele
manier zijn om deze samenhang te verzekeren en om actie aan te moedigen. Er wordt reeds verwacht dat de
hulpbronnenproductiviteit in de EU zonder bijzondere maatregelen tussen 2014 en
2030 met 15 % zal
toenemen. Door een slim beleid dat de overgang naar een meer circulaire
economie bevordert (zoals gevraagd door het Europees Platform voor efficiënt
hulpbronnengebruik) kan dit cijfer verdubbeld worden. Het vergroten van de
hulpbronnenproductiviteit met 30 % zou
een belangrijke bijdrage leveren tot de duurzaamheidsdimensie van groei en zal
een positief effect hebben op de werkgelegenheid en het bbp[34]. Voor het bedrijfsleven zou een betere
productiviteit van hulpbronnen leiden tot een beter concurrentievermogen[35].
Hulpbronnen kunnen een belangrijk deel vormen van hun kostenstructuur.
Bovendien hebben zij behoefte aan een aanvoer die beschikbaar en voorspelbaar
is[36].
Omdat een toenemende wereldwijde vraag de prijs van hulpbronnen de hoogte in
drijft en volatiliteit in de hand werkt, zouden er zowel onmiddellijke financiële
winsten als strategische voordelen op de lange termijn zijn. Een grotere
hulpbronnenefficiëntie zal
Europa daarom helpen de doelstelling van herindustrialisering te bereiken. Een streefwaarde voor hulpbronnenproductiviteit
zou de lidstaten die nog geen streefwaarde op nationaal niveau hebben ertoe
aanzetten maatregelen te nemen die oog hebben voor het gebruik van grondstoffen,
zelfs indien zij op het niveau van de EU wordt vastgesteld en niet bindend is.
Een dergelijke streefwaarde zou leiden tot meer evenwichtige maatregelen die
rekening houden met de algemene economische, sociale en ecologische gevolgen en
die deze leemte vullen. Het zou de lidstaten vrijstaan een
afweging te maken tussen beleid en acties die economisch en ecologisch het
meeste opleveren, rekening houdend met bredere beleidsdoelstellingen. Daarbij
kunnen zij voordeel halen uit een aantal goede praktijken die hun nut reeds
hebben bewezen (maar niet in ruime mate worden toegepast), die zij zouden kunnen
gebruiken en aanpassen aan hun eigen behoeften en omstandigheden. De herziening
van de Europa 2020-strategie
loopt momenteel[37], ondersteund
door een openbare raadpleging om alle standpunten over de ontwikkeling
ervan te verzamelen. De Commissie is daarom van mening dat een
beslissing over een streefwaarde voor hulpmiddelenproductiviteit zou moeten
worden genomen in het kader van de herziening, waarbij rekening moet worden
gehouden met de resultaten van de openbare raadpleging en de aanbevelingen van
het Europees Platform voor efficiënt hulpbronnengebruik. Om te verzekeren dat beleidsmakers een
totaalbeeld hebben van de druk die door hulpbronnen op het milieu wordt
uitgeoefend moet ook rekening worden gehouden met andere indicatoren, in het
bijzonder voor wat betreft het gebruik van water en van land, als eindige
hulpbron. Eurostat publiceert sedert 2013 een scorebord voor hulpbronnenefficiëntie, in
het kader van de indicatoren voor Europa 2020[38]. Het scorebord is
ontworpen om toe te zien op de tenuitvoerlegging van het Stappenplan voor
efficiënt
hulpbronnengebruik in Europa, het verband tussen hulpbronnen aan te
tonen, en belanghebbenden verder te betrekken bij het meten van
maatschappelijke vooruitgang op basis van andere cijfers dan het bbp alleen. Om het
potentieel van efficiënt hulpbronnengebruik in het kader van duurzame groei aan
te boren: •
zal
de Commissie rekening houden met de aanbevelingen van het Europees
Platform voor efficiënt hulpbronnengebruik betreffende een
kerndoel voor hulpbronnenefficiëntie, samen met de uitkomsten van
de openbare raadpleging in het kader van de lopende herziening van de Europa 2020-strategie; •
tegelijkertijd
zal het scorebord voor hulpbronnenefficiëntie, dat
gebruikt wordt om toezicht te houden op indicatoren voor het gebruik van andere
hulpbronnen dan koolstof en voor bepaalde materialen (in het bijzonder land en
water), verder worden ontwikkeld; en •
nationale
bureaus voor de statistiek zouden binnen het Europees statistisch systeem een
algemeen aanvaarde methode moeten vaststellen voor de berekening van het
nationale grondstofverbruik. [1] COM(2010) 2020, COM(2011) 21. [2] Meyer, B. et al.
(2011) “Macroeconomic modelling of sustainable development and the links
between the economy and the environment”. Studie uitgevoerd in opdracht van de
Europese Commissie (DG Milieu), beschikbaar via http://ec.europa.eu/environment/enveco/studies_modelling/pdf/report_macroeconomic.pdf [3] “Guide to resource
efficiency in manufacturing: Experiences from improving resource efficiency in
manufacturing companies”, Europe INNOVA (2012). [4] Ellen MacArthur Foundation
(2012), Towards the Circular Economy: Economic and business rationale for an
accelerated transition. [5] http://ec.europa.eu/environment/resource_efficiency/re_platform/index_en.htm. [6] COM(2011) 571. [7] PB L 354 van
28.12.2013, blz. 171-200. [8] Modelling the Economic
and Environmental Impacts of Change in Raw Material Consumption (Een model voor
de economische en ecologische impact van veranderingen in de consumptie van
grondstoffen) (2014), Cambridge Econometrics et al. [9] Verwijzing naar de
mededelingen die tegelijkertijd zullen worden aangenomen. [10] The opportunities to
business of improving resource efficiency (Opportuniteiten voor bedrijven door
het verbeteren van hulpbronnenefficiëntie) (2013), AMEC et al. [11] COM(2012)
60 [12] Zie de bijlage bij deze
mededeling. [13] COM(2013) 207. [14] COM(2014) 168. [15] COM(2014) 167. [16] MEMO/13/110. [17] COM/2008/400 [18]http://ec.europa.eu/environment/resource_efficiency/documents/erep_manifesto_and_policy_recommendations_31-03-2014.pdf [19] COM(2013) 196 en Aanbeveling
2013/179/EU van de Commissie. [20] COM(2012) 225 [21] COM(2012) 173 [22] COM(2014) 446 [23] 7e MAP. [24] SWD(2014) 207 [25] Een bepaald percentage van
het "restafval" kan niet worden hergebruikt en mag dus worden gestort
omdat er momenteel geen alternatieve verwerkingswijze voorhanden is. Dit
percentage zou beperkt worden tot ten hoogste 5 %. [26] Zo zijn er bijvoorbeeld vier
methoden toegestaan voor het berekenen van de doelstelling inzake recyclage van
stedelijk afval. De resultaten verschillen sterk (tot 20 %) naargelang de
gekozen methode. [27] Richtlijn 2000/59/EG [28] COM(2014)
445. [29] COM(2013) 123. [30] COM(2013) 761. [31] COM(2011) 25 [32] COM(2013) 517. [33] Het grondstofverbruik is een
geaggregeerde indicator die alle materiële hulpbronnen omvat die in de economie
worden gebruikt (uitgedrukt in ton) en die rekening houdt met de hulpbronnen
die vervat zitten in geïmporteerde goederen en diensten. Het cijfer is
momenteel beschikbaar voor de EU en voor sommige lidstaten. Landen waarvoor het
grondstofverbruik nog niet bekend is kunnen voorlopig gebruikmaken van het binnenlands
materiaalverbruik. [34] SWD(2014) 211. [35] Belanghebbenden geven de
voorkeur aan grondstofverbruik als maatstaf voor het gebruik van hulpbronnen
omdat het rekening houdt met zowel geïmporteerde goederen als in eigen land
geproduceerde goederen en dus een eerlijke vergelijking van hun respectieve
hulpbronnenefficiëntie mogelijk maakt. [36] Recent onderzoek met
betrekking tot de staalsector en de aluminiumsector toont aan dat grondstoffen
een aandeel vertegenwoordigen van ongeveer 30 tot 40 % van de productiekosten,
wat meer is dan bijvoorbeeld de loonkosten. [37] COM(2014) 130 van
19.3.2014; Tussenopname van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en
inclusieve groei. [38] http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/europe_2020_indicators/ree_scoreboard. Bijlage: Hoe kan Horizon 2020 bijdragen
tot de circulaire economie? Circulaire
economie staat voor een ontwikkelingsstrategie die economische groei inhoudt
zonder dat daar meer consumptie van grondstoffen tegenover staat, die
productieketens en consumptiegewoontes grondig transformeert en die industriële
systemen op systeemniveau herontwerpt. Zij steunt op van technologische,
sociale en organisatorische innovatie. Ze vergt een nieuw geheel van
vaardigheden en kennis, nieuwe financiële instrumenten en de betrokkenheid van
verscheidene belanghebbenden. Wat acties betreft kan circulaire economie worden
ondersteund door demonstratie, in de handel brengen, bekendheid, verspreiding
en internationalisering. Op
inhoudelijk vlak is een sterke integratie vereist doorheen de delen Industrieel
leiderschap (deel II) en Maatschappelijke uitdagingen (deel III) van Horizon
2020. Omdat circulaire economie betrekking heeft op het potentieel van de hele
waardeketen, vergt het ondersteuning vanuit alle stadia van de onderzoeks- en
innovatieketen. Om die reden is er ook een zekere bijdrage nodig vanuit de
andere delen van Horizon 2020 die betrekking hebben op Excellente wetenschap
(deel I), Excellentie verspreiden en deelname verbreden (deel IV), Wetenschap
met en voor de samenleving (deel V), niet-nucleaire eigen acties van het
Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (deel VI) en het Europees Instituut
voor innovatie en technologie (deel VII). Hieronder wordt de bijdrage van
verschillende onderdelen van het Horizon 2020-programma aan de circulaire
economie samengevat weergegeven. Er moet worden opgemerkt dat het
publiek-private partnerschap 'Sustainable Process Industry through Resource and
Energy Efficiency' (SPIRE) en het gezamenlijk technologie-initiatief inzake
biogebaseerde industrieën door Horizon 2020 worden ondersteund en dat zij sterk
bijdragen tot de doelstellingen van de circulaire economie. || || || HORIZON 2020 || || || Excellente wetenschap || Industrieel leiderschap || Maatschappelijke uitdagingen || Excellentie verspreiden en deelname verbreden || Wetenschap met en voor de samenleving || Europees Instituut voor innovatie en technologie || Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek || || || Europese Onderzoeksraad || Toekomstige en opkomende technologieën || Marie Skłodowska-Curie-acties || Onderzoeksinfrastructuren || Leiderschap op het gebied van industriële sleuteltechnologieën || Toegang tot risicofinanciering || Innovatie bij KMO's || Gezondheid, demografische veranderingen en welzijn || Voedselzekerheid, duurzame land- en bosbouw, marien en maritiem onderzoek en onderzoek inzake binnenwateren en de bio-economie || Zekere, schone en efficiënte energie || Slim, groen en geïntegreerd vervoer || Klimaatactie, milieu, efficiënt gebruik van hulpbronnen en grondstoffen || Europa in een veranderende wereld – inclusieve, innovatieve en reflexieve samenlevingen || Een veilige samenleving – de vrijheid en veiligheid van Europa en haar burgers beschermen CIRCULAIRE ECONOMIE - ONDERDELEN || Technologische innovatie || Ontwerp van materialen en processen || ++ || ++ || || ++ || ++ || || + || || + || + || || + || || || || || || Ontwerp van producten || ++ || || || || + || || + || || + || || || + || || || || + || || + Beheer van hulpbronnen (water, afval, energie en grondstoffen) || || + || || ++ || + || || + || || ++ || + || || ++ || || || || ++ || || ++ Maatschappelijke innovatie || Nieuwe modellen voor productie en consumptie || || || || || || || || + || ++ || + || || ++ || + || || || ++ || || + Betrokkenheid van burgers || || || || || || || || || + || || || + || || || || ++ || || Product-dienstmodellen || || || || || || || + || || + || || || ++ || || || || + || || Diensten ontwerpen || || || || || || || + || || + || || || + || || || || || || Organisatorische innovatie || Geïntegreerde oplossingen en systemen || || + || || || + || || + || || ++ || ++ || ++ || ++ || || || || + || || Logistiek || || || || || || || || || ++ || || ++ || + || || || || || || Bedrijfsmodellen || ++ || || || || || || + || || ++ || || || ++ || || || || + || || + Beleidsondersteunende elementen || || || || || || || || || ++ || || || ++ || + || || || ++ || || ++ Kennis en vaardigheden || Ondernemerschap || || || + || || || || || || || || || || || || || || + || Capaciteitsopbouw en multidisciplinariteit || || || + || || || || || || + || || || || || || + || + || + || Financieringsinstrumenten || || || || || || ++ || + || || || || || || || || || || || Bekendheid, verspreiding en internationalisering || || || || || || || || || + || || || + || || || || ++ || || Betrokkenheid van verscheidene belanghebbenden || || || || || + || || || || + || || + || ++ || || || || ++ || || Demonstratie en marktintegratie || || || || || ++ || || || || + || || + || ++ || || || || + || || +
belangrijke bijdrage ++ bijzonder grote bijdrage