MEDEDELING VAN DE COMMISSIE over het Europees burgerinitiatief "Eén van ons" /* COM/2014/0355 final */
1. INLEIDING Het Europees
burgerinitiatief werd ingevoerd met het Verdrag van Lissabon om de Europese
burgers aan te moedigen tot meer democratische betrokkenheid bij Europese
aangelegenheden[1].
Eén miljoen burgers uit de Europese Unie die uit ten minste zeven lidstaten
afkomstig zijn, kunnen de Europese Commissie verzoeken om wetgeving voor te
stellen over zaken waarvoor de EU bevoegd is. Volledige informatie over dit
nieuwe juridische instrument en over alle tot op heden gestarte initiatieven is
te vinden in het Officieel Register betreffende het Europees burgerinitiatief[2]. "Eén van ons"
is het tweede Europees burgerinitiatief dat voldoet aan de voorwaarden van de
verordening van het Europees Parlement en de Raad over het burgerinitiatief.
Het is op 28 februari 2014 door de organisatoren ervan officieel bij de
Commissie ingediend, nadat steunbetuigingen van meer dan 1,7 miljoen
burgers waren ontvangen en de drempel met 18 verschillende lidstaten was
gehaald. Volgens de verordening
over het burgerinitiatief heeft de Commissie drie maanden de tijd om in een
mededeling "haar juridische en politieke conclusies over het
burgerinitiatief mee [te delen], waarbij zij tevens vermeldt welke maatregelen
zij eventueel gaat nemen, en waarom zij deze maatregelen (niet) neemt"[3]. De Commissie heeft de
organisatoren op 9 april 2014 ontvangen; zij zijn op 10 april in de
gelegenheid gesteld het burgerinitiatief tijdens een door de Commissie en het
Europees Parlement in het Europees Parlement georganiseerde openbare hoorzitting
toe te lichten. In bijlage I wordt nadere informatie over de procedurele
aspecten van het burgerinitiatief verstrekt. Het initiatief
"Eén van ons" betreft de "juridische bescherming van de
waardigheid, van het recht op leven en de integriteit van elke mens vanaf de
conceptie, binnen de bevoegdheden van de EU in dewelke deze bescherming van
belang is"[4].
Bij de belangrijkste
doelen verklaren de organisatoren: "[Het] menselijke embryo verdient
respect van zijn waardigheid en integriteit. Dit werd bevestigd door de
uitspraak van het HJEU in de Brüstle-zaak die [het] menselijke embryo
definieert als het begin van de ontwikkeling van een mens. Om de samenhang te
waarborgen van de bevoegdheden waar het leven van [het] menselijke embryo op
het spel staat, zou de EU een verbod moeten uitvaardigen en een einde maken aan
de financiering van activiteiten die de vernietiging van menselijke embryo's
veronderstellen, in het bijzonder met betrekking tot de domeinen van onderzoek,
ontwikkelingshulp en volksgezondheid." In de bijlage wordt
verzocht om drie wetswijzigingen: –
Het Financieel Reglement[5]: Beginsel van samenhang:
Er zal geen budget worden gereserveerd voor de financiering van activiteiten
die menselijke embryo's vernietigt, of waarbij hun vernietiging verondersteld
kan worden. –
Financiering van onderzoek –
De Horizon 2020-verordening[6]:
Ethische beginselen: De volgende onderzoeksterreinen komen
niet voor financiering in aanmerking: […] onderzoeksactiviteiten
die erop zijn gericht menselijke embryo's te vernietigen, inclusief de
activiteiten die gericht zijn op het verkrijgen van stamcellen, en onderzoek
waarbij menselijke embryonale stamcellen in achtereenvolgende stappen gebruikt
worden om ze te verkrijgen. –
Ontwikkelingssamenwerking
– Verordening betreffende het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (IOS)[7]:
Toepassingsgebied: Een
bijdrage van de Unie, op grond van deze Verordening, zal niet worden gebruikt
om abortus te financieren, direct of indirect, via de financiering van
organisaties die abortus aanmoedigen of bevorderen. Er wordt in deze
Verordening niet gerefereerd aan reproductieve en seksuele gezondheid,
gezondheidszorg, rechten, diensten, leveringen, onderwijs en informatie op de
Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkelingssamenwerking, haar
principes en het actieprogramma, de Agenda van Caïro en de Millennium
Doelstellingen, met name MDG n. 5 over gezondheid en moedersterfte, welke
kunnen worden geïnterpreteerd als rechtsgrondslag voor gebruik van EU-fondsen
om direct of indirect abortus te financieren. Het initiatief moet
worden behandeld overeenkomstig de EU-verdragsregels en met name de beginselen
van bevoegdheidstoedeling, evenredigheid en subsidiariteit. 2. Stand van zaken 2.1. Menselijke
waardigheid in EU-wetgeving De
menselijke waardigheid, het recht op leven en het recht op menselijke
integriteit zijn expliciet vastgelegd in het Verdrag betreffende de Europese
Unie (VEU). Volgens artikel 2 VEU zijn "[d]e waarden waarop de Unie
berust, [...] eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie,
gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de
rechten van personen die tot minderheden behoren". Artikel 21 VEU
luidt: "Het internationaal optreden van de Unie berust en is gericht op de
wereldwijde verspreiding van de beginselen die aan de oprichting, de
ontwikkeling en de uitbreiding van de Unie ten grondslag liggen: de democratie,
de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en
de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de
beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van
het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht." Het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie, dat een integraal deel is van de
EU-Verdragen en dat bindend is voor de EU-instellingen, beschermt in zijn
eerste drie artikelen respectievelijk de menselijke waardigheid, het recht op
leven en het recht op menselijke integriteit. Alle EU-wetgeving en
alle EU-uitgaven moeten in overeenstemming zijn met de Verdragen en het
Handvest, en moeten bijgevolg de menselijke waardigheid, het recht op leven en
het recht op menselijke integriteit eerbiedigen. Dit geldt derhalve tevens voor
de EU-wetgeving en de EU-uitgaven op het gebied van onderzoek op menselijke
embryonale stamcellen en ontwikkelingssamenwerking. Opgemerkt zij dat het
Europese Hof van Justitie in het arrest Brüstle (zaak C-34/10), waarnaar de
organisatoren bij de formulering van hun doelen hebben verwezen, heeft overwogen
dat "de richtlijn [biotechnologische uitvindingen] niet tot doel heeft het
gebruik van menselijke embryo's in het kader van wetenschappelijk onderzoek te
regelen. Haar doel is beperkt tot de octrooieerbaarheid van biotechnologische
uitvindingen."[8]
Het Hof ging in het arrest niet in op de vraag of dergelijk onderzoek mag
worden uitgevoerd en of het mag worden gefinancierd. 2.2. Onderzoek op menselijke embryonale
stamcellen 2.2.1. Stamcelonderzoek Onderzoek op menselijke embryonale stamcellen
(MES) kan een bijdrage leveren aan de volgende generatie gezondheidszorg
doordat het leidt tot behandelingen of mogelijke genezingen van onbehandelbare
en/of levensbedreigende ziekten of aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson,
diabetes, beroertes, hartziekten en blindheid. Zo lijden naar schatting vandaag
de dag 1,2 miljoen Europese burgers aan de ziekte van Parkinson[9]. Embryonale stamcellen zijn uniek omdat zij
zich kunnen ontwikkelen tot elk type lichaamscel en wetenschappers deze
eigenschap gebruiken voor het produceren van nieuwe cellen die bij patiënten
kunnen worden getransplanteerd ter vervanging van beschadigd of aangetast
weefsel. Bovendien stellen de studies inzake embryonale stamcellen biologen[10] in staat om te
begrijpen hoe ons weefsel zich ontwikkelt en in stand wordt gehouden; daarnaast
worden stamcellen ook gebruikt om nieuwe geneesmiddelen te testen met als doel
het risico van toxiciteit ervan te verminderen, en om farmaceutisch onderzoek
te bevorderen. Embryonale stamcellen zijn cellijnen waarmee een oneindig aantal
identieke cellen kan worden geproduceerd, die kunnen worden bevroren,
opgeslagen en getransporteerd naar andere laboratoria voor verdere kweek en
experimenten. Derhalve maken onderzoekers bijna altijd gebruik van reeds
bestaande cellijnen in plaats van nieuwe cellijnen te produceren met behulp van
blastocysten[11]
die zijn overgebleven van vruchtbaarheidsbehandelingen en die na expliciete
schriftelijke en geïnformeerde toestemming voor onderzoeksdoeleinden worden
gedoneerd. Er worden thans in de VS, Frankrijk, Zuid-Korea en het VK klinische
proeven gedaan met op menselijke embryonale stamcellen gebaseerde
behandelingen, die aandoeningen als ruggenmergletsel, hartfalen en
verscheidende vormen van blindheid bestrijken[12]. Er zijn ook weefselspecifieke of volwassen
stamcellen geïdentificeerd; zij worden aangetroffen in bepaalde weefsels van
het lichaam en zijn in sommige, maar niet alle gevallen waardevol voor
therapeutische doeleinden. Geïnduceerde pluripotente stamcellen (iPS-cellen)
zijn volwassen, gespecialiseerde cellen die genetisch geherprogrammeerd zijn. De
ontdekker van deze techniek, die voortbouwt op de kennis die eerder is
verworven uit het onderzoek op embryonale stamcellen, heeft in 2012 de
Nobelprijs gekregen. Geïnduceerde pluripotente stamcellen en embryonale
stamcellen hebben tal van soortgelijke eigenschappen, en het onderzoek op dit
gebied blijft vooruitgang boeken; deze cellen kunnen evenwel nog niet naar
klinische standaards worden geproduceerd of als natuurlijke cellen worden behandeld.
Thans wordt bij één klinische proef in Japan voor het eerst gebruikgemaakt van
geïnduceerde pluripotente stamcellen[13].
De ontdekking en de voortschrijdende
ontwikkeling van iPS-cellen steunden op het MES-onderzoek, en embryonale
stamcellen blijven belangrijk voor de ontwikkeling van het onderzoek naar
iPS-cellen – de dankzij beide soorten onderzoek verworven kennis is
complementair.
Aanzien stamceltherapieën voor veel aandoeningen
veelbelovend zijn en het onderzoek daarnaar snelle ontwikkelingen doormaakt,
kan op vele gebieden gelijktijdig onderzoek worden gedaan om na te gaan wat de
beste celbron voor een bepaalde medische toepassing is[14]. 2.2.2. Bevoegdheden en activiteiten van
lidstaten ter zake Op het onderzoek op menselijke embryonale
stamcellen in Europa is nationale wet- en regelgeving van toepassing die van
land tot land verschillend is. Er zijn landen die de formatie van menselijke
embryonale stamcellijnen toestaan, landen die niet de formatie, maar wel de
invoer van embryonale stamcellijnen toestaan, landen die elke vorm van
onderzoek op menselijke embryonale stamcellen verbieden en landen die niet over
specifieke wetgeving ter zake beschikken. Momenteel is het onderzoek op
menselijke embryonale stamcellen, onder voorbehoud van bepaalde controles en
voorwaarden, in 18 lidstaten toegestaan en in 3 lidstaten verboden;
de overige lidstaten kennen geen specifieke wetgeving[15]. 2.2.3. Bevoegdheden en activiteiten op
Unieniveau ter zake Verdragsbepalingen inzake onderzoek Artikel 182 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU) vormt de rechtsgrondslag voor de EU-onderzoekprogramma's: "Het
Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone wetgevingsprocedure en
na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité, een meerjarenkaderprogramma
vast waarin alle activiteiten van de Unie zijn opgenomen." Deze EU-onderzoekprogramma's worden vastgesteld onverminderd de
activiteiten van de lidstaten op onderzoeksgebied. De reden hiervoor is dat
volgens het primaire EU-recht, het Verdrag van Lissabon, onderzoek een
parallelle bevoegdheid is. Artikel 4, lid 3, VWEU luidt: "Op het
gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte is de Unie
bevoegd op te treden, met name door programma's vast te stellen en uit te
voeren, zonder dat de uitoefening van die bevoegdheid lidstaten belet hun eigen
bevoegdheid uit te oefenen." Horizon 2020 – Het
EU-programma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 is het
EU-programma voor onderzoek en innovatie, waarvoor bijna 80 miljard EUR
aan financiering beschikbaar is voor de komende periode van zeven jaar
(2014-2020). Met het oog op de ontwikkeling van dit nieuwe programma heeft de
Commissie de aanzet gegeven voor een brede overlegronde met alle belangrijke
belanghebbenden en rekening gehouden met de met het Europees Parlement en de
Raad gevoerde besprekingen alsmede met de uit eerdere programma's getrokken
lering. De Commissie heeft tevens de aanbevelingen van de Europese Groep ethiek[16] in
aanmerking genomen, evenals de resultaten van een Eurobarometer-enquête waarin
een op basis van een aselecte steekproef samengestelde groep burgers uit heel
Europa werd gevraagd naar hun mening over een over een reeks onderwerpen,
waaronder onderzoek op menselijke embryonale stamcellen. De meerderheid sprak
zich vóór dit onderzoek uit[17].
De Commissie heeft in november 2011 haar voorstel voorgelegd, waarin zij
rekening heeft gehouden met alle aspecten van steun voor het onderzoek, met
inbegrip van de meerwaarde van steun op EU-niveau, ethische overwegingen en de
potentiële gezondheidswinst van alle soorten stamcelonderzoek. In het democratische proces dat in december
2013 heeft geresulteerd in het akkoord van de Raad en het Parlement over
Horizon 2020, hebben de Commissie, de Raad en het Parlement eveneens alle
aspecten van steun voor het onderzoek in aanmerking genomen. De uitkomst van de
besprekingen over Horizon 2020 door de gekozen vertegenwoordigers is dat
EU-steun voor gezondheidsonderzoek wordt voorzien en dat onderzoek op
menselijke embryonale stamcellen mogelijk is, evenwel alleen nadat de
stamcellijnen zijn geformeerd. Er bestond overeenstemming over dat de
projecten inzake onderzoek op menselijke embryonale stamcellen op EU-niveau een
meerwaarde bieden ten aanzien van de activiteiten van de lidstaten ter zake, in
overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel[18]. Op onderzoeksgebied
biedt de EU een meerwaarde ten aanzien van de activiteiten van de lidstaten
doordat zij grensoverschrijdend gezamenlijk onderzoek ondersteunt waar een
kritische massa van aanvullende kennis en financiële middelen nodig is om
doorbraken te bereiken. Dit geldt met name voor het onderzoek op menselijke
embryonale stamcellen; er zijn immers veel wetenschappelijke disciplines en een
grote verscheidenheid aan knowhow en middelen nodig om een nieuwe
stamceltherapie geschikt te maken voor klinische toepassing. Dankzij
grensoverschrijdende gezamenlijke onderzoeksprojecten is er tevens sprake van
meer coördinatie en wordt de duplicatieve en derhalve onnodige productie en het
dito gebruik van stamcellijnen beperkt. Er bestond tevens overeenstemming over dat het
met het onderzoek op menselijke embryonale stamcellen mogelijk is om
waardevolle doorbraken op het gebied van het gezondheidsonderzoek te realiseren
en dat de voorgestelde controlemechanismen, die identiek zijn aan die welke in
het kader van KP7 zijn overeengekomen, passende waarborgen bieden om de
naleving van de huidige strikte voorschriften te verzekeren. Het Horizon 2020-kader voor onderzoek op
menselijke embryonale stamcellen Voor de steun die in het kader van Horizon
2020 aan het onderzoek op menselijke embryonale stamcellen wordt verleend,
gelden strikte algemene én specifieke bepalingen. Zoals het geval was in het
laatste kaderprogramma voor onderzoek (KP7), bevat Horizon 2020 specifieke
bepalingen met betrekking tot de rechtstreekse financiële steun voor het
onderzoek op menselijke embryonale stamcellen. Deze zijn opgenomen in
artikel 19 van de Horizon 2020-verordening (bijlage II) en de bijbehorende
verklaring van de Commissie (bijlage III), waarom was verzocht tijdens de
interinstitutionele onderhandelingen over het akkoord tussen de Raad van de
Europese Unie en het Europees Parlement en die door de Commissie werd
voorgelegd bij de aanneming van de wetgevingshandeling. De verklaring vormt een
integraal onderdeel van het wetgevingspakket Horizon 2020 en dient voor de
uitlegging van de praktische uitvoering van de wettelijke bepalingen, gezien de
verscheidenheid aan standpunten op dit onderzoeksgebied en de uiteenlopende
rechtssituatie en rechtspraktijken in de lidstaten. Het Horizon 2020-pakket,
met inbegrip van de bepalingen inzake onderzoek op menselijke embryonale
stamcellen, is volgens de gewone wetgevingsprocedure en op democratische wijze
vastgesteld, met volledige inachtneming van de verdragsbepalingen, waarbij bij
beide medewetgevers een duidelijke meerderheid van stemmen werd bereikt: het
Europees Parlement heeft de verordening aangenomen op zijn plenaire zitting van
21 november 2013[19]
en de Raad van de Europese Unie op zijn bijeenkomst van 3 december 2013[20]. Het strikte ethische kader waarbinnen Horizon
2020 opereert, is een exacte weerspiegeling van de bepalingen waarover voor KP7
behoedzaam overeenstemming werd bereikt (bijlagen IV en V). Zoals is
vermeld in de verklaring van de Commissie met betrekking tot Horizon 2020,
stelde de Commissie de continuering van het ethische kader van KP7 voor omdat
"het, zo leert de ervaring, voor een gebied van wetenschap dat
veelbelovend is de ontwikkeling van een verantwoorde benadering mogelijk heeft
gemaakt die bevredigend blijkt te werken in de context van een
onderzoeksprogramma waaraan onderzoekers uit veel landen met zeer uiteenlopende
regelgevingen deelnemen". Het kader is gebaseerd op de aanbevelingen
van de Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe
technologieën[21]
en bestaat uit een "driesluizenstelsel":
om te beginnen wordt de nationale wetgeving
geëerbiedigd – de EU-projecten moeten zich houden aan de wetgeving van het
land waar het onderzoek wordt uitgevoerd;
vervolgens moeten alle projecten
wetenschappelijk worden gevalideerd door middel van peer review en aan een
strenge ethische beoordeling worden onderworpen;
ten slotte mogen de EU-middelen niet worden
aangewend voor het afleiden van nieuwe stamcellijnen of voor onderzoek
waarbij embryo's worden vernietigd, ook niet wanneer het daarbij gaat om
het verkrijgen van stamcellen.
In het Horizon 2020-programma nemen de maatschappelijke uitdagingen een
centrale plaats in, en worden belangrijke problemen
aangepakt waarover de burgers in Europa en elders zich zorgen maken. Op
gezondheidsgebied gaat het onder meer om onderzoek naar kanker, diabetes, de
ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson. Bij de uitvoering van haar
onderzoeksprogramma's publiceert de Commissie geen oproepen voor het indienen
van onderzoeksvoorstellen specifiek met betrekking tot onderzoek op menselijke
embryonale stamcellen. Integendeel, het is aan de wetenschappers om, in een
bottom-up benadering, de beste manieren van aanpak voor een bepaald onderzoek
voor te stellen. Het EU-onderzoek biedt tevens ruimte voor projecten waarvan
een vergelijking van verschillende celtypes onderdeel kan zijn, waaronder
menselijke embryonale stamcellen en geïnduceerde pluripotente stamcellen,
waarbij alle onderzoeksmogelijkheden open worden gehouden in het licht van de
wetenschappelijke vooruitgang. Het Europees register van menselijke embryonale
stamcellijnen[22],
dat door de Europese Commissie wordt ondersteund, vergemakkelijkt de monitoring
van bestaande menselijke embryonale stamcellen in Europa en daarbuiten, zorgt
voor een betere beschikbaarheid daarvan voor wetenschappers en helpt de
onnodige formatie van nieuwe stamcellijnen te voorkomen. Artikel 19, lid 3, van de Horizon 2020-verordening bepaalt:
"De volgende onderzoeksterreinen komen niet voor financiering in
aanmerking: onderzoek gericht op het klonen van mensen voor reproductieve
doeleinden; onderzoek bedoeld om het genetisch erfgoed van mensen te wijzigen
waardoor dergelijke wijzigingen erfelijk zouden kunnen worden; onderzoek
bedoeld om menselijke embryo's te produceren enkel voor onderzoeksdoeleinden of
om stamcellen te verkrijgen, onder meer door middel van somatische
celkerntransplantatie." Volgens het artikel kunnen deze
onderzoeksterreinen in het kader van de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020
worden herzien in het licht van de wetenschappelijke vooruitgang. Artikel 19, lid 4, luidt als volgt: "Onderzoek naar
menselijke stamcellen, zowel van volwassenen als van embryo's, mag worden
gefinancierd, afhankelijk van zowel de inhoud van het wetenschappelijke
voorstel als het wetgevingskader van de betrokken lidstaten. Er wordt geen
financiering verstrekt voor onderzoekactiviteiten die in alle lidstaten zijn
verboden. Geen activiteit wordt gefinancierd in een lidstaat waar een
dergelijke activiteit is verboden." De beoordeling, de inwilliging en de
financiering van voorstellen voor EU-onderzoeksprojecten waarbij menselijke
embryonale stamcellen zijn betrokken, zijn aan strikte wetgeving onderworpen.
Door middel van een aantal ex-ante- en ex-postcontroles wordt nagegaan of de in
artikel 19 van de verordening en in de verklaring vervatte voorschriften
worden nageleefd. Ex-ante-
en ex-postcontroles van onderzoek op menselijke embryonale stamcellen in het
kader van Horizon 2020 Elk voorstel waarbij menselijke
embryonale stamcellen zijn betrokken, wordt wetenschappelijk beoordeeld door
middel van onafhankelijke internationale peer review. Hierbij wordt nagegaan of
het noodzakelijk is om dergelijke stamcellen te gebruiken voor het bereiken van
de wetenschappelijke doelstellingen. Elk voorstel moet tevens worden
onderworpen aan een strenge ethische beoordeling[23], waarbij
rekening wordt gehouden met de beginselen in het EU-Handvest van de
grondrechten en internationale overeenkomsten op dit gebied[24], en die
wordt uitgevoerd door door de Commissie aangewezen onafhankelijke deskundigen;
eventuele door deze beoordelaars gespecificeerde vereisten worden contractuele
verplichtingen voor de deelnemers aan het project. Elk voorstel dat zowel het stadium van
wetenschappelijke evaluatie als dat van ethische beoordeling heeft doorlopen,
wordt vervolgens door de Commissie vastgesteld en op het niveau van het
individuele project aan een specifieke goedkeuringsprocedure voor lidstaten
onderworpen om te verzekeren dat voor het project de wetgeving van het land
waar het onderzoek wordt uitgevoerd, wordt nageleefd. Het programmacomité, dat
is samengesteld uit vertegenwoordigers van alle lidstaten en waarnemers uit met
het kaderprogramma geassocieerde landen, opereert in het kader van de
onderzoeksprocedure voor de goedkeuring van de financiering van deze projecten.
Pas daarna worden de contracten, waarin onder meer duidelijke ethische
voorschriften en rapportagevereisten zijn opgenomen, ondertekend. Naast de monitoring van de projecten tijdens
de uitvoering ervan zal de Commissie, bijgestaan door onafhankelijke externe
deskundigen, een ethische toetsing van de geselecteerde projecten uitvoeren
teneinde na te gaan of het onderzoek wordt verricht in overeenstemming met de
vereisten die naar aanleiding van de ethische beoordeling zijn opgesteld. In
een audit op ethisch gebied die werd uitgevoerd voor zes in het kader van KP7
gefinancierde projecten die betrekking hadden op het gebruik van menselijke
embryonale stamcellen, had het panel van onafhankelijke externe deskundigen de
zekerheid verkregen dat werd voldaan aan alle ethische en regelgevingsvereisten
en dat de projecten in overeenstemming waren met de contractvoorwaarden en de
bepalingen van de wetgevingstekst voor KP7. Mocht een project in strijd blijken
te zijn met de aanvaarde ethische beginselen en de voorwaarden voor het
uitvoeren van onderzoek waarbij menselijke embryonale stamcellen worden
gebruikt, dan zijn alle nodige bepalingen voorhanden om het project stop te
zetten en passende sancties op te leggen. Er zijn geen gevallen van
niet-naleving vastgesteld met betrekking tot KP7-projecten waarbij menselijke
embryonale stamcellen worden gebruikt. De Commissie heeft zich strikt gehouden aan de
verbintenis ten aanzien van en de monitoring van deze beginselen in de eerdere
kaderprogramma's en heeft het programmacomité regelmatig op de hoogte gebracht
van de algehele voortgang bij de uitvoering van het programma. Zij zal voor
Horizon 2020 hetzelfde monitoring- en verificatieproces volgen. In het kader
van het KP7 Gezondheidsprogramma (2007-2013) heeft de EU 27 gezamenlijke
onderzoeksprojecten gefinancierd waarbij menselijke embryonale stamcellen
worden gebruikt; de meer recente projecten omvatten tevens werkzaamheden op het
gebied van geïnduceerde pluripotente stamcellen. Ook bij een aantal subsidies
van de Europese Onderzoeksraad (10) en Marie Skłodowska-Curie-acties (24) ging
het om onderzoek op menselijke embryonale stamcellen[25]. Er zijn met
de steun uit EU-onderzoeksprojecten geen nieuwe menselijke embryonale
stamcellijnen geproduceerd. De Commissie is open en transparant over het
stimuleren van verantwoord onderzoek en verstrekt hieromtrent informatie aan
burgers en wetenschappers. Er worden niet alleen nadere bijzonderheden over de
projecten op de CORDIS-website van de Commissie bekendgemaakt, maar de
projecten worden ook aangemoedigd hun eigen websites op te zetten; daarnaast
ondersteunt de Commissie de website EuroStemCell[26], die betrouwbare,
onafhankelijk informatie over stamcellen en de impact daarvan op de samenleving
verstrekt en desbetreffende beproefde onderwijsmiddelen ter beschikking stelt. 2.3. Ontwikkelingssamenwerking 2.3.1. Gezondheid van moeders en kinderen in ontwikkelingslanden In 2010 zijn wereldwijd
nog 287 000 vrouwen aan de complicaties van een zwangerschap of bevalling
overleden. Bijna alle sterfgevallen (99 %) worden opgetekend in
ontwikkelingslanden en treffen onevenredig zwaar de arme en meest kwetsbare
bevolking. Methoden voor de
bescherming van de gezondheid van moeders strekken ook tot bescherming van de
gezondheid van hun baby's. Zo kan het percentage vroeggeboorten, de meest
voorkomende oorzaak van zuigelingensterfte, doeltreffend worden aangepakt door
de toegang tot gezinsplanning en hoogwaardige zorg voor vrouwen, met name
adolescenten, te verbeteren. Derhalve is deskundige zorg vóór, tijdens en na de
bevalling noodzakelijk om het leven van zowel moeder als kind te redden; met
het oog op dergelijke zorg moet toegang worden geboden tot alomvattende
gezondheidsdiensten, waarin diensten op het gebied van seksuele en
reproductieve gezondheidszorg en gezondheidszorg voor moeders, pasgeborenen en
kinderen in het hele zorgcontinuüm worden geïntegreerd. Een van de oorzaken van moedersterfte is
onveilige abortussen, die 13 % van alle gevallen van moedersterfte
veroorzaken, dat wil zeggen 47 000 sterfgevallen per jaar, nagenoeg
uitsluitend in ontwikkelingslanden. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) is de meest doeltreffende actie om het aantal onbedoelde zwangerschappen
en opgewekte abortussen terug te dringen het verbeteren van de toegang tot
diensten voor gezinsplanning en een doeltreffend gebruik van
voorbehoedsmiddelen[27]. Het aantal abortussen zou derhalve kunnen worden
verlaagd. In bijna alle landen ter wereld[28]
is abortus bij wet toegestaan om het leven van de vrouw te redden, en in de
meeste landen mag de zwangerschap worden afgebroken om de lichamelijke en/of
geestelijke gezondheid van de vrouw te beschermen. 2.3.2. Bevoegdheden
en activiteiten van EU-lidstaten Bij de
ontwikkelingssamenwerking van de EU-lidstaten op het gebied van de gezondheid
van moeders en kinderen staan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling
(MDO's) en het Actieprogramma van de Internationale Conferentie over bevolking
en ontwikkeling voorop. Actieprogramma
van de Internationale Conferentie over bevolking en ontwikkeling Op de in 1994 in Caïro
gehouden Internationale Conferentie over bevolking en ontwikkeling (ICPD)
hebben 179 landen – waaronder alle 28 lidstaten van de EU – een
actieprogramma aangenomen waarin de gelijkheid en de versterking van de positie
van vrouwen als wereldwijde prioriteit, gezien vanuit het perspectief van de
universele mensenrechten, maar ook als een essentiële stap op weg naar de
uitbanning van armoede werden geformuleerd[29].
Het vermogen van
vrouwen om toegang te krijgen tot diensten op het gebied van reproductieve
gezondheid en ervoor te zorgen dat hun rechten op dat gebied worden erkend, is
een hoeksteen van de versterking van hun positie en draagt bij tot duurzame
ontwikkeling. Het programma pleit voor acties voor het verschaffen van
universele toegang tot gezinsplanning en diensten op het gebied van seksuele en
reproductieve gezondheid alsmede reproductieve rechten. In het programma worden
onder meer onveilige abortussen aangewezen als een ernstig
volksgezondheidsprobleem en verlangd dat aan de preventie van ongewenste
zwangerschappen de hoogste prioriteit wordt toegekend. Abortus mag onder geen
beding worden gepropageerd als een methode voor gezinsplanning. Abortuszorg
moet in elk land plaatsvinden met toepassing van de wettelijke bepalingen. In
het kader van de ICPD wordt beklemtoond dat waar abortus niet in strijd is met
de wet, abortus veilig zou moeten zijn. Sinds 1994 zijn de
landen om de vijf jaar opnieuw bijeengekomen om deze verbintenissen te
herbevestigen en de voortgang bij het actieprogramma te evalueren. De op de
eerste van die toetsingsconferenties van de ICPD in 1999 toegevoegde benchmarks
hebben vervolgens inbreng geleverd voor de acht millenniumdoelstellingen voor
ontwikkeling. Millenniumdoelstellingen
voor ontwikkeling In 2000 hebben de
staatshoofden en regeringsleiders van 189 landen – waaronder alle
28 lidstaten van de EU – tijdens de Algemene Vergadering van de VN de
Millenniumverklaring met acht millenniumontwikkelingsdoelstellingen aangenomen,
waarin ambitieuze doelstellingen met betrekking tot het terugdringen van de
moeder- en kindersterfte tegen 2015 waren vervat. Met MDO 4 wordt beoogd
de sterfte onder kinderen onder de vijf jaar met twee derde te verminderen. Met
MDO 5 wordt beoogd de moedersterfte tussen 1990 en 2015 met drie vierde te
verminderen en universele toegang tot reproductieve gezondheidszorg te
bewerkstelligen. De millenniumdoelstellingen
voor ontwikkeling zijn sinds die tijd uitgegroeid tot het ijkpunt voor
wereldwijd ontwikkelingsbeleid. Door die doelstellingen is in de internationale
gemeenschap meer dan ooit de nadruk komen te liggen op het menselijk welzijn,
de menselijke ontwikkeling en de menselijke armoede. De VN coördineren
momenteel een gestructureerd proces om te voorzien in een ontwikkelingskader
voor de periode na 2015, wanneer de actuele MDO's verstrijken. 2.3.3. Bevoegdheden
en activiteiten op Unieniveau Verdragsbepalingen
inzake ontwikkelingssamenwerking De belangrijkste
doelstelling van het EU-ontwikkelingssamenwerkingsbeleid is het terugdringen en
uitbannen van armoede[30],
met algehele eerbiediging van de menselijke waardigheid. Dit komt sterk naar
voren in de verbintenis van de EU ten aanzien van de MDO's om extreme armoede
en honger terug te dringen, het menselijk welzijn te verbeteren door de moeder-
en kindersterfte te verminderen, alsmede hiv/aids, malaria en andere ziekten te
bestrijden. Het nieuwe EU-ontwikkelingsbeleid, de Agenda voor verandering[31], legt opnieuw de
nadruk op de mensgeoriënteerde aanpak door van mensenrechten (democratie en
rechtsstaat) en inclusieve, duurzame groei ten behoeve van menselijke
ontwikkeling belangrijke doelstellingen van ontwikkelingshulp te maken. De
ontwikkelingssamenwerkingsmaatregelen van de EU worden vastgesteld onverminderd
de activiteiten van de lidstaten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.
Volgens artikel 4, lid 4, VWEU gaat het bij ontwikkelingssamenwerking om een
parallelle bevoegdheid: "Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en
humanitaire hulp is de Unie bevoegd op te treden en een gemeenschappelijk
beleid te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten niet
hun eigen bevoegdheid uit te oefenen." De artikelen 208
tot en met 211 VWEU vormen de rechtsgrondslag voor de EU-ontwikkelingssamenwerkingsmaatregelen.
Artikel 208, lid 2, VWEU bepaalt: "De Unie en de lidstaten
houden zich aan de verbintenissen en de doelstellingen die zij in het kader van
de Verenigde Naties en andere bevoegde internationale organisaties hebben
onderschreven." De meerwaarde van
optreden op Unieniveau is gebaseerd op de wereldwijde aanwezigheid van de EU,
haar brede expertise, haar supranationale karakter, haar rol als coördinerende
facilitator en het potentieel om schaalvoordelen te realiseren. De
"Europese consensus"[32], die in 2005 is goedgekeurd door de lidstaten, de Europese Commissie,
het Parlement en de Raad, stelt gedeelde waarden, doelstellingen, beginselen en
verbintenissen voor de uitvoering van de ontwikkelingsprogramma's op het niveau
van de lidstaten en de Unie vast: terugdringen van armoede, eerbiediging van de
rechten van de mens, democratie, fundamentele vrijheden en de rechtsstaat, goed
bestuur, gendergelijkheid, solidariteit, sociale rechtvaardigheid en effectieve
multilaterale maatregelen. Belangrijkste
EU-financieringsinstrumenten voor ontwikkelingssamenwerking De belangrijkste
EU-financieringsinstrumenten voor ontwikkelingssamenwerking zijn het Europees
Ontwikkelingsfonds (EOF)[33]
en het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (IOS)[34]. Het EOF ondersteunt
de samenwerking met landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan,
en richt zich op economische, sociale en menselijke ontwikkeling alsmede
regionale samenwerking en integratie. Het wordt beheerd door de Commissie, met
rechtstreekse bijdragen door de EU-lidstaten. Anderzijds verstrekt
het IOS bilaterale steun aan ontwikkelingslanden die niet onder het EOF vallen
alsmede thematische steun aan alle partnerlanden voor prioritaire thema's als
mensenrechten, democratie en goed bestuur, inclusieve en duurzame groei. Voor het 11e
EOF voor de periode 2014-2020 is 30,5 miljard EUR beschikbaar. Het
IOS ontvangt voor de periode 2014-2020 19,7 miljard EUR uit de
EU-begroting. Alvorens deze nieuwe financieringsinstrumenten
voor de periode 2014-2020 voor te stellen, heeft de Commissie, bovenop de
effectbeoordeling en de interne beoordeling van verschillende evaluaties,
audits en tussentijdse evaluatieverslagen, tussen 26 november 2010 en
31 januari 2011 een openbare raadpleging inzake de toekomstige
financiering van het extern optreden van de EU gehouden. Deze vond plaats op
basis van een publieke onlinevragenlijst en een achtergronddocument getiteld
"Welke financiering voor het extern optreden van de EU na 2013?"[35] De Commissie diende in december 2011 een wetgevingsvoorstel
in, waarin alle aspecten van het ontwikkelingsbeleid, met inbegrip van de
meerwaarde van de steun op EU-niveau voor de ontwikkelingslanden, in aanmerking
zijn genomen, in overeenstemming met de beginselen van de Europese consensus
inzake ontwikkeling (2005) en de "Agenda voor verandering". De IOS-verordening werd
op 11 maart 2014 vastgesteld in overeenstemming met artikel 209 VWEU:
"Het Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone
wetgevingsprocedure, de maatregelen vast die nodig zijn voor de uitvoering van
het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, die betrekking kunnen hebben op
meerjarenprogramma's voor samenwerking met ontwikkelingslanden of op
thematische programma's." Het democratische proces liet zien dat in zowel
het Europees Parlement als de Raad (het Europees Parlement heeft de verordening
op zijn plenaire zitting van 6 december 2013 en de Raad van de Europese
Unie op zijn bijeenkomst van 11 maart 2014 aangenomen) een duidelijke
meerderheid de beleidsprioriteiten en de doelstellingen voor het
ontwikkelingsbeleid, met inbegrip van samenwerking met betrekking tot de door
de Commissie voorgestelde prioritaire thema's, ondersteunde. Prioriteiten voor
EU-ontwikkelingsfinanciering in de gezondheidszorgsector, met inbegrip van seksuele en reproductieve gezondheid en daarop betrekking hebbende
rechten Artikel 2 van de
IOS-verordening herinnert eraan dat armoedebestrijding het hoofddoel van
ontwikkelingssamenwerking blijft, in overeenstemming met de MDO's. Dit omvat
onder meer het stimuleren van de volledige en daadwerkelijke tenuitvoerlegging
van het Actieprogramma van de ICPD, zoals aangegeven in de bijlagen I en
II bij de verordening[36]. In het kader van de
IOS-verordening worden de prioriteiten voor de EU-financiering opgenomen in
geografische en thematische indicatieve meerjarenprogramma's (MIP's), waarover
een strategische dialoog met het Europees Parlement wordt gevoerd. Tijdens de
strategische dialoog in het eerste kwartaal van 2014 heeft het Parlement
verzocht om in de MIP's meer aandacht te besteden aan de rechten van vrouwen en
aan gendergelijkheid. Als gevolg van de strategische dialoog worden deze
wijzigingen momenteel in de MIP's geïntegreerd. De prioriteiten van de
EU-financiering worden tevens in gezamenlijk overleg met de regeringen van de
partnerlanden vastgelegd. Op gezondheidsgebied maakt de EU
derhalve veel middelen vrij voor het versterken van de gezondheidszorgstelsels
van de partnerlanden zodat deze universele toegang tot een uitgebreid pakket
van hoogwaardige gezondheidszorg kunnen bieden. Aan het EU-optreden liggen
nationale plannen voor gezondheidszorg ten grondslag die zijn opgesteld door de
overheid van de begunstigde landen. Zolang deze gezondheidszorgstelsels de
mensenrechten respecteren en aan de internationale vereisten voldoen, behoort
het tot het soevereine recht van elk van onze partnerlanden om het spectrum van
diensten te bepalen en te beslissen hoe deze diensten aan hun burgers worden
aangeboden. De rol van de EU bestaat in ondersteuning van de inspanningen van
deze landen om doeltreffende stelsels voor gezondheidszorg in het hele
zorgcontinuüm op te zetten. Financiële steun van de EU kan worden toegekend aan de aanleg en het
herstel van gezondheidszorgvoorzieningen, de opleiding van gezondheidswerkers,
de levering van apparatuur, essentiële geneesmiddelen en voorraden alsmede de
verstrekking van technische bijstand en beleidsadviezen aan regeringen ter
ondersteuning van de nationale gezondheidszorgstrategieën. Die financiering
wordt bij voorkeur verstrekt via de gewone begroting van de partnerlanden, met
het oog op meer betrokkenheid van het land en grotere duurzaamheid van de
programma's. Deze hulpmodaliteit, ook wel "begrotingssteun" genoemd,
is gericht op ondersteuning van sectoraal beleid en sectorale hervormingen, met
het oog op betere governance en betere dienstverlening aan de bevolking, en
leidt tot concrete en meetbare resultaten door middel van het voeren van een
beleidsdialoog met de regering en de definitie van aan te reiken indicatoren.
Gedurende de periode 2002-2010 heeft de EU 5 miljard EUR uitgetrokken
aan steun voor de overheidsbegrotingen van de partnerlanden, en nog eens
1,3 miljard EUR specifiek voor de gezondheidszorgbegrotingen of
regeringsprogramma's van de partnerlanden[37].
Voorts worden aanzienlijke hoeveelheden EU-financiering doorgegeven via de
VN-agentschappen die actief zijn in de gezondheidszorgsector en de initiatieven
voor mondiale gezondheidszorg zoals het Wereldfonds voor de bestrijding van
aids, tuberculose en malaria, en de GAVI-alliantie. Gedurende de periode
2002-2010 heeft de EU 1 miljard EUR voor deze begunstigden
uitgetrokken. De EU-middelen kunnen tevens worden gebruikt ter financiering van
maatschappelijke organisaties, in het bijzonder wanneer de toegang tot
elementaire gezondheidszorg voor gemarginaliseerde of moeilijk te bereiken
bevolkingsgroepen moet worden verbeterd, met name in de context van noodsituaties
of conflicten, dat wil zeggen in situaties waarin de regering niet in staat of
niet bereid is om zelf doeltreffend op te treden. Het grootste deel van de
financiering wordt door de maatschappelijke organisaties evenwel gebruikt om
hun capaciteit inzake belangenbehartiging te ontwikkelen en een grotere rol te kunnen spelen waar het er om gaat een bijdrage te leveren aan
beleidsvorming, hervormingen te monitoren en de overheid om rekenschap te
vragen. Gedurende de periode 2002-2010 heeft de EU
1,3 miljard EUR uitgetrokken voor maatschappelijke organisaties die
werkzaam zijn in de gezondheidszorgsector. Van de
3,2 miljard EUR aan middelen voor ontwikkeling die de EU in de
vijfjaarsperiode 2008-2012 heeft uitgekeerd aan de gezondheidszorgsector in de
partnerlanden, ging 1,5 miljard EUR naar
gezondheidszorg voor moeders, pasgeborenen en kinderen, berekend volgens een
door de G8 goedgekeurde methode. Meer bepaald vloeiden 87 miljoen EUR
naar reproductieve gezondheidszorg, 17 miljoen EUR naar
gezinsplanning en 95 miljoen EUR naar de bestrijding van seksueel
overdraagbare aandoeningen. De bijdragen aan het Wereldfonds voor de
bestrijding van aids, tuberculose en malaria
waren goed voor nog eens 503 miljoen EUR. Afstemming op het Actieprogramma van de ICPD en de MDO's De EU-middelen voor
ontwikkeling sluiten nauw aan bij de doelstellingen en de internationale
verplichtingen waarover in het kader van het Actieprogramma van het ICPD en de
MDO's overeenstemming is bereikt. Hoewel de Unie deze baanbrekende
internationale overeenkomsten niet heeft ondertekend toen zij werden
vastgesteld, zijn de doelstellingen ervan en de daarin opgenomen verplichtingen
vervolgens geïntegreerd in de EU-wetgeving tot vastlegging van het Uniebeleid
inzake ontwikkelingssamenwerking met duidelijke verwijzingen in de Europese
consensus inzake ontwikkeling, de conclusies van de
Raad over de rol van de EU in de volksgezondheid in de wereld[38], de
conclusies van de Raad over de overkoepelende post 2015-agenda[39],
alsmede de IOS-verordeningen voor de periode 2007-2013 en de periode 2014-2020. Het Europees Parlement
heeft diverse resoluties[40]
aangenomen ter ondersteuning van de MDO's en de ICPD, waarin het de EU heeft
gevraagd "het recht op de hoogst haalbare gezondheidsnorm krachtig te
verdedigen, met inbegrip van de seksuele en reproductieve gezondheid en de
daarop betrekking hebbende rechten en de integratie van hiv/aids, onder meer
door het aanbieden van vrijwillige gezinsplanning, veilige abortus en
voorbehoedsmiddelen"[41]. In volledige
overeenstemming met de beginselen van de ICPD wordt abortus door de
EU-ontwikkelingshulp niet gepropageerd als een methode voor gezinsplanning. De
hulp is er integendeel op gericht om door middel van uitgebreidere en
verbeterde diensten op het gebied van gezinsplanning het aantal gevallen te
verminderen waarin een beroep op abortus wordt gedaan, prioriteit te geven aan
de voorkoming van ongewenste zwangerschappen en abortus overbodig te maken. De
EU-financiering richt zich op de behoeften van kwetsbare en kansarme vrouwen,
adolescenten, alleenstaande vrouwen, vluchtelingen en ontheemde vrouwen,
vrouwen met hiv en slachtoffers van verkrachting. Controle op het
gebruik van de EU-ontwikkelingsfondsen De EU hanteert strikte
contractvoorwaarden[42]
om te verzekeren dat alle door de EU-ontwikkelingshulp gefinancierde
maatregelen in overeenstemming zijn met de wetgeving van de landen waar zij
worden uitgevoerd. Alle ontvangers van EU-subsidies en hun personeel moeten de
mensenrechten eerbiedigen. Door middel van diverse controleactiviteiten en
controlemechanismen in de loop van het projectcyclusbeheer wordt gewaarborgd
dat de EU-middelen worden aangewend voor de doeleinden die ermee worden beoogd.
De Commissie monitort
de prestaties van de projecten en de programma's door middel van onafhankelijke
evaluaties die door externe deskundigen worden uitgevoerd met gebruikmaking van
internationaal aanvaarde criteria. In 2013 zijn in het kader van dit systeem
voor resultaatgericht toezicht meer dan 1 600 lopende en afgesloten
projecten en programma's (met inbegrip van begrotingssteunoperaties) in alle
sectoren van de EU-steun geëvalueerd[43].
64 van deze projecten en programma's betroffen de gezondheidszorgsector en 22
de sector bevolkingspolitiek en -programma's en reproductieve gezondheidszorg. 81 %
van de in deze twee sectoren gecontroleerde projecten werd als "zeer
goed" of ''goed" gekwalificeerd (vergeleken met gemiddeld 75 %
van de projecten in alle sectoren van de EU-samenwerking). Voor die projecten
waarbij belangrijke problemen worden gesignaleerd, zorgt de Commissie voor een
specifieke follow-up. Deze onafhankelijke
monitoring ter plaatse vormt een aanvulling op de eigen interne monitoring door
Commissiemedewerkers. Naast de evaluaties op
project- of programmaniveau verschaffen de door onafhankelijke externe
deskundigen verrichte strategische evaluaties belangrijke feedback over de
impact en de behaalde resultaten. Dit was in 2012 het geval met de evaluatie
van de steun van de Europese Commissie voor de gezondheidszorgsector, waarin
werd vastgesteld dat de steun aansloot bij het EU-ontwikkelingsbeleid en
gericht was op het terugdringen van armoede[44].
De EU-steun bleek aanzienlijk te hebben bijgedragen tot de verbetering van de
kwaliteit van de diensten op het gebied van de gezondheidszorg en de
versterking van de institutionele en procedurele systemen die verband houden
met transparantie en verantwoordingsplicht in de landen waar de programma's
zijn uitgevoerd. De Europese Rekenkamer
evalueert jaarlijks het beheer van de EU-ontwikkelingshulp. In zijn recente
verslag over het EOF verklaart de Rekenkamer dat de EU-delegaties, met name
dankzij toezichtbezoeken, een goed overzicht hadden van de operationele
uitvoering van projecten[45]. Met de resultaten van
alle evaluaties en audits is rekening gehouden bij de bepaling van de nieuwe
financieringsinstrumenten voor het financieel kader voor 2014-2020, inclusief
het IOS. In aanvulling op de
monitoring en de evaluaties bieden de financiële audits en verificaties
zekerheid over de wettigheid en de regelmatigheid van externesteunoperaties. De
EU-steun zal worden opgeschort voor ontvangers die valse verklaringen hebben
afgelegd of die zich schuldig hebben gemaakt aan wezenlijke fouten,
onregelmatigheden of fraude; voorts kunnen zij van verdere EU-financiering
worden uitgesloten en kunnen financiële sancties worden opgelegd. 3. BEOORDELING
VAN VERZOEKEN IN VERBAND MET HET EUROPEES BURGERINITIATIEF 3.1. Algemene opmerkingen Zoals vermeld in de inleiding van deze
mededeling, wordt met het Europees burgerinitiatief "Eén van ons"
beoogd dat de EU een verbod uitvaardigt en een einde maakt aan de financiering
van activiteiten die de vernietiging van menselijke embryo's veronderstellen,
in het bijzonder op het gebied van onderzoek, ontwikkelingshulp en volksgezondheid,
met het oog op eerbiediging van de menselijke waardigheid en integriteit.
Daartoe zouden, waar nodig, het Financieel Reglement, de verordening voor het
kaderprogramma voor onderzoek Horizon 2020 en de verordening tot
vaststelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking
moeten worden gewijzigd. De Commissie heeft dit verzoek zorgvuldig
onderzocht. Wat betreft het verzoek om stopzetting van de
EU-financiering van deze activiteiten en om wijziging van het Financieel
Reglement, moet worden opgemerkt dat ingevolge artikel 87 van het
Financieel Reglement alle EU-uitgaven in overeenstemming moeten zijn met de
EU-Verdragen en het Handvest van de grondrechten. Het Financieel Reglement van
de EU waarborgt derhalve reeds dat alle EU-uitgaven, met inbegrip van die op
het gebied van onderzoek, ontwikkelingssamenwerking en volksgezondheid, de
menselijke waardigheid, het recht op leven en het recht op menselijke
integriteit moeten eerbiedigen. Bovendien strekt het Financieel Reglement ertoe
algemene financiële regels vast te stellen en geen financiële regels voor een
specifiek terrein van het EU-beleid, in het bijzonder met het oog op de
vaststelling en de uitvoering van de EU-begroting. 3.2. Onderzoek op menselijke embryonale
stamcellen De Europese Commissie heeft een zorgvuldige
analyse gemaakt van het verzoek van het Europees Burgerinitiatief om invoering
van wetgeving die een verbod inhoudt op elke vorm van EU-financiering van
"onderzoeksactiviteiten die erop zijn gericht menselijke embryo's te vernietigen,
inclusief de activiteiten die gericht zijn op het verkrijgen van stamcellen, en
onderzoek waarbij menselijke embryonale stamcellen in achtereenvolgende stappen
gebruikt worden om ze te verkrijgen". Zoals hierboven beschreven, bevat de wetgeving
over het actuele EU-onderzoeksprogramma gedetailleerde bepalingen voor de
EU-steun voor onderzoek op menselijke embryonale stamcellen. De
EU-medewetgever, dat wil zeggen het Europees Parlement en de Raad, is pas
onlangs (december 2013) via de gewone wetgevingsprocedure met deze bepalingen
akkoord gegaan, volledig in overeenstemming met artikel 182 VWEU. Bij de
overeenstemming over de bepalingen inzake financiering in het kader van Horizon
2020 zijn alle aspecten, met inbegrip van ethische overwegingen, de meerwaarde
voor de EU en de potentiële gezondheidswinst van alle soorten stamcelonderzoek,
in aanmerking genomen. De bepalingen van Horizon 2020 over
onderzoek op menselijke embryonale stamcellen zijn zorgvuldig afgestemd en
vormen samen een "driesluizenstelsel":
om te beginnen wordt de nationale wetgeving
geëerbiedigd – de EU-projecten moeten zich houden aan de wetgeving van het
land waar het onderzoek wordt uitgevoerd;
vervolgens moeten alle projecten
wetenschappelijk worden gevalideerd door middel van peer review en aan een
strenge ethische beoordeling worden onderworpen;
ten slotte mogen de EU-middelen niet worden
aangewend voor het afleiden van nieuwe stamcellijnen of voor onderzoek
waarbij embryo's worden vernietigd, ook niet wanneer het daarbij gaat om
het verkrijgen van stamcellen.
Deze bepalingen omvatten een reeks expliciete
uitsluitingen en voorwaarden, een aantal strenge ex-antecontroles
(wetenschappelijke evaluatie, ethische beoordeling), extra besluitvormingslagen
op het niveau van het individuele project met betrokkenheid van de lidstaten,
contractuele verplichtingen, gedetailleerde rapportagevereisten en audits
achteraf (zie de bijlagen II en III voor de volledige tekst van
artikel 19 en de verklaring van de Commissie). Uit de op systeemniveau
uitgevoerde audits is gebleken dat het bestaande stelsel een goed ontworpen
stelsel is dat in overeenstemming met de hoogste ethische normen wordt
nageleefd. Bovendien verzoekt de Commissie niet expliciet om indiening van
voorstellen voor onderzoeksprojecten waarbij menselijke embryonale stamcellen
worden gebruikt. Volgens de Commissie zijn de bepalingen van
Horizon 2020 inzake onderzoek op menselijke embryonale stamcellen volledig
in overeenstemming met de EU-Verdragen en het Handvest van de grondrechten van
de Europese Unie[46].
Zij is tevens van oordeel dat met deze bepalingen reeds wordt ingegaan op een
aantal belangrijke verzoeken van de organisatoren, met name dat de EU niet de
vernietiging van menselijke embryo's financiert en dat zij adequate controles
invoert. Zij kan evenwel niet voldoen aan het verzoek van de organisatoren dat
de EU geen onderzoek financiert in de fase volgend op de formatie van
menselijke embryonale stamcellijnen. De Commissie heeft immers bij de
formulering van haar voorstel rekening gehouden met ethische overwegingen, de
potentiële gezondheidswinst en de meerwaarde van steun op EU-niveau voor alle
soorten stamcelonderzoek. Dit voorstel is door de medewetgever, dat wil zeggen
het Europees Parlement en de Raad, goedgekeurd op basis van een tijdens de
interinstitutionele onderhandelingen democratisch tot stand gekomen akkoord. 3.3. Ontwikkelingssamenwerking De Europese Commissie
heeft een zorgvuldige analyse gemaakt van het verzoek van het Europees
Burgerinitiatief om invoering van wetgeving die een verbod inhoudt op elke
mogelijke vorm van EU-financiering van activiteiten waarbij menselijke embryo's
worden vernietigd of de vernietiging daarvan wordt verondersteld, dat wil
zeggen meer bepaald elke directe of indirecte financiering van abortus via
ontwikkelingshulp. De onderliggende
doelstelling van het burgerinitiatief is de vermindering van het aantal
abortussen in ontwikkelingslanden. In
de partnerlanden in het kader van de ontwikkelingssamenwerking waar de EU de
gezondheidszorgsector ondersteunt, verleent zij steun voor
de gezondheidszorgstelsels, hetzij steun voor geïntegreerde dienstverlening die
diensten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheidszorg en
gezondheidszorg voor moeders, pasgeborenen en kinderen in het hele
zorgcontinuüm omvat, hetzij begrotingssteun om de landen te helpen hun diensten
op het gebied van de nationale gezondheidszorg te verbeteren. Die steun draagt
per definitie direct of indirect bij tot het hele spectrum van
gezondheidszorgdiensten die door de partnerlanden worden geboden, die al dan
niet abortusgerelateerde diensten om het leven van de moeder te redden, kunnen
omvatten. Deze omvangrijke EU-steun draagt aanzienlijk bij tot vermindering van
het aantal gevallen van abortus omdat door die steun de toegang tot veilige en
kwalitatief hoogwaardige diensten wordt verbeterd, met inbegrip van gedegen
gezinsplanning, een breed scala aan anticonceptiemethoden,
noodanticonceptiemiddelen en uitgebreide seksuele voorlichting. Hoewel
de doelstelling van de EU-ontwikkelingssamenwerking universele en gelijke
toegang tot hoogwaardige zorg voor alle burgers is, respecteert de EU volledig
de soevereine besluiten van de partnerlanden over welke gezondheidszorgdiensten
zullen worden verstrekt en hoe die worden gebundeld, zolang zij in
overeenstemming zijn met de overeengekomen beginselen op het gebied van de
mensenrechten. Derhalve vindt de Commissie het geen goed idee om steun
uitsluitend voor bepaalde diensten te bestemmen, omdat daardoor de omvangrijke
en doeltreffende ondersteuning van de gezondheidszorgstrategie van een land zou
worden bemoeilijkt. Volgens
de Commissie moet de EU haar internationale verbintenis om MDO 5 te halen,
gestand doen. Ondanks de indrukwekkende toename van het gebruik van
anticonceptiva overlijdt elk jaar nog steeds een aanzienlijk aantal moeders als
gevolg van abortussen die worden uitgevoerd zonder dat over de benodigde
vaardigheden wordt beschikt of in een omgeving waar de medische minimumnormen
ontbreken. Volgens de WHO kan het sterfte- en ziektecijfer voor moeders
drastisch worden teruggebracht door de veiligheid van dergelijke
gezondheidszorgdiensten te verbeteren. De
Commissie past strenge regels toe en de verstrekking van financiële middelen
geschiedt en zal altijd geschieden met volledige inachtneming van het
EU-regelgevingskader en de toepasselijke nationale wetgeving. Zodra de
financiering wordt verstrekt, worden uitgebreide en transparante
toezichtsmechanismen ingevoerd. Het toezicht is doeltreffend en de Commissie
verbindt zich ertoe de contractuele waarborgen inzake monitoring te blijven
toepassen op een volstrekt transparante wijze. Ten
slotte spant de EU zich momenteel in om ervoor te zorgen dat de voornaamste
beginselen en verbintenissen van het Actieprogramma van de ICPD en de MDO's
worden geïntegreerd in het kader voor de periode na 2015, terwijl ook de VN
ermee zijn begonnen een nieuwe ontwikkelingsagenda voor na 2015 op te zetten.
De sterke internationale consensus over de omvang en de definitie van seksuele
en reproductieve gezondheid en de daarop betrekking hebbende rechten die in
1994 zijn gecodificeerd in het Actieprogramma van de ICPD, is onlangs
herbevestigd bij de toetsing van april 2014[47],
die zal dienen als grondslag voor de speciale zitting van de Algemene Vergadering
van de VN in september 2014 over de ICPD. De beginselen van de ICPD drukken nog
altijd een stempel op de mondiale ontwikkelingssamenwerking en worden in ruime
mate gedeeld door de EU en haar lidstaten. 4. Conclusies
In
haar antwoord op het Europees burgerinitiatief "Eén van ons"
concludeert de Commissie het volgende: 4.1.
Algemeen De
menselijke waardigheid, het recht op leven en het recht op menselijke
integriteit zijn expliciet vastgelegd in het primaire recht van de EU. Het
Financieel Reglement van de EU bepaalt dat alle EU-uitgaven in overeenstemming
moeten zijn met het primaire recht van de EU. Derhalve ziet de Commissie geen
noodzaak om wijzigingen van het Financieel Reglement voor te stellen. 4.2.
Onderzoek op menselijke embryonale stamcellen De
Horizon 2020-bepalingen inzake onderzoek op menselijke embryonale stamcellen
zijn pas onlangs door de EU-medewetgever vastgesteld (december 2013). Deze
bepalingen omvatten een zorgvuldig afgestemde reeks uitsluitingen en
voorwaarden, strenge ex-antecontroles, besluitvorming per geval met
betrokkenheid van de lidstaten, contractuele verplichtingen,
rapportagevereisten en audits achteraf. Op grond van deze bepalingen, die
volledig stroken met de nationale wetgeving inzake onderzoek op menselijke embryonale
stamcellen, is de vernietiging van blastocysten voor onderzoeksdoeleinden
uitdrukkelijk van financiering door de EU uitgesloten. Uit de op systeemniveau
uitgevoerde audits is gebleken dat het bestaande stelsel een goed ontworpen
stelsel is dat in overeenstemming met de hoogste ethische normen wordt
nageleefd. De Commissie beklemtoont dat niet expliciet wordt verzocht om de
indiening van voorstellen voor onderzoeksprojecten waarbij menselijke
embryonale stamcellen worden gebruikt. Volgens de Commissie zijn de bepalingen van
Horizon 2020 inzake onderzoek op menselijke embryonale stamcellen volledig
in overeenstemming met de EU-Verdragen en het Handvest van de grondrechten van
de Europese Unie[48].
Zij is tevens van oordeel dat met deze bepalingen reeds wordt ingegaan op een
aantal belangrijke verzoeken van de organisatoren, met name dat de EU niet de
vernietiging van menselijke embryo's financiert en dat zij adequate controles
invoert. De Commissie kan evenwel niet voldoen aan het verzoek van de organisatoren
dat de EU geen onderzoek financiert in de fase volgend op de formatie van
menselijke embryonale stamcellijnen. Zij heeft immers bij de formulering van
haar voorstel ethische overwegingen, de potentiële gezondheidswinst en de
meerwaarde van steun op EU-niveau voor alle soorten stamcelonderzoek laten
meewegen. Dit voorstel is door de medewetgever, dat wil zeggen het Europees
Parlement en de Raad, goedgekeurd op basis van een tijdens de
interinstitutionele onderhandelingen democratisch tot stand gekomen akkoord. De
Commissie zal ook voortaan het "driesluizenstelsel" strikt toepassen
en de regels voor monitoring en verificatie eerbiedigen die reeds zijn gevolgd
in KP7, zoals is vastgelegd in artikel 19 van de Horizon 2020-verordening
en wordt uiteengezet in de bijgevoegde verklaring van de Commissie (zie de bijlagen II en III voor de volledige tekst van
artikel 19 en de verklaring van de Commissie). Dit
zal op volstrekt transparante wijze geschieden. Volgens
artikel 19, lid 5, van de Horizon 2020-verordening kan de in
lid 3 opgenomen lijst van onderzoeksterreinen die niet voor financiering
in aanmerking komen, worden herzien in het kader van de tussentijdse evaluatie
van Horizon 2020, die uiterlijk op 31 december 2017 moet zijn uitgevoerd.
De beslissing om deze specifieke herziening uit te voeren, hangt af van de
ontwikkeling van de betrokken wetenschappelijke terreinen en technologieën. Wat
betreft de toekomstige EU-steun voor gezondheidsonderzoek zal de Commissie de
wetenschappelijke vooruitgang bij het onderzoek nauwlettend volgen, met name op
het gebied van het onderzoek naar geïnduceerde pluripotente stamcellen, die
veel soortgelijke eigenschappen als embryonale stamcellen hebben, maar nog niet
volledig naar klinische standaards kunnen worden geproduceerd of als
natuurlijke cellen kunnen worden behandeld, en indien nodig steun verlenen. De
Commissie stemt in met advies nr. 22 van de Europese Groep ethiek van de
exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën, dat "[m]ochten in de
toekomst alternatieven voor menselijke embryonale stamcellen worden gevonden
die hetzelfde potentieel bieden als uit embryo's verkregen stamcellen, dan zo
spoedig mogelijk rekening [moet] worden gehouden met de implicaties van
dergelijke ontwikkelingen voor zowel de wetenschappelijke als de ethische
aspecten van op menselijke embryonale stamcellen gebaseerde
onderzoeksprojecten"[49].
Dit betekent dat zodra volledig equivalente alternatieven voor menselijke
embryonale stamcellen beschikbaar zijn, de Commissie de volledige toepassing en
het volledige potentieel daarvan zal onderzoeken, en op dit punt zal terugkomen
door de Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe
technologieën te verzoeken om een advies in het licht van de resultaten van het
onderzoek op menselijke embryonale stamcellen en de wetenschappelijke
vooruitgang op het gebied van alternatieven voor menselijke embryonale
stamcellen. In de
tussentijd zal de Commissie steun blijven verlenen voor het Europees register
van menselijke embryonale stamcellijnen, om de monitoring van bestaande
menselijke embryonale stamcellen in Europa te vergemakkelijken en het gebruik
daarvan te helpen optimaliseren door te voorkomen dat onnodig nieuwe menselijke
embryonale stamcellijnen worden afgeleid. 4.3. Ontwikkelingssamenwerking De Commissie
concludeert dat de EU momenteel beschikt over het noodzakelijke wettelijke
kader om de EU-ontwikkelingsfinanciering doeltreffend te beheren op een wijze
die het aantal abortussen in de ontwikkelingslanden tot een minimum kan helpen
beperken. Hoewel het burgerinitiatief niet rechtstreeks gevolgen heeft voor de
kerndoelstellingen en de kernverplichtingen van de MDO's en het Actieprogramma
van de ICPD, is de Commissie van oordeel dat een financieringsverbod een
beperking zou betekenen van het vermogen van de Unie om de doelstellingen te
verwezenlijken die deel uitmaken van de MDO's, met name inzake de gezondheid
van moeders, en de ICPD, en die onlangs zowel op internationaal niveau als op
Unieniveau zijn herbevestigd. De VN hebben het proces opgestart om een
nieuwe ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015 op te zetten, en de EU spant
zich momenteel in om ervoor te zorgen dat de voornaamste beginselen en
verbintenissen van het Actieprogramma van de ICPD en de MDO's worden geïntegreerd
in het kader voor na 2015. De sterke internationale consensus over de omvang en
de definitie van seksuele en reproductieve gezondheid en de daarop betrekking
hebbende rechten die in 1994 zijn gecodificeerd in het Actieprogramma van de
ICPD, is onlangs herbevestigd bij de toetsing van april 2014[50], die inbreng zal
leveren voor de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de VN in
september 2014 over de ICPD. De beginselen van de ICPD drukken nog altijd een
stempel op de mondiale ontwikkelingssamenwerking en worden in ruime mate
gedeeld door de EU en haar lidstaten. De Commissie streeft ernaar
belanghebbenden en maatschappelijke organisaties te informeren via een
internationale conferentie in 2015, en tegelijkertijd een beter inzicht te
bevorderen in de nieuwe internationale instrumenten teneinde de
doeltreffendheid van het beleid en de samenwerking inzake ontwikkeling en
humanitaire hulp te vergroten. De Commissie zal haar systemen voor monitoring
en toezicht verder verbeteren en regelmatig aan de Europese Rekenkamer verslag
uitbrengen over de voortgang. Zo ontwikkelt de Commissie thans instrumenten en
richtsnoeren om de systemen voor monitoring te versterken en de kwaliteit van
de auditverslagen te beoordelen. Zij doet ook haar woord gestand wat betreft
betere verslaglegging over de operationele resultaten van de door de EU
gefinancierde ontwikkelingsprogramma's. Dergelijke verslagleggingssystemen
leveren inbreng voor beheerpraktijken, leiden tot grotere verantwoordingsplicht
voor en meer transparantie en zichtbaarheid van de EU-hulp, en vergroten
uiteindelijk het effect van de ontwikkelingsdoelstellingen van de EU die zijn
vastgelegd in de Agenda voor verandering[51]. Een tussentijdse evaluatie van het IOS zal
uiterlijk vóór eind 2017 plaatshebben. Bij de tussentijdse evaluatie zullen de
gegevens van de zowel thematische als programmatische beoordelingen worden
geanalyseerd en zal inbreng worden geleverd voor de strategische dialoog met de
medewetgevers. Aan de aanpak van de Commissie ligt derhalve een volstrekt
democratische en transparante, doorlopende en permanente toetsing ten
grondslag. Overeenkomstig artikel 10, lid 2,
van de EBI-verordening worden de organisatoren van het initiatief, het Europees
Parlement en de Raad in kennis gesteld van deze mededeling, die eveneens wordt
gepubliceerd. [1] Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad
over het burgerinitiatief (PB L 165 van 11.3.2011, blz. 1). [2] Het Officieel Register kan online worden geraadpleegd op het volgende
adres: http://ec.europa.eu/citizens-initiative/public/welcome
[3] Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de verordening over
het burgerinitiatief. [4] http://ec.europa.eu/citizens-initiative/public/initiatives/ongoing/details/2012/000005 [5] Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en
de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van
toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012,
blz. 1); Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie
van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening
(EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot
vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting
van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1). [6] Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de
Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 – het
kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van
Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104). [7] Verordening (EU) nr. 233/2014 van het Europees Parlement en de
Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument
voor ontwikkelingssamenwerking voor de periode 2014-2020 (PB L 77 van
13.3.2014, blz. 44). [8] Punt 40 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie
(Grote kamer) van 18 oktober 2011, Jurispr. 2011, blz. I-9821. [9] http://www.epda.eu.com/en/# [10] http://workshops.biologists.com/workshop_sept_2014.html [11] Een blastocyste is de structuur die bestaat uit ongeveer honderd
cellen, die ongeveer vijf of zes dagen na de bevruchting wordt gevormd en die
nog niet in de baarmoeder is geïmplanteerd. [12] www.clinicaltrials.gov; http://www.advancedcell.com [13] http://apps.who.int/trialsearch/ [14] De Nobelprijswinnaar 2012, Yamanaka, zei met betrekking hiertoe:
"Embryonale stamcellen zijn nog steeds van belang voor de ontwikkeling
van het onderzoek naar iPS-cellen. De resultaten van het onderzoek op
embryonale stamcellen, zoals methoden om verschillende celtypes te produceren,
zijn toegepast op het onderzoek naar iPS-cellen. Daarom heeft laatstbedoeld
onderzoek zich zo snel ontwikkeld. Daar komt bij dat embryonale stamcellen
worden gebruikt als controle(vergelijkings)materiaal wanneer onderzoekers
experimenten op iPS-cellen uitvoeren en de kwaliteit daarvan analyseren." (http://articles.latimes.com/2010/nov/27/science/la-sci-yamanaka-20101127). [15] ESF Science Policy Briefing 38, http://www.esf.org/publications/science-policy-briefings.html [16] Aanbevelingen voor de ethische evaluatie van projecten inzake
onderzoek met menselijke embryonale stamcellen in de context van KP7 (advies
nr. 22), Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe
technologieën (EGE), 20 juni 2007.
http://ec.europa.eu/bepa/european-group-ethics/docs/publications/opinion_22_final_follow_up_en.pdf
De EGE is een onafhankelijke, pluralistische en multidisciplinaire instantie,
die de Europese Commissie advies geeft over ethische aspecten van wetenschap en
nieuwe technologieën in het kader van de wetgeving of het beleid van de Unie. [17] http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_341_en.pdf [18] Artikel 5 VEU bepaalt: "Krachtens het
subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie op de gebieden die niet onder haar
exclusieve bevoegdheid vallen, slechts op indien en voor zover de
doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege
de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen
worden bereikt." [19] Met 533 stemmen vóór en 29 tegen, bij 22 onthoudingen. [20] Met 2 onthoudingen. [21] http://ec.europa.eu/bepa/european-group-ethics/docs/publications/opinion_22_final_follow_up_en.pdf [22]www.hescreg.eu Het hESC-register is
opgezet om de onderzoeksgemeenschap, wetgevers, regulators en het algemene
publiek een diepgaand overzicht te bieden van de huidige stand van het
onderzoek naar menselijke pluripotente stamcellen (hPSC) in Europa. [23] Op basis van advies nr. 22 van de Europese Groep ethiek van de
exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën. http://ec.europa.eu/bepa/european-group-ethics/docs/publications/opinion_22_final_follow_up_en.pdf [24] Het Verdrag van de Raad van Europa inzake de mensenrechten en de
biogeneeskunde, dat op 4 april 1997 in Oviedo is ondertekend, en de
bijbehorende protocollen, alsmede de door de UNESCO aangenomen Universele
Verklaring over het menselijk genoom en de mensenrechten. [25] Nadere bijzonderheden over de projecten zijn te vinden op de
CORDIS-website: http://cordis.europa.eu/ [26] http://www.eurostemcell.org/ [27] WHO (2012): Safe abortion: technical and policy guidance for health
systems, blz. 87, 90. [28] Er zijn enkel zes landen waar abortus onder alle omstandigheden is
verboden. Bron: Verenigde Naties, World Abortion Policies 2013. www.unpopulation.org [29] UNFPA (1995): Actieprogramma van de Internationale Conferentie over
bevolking en ontwikkeling (ICPD), A/CONF.171/13/Rev.1. [30] Artikel 208 VWEU. [31] Conclusies van de Raad van 14 mei 2012: Het effect van het
EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering. [32] Gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van
de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad, het Europees Parlement
en de Commissie betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie:
"De Europese consensus" (PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1). [33] Verordening (EG) nr. 617/2007 van de Raad van 14 mei 2007 inzake
de uitvoering van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds uit hoofde van de
ACS-EG-partnerschapsovereenkomst (PB L 152 van 13.6.2007, blz. 1). [34] Verordening (EU) nr. 233/2014. [35] http://ec.europa.eu/europeaid/how/public-consultations/5240_en.htm [36] Verordening (EU) nr. 233/2014. [37] http://ec.europa.eu/europeaid/how/evaluation/evaluation_reports/2012/1308_docs_en.htm, bijlage II. [38] Conclusies van de Raad over de rol van de EU in de volksgezondheid in
de wereld, 10 mei 2010. [39] Conclusies van de Raad over de overkoepelende post 2015-agenda,
25 juni 2013. [40] Resoluties van het Europees Parlement van 23 oktober 2012
(2012/2002(INI)); van 12 maart 2013 (2012/2222(INI)); van 11 december
2013 (2013/2057(INL)). [41] Resolutie van het Europees Parlement van 13 juni 2013 inzake de
millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling – vaststelling van het kader voor de
periode na 2015 (2012/2289(INI)). [42] PRAG 2014: Procurement and Grants for European
Union external actions. Zie hoofdstukken 2.3.3., 2.3.4. en
2.4.14, alsmede bijlage e3h2; http://ec.europa.eu/europeaid/prag [43] Europese Commissie: Jaarverslag 2014 over het beleid van de Europese
Unie inzake ontwikkeling en externe bijstand en de uitvoering ervan in 2013
(zal worden gepubliceerd op: http://ec.europa.eu/europeaid/multimedia/publications/index_en.htm
) [44] http://ec.europa.eu/europeaid/how/evaluation/evaluation_reports/2012/1308_docs_en.htm [45] Europese Rekenkamer (2013): jaarverslag over de activiteiten die uit
het 8e, 9e en 10e Europees Ontwikkelingsfonds
zijn gefinancierd; (2013/C 331/02). [46] Artikel 19, lid 1, van de Horizon 2020-verordening bepaalt: "Alle
onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van Horizon 2020
verlopen in overeenstemming met de ethische beginselen en de toepasselijke
nationale, internationale en Uniewetgeving, inclusief het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de rechten van
de mens en de aanvullende protocollen." [47] http://www.un.org/en/development/desa/population/commission/sessions/2014/index.shtml [48] Artikel 19, lid 1, van de Horizon 2020-verordening bepaalt: "Alle
onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van Horizon 2020
verlopen in overeenstemming met de ethische beginselen en de toepasselijke
nationale, internationale en Uniewetgeving, inclusief het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de rechten van
de mens en de aanvullende protocollen." [49] Aanbevelingen voor de ethische evaluatie van projecten inzake
onderzoek met menselijke embryonale stamcellen in de context van KP7, advies
nr. 22, 20 juni 2007, blz. 41. [50] http://www.un.org/en/development/desa/population/commission/sessions/2014/index.shtml [51] Werkdocument van de diensten van de Commissie van 10 december
2013 over het bereiden van de weg voor een kader voor EU-ontwikkelings- en
samenwerkingsresultaten, SWD(2013) 530. BIJLAGE I: PROCEDURELE
ASPECTEN VAN HET BURGERINITIATIEF ÉÉN VAN ONS Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van
Verordening (EU) nr. 211/2011 werd dit initiatief op 11 mei 2012 geregistreerd
en gepubliceerd in het onlineregister van de Commissie. De leden van het burgercomité dat bij de
Commissie werd geregistreerd, zijn inwoners van de volgende lidstaten:
Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Hongarije, Polen, Spanje en
Duitsland. Het initiatief werd geregistreerd in het
Italiaans. De organisatoren verstrekten vervolgens vertalingen in alle
officiële EU-talen van de titel, het onderwerp en de doelstellingen van het initiatief.
Overeenkomstig de verordening over het burgerinitiatief
bevatten de formulieren waarmee burgers hun steun kunnen betuigen, de titel, het onderwerp en de doelstellingen van het initiatief. De
formulieren bevatten ook de link naar het onlineregister van de Commissie,
zodat burgers meer informatie konden vinden over het initiatief, zoals de
organisatoren die hebben opgenomen in de bijlage bij hun registratieaanvraag.
De organisatoren verstrekten vertalingen van dit ontwerp in 19 officiële
EU-talen. Wie het initiatief wilde ondersteunen, was niet verplicht om de
bijlage te raadplegen. De formele periode van twaalf maanden om
steunbetuigingen te verzamelen, eindigde op 11 mei 2013. Aangezien de meeste
organisatoren bij de start van het Europees burgerinitiatief problemen hadden
bij het opzetten van hun onlinesysteem voor het verzamelen van
steunbetuigingen, heeft de Commissie heeft echter nog steunbetuigingen aanvaard
tot 1 november 2013[1].
Nadat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de steunbetuigingen hadden
gecontroleerd, dienden de organisatoren hun initiatief op 28 februari 2014 bij
de Commissie in, met daarbij de certificaten van de bevoegde autoriteiten van
28 lidstaten en informatie over de bronnen van financiering en steun, in
overeenstemming met artikel 9 van de verordening. Onderstaande tabel bevat het aantal geldige
steunbetuigingen als meegedeeld in de certificaten en gegevens die de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten verstrekten. In deze cijfers werd rekening
gehouden met de verlenging tot 1 november 2013. Lidstaat || Aantal ondertekenaars || Drempel om te worden meegeteld bij het minimumaantal van zeven lidstaten België || 5 478 || 16 500 Bulgarije || 906 || 13 500 Tsjechië || 11 468 || 16 500 Denemarken || 7 563 || 9 750 Duitsland || 137 874 || 74 250 Estland || 2 417 || 4 500 Ierland || 6 679 || 9 000 Griekenland || 52 977 || 16 500 Spanje || 144 827 || 40 500 Frankrijk || 83 503 || 55 500 Kroatië || 12 778 || 9 000 Italië || 623 947 || 54 750 Cyprus || 6 407 || 4 500 Letland || 9 132 || 6 750 Litouwen || 11 646 || 9 000 Luxemburg || 5 469 || 4 500 Hongarije || 45 933 || 16 500 Malta || 23 017 || 4 500 Nederland || 27 271 || 19 500 Oostenrijk || 24 973 || 14 250 Polen || 235 964 || 38 250 Portugal || 65 564 || 16 500 Roemenië || 110 405 || 24 750 Slovenië || 3 481 || 6 000 Slowakije || 31 951 || 9 750 Finland || 1 230 || 9 750 Zweden || 2 468 || 15 000 Verenigd Koninkrijk || 26 298 || 54 750 Totaal || 1 721 626 || Drempel bereikt in 18 lidstaten Overeenkomstig artikel 10 van de verordening heeft de Commissie: - op 28 februari 2014 de relevante gegevens gepubliceerd in
het register op: http://ec.europa.eu/citizens-initiative/public/initiatives/finalised/details/2012/000005
- de organisatoren ontmoet op 9 april 2014. Op 10 april 2014 mochten de organisatoren overeenkomstig
artikel 11 van de verordening hun initiatief ook toelichten tijdens een
openbare hoorzitting georganiseerd door het Europees Parlement. Tijdens de bijeenkomst bij de Commissie werd de Commissie
vertegenwoordigd door Commissaris Geoghegan-Quinn en hoge ambtenaren van DG
DEVCO en andere betrokken diensten. Tijdens de openbare hoorzitting werd de Commissie
vertegenwoordigd door Commissaris Geoghegan-Quinn en Commissaris Piebalgs. BIJLAGE
II: Horizon 2020-verordening – Artikel 19[2] Artikel 19 Ethische beginselen 1. Alle onderzoeks- en
innovatieactiviteiten in het kader van Horizon 2020 verlopen in overeenstemming
met de ethische beginselen en de toepasselijke nationale, internationale en
Uniewetgeving, inclusief het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de aanvullende
protocollen. Bijzondere aandacht wordt besteed
aan het evenredigheidsbeginsel, het recht op privacy, het recht op bescherming
van persoonsgegevens, het recht op lichamelijke en geestelijke integriteit van
personen, het recht op non-discriminatie en de noodzaak om een hoog niveau van
bescherming van de menselijke gezondheid te verzekeren. 2. In het kader van Horizon 2020
verrichte onderzoeks- en innovatieactiviteiten richten zich exclusief op
civiele toepassingen. 3. De volgende
onderzoeksterreinen komen niet voor financiering in aanmerking: a) onderzoek gericht op het
klonen van mensen voor reproductieve doeleinden; b) onderzoek bedoeld om het
genetisch erfgoed van mensen te wijzigen waardoor dergelijke wijzigingen
erfelijk zouden kunnen worden; c) onderzoek bedoeld om
menselijke embryo's te produceren enkel voor onderzoeksdoeleinden of om
stamcellen te verkrijgen, onder meer door middel van somatische
celkerntransplantatie. 4. Onderzoek naar menselijke
stamcellen, zowel van volwassenen als van embryo's, mag worden gefinancierd,
afhankelijk van zowel de inhoud van het wetenschappelijke voorstel als het
wetgevingskader van de betrokken lidstaten. Er wordt geen financiering
verstrekt voor onderzoekactiviteiten die in alle lidstaten zijn verboden. Geen
activiteit wordt gefinancierd in een lidstaat waar een dergelijke activiteit is
verboden. 5.
De in lid 3 van dit artikel vermelde onderzoeksterreinen kunnen in het kader
van de in artikel 32, lid 3, bedoelde tussentijdse evaluatie worden herzien in
het licht van de wetenschappelijke vooruitgang. BIJLAGE
III: Horizon 2020 – Verklaring van de Commissie[3] Verklaringen van de Commissie (Kaderprogramma) 2013/C 373/02 VERKLARING VAN DE
COMMISSIE Inzake het
kaderprogramma Horizon 2020 stelt de Europese Commissie voor om bij het nemen
van beslissingen over EU-financiering van onderzoek aan menselijke embryonale
stamcellen met hetzelfde ethische kader als dat van het zevende kaderprogramma
voort te werken. De Europese Commissie
stelt de continuering van dit ethische kader voor omdat het, zo leert de
ervaring, voor een gebied van wetenschap dat veelbelovend is de ontwikkeling
van een verantwoorde benadering mogelijk heeft gemaakt die bevredigend blijkt
te werken in de context van een onderzoeksprogramma waaraan onderzoekers uit
veel landen met zeer uiteenlopende regelgevingen deelnemen. 1. || Het besluit betreffende het kaderprogramma Horizon 2020 sluit expliciet drie onderzoeksgebieden van communautaire financiering uit: — || Onderzoeksactiviteiten die gericht zijn op het klonen van mensen voor voortplantingsdoeleinden; — || onderzoek gericht op het veranderen van het genetisch erfgoed van mensen, dat ertoe kan leiden dat die veranderingen erfelijk worden; — || onderzoek bedoeld om menselijke embryo's te produceren enkel voor onderzoeksdoeleinden of om stamcellen te verkrijgen, onder meer door middel van somatische celkerntransplantatie. 2. || Er worden geen activiteiten gefinancierd die in alle lidstaten verboden zijn. Er worden geen activiteiten gefinancierd in een lidstaat waar een dergelijke activiteit verboden is. 3. || Het besluit inzake Horizon 2020 en de bepalingen betreffende het ethische kader waaraan de communautaire financiering van onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen onderworpen is, houden allerminst een waardeoordeel in over het regelgevings- of ethische kader waaraan dergelijk onderzoek in de lidstaten is onderworpen. 4. || Door te vragen voorstellen in te dienen, verzoekt de Europese Commissie niet uitdrukkelijk gebruik te maken van menselijke embryonale stamcellen. Het eventuele gebruik van, zowel volwassen als embryonale, menselijke stamcellen hangt af van het oordeel van de wetenschappers met het oog op de doelstellingen die zij willen bereiken. In de praktijk wordt veruit het grootste deel van de communautaire financiële middelen voor stamcellenonderzoek besteed aan het gebruik van volwassen stamcellen. Er is geen reden waarom dit in Horizon 2020 substantieel zou veranderen. 5. || Elk project waarin het gebruik van menselijke embryonale stamcellen wordt voorgesteld, moet door een wetenschappelijke evaluatie komen waarbij de noodzaak van het gebruik van dergelijke stamcellen voor het bereiken van de wetenschappelijke doelstellingen door onafhankelijke wetenschappelijke deskundigen wordt beoordeeld. 6. || Voorstellen die door de wetenschappelijke evaluatie komen, worden vervolgens onderworpen aan een door de Europese Commissie georganiseerde stringente ethische evaluatie. Bij deze ethische evaluatie wordt rekening gehouden met de beginselen die zijn weergegeven in het EU-Handvest van de grondrechten en relevante internationale overeenkomsten, zoals het op 4 april 1997 in Oviedo ondertekende Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde van de Raad van Europa en de aanvullende protocollen ervan en de door de UNESCO aangenomen Universele Verklaring inzake het menselijk genoom en de mensenrechten. De ethische evaluatie dient ook om na te gaan of de voorstellen de regels respecteren van de landen waar het onderzoek zal worden uitgevoerd. 7. || In speciale gevallen kan tijdens de levensduur van het project een ethische evaluatie worden uitgevoerd. 8. || Voor elk project waarin het gebruik van menselijke embryonale stamcellen wordt voorgesteld, moet voor de start van het project de goedkeuring worden gevraagd van de relevante nationale of lokale ethische commissie. Alle nationale regels en procedures moeten worden gerespecteerd, inclusief inzake onderwerpen als ouderlijke toestemming, afwezigheid van financiële stimulans enz. Er wordt gecontroleerd of bij het project melding wordt gemaakt van door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het onderzoek zal worden uitgevoerd te nemen toestemmings- en toezichtsmaatregelen. 9. || Een voorstel dat door de wetenschappelijke evaluatie, de nationale of lokale ethische evaluaties en de Europese ethische evaluatie komt, wordt per geval ter goedkeuring voorgelegd aan de lidstaten, die overeenkomstig de onderzoeksprocedure bijeenkomen in de hoedanigheid van regelgevend comité. Er wordt geen project waarbij menselijke embryonale stamcellen worden gebruikt, gefinancierd dat niet de goedkeuring van de lidstaten krijgt. 10. || De Europese Commissie blijft, en dit moet uiteindelijk de patiënten in alle landen ten goede komen, eraan werken om de resultaten van door de Gemeenschap gefinancierd stamcellenonderzoek op grote schaal toegankelijk te maken voor alle onderzoekers. 11. || De Europese Commissie zal acties en initiatieven ondersteunen die bijdragen tot een coördinatie en rationalisatie van MES-onderzoek binnen een verantwoordelijke ethische benadering. Met name zal de Commissie een Europees register van menselijke embryonale stamcellijnen blijven ondersteunen. Ondersteuning van een dergelijk register zal een monitoring van bestaande menselijke embryonale stamcellen in Europa mogelijk maken, bijdragen tot het maximaliseren van het gebruik ervan door wetenschappers en kan onnodige afleidingen van nieuwe stamcellijnen helpen voorkomen. 12. || De Europese Commissie zal blijven vasthouden aan de huidige praktijk, en zal aan het Comité handelend volgens de onderzoeksprocedure geen voorstellen voorleggen voor projecten die onderzoeksactiviteiten inhouden waarbij menselijke embryo's worden vernietigd, ook niet wanneer het daarbij gaat om het verkrijgen van stamcellen. Dat deze onderzoeksfase niet wordt gefinancierd, betekent niet dat de Gemeenschap geen verdere onderzoeksfasen kan financieren die gepaard gaan met het gebruik van menselijke embryonale stamcellen. BIJLAGE
IV: KP7-besluit – Artikel 6[4]
Artikel 6 Ethische beginselen 1.
Alle onderzoeksactiviteiten die worden verricht op grond van het zevende
kaderprogramma, worden uitgevoerd met eerbiediging van de fundamentele ethische
beginselen. 2.
De volgende onderzoeksgebieden komen niet in aanmerking voor financiering op
grond van het zevende kaderprogramma: —
onderzoeksactiviteiten die gericht zijn op het klonen van mensen voor
voortplantingsdoeleinden, —
onderzoek gericht op het veranderen van het genetisch erfgoed van mensen, dat
ertoe kan leiden dat die veranderingen erfelijk worden, —
onderzoek gericht op het produceren van menselijke embryo's uitsluitend ten
behoeve van onderzoek of het verkrijgen van stamcellen, onder meer via
overdracht van de celkern van somatische cellen. 3.
Onderzoek op menselijke volwassen of embryonale stamcellen kan worden
gefinancierd afhankelijk van zowel de inhoud van het wetenschappelijke voorstel
als het regelgevingskader van de betrokken lidstaat of lidstaten. In
een financieringsaanvraag voor onderzoek op menselijke embryonale stamcellen
worden voor zover nodig nadere bijzonderheden betreffende de toestemmings- en
toezichtmaatregelen die door de bevoegde instanties van de lidstaten zullen
worden genomen alsmede nadere bijzonderheden betreffende de ethische
goedkeuring(en) die worden verleend, verstrekt. De
instellingen, organisaties en onderzoekers die onderzoek wensen te doen op het
gebied van embryonale stamcellen zijn onderworpen aan strenge regels van
toestemming en toezicht in overeenstemming met het regelgevingskader van de
betrokken lidstaat of lidstaten. 4.
Voor de tweede fase van dit programma (2010-2013) vindt een herziening plaats
van de bovenvermelde onderzoeksgebieden in het licht van de wetenschappelijke
ontwikkelingen. BIJLAGE V: KP7 – Verklaring van de Commissie[5] Ad artikel 6 Inzake het zevende
kaderprogramma stelt de Europese Commissie voor om bij het nemen van
beslissingen over EU-financiering van onderzoek aan menselijke embryonale
stamcellen met hetzelfde ethische kader als dat van het zesde kaderprogramma
voort te werken. De Europese Commissie
stelt de continuering van dit ethische kader voor omdat het, zo leert de
ervaring, voor een gebied van wetenschap dat veelbelovend is de ontwikkeling
van een verantwoorde benadering mogelijk heeft gemaakt die bevredigend blijkt
te werken in de context van een onderzoeksprogramma waaraan onderzoekers uit
veel landen met zeer uiteenlopende regelgevingssituaties deelnemen. 1) Het besluit betreffende het zevende kaderprogramma sluit expliciet drie onderzoeksgebieden van communautaire financiering uit: — || onderzoeksactiviteiten die gericht zijn op het klonen van mensen voor voortplantingsdoeleinden; — || onderzoek gericht op het veranderen van het genetisch erfgoed van mensen, dat ertoe kan leiden dat die veranderingen erfelijk worden; — || onderzoek gericht op het produceren van menselijke embryo's uitsluitend ten behoeve van onderzoek of het verkrijgen van stamcellen, onder meer via overdracht van de celkern van somatische cellen. 2) Er worden geen activiteiten gefinancierd die in alle lidstaten verboden zijn. Er worden geen activiteiten gefinancierd in een lidstaat waar een dergelijke activiteit verboden is. 3) Het besluit inzake KP7 en de bepalingen betreffende het ethische kader waaraan de communautaire financiering van onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen onderworpen is, houden allerminst een waardeoordeel in over het regelgevings- of ethische kader waaraan dergelijk onderzoek in de lidstaten is onderworpen. 4) Door te vragen voorstellen in te dienen, verzoekt de Europese Commissie niet uitdrukkelijk gebruik te maken van menselijke embryonale stamcellen. Het eventuele gebruik van, zowel volwassen als embryonale, menselijke stamcellen hangt af van het oordeel van de wetenschappers met het oog op de doelstellingen die zij willen bereiken. In de praktijk wordt veruit het grootste deel van de communautaire financiële middelen voor stamcellenonderzoek besteed aan het gebruik van volwassen stamcellen. Er is geen reden waarom dit in KP7 substantieel zou veranderen. 5) Elk project waarin het gebruik van menselijke embryonale stamcellen wordt voorgesteld, moet door een wetenschappelijke evaluatie komen waarbij de noodzaak van het gebruik van dergelijke stamcellen voor het bereiken van de wetenschappelijke doelstellingen door onafhankelijke wetenschappelijke deskundigen wordt beoordeeld. 6) Voorstellen die door de wetenschappelijke evaluatie komen, worden vervolgens onderworpen aan een door de Europese Commissie georganiseerde stringente ethische evaluatie. Bij deze ethische evaluatie wordt rekening gehouden met de beginselen die zijn weergegeven in het EU-Handvest van de grondrechten en relevante internationale overeenkomsten, zoals het op 4 april 1997 in Oviedo ondertekende Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde van de Raad van Europa en de aanvullende protocollen ervan en de door de UNESCO aangenomen Universele Verklaring inzake het menselijk genoom en de mensenrechten. De ethische evaluatie dient ook om na te gaan of de voorstellen de regels respecteren van de landen waar het onderzoek zal worden uitgevoerd. 7) In speciale gevallen kan tijdens de levensduur van het project een ethische evaluatie worden uitgevoerd. 8) Voor elk project waarin het gebruik van menselijke embryonale stamcellen wordt voorgesteld, moet voor de start van het project de goedkeuring worden gevraagd van de relevante nationale of lokale ethische commissie. Alle nationale regels en procedures moeten worden gerespecteerd, inclusief inzake onderwerpen als ouderlijke toestemming, afwezigheid van financiële stimulans enz. Er wordt gecontroleerd of bij het project melding wordt gemaakt van door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het onderzoek zal worden uitgevoerd te nemen toestemmings- en toezichtsmaatregelen. 9) Een voorstel dat door de wetenschappelijke evaluatie, de nationale of lokale ethische evaluaties en de Europese ethische evaluatie komt, wordt per geval ter goedkeuring voorgelegd aan de lidstaten, die bijeenkomen in de hoedanigheid van regelgevend comité. Er wordt geen project waarbij menselijke embryonale stamcellen worden gebruikt, gefinancierd dat niet de goedkeuring van de lidstaten krijgt. 10) De Europese Commissie blijft, en dit moet uiteindelijk de patiënten in alle landen ten goede komen, eraan werken om de resultaten van door de Gemeenschap gefinancierd stamcellenonderzoek op grote schaal toegankelijk te maken voor alle onderzoekers. 11) De Europese Commissie zal acties en initiatieven ondersteunen die bijdragen tot een coördinatie en rationalisatie van MES-onderzoek binnen een verantwoordelijke ethische benadering. Met name zal de Commissie een Europees register van menselijke embryonale stamcellijnen ondersteunen. Ondersteuning van een dergelijk register zal een monitoring van bestaande menselijke embryonale stamcellen in Europa mogelijk maken, bijdragen tot het maximaliseren van het gebruik ervan door wetenschappers en kan onnodige afleidingen van nieuwe stamcellijnen helpen voorkomen. 12) De Europese Commissie zal blijven vasthouden aan de huidige praktijk, en zal aan het Regelgevend Comité geen voorstellen voorleggen voor projecten die onderzoeksactiviteiten inhouden waarbij menselijke embryo's worden vernietigd, ook niet wanneer het daarbij gaat om het verkrijgen van stamcellen. Dat deze onderzoeksfase niet wordt gefinancierd, betekent niet dat de Gemeenschap geen verdere onderzoeksfasen kan financieren die gepaard gaan met het gebruik van menselijke embryonale stamcellen. [1] Persbericht van 18.7.2012: http://ec.europa.eu/commission_2010-2014/sefcovic/headlines/press-releases/2012/07/2012_07_18_eci_en.htm [2] Verordening (EU) Nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad
van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma
voor onderzoek en innovatie (2014 -2020) en tot intrekking van Besluit
nr. 1982/2006/EG. [3] Publicatieblad van de Europese Unie, C 373/12 van 20.12.2013. [4] Besluit Nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18
december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese
Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische
ontwikkeling en demonstratie (2007-2013). [5] Publicatieblad van de Europese Unie, L 412/42 van 30.12.2006.