MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Europese strategie voor energiezekerheid /* COM/2014/0330 final */
In
de Europese Unie berusten voorspoed en veiligheid op een stabiele voorziening
van ruim voldoende energie. Het feit dat de burgers in de meeste lidstaten
sinds de oliecrisis in de jaren zeventig geen ervaring hebben met enige
langdurige verstoring van de energievoorziening bewijst dat de lidstaten en de
EU een succesvolle energievoorziening hebben gegarandeerd. Voor de meeste
burgers is energie "op afroep" beschikbaar: alomtegenwoordig en
vanzelfsprekend. Dit heeft een grote invloed op de factoren die de nationale
besluiten betreffende het energiebeleid beïnvloeden, waarbij
voorzieningszekerheid niet even zwaar weegt als andere overwegingen. Niettemin
hebben tijdelijke verstoringen van de gasvoorziening in de winters van 2006 en 2009
de EU‑burgers in sommige van de oostelijke lidstaten zwaar geraakt.
Europa is daardoor bruut wakker geschud en is gewezen op de noodzaak van een
gemeenschappelijk Europees energiebeleid. Sindsdien is heel veel gedaan om de
energiezekerheid van de EU wat betreft de gasvoorziening te versterken en het
aantal lidstaten dat in dat opzicht van één enkele leverancier afhankelijk is,
te verkleinen. Toch is het zo dat de EU, ondanks alles wat zij heeft bereikt op
het gebied van de versterking van de infrastructuur en de diversificatie van de
leveranciers, kwetsbaar blijft voor schokken van buitenaf op energiegebied,
zoals duidelijk blijkt uit onderstaande cijfers. De EU heeft derhalve een
zakelijke strategie op het gebied van energiezekerheid nodig, die op de korte
termijn de bestandheid tegen dergelijke schokken en verstoringen van de
energievoorziening en op de lange termijn een geringere afhankelijkheid van
bepaalde brandstoffen, energieleveranciers en transportroutes stimuleert.
Beleidsmakers op nationaal en EU‑niveau moeten de burgers duidelijk maken
welke keuzes het verminderen van deze afhankelijkheid met zich meebrengt. Belangrijke feiten en cijfers over energiezekerheid in de EU § Op dit moment importeert de EU 53 % van de energy die zij verbruikt. De afhankelijkheid van energie‑invoer heeft betrekking op ruwe olie (voor bijna 90 %), aardgas (voor 66 %), en in mindere mate op vaste brandstoffen (voor 42 %) en splijtstof (40 %). § Energiezekerheid raakt alle lidstaten, ook al zijn sommige kwetsbaarder dan andere. Vooral de minder geïntegreerde, minder goed verbonden regio's, zoals de Baltische landen en Oost‑Europa, zijn kwetsbaar. § Het urgentste probleem op het gebied van energiezekerheid is de sterke afhankelijkheid van één enkele externe leverancier. Dat geldt met name voor gas, maar ook voor elektriciteit: o zes lidstaten zijn van Rusland afhankelijk, dat hun enige externe leverancier is voor hun hele gasinvoer; drie van die landen gebruiken bovendien voor meer dan een kwart van hun energiebehoefte aardgas. In 2013 maakte de energielevering uit Rusland 39 % van de aardgasinvoer van de EU uit, ofwel 27 % van het EU‑gasverbruik. Rusland exporteerde 71 % van zijn gas naar Europa; de grootste volumes daarvan gingen naar Duitsland en Italië (zie bijlage 1); o Wat elektriciteit betreft, zijn drie lidstaten (Estland, Letland en Litouwen) afhankelijk van één externe beheerder voor de werking en de balancering van hun elektriciteitsnet. § De externe energierekening van de EU bedraagt meer dan 1 miljard euro per dag (in heel 2013 ongeveer 400 miljard euro) en bedraagt meer dan 20 % van de totale EU‑invoer. De EU importeert voor meer dan 300 miljard euro aan ruwe olie en olieproducten, waarvan meer dan één derde uit Rusland. § De energiezekerheid van de EU moet ook worden bekeken in de context van de groeiende vraag naar energie wereldwijd; naar verwachting zal die tot 2030 namelijk met 27 % toenemen, waarbij de energievoorziening en de handelsstromen belangrijke veranderingen zullen ondergaan. De hierna beschreven
strategie gaat uit van een aantal sterke punten van het huidige beleid en de
ervaring die is opgedaan met de toepassing daarvan en met de mate waarin de
Unie doeltreffend op voorgaande energievoorzieningscrises heeft gereageerd.
Europa heeft namelijk aanzienlijke vooruitgang geboekt op weg naar de
voltooiing van de interne energiemarkt met steeds meer onderlinge verbindingen.
In vergelijking met al zijn partners presteert Europa als één van de beste
regio's wereldwijd op het gebied van energie‑intensiteit en een beter
uitgebalanceerde energiemix. Niettemin worden
energiezekerheidsproblemen al te vaak slechts nationaal aangepakt zonder
volledig rekening te houden met de onderlinge afhankelijkheid van de lidstaten.
De sleutel tot een verbeterde energiezekerheid is in de eerste plaats een
collectieve aanpak via een goed werkende interne markt en meer samenwerking op
regionaal en Europees niveau, allereerst bij de coördinatie van de uitbouw van
het net en het openstellen van markten, en in de tweede plaats door meer
samenhang te brengen in het externe optreden. Onder meer moet ervoor worden
gezorgd dat kandidaat‑lidstaten en potentiële kandidaat‑lidstaten
deze leidende beginselen volgen. Tegenwoordig is de EU de
enige grote economische speler die 50 % van zijn elektriciteit produceert
zonder broeikasgasemissies[1].
Deze trend moet worden voortgezet. Op de lange termijn is de energiezekerheid
van de Unie onlosmakelijk verbonden met en wordt deze in aanzienlijke mate
bevorderd door de noodzaak de economie concurrerend en koolstofarm te maken,
zodat het gebruik van ingevoerde fossiele brandstoffen kan worden verminderd.
Deze Europese energiezekerheidsstrategie is derhalve een integraal onderdeel
van de mededeling van de Commissie "Een beleidskader voor klimaat en
energie in de periode 2020‑2030"[2],
en ook volledig in overeenstemming met de doelstellingen in het kader van het
concurrentie‑ en industriebeleid[3]
van de Unie. Het is derhalve belangrijk dat, zoals door de Europese Raad is
aangegeven, over dit kader spoedig besluiten worden genomen, en dat de lidstaten
collectief in een hogere versnelling gaan om langetermijnplannen voor
concurrerende, zekere en duurzame energie op te stellen en uit te voeren. De
energiezekerheid aanpakken in een snel veranderende omgeving vereist
flexibiliteit en aanpassingsvermogen. Deze strategie kan derhalve evolueren als
gevolg van veranderende omstandigheden. In de strategie wordt
vastgesteld op welke gebieden op de korte, middellange en langere termijn
besluiten moeten worden genomen of concrete acties moeten worden uitgevoerd als
antwoord op problemen op het gebied van energiezekerheid. Zij is gebaseerd op
acht belangrijke pijlers die samen een voor alle lidstaten gunstige, nauwere
samenwerking bevorderen, met inachtneming van nationale energiekeuzes,
gebaseerd op het solidariteitsprincipe: 1. onmiddellijke acties om de capaciteit van de EU te vergroten teneinde
in de winter van 2014/2015 grote verstoringen het hoofd te kunnen bieden; 2. versterking van de nood‑/solidariteitsmechanismen, waaronder de
coördinatie van risicobeoordelingen en noodplannen en bescherming van de
strategische infrastructuur; 3. matiging van de energievraag; 4. het opzetten van een goed functionerende en volledig geïntegreerde
interne energiemarkt; 5. verhoging van de energieproductie in de Europese Unie; 6. verdere ontwikkeling van energietechnologieën; 7. diversificatie van de externe energievoorziening en de daarmee verband
houdende infrastructuur; 8. verbetering van de coördinatie van het nationale energiebeleid en nauwe
coördinatie van het externe energiebeleid.
1.
Onmiddellijke acties om de capaciteit van de EU te
vergroten teneinde in de winter van 2014/2015 grote verstoringen het hoofd te
kunnen bieden
Met het oog op de gebeurtenissen van dit
moment in Oekraïne en het feit dat die de energievoorziening kunnen verstoren,
moet op de korte termijn actie worden ondernomen ten gunste van de landen die
afhankelijk zijn van één enkele gasleverancier. Voor de komende winter zal de Commissie
samenwerken met de lidstaten, regulators, transmissiesysteembeheerders en
marktdeelnemers om de paraatheid van de Unie in verband met mogelijke
verstoringen te verbeteren. Bijzondere aandacht zal worden geschonken aan
kwetsbare gebieden, aan het verbeteren van de opslagcapaciteit (bv. het
volledig gebruikmaken van de Letse opslagcapaciteit in de Baltische regio), aan
de ontwikkeling van bidirectionele gasstromen (naar aanleiding van het
succesvolle voorbeeld van het Slowaaks/Oekraïense memorandum van
overeenstemming), aan de ontwikkeling van plannen inzake voorzieningszekerheid
op regionaal niveau en aan het beter benutten van het potentieel van vloeibaar
aardgas (Liquefied Natural Gas - LNG). Kernacties De Commissie en de lidstaten moeten: · de samenwerking binnen de Groep coördinatie gas[4] intensiveren, en met name de aardgasstromen en de gasopslag verder in kaart brengen en op EU‑ en/of regionaal niveau nationale risicobeoordelingen en noodplannen coördineren; · actualisering van de risicobeoordelingen en de preventieve actieplannen en noodplannen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 994/2010; · stresstests inzake energiezekerheid starten met het oog op het risico dat de energievoorziening de komende winter kan worden verstoord, en zo nodig back‑upsystemen ontwikkelen, zoals grotere gasvoorraden aanleggen, noodinfrastructuur en bidirectionele gasstromen ontwikkelen en de vraag naar energie verminderen of op de zeer korte termijn op alternatieve brandstoffen overstappen; · verder samenwerken met gasleveranciers en transmissiesysteembeheerders om voor mogelijke bronnen voor aanvullende leveringen op de korte termijn te zorgen, met name LNG.
2.
Versterking van de nood‑/solidariteitsmechanismen,
waaronder de coördinatie van risicobeoordelingen en noodplannen en bescherming
van de strategische infrastructuur
De allergrootste
prioriteit van de EU is om ervoor te zorgen zo goed mogelijk voorbereid te zijn
en een goede planning te hebben, om zo eventuele plotselinge verstoringen van
de energievoorziening het hoofd te kunnen bieden, en om verder te zorgen voor
de bescherming van de strategische infrastructuur en de collectieve
ondersteuning van de meest kwetsbare lidstaten.
2.1.
Olievoorraden
De lidstaten zijn verplicht minimumvoorraden
ruwe aardolie en aardolieproducten op te bouwen en in stand te houden, waardoor
het risico op verstoring van de energievoorziening wordt verkleind[5]. De huidige voorraden
zijn goed voor ongeveer 120 dagen verbruik, hetgeen duidelijk meer is dan het
vereiste minimum van 90 dagen. Bovendien is de verplichting van de EU om
voorraden aan te houden geheel in lijn met de in het kader van het Internationale
Energieagentschap (IEA) vastgestelde verplichting om aardolievoorraden aan te
houden. Deze instrumenten zijn relevant en efficiënt gebleken. De zekerheid dat
waarschijnlijk geen fysieke tekorten zullen voorkomen, is van fundamenteel
belang om in het geval van een crisis marktprijsfluctuaties tegen te gaan. De
EU moet de internationale samenwerking en de transparantie ten aanzien van
olievoorraden en oliemarkten derhalve bevorderen, en daarbij met name ook de
grote nieuwe verbruikers als China en India betrekken.
2.2.
Voorkomen en verkleinen van het risico op
verstoring van de gasvoorziening
Sinds de gasvoorzieningscrises van 2006 en 2009
heeft de EU haar coördinatiecapaciteiten versterkt om mogelijke verstoringen[6]
van de gasvoorziening te voorkomen en te verkleinen. Investeringen in back‑upinfrastructuur
zijn nu verplicht: de lidstaten moeten uiterlijk op 3 december 2014 in staat
zijn zelfs aan de piekvraag te kunnen voldoen in het geval van een verstoring
van het grootste afzonderlijke onderdeel van de infrastructuur. Bovendien
moeten op alle grensoverschrijdende interconnecties tussen de lidstaten
bidirectionele gasstromen mogelijk zijn. De EU is ook beter voorbereid op verstoring
van de gasvoorziening. Er zijn Europese regels om de voorziening van beschermde
afnemers onder zware omstandigheden zeker te stellen (bv. afnemers die gas
gebruiken voor verwarming), onder meer bij verstoring van de infrastructuur
onder normale winteromstandigheden, en de lidstaten moeten preventieve
actieplannen en noodplannen opstellen. De Groep coördinatie gas, waarbij de
lidstaten, de regulators en de belanghebbenden zijn betrokken, blijkt een
doeltreffend EU‑breed platform te zijn om informatie tussen deskundigen
uit te wisselen en om acties te coördineren. Deze regels bieden een Europees
kader dat vertrouwen schept en voor solidariteit zorgt, aangezien het
garandeert dat de lidstaten hun nationale verantwoordelijkheden nakomen en
collectief de voorzieningszekerheid verbeteren. De
ervaring met gasleveringszekerheid heeft tot dusverre geleerd dat er synergieën
zijn te behalen door verdere grensoverschrijdende samenwerking, bijvoorbeeld
door de ontwikkeling van risicobeoordelingen (stresstests) en
voorzieningszekerheidsplannen op regionaal en EU‑niveau, door de
ontwikkeling van een regelgevend kader voor gasopslagplaatsen waarin hun
strategische belang voor de voorzieningszekerheid wordt erkend, of door een
nauwkeuriger EU‑brede definitie van het begrip "beschermde
afnemers". Dit zal deel uitmaken van de volledige herziening van de
bestaande bepalingen en van de tenuitvoerlegging van de verordening
veiligstelling gaslevering die de Commissie vóór eind 2014 zal afronden. Bovendien
kunnen op internationaal niveau nieuwe leveringszekerheidinstrumenten worden
overwogen met belangrijke strategische partners. Bundeling van een klein deel
van de bestaande veiligheidsvoorraden in een virtuele gemeenschappelijke
capaciteitsreserve - bijvoorbeeld in het kader van de IEA - kan een snelle
reactie mogelijk maken in het geval van een beperkte verstoring[7].
2.3.
Bescherming van kritieke infrastructuur
De EU is begonnen met de ontwikkeling van een
beleid om de fysieke bescherming van kritieke infrastructuur (tegen dreigingen
en risico's) ter hand te nemen; de energie-infrastructuur maakt daarvan deel
uit[8]. Er moet meer aandacht
worden geschonken aan IT-veiligheid. Bovendien moet een breder debat worden
gevoerd over de bescherming van strategische energie-infrastructuur zoals gas-
en elektriciteitstransmissiesystemen die een voor alle consumenten cruciale dienst
bieden. Dit debat moet gaan over de zeggenschap over strategische
infrastructuur door entiteiten van buiten de EU, met name staatsbedrijven,
nationale banken of soevereine fondsen van belangrijke energie leverende
landen, die veeleer de EU-energiemarkt willen binnendringen of de
diversificatie willen hinderen dan dat zij het EU-net en de infrastructuur
willen ontwikkelen. Naleving van de bestaande EU-wetgeving moet worden
gegarandeerd wanneer kopers van buiten de EU strategische infrastructuur verwerven.
De voordelen van een overkoepelend energiesysteem met grote afzonderlijke
onderdelen waarin de gecentraliseerde en de gedecentraliseerde energieproductie
naar behoren worden gebalanceerd, en dat zowel economisch efficiënt als
storingsbestendig is, moeten worden beoordeeld. De bestaande bepalingen inzake ontbundeling
van gastransmissieactiviteiten voorzien reeds in een mechanisme om ervoor te
zorgen dat transmissiesysteembeheerders waarover entiteiten van buiten de EU
zeggenschap hebben aan dezelfde verplichtingen voldoen als die waarover
EU-entiteiten zeggenschap hebben. De recente ervaring met sommige beheerders
van buiten de EU die proberen de naleving van de EU-wetgeving op EU-grondgebied
te ontwijken, doet concluderen dat wellicht stringentere toepassing nodig is en
dat de toepasselijke regels op EU‑ en lidstaatniveau moeten worden
aangescherpt. In dit verband moet de naleving van de internemarktregels van de
EU, met name die ten aanzien van overheidsopdrachten, ook worden gegarandeerd.
2.4.
Solidariteitsmechanismen onder lidstaten
Solidariteit is een belangrijk beginsel binnen
de EU, op grond waarvan praktische steun moet worden verstrekt aan lidstaten
die het kwetsbaarst zijn voor ernstige verstoringen van de energievoorziening.
Derhalve moeten behoorlijke noodplannen op basis van stresstests van de
energiesystemen worden opgezet en regelmatig worden herzien en moeten
regelmatig discussiebijeenkomsten met de autoriteiten en het bedrijfsleven van
elk land worden georganiseerd, teneinde binnen de EU minimumniveaus van
alternatieve brandstofleveringen te garanderen om de noodvoorraden aan te
vullen. In verband met de recente gebeurtenissen moet de aandacht nu in de
eerste plaats uitgaan naar de lidstaten aan de oostgrens van de EU; eventueel
kunnen kandidaat‑lidstaten en potentiële kandidaat‑lidstaten met
deze mechanismen worden geassocieerd. Kernacties De Commissie zal: de bestaande mechanismen herzien om de leveringszekerheid te garanderen en zal voorstellen ze waar nodig te versterken, samen met maatregelen voor de bescherming van strategische energie-infrastructuur en de juiste balans tussen de gecentraliseerde en de gedecentraliseerde onderdelen daarvan. de lidstaten en het bedrijfsleven nieuwe coördinatiemechanismen voor noodsituaties voorleggen, alsmede plannen om in tijden van nood energie te leveren aan landen, op basis van risicobeoordelingen (stresstests inzake energievoorzieningszekerheid). De aandacht moet nu vooral uitgaan naar alle lidstaten aan de oostgrens van de EU.
3.
Matiging van de energievraag
De matiging van de energievraag is een van de
doeltreffendste instrumenten om de energieafhankelijkheid van de EU van het
buitenland en de blootstelling aan scherpe prijsschommelingen te beperken. De
huidige situatie verleent urgentie aan de eerder overeengekomen streefwaarde
voor verbetering van de energie-efficiëntie in de EU met 20%, die in 2020 zal
resulteren in 371 Mtoe aan besparingen op primaire energie ten opzichte
van de prognoses. Deze besparingen kunnen worden gehaald als de maatregelen van
de betrokken wetgeving onverwijld streng worden toegepast. Met name geldt dit
voor de "energie-efficiëntierichtlijn" en de "richtlijn
energieprestatie van gebouwen". Aanzienlijke energiebesparingen kunnen alleen
worden gehaald als duidelijk wordt aangegeven wat de prioritaire sectoren zijn
en als gemakkelijk toegankelijk investeringskapitaal wordt gemobiliseerd. De
vraag naar energie in de sector gebouwen, die verantwoordelijk is voor ongeveer
40 % van het energieverbruik in de EU en een derde van het aardgasverbruik[9], zou met wel 75 %
kunnen dalen als de renovatie van gebouwen wordt versneld. Verbeteringen op het
gebied van stadsverwarming en -koeling kunnen ook een belangrijke bijdrage
leveren. Het gasverbruik van de industrie bedraagt ongeveer 25 % van het totale
verbruik in de EU; er bestaat een aanzienlijk potentieel voor winst op het
gebied van energie-efficiëntie door gebruik te maken van een versterkte
emissiehandel, zoals de Commissie heeft voorgesteld als onderdeel van het
klimaat- en energiekader voor 2030[10].
Om nog meer investeringen uit de particuliere sector, die een
sleutelrol moet gaan spelen, te genereren, hebben de Europese structuur- en
investeringsfondsen[11]
ten minste 27 miljard euro apart gezet, speciaal voor investeringen in de
koolstofarme economie, en dus ook in energie-efficiëntie. Nadere analyse van de
huidige programmering van deze fondsen door de lidstaten laat zien dat het
feitelijke bedrag van deze investeringen tot meer dan 36 miljard euro zal
oplopen. De financiële instrumenten die zijn opgezet met een bijdrage uit de
Europese structuur- en investeringsfondsen[12]
kunnen zorgen voor meer particuliere kapitaalsinvesteringen, terwijl de
bedrijven die energiediensten leveren (ESCO's) met behulp van hun nieuwe
bedrijfsmodellen in het hele energiesysteem besparingen kunnen bereiken. Kernacties De lidstaten worden opgeroepen om: de maatregelen om de energie-efficiëntiedoelstellingen voor 2020 te halen, te versnellen, en daarbij in het bijzonder aandacht te schenken aan verwarming en isolatie, meer bepaald in de bouw en de industrie, en dan met name door: o ambitieuze tenuitvoerlegging van de energie-efficiëntierichtlijn en de richtlijn energieprestatie van gebouwen; o versterkte steun via regelgeving en openbare financiën om de snelheid waarmee gebouwen worden gerenoveerd en stadsverwarming wordt verbeterd of aangelegd, te vergroten. o het bevorderen van energiediensten en vraagrespons met nieuwe technologieën waarvoor financiële steun van de EU, met name van de Europese structuur- en investeringsfondsen, de nationale financieringsregelingen kan aanvullen; o versnelde uitvoering van de actieplannen voor duurzame energie die zijn ingediend door gemeenten die deelnemen aan het burgemeestersconvenant, o het bevorderen van energie-efficiëntie in de industrie via een versterkt emissiehandelssysteem. De Commissie zal: de energie-efficiëntierichtlijn deze zomer herzien om de voortgang ten aanzien van de energie-efficiëntiedoelstelling van 2020 te beoordelen en aan te geven hoe energie-efficiëntie kan bijdragen tot het beleidskader energie- en klimaat voor 2030; prioritaire sectoren identificeren (op het gebied van huisvesting, transport en industrie) waarin op de middellange tot de lange termijn energie-efficiëntiewinst kan worden gehaald, ook in de lidstaten die het kwetsbaarst zijn voor voorzieningsverstoringen; vaststellen wat de resterende barrières zijn voor de toepassing van energie-efficiëntie en de ontwikkeling van een echte dienstenmarkt op het gebied van energie-efficiëntie, en voorstellen doen om die door andere dan wetgevingsmaatregelen aan te pakken. de richtlijn energie-etikettering en de ecodesignrichtlijn op basis van de opgedane ervaring herzien om tot een sterkere daling van het energieverbruik en van andere milieueffecten van producten te komen. 4.
Het opzetten
van een goed functionerende en volledig geïntegreerde interne energiemarkt De Europese interne markt voor energie is de
manier bij uitstek om de energiezekerheid kosteneffectief tot stand te brengen.
Overheidsinterventies die van invloed zijn op dit marktkader, zoals nationale
besluiten over hernieuwbare energie of over efficiëntiedoelstellingen,
besluiten over de ondersteuning van de investering in (of de ontmanteling van)
kerncentrales, of besluiten om belangrijke infrastructuurprojecten te ondersteunen
(zoals NordStream, SouthStream, TAP of een Baltische LNG-terminal) moeten op
Europees en/of regionaal niveau worden besproken om te voorkomen dat de
besluiten in de ene lidstaat de leveringszekerheid in een andere lidstaat
ondermijnen. Op het niveau van de EU bestaan verschillende instrumenten om
dergelijke projecten gecoördineerd uit te voeren en daarbij het acquis
na te leven (interne-marktwetgeving, TEN-E-richtsnoeren en staatssteunregels).
Een echte Europese energiezekerheidsstrategie vereist een strategische
discussie vooraf over de handhavingsinstrumenten op zowel EU‑ als
nationaal niveau.
4.1.
De interne markt voor elektriciteit en gas beter
laten werken
In het derde interne‑energiemarktpakket is
het kader bepaald waarin de Europese interne energiemarkt zich moet
ontwikkelen. De staatshoofden en regeringsleiders zijn overeengekomen dat de
interne energiemarkt in 2014 tot stand moet zijn gebracht. Er zijn positieve
ontwikkelingen, maar er moet nog veel worden gedaan. Er zijn positieve stappen gezet op het gebied
van regionale marktintegratie. Concurrerende en liquide markten bieden een
doeltreffende bescherming tegen politiek of commercieel machtsmisbruik door
individuele leveranciers. Goed ontwikkelde handelsmechanismen en liquide
spotmarkten kunnen effectieve kortetermijnoplossingen bieden in het geval van
verstoringen, zoals reeds het geval is voor olie en steenkool. Voor gas en
elektriciteit kan dezelfde zekerheid worden bereikt, mits er
pijpleidingcapaciteit of elektriciteitsnetten beschikbaar zijn om het gas of de
elektriciteit te vervoeren. De regionale aanpak was, zowel qua
grensoverschrijdende handel als qua voorzieningszekerheid (waaronder zo nodig
capaciteitsmechanismen[13]),
doorslaggevend voor de integratie van de Europese energiemarkt, en zal dat ook
blijven. De Noordse landen (Finland, Zweden, Denemarken en Noorwegen) hebben in
de elektriciteitssector het voorbeeld gegeven door hun markten reeds in een
vroeg stadium te integreren in NordPool. Ook in het kader van het
"Pentalateraal energieforum" in Noordwest Europa (Frankrijk,
Duitsland, België, Nederland, Luxemburg en Oostenrijk) zijn fundamentele
integratieprojecten gestart in de sectoren elektriciteit en gas.
Transmissiesysteembeheerders en regulators hebben ook beslissende stappen gezet
op weg naar de koppeling van elektriciteitsmarkten in verschillende gebieden[14].
Voor gas is in 2013 een samenwerking met een vergelijkbaar effect tot stand
gebracht, namelijk het PRISMA-platform, waarbij de interconnectiecapaciteit
voor de netwerken van 28 transmissiesysteembeheerders (TSB's), die
verantwoordelijk zijn voor het transport van 70 % van het Europese gas, op
een transparante en uniforme manier wordt geveild. Niettemin loopt de ontwikkeling van
concurrerende en goed geïntegreerde markten in de Baltische landen en in
Zuidoost Europa achter, waardoor die regio's het daarmee samenhangende voordeel
van voorzieningszekerheid ook missen. In die regio's moet door middel van een
gerichte aanpak snel kritieke infrastructuur worden uitgebouwd (zie punt 4.2),
en moeten regionale gashubs worden opgezet. De juiste tenuitvoerlegging van de netcodes in
de gassector zal de energiezekerheid aanzienlijk verbeteren, aangezien daardoor
de open en niet-discriminerende toegang tot transmissiesystemen wordt
verbeterd, zodat gas vrij en flexibel naar iedere bestemming in de EU kan
stromen. Bovendien moeten de antitrustregels en de
regels inzake concentratiecontrole stringent worden gehandhaafd, aangezien die
regels ervoor zorgen dat de voorzieningszekerheid in de EU niet in het gedrang
komt door concurrentieverstorend gedrag of door concurrentieverstorende
consolidatie van de verticale integratie van energiebedrijven.
4.2.
Versnelling van de bouw van belangrijke
interconnectoren
Een werkelijk geïntegreerde en concurrerende interne
energiemarkt behoeft niet alleen een gemeenschappelijk regelgevend kader, maar
ook een sterke ontwikkeling van de infrastructuur voor energietransport, met
name in grensoverschrijdende interconnecties tussen lidstaten. De Commissie
schat dat hiervoor tot 2020 ongeveer 200 miljard euro nodig is, maar dat
de markt momenteel slechts ruwweg de helft hiervan kan leveren. De verordening tot opstelling van richtsnoeren
voor trans-Europese netwerken in de energiesector en de Connecting Europe
Facility hebben tot doel te bepalen welke cruciale projecten Europa nodig heeft
in 12 prioritaire corridors en gebieden en om deze tijdig uit te voeren. De
eerste lijst met projecten van gemeenschappelijk belang (PGB) van de Unie is in
2013 vastgesteld. De primaire doelstelling van de EU-infrastructuur is om nu te
zorgen voor de tijdige uitvoering van de PGB's. Samen met de gestroomlijnde
vergunningsprocedures zal de 5,8 miljard euro van de Connecting Europe
Facility ertoe bijdragen dat dit wordt bereikt. De Connecting Europe Facility
vertegenwoordigt slechts ongeveer 3 % van de 200 miljard euro aan
investeringen die tot 2020 nodig zijn, maar dit bedrag kan als hefboom dienen
voor andere middelen door gebruik te maken van financiële instrumenten. Om
ervoor te zorgen dat de Connecting Europe Faciliteit iets tot stand kan
brengen, moeten die middelen vooral worden gericht op een paar cruciale
projecten en moeten zij ook worden gecombineerd met de inspanningen van de
regulators om een deel van de infrastructuur te financieren via nettarieven en
via lidstaten die in voorkomend geval gebruikmaken van de Europese structuur-
en investeringsfondsen. Zowel bij de vergunningverlening als de uitvoering van
projecten moet naar behoren rekening worden gehouden met de bestaande EU-milieuwetgeving
en -richtsnoeren[15],
om de duurzaamheid voor het milieu te waarborgen en de steun en acceptatie door
het publiek zeker te stellen. Voor de korte en de middellange termijn worden
27 gasprojecten en 6 elektriciteitsprojecten van cruciaal belang geacht voor de
energiezekerheid van de EU (zie indicatieve lijst in bijlage 2), omdat verwacht
wordt dat de uitvoering ervan de diversificatie van de
voorzieningsmogelijkheden in en de solidariteit met de meest kwetsbare delen
van Europa versterkt. Ongeveer de helft van deze projecten is in principe in 2017
afgerond, terwijl de resterende projecten in de periode tot 2020 wordt
opgeleverd. Het overgrote deel van deze cruciale projecten bevindt zich in
Oost-Europa en in Zuidwest-Europa. De kosten van deze projecten worden geraamd
op ongeveer 17 miljard euro. Op een paar LNG-terminals en opslagprojecten
na zijn de cruciale PGB's vrijwel allemaal grootschalig en per definitie
ingewikkeld. Er bestaat dan ook een risico op vertragingen. Daarom is er meer
nodig dan uitsluitend vroege steun uit de Connecting Europe Facility om de
uitvoering te versnellen. De Commissie is derhalve van plan haar steun voor de
cruciale projecten te verruimen, de projectontwikkelaars bijeen te brengen voor
de bespreking van de technische mogelijkheden om de uitvoering van de projecten
te versnellen, de nationale regulerende instanties om overeenstemming te
bereiken over de grensoverschrijdende kostenallocatie en de financiering, en de
betrokken ministeries om met het oog op zowel de eerste als de latere
aanbestedingen te zorgen voor sterke politieke steun. In maart 2014 heeft de Europese Raad in zijn
conclusies opgeroepen tot: "een snelle uitvoering van alle maatregelen
ter verwezenlijking van de doelstelling dat van elke lidstaat ten minste 10 %
van de geïnstalleerde productiecapaciteit voor elektriciteit geïnterconnecteerd
is". Op dit moment ligt het gemiddelde interconnectieniveau op 8 %.
Gezien het belang van interconnectoren voor de versterking van de
voorzieningszekerheid en de noodzaak om grensoverschrijdende handel te
vergemakkelijken, stelt de Europese Commissie voor om het huidige
interconnectieniveau van 10 % tegen 2030 te verhogen tot 15 %,
rekening houdend met de kostenaspecten en het potentieel van de handel in de
betrokken regio's. 4.3.
De Europese oliemarkt Rusland is één van de belangrijkste
leveranciers van ruwe olie aan de EU; op dit moment wordt die olie in de EU
geraffineerd, en sommige raffinaderijen worden speciaal geschikt gemaakt voor
deze soorten ruwe olie. Hoewel er sprake is van voldoende raffinagecapaciteit
om aan de volledige vraag naar aardolieproducten te voldoen, is de EU een
netto-exporteur van benzine en een netto-importeur van diesel, vooral uit
Rusland en de VS. De onderlinge afhankelijkheid van de EU, de VS en Rusland op
het gebied van olie, de beschikbaarheid van olievoorraden en de mogelijkheid om
olie over de hele wereld te verhandelen en te vervoeren, houdt in dat de EU,
wat de bevoorrading met olie betreft, niet onmiddellijk wordt bedreigd. Er zijn
echter problemen die nauwgezet moeten worden gevolgd en waarvoor een
strategischer coördinatie van het EU-oliebeleid nodig is: -
de afhankelijkheid van de EU-raffinage-industrie
van Russische ruwe olie; -
de grotere concentratie van de Russische
olie-industrie, en de toegenomen mate waarin de EU-raffinagecapaciteit eigendom
is van Russische bedrijven; -
de geraffineerde producten die voor vervoer worden
gebruikt. Concurrerend blijven is voor de
EU-raffinagesector een grote uitdaging, zoals blijkt uit de verminderde raffinagecapaciteit
en de buitenlandse investeringen, met name door Russische bedrijven, die de
afhankelijkheid van Russische ruwe olie vergroten. Het is belangrijk om in
Europa concurrerende raffinagecapaciteit te handhaven, om een te grote
afhankelijkheid van ingevoerde geraffineerde aardolieproducten te voorkomen en
om de voorraden ruwe olie voldoende flexibel te kunnen verwerken[16]. Op de lange termijn moet de afhankelijkheid van
olie van de EU, met name voor vervoer, worden verminderd. De Commissie heeft
een reeks maatregelen vastgesteld om de broeikasgasemissies en het verbruik van
brandstoffen voor vervoer te verminderen; een alternatieve
brandstoffenstrategie maakt daarvan deel uit[17],[18]. Kernacties De lidstaten worden opgeroepen om: de regionale samenwerking tussen de lidstaten te versterken wanneer interconnectoren, balanceringsregelingen, capaciteitsmechanismen en marktintegratie een bijdrage leveren aan de energiezekerheid; de interne-energiemarktwetgeving vóór eind 2014 om te zetten, met name ten aanzien van ontbundelingsregels, bidirectionele stromen en toegang tot opslagfaciliteiten; de discussies over de energiebelastingrichtlijn te intensiveren om de belastingstimulansen voor diesel te verlagen, en de balans tussen raffinagecapaciteit en het verbruik van olieproducten in de EU te herstellen; tevens moet een gunstige belasting voor alternatieve brandstoffen, met name voor hernieuwbare brandstoffen, worden overwogen; de inspanningen te intensiveren om de recent goedgekeurde richtlijn betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen ten uitvoer te leggen. Transmissiesysteembeheerders moeten: de uitvoering van de netcodes voor gas en elektriciteit versnellen. De Commissie zal: de inbreukprocedures op het gebied van de internemarktwetgeving waar nodig versnellen; met de lidstaten samenwerken om de snelle uitvoering te verzekeren van alle projecten van gemeenschappelijk belang (PGB's), alsmede van andere maatregelen om in alle lidstaten de interconnectiedoelstelling van ten minste 10 % van hun geïnstalleerde elektriciteitsproductiecapaciteit tegen 2020 en 15 % tegen 2030 te halen; alle beschikbare steun uit de communautaire fondsen, waaronder de Connecting Europe Facility, de Europese structuur- en investeringsfondsen en de Europese Investeringsbank (EIB) bundelen om de bouw van de belangrijkste interconnectoren en de daarmee samenhangende nationale en regionale infrastructuur te versnellen; in samenwerking met de lidstaten en hun nationale regulerende instanties overwegen welke maatregelen kunnen worden genomen om versneld tot de juiste grensoverschrijdende kostentoewijzing[19] te komen voor de in bijlage 2 geïdentificeerde cruciale projecten en welke maatregelen kunnen worden genomen om de voltooiing daarvan in de volgende drie jaar te bevorderen; met de industrie en de lidstaten afspraken maken over het diversifiëren van de aanvoer van ruwe olie om de afhankelijkheid van Rusland te verminderen; een actieve handelsagenda nastreven die de toegang tot olie-exportmarkten waarborgt en handelsverstorende praktijken beperkt door sterke handelsvoorschriften op energiegebied te bevorderen, en in voorkomend geval toezien op adequate naleving van de handelsvoorschriften. nagaan welke de EU-brede strategische activa in de oliewaardeketen aanwezig zijn en welke gecoördineerde actie kan worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de consolidatie van de raffinagecapaciteit van de EU plaatsvindt op een manier die de energiediversificatie van de EU verbetert; samenwerken met de IEA om toe te zien op de oliewaardeketen en ervoor te zorgen dat de transparantie van de gegevens over stromen, investeringen en eigendom wordt bevorderd.
5.
Verhoging van de energieproductie in de Europese
Unie
De Unie kan
haar afhankelijkheid van specifieke leveranciers en brandstoffen reduceren door
de eigen energiebronnen ten volle te benutten. 5.1.
Verhoging van de energieproductie in de
Europese Unie De laatste twee decennia is de eigen
energieproductie in de Europese Unie gestaag achteruitgelopen[20], ondanks de
toename van de productie van hernieuwbare energie. Het is echter onmogelijk
deze trend op de middellange termijn te vertragen door het gebruik van
hernieuwbare energie, kernenergie en de duurzame productie van concurrerende
fossiele brandstoffen, wanneer voor deze opties wordt gekozen. Hernieuwbare energie De door het toegenomen gebruik van
hernieuwbare energie uitgespaarde kosten bedragen ten minste 30 miljard
euro per jaar. In 2012 heeft de energie uit hernieuwbare bronnen naar schatting
voor 14,1 % bijgedragen aan het uiteindelijke energieverbruik van de EU;
in principe wordt de doelstelling van 20 % in 2020 gehaald. Voor de
periode na 2020 heeft de Commissie voorgesteld het aandeel hernieuwbare energie
op te voeren tot ten minste 27 % in 2030. Er is een aanzienlijk kosteneffectief
potentieel voor hernieuwbare energie en hernieuwbare verwarming om het
aardgasverbruik tegen het eind van dit decennium in een aantal sectoren verder
te reduceren. Met name een omschakeling naar eigen hernieuwbare
verwarmingsbronnen kan aanzienlijke hoeveelheden ingevoerde brandstoffen
vervangen. De lidstaten zullen volgens hun eigen hernieuwbare-energieplannen
tussen 2012 en 2020 reeds 29 miljoen ton olie‑equivalent (Mtoe)
extra aan hernieuwbare verwarming en 39 Mtoe extra aan hernieuwbare
elektriciteit toevoegen. Deze plannen zouden versneld kunnen worden uitgevoerd
door gebruik te maken van nationale middelen en middelen uit de Europese
structuur- en investeringsfondsen, in samenwerking met de EIB en steun van de
internationale financiële instellingen. Net als voor infrastructuur moet het
merendeel van de investeringen op dit gebied door de particuliere sector worden
gedaan. Hernieuwbare energie is een
"no-regrets"-optie, maar er was enige bezorgdheid over de kosten en
het effect op het functioneren van de interne markt. Door kostenvermindering
van de technologie worden vele hernieuwbare-energiebronnen steeds
concurrerender en zijn zij marktrijp geworden (b.v. windenergie op land). Voor
grootschalige integratie ervan zijn slimmere energienetten en nieuwe oplossingen
voor energieopslag nodig. Ook kan het nodig zijn om capaciteitsmechanismen op
regionaal niveau te overwegen[21].
De nieuwe richtsnoeren inzake staatssteun ten behoeve van milieubescherming en
energie 2014-2020 zullen ook bevorderen dat de nationale doelstellingen voor 2020
op het gebied van hernieuwbare energie kosteneffectiever kunnen worden bereikt.
Koolwaterstoffen en schone steenkool De exploitatie van conventionele olie‑
en gasbronnen in Europa, zowel in traditionele productiegebieden (bv. de
Noordzee) als in nieuw ontdekte gebieden (bv. het oostelijke Middellandse
Zeegebied en de Zwarte Zee) moet worden ontwikkeld onder strikte naleving van
de energie- en milieuwetgeving, waaronder de nieuwe richtlijn
offshore-veiligheid[22].
Olie en gas produceren uit niet‑conventionele bronnen in Europa, en dan
met name schaliegas, zou een gedeeltelijke compensatie kunnen vormen voor de
achteruitlopende productie van conventioneel gas[23], mits de
problemen in verband met de publieke acceptatie en de milieueffecten adequaat
worden aangepakt[24].
Op dit moment worden de eerste exploratieactiviteiten in sommige lidstaten
reeds uitgevoerd. Een preciezer overzicht van de niet‑conventionele
reserves (economisch rendabele bronnen) is noodzakelijk om productie op
commerciële schaal mogelijk te maken. De laatste twee decennia zijn zowel de eigen
productie als het verbruik van steenkool in de EU gedaald. Het aandeel
steenkool en bruinkool in de elektriciteitsopwekking is in verschillende
lidstaten echter nog steeds aanzienlijk, en is in de hele EU goed voor ongeveer
27 % van de productie. De EU importeert momenteel weliswaar ongeveer 40 %
van haar vaste brandstoffen, maar die worden aangeschaft op een goed
functionerende en gediversifieerde wereldwijde markt die de Unie van een veilige
basisinvoer voorziet. De CO2-emissies van steenkool en bruinkool
zijn van dien aard dat die brandstoffen in de EU alleen een toekomst hebben
wanneer gebruik wordt gemaakt van koolstofafvang en ‑opslag (Carbon
Capture and Storage - CCS). CCS biedt potentieel ook de mogelijkheid om gas- en
olievoorraden te winnen die anders niet zouden worden aangeboord. Rekening
houdend met het feit dat CCS tot op heden slechts in beperkte mate wordt
toegepast, moeten meer inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling
worden gedaan om ten volle van deze technologie te kunnen profiteren. Kernacties De lidstaten worden opgeroepen om: de uitrol van hernieuwbare energiebronnen voort te zetten om de doelstelling voor 2020 te bereiken via een marktgerichte aanpak; de Europeanisering van steunsystemen voor hernieuwbare energie te initiëren door verbeterde coördinatie van nationale steunregelingen; de omschakeling in de verwarmingssector naar hernieuwbare verwarmingstechnologieën te versnellen; voor stabiele nationale regelgevende kaders voor hernieuwbare energie te zorgen en administratieve barrières te slechten; de toegang tot financiering voor hernieuwbare-energieprojecten op alle niveaus te vergemakkelijken (zowel op grote schaal als op kleine schaal) via een gezamenlijk initiatief door de Europese Investeringsbank en de nationale investeringsbanken, zo nodig met gebruikmaking van de steun uit de Europese structuur- en investeringsfondsen; wanneer daarvoor is gekozen, koolwaterstoffen en schone steenkool te exploiteren, rekening houdend met de prioriteiten op het gebied van het koolstofarm maken van de economie; de nationale administratieve procedures voor koolwaterstofprojecten te stroomlijnen, onder meer door strategische effectbeoordelingen uit te voeren en één loket op te zetten voor vergunningsprocedures, in overeenstemming met de leidraad van de Commissie inzake stroomlijning van de milieueffectbeoordelingsprocedures voor energie-infrastructuur en projecten van gemeenschappelijk belang, alsmede de leidraad inzake milieu-effectbeoordelingen voor grootschalige grensoverschrijdende projecten[25]; het potentieel van niet-conventionele koolwaterstoffen te beoordelen, daarbij volledig rekening houdend met Aanbeveling 2014/70/EU teneinde ervoor te zorgen dat de hoogste milieunormen worden toegepast; demonstratieprojecten op het gebied van koolstofafvang en ‑opslag te ondersteunen, met name wanneer deze worden medegefinancierd door het NER 300‑programma en het Europees energieprogramma voor herstel, zoals het ROAD-project. De Commissie zal: een Europees wetenschaps- en technologienetwerk inzake de winning van niet-conventionele koolwaterstoffen starten; een informatie-uitwisseling organiseren tussen de lidstaten, de betrokken industrie en niet-gouvernementele organisaties op het gebied van milieubescherming om referentiedocumenten betreffende de beste beschikbare technieken (BBT's) voor de exploratie en productie van koolwaterstoffen op te stellen; zorgen voor de volledige tenuitvoerlegging en herziening van de CCS-richtlijn en een besluit nemen over de tweede ronde van gunningen in het kader van het NER 300‑programma; in multilaterale en bilaterale onderhandelingen de ontwikkeling van technologieën voor en de handel in hernieuwbare‑energie bevorderen. 6.
Verdere
ontwikkeling van energietechnologieën Het onderhavige
plan voor de vermindering van de energieafhankelijkheid van de EU vereist
fundamentele veranderingen van het energiesysteem op de middellange tot lange
termijn, die niet zullen plaatsvinden zonder een sterke stimulans voor de
ontwikkeling van nieuwe energietechnologieën. Deze nieuwe technologieën zijn
nodig om de vraag naar primaire energie verder te verminderen, de
voorzieningsopties (zowel externe als interne bronnen) te diversifiëren en te
consolideren, en de energienetwerkinfrastructuur te optimaliseren om ten volle
van de diversificatie te profiteren. Nieuwe
technologieën kunnen efficiënte en kosteneffectieve oplossingen bieden om de
efficiëntie van verwarmingsinstallaties voor gebouwen en stadsverwarming te verbeteren,
nieuwe energieopslagoplossingen te ontwikkelen en het netbeheer te
optimaliseren. Om dit te bereiken
zijn aanzienlijke investeringen door de EU en de lidstaten in energieonderzoek
en ‑innovatie vereist. De uitrol van een breed scala aan nieuwe energietechnologieën
is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat een voldoende groot aantal
daarvan daadwerkelijk de markt zal halen, zodat de lidstaten in staat zullen
zijn om hun verschillende keuzes op het gebied van de energiemix te maken. Deze investeringen
moeten de hele technologie-voorzieningsketen omvatten, van materialen (met
inbegrip van cruciale grondstoffen) tot fabricage, waarbij ervoor moet worden
gezorgd dat de EU minder afhankelijk wordt van de invoer van energie en van
buitenlandse technologie. Uiteindelijk kan een dergelijke strategie alleen
worden uitgevoerd als deze een integrerend onderdeel is van het
energieonderzoeks‑ en ‑innovatiebeleid van de Unie. Om het effect van deze investeringen maximaal
te benutten, moet ook de coördinatie tussen de lidstaten onderling en tussen de
lidstaten en de Commissie worden geïntensiveerd. Essentieel zijn bovendien
financiële instrumenten, die bijvoorbeeld via de Europese Investeringsbank
worden verstrekt en die als hefboom dienen om grotere investeringen van de
industrie los te krijgen, en dan met name voor de uitrol van grootschalige
demonstratieprojecten. Kernactie De Commissie zal: energiezekerheid volledig integreren in de tenuitvoerlegging van de prioriteiten van Horizon‑2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014‑2020) en ervoor zorgen dat het volgende geïntegreerde stappenplan van het Europees strategisch plan voor energietechnologie in overeenstemming zal zijn met de Europese strategie voor energiezekerheid.
7.
Diversificatie van de externe energievoorziening en
de daarmee verband houdende infrastructuur
7.1.
Gas
Het gasverbruik in de EU komt voor 70 %
uit geïmporteerd gas, maar de invoer zal naar verwachting[26] tot 2020
stabiel blijven en daarna licht stijgen tot ongeveer 340‑350 miljard m³
tegen 2025-2030. In 2013 kwam 39 % van de gasinvoer, gerekend in volume,
uit Rusland, 33 % uit Noorwegen en 22 % uit Noord‑Afrika
(Algerije en Libië). Andere bronnen zijn klein en vertegenwoordigen ongeveer 4 %.
De invoer van LNG uit deze en andere landen (b.v. uit Qatar en Nigeria) nam toe
tot maximaal 20 %, waarna die weer is gedaald tot rond 15 %, vanwege
de hogere prijzen in Azië. Toegang krijgen tot een grotere diversiteit
aan aardgasbronnen is een prioriteit, en onderwijl moet een aanzienlijk invoervolume,
afkomstig van betrouwbare leveranciers, worden gehandhaafd. LNG blijft de
komende jaren een belangrijke potentiële bron voor diversificatie en wordt nog
belangrijker. Nieuwe LNG‑leveranties uit Noord‑Amerika, Australië,
Qatar en uit nieuw ontdekte velden in Oost‑Afrika zullen de omvang en de
liquiditeit van de wereldwijde LNG‑markten naar alle waarschijnlijkheid
doen toenemen. Aan de oostkust van de VS is de eerste liquefactiefabriek, met
een capaciteit van 24 miljard m³ per jaar, naar verwachting rond 2015‑2017
operationeel. Op dit moment worden veel andere projecten ontwikkeld. Verwacht
wordt dat de grootste hoeveelheden qua volume naar de Aziatische markten zullen
gaan, maar Europese bedrijven onderhandelen reeds over een LNG‑leveringscontract
met de LNG-producenten uit de VS. Deze ontwikkelingen worden in principe
vergemakkelijkt wanneer het externe beleid van de EU een adequate afspiegeling
van de prioriteiten is, met name tijdens de lopende onderhandelingen over een
trans‑Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen (TTIP). Zowel
de Noorse als de Noord‑Afrikaanse productie hebben groeipotentieel.
Noorwegen kan in 2018 tot 116 miljard m³ produceren (thans 106 miljard
m³). Noord-Afrika, heeft potentieel gigantische niet‑geëxploreerde en niet‑geëxploiteerde
koolwaterstofreserves en heeft het voordeel dat het geografisch nabij ligt. De
Unie moet de interne interconnecties verbeteren om ervoor te zorgen dat het gas
van deze leveranciers alle regionale markten bereikt overeenkomstig de bestaande
interconnectiedoelstellingen. Een beleidsdoelstelling van de EU zou niet
alleen moeten zijn de relatie met bestaande leveranciers te versterken, maar
ook de weg te bereiden voor nieuwe bronnen. De totstandbrenging van de
zuidelijke corridor en de geïdentificeerde projecten van gemeenschappelijk
belang is in dit verband belangrijk, aangezien die de opmaat vormt voor
leveringen uit het gebied rond de Kaspische Zee in ruime zin. Een actieve
handelsagenda nastreven is in deze regio cruciaal om de markttoegang veilig te
stellen, maar ook voor de ontwikkeling van kritieke infrastructuur, waarvan de
levensvatbaarheid afhangt van toegang tot voldoende uitvoervolumes. Verwacht
wordt dat in een eerste fase in 2020 10 miljard m³ in Azerbeidzjan
geproduceerd aardgas de Europese markt zal bereiken via de zuidelijke
gascorridor. Bovendien is deze nieuwe gaspijplijn van vitaal belang om een
connectie met het Midden‑Oosten tot stand te brengen. De thans geplande
infrastructuur in Turkije zou tot 25 miljard m³/jaar voor de Europese
markt kunnen transporteren. In langetermijnperspectief zouden andere landen als
Turkmenistan, Irak en Iran (als dat land voldoet aan de voorwaarden om de
sancties op te heffen), een grote bedrage kunnen leveren aan de uitbouw van de
zuidelijke gascorridor. Een samenhangend en gericht extern beleid ten opzichte
van die landen is van cruciaal belang. Bovendien moet de EU een intensieve
politieke en handelsdialoog aangaan met partners uit Noord‑Afrika en het
oostelijke Middellandse Zeegebied, met name om in het zuiden van Europa een
Mediterrane gashub tot stand te brengen. Dit alles is alleen mogelijk als de
infrastructuurcapaciteit voor invoer beschikbaar wordt gesteld en als de
gasvolumes voor een betaalbare prijs te koop worden aangeboden. Goede samenwerking
tussen de lidstaten en de EU is daartoe nodig (zie hoofdstuk 4).
7.2.
Uranium en splijtstof
Elektriciteit die in kerncentrales wordt
geproduceerd vormt een betrouwbare uitstootvrije basiselektriciteitsvoorziening
en speelt een belangrijke rol bij de energiezekerheid. De relatieve waarde van
de splijtstof is marginaal in verhouding tot de totale
elektriciteitsproductiekosten in vergelijking met gas- of steenkoolgestookte
centrales, en uranium maakt slechts een klein deel uit van de totale kosten van
de splijtstof. De wereldwijde uraniummarkt is stabiel en goed gediversifieerd;
niettemin is de EU volledig afhankelijk van externe leveranties. Slechts een
paar installaties in de wereld zijn in staat om van uranium splijtstof voor
kerncentrales te maken, maar de industrie in de EU heeft de leiding over de
hele keten, met inbegrip van verrijking en opwerking. Nucleaire veiligheid is een absolute
prioriteit voor de EU. De EU moet op internationaal niveau de pionier en
architect blijven op het gebied van nucleaire veiligheid. Het is derhalve
belangrijk de goedkeuring van de gewijzigde richtlijn nucleaire veiligheid te
versnellen, de onafhankelijkheid van de regulators op nucleair gebied te
versterken, het publiek te informeren en regelmatige collegiale toetsingen te
houden. Rusland is echter een belangrijke concurrent
op het gebied van splijtstofproductie; dat land biedt geïntegreerde pakketten
voor investeringen in de hele nucleaire keten. Daarom moet bijzondere aandacht
worden geschonken aan de investeringen in nieuw te bouwen kerncentrales in de
EU, waarbij niet‑EU‑technologie wordt gebruikt, om ervoor te zorgen
dat deze centrales niet alleen van Rusland afhankelijk zijn voor hun
splijtstofvoorziening: de mogelijkheid van diversificatie van de
splijtstofvoorziening moet een voorwaarde worden voor elke nieuwe investering,
waarvoor het Voorzieningsagentschap van Euratom moet zorgen. Bovendien moeten
alle exploitanten van kerncentrales over een algemene gediversifieerde
portefeuille voor de splijtstofvoorziening beschikken. Kernacties De Commissie en de lidstaten moeten gezamenlijk: de transparantie op het niveau van de EU ten aanzien van de gasvoorzieningszekerheid vergroten en onderzoeken hoe prijsinformatie in het kader van de bestaande rapportagemechanismen, zoals gegevens van Eurostat en markttoezicht van de Commissie, verder kunnen worden ontwikkeld; de ontwikkeling en verdere uitbreiding van de gasvoorzieningsinfrastructuur met Noorwegen, de zuidelijke gascorridor en de Mediterrane gashub ondersteunen; op EU-niveau een toezichtsysteem voor energiezekerheid opzetten op basis van jaarverslagen door de Europese Commissie aan de Europese Raad en het Europees Parlement; de goedkeuring van de gewijzigde richtlijn nucleaire veiligheid versnellen; samenwerken om de splijtstofvoorziening waar nodig te diversifiëren. De Commissie zal: een actieve handelsagenda nastreven die de toegang tot uitgevoerd aardgas/LNG waarborgt en handelsverstorende praktijken beperkt door sterke handelsvoorschriften op energiegebied te bevorderen, en in voorkomend geval zorgen voor adequate naleving van de handelsvoorschriften. ernaar streven dat bestaande verboden op de export van olie worden opgeheven; bij de beoordeling van nieuwe investeringen in kernenergie en nieuwe ontwerpovereenkomsten of ‑contracten met derde landen systematisch rekening houden met de diversificatie van de brandstofvoorziening.
8.
Verbetering van de coördinatie van het nationale
energiebeleid en nauwe coördinatie van het externe energiebeleid
Veel van de hierboven beschreven maatregelen
wijzen op dezelfde onderliggende prioriteit: de noodzaak voor de lidstaten om
belangrijke besluiten op het gebied van energiebeleid beter te coördineren. Het
is duidelijk dat besluiten over de energiemix een nationale bevoegdheid zijn, maar
de geleidelijke integratie van de energie‑infrastructuur en ‑markten,
de gemeenschappelijke afhankelijkheid van externe leveranciers, de noodzaak om
voor solidariteit te zorgen in tijden van crisis, dat alles impliceert dat
fundamentele politieke besluiten over energie met buurlanden moeten worden
besproken. Hetzelfde is waar voor de externe dimensie van het energiebeleid van
de EU[27],[28]. De Commissie verwelkomt de door sommige
lidstaten gedane oproepen ten gunste van een Energie‑unie. Zij steunt de
totstandbrenging van een mechanisme waarmee de lidstaten elkaar kunnen
informeren over belangrijke besluiten in verband met hun energiemix, voordat
die worden goedgekeurd, zodat bij de nationale besluitvorming rekening kan
worden gehouden met het geleverde commentaar. De Europese Unie heeft een algemeen belang bij
stabiele, transparante en liquide internationale energiemarkten. De EU moet in
internationale organisaties en fora een consistent en gecoördineerd standpunt
uitdragen. Een daarmee verband houdende beleidsactie is de coördinatie van de
wereldwijde promotie van duurzame‑energietechnologieën, maar met name
onder opkomende economieën, waarvan wordt verwacht dat zij de komende decennia
de grootste bijdrage zullen leveren aan de groei van de vraag naar energie.
Zo'n initiatief is niet alleen in overeenstemming met de ruimere milieu- en
klimaatdoelstellingen van de EU, maar kan ook een effect hebben op de
traditionele markten voor fossiele brandstoffen, waardoor de vraag afneemt en
de liquiditeit verbetert. Wat het nabije buitenland betreft, moet ons
doel blijven om op alle niveaus met alle partners samen te werken, zodat zij
goed geïntegreerd kunnen worden in de EU-energiemarkt. De Energiegemeenschap,
die tot doel heeft het acquis van de EU op energiegebied met kandidaat‑lidstaten
en nabuurschapslanden te delen, moet verder worden versterkt met het oog op de
bezorgdheid van de EU over de voorzieningszekerheid. Dit moet worden bereikt
door de hervormingen in de energiesector in de deelnemende landen te
bevorderen, en daarbij ook de modernisering van hun energiesysteem en hun
volledige integratie in het regelgevingskader inzake energie van de EU te
ondersteunen. Bovendien moet het institutionele kader van de Energiegemeenschap
op korte tot middellange termijn worden verbeterd met het oog op de versterking
van de nalevingsmechanismen. Instrumenten van extern beleid, zoals de
consequente opneming van energiekwesties op de agenda van de politieke dialoog,
met name bij topontmoetingen met strategische partners, moeten systematisch
worden toegepast. De energiedialoog van de EU met belangrijke energie leverende
landen wordt herzien. De recente gezamenlijke verklaring van de vergadering van
de ministers van Energie van de G7 te Rome is een goed model voor onze
versterkte samenwerking met belangrijke partners. Ook moet de samenhang worden
gegarandeerd met de externe aspecten van ander sectoraal beleid dat kan
bijdragen tot het bevorderen van de energiezekerheid, met name ten aanzien van
de strategische programmering van de EU-instrumenten voor externe steun. De
Europese Dienst voor extern optreden speelt een belangrijke rol bij de
integratie van energieoverwegingen in het externe beleid van de EU en de
coördinatie daarvan met de ministeries van Buitenlandse zaken van de lidstaten.
Bovendien moeten de energieovereenkomsten van
de lidstaten met derde landen volledig aan de EU‑wetgeving en het EU‑voorzieningszekerheidsbeleid
voldoen. Daartoe moeten de Commissie en de lidstaten ten volle gebruik maken
van Besluit nr. 994/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25
oktober 2012 tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met
betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten tussen lidstaten en derde
landen op energiegebied. Dit heeft met name betrekking op de mogelijkheid om
standaardclausules uit te werken en om de steun van de Commissie in te roepen
tijdens onderhandelingen. Gezien de recente gebeurtenissen moeten de lidstaten
en de betrokken bedrijven de Commissie bovendien zo vroeg mogelijk vóór het sluiten
van intergouvernementele overeenkomsten met een potentiële impact op de
energievoorzieningszekerheid en de desbetreffende diversificatieopties
informeren en de Commissie om advies vragen tijdens de onderhandelingen. Dit
vereist een herziening van Besluit nr. 994/2012/EU. Een gebied van bijzonder belang is gas, waar
meer en betere politieke afspraken op EU-niveau met toekomstige
toeleveringslanden de weg kunnen bereiden voor handelsovereenkomsten zonder de
verdere ontwikkeling van een concurrerende interne markt binnen de EU in het
gedrang te brengen. Bovendien zou het bundelen van de vraag de
onderhandelingsmacht van de EU kunnen vergroten. Ten aanzien van het gezamenlijk aankopen van
aardgas wordt wel eens verwezen naar het "collectieve aankoopmechanisme"
van het Voorzieningsagentschap van Euratom. In de huidige situatie waarin de
voorzieningszekerheid op de uraniummarkt niet onder druk staat, laat dit
mechanisme de volledige vrijheid aan de handelspartners om zelf over hun
transacties te onderhandelen. De gezamenlijke ondertekening van de contracten
door het Voorzieningsagentschap van Euratom bevestigt slechts dat de
voorzieningszekerheid niet onder druk staat. Als een contract de
voorzieningszekerheid in gevaar brengt, behoudt het agentschap het recht
daartegen bezwaar aan te tekenen. Door periodieke verslagen uit te brengen op
basis van de kennisgevingen en de andere ontvangen informatie verhoogt het
Voorzieningsagentschap van Euratom ook de transparantie van de splijtstofmarkt.
De Commissie zal in nauwe samenwerking met de
lidstaten onderzoeken of voor gas een procedure kan worden ontwikkeld die de
markt transparanter zou maken en daarbij rekening zou houden met de behoeften
op het gebied van energiezekerheid. Bovendien zouden vrijwillige mechanismen
voor de bundeling van de vraag kunnen worden beoordeeld waarmee de
onderhandelingsmacht van Europese kopers zou kunnen worden vergroot. Deze
opties moeten zorgvuldig worden ontworpen en uitgevoerd om de verenigbaarheid
met de EU‑wetgeving en de handelswetgeving te waarborgen. Eventueel
kunnen kandidaat‑lidstaten en potentiële kandidaat‑lidstaten bij
deze procedure worden geassocieerd. Kernacties De Commissie zal: ervoor zorgen dat de maatregelen die in haar mededeling inzake het externe energiebeleid van september 2011 zijn vastgesteld, worden uitgevoerd; opties voor vrijwillige mechanismen voor de bundeling van de vraag beoordelen die de onderhandelingsmacht van de Europese kopers vergroten, in overeenstemming met de EU‑ en de handelswetgeving; met de EDEO het systematischer gebruik van instrumenten van extern beleid gebruiken om externe energiebeleidsdoelen te ondersteunen en om de samenhang tussen doelstellingen van energiebeleid en buitenlands beleid te versterken; Besluit nr. 994/2012/EU tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied herzien; De lidstaten worden opgeroepen om: elkaar vóór goedkeuring ervan te informeren over belangrijke nationale beleidsbeslissingen op energiegebied door volledig gebruik te maken van bestaande fora die door de Commissie worden voorgezeten; ervoor te zorgen dat de Commissie tijdig, vóór de start ervan, over onderhandelingen over intergouvernementele overeenkomsten wordt geïnformeerd, wanneer die potentieel gevolgen hebben voor de energievoorzieningsveiligheid, en dat de Commissie bij die onderhandelingen wordt betrokken. Dit moet ervoor zorgen dat overeenkomsten geheel conform de EU-wetgeving worden gesloten.
Conclusies
Er is de laatste
jaren veel vooruitgang geboekt bij de verbetering van de energiezekerheid van
Europa. Hoewel al veel is bereikt, blijft Europa kwetsbaar voor
energieschokken. In de Europese energiezekerheidsstrategie is derhalve een reeks
concrete maatregelen vastgelegd om de veerkracht van Europa te versterken en
zijn afhankelijkheid van de invoer van energie te verkleinen. De
energiezekerheidsstrategie van de Unie is onlosmakelijk verbonden met het kader
voor 2030 inzake klimaat en energie en moet met de Europese Raad worden
overeengekomen. De overgang naar een concurrerende koolstofarme economie zal
het gebruik van ingevoerde fossiele brandstoffen verminderen door matiging van
de vraag naar energie en door het exploiteren van hernieuwbare en andere eigen
energiebronnen. Op de korte
termijn: 1.
moet de Unie voor de komende winter haar paraatheid
voor verstoringen van de energievoorziening verbeteren, moeten de bestaande
Europese nood- en solidariteitsmechanismen worden versterkt op basis van
risicobeoordelingen (energiezekerheidsstresstests) die door de Commissie, de
lidstaten, de regulators, de TSB's en de marktdeelnemers tezamen worden
gecoördineerd, en moet de Unie zich ook samen met haar internationale partners
inzetten voor de totstandbrenging van nieuwe solidariteitsmechanismen voor
aardgas en het gebruik van gasopslagfaciliteiten; 2.
moeten de nieuwe investeringen in infrastructuur
die door dominante leveranciers worden bevorderd aan alle internemarkt- en
concurrentieregels voldoen, met name moet het Southstream-project worden
opgeschort totdat volledige naleving van de EU-wetgeving is gegarandeerd en
moet het project opnieuw worden geëvalueerd in het licht van de
EU-energiezekerheidsprioriteiten; 3.
moet de Unie nauw samenwerken met haar buren en
partners binnen de Energiegemeenschap, met name Oekraïne en Moldova, om de
energiezekerheid te verbeteren. De recente overeenkomst inzake bidirectionele
stromen tussen de Slowaakse Republiek en Oekraïne moet in dit verband worden
verwelkomd. Op de middellange
en de lange termijn: 4.
moet Europa een beter functionerende en beter
geïntegreerde energiemarkt tot stand brengen, moeten prioritaire projecten
versneld worden uitgevoerd om bestaande energie-eilanden te verbinden en om de
bestaande interconnectiedoelstelling van ten minste 10 % van de
geïnstalleerde elektriciteitsproductiecapaciteit tegen 2020 te halen; tegen 2030
moeten de lidstaten op weg zijn om de interconnectiedoelstelling van 15% te
halen; 5.
moet de Unie haar afhankelijkheid van specifieke
externe leveranciers verkleinen door haar energiebronnen, ‑leveranciers
en ‑leveringsroutes te diversifiëren; met name moeten een versterkt
partnerschap met Noorwegen, de versnelling van de zuidelijke gascorridor en de
bevordering van de totstandkoming van een nieuwe gashub in Zuid-Europa worden
nagestreefd; 6.
moeten energiezekerheid en de omschakeling op een
koolstofarme economie voorrang krijgen bij de tenuitvoerlegging van de
financiële instrumenten van de EU in de periode 2014-2020, met name door gebruik
te maken van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, de Connecting
Europe Facility, Horizon 2020 en het Europees nabuurschaps- en
partnerschapsinstrument; ook moeten zij een richtsnoer zijn voor de
interventies van de EU-instrumenten voor extern optreden, zoals de
nabuurschapsinvesteringsfaciliteit en de investeringsfaciliteit in de
Westelijke Balkan, alsmede de Europese Investeringsbank en de Europese Bank
voor Wederopbouw en Ontwikkeling; 7.
is meer onderlinge coördinatie van het nationale
energiebeleid van de lidstaten nodig om geloofwaardig op de uitdaging van
energiezekerheid te reageren; omdat nationale keuzes met betrekking tot de
energiemix of de energie‑infrastructuur van invloed zijn op de lidstaten
en op de Unie als geheel moeten de lidstaten elkaar en de Commissie beter
informeren wanneer zij hun energiebeleidsstrategieën voor de lange termijn
vaststellen en intergouvernementele overeenkomsten sluiten met derde landen. Er
moeten meer inspanningen worden geleverd om te zorgen voor betere synergieën
tussen de energiedoelstellingen en het buitenlands beleid en om met één stem
met onze partners te spreken. __________________
Bijlage 1 Afhankelijkheid van aardgas
uit Rusland
Horizontale as: percentage aardgas in de energiemix – Verticale as: percentage Russisch aardgas van het nationale aardgasverbruik – Grootte van de cirkels: volume ingevoerd Russisch aardgas. Ramingen gebaseerd op voorlopige gegevens over 2013 van de sector, met inbegrip van de aardgasvolumes die door Russische bedrijven worden verhandeld, maar die niet noodzakelijk in Rusland zijn geproduceerd.
Bijlage 2 Status van de belangrijkste
infrastructuurprojecten op het gebied van de voorzieningszekerheid
Aardgasprojecten A || Kortetermijnprojecten || (2014 – 2016) || # || Naam project || Omschrijving || Gereed Baltische gasmarkt 1 || LT: LNG-tanker || Tanker (geen PGB). Status: in aanbouw || eind 2014 2 || Verbetering pijpleiding Klaipėda-Kiemėna || Vergroting capaciteit van de aansluiting van Klaipėda op de LT‑LV‑interconnector. Status: EIA en technisch ontwerp || 2017 Gasoptie in Midden- en Zuidoost-Europa 1 || PL: LNG-terminal || Terminal in Swinoujscie en daarop aangesloten pijpleiding (geen PGB vanwege de gevorderde staat). Status: in opbouw || eind 2014 2 || EL-BG: interconnector || Nieuwe interconnector om de diversificatie te ondersteunen en Shah Deniz-gas in Bulgarije te leveren. Status: vergunningsfase, EIA (2 jaar vertraging) || 2016 3 || EL-BG: bidirectionaliteit || Permanente bidirectionaliteit op de bestaande interconnector (alternatief voor/aanvulling op IGB). Status: haalbaarheidsstudie || 2014 4 || BG: actualisering opslag || Vergroting opslagcapaciteit in Chiren; Status: haalbaarheidsstudie || 2017 5 || HU-HR: bidirectionele pijpleiding || Bidirectionele gasstromen tussen Kroatië en Hongarije mogelijk maken. Status: haalbaarheidsstudies. || 2015 6 || HU-RO: bidirectionele pijpleiding || Project om gasstromen van Roemenië naar Hongarije mogelijk te maken. Status: haalbaarheidsstudies. || 2016 7 || BG-RS: interconnector || Nieuwe interconnector ter ondersteuning van de voorzieningszekerheid in Bulgarije en Servië. Status: EIA, routering, financiering (problemen met de ontbundeling Srbijagas t.b.v. toegang tot financiering) || 2016 8 || SK–HU: interconnector || Nieuwe bidirectionele pijpleiding Status: in opbouw || 2015 B || Middellangetermijn-projecten || (2017 – 2020) || # || Naam project || Omschrijving || Gereed Baltische gasmarkt 1 || PL-LT: interconnector || Nieuwe bidirectionele pijpleiding (GIPL) ter beëindiging isolement Baltische staten. Status: haalbaarheidsstudies/FEED (Front End Engineering Design - technische‑ontwikkelingsfase) || 2019 2 || FI-EE: interconnector || Nieuwe bidirectionele offshore-pijpleiding ("Balticonnector") Status: haalbaarheidsstudie/vergunningverlening || 2019 3 || Baltische LNG-terminal || Nieuwe LNG-terminal met nader te bepalen locatie (EE/FI). Status: haalbaarheidsstudie/vergunningverlening || 2017 4 || LV-LT: interconnector || Verbetering bestaande interconnector (met inbegrip van compressorstation). Status: haalbaarheidsstudie || 2020 Noordwaartse gasstromen vanuit Spanje mogelijk maken. 1 || ES-FR: "Midcat" interconnector || Nieuwe interconnector (met inbegrip van compressor) om bidirectionele gasstromen[29] tussen Frankrijk en Spanje mogelijk te maken. Status: haalbaarheidsstudie. || nog te bepalen Cluster gasoptie in Midden- en Zuidoost-Europa 1 || PL-CZ: interconnector || Nieuwe bidirectionele pijpleiding tussen Tsjechië en Polen. Status: haalbaarheidsstudie/FEED, vergunningverlening (CZ) || 2019 2 || PL-SK: interconnector[30] || Nieuwe bidirectionele pijpleiding tussen Slowakije en Polen. Status: definitieve investeringsbeslissing in 2014 || 2019 3 || PL: 3 binnenlandse pijpleidingen en een compressorstation || Binnenlandse versterking nodig om invoerpunten aan de Oostzeekust te verbinden met de interconnectoren PL-SK en PL-CZ. Status: haalbaarheidsstudie || 2016-18 4 || TANAP (TR-EL) || Trans-Anatolische aardgaspijpleiding die gas uit de Kaspische Zee naar de EU transporteert via Turkije, waarmee de zuidelijke gascorridor wordt geopend. Status: haalbaarheidsstudie/definitieve investeringsbeslissing || 2019 5 || TAP (EL-AL-IT) || Binnen de EU gelegen deel van de zuidelijke gascorridor. Directe aansluiting op TANAP. Status: vergunningverlening || 2019 6 || IAP (AL-ME-HR) || Nieuw deel van de interconnector van de Balkan-gasring, aangesloten op TAP. Status: haalbaarheidsstudie/FEED || 2020 7 || HR: LNG‑terminal || Nieuwe LNG‑terminal in Krk ter ondersteuning van voorzieningszekerheid en diversificatie in de regio. Status: haalbaarheidsstudie/FEED (financiering) || 2019 8 || BG: intern systeem || Rehabilitatie en expansie van transportsysteem dat nodig is voor de regionale integratie. Status: haalbaarheidsstudie/FEED || 2017 (nog te bevestigen) 9 || RO: binnenlands systeem en bidirectionele gasstroom naar UA || Integratie van Roemeens doorvoer‑ en transmissiesysteem en bidirectionele gasstroom naar Oekraïne. Status: haalbaarheidsstudie (problemen regelgeving met bidirectionele stroom) || nog te bepalen 10 || EL: compressorstation || Compressorstation te Kipi om de verbinding met TANAP en TAP mogelijk te maken. Status: vergunningverlening || 2019 11 || EL: LNG-terminal Alexandroupolis || Nieuwe LNG-terminal in Noord-Griekenland. Status: vergunningverlening || 2016[31] 12 || EL: Egeïsche LNG-terminal || Nieuwe drijvende LNG-terminal in de Baai van Kavala. Status: haalbaarheidsstudie/FEED, vergunningsfase || 2016[32] Elektriciteitsprojecten A || Kortetermijnprojecten || (2014 – 2016) || # || Naam project || Omschrijving || Gereed Beëindiging isolement Baltische landen 1 || Nordbalt 1 en 2 || Interconnectoren Zweden-Litouwen (geen PGB) Status: in aanbouw || 2015 2 || LT-PL: interconnectie || Nieuwe interconnector en AC/DC-transformatorstations; voor 2020 wordt een volgend stadium gepland; vergelijkbare versterkingen zijn in PL nodig Status: in aanbouw || 2015 (eerste fase) B || Middellangetermijnprojecten || (2017 – 2020) || # || Naam project || Omschrijving || Gereed Beëindiging isolement Baltische landen 1 || Interne lijnen in LV en SE || Verruiming van de capaciteit van de LV-SE interconnector (Nordbalt). Status: haalbaarheidsstudie/FEED || 2019 2 || EE-LV: interconnectie || Interconnector en daarmee samenhangende versterkingen in EE. Status: haalbaarheidsstudie/FEED || 2020 3 || Synchronisatie van EE, LV, LT met de continentale Europese netwerken || Synchronisatie van de Baltische landen. Status: haalbaarheidsstudies. || 2020 (nog te bevestigen) Beëindiging isolement Iberisch schiereiland 1 || Interconnector Frankrijk‑Spanje || HVDC onderzeese kabel - interconnectie tussen Aquitaine (FR) en Baskenland (ES) || 2020 (nog te bevestigen) [1] 23 % hernieuwbare energie 27 % kernenergie. [2] COM(2014) 15 final. [3] Mededeling van de Commissie "Voor een heropleving van de
Europese industrie", COM(2014) 14 final. [4] Opgericht bij Verordening (EU) nr. 994/2010 betreffende
maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering. [5] Richtlijn
2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 houdende verplichting voor
de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in
opslag te houden. [6] Verordening (EU) Nr. 994/2010 van het Europees Parlement en de
Raad van 20 oktober 2010 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de
gaslevering en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG van de Raad. [7] Deze mogelijkheid is geopperd tijdens de gezamenlijke verklaring
die op 6 mei 2014 is goedgekeurd tijdens de vergadering van de ministers van
Energie van de G7 in Rome. [8] Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de
identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van
infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de
noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren. [9] Voornamelijk voor het verwarmen van ruimten en water in woningen. [10] Mededeling van de Commissie "Energieprijzen en ‑kosten
in Europa", blz. 11. [11] Minimaal 12 %, 15 % of 20 % van de nationale
toewijzing uit het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling moet worden
geïnvesteerd in de ondersteuning van de verschuiving naar een koolstofarme
economie in alle sectoren in respectievelijk regio's met een
ontwikkelingsachterstand, overgangsregio's en de meer ontwikkelde regio's van
de EU. Als het cohesiefonds voor dergelijke investeringen wordt gebruikt,
stijgt dat aandeel voor regio's met een ontwikkelingsachterstand naar 15 %.
[12] De "renovatielening" is bijvoorbeeld een
gestandaardiseerd, direct beschikbaar instrument volgens het model van een
leningsovereenkomst met risicodeling. [13] Mededeling van de Commissie "De interne elektriciteitsmarkt tot
stand brengen en daarbij overheidsinterventie zo goed mogelijk inzetten",
C(2013) 7243 final. [14]Een eerste voorbeeld van een dergelijke regionale samenwerking was de
oprichting, begin 2014, door netbeheerders en elektriciteitsbeurzen uit zestien
lidstaten, van de zogenaamde "dag-vooruit"‑marktkoppeling. [15] "Richtsnoeren van de Commissie voor de
stroomlijning van de milieubeoordelingsprocedures voor energie‑infrastructuurprojecten
van gemeenschappelijk belang" en inzake milieueffectbeoordelingen (MEB's)
voor grootschalige grensoverschrijdende projecten. [16] Met name rekening houdend met de resultaten van de lopende
"fitness check" van de sector. [17] Het Witboek over vervoer uit 2011"Stappenplan voor een interne
Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig
vervoerssysteem"; COM(2011) 144 definitief. [18] COM(2013) 17 final. [19] CBCA (cross-border cost allocation). [20] Tussen 2001 en 2012 is de totale energieproductie van de EU met 15 %
teruggelopen. [21] Mededeling van de Commissie: "De interne elektriciteitsmarkt tot
stand brengen en daarbij overheidsinterventie zo goed mogelijk inzetten",
C(2013)7243. [22] Richtlijn 2013/30/EU. [23] Studie van het JRC inzake niet-conventioneel gas en de potentiële
effecten daarvan voor de energiemarkt in de EU (Unconventional Gas: Potential
Energy Market Impacts in the European Union; EUR 25305 EN) [24] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het
Europees economisch en sociaal Comité en het Comité van de regio's betreffende
de exploratie en productie van koolwaterstoffen (zoals schaliegas) met
gebruikmaking van hoogvolumehydrofracturering in de EU (COM(2014) 23 final/2),
en Aanbeveling 2014/70/EU van de Commissie van 22 januari 2014 betreffende de
minimumbeginselen voor de exploratie en productie van koolwaterstoffen (zoals
schaliegas) met gebruikmaking van grootvolumehydrofracturering. [25]
http://ec.europa.eu/environment/eia/pdf/PCI_guidance.pdf en
http://ec.europa.eu/environment/eia/pdf/Transboundry%20EIA%20Guide.pdf [26] "EU Energy, transport and GHG emissions trends to 2050 –
Reference scenario 2013" - publicatie van de Europese Commissie [27] Verslag van de Commissie - Tenuitvoerlegging van de Mededeling
inzake energievoorzieningszekerheid en internationale samenwerking en van de
Conclusies van de Energieraad van november 2011 (COM(2013) 638 final). [28] Verslag van de Raad - Vervolg op de Europese Raad van 22 mei 2013;
evaluatie van de ontwikkelingen inzake de externe dimensie van het
energiebeleid van de EU, goedgekeurd op 12 december 2013. [29] Gasstroom van Spanje naar Frankrijk in geval van krappe
gasvoorziening in West- /Midden-Europa. Stroom van Frankrijk naar Spanje om de
hoge gasprijzen in Spanje tegen te gaan. De "Artère du Rhône" moet
ook worden versterkt [30] Deze twee interconnectoren (PL-CZ en PL-SK) zullen gasstromen
tussen de Oostzee en de Adriatische zee mogelijk maken, maar ook gas uit
DE-NL-NO kan op die manier worden getransporteerd, waardoor de
voorzieningszekerheid in geheel (Zuid-) Oost-Europa aanzienlijk wordt
verbeterd. [31] Informatie verstrekt door projectontwikkelaars, maar de start kan
in alle redelijkheid pas na 2017 worden verwacht. [32] Idem