29.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 285/581


P7_TA(2014)0155

Verzekeringsbemiddeling ***I

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 26 februari 2014 op het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende verzekeringsbemiddeling (herschikking) (COM(2012)0360 — C7-0180/2012 — 2012/0175(COD)) (1)

(Gewone wetgevingsprocedure — herschikking)

(2017/C 285/60)

Amendement 1

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT (*1)

op het voorstel van de Commissie


(1)  De zaak werd dan terugverwezen naar de Commissie uit hoofde van artikel 57, lid 2, tweede alinea, van het Reglement (A7-0085/2014).

(*1)  Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool▐ aangegeven.


RICHTLIJN 2014/…/EU

VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende verzekeringsbemiddeling

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, en artikel 62,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende verzekeringsbemiddeling (1) moet worden gewijzigd. Daarom wordt een herschikking van die richtlijn voorgesteld .

(2)

Aangezien het voornaamste doel en onderwerp van dit voorstel de harmonisatie van de nationale voorschriften op de bovengenoemde terreinen is, moet het worden gebaseerd op artikel 53, lid 1, en artikel 62 VWEU. Het werd passend geacht de vorm van een richtlijn te hanteren, zodat uitvoeringsbepalingen op de onder deze richtlijn vallende gebieden, indien nodig, aan eventuele specifieke kenmerken van het markt- en rechtssysteem in elke lidstaat kunnen worden aangepast. Deze richtlijn is ook bedoeld om de nationale regelingen voor de toegang tot het verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsbedrijf ▌te coördineren, en wordt derhalve gebaseerd op artikel 53, lid 1 VWEU. Aangezien het gaat om een sector waarin in de hele Unie diensten worden aangeboden, wordt deze richtlijn bovendien ook gebaseerd op artikel 62 VWEU.

(3)

Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen vervullen bij de distributie van verzekerings- en herverzekeringsproducten in de Unie een centrale rol.

(4)

Verscheidene soorten personen of instellingen, zoals agenten, makelaars, bankverzekeraars, verzekeringsondernemingen, reisagenten en autoverhuurbedrijven, kunnen verzekeringsproducten distribueren. ▌

(4 bis)

Om te garanderen dat hetzelfde beschermingsniveau geldt en dat de klant vergelijkbare normen geniet, is het essentieel dat door deze richtlijn gelijke concurrentie- en andere voorwaarden voor tussenpersonen worden bevorderd, ongeacht of zij aan een verzekeringsonderneming verbonden zijn. Consumenten hebben er baat bij als verzekeringsproducten via verschillende kanalen en tussenpersonen met verschillende vormen van samenwerking met verzekeringsondernemingen worden aangeboden, op voorwaarde dat deze kanalen en tussenpersonen dezelfde regels inzake consumentenbescherming moeten toepassen. Het is belangrijk dat de lidstaten met deze aspecten rekening houden bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn.

(5)

Uit de toepassing van Richtlijn 2002/92/EG is gebleken dat een aantal bepalingen nader moet worden gepreciseerd om de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsbedrijf te vergemakkelijken, en dat ter wille van de bescherming van de consument het toepassingsgebied van die richtlijn moet worden uitgebreid tot alle verkopen van verzekeringsproducten in het kader van een activiteit in hoofdberoep , zowel via verzekeringstussenpersonen als via verzekeringsondernemingen. Verzekeringsondernemingen die rechtstreeks verzekeringsproducten verkopen, moeten wat hun verkoop-, aftersales- en schadeafhandelingsprocessen betreft op dezelfde wijze als verzekeringsagenten en assurantiemakelaars onder het toepassingsgebied van de nieuwe richtlijn vallen.

 

(8)

Tussen de nationale bepalingen bestaan nog belangrijke verschillen die belemmeringen vormen voor de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen in de interne markt. De interne markt moet verder worden versterkt en er moet een echte Europese interne markt voor levens- en schadeverzekeringsproducten en -diensten worden geschapen.

(9)

Uit de huidige en recente financiële turbulenties is duidelijk gebleken hoe belangrijk het is in alle financiële sectoren voor een doeltreffende consumentenbescherming te zorgen. Het verdient daarom aanbeveling het vertrouwen van klanten te versterken en voor een eenvormiger wettelijke behandeling van de distributie van verzekeringsproducten te zorgen, teneinde overal in de Unie een adequaat niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen. Het niveau van de consumentenbescherming moet ten opzichte van Richtlijn 2002/92/EG worden verhoogd zodat er minder behoefte is aan uiteenlopende nationale maatregelen. Het is belangrijk rekening te houden met het specifieke karakter van verzekeringsovereenkomsten ten opzichte van beleggingsproducten, die vallen onder Richtlijn 2014/…/EU van het Europees Parlement en de Raad[MiFID]  (2) . De verkoop van verzekeringsovereenkomsten, met inbegrip van de zogenaamde verzekeringsbeleggingsproducten, moet daarom met deze richtlijn worden gereguleerd en worden afgestemd op Richtlijn 2014/…/EU [MiFID]. De minimumnormen moeten worden verhoogd, zowel wat betreft de distributievoorschriften als wat betreft het creëren van gelijke concurrentievoorwaarden voor alle pakketproducten voor verzekeringsbeleggingen. Maatregelen ter bescherming van de consument moeten voor „niet-professionele” consumenten strikter zijn dan voor „professionele” consumenten .

(10)

Deze richtlijn moet van toepassing zijn op personen wier werkzaamheden erin bestaan diensten op het gebied van verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling aan derden te verlenen tegen hetzij een financiële vergoeding, hetzij een overeengekomen, met de dienstverlening door de tussenpersoon verband houdend ander economisch voordeel.

(11)

Deze richtlijn moet van toepassing zijn op personen wier werkzaamheden erin bestaan op basis van door de klant via een website of andere middelen geselecteerde criteria informatie over een of meerdere verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten te verstrekken, of een rangorde van verzekerings- of herverzekeringsproducten of een korting op de prijs van een overeenkomst te verstrekken, wanneer de klant aan het eind van het proces de mogelijkheid heeft rechtstreeks een verzekeringsovereenkomst te sluiten; de richtlijn is niet van toepassing op louter inleidende activiteiten die bestaan in het verstrekken van gegevens en informatie over potentiële verzekeringnemers aan verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen of -ondernemingen of van informatie over verzekerings- of herverzekeringsproducten of een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of -onderneming aan potentiële verzekeringnemers.

(12)

Deze richtlijn betreft niet personen met een andere beroepsactiviteit, zoals belastingconsulenten of accountants, die in het kader van die andere beroepsactiviteit incidenteel advies op verzekeringsgebied verstrekken, noch personen die louter informatie van algemene aard over verzekeringsproducten verstrekken, zonder het oogmerk de klant te assisteren bij de sluiting of uitvoering van een verzekerings- of een herverzekeringsovereenkomst. De richtlijn is niet van toepassing op het beroepshalve verrichten van schadebeheer voor een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming, en evenmin op het verrichten van schade-expertise en schaderegeling.

(13)

Deze richtlijn is niet van toepassing op personen die verzekeringsbemiddeling als nevenactiviteit uitoefenen onder bepaalde beperkende voorwaarden met betrekking tot de polis, met name de kennis die nodig is om de polis te verkopen, de risico's die worden gedekt en het bedrag van de premie.

(14)

Deze richtlijn geeft een definitie van verbonden verzekeringstussenpersoon om rekening te houden met de kenmerken van bepaalde markten in de lidstaten en voorwaarden vast te stellen die voor deze tussenpersonen gelden.

(15)

Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen die natuurlijke personen zijn, moeten bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun woonplaats hebben in een register worden ingeschreven; degene die rechtspersonen zijn, moeten bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun statutaire zetel (of, indien zij volgens hun nationale recht geen statutaire zetel hebben, hun hoofdkantoor) hebben in een register worden ingeschreven op voorwaarde dat zij voldoen aan strenge beroepsvereisten inzake bekwaamheid, betrouwbaarheid, dekking tegen beroepsaansprakelijkheid en financiële draagkracht. Verzekeringstussenpersonen die reeds in lidstaten zijn geregistreerd, hoeven niet nogmaals te worden ingeschreven uit hoofde van deze richtlijn.

(16)

Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen moeten ook gebruik kunnen maken van de bij het VWEU vastgestelde rechten op het gebied van vrije vestiging en vrije dienstverlening. Bijgevolg moet een registerinschrijving in of een verklaring aan hun lidstaat van herkomst verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen in staat stellen overeenkomstig de beginselen van vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverlening in andere lidstaten werkzaam te zijn, op voorwaarde dat tussen de bevoegde autoriteiten de vereiste kennisgevingsprocedure is gevolgd.

 

(18)

Om de transparantie te verhogen en grensoverschrijdende handel te vergemakkelijken, moet de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EAVB), die is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3), een Europese elektronische databank instellen van gegevens over iedere verzekerings- en herverzekeringstussenpersoon die een voornemen kenbaar heeft gemaakt zijn recht op vrijheid van vestiging of vrijheid van dienstverlening uit te oefenen, en die databank openbaar maken en bijhouden. Hiertoe moeten de lidstaten de EAVB onverwijld alle relevante informatie verstrekken. De databank moet telkens een hyperlink naar de betrokken bevoegde autoriteit in elke lidstaat tonen. Alle bevoegde autoriteiten van alle lidstaten moeten op hun website een hyperlink naar deze databank plaatsen.

(19)

De respectieve rechten en verantwoordelijkheden van de lidstaten van herkomst en de lidstaten van ontvangst met betrekking tot het toezicht op verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen die door hen zijn ingeschreven of die uit hoofde van de vrijheid van vestiging of de vrijheid van dienstverlening op hun grondgebied verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsactiviteiten uitoefenen, moeten duidelijk worden vastgesteld.

 

(21)

Het feit dat verzekeringstussenpersonen niet in de gehele Unie werkzaam kunnen zijn, belemmert de goede werking van de interne verzekeringsmarkt. Deze richtlijn is een belangrijke stap op weg naar betere consumentenbescherming en sterkere integratie van de interne markt.

(21 bis)

Een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon oefent een verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsactiviteit uit in het kader van het vrij verrichten van diensten wanneer hij verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsactiviteiten verricht voor een verzekeringsnemer of potentiële verzekeringsnemer die in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de tussenpersoon woont of is gevestigd, en wanneer alle te verzekeren risico's zich in een andere lidstaat bevinden dan de lidstaat van herkomst van de tussenpersoon. Een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon oefent een verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsactiviteit uit in het kader van de vrijheid van vestiging wanneer hij zich voortdurend ophoudt in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst.

(22)

Het is van belang een hoge mate van professionaliteit en bekwaamheid te garanderen bij verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en bij de werknemers van rechtstreekse verzekeraars die betrokken zijn bij activiteiten ter voorbereiding van, tijdens en na de verkoop van verzekeringspolissen. Daarom moet de vakkennis van verzekeringstussenpersonen en van werknemers van rechtstreekse verzekeraars ▌beantwoorden aan de ingewikkeldheidsgraad van die activiteiten. Er moet voor voortdurende bijscholing worden gezorgd. Vorm, inhoud en bewijsplichten moeten door de lidstaten worden vastgesteld. Beroepsopleidingen met betrekking tot de bedrijfstak of binnen de branche dienen te worden gecertificeerd.

(22 bis)

De lidstaten moeten erop toezien dat het personeel van verzekeringstussenpersonen dat particulieren adviseert over verzekeringsbeleggingsproducten of deze aan hen verkoopt, over voldoende kennis en vakbekwaamheid met betrekking tot de bewuste producten beschikt. Dit is des te belangrijker gezien de toenemende complexiteit van verzekeringsbeleggingsproducten en de voortdurende vernieuwingen waaraan ze onderworpen zijn. De aanschaf van een verzekeringsbeleggingsproduct houdt een zeker risico in en de belegger moet op de verstrekte informatie en de kwaliteit van de aangeboden beoordelingen kunnen vertrouwen. Daarnaast moeten de werknemers over voldoende tijd en middelen beschikken om de klant alle relevante informatie over de aangeboden producten te kunnen verstrekken.

(23)

De coördinatie van de nationale bepalingen betreffende de vereisten inzake beroepsbekwaamheid en de registerinschrijving van personen die werkzaamheden op het gebied van verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling aanvangen en uitoefenen, kan zowel tot de voltooiing van de interne markt voor financiële diensten als tot een betere bescherming van de consument op dit gebied bijdragen.

(24)

Om de grensoverschrijdende handel te stimuleren, moeten beginselen voor de wederzijdse erkenning van de kennis en bekwaamheden van tussenpersonen worden ingevoerd.

(25)

Indien een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een nationaal kwalificatieniveau 3 of hoger heeft toegekend gekregen conform het Europees kwalificatiekader dat is ingesteld in het kader van de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren, moet dit door de lidstaat van ontvangst worden aanvaard als bewijs dat die verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon voldoet aan de kennis- en bekwaamheidsvereisten die overeenkomstig deze richtlijn een voorwaarde voor registerinschrijving zijn. Dit kader helpt lidstaten, onderwijsinstellingen, werkgevers en individuele personen kwalificaties van de diverse onderwijs- en opleidingssystemen in de Unie te vergelijken. Het is een essentieel instrument voor de ontwikkeling van een arbeidsmarkt op het niveau van de hele Unie. Het kader is niet ontworpen om de nationale kwalificatiesystemen te vervangen maar om de maatregelen van de lidstaten aan te vullen door de samenwerking tussen hen te vergemakkelijken.

(26)

Ondanks het bestaande Europese paspoortstelsel voor verzekeraars en tussenpersonen blijft de Europese verzekeringsmarkt sterk versnipperd. Om de grensoverschrijdende handel te vergemakkelijken en de transparantie voor de consument te verhogen, moeten de lidstaten de op hun grondgebied geldende regels van algemeen belang bekendmaken en moeten een Europees elektronisch register en informatie over de op verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling toepasselijke regels van algemeen belang van alle lidstaten publiek beschikbaar worden gemaakt.

(27)

Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten zijn ter bescherming van de consument en ter verzekering van een gezond verzekerings- en herverzekeringsbedrijf in de interne markt van wezenlijk belang.

(28)

Er is behoefte aan geschikte en doeltreffende buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures in de lidstaten om geschillen tussen verzekeringstussenpersonen of -ondernemingen en consumenten te beslechten, zo mogelijk met gebruikmaking van bestaande procedures. Er moeten doeltreffende buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures beschikbaar zijn om geschillen tussen verzekeringsondernemingen, of personen die verzekeringsproducten verkopen of aanbieden, en klanten met betrekking tot de bij deze richtlijn vastgestelde rechten en plichten te behandelen. In het geval van alternatieve geschillenbeslechting (ADR) moeten de bepalingen van Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad  (4) ook bindend zijn in het kader van deze richtlijn. Om de doeltreffendheid van buitengerechtelijke procedures voor de beslechting van door klanten ingediende klachten te verhogen, moet deze richtlijn bepalen dat verzekeringsondernemingen, of personen die verzekeringsproducten verkopen of aanbieden, verplicht zijn deel te nemen aan door klanten tegen hen gestarte geschillenbeslechtingsprocedures betreffende bij deze richtlijn vastgestelde rechten en plichten , en dat de beslissingen op uitdrukkelijk verzoek bindend kunnen zijn voor de tussenpersoon en de klant . Het doel van dergelijke buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsprocedures is tot een snellere en goedkopere beslechting van geschillen tussen verzekeringsondernemingen, of personen die verzekeringsproducten verkopen of aanbieden, en klanten te komen en het gerechtelijk apparaat te ontlasten. ▐

Onverminderd het recht van de klanten een gerechtelijke procedure in te leiden, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat ADR-entiteiten die zich bezighouden met geschillen als bedoeld in deze richtlijn, bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen samenwerken. De lidstaten moeten ADR-entiteiten die dergelijke geschillen behandelen, ertoe aanmoedigen toe te treden tot het Verhaalsnetwerk voor geschillen over financiële diensten (FIN-NET).

(29)

Doordat tal van verzekeringstussenpersonen en -ondernemingen almaar meer verschillende werkzaamheden gelijktijdig uitoefenen, neemt de kans toe dat belangenconflicten ontstaan tussen deze verschillende werkzaamheden en de belangen van hun klanten. Daarom is het noodzakelijk dat de lidstaten regels vaststellen om ervoor te zorgen dat er rekening wordt gehouden met de belangen van de klant.

(30)

De consument moet vooraf duidelijke informatie krijgen over de status van de personen die het verzekeringsproduct verkopen ▌. Het is het overwegen waard Europese verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen te verplichten hun status bekend te maken. Deze informatie moet vóór het sluiten van de overeenkomst aan de consument worden verstrekt. De bedoeling hiervan is de relatie tussen de verzekeringsonderneming en de tussenpersoon (in voorkomend geval) te tonen ▌.

(31)

Teneinde belangenconflicten tussen de verkoper en de koper van een verzekeringsproduct te beperken, moet worden gezorgd voor voldoende bekendmaking van de vergoeding van verzekeringsdistributeurs. ▌De tussenpersoon en de werknemer van de verzekeringstussenpersoon of de verzekeringsonderneming moeten worden verplicht de klant , op diens verzoek, vóór de verkoop gratis over de aard en de omvang van zijn vergoeding in te lichten.

(32)

Teneinde de klant in het bezit te stellen van vergelijkbare informatie over verleende verzekeringsbemiddelingsdiensten ongeacht of hij via een tussenpersoon dan wel rechtstreeks van een verzekeringsonderneming koopt, en teneinde concurrentieverstoring te voorkomen doordat verzekeringsondernemingen ertoe worden aangezet rechtstreeks aan klanten te verkopen in plaats van via tussenpersonen om de informatievereisten te ontwijken, moeten ook verzekeringsondernemingen worden verplicht klanten met wie zij rechtstreeks handelen bij de verlening van verzekeringsbemiddelingsdiensten, informatie te verstrekken over de vergoeding die zij voor de verkoop van verzekeringsproducten ontvangen.

(32 bis)

Indien de hoogte van de provisies en „inducements” niet vóór het verrichten van de dienst kan worden vastgesteld, moet de berekeningswijze ervan op volledige, nauwkeurige en begrijpelijke wijze in het dienstverleningsdocument worden vermeld en moeten de totale kosten van het advies en de gevolgen daarvan voor het rendement van de belegging zo spoedig als praktisch mogelijk aan de klant worden meegedeeld. Indien op doorlopende basis advies wordt verstrekt, moeten de kosten van het beleggingsadvies, met inbegrip van „inducements”, op gezette tijden en ten minste jaarlijks aan de klant worden meegedeeld. In het periodieke verslag worden alle tijdens de voorgaande periode betaalde of ontvangen „inducements” bekendgemaakt.

(32 ter)

Iedereen die verzekeringsproducten verkoopt maar de producten zelf niet heeft vervaardigd, moet de kleine belegger middels een afzonderlijk essentieel dienstverleningsdocument overeenkomstig deze richtlijn en Richtlijn 2014/…/EU [MiFID] in kennis stellen van de kosten en diensten, en de kleine belegger alle andere informatie verstrekken die hij nodig heeft om uit te maken of het verzekeringsproduct aan zijn behoeften beantwoordt en die niet kan worden verstrekt door degene die de producten vervaardigt.

(32 quater)

Klanten hebben er baat bij als verzekeringsproducten via verschillende kanalen en tussenpersonen met verschillende vormen van samenwerking met verzekeringsondernemingen worden verkocht op voorwaarde dat zij dezelfde regels inzake consumentenbescherming en transparantie moeten toepassen.

(33)

Aangezien dit voorstel bedoeld is om de bescherming van de consument te verbeteren, zijn sommige bepalingen ervan alleen van toepassing op de relatie bedrijf-klant (B2C), met name de bepalingen betreffende de gedragsregels voor verzekeringstussenpersonen of andere verkopers van verzekeringsproducten.

 

(34 bis)

De lidstaten moeten van verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen verlangen dat het vergoedingsbeleid voor hun personeel en vertegenwoordigers zodanig is dat er geen afbreuk wordt gedaan aan hun vermogen om in het belang van de klant te handelen. De lidstaten moeten van verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen verlangen dat de vergoeding voor de personeelsleden die klanten adviseren over verzekeringsbeleggingsproducten of deze aan hen verkopen, geen afbreuk doet aan hun onpartijdigheid bij het doen van passende aanbevelingen, het verkopen of het verstrekken van informatie in een eerlijke, duidelijke en niet-misleidende vorm. De vergoeding in dergelijke situaties mag niet uitsluitend afhankelijk zijn van de verkoopdoelen of de winst voor de onderneming die een specifiek product oplevert.

(35)

Het is voor de consument belangrijk te weten of hij met een tussenpersoon te maken heeft die de consument advies verstrekt over de producten van een groot aantal verzekeringsondernemingen, dan wel over door een bepaald aantal verzekeringsondernemingen aangeboden producten.

(36)

Aangezien de consument steeds meer afhankelijk wordt van gepersonaliseerde aanbevelingen, is het aangewezen een definitie van advies op te nemen. De kwaliteit van het advies is van essentieel belang en het advies moet aan de individuele kenmerken van de klant beantwoorden. Vooraleer advies te verstrekken, moet de verzekeringstussenpersoon of -onderneming een beoordeling maken van de behoeften, de verwachtingen en de financiële situatie van de klant. Wanneer de tussenpersoon verklaart over de producten van een groot aantal verzekeringsondernemingen advies te verstrekken, moet hij een onpartijdige en ▌brede analyse van een voldoende groot aantal van de op de markt verkrijgbare verzekeringsproducten uitvoeren. Bovendien moeten alle verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen de redenen toelichten die aan hun advies ten grondslag liggen en geschikte verzekeringsproducten aanbevelen, al naargelang de voorkeuren, behoeften, financiële situatie en persoonlijke omstandigheden van de klant .

(37)

Voorafgaand aan de sluiting van een overeenkomst, ook in het geval van verkoop zonder advies, moet de klant de nodige informatie worden verstrekt om hem in staat te stellen met kennis van zaken een beslissing te nemen. De verzekeringstussenpersoon moet ▌de klant de voornaamste kenmerken van de door hem verkochte verzekeringsproducten uitleggen en de personeelsleden moeten daarvoor voldoende tijd en middelen krijgen .

(38)

Er moeten uniforme regels worden vastgesteld om ▌de keuze met betrekking tot de drager waarop de verplichte informatie aan de klant wordt verstrekt te vergemakkelijken , waarbij ook het gebruik van elektronische communicatie moet worden toegestaan wanneer dat gezien de omstandigheden van de transactie aangewezen is. De klant moet er echter voor kunnen kiezen de informatie op papier te ontvangen. Ter wille van de toegang van de consument tot informatie moet alle precontractuele informatie ▌kosteloos toegankelijk zijn .

(39)

Het is minder noodzakelijk te verlangen dat dergelijke inlichtingen worden verstrekt wanneer de klant de herverzekering of de verzekering van commerciële en industriële risico's wenst of een professionele klant is ▌.

(40)

Deze richtlijn gaat in op de minimuminformatieplicht van verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen jegens hun klanten. In dit verband moet een lidstaat de mogelijkheid hebben strengere bepalingen te handhaven of aan te nemen welke kunnen worden opgelegd aan de verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen die op zijn grondgebied verzekeringsbemiddelingsactiviteiten uitoefenen, ongeacht de bepalingen van hun lidstaat van herkomst, op voorwaarde dat deze strengere bepalingen in overeenstemming zijn met het recht van de Unie, met inbegrip van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) ▌. Lidstaten die naast de bepalingen van deze richtlijn de toepassing van extra voorschriften voor verzekeringstussenpersonen en voor de verkoop van verzekeringsproducten voorstellen en deze toepassen, moeten ervoor zorgen dat de uit die extra voorschriften voortvloeiende administratieve lasten binnen de perken blijven . ▌

(41)

Crossselling is een gebruikelijke en nuttige strategie die overal in de Unie door aanbieders van financiële retaildiensten wordt gehanteerd. ▐

(41 bis)

Wanneer een verzekering samen met een andere dienst of een ander product als onderdeel van een pakket of als voorwaarde voor die overeenkomst of dat pakket wordt aangeboden, moet dit vallen onder Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad  (6) . Deze richtlijn voorziet immers in een aantal waarborgen voor klanten die een verzekering als onderdeel van een pakket kopen. Lidstaten kunnen verlangen dat de bevoegde nationale autoriteiten bijkomende maatregelen mogen aannemen of handhaven om crosssellingpraktijken aan te pakken die nadelig zijn voor de consument.

(42)

Verzekeringsovereenkomsten waarbij beleggingen betrokken zijn, worden vaak aan consumenten aangeboden als mogelijk alternatief of vervangingsmiddel voor beleggingsproducten die onder Richtlijn 2014/…/EU [MiFID] vallen. Om voor een consequente beleggersbescherming te zorgen en het risico van regelgevingsarbitrage te vermijden, is het van belang dat retailbeleggingsproducten (verzekeringsbeleggingsproducten als omschreven in de verordening betreffende essentiële informatiedocumenten voor beleggingsproducten) aan dezelfde gedragsnormen worden onderworpen, onder meer met betrekking tot het verstrekken van passende informatie, de deugdelijkheid van advies, beperkingen op „inducements”, het beheer van belangenconflicten en verdere beperkingen inzake de ▌vergoeding. De Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten –EAEM), die is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (7), en de EAVB moeten samenwerken om met behulp van richtsnoeren een zo hoog mogelijke mate van consistentie te bereiken in de gedragsnormen voor retailbeleggingsproducten die onder Richtlijn 2014/…/EU [MiFID] of deze richtlijn vallen. Bij deze richtsnoeren moet evenwel rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van schadeverzekeringen. Naar het voorbeeld van de beginselen van Richtlijn 2014/…/EU [MiFID], moet worden overwogen voor verzekeringen een soortgelijke regeling te treffen bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn door de lidstaten en in de richtsnoeren van het Gemengd Comité. Voor verzekeringsbeleggingsproducten moeten er verhoogde gedragsnormen komen ter vervanging van de normen van deze richtlijn die van toepassing zijn op algemene verzekeringsovereenkomsten ▌. Bijgevolg moeten personen die verzekeringsbemiddelingsactiviteiten uitoefenen met betrekking tot verzekeringsbeleggingsproducten, ▌voldoen ▌aan de verhoogde normen die van toepassing zijn op deze producten .

(42 bis)

Het Europees Parlement zal er tijdens de onderhandelingen met de Raad trachten voor te zorgen dat deze richtlijn wordt afgestemd op Richtlijn 2014/…/EU MiFID II]. [Am. 5]

(42 ter)

Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld betreffende de toegang tot en de uitoefening van het verzekeringsbemiddelingsbedrijf en het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf door natuurlijke of rechtspersonen die in een lidstaat gevestigd zijn of zich daar wensen te vestigen. Hiervan afwijkende of aanvullende bepalingen in andere regelgeving van de Unie mogen niet van toepassing zijn op het verzekeringsbemiddelingsbedrijf en het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf.

(43)

Teneinde naleving van deze richtlijn door verzekeringsondernemingen en personen die verzekeringsbemiddelingsactiviteiten uitoefenen, te garanderen en ervoor te zorgen dat zij in de hele Unie op dezelfde wijze worden behandeld, moeten de lidstaten voorzien in administratieve sancties en andere maatregelen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. In de mededeling van de Commissie van 8 december 2010 betreffende het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector is een evaluatie van bestaande bevoegdheden en de praktische toepassing ervan uitgevoerd om de convergentie van de sancties en de andere maatregelen te bevorderen. Daarom moeten de door de lidstaten vastgestelde administratieve sancties en andere maatregelen aan bepaalde essentiële vereisten voldoen op het gebied van adressaten, in aanmerking te nemen criteria bij het opleggen van een sanctie of andere maatregel, bekendmaking ervan en essentiële bevoegdheden om sancties op te leggen .

(44)

De bevoegde autoriteiten moeten met name worden gemachtigd om geldboeten op te leggen die hoog genoeg zijn om de te verwachten winsten teniet te doen en die zelfs op grotere instellingen en de bestuurders daarvan een afschrikkend effect hebben.

(45)

Teneinde een consistente toepassing van de sancties in alle lidstaten te garanderen, moet van hen worden verlangd dat zij er zorg voor dragen dat de bevoegde autoriteiten bij de vaststelling van de aard van de administratieve sancties of andere maatregelen en van de omvang van de administratieve geldboeten alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen. De lidstaten zijn evenwel niet verplicht om administratieve sancties in te voeren wanneer hun nationale wetgeving in sancties binnen het strafrecht voorziet.

(46)

Om de afschrikkende werking op het publiek in het algemeen te versterken en om te informeren over inbreuken op regels die nadelig kunnen zijn voor de bescherming van de consument, moeten, behalve in welbepaalde omstandigheden, de opgelegde sancties en maatregelen worden bekendgemaakt. Om naleving van het evenredigheidsbeginsel te verzekeren, moeten opgelegde sancties en andere maatregelen anoniem worden bekendgemaakt indien bekendmaking de betrokken partijen onevenredige schade zou toebrengen.

(47)

De bevoegde autoriteiten moeten over de nodige onderzoeksbevoegdheden beschikken om mogelijke schendingen op te sporen, en moeten tevens doeltreffende mechanismen opzetten ter bevordering van de melding van mogelijke of feitelijke schendingen , waarbij degenen die schendingen melden afdoende bescherming genieten . Deze richtlijn leidt er evenwel niet toe dat de lidstaten hun administratieve autoriteiten de bevoegdheid moeten geven om strafrechtelijk onderzoek te verrichten.

(48)

Deze richtlijn moet op zowel administratieve sancties als andere maatregelen betrekking hebben, ongeacht of deze in nationaal recht als een sanctie dan wel als een andere maatregel worden aangemerkt.

(49)

Deze richtlijn moet de bepalingen van de nationale wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot strafbare feiten onverlet laten.

(49 bis)

Klokkenluiders vestigen de aandacht van de bevoegde autoriteiten op nieuwe informatie op basis waarvan zij handel met voorkennis en marktmanipulatie beter aan het licht kunnen brengen en bestraffen. Klokkenluiders kunnen echter worden ontmoedigd door angst voor represailles of het ontbreken van adequate procedures voor het melden van inbreuken. Bijgevolg moet deze richtlijn ervoor zorgen dat er passende regelingen komen om klokkenluiders aan te sporen de bevoegde autoriteiten attent te maken op mogelijke inbreuken op deze richtlijn en om hen te beschermen tegen represailles. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat de klokkenluidersregelingen die zij hanteren, mechanismen bevatten die een aangegeven persoon naar behoren beschermen, met name met betrekking tot het recht op bescherming van zijn persoonsgegevens, en procedures tot waarborging van het recht van de aangegeven persoon op verdediging en om te worden gehoord voordat een beslissing over hem wordt genomen, alsook het recht op een doeltreffende voorziening in rechte bij een rechtbank tegen een beslissing over die persoon.

(50)

Teneinde de doelstellingen van deze richtlijn te bereiken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van ▌het beheer van belangenconflicten, gedragsregels in verband met pakketproducten voor retailverzekeringsbeleggingen, en de procedures en formulieren voor de verstrekking van informatie in verband met sancties. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(51)

Technische normen voor financiële diensten moeten zorgen voor een consistente harmonisatie en een afdoende consumentenbescherming in de hele Unie. Aangezien de EAVB als orgaan met hooggespecialiseerde expertise echter ook beperkte capaciteiten heeft, zou het mogelijk zijn haar te belasten met afzonderlijke taken, die geen dwingende beleidskeuzen inhouden, en met de uitwerking van aan het Europees Parlement en de Commissie ter kennis voor te leggen ontwerpen .

(52)

Overeenkomstig de artikelen 290 en 291 VWEU en de artikelen 10 tot en met 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 ▌, moet de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen als bepaald in deze richtlijn met betrekking tot het beheer van belangenconflicten, ▌gedragsregels in verband met pakketproducten voor retailverzekeringsbeleggingen, technische uitvoeringsnormen en de procedures en formulieren voor de verstrekking van informatie in verband met sancties. De ontwerpen van deze gedelegeerde handelingen en technische uitvoeringsnormen moeten door de EAVB worden ontwikkeld.

(53)

Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad […] (8), en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad […] (9) beheersen de door de EAVB in het kader van deze richtlijn uitgevoerde verwerking van persoonsgegevens, onder toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

(54)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zoals verankerd in het Verdrag.

(55)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van 28 september 2011 (10), hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

(55 bis)

De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten moeten over alle nodige middelen beschikken om te garanderen dat verzekeringstussenpersonen en herverzekeringsondernemingen overal in de Unie hun activiteiten op regelmatige wijze uitoefenen, ongeacht of deze activiteiten op grond van het recht van vestiging dan wel in het kader van het vrij verrichten van diensten worden verricht. Met het oog op de doeltreffendheid van het toezicht moeten alle acties die door de toezichthoudende autoriteiten worden ondernomen, in verhouding staan tot de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan de activiteiten van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, ongeacht het belang van de betrokken onderneming voor de algehele financiële stabiliteit van de markt.

(55 ter)

Deze richtlijn mag niet te belastend zijn voor kleine en middelgrote verzekeringsondernemingen. Een van de middelen om deze doelstelling te verwezenlijken is een juiste toepassing van het evenredigheidsbeginsel. Dit beginsel moet zowel worden toegepast op de vereisten voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als op de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden.

(56)

Drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn moet een toetsing van deze richtlijn worden uitgevoerd om rekening te houden met de marktontwikkelingen en met ontwikkelingen op andere gebieden van het recht van de Unie of met de ervaringen van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van het recht van de Unie, met name met betrekking tot producten die onder Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (11) vallen.

(57)

Richtlijn 2002/92/EG moet worden ingetrokken.

(58)

De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van Richtlijn 2002/92/EG materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit Richtlijn 2002/92/EG.

(59)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting in nationaal recht van Richtlijn 2002/92/EG onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld betreffende de toegang tot en de uitoefening van het verzekeringsbemiddelingsbedrijf en het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf ▌door natuurlijke of rechtspersonen die in een lidstaat zijn gevestigd of zich daar wensen te vestigen.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op personen die bemiddelingsdiensten verrichten voor verzekeringsovereenkomsten wanneer alle volgende voorwaarden vervuld zijn:

(a)

de verzekeringsovereenkomst vergt slechts kennis van de verzekeringsdekking die geboden wordt;

(b)

de verzekeringsovereenkomst is geen levensverzekeringsovereenkomst;

(c)

de verzekeringsovereenkomst dekt geen aansprakelijkheidsrisico's;

(d)

de persoon in kwestie heeft een andere hoofdberoepswerkzaamheid dan verzekeringsbemiddeling;

(e)

de verzekering is een aanvulling op de levering van goederen door eender welke aanbieder, en dekt het risico van defect, verlies of beschadiging van de door die aanbieder geleverde goederen;

(f)

het bedrag van de jaarlijkse premie voor de verzekeringsovereenkomst, indien een evenredige verdeling wordt toegepast om een jaarbedrag te bekomen, is niet hoger dan 600 EUR.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsdiensten met betrekking tot buiten de Unie gesitueerde risico's en verplichtingen.

Deze richtlijn doet evenmin afbreuk aan de wetgeving van een lidstaat met betrekking tot het verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsbedrijf dat op zijn grondgebied uit hoofde van het vrij verrichten van diensten wordt uitgeoefend door in een derde land gevestigde verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, mits een gelijke behandeling wordt gewaarborgd voor alle personen die op deze markt het verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsbedrijf uitoefenen of mogen uitoefenen.

Deze richtlijn reglementeert niet de verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsactiviteiten die worden verricht in derde landen.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de algemene moeilijkheden die hun verzekeringstussenpersonen ondervinden bij vestiging of uitoefening van verzekeringsbemiddelingsactiviteiten in een derde land.

3 bis.     Deze richtlijn garandeert dat hetzelfde beschermingsniveau geldt en dat de consument op vergelijkbare normen kan vertrouwen. Deze richtlijn bevordert gelijke concurrentie- en andere voorwaarden voor tussenpersonen, ongeacht of zij aan een verzekeringsonderneming verbonden zijn. Consumenten hebben er baat bij als verzekeringsproducten via verschillende kanalen en tussenpersonen met verschillende vormen van samenwerking met verzekeringsondernemingen worden aangeboden op voorwaarde dat zij vergelijkbare regels inzake consumentenbescherming moeten toepassen. Bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn houden de lidstaten hier rekening mee.

Artikel 2

Definities

1.    In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1)

„verzekeringsonderneming”: een verzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad  (12);

(2)

„herverzekeringsonderneming”: een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, punt 4, van Richtlijn 2009/138/EG ;

(3)

„verzekeringsbemiddeling”: de werkzaamheden die bestaan in het adviseren over, voorstellen van, voorbereidend werk realiseren tot het sluiten van verzekeringen of het afsluiten van verzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten . Werkzaamheden als het adviseren over, het voorstellen van verzekeringsovereenkomsten en het sluiten van deze overeenkomsten worden eveneens als verzekeringsbemiddeling beschouwd indien zij worden uitgevoerd door een werknemer van een verzekeringsonderneming in rechtstreeks contact met de klant zonder tussenkomst van een verzekeringstussenpersoon.

Onder verzekeringsbemiddeling wordt verstaan het verstrekken van informatie over één of meerdere verzekeringsovereenkomsten op basis van criteria die een klant via een website of andere media kiest, en het opstellen van een ranglijst van verzekeringsproducten, met inbegrip van prijs- en productvergelijking, of de verrekening van premies, wanneer de klant aan het eind van het proces rechtstreeks via een website of andere media een verzekeringsovereenkomst kan sluiten.

Geen van de volgende werkzaamheden wordt in deze richtlijn als verzekeringsbemiddeling beschouwd:

(a)

werkzaamheden die bestaan in incidentele informatieverstrekking aan een klant in de context van een andere beroepswerkzaamheid, mits de informatieverstrekker geen verdere stappen onderneemt om de klant te assisteren bij de sluiting of uitvoering van een verzekeringsovereenkomst;

(b)

het louter verstrekken van gegevens en informatie over potentiële verzekeringnemers aan verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen of van informatie over verzekeringsproducten of een verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming aan potentiële verzekeringnemers;

(4)

„op verzekeringen gebaseerd beleggingsproduct”: een beleggingsproduct dat een vervaldatum- of afkoopwaarde biedt, en waarbij deze vervaldatum- of afkoopwaarde geheel of gedeeltelijk, rechtstreeks of onrechtstreeks, is blootgesteld aan marktschommelingen, met uitsluiting van:

(a)

schadeverzekeringsproducten als opgenomen in bijlage I van Richtlijn 2009/138/EG (schadeverzekeringsbranches);

(b)

levensverzekeringsovereenkomsten waarbij de contractuele uitkeringen enkel uitbetaald worden in geval van overlijden of bij onvermogen te wijten aan letsels, ziekte of invaliditeit;

(c)

pensioenproducten die naar nationaal recht worden geacht voornamelijk tot doel te hebben de belegger van een pensioeninkomen te voorzien, en die de belegger het recht op bepaalde voordelen geven;

(d)

bedrijfspensioenregelingen die officieel erkend zijn en onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/41/EG of Richtlijn 2009/138/EG vallen;

(e)

individuele pensioenproducten waarvoor naar nationaal recht een financiële bijdrage van de werkgever is vereist en waarbij de werkgever of de werknemer geen vrijheid heeft in de keuze van het pensioenproduct of de aanbieder;

(5)

„verzekeringstussenpersoon”: een natuurlijke of rechtspersoon die geen verzekeringsonderneming of werknemer van zo'n onderneming is en die, tegen vergoeding, toegang heeft tot het verzekeringsbemiddelingsbedrijf of het verzekeringsbemiddelingsbedrijf uitoefent;

(6)

„herverzekeringsbemiddeling”: de werkzaamheden die bestaan in het adviseren over, voorstellen van, voorbereidend werk realiseren tot het sluiten van verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering van herverzekeringsovereenkomsten, in het bijzonder in het geval van een schadegeval, onder meer indien deze werkzaamheden zonder tussenkomst van een herverzekeringstussenpersoon door een herverzekeringsonderneming worden uitgevoerd.

Geen van de volgende werkzaamheden wordt in deze richtlijn als herverzekeringsbemiddeling beschouwd:

(a)

werkzaamheden die bestaan in incidentele informatieverstrekking in de context van een andere beroepswerkzaamheid, mits het doel van deze werkzaamheid niet is de klant te assisteren bij de sluiting of uitvoering van een herverzekeringsovereenkomst;

(a bis)

het beroepshalve verrichten van schadebeheer voor een herverzekeringsonderneming, schaderegeling en schade-expertise;

(b)

het louter verstrekken van gegevens en informatie over potentiële verzekeringnemers aan herverzekeringstussenpersonen of herverzekeringsondernemingen of van informatie over herverzekeringsproducten of een herverzekeringstussenpersoon of herverzekeringsonderneming aan potentiële verzekeringnemers;

(7)

„herverzekeringstussenpersoon”: een natuurlijke of rechtspersoon die geen herverzekeringsonderneming of werknemer van zo'n onderneming is en die, tegen vergoeding, toegang heeft tot het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf of het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf uitoefent;

(8)

„verbonden verzekeringstussenpersoon”: eenieder die, in naam en voor rekening van een of , als de verzekeringsproducten niet onderling concurreren, meerdere verzekeringsondernemingen of verzekeringstussenpersonen, een verzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefent , die echter noch premies noch de voor de klanten bestemde bedragen in ontvangst neemt, en onder volledige verantwoordelijkheid van die verzekeringsondernemingen of verzekeringstussenpersonen handelt, op voorwaarde dat de verzekeringstussenpersonen onder wier verantwoordelijkheid hij of zij handelt niet zelf onder verantwoordelijkheid van een andere verzekeringsonderneming of verzekeringstussenpersoon handelen.

Als verbonden verzekeringstussenpersoon die, wat de respectieve producten betreft, onder verantwoordelijkheid van een of meerdere verzekeringsondernemingen handelt, wordt ook beschouwd eenieder die in aanvulling op zijn hoofdberoepswerkzaamheid een verzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefent, waarbij de verzekering een aanvulling vormt op de goederen of diensten die in het kader van de hoofdwerkzaamheid worden geleverd;

(9)

„advies”: de verstrekking van een persoonlijke aanbeveling aan een klant op diens verzoek of op initiatief van de verzekeringsonderneming of verzekeringstussenpersoon;

(10)

„voorwaardelijke provisie”: een vergoeding in de vorm van een commissie op basis van het bereiken van op voorhand overeengekomen doelstellingen of drempels met betrekking tot de omvang van de door de tussenpersoon bij de ▌verzekeraar geplaatste verzekeringsovereenkomsten;

(11)

„grote risico's”: grote risico's in de zin van artikel 13, punt 27, van Richtlijn 2009/138/EG ;

(12)

„lidstaat van herkomst”:

(a)

indien de tussenpersoon een natuurlijk persoon is, de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft;

(b)

indien de tussenpersoon een rechtspersoon is, de lidstaat waar zijn statutaire zetel is gevestigd of, indien deze rechtspersoon volgens zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor is gevestigd;

(13)

„lidstaat van ontvangst”: de lidstaat waarin een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een permanente aanwezigheid of vestiging heeft of diensten verricht en die niet zijn lidstaat van herkomst is;

(14)

„duurzame drager”: een duurzame drager in de zin van artikel 2, lid 1, onder m), van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (13);

 

(16)

„nauwe banden”: een situatie als bedoeld in artikel 13, lid 7, van Richtlijn 2009/138/EG ;

(17)

„hoofdvestiging”: de plaats van waaruit de hoofdactiviteit wordt beheerd;

(18)

„vergoeding”: een commissie, honorarium of andere betaling, met inbegrip van economische voordelen of voordelen in natura van welke aard ook, alsook andersoortige stimuli, die of dat in verband met verzekeringsbemiddelingsactiviteiten wordt aangeboden of verstrekt;

(19)

„koppelpraktijken”: het aanbieden of verkopen van een verzekeringsproduct in een pakket met andere afzonderlijke nevenproducten of -diensten , waarbij ▌dit verzekeringsproduct niet afzonderlijk voor de klant verkrijgbaar is;

(20)

„bundelpraktijken”: het aanbieden of verkopen van een verzekeringsproduct in een pakket met andere afzonderlijke nevenproducten of -diensten , waarbij ▌dit verzekeringsproduct ook afzonderlijk voor de klant verkrijgbaar is maar niet noodzakelijk onder dezelfde voorwaarden als wanneer gebundeld met de aanvullende diensten.

(20 bis)

„product”: een verzekeringsovereenkomst die een of meerdere risico’s dekt;

(20 ter)

„particulier”: niet-beroepshalve.

2.     Om te garanderen dat hetzelfde beschermingsniveau geldt en dat de klant vergelijkbare normen geniet, is het essentieel dat door deze richtlijn gelijke concurrentie- en andere voorwaarden voor tussenpersonen worden bevorderd, ongeacht of zij met een verzekeringsonderneming zijn verbonden of niet. Bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn houden de lidstaten rekening met het feit dat het belangrijk is gelijke concurrentie- en andere voorwaarden te bevorderen.

HOOFDSTUK II

INSCHRIJVINGSVEREISTEN

Artikel 3

Registerinschrijving

1.   Behoudens het bepaalde in artikel 4 worden verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen bij een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 10, lid 2, in hun lidstaat van herkomst in een register of in registers ingeschreven. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die reeds krachtens Richtlijn 73/239/EEG (14), Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad (15) of Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad (16) in lidstaten zijn geregistreerd en hun ▌werknemers hoeven niet nogmaals te worden ingeschreven uit hoofde van deze richtlijn.

Onverminderd het bepaalde in de eerste alinea kunnen de lidstaten bepalen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of andere lichamen met de bevoegde autoriteiten kunnen samenwerken voor de registerinschrijving van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen alsmede voor het op die tussenpersonen toepassen van de in artikel 8 bepaalde vereisten. Meer bepaald kunnen verbonden verzekeringstussenpersonen worden ingeschreven door een verzekeringsonderneming, een vereniging van verzekeringsondernemingen of een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon, onder toezicht van een bevoegde autoriteit.

De lidstaten kunnen bepalen dat, wanneer een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon onder verantwoordelijkheid van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of van een tussenpersoon handelt, de verzekeringstussenpersoon niet verplicht is de in artikel 3, lid 7, onder a) en b), bedoelde informatie aan de bevoegde autoriteit te verstrekken en dat de verantwoordelijke verzekeringsentiteit ervoor zorgt dat de verzekeringstussenpersoon aan de registerinschrijvingsvoorwaarden en de andere bepalingen van deze richtlijn voldoet . De lidstaten kunnen ook bepalen dat de persoon of entiteit die de verantwoordelijkheid voor de tussenpersoon neemt, deze tussenpersoon inschrijft.

De lidstaten hoeven het in de eerste en tweede alinea bedoelde vereiste niet toe te passen op alle natuurlijke personen die in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of voor een ingeschreven verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon werken en een verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefenen.

De lidstaten zorgen voor de registerinschrijving van rechtspersonen en vermelden in het register bovendien de namen van de tot de leiding behorende natuurlijke personen die verantwoordelijk zijn voor het bemiddelingsbedrijf.

2.   De lidstaten kunnen meer dan één register voor verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen instellen mits zij criteria vastleggen op grond waarvan tussenpersonen worden ingeschreven.

De lidstaten richten een onlineregisterinschrijvingssysteem op, bestaande uit een gemeenschappelijk inschrijvingsformulier dat beschikbaar is op een internetsite die voor verzekeringstussenpersonen en -ondernemingen makkelijk toegankelijk is en het mogelijk maakt het formulier rechtstreeks online in te vullen.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat één loket wordt ingesteld, waardoor een vlotte en snelle toegang tot informatie uit deze verschillende langs elektronische weg beschikbare en te allen tijde geactualiseerde registers mogelijk is. Dit loket biedt tevens de identificatiegegevens van de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat bedoeld in lid 1, eerste alinea. In dit register wordt bovendien aangegeven in welk land of welke landen de tussenpersoon werkzaam is uit hoofde van de vrijheid van vestiging of de vrijheid van dienstverrichting.

4.   De EAVB stelt een Europees elektronisch register in van gegevens over verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen die overeenkomstig hoofdstuk IV hun voornemen kenbaar hebben gemaakt grensoverschrijdende werkzaamheden uit te oefenen; zij maakt dit register openbaar op haar website en houdt het bij. Hiertoe verstrekken de lidstaten de EAVB onverwijld alle relevante informatie. Het register toont telkens een hyperlink naar de betrokken bevoegde autoriteit in elke lidstaat. Het register bevat links naar en is toegankelijk vanuit de websites van alle bevoegde autoriteiten in de lidstaten. De EAVB heeft recht van toegang tot de daar opgeslagen gegevens. De EAVB en de bevoegde autoriteiten hebben het recht de opgeslagen gegevens te wijzigen. Gegevenssubjecten wier persoonlijke gegevens kunnen worden opgeslagen en uitgewisseld, hebben recht op toegang en passende informatie.

De EAVB zet een website op met links naar elk éénloket dat de lidstaten uit hoofde van artikel 3, lid 3, instellen.

De lidstaten zorgen ervoor dat de registerinschrijving van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, met inbegrip van de verbonden verzekeringstussenpersonen, slechts mogelijk is indien aan de in artikel 8 bedoelde vereisten inzake beroepsbekwaamheid is voldaan.

Ook zorgen de lidstaten ervoor dat de registerinschrijvingen van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, met inbegrip van de verbonden verzekeringstussenpersonen, die niet langer aan die vereisten voldoen, onverwijld worden doorgehaald. De geldigheidstermijn van de registerinschrijving wordt regelmatig door de bevoegde instanties herzien. Zo nodig stelt de lidstaat van herkomst de lidstaat van ontvangst in kennis van deze registerdoorhaling.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon niet in het register inschrijven voordat ▌de tussenpersoon aan de vereisten van artikel 8 voldoet of voordat een andere tussenpersoon of onderneming de verantwoordelijkheid op zich neemt om ervoor te zorgen dat de tussenpersoon overeenkomstig artikel 3, lid 1, derde alinea, aan deze vereisten voldoet .

5 bis.     Ingeschreven verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen hebben recht op de toegang tot en de uitoefening van verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling in de Unie, zowel uit hoofde van de vrijheid van vestiging als uit hoofde van het vrij verrichten van diensten.

Een verzekeringstussenpersoon maakt gebruik van de vrijheid van het verrichten van diensten indien hij voornemens is met een verzekerde in een andere lidstaat dan de lidstaat van vestiging van de verzekeringstussenpersoon een verzekeringsovereenkomst te sluiten die een risico dekt in een andere lidstaat dan de lidstaat van vestiging van de verzekeringstussenpersoon.

De bevoegde autoriteiten kunnen aan de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een document afgeven aan de hand waarvan elke belanghebbende via raadpleging van een van de registers als bedoeld in lid 2 kan toetsen of die tussenpersoon naar behoren is ingeschreven.

Dit document vermeldt ten minste de in artikel 16, onder a) , sub i) en iii), en b), sub i) en iii), bedoelde informatie en, wanneer het een rechtspersoon betreft, de naam of namen van de in lid 1, vierde alinea, bedoelde natuurlijke persoon of personen.

De lidstaat verlangt dat het document wordt teruggezonden aan de bevoegde autoriteit die het heeft afgegeven wanneer de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon niet langer ingeschreven is.

6.   De lidstaten bepalen dat aanvragen van tussenpersonen tot opname in het register binnen twee maanden na de indiening van een volledige aanvraag worden behandeld en dat de aanvrager onverwijld van de beslissing in kennis wordt gesteld.

De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten passende maatregelen treffen om te allen tijde te kunnen controleren of verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen nog steeds aan de inschrijvingsvereisten van deze richtlijn voldoen.

7.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten, als voorwaarde voor de registerinschrijving, de volgende bewijsstukken verlangen van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen , uitgezonderd in het geval van gebonden tussenpersonen of tussenpersonen waarvoor een andere verzekeringsentiteit het op zich neemt ervoor te zorgen dat zij overeenkomstig artikel 3, lid 1, derde alinea, aan deze vereisten voldoen :

(a)

de identiteit van aandeelhouders of leden — natuurlijke of rechtspersonen — die een aandeel van meer dan 10 % in de tussenpersoon bezitten, alsook het bedrag van dat aandeel;

(b)

de identiteit van personen die nauwe banden met de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon hebben;

(c)

voldoende bewijs dat het aandeel of de nauwe band geen belemmering vormt voor de juiste uitoefening van de toezichthoudende taken van de bevoegde autoriteit.

De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten eisen dat verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen voor wie artikel 3, lid 7, geldt, hen zonder onnodige vertraging op de hoogte brengen van veranderingen van in artikel 3, lid 7, onder a) en b), bedoelde informatie.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de registerinschrijving weigeren indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op één of meer natuurlijke of rechtspersonen met wie de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de toepassing van die wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, een belemmering vormen voor de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken.

8 bis.     De lidstaten kunnen bepalen dat iedereen die reeds vóór 1 januari 2014 als tussenpersoon werkzaam was, in een register ingeschreven stond en over een niveau van kennis, ervaring en integriteit beschikte dat vergelijkbaar is met dat wat deze richtlijn voorschrijft, automatisch in het in te voeren register zal worden ingeschreven, zodra aan de vereisten van artikel 4, leden 3 en 4, is voldaan.

HOOFDSTUK III

VEREENVOUDIGDE INSCHRIJVINGSPROCEDURE — ACTIVITEITENVERKLARING

Artikel 4

Verklaringsprocedure voor het verlenen van verzekeringsbemiddelingsdiensten als nevenactiviteit, het beroepshalve verrichten van schadebeheer of het verlenen van schadebeoordelingsdiensten

1.   De inschrijvingsvereisten van artikel 3 zijn niet van toepassing op verzekeringstussenpersonen die het verzekeringsbemiddelingsbedrijf als nevenactiviteit uitoefenen, mits hun werkzaamheden aan de volgende voorwaarden voldoen:

(a)

de verzekeringstussenpersoon heeft een andere hoofdberoepswerkzaamheid dan verzekeringsbemiddeling;

(b)

de verzekeringstussenpersoon biedt alleen bepaalde verzekeringsproducten aan als aanvulling op een product of dienst en vermeldt die duidelijk in de verklaring;

(c)

de desbetreffende verzekeringsproducten omvatten niet de dekking van levensverzekerings- of aansprakelijkheidsrisico's, tenzij die dekking het product of de dienst aanvult die de tussenpersoon in het kader van zijn hoofdberoepswerkzaamheden aanbiedt;

(c bis)

de tussenpersoon werkt onder de verantwoordelijkheid van een ingeschreven tussenpersoon.

 

3.   Elke verzekeringstussenpersoon die onder lid 1 of lid 2 valt, dient bij de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst een verklaring in waarin hij de bevoegde autoriteit zijn identiteit, adres en beroepswerkzaamheden meedeelt.

4.   Op verzekeringstussenpersonen die onder lid 1 of lid 2 vallen, zijn de bepalingen van de hoofdstukken I, III, IV, V, VIII en IX en de artikelen 15 en 16 van toepassing.

4 bis.     Indien de lidstaten dit nodig achten in het belang van de bescherming van de consument, kunnen zij de inschrijvingsvereisten van artikel 3 toepassen op verzekeringstussenpersonen die onder artikel 4 vallen.

HOOFDSTUK IV

VRIJHEID VAN DIENSTVERLENING EN VRIJHEID VAN VESTIGING

Artikel 5

Uitoefening van de vrijheid van dienstverlening

1.   Elke verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die voornemens is voor het eerst op het grondgebied van een andere lidstaat werkzaamheden uit hoofde van het vrij verrichten van diensten uit te oefenen, verstrekt de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst de volgende informatie:

(a)

de naam, het adres en elk registerinschrijvingsnummer van de tussenpersoon;

(b)

de lidstaat of lidstaten waar de tussenpersoon voornemens is werkzaamheden uit te oefenen;

(c)

de categorie waartoe de tussenpersoon behoort en, in voorkomend geval, de naam van elke verzekerings- of herverzekeringsonderneming die hij vertegenwoordigt;

(d)

de relevante verzekeringsbranches, indien van toepassing;

(e)

bewijs van vakkennis en -bekwaamheid.

2.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst doet de in lid 1 bedoelde informatie binnen een maand na ontvangst ervan toekomen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, die de ontvangst ervan onverwijld bevestigt. De lidstaat van herkomst stelt de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon er schriftelijk van in kennis dat de lidstaat van ontvangst de informatie heeft ontvangen en dat de verzekerings- of herverzekeringsonderneming haar werkzaamheden in de lidstaat van ontvangst kan aanvangen.

Bij ontvangst van de in lid 1 bedoelde informatie aanvaardt de lidstaat van ontvangst eerdere ervaring in het verzekerings- of het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf, aangetoond aan de hand van een registerinschrijving of een verklaring in de lidstaat van herkomst, als bewijs van de verworven kennis en bekwaamheid.

3.   Het bewijs van de eerdere registerinschrijving of verklaring wordt geleverd aan de hand van een document waaruit blijkt dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de aanvrager de inschrijving heeft uitgevoerd of de verklaring heeft ontvangen; de aanvrager dient dit document ter ondersteuning van zijn aanvraag in bij de lidstaat van ontvangst.

4.   In geval van wijziging van een van de overeenkomstig lid 1 verstrekte gegevens, stelt de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon ten minste één maand voor de doorvoering van de wijziging de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst schriftelijk van deze wijziging in kennis. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt op haar beurt zo snel mogelijk, en in elk geval niet later dan één maand nadat zij de informatie ontvangen heeft, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van de wijziging in kennis.

4 bis.     Een ingeschreven verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon oefent een verzekeringsbemiddelingsactiviteit uit hoofde van het vrij verrichten van diensten uit als:

(a)

hij de verzekerings- of de herverzekeringsbemiddeling verricht met of voor een verzekeringnemer die woont of gevestigd is in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de tussenpersoon;

(b)

elk te verzekeren risico zich in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de tussenpersoon bevindt;

(c)

hij voldoet aan de bepalingen van de leden 1 en 4.

Artikel 6

Uitoefening van de vrijheid van vestiging

1.   De lidstaten verlangen dat elke verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die voornemens is op het grondgebied van een andere lidstaat uit hoofde van de vrijheid van vestiging een bijkantoor op te richten, eerst de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst daarvan in kennis stelt en deze autoriteit de volgende informatie verstrekt:

(a)

de naam, het adres en het registerinschrijvingsnummer (indien van toepassing) van de tussenpersoon;

(b)

de lidstaat waar de tussenpersoon voornemens is een bijkantoor of permanente aanwezigheid te vestigen;

(c)

de categorie waartoe de tussenpersoon behoort en, in voorkomend geval, de naam van elke verzekerings- of herverzekeringsonderneming die hij vertegenwoordigt;

(d)

de relevante verzekeringsbranches, indien van toepassing;

(e)

een programma van werkzaamheden waarin de te verrichten verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsactiviteiten en de organisatiestructuur van de vestiging worden uiteengezet en waarin ook de identiteit van de agenten wordt vermeld indien de tussenpersoon voornemens is gebruik te maken van agenten;

(f)

het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd;

(g)

de naam van de personen die voor het beheer van de vestiging of permanente aanwezigheid verantwoordelijk zijn.

1 bis.     Een verzekeringstussenpersoon werkt uit hoofde van de vrijheid van vestiging als hij gedurende een onbepaalde periode werkzaamheden uitoefent in een lidstaat van ontvangst door middel van een permanente aanwezigheid in die lidstaat.

2.   Tenzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, gelet op de voorgenomen bemiddelingsactiviteiten, redenen heeft om de organisatiestructuur of de financiële positie van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon als ontoereikend te beschouwen, doet zij de in lid 1 bedoelde informatie binnen een maand na ontvangst ervan toekomen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, die de ontvangst ervan onverwijld bevestigt. De lidstaat van herkomst stelt de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon er schriftelijk van in kennis dat de lidstaat van ontvangst de informatie heeft ontvangen en dat de verzekerings- of herverzekeringsonderneming haar werkzaamheden in de lidstaat van ontvangst kan aanvangen.

3.   Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst weigert de informatie aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst te doen toekomen, deelt zij binnen een maand na ontvangst van alle in lid 1 bedoelde informatie aan de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon de redenen voor deze weigering mee.

4.   In geval van wijziging van een van de overeenkomstig lid 1 verstrekte gegevens, stelt de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon ten minste één maand voor de doorvoering van de wijziging de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst schriftelijk van deze wijziging in kennis. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt op haar beurt zo snel mogelijk, en in elk geval niet later dan één maand nadat zij de informatie ontvangen heeft, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van de wijziging in kennis.

Artikel 7

Verdeling van bevoegdheden tussen de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst

1.   Indien de hoofdvestiging van een verzekeringstussenpersoon zich in een andere lidstaat bevindt, kan de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst overeenkomen dat zij als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst optreedt met betrekking tot de verplichtingen in de hoofdstukken VI, VII en VIII van deze richtlijn. In geval van een dergelijke overeenkomst stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de verzekeringstussenpersoon en de EAVB hiervan onverwijld in kennis.

2.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst neemt de verantwoordelijkheid op zich om ervoor te zorgen dat de door de vestiging op haar grondgebied verrichte diensten voldoen aan de eisen die in de hoofdstukken VI en VII en in de op grond van die bepalingen genomen maatregelen worden gesteld.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst heeft het recht om de door de vestiging getroffen regelingen aan een onderzoek te onderwerpen en de wijzigingen te verlangen die absoluut noodzakelijk zijn om de bevoegde autoriteit in staat te stellen de verplichtingen die in de hoofdstukken VI en VII en in de op grond van die bepalingen genomen maatregelen zijn neergelegd, te doen nakomen met betrekking tot de op het grondgebied van die lidstaat door de vestiging verrichte diensten of activiteiten.

3.   Indien de lidstaat van ontvangst redenen heeft om te besluiten dat een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die uit hoofde van de vrijheid van dienstverlening of via een vestiging op zijn grondgebied werkzaamheden uitoefent, de bij deze richtlijn vastgestelde verplichtingen niet nakomt, stuurt hij deze bevindingen door naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, die de nodige maatregelen neemt. Indien een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon, in weerwil van de aldus door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, blijft handelen op een wijze die de belangen van consumenten in de lidstaat van ontvangst of de ordelijke werking van de verzekerings- en herverzekeringsmarkten kennelijk schaadt, wordt de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon onderworpen aan de volgende maatregelen:

(a)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst neemt, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst ervan in kennis te hebben gesteld, de nodige maatregelen om de consumenten en de goede werking van de verzekerings- en herverzekeringsmarkten te beschermen, onder meer door de inbreukplegende verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon te beletten nieuwe transacties op haar grondgebied te verrichten. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst stelt de Commissie onverwijld van deze maatregelen in kennis;

(b)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst mag de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EAVB doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. De EAVB kan dan in geval van meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst en die van de lidstaat van herkomst optreden overeenkomstig de bevoegdheden die haar krachtens dat artikel zijn verleend.

4.   Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst constateren dat een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die op het grondgebied van hun lidstaat een vestiging heeft, niet de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen naleeft die in die lidstaat zijn vastgesteld ter uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn die een bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst inhouden, eisen zij dat de betrokken verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een eind maakt aan deze situatie.

Indien een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon, in weerwil van de aldus door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst getroffen maatregelen, blijft handelen op een wijze die de belangen van consumenten in de lidstaat van ontvangst of de ordelijke werking van de verzekerings- en herverzekeringsmarkten kennelijk schaadt, wordt de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon onderworpen aan de volgende maatregelen:

(a)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst neemt, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst ervan in kennis te hebben gesteld, de nodige maatregelen om de consumenten en de goede werking van de markten te beschermen, onder meer door de inbreukplegende verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon te beletten nieuwe transacties op haar grondgebied te verrichten. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst stelt de Commissie onverwijld van deze maatregelen in kennis;

(b)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst mag de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EAVB doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. De EAVB kan dan in geval van meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst en die van de lidstaat van herkomst optreden overeenkomstig de bevoegdheden die haar krachtens dat artikel zijn verleend.

HOOFDSTUK V

ANDERE ORGANISATORISCHE VEREISTEN

Artikel 8

Vereisten inzake beroepsbekwaamheid en organisatorische vereisten

1.   Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen ▌en personeelsleden van verzekeringsondernemingen die verzekeringsbemiddelingsactiviteiten uitoefenen, beschikken over passende kennis en bekwaamheid, als voorgeschreven door de lidstaat van herkomst van de tussenpersoon of onderneming, om hun taken naar behoren te kunnen vervullen ▌.

De lidstaten zorgen ervoor dat ▌personeelsleden van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en van verzekeringsondernemingen, die verzekeringsbemiddelingsactiviteiten als hoofdberoepswerkzaamheid uitoefenen, hun voor de uitoefening van hun functie en de desbetreffende markt vereiste kennis en bekwaamheid regelmatig en adequaat op peil houden.

Om ervoor te zorgen dat aan deze bepalingen wordt voldaan, moet worden voorzien in voortdurende bijscholing en voldoende en adequate opleiding voor hun personeel van minstens 200 uren over een periode van vijf jaar, of in een verhoudingsgewijs aantal uren wanneer het niet hun hoofdactiviteit betreft. De lidstaten maken de criteria die zij hebben vastgesteld om te bepalen of het personeel aan de bekwaamheidseisen voldoet openbaar. Deze criteria omvatten ook een lijst van alle kwalificaties die zij erkennen.

Daartoe beschikken de lidstaten over mechanismen voor toezicht, beoordeling en certificering van kennis en vaardigheden door een onafhankelijk lichaam.

De lidstaten passen de vereisten op het gebied van kennis en bekwaamheid aan al naargelang de specifieke werkzaamheid van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon en de aangeboden producten, in het bijzonder indien de hoofdberoepswerkzaamheid van de tussenpersoon een andere is dan verzekeringsbemiddeling. ▌De lidstaten kunnen voorschrijven dat de verzekeringsonderneming of -tussenpersoon in de in artikel 3, lid 1, tweede alinea, bedoelde gevallen , en voor personeelsleden van verzekeringsondernemingen die verzekeringsbemiddelingsactiviteiten uitoefenen, nagaat of de kennis en bekwaamheid van de tussenpersonen in overeenstemming zijn met het in de eerste alinea bedoelde vereiste en dat zij hun in voorkomend geval een opleiding verstrekt die beantwoordt aan de vereisten betreffende de door deze tussenpersonen aangeboden producten.

De lidstaten hoeven het in de eerste alinea bedoelde vereiste niet toe te passen op alle natuurlijke personen die in een verzekeringsonderneming of voor een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon werken en een verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefenen. De lidstaten zorgen ervoor dat een redelijk aantal personen in de leiding van die ondernemingen die verantwoordelijk zijn voor bemiddeling inzake verzekerings- en herverzekeringsproducten alsmede iedere andere persoon die zich rechtstreeks met verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling bezighoudt, het bewijs leveren te beschikken over de kennis en bekwaamheid die relevant is voor de vervulling van hun taken.

2.   Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en personeelsleden van verzekeringsondernemingen die verzekeringsbemiddelingsactiviteiten uitoefenen, zijn betrouwbaar. Personen die zich rechtstreeks met marketing of verkoop bezighouden, hebben minimaal een blanco strafblad of enig ander nationaal equivalent met betrekking tot ernstige strafbare feiten in verband met vermogensdelicten of andere met financiële activiteiten verband houdende delicten ▌.

In overeenstemming met het bepaalde in artikel 3, lid 1, tweede alinea, kunnen de lidstaten toestaan dat de verzekeringsonderneming de betrouwbaarheid van de verzekeringstussenpersonen verifieert.

De lidstaten hoeven het in de eerste alinea bedoelde vereiste niet toe te passen op alle natuurlijke personen die in een verzekeringsonderneming of voor een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon werken en een verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefenen. De lidstaten zorgen ervoor dat de leiding van die ondernemingen en alle medewerkers die zich rechtstreeks met verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling bezighouden, aan dat vereiste voldoen.

3.   Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen zijn in het bezit van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering die het gehele grondgebied van de Unie dekt, of een andere vergelijkbare garantie voor aansprakelijkheid wegens beroepsnalatigheid, voor een bedrag van ten minste 1 250 000 EUR , van toepassing per schadegeval, en in totaal 1 850 000 EUR per jaar voor alle schadegevallen, tenzij die verzekering of vergelijkbare garantie reeds wordt geboden door een verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming of andere onderneming in naam waarvan de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon handelt of bevoegd is te handelen, of die onderneming volledig aansprakelijk is voor het handelen van de tussenpersoon.

4.   De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om de klanten te beschermen tegen het onvermogen van de verzekeringstussenpersoon om de premie aan de verzekeringsonderneming over te dragen of het bedrag van de schadevordering of premierestitutie aan de verzekerde over te dragen.

Die maatregelen hebben een of meer van de volgende vormen:

(a)

bij wet of bij overeenkomst vastgestelde bepalingen inhoudende dat door de klant aan de tussenpersoon betaalde bedragen worden geacht aan de onderneming te zijn betaald, terwijl door de onderneming aan de tussenpersoon betaalde bedragen, totdat de klant deze bedragen werkelijk ontvangt, worden geacht niet aan de klant te zijn betaald;

(b)

een bepaling volgens welke verzekeringstussenpersonen over een financiële draagkracht moeten beschikken die permanent 4 % van het totaal van de jaarlijks ontvangen premies beloopt, met een minimum van 18 750 EUR ;

(c)

een bepaling volgens welke het geld van klanten via strikt gescheiden klantenrekeningen wordt overgemaakt en uit deze rekeningen in geval van faillissement geen andere schuldeisers worden betaald;

(d)

een bepaling volgens welke een garantiefonds wordt opgericht.

5.   Voor de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsbedrijf is het noodzakelijk dat permanent aan de in dit artikel vastgestelde beroepsvereisten wordt voldaan.

6.   De lidstaten mogen de bovengenoemde vereisten aanscherpen of andere vereisten toevoegen voor de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen die op hun grondgebied zijn ingeschreven.

7.   De EAVB past de in lid 3 en lid 4 bedoelde bedragen om de vijf jaar aan de veranderingen in het door Eurostat bekendgemaakte Europees indexcijfer van de consumentenprijzen aan. De eerste aanpassing wordt vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn uitgevoerd en de volgende aanpassingen worden om de vijf jaar na de vorige aanpassing uitgevoerd.

De EAVB ontwikkelt ontwerpen van regelgevingsnormen waardoor het in lid 3 en lid 4 bedoelde basisbedrag in euro's wordt aangepast volgens de procentuele mutatie van het indexcijfer gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van deze richtlijn en de eerste actualiseringsdatum, of tussen de laatste actualiseringsdatum en de volgende actualiseringsdatum, en naar boven wordt afgerond op 1 EUR.

De EAVB dient die ontwerpen van regelgevingsnormen om de vijf jaar bij de Commissie in, voor de eerste maal vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

8.    De lidstaten stellen het volgende vast:

(a)

wat wordt verstaan onder passende kennis en bekwaamheid van de tussenpersoon en personeelsleden van verzekeringsondernemingen om bij hun klanten aan verzekeringsbemiddeling te doen als bedoeld in lid 1;

(b)

welke de geschikte criteria zijn om met name het niveau van beroepskwalificatie, -ervaring en -vaardigheden te bepalen dat nodig is om het verzekeringsbemiddelingsbedrijf uit te oefenen;

(c)

welke maatregelen redelijkerwijze van verzekeringstussenpersonen en personeelsleden van verzekeringsondernemingen mogen worden verwacht om hun kennis en bekwaamheid via voortdurende bijscholing op peil te houden om goed te kunnen blijven presteren.

8 bis.     Wanneer een lidstaat van ontvangst een verzekeringstussenpersoon inschrijft die beroepskwalificaties of ervaring in een andere lidstaat heeft verworven, houdt hij rekening met deze kwalificaties en ervaring overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad  (17) , en overeenkomstig het niveau van de kwalificatie zoals bepaald in het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren dat is ingesteld in het kader van de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad  (18).

Artikel 9

Bekendmaking van regels van algemeen belang

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hun bevoegde autoriteiten op passende wijze de relevante nationale wettelijke voorschriften ter bescherming van het algemeen belang bekendmaken die van toepassing zijn op de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsbedrijf op hun grondgebied.

2.   Lidstaten die naast de bepalingen van deze richtlijn de toepassing van extra voorschriften voor verzekeringstussenpersonen en voor de verkoop van verzekeringsproducten voorstellen en deze toepassen, zorgen ervoor dat de uit die extra voorschriften voortvloeiende administratieve lasten in verhouding staan tot de bescherming voor de consument. De lidstaten houden toezicht op die voorschriften om ervoor te zorgen dat dat ook zo blijft.

3.   De EAVB stelt voor de regels van algemeen belang een gestandaardiseerd informatieblad voor, dat de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat moeten invullen. In het informatieblad worden de hyperlinks naar de websites van de bevoegde autoriteiten opgenomen waar informatie over de regels van algemeen belang wordt bekendgemaakt. De informatie wordt door de nationale bevoegde autoriteiten regelmatig bijgewerkt en door de EAVB in het Engels, Frans en Duits op haar website gepubliceerd, waarbij de nationale regels van algemeen belang volgens de relevante deelgebieden van het recht worden gecategoriseerd.

4.   Elke lidstaat stelt een centraal contactpunt in dat verantwoordelijk is voor het verstrekken van informatie over de regels van algemeen belang in die lidstaat. Dit contactpunt moet een passende bevoegde autoriteit zijn.

5.   In een verslag, op te stellen vóór X X 20XX [drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn], onderzoekt de EAVB, in het kader van de goede werking van deze richtlijn en de interne markt, de regels van algemeen belang die de lidstaten overeenkomstig dit artikel hebben bekendgemaakt, en stelt zij de Commissie hiervan uiterlijk … [drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn] in kennis.

Artikel 10

Bevoegde autoriteiten

1.   De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die gemachtigd zijn te zorgen voor de uitvoering van deze richtlijn. De lidstaten stellen de Commissie van deze aanwijzing en van de eventuele taakverdeling in kennis.

2.   De in lid 1 bedoelde autoriteiten zijn ofwel overheidsinstanties ofwel lichamen die zijn erkend bij de nationale wetgeving of door overheidsinstanties die bij de nationale wetgeving uitdrukkelijk daartoe zijn gemachtigd. Zij mogen geen verzekerings- of herverzekeringsondernemingen zijn , noch verenigingen waarvan de leden direct of indirect verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen zijn .

3.   De bevoegde autoriteiten bezitten alle bevoegdheden die nodig zijn voor de vervulling van hun taken. Elke lidstaat zorgt ervoor dat, indien meer dan één autoriteit op zijn grondgebied bevoegd is, een nauwe samenwerking wordt bevorderd zodat de autoriteiten zich doeltreffend van hun respectieve taken kunnen kwijten.

Artikel 11

Informatie-uitwisseling tussen de lidstaten

1.   De bevoegde autoriteiten van de onderscheiden lidstaten werken samen om een goede toepassing van de bepalingen van deze richtlijn te verzekeren.

2.   De bevoegde autoriteiten wisselen gegevens uit over verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen tegen wie een sanctie als bedoeld in hoofdstuk VIII is getroffen, die de registerdoorhaling van die tussenpersonen tot gevolg kan hebben. Bovendien kunnen de bevoegde autoriteiten op verzoek van een hunner onderling alle relevante informatie uitwisselen.

3.   Eenieder die in het kader van deze richtlijn gegevens moet ontvangen of verstrekken, is aan het beroepsgeheim gebonden op de wijze als bepaald in artikel 16 van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad (19) en artikel 15 van Richtlijn 92/96/EEG van de Raad (20).

Artikel 12

Klachten

De lidstaten zorgen voor de instelling van een procedure die klanten en andere belanghebbenden, met name de consumentenorganisaties, de mogelijkheid biedt klachten over verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in te dienen. In elk geval wordt vastgelegd welk gevolg aan de klachten wordt gegeven.

Artikel 13

Buitengerechtelijke geschillenbeslechting

1.    Overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn …/…/EU van het Europees Parlement en de Raad  (21) en van Verordening (EU) nr. …/… van het Europees Parlement en de Raad  (22), zorgen de lidstaten voor de invoering van passende, doeltreffende, onpartijdige en onafhankelijke klachten- en beroepsprocedures voor de buitengerechtelijke beslechting van geschillen tussen verzekeringstussenpersonen en klanten en tussen verzekeringsondernemingen en klanten, waarbij in voorkomend geval van bestaande instanties gebruik wordt gemaakt. De lidstaten zorgen er ook voor dat alle verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen aan de procedures voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting deelnemen wanneer de procedure leidt tot besluiten die bindend kunnen zijn voor de tussenpersoon of de verzekeringsonderneming en de klant.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat deze instanties bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen samenwerken.

2 bis.     De lidstaten zorgen ervoor dat de op hun grondgebied gevestigde verzekeringstussenpersonen klanten op de hoogte brengen van de naam, het adres en de website van de instanties voor alternatieve geschillenbeslechting waaronder zij vallen en die bevoegd zijn voor potentiële geschillen tussen hen en de klanten.

2 ter.     Verzekeringstussenpersonen die binnen de Unie actief zijn in online- en grensoverschrijdende online-verkoop, brengen klanten op de hoogte van het ADR-platform, indien van toepassing, en van hun e-mailadres. Deze informatie is op eenvoudige, rechtstreekse en duidelijk zichtbare wijze te allen tijde toegankelijk op de website van de verzekeringstussenpersoon en indien het aanbod wordt gedaan bij e-mailbericht of een andere langs elektronische weg verzonden tekstboodschap, in die boodschap. Zij bevat een elektronische link naar de homepage van het ADR-platform. Verzekeringstussenpersonen brengen klanten eveneens op de hoogte van het ADR-platform wanneer de klant een klacht indient bij de verzekeringstussenpersoon, een door de verzekeringstussenpersoon of een bedrijfsombudsman beheerd stelsel voor de afhandeling van consumentenklachten.

2 quater.     Wanneer een klant overeenkomstig nationale wetgeving tegen een verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming een procedure voor alternatieve geschillenbeslechting inleidt met betrekking tot een geschil over in deze richtlijn vastgelegde rechten en verplichtingen, is de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming gehouden aan deze procedure deel te nemen.

2 quinquies.     Voor de toepassing van deze richtlijn werken de bevoegde autoriteiten samen met elkaar en met de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de klachten- en beroepsprocedures voor de buitengerechtelijke beslechting zoals bedoeld in dit artikel en voor zover toegelaten door van kracht zijnde wetgevingshandelingen van de EU.

Artikel 14

Beperking met betrekking tot het gebruik van tussenpersonen

De lidstaten zorgen ervoor dat de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen bij gebruikmaking van de diensten van in de Unie gevestigde verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen alleen gebruikmaken van de verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsdiensten van ingeschreven verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen of de in artikel 1, lid 2, bedoelde personen of de personen die de in artikel 4 bedoelde verklaringsprocedure hebben uitgevoerd.

HOOFDSTUK VI

INFORMATIEVEREISTEN EN GEDRAGSREGELS

Artikel 15

Algemeen beginsel

1.   De lidstaten schrijven voor dat, wanneer verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen bij of voor klanten aan verzekeringsbemiddeling doen, zij zich te allen tijde op loyale, billijke , vertrouwenswaardige, eerbare en professionele wijze voor de belangen van hun klanten inzetten.

2.   Alle door de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming aan klanten of potentiële klanten verstrekte informatie, met inbegrip van publicitaire mededelingen, is correct, duidelijk en niet misleidend. Publicitaire mededelingen zijn te allen tijde duidelijk als zodanig herkenbaar.

Artikel 16

Door de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming te verstrekken algemene informatie

De lidstaten stellen regels vast om ervoor te zorgen dat:

(a)

voordat er een verzekeringsovereenkomst wordt gesloten , dan wel, indien er wezenlijke veranderingen zijn opgetreden in de aan de tussenpersoon verstrekte gegevens nadat er een verzekeringsovereenkomst is gesloten, de verzekeringstussenpersoon — met inbegrip van verbonden verzekeringstussenpersonen — de klant de volgende informatie meedeelt:

i)

zijn identiteit en adres, en het feit dat hij een verzekeringstussenpersoon is;

ii)

of hij al dan niet enig advies over de verkochte verzekeringsproducten verstrekt;

iii)

de in artikel 12 bedoelde procedure die klanten en belanghebbenden de mogelijkheid biedt klachten over verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en over de in artikel 13 bedoelde buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures in te dienen;

iv)

het register waarin hij is ingeschreven en hoe zijn registratie kan worden geverifieerd; en

v)

of hij de klant vertegenwoordigt dan wel in naam en voor rekening van de verzekeringsonderneming optreedt;

(b)

voordat een verzekeringsovereenkomst gesloten wordt, de verzekeringsonderneming de klant de volgende informatie meedeelt:

i)

haar identiteit en adres, en het feit dat zij een verzekeringsonderneming is;

ii)

of hij al dan niet enig advies over de verkochte verzekeringsproducten verstrekt;

iii)

de in artikel 12 bedoelde procedure die klanten en belanghebbenden de mogelijkheid biedt klachten over verzekeringsondernemingen en over de in artikel 13 bedoelde buitengerechtelijke klachten- en verhaalsprocedures in te dienen.

Artikel 17

Belangenconflicten en transparantie

1.   Voordat een verzekeringsovereenkomst gesloten wordt, verstrekt de verzekeringstussenpersoon ▌de klant ten minste de volgende informatie:

a)

of hij een rechtstreekse of middellijke deelneming van 10 % of meer van de stemrechten of van het kapitaal van een bepaalde verzekeringsonderneming bezit;

b)

of een bepaalde verzekeringsonderneming of een bepaalde moedermaatschappij van een verzekeringsonderneming een rechtstreekse of middellijke deelneming van meer dan 10 % van de stemrechten of van het kapitaal van de verzekeringstussenpersoon bezit;

c)

met betrekking tot de voorgestelde overeenkomst:

i)

dat hij adviseert op grond van een onpartijdige en persoonlijke analyse; of

ii)

dat hij een contractuele verplichting heeft om uitsluitend met een of meer verzekeringsondernemingen verzekeringsbemiddelingszaken te doen. In dat geval deelt hij tevens de namen van deze verzekeringsondernemingen mee; of

iii)

dat hij geen contractuele verplichting heeft om uitsluitend met een of meer verzekeringsondernemingen verzekeringsbemiddelingszaken te doen en niet adviseert op grond van een onpartijdige en persoonlijke analyse. In dat geval deelt hij tevens de namen mee van de verzekeringsondernemingen waarmee hij zaken doet of kan doen;

 

e)

of hij met betrekking tot de verzekeringsovereenkomst werkt:

i)

op basis van een honorarium, dit wil zeggen een rechtstreeks door de klant betaalde vergoeding; of

ii)

op basis van enigerlei commissie, dit wil zeggen een in de verzekeringspremie begrepen vergoeding; of

iii)

op basis van een combinatie van i) en ii);

 

e bis)

of met betrekking tot de verzekeringsovereenkomst de bron van de vergoeding de volgende is:

i)

de verzekeringnemer;

ii)

de verzekeringsonderneming;

iii)

een andere verzekeringstussenpersoon;

iv)

een combinatie van i), ii) en iii).

De lidstaten kunnen bijkomende informatie verlangen overeenkomstig de bepalingen van artikel 17 bis.

 

2.    De consument heeft het recht bijkomende details te vragen zoals bepaald in lid 1, onder e bis).

3.    Indien de verzekeringsonderneming rechtstreeks aan klanten verkoopt, stelt zij de klant ook in kennis van ▌ het feit of haar werknemers voor het distribueren en beheren van het desbetreffende verzekeringsproduct een vergoeding ontvangen.

5 bis.     Bij belangenconflicten en om eerlijke concurrentie te bevorderen, ontvangt de consument informatie over relevante kwantitatieve elementen betreffende de concepten als bedoeld in lid 1, onder e bis) en lid 3 van dit artikel en over dezelfde voorwaarden. Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1094/2010, ontwikkelt de EAVB uiterlijk op 31 december 2015 richtsnoeren om een consistente toepassing van dit artikel te waarborgen, en werkt zij deze richtsnoeren periodiek bij.

Artikel 17 bis

Bekendmaking van informatie

De lidstaten kunnen voor verzekeringsbemiddelaars en verzekeringsondernemingen verdergaande informatieverplichtingen opleggen of handhaven met betrekking tot het bedrag van de vergoeding, honoraria, commissies of niet-geldelijke tegemoetkomingen in verband met de verstrekking van bemiddeling, op voorwaarde dat de lidstaat gelijke concurrentievoorwaarden voor alle distributiekanalen waarborgt, de concurrentie niet verstoort en aan het recht van de Unie voldoet, en dat de daaruit resulterende administratieve lasten in verhouding staan tot de beoogde bescherming van de consument.

Artikel 18

Advies en normen voor de verkoop ▌

1.    Indien voorafgaand aan de sluiting van een verzekeringsovereenkomst advies wordt verstrekt, omschrijft de verzekeringstussenpersoon — met inbegrip van verbonden verzekeringstussenpersonen — of de verzekeringsonderneming, op basis van door de klant verstrekte informatie:

a)

de verlangens en behoeften van deze klant;

b)

▌de elementen waarop het aan de klant verstrekte advies over een bepaald verzekeringsproduct is gebaseerd.

2.   De in lid 1, onder a) en b), bedoelde bijzonderheden variëren naargelang van de ingewikkeldheidsgraad van het aangeboden verzekeringsproduct en de omvang van het financiële risico voor de klant , ongeacht het door hen gekozen verkoopkanaal .

3.   Wanneer de verzekeringstussenpersoon of de verzekeringsonderneming advies verstrekt op basis van een eerlijke analyse , is hij of zij verplicht zijn of haar advies te baseren op een analyse van een toereikend aantal op de markt verkrijgbare verzekeringsovereenkomsten, zodat hij of zij overeenkomstig professionele criteria in staat is om in het belang van de consument een persoonlijke aanbeveling te verstrekken die het best aansluit op de behoeften van de klant .

4.   Voorafgaand aan de sluiting van een overeenkomst en ongeacht of advies wordt gegeven, verstrekt de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming, rekening houdend met de complexiteit van het verzekeringsproduct en het type klant, deze laatste in een begrijpelijke vorm de relevante informatie over het verzekeringsproduct om de klant in staat te stellen met kennis van zaken een beslissing te nemen. Deze informatie wordt in verstaanbare taal verstrekt op een gestandaardiseerd informatieblad, het zogenaamde productinformatiedocument (PID). Dit document bevat minstens de volgende informatie:

a)

informatie over het soort verzekering;

b)

een beschrijving van de verzekerde risico's en van de uitgesloten risico's;

c)

wijze en duur van betaling van de premies;

d)

uitsluitingsgevallen;

e)

verplichtingen bij het begin van de overeenkomst;

f)

verplichtingen tijdens de looptijd van de overeenkomst;

g)

verplichtingen bij indiening van een klacht;

h)

de looptijd van de overeenkomst, met vermelding van de begin- en einddatum;

i)

wijze van beëindiging van de overeenkomst.

4 bis.     Lid 4 is niet van toepassing op:

a)

beleggingsproducten als bedoeld in artikel 4 bis van Verordening (EU) nr. …/… van het Europees Parlement en de Raad  (23) ; of

b)

de verkoop van verzekeringsbeleggingsproducten als bedoeld in Hoofdstuk VII van deze Richtlijn.

Artikel 19

Vrijstelling van informatieverstrekking en flexibiliteitsclausule

1.   De in de artikelen 16, 17 en 18 bedoelde informatie hoeft niet te worden verstrekt wanneer de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming bemiddelt bij de verzekering van grote risico's, in het geval van bemiddeling door herverzekeringstussenpersonen of herverzekeringsondernemingen, of met betrekking tot professionele klanten als bepaald in de bijlage.

2.   De lidstaten mogen strengere bepalingen betreffende de vereisten op het gebied van de in de artikelen 16, 17 en 18 bedoelde informatie handhaven of aannemen, indien deze bepalingen in overeenstemming zijn met het recht van de Unie. De lidstaten stellen de EAVB en de Commissie in kennis van dergelijke nationale bepalingen.

2 bis.     De lidstaten die met betrekking tot verzekeringstussenpersonen strengere bepalingen handhaven of aannemen, zorgen ervoor dat deze bepalingen gelijke voorwaarden eerbiedigen en dat de uit die bepalingen voortvloeiende administratieve lasten in verhouding staan tot de voordelen voor de consumentenbescherming.

3.   Teneinde met alle passende middelen een hoge mate van transparantie te bereiken, zorgt de EAVB ervoor dat informatie over de nationale bepalingen waarvan zij in kennis wordt gesteld, tevens aan de consumenten, de verzekeringstussenpersonen en de verzekeringsondernemingen wordt meegedeeld.

Artikel 20

Voorwaarden inzake informatie

1.   Alle informatie die op grond van de artikelen 16, 17 en 18 moet worden meegedeeld, wordt aan de klanten verstrekt:

(a)

op papier;

(b)

op duidelijke, nauwkeurige en voor de klant begrijpelijke wijze; en

(c)

in een officiële taal van de lidstaat waar het risico is gelegen of van de lidstaat van de verbintenis of in elke andere taal die door de partijen is overeengekomen. De informatie wordt kosteloos verstrekt.

2.   In afwijking van lid 1, onder a), mag de in de artikelen 16, 17 en 18 bedoelde informatie op een van de volgende manieren aan de klant worden verstrekt:

(a)

op een andere duurzame drager dan papier, mits de voorwaarden in lid 4 zijn vervuld; of

(b)

via een website, mits de voorwaarden in lid 5 zijn vervuld.

3.   Indien de in de artikelen 16, 17 en 18 bedoelde informatie op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt, wordt echter op verzoek van klant hem kosteloos een papieren versie verstrekt.

4.   De in de artikelen 16, 17 en 18 bedoelde informatie mag op een andere duurzame drager dan papier worden verstrekt indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

(a)

het gebruik van de duurzame drager past in de context waarin de tussenpersoon of verzekeringsonderneming met de klant zakendoet; en

(b)

de klant heeft de keuze gekregen tussen informatie op papier of op de andere duurzame drager en heeft voor die andere drager gekozen.

5.   De in de artikelen 16, 17 en 18 bedoelde informatie mag via een website worden verstrekt indien de informatie persoonlijk aan de klant is gericht of indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

(a)

verstrekking van de in de artikelen 16, 17 en 18 bedoelde informatie via een website past in de context waarin de tussenpersoon of verzekeringsonderneming met de klant zakendoet;

(b)

de klant heeft ingestemd met verstrekking van de in de artikelen 16, 17 en 18 bedoelde informatie via een website;

(c)

de klant is elektronisch in kennis gesteld van het adres van de website en van de plaats op de website waar de in de artikelen 16, 17 en 18 bedoelde informatie te vinden is;

(d)

de toegang tot de in de artikelen 16, 17 en 18 bedoelde informatie via de website blijft gegarandeerd zolang raadpleging ervan door de klant redelijkerwijze nodig is.

6.   Voor de toepassing van de leden 4 en 5 wordt de verstrekking van de informatie op een andere duurzame drager dan papier of via een website geacht te passen in de context waarin de tussenpersoon of verzekeringsonderneming met de klant zakendoet, als bewezen is dat de klant regelmatig toegang tot internet heeft. De verstrekking door de klant van een e-mailadres wordt als dergelijk bewijs beschouwd.

7.   In geval van verkoop per telefoon is de vooraf aan de klant verstrekte informatie in overeenstemming met de voorschriften van de Unie die gelden voor de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten. Bovendien wordt , indien de klant ervoor heeft gekozen informatie te ontvangen op een andere duurzame drager dan papier zoals omschreven in lid 4, onmiddellijk na de sluiting van de verzekeringsovereenkomst informatie overeenkomstig lid 1 of 2 aan de klant verstrekt.

Artikel 21bis

Koppel- en bundelpraktijken

1.     Wanneer een verzekering wordt aangeboden samen met een andere dienst of nevenproduct als onderdeel van een pakket of dezelfde overeenkomst of pakket, deelt de verzekeringstussenpersoon of de verzekeringsonderneming de klant mee dat de verschillende componenten van het pakket samen of afzonderlijk kunnen worden gekocht en verstrekt hij of zij ook informatie over de premie of de kosten van elke component. Dit mag de bemiddeling van verzekeringsproducten met verschillende niveaus van verzekeringsdekking of overeenkomsten met meerdere verzekeringsrisico's niet beletten.

2.     Wanneer de risico's die uit zo'n aan de klant aangeboden overeenkomst of pakket vermoedelijk zullen verschillen van de risico's die met de afzonderlijk genomen componenten verbonden zijn, verstrekt de verzekeringstussenpersoon of de verzekeringsonderneming op verzoek van de klant een adequate beschrijving van de verschillende componenten van de overeenkomst of het pakket en van de wijze waarop deze interactie de risico's wijzigt.

3.     De EAVB ontwikkelt in samenwerking met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit — ESMA) via het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten vóór … [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] richtsnoeren voor de beoordeling van en het toezicht op crosssellingpraktijken, waarin met name wordt aangegeven in welke situaties crossselling in strijd is met de bepalingen van artikel 15, lid 1, en werkt deze richtsnoeren regelmatig bij.

4.     De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een verzekeringstussenpersoon of een verzekeringsonderneming advies verstrekt, hij of zij erop toeziet dat het globale pakket verzekeringsdiensten aan de wensen en behoeften van de klant tegemoetkomt.

5.     De lidstaten mogen strengere bijkomende maatregelen aannemen of handhaven of in individuele gevallen ingrijpen om de verkoop van een verzekering samen met een andere dienst of product als onderdeel van een pakket of als voorwaarde voor dezelfde overeenkomst of pakket te verbieden wanneer zij kunnen aantonen dat deze praktijken nadelig zijn voor de consument.

HOOFDSTUK VII

AANVULLENDE VEREISTEN TER BESCHERMING VAN DE KLANT MET BETREKKING TOT VERZEKERINGSBELEGGINGSPRODUCTEN

Artikel 22

Toepassingsgebied

In dit hoofdstuk worden ▌voorschriften vastgelegd die een aanvulling vormen op deze waarvan sprake in de artikelen 15, 16, 17 en 18 voor verzekeringsbemiddelingsactiviteiten, wanneer deze worden verricht met betrekking tot de verkoop van op verzekeringen gebaseerde beleggingsproducten door:

(a)

een verzekeringstussenpersoon;

(b)

een verzekeringsonderneming.

Artikel 23

Belangenconflicten

1.   De lidstaten schrijven voor dat verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen alle passende maatregelen nemen om belangenconflicten te onderkennen die zich bij het verrichten van verzekeringsbemiddelingsactiviteiten voordoen tussen henzelf, met inbegrip van hun bestuurders, werknemers en verbonden verzekeringstussenpersonen of een persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks met hen verbonden is door een zeggenschapsband, en hun klanten of tussen hun klanten onderling.

2.   Indien de overeenkomstig de artikelen 15, 16 en 17 door de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming genomen organisatorische of administratieve regelingen ontoereikend zijn om redelijkerwijze te mogen aannemen dat het risico dat de belangen van de klant ▌worden geschaad, zal worden voorkomen, maakt de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming op heldere wijze de algemene aard en eventueel de bronnen van belangenconflicten aan de klant bekend alvorens voor diens rekening zaken te doen.

2 bis.     De in lid 2 bedoelde bekendmaking gebeurt:

(a)

op een duurzame drager; en

(b)

voldoende details bevat, rekening houdend met het type klant, zodat de klant in staat wordt gesteld met kennis van zaken een beslissing te nemen met betrekking tot de verzekeringsbemiddelingsactiviteiten waarover het belangenconflict is ontstaan.

3.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vast te stellen om:

(a)

de maatregelen ▌te omschrijven die redelijkerwijze van verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen mogen worden verwacht om belangenconflicten bij het verrichten van verzekeringsbemiddelingsactiviteiten te onderkennen, te voorkomen, te beheren en openbaar te maken;

(b)

deugdelijke criteria vast te stellen ter bepaling van de soorten belangenconflicten die de belangen van de klanten of potentiële klanten van de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming kunnen schaden.

Artikel 24

Algemene beginselen en informatieverstrekking aan klanten

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen bij of voor klanten verzekeringsbemiddelingsactiviteiten verrichten , zij zich op loyale, billijke en professionele wijze voor de belangen van hun klanten inzetten en met name de in dit artikel en in artikel 25 neergelegde beginselen in acht nemen.

2.   Alle door de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming aan klanten of potentiële klanten verstrekte informatie, met inbegrip van publicitaire mededelingen, is correct, duidelijk en niet misleidend. Publicitaire mededelingen zijn duidelijk als zodanig herkenbaar.

3.   Aan klanten of potentiële klanten wordt passende informatie verstrekt over:

(a)

de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming en zijn of haar diensten: wanneer advies wordt verstrekt, wordt in de informatie gespecificeerd of het advies op onafhankelijke basis wordt verstrekt en of het op een brede dan wel beperktere analyse van de markt is gebaseerd, en tevens aangegeven of de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming de klant een permanente beoordeling zal verstrekken van de geschiktheid van het aan de klanten aanbevolen op verzekeringen gebaseerd beleggingsproduct ;

(b)

op verzekeringen gebaseerde beleggingsproducten en voorgestelde beleggingsstrategieën: hieronder vallen passende toelichting en waarschuwingen over de risico's verbonden aan beleggingen in deze instrumenten of aan bepaalde beleggingsstrategieën; ▐

b bis)

alle kosten en bijbehorende lasten in verband met verzekeringsbemiddeling of nevendiensten waartoe eveneens de kosten voor advies en, in voorkomend geval, de kosten van het financiële instrument dat aan de cliënt wordt aanbevolen of verhandeld behoren en de manier waarop de cliënt deze kan betalen, met inbegrip van eventuele betalingen door derden. [Am. 8]

3 bis.     De informatie over alle kosten en lasten, met inbegrip van kosten en lasten in verband met de bemiddelingsdienst en het verzekeringsproduct, die niet het gevolg zijn van de ontwikkeling van onderliggende marktrisico's, worden samengevoegd zodat de cliënt inzicht krijgt in de totale kosten, alsook in het cumulatieve effect op het rendement op de belegging, en omvat, indien de cliënt hierom verzoekt, een puntsgewijze uitsplitsing. Indien van toepassing wordt dergelijke informatie regelmatig en ten minste jaarlijks aan de cliënt verstrekt, tijdens de looptijd van de belegging.

De in de eerste alinea en in lid 6 bis bedoelde informatie wordt in een begrijpelijke vorm en op zodanige wijze verstrekt dat cliënten of potentiële cliënten redelijkerwijs in staat zijn de aard en de risico's van de aangeboden beleggingsdienst en van de specifiek aangeboden categorie van verzekeringsbeleggingsproduct te begrijpen en derhalve met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen. De lidstaten kunnen toestaan dat die informatie in gestandaardiseerde vorm wordt verstrekt. [Am. 9]

4.   De in de leden 2 en 3 bedoelde informatie wordt in een begrijpelijke vorm en op zodanige wijze verstrekt dat de klanten of potentiële klanten redelijkerwijze in staat zijn de aard en de risico's van het specifieke aangeboden type op verzekeringen gebaseerd beleggingsproduct te begrijpen en derhalve met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen. Deze informatie mag overeenkomstig artikel 18, lid 4, in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.

5.    De lidstaten schrijven voor dat wanneer de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming de klant meedeelt dat op onafhankelijke basis verzekeringsadvies wordt verstrekt, de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming de klant de aard van de vergoeding meedeelt die hij of zij met betrekking tot de verzekeringsovereenkomst ontvangt :

(a)

het scala aan verzekeringsproducten waarop de aanbeveling wordt gebaseerd, en in het bijzonder of het scala beperkt is tot verzekeringsproducten die worden uitgegeven of verstrekt door entiteiten die nauwe banden hebben met de tussenpersoon die de klant vertegenwoordigt;

5 bis.     De lidstaten kunnen daarnaast het aanbieden of aanvaarden van provisies, commissies of niet-geldelijke tegemoetkomingen van derden in verband met het verstrekken van verzekeringsadvies verbieden of inperken. Dit kan betekenen dat dergelijke provisies, commissies of niet-geldelijke tegemoetkomingen aan de klant worden terugbetaald of afgetrokken van de door de klant te betalen kosten.

De lidstaten kunnen verder voorschrijven dat indien een tussenpersoon de klant meedeelt dat het advies op onafhankelijke basis wordt verstrekt, de tussenpersoon een toereikend aantal op de markt verkrijgbare verzekeringsproducten beoordeelt die voldoende gediversifieerd zijn wat type en emittenten of productaanbieders betreft om te waarborgen dat de doelstellingen van de klant naar behoren kunnen worden verwezenlijkt en niet beperkt blijven tot verzekeringsproducten die worden uitgegeven of verstrekt door entiteiten die nauwe banden hebben met de tussenpersoon.

5 ter.     Een verzekeringstussenpersoon treft en handhaaft doeltreffende organisatorische en administratieve regelingen om alle redelijke maatregelen te kunnen nemen teneinde te voorkomen dat belangenconflicten als omschreven in artikel 23 de belangen van cliënten schaden.

Een verzekeringsonderneming die financiële instrumenten ontwikkelt voor verkoop aan cliënten zorgt voor het onderhoud, de exploitatie en de toetsing van een proces voor de goedkeuring van elk verzekeringsproduct of significante aanpassingen van bestaande verzekeringsproducten voor het in de handel wordt gebracht of onder cliënten in omloop wordt gebracht.

In het kader van het productgoedkeuringsproces wordt een geïdentificeerde doelmarkt van eindcliënten binnen de relevante categorie van cliënten voor elk product gespecificeerd en wordt gewaarborgd dat alle desbetreffende risico's voor een dergelijke geïdentificeerde doelmarkt geëvalueerd zijn en dat de geplande distributiestrategie in samenhang is met de geïdentificeerde doelmarkt.

De verzekeringsonderneming toetst ook regelmatig financiële instrumenten die door de onderneming worden aangeboden of in de handel worden gebracht, waarbij rekening wordt gehouden met alle gebeurtenissen die materiële gevolgen kunnen hebben voor het potentiële risico voor de geïdentificeerde doelmarkt, om ten minste te beoordelen of het product blijft beantwoorden aan de behoeften van de geïdentificeerde doelmarkt en of de geplande distributiestrategie passend blijft. [Am. 11]

6.    De EAVB ontwikkelt vóór … [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] richtsnoeren voor de beoordeling van en het toezicht op crosssellingpraktijken, waarin met name wordt aangegeven in welke situaties crossselling in strijd is met de bepalingen van lid 1, en werkt deze richtsnoeren regelmatig bij.

7.    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de beginselen te bepalen die verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen in acht moeten nemen wanneer zij bij hun klanten verzekeringsbemiddelingsactiviteiten verrichten. In deze gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met:

(a)

de aard van de diensten die aan de klant of potentiële klant worden aangeboden of voor hem worden verricht, rekening houdend met de soort, het voorwerp, de omvang en de frequentie van de transacties;

(b)

de aard van de aangeboden of in overweging genomen producten, met inbegrip van verschillende soorten op verzekeringen gebaseerde beleggingsproducten.

Artikel 25

Beoordeling van de geschiktheid en adequaatheid, en verslaglegging aan klanten

1.   Bij het verstrekken van advies wint de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming de nodige informatie in over de kennis en ervaring van de klant of potentiële klant op het voor de specifieke soort product ▌relevante beleggingsgebied , alsook over de financiële situatie en de beleggingsdoelstellingen van de klant of potentiële klant, zodat de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming aan de klant of potentiële klant kan aanbevelen welke verzekeringsbemiddelingsactiviteiten of op verzekeringen gebaseerde beleggingsproducten voor hem geschikt zijn .

2.   De lidstaten dragen er zorg voor dat verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen, wanneer zij andere dan de in lid 1 bedoelde verzekeringsbemiddelingsdiensten verrichten ▌, bij de klant of potentiële klant informatie inwinnen over diens kennis en ervaring op het beleggingsgebied met betrekking tot het specifieke type op verzekeringen gebaseerd beleggingsproduct ▌die men voornemens is aan te bieden of die wordt verlangd, zodat de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming kan beoordelen of de in overweging genomen verzekeringsbemiddelingsactiviteit of het in overweging genomen op verzekeringen gebaseerd beleggingsproduct adequaat is voor de klant.

Indien de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming op grond van de uit hoofde van de voorgaande alinea ontvangen informatie oordeelt dat het op verzekeringen gebaseerd beleggingsproduct ▌voor de klant of potentiële klant niet adequaat is, waarschuwt de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming de klant of potentiële klant. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.

Indien klanten of potentiële klanten de in de eerste alinea bedoelde informatie niet verstrekken of indien zij onvoldoende informatie over hun kennis en ervaring verstrekken, waarschuwt de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming hen dat de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming niet in een positie verkeert om vast te stellen of ▌het in overweging genomen op verzekeringen gebaseerd beleggingsproduct voor hen adequaat is. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.

2 bis.     De lidstaten staan toe dat verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen, wanneer zijn verzekeringsbemiddelingsactiviteiten verrichten die uitsluitend bestaan uit de uitvoering van klantenorders, deze activiteiten kunnen verrichten zonder dat het noodzakelijk is informatie in te winnen of de vaststelling te doen als bedoeld in lid 2, wanneer aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

(a)

de activiteiten hebben betrekking op een van de volgende op verzekeringen gebaseerde beleggingsproducten:

i)

overeenkomsten waarbij de beleggingspositie alleen afhangt van onderliggende financiële instrumenten die aangemerkt kunnen worden als niet-complex in de zin van Richtlijn …/…/EU [MiFID], en waarvan de structuur niet zodanig is dat klanten de daaraan verbonden risico's moeilijk kunnen beoordelen; of

ii)

andere niet-complexe op verzekeringen gebaseerde beleggingen in de zin van dit lid;

(b)

de verzekeringsbemiddelingsactiviteit wordt verricht op initiatief van de klant of potentiële klant;

(c)

de klant of potentiële klant is duidelijk meegedeeld, al dan niet in gestandaardiseerde vorm, dat bij het verrichten van deze verzekeringsbemiddelingsactiviteit de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming niet verplicht is de geschiktheid van het aangeboden op verzekeringen gebaseerd beleggingsproduct of de aangeboden verzekeringsbemiddelingsactiviteit te beoordelen en dat de klant of potentiële klant derhalve niet de overeenkomstige bescherming van de toepasselijke bepalingen betreffende de gedragsregels geniet;

(d)

de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming voldoet aan de in artikel 23 vastgelegde verplichtingen.

3.   De verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming legt een dossier aan met de tussen hem of haar en de klant overeengekomen documenten ▌waarin de rechten en plichten van beide partijen worden beschreven, alsmede de overige voorwaarden waarop de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming verzekeringsbemiddelingsactiviteiten voor de klant zal verrichten. De rechten en plichten van beide partijen bij de overeenkomst kunnen worden opgenomen door middel van verwijzing naar andere documenten of wetsteksten.

4.   De ▌verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming verstrekt de klant deugdelijke verslagen over de ▌verrichte verzekeringsbemiddelingsactiviteit . Deze verslagen bevatten periodieke mededelingen aan klanten, rekening houdend met het type en de complexiteit van de op verzekeringen gebaseerde beleggingsproducten en de aard van de voor de klant verrichte verzekeringsbemiddelingsactiviteit , alsook, in voorkomend geval, de kosten van de activiteiten die voor rekening van de klant werden verricht. ▐

Bij het verstrekken van advies, verstrekt de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming vóór de afhandeling met de klant van het op verzekeringen gebaseerd beleggingsproduct, de klant een dossier op een duurzame drager waarin het verstrekte advies is gespecificeerd, alsook hoe dit advies aan de voorkeuren, doelstellingen en andere kenmerken van de klant beantwoordt.

Wanneer de overeenkomst wordt gesloten door middel van een techniek voor communicatie op afstand die de voorafgaande verstrekking van de geschiktheidsverklaring belet, kan de verzekeringstussenpersoon of de verzekeringsonderneming de schriftelijke geschiktheidsverklaring verstrekken op een duurzame drager onmiddellijk nadat de klant door een overeenkomst is gebonden.

5.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de beginselen te bepalen die verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen ▌ in acht moeten nemen wanneer zij bij hun klanten verzekeringsbemiddelingsactiviteiten verrichten . In deze gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met :

(a)

de aard van de diensten die aan de klant of potentiële klant worden aangeboden of voor hem worden verricht, rekening houdend met de soort, het voorwerp, de omvang en de frequentie van de transacties;

(b)

de aard van de aangeboden of in overweging genomen producten, met inbegrip van de in artikel 1, lid 2, van Richtlijn …/…/EU [MiFID] bedoelde verschillende soorten financiële instrumenten en bankdeposito's ;

(b bis)

de al dan niet professionele aard van de klant of potentiële klant.

5 bis.     De EAVB ontwikkelt vóór … [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] richtsnoeren voor de beoordeling van op verzekeringen gebaseerde beleggingsproducten met een structuur die zodanig is dat klanten de daaraan verbonden risico's moeilijk kunnen beoordelen overeenkomstig de bepalingen van lid 3, onder a), en werkt deze richtsnoeren regelmatig bij..

HOOFDSTUK VIII

SANCTIES EN ANDERE MAATREGELEN

Artikel 26

Administratieve sancties en andere maatregelen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun administratieve sancties en andere maatregelen doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat als verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen aan verplichtingen onderworpen zijn, bij een schending van deze verplichtingen administratieve sancties en andere maatregelen kunnen worden opgelegd aan de leden van het leidinggevend orgaan van die ondernemingen en tussenpersonen, en aan alle andere natuurlijke of rechtspersonen die uit hoofde van het nationale recht voor een schending verantwoordelijk zijn.

3.   Aan de bevoegde autoriteiten worden alle onderzoeksbevoegdheden toegekend die nodig zijn voor de vervulling van hun taken. Bij de uitoefening van hun bevoegdheden om sancties op te leggen werken de bevoegde autoriteiten nauw met elkaar samen om ervoor te zorgen dat de sancties of andere maatregelen het gewenste resultaat opleveren, en om bij grensoverschrijdende zaken hun optreden te coördineren , rekening houdend met de voorwaarden voor rechtmatige verwerking van gegevens in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 . De bevoegde autoriteiten kunnen via een formeel besluit om documenten of andere informatie verzoeken, met vermelding van de rechtsgrond voor het verzoek om informatie, de nalevingstermijn en het recht van de ontvanger om het besluit gerechtelijk aan te vechten.

Artikel 27

Bekendmaking van sancties

De lidstaten schrijven voor dat de bevoegde autoriteit alle sancties of andere maatregelen die bij schending van de nationale bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn worden opgelegd, ▌moet bekendmaken, waarbij informatie wordt verstrekt over de aard van de schending en de identiteit van de personen die ervoor verantwoordelijk zijn, maar dat deze verplichting pas geldt als de sanctie of andere maatregel definitief is en er geen beroeps- of gerechtelijke procedure loopt . Ingeval bekendmaking de betrokken partijen onevenredige schade zou berokkenen, maken de bevoegde autoriteiten de sancties zonder vermelding van namen bekend.

Artikel 28

Schendingen

1.   Dit artikel is van toepassing op:

(a)

verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen die niet in een van de lidstaten zijn ingeschreven en niet onder artikel 1, lid 2), of artikel 4 vallen;

(b)

personen die verzekeringswerkzaamheden als nevenactiviteit uitoefenen zonder een verklaring te hebben ingediend als bepaald in artikel 4, of die een dergelijke verklaring hebben ingediend maar niet aan de in artikel 4 gestelde voorwaarden voldoen;

(c)

verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen die gebruikmaken van de verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsdiensten van personen die niet in een van de lidstaten zijn ingeschreven en niet onder artikel 1, lid 2, vallen, en die geen verklaring hebben ingediend als bepaald in artikel 4;

(d)

verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen die in strijd met artikel 3 een inschrijving hebben verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

(e)

verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen die niet aan de bepalingen van artikel 8 voldoen;

(f)

verzekeringsondernemingen of verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen die de voorschriften voor bedrijfsuitoefening als bepaald in de hoofdstukken VI en VII niet naleven.

2.   De lidstaten dragen er zorg voor dat in de in lid 1 bedoelde gevallen ten minste onder meer de volgende administratieve sancties en andere maatregelen kunnen worden opgelegd:

(a)

een publieke verklaring waarin de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon en de aard van de schending worden vermeld;

(b)

een bevel waarin wordt geëist dat de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon het gedrag staakt en niet meer herhaalt;

(c)

ingeval het een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon betreft, intrekking van de registerinschrijving overeenkomstig artikel 3;

(d)

een tijdelijk verbod voor een lid van het leidinggevend orgaan van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of de verzekerings- of herverzekeringsonderneming ▌die voor de schending verantwoordelijk wordt gehouden, om functies in verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen of verzekerings- of herverzekeringsondernemingen te bekleden;

(e)

ingeval het een rechtspersoon betreft, administratieve geldboeten oplopend tot 10 % van de totale jaaromzet van de rechtspersoon in het voorgaande boekjaar. Wanneer de rechtspersoon een dochteronderneming van een moederonderneming is, is de desbetreffende totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet die blijkt uit de geconsolideerde rekening van de uiteindelijke moederonderneming in het voorgaande boekjaar;

(f)

ingeval het een natuurlijke persoon betreft, administratieve geldboeten oplopend tot maximaal 5 000 000 EUR of, in de lidstaten waar de euro niet de officiële valuta is, het overeenkomstige bedrag in de nationale valuta op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

Indien de aan de schending ontleende winst kan worden bepaald, zorgen de lidstaten ervoor dat het maximumniveau gelijk is aan ten minste tweemaal het bedrag van die winst.

Artikel 29

Doeltreffende toepassing van sancties

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij de vaststelling van de aard van administratieve sancties of andere maatregelen en van de omvang van administratieve geldboeten alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen , met inbegrip van, in voorkomend geval :

(a)

de ernst en de duur van de schending;

(b)

de mate van verantwoordelijkheid van de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon;

(c)

de financiële draagkracht van de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon zoals blijkt uit de totale omzet van de voor de schending verantwoordelijke rechtspersoon of het jaarinkomen van de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke persoon;

(d)

de omvang van de winsten of verliezen die door de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon zijn behaald, respectievelijk vermeden, voor zover deze kunnen worden bepaald;

(e)

de verliezen die derden wegens de schending hebben geleden, voor zover deze kunnen worden bepaald;

(f)

de mate waarin de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon met de bevoegde autoriteit meewerkt; en

(g)

eerdere overtredingen van de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon.

3.   Deze richtlijn doet niet af aan de bevoegdheid van de lidstaten van ontvangst om passende maatregelen te treffen ter voorkoming of bestraffing van op hun grondgebied gepleegde onregelmatigheden die in strijd zijn met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij om redenen van algemeen belang hebben vastgesteld. Met name kunnen zij inbreukplegende verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen beletten nieuwe werkzaamheden op hun grondgebied te verrichten.

Artikel 30

Melding van schendingen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten doeltreffende mechanismen instellen om de melding van schendingen van de nationale bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn aan de bevoegde autoriteiten te stimuleren.

2.   Deze mechanismen omvatten ten minste:

(a)

specifieke procedures voor de ontvangst van meldingen en de follow-up daarvan;

(b)

passende bescherming , met inbegrip van anonimiteit waar van toepassing, voor degenen die begane schendingen bij de Commissie melden ; en

(c)

bescherming van persoonsgegevens, zowel van de persoon die de schendingen meldt als van de voor een schending verantwoordelijk geachte natuurlijke persoon, in overeenstemming met de beginselen van Richtlijn 95/46/EG.

De identiteit van de personen die een schending melden en van de personen die vermoedelijk verantwoordelijk zijn voor de schending, moet in alle stadia van de procedure worden beschermd, tenzij krachtens nationale wetgeving de openbaarmaking ervan vereist is in verband met verdere onderzoeken of een aansluitende gerechtelijke procedure.

Artikel 31

Verstrekking van informatie over sancties aan de EAVB

1.   De lidstaten verstrekken de EAVB jaarlijks geaggregeerde informatie over alle administratieve maatregelen of administratieve sancties die overeenkomstig artikel 26 zijn opgelegd.

De bevoegde autoriteiten verstrekken de EAVB jaarlijks geaggregeerde informatie over alle administratieve maatregelen of administratieve sancties die overeenkomstig artikel 26 zijn opgelegd.

2.   Wanneer de bevoegde autoriteit een administratieve maatregel of een sanctie openbaar maakt, stelt zij tegelijkertijd de EAVB daarvan in kennis.

3.   De EAVB ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de procedures en formulieren voor de verstrekking van informatie als bedoeld in dit artikel.

De EAVB dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op … [zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

HOOFDSTUK IX

SLOTBEPALINGEN

Artikel 32

Gegevensbescherming

1.   Op de verwerking van persoonsgegevens in de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn passen de lidstaten Richtlijn 95/46/EG toe.

2.   Op de verwerking van persoonsgegevens door de EAVB uit hoofde van deze richtlijn is Verordening (EG) nr. 45/2001 van toepassing.

Artikel 33

Gedelegeerde handelingen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 34 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de artikelen ▌23, 24 en 25.

Artikel 34

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen ▌23, 24 en 25 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen ▌23, 24 en 25 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig de artikelen ▌23, 24 en 25 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.

Artikel 34 bis

Nadere bepalingen inzake ontwerpen van technische reguleringsnormen

1.     Niettegenstaande alle vastgestelde termijnen voor de indiening van ontwerpen van technische reguleringsnormen bij de Commissie, dient de Commissie haar ontwerpen in met tussenpozen van 12, 18 of 24 maanden.

2.     De Commissie stelt geen technische reguleringsnormen vast indien de onderzoekstijd van het Europees Parlement als gevolg van een reces minder bedraagt dan twee maanden, inclusief verlenging.

3.     De Europese toezichthoudende autoriteiten kunnen het Europees Parlement tijdens de opstellingsfase van de ontwerpen van technische reguleringsnormen raadplegen, met name wanneer er twijfels zijn over het toepassingsgebied van de verordening.

4.     Indien de bevoegde commissie van het Parlement technische reguleringsnormen heeft verworpen en het minder dan twee weken duurt voordat de volgende plenaire vergadering plaatsvindt, kan het Europees Parlement de onderzoekstijd verlengen tot de eerstvolgende plenaire vergadering.

5.     Indien technische reguleringsnormen zijn verworpen en de gesignaleerde kwesties een beperkte reikwijdte hebben, kan de Commissie een versneld tijdschema vaststellen voor de indiening van herziene ontwerpen van technische reguleringsnormen.

6.     De Commissie zorgt ervoor dat alle vragen van het Europees Parlement die officieel via de voorzitter van de bevoegde commissie worden gesteld tijdig worden beantwoord, alvorens de ontwerpen van technische reguleringsnormen worden goedgekeurd.

Artikel 35

Toetsing en evaluatie

1.   Uiterlijk … [vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voert de Commissie een toetsing ▌uit ▌ van de praktische toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde voorschriften en houdt daarbij naar behoren rekening met de ontwikkelingen op de markt voor retailbeleggingsproducten en met de ervaringen die zijn opgedaan bij de praktische toepassing van deze richtlijn, Verordening …/…/EU [betreffende essentiële informatiedocumenten voor beleggingsproducten] en Richtlijn …/…/EU [MiFID II]. ▌De toetsing omvat ook een specifieke analyse van het effect van artikel 17, lid 2, rekening houdend met de concurrentiesituatie, op de markt voor bemiddelingsdiensten voor overeenkomsten die niet tot de in bijlage I bij Richtlijn 2002/83/EG vermelde branches behoren, alsook van het effect van de in artikel 17, lid 2, bedoelde verplichtingen op verzekeringstussenpersonen die tot het midden- en kleinbedrijf behoren.

2.   Na raadpleging van het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten dient de Commissie haar bevindingen in bij het Europees Parlement en de Raad ▌.

5.    De Commissie onderzoekt ▌of de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 10, lid 1, voldoende bevoegdheden hebben en over voldoende middelen beschikken om hun taken te vervullen.

Artikel 36

Omzetting

1.   De lidstaten stellen uiterlijk …[18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede .

Indien de stukken die door de lidstaten worden overlegd als bijlage bij de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen, niet toereikend zijn om volledig inzicht te krijgen in de mate waarin die maatregelen in overeenstemming zijn met bepaalde artikelen van deze richtlijn, kan de Commissie, op verzoek van de EIPOA met het oog op de uitvoering van haar taken uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1094/2010 of op eigen initiatief, verlangen dat de lidstaten meer gedetailleerde informatie met betrekking tot de omzetting van deze richtlijn en uitvoering van die maatregelen verstrekken.

1 bis.     De lidstaten passen de in lid 1 bedoelde maatregelen toe met ingang van … [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

Wanneer de lidstaten die maatregelen aannemen, wordt in de maatregelen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. In de maatregelen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor deze verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 37

Intrekking

Richtlijn 2002/92/EG wordt met ingang van … [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot termijnen voor omzetting in nationaal recht van die richtlijn.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn.

Artikel 38

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 39

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te …,

Voor het Europees Parlement

Voor de Raad


(1)  Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling (PB L 9 van 15.1.2003, blz. 3).

(2)   Richtlijn 2014/…/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten en tot intrekking van Richtlijn 2004/39/EG (PB …).

(3)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).

(4)   Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63).

(5)  Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).

(6)  Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (Richtlijn oneerlijke handelspraktijken) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).

(7)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(8)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(9)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(10)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

(11)  Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10).

(12)   Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II), PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1.

(13)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(14)  Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3).

(15)  Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1).

(16)  Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1).

(17)   Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).

(18)   Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (PB C 111 van 6.5.2008, blz. 1).

(19)  Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering) (PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1).

(20)  Richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (Derde levensrichtlijn) (PB L 360 van 9.12.1992, blz. 1).

(21)   Richtlijn …/…/EU van het Europees Parlement en de Raad van …. betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (Richtlijn ADR consumenten) (PB L … van …., blz. …).

(22)   Verordening (EU) nr. …/… van het Europees Parlement en de Raad van … betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen (Verordening ODR consumenten) (PB … van …, blz. …).

(23)   Verordening (EU) nr. …/… van het Europees Parlement en de Raad over essentiële-informatiedocumenten voor beleggingsproducten (PB L … van …, blz. …).

BIJLAGE I

PROFESSIONELE KLANTEN

Onder professionele klant wordt verstaan een klant die de nodige ervaring, kennis en deskundigheid bezit om zelf beslissingen te nemen en de door hem gelopen risico's adequaat in te schatten. Voor de toepassing van deze richtlijn moeten alle onderstaande entiteiten als professionele klanten op het gebied van verzekeringsdiensten en -activiteiten en verzekeringsproducten worden aangemerkt:

1.

verzekerings- en herverzekeringsondernemingen;

1 bis.

verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen;

2.

grote ondernemingen die op individueel niveau aan twee van de onderstaande omvangvereisten voldoen:

balanstotaal: 20 000 000 EUR;

netto-omzet: 40 000 000 EUR;

eigen vermogen: 2 000 000 EUR;

3.

nationale ▌overheden ▌.

 

BIJLAGE II

TOELICHTENDE STUKKEN

Overeenkomstig de Gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van 28 september 2011 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden in gerechtvaardigde gevallen bij de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen één of meer stukken te voegen waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht.

Wat deze richtlijn betreft is de Commissie van oordeel dat toezending van dergelijke documenten om de volgende redenen verantwoord is:

Complexiteit van de richtlijn en van de betrokken sector:

Verzekeringen en de distributie van verzekeringsproducten zijn een bijzonder ingewikkeld arbeidsveld, dat voor vaklui die er niet in gespecialiseerd zijn, zeer technisch kan overkomen. Zonder goed gestructureerde toelichtende stukken zou het onevenredig veel tijd kosten om op de omzetting toe te zien. Het onderhavige voorstel betreft een herziening waarbij de tekst van de richtlijn betreffende verzekeringsbemiddeling (IMD) werd herschikt. Vele bepalingen zijn in wezen ongewijzigd gebleven, maar er zijn een aantal nieuwe bepalingen ingevoerd en een aantal bestaande bepalingen zijn herzien of geschrapt. De structuur, de vorm en de presentatie van de tekst zijn volledig nieuw. De nieuwe structuur was nodig om de wettelijke bepalingen duidelijker en logischer te ordenen. Bij het toezicht op de omzetting zal daardoor echter een gestructureerde aanpak nodig zijn.

Sommige bepalingen van de voorgestelde richtlijn kunnen gevolgen hebben voor diverse gebieden van het nationale recht, zoals het vennootschaps-, handels- of belastingrecht of andere wetgevingsgebieden in de lidstaten. Ze kunnen ook een effect hebben op het afgeleide nationale recht, zoals besluiten en algemene gedragsregels voor financiële of verzekeringstussenpersonen. Door het onderlinge verband met al deze aanverwante gebieden kan het, afhankelijk van het systeem in de desbetreffende lidstaat, zo zijn dat sommige bepalingen uitvoering vinden in nieuwe of reeds bestaande voorschriften uit die gebieden, waarvan een duidelijk overzicht moet worden gegeven.

Samenhang en onderling verband met andere initiatieven:

Dit voorstel is bedoeld om te worden aangenomen als onderdeel van een „retailconsumentenpakket”, samen met het pripvoorstel inzake informatieverstrekking over producten (verordening betreffende essentiële informatiedocumenten voor beleggingsproducten en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2009/65/EG) en de ICBE V-richtlijn. Doel van het pripinitiatief is voor een coherente horizontale aanpak te zorgen voor de verstrekking van informatie over beleggingsproducten en verzekeringsproducten met een beleggingscomponent (zogenaamde verzekeringsbeleggingen); in de herzieningen van IMD en MiFID (richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten) zullen bepalingen over verkoopmethoden worden opgenomen. Verder is het voorstel in overeenstemming met en een aanvulling op andere EU-wetgeving en -beleidslijnen, met name op het gebied van consumentenbescherming, beleggersbescherming en bedrijfseconomisch toezicht, zoals Solvabiliteit II (Richtlijn 2009/138/EG), MiFID II (de herschikking van MiFID) en het voornoemde pripinitiatief.

De nieuwe IMD-richtlijn behoudt de kenmerken van een rechtsinstrument voor minimale harmonisatie. Dit houdt in dat de lidstaten kunnen beslissen strengere maatregelen te nemen indien zij dat voor de consumentenbescherming nodig achten. De minimumnormen van IMD zullen echter aanzienlijk worden verhoogd. ▌Bovendien voorziet de richtlijn in een herzieningsclausule. Wil de Commissie in staat zijn alle relevante informatie over de werking van deze voorschriften te verzamelen, moet zij vanaf het begin de tenuitvoerlegging ervan kunnen monitoren.

Hoofdstuk over verzekeringsbeleggingen: Het voorstel bevat een hoofdstuk met aanvullende vereisten ter bescherming van de klant met betrekking tot verzekeringsbeleggingsproducten.

Er bestaat een sterke politieke wil om dergelijke bepalingen in te voeren maar tegelijkertijd is er zeer weinig ervaring mee omdat dit nieuw terrein is. Daarom is het van groot belang dat de Commissie documenten met betrekking tot de omzetting ontvangt om te zien hoe de lidstaten aan die bepalingen uitvoering hebben gegeven.

Bij de richtsnoeren voor niveau 2 moet wel rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van schadeverzekeringen. Naar het voorbeeld van de beginselen van MiFID II, artikel 3, moet overwogen worden voor verzekeringen een soortgelijke regeling te treffen bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn door de lidstaten en in de richtsnoeren van het Gemengd Comité. Personen die verzekeringsbemiddelingsactiviteiten uitoefenen met betrekking tot verzekeringsbeleggingsproducten moeten zowel voldoen aan de gedragsnormen die van toepassing zijn op alle verzekeringsovereenkomsten als aan de verhoogde normen die van toepassing zijn op verzekeringsbeleggingsproducten. Eenieder die bemiddelt in verzekeringsbeleggingsproducten moet als verzekeringstussenpersoon worden geregistreerd.

Laag geschatte extra administratieve last van de vereiste tot indiening van toelichtende stukken door de lidstaten: Zoals eerder vermeld is de huidige tekst van kracht sinds 2002 (toen de oorspronkelijke richtlijn werd vastgesteld). Daarom zal het voor de lidstaten niet zo lastig zijn om hun uitvoeringsbepalingen mee te delen aangezien zij dit normaal gezien reeds geruime tijd doen. De laag geschatte extra administratieve last van het indienen door de lidstaten van toelichtende stukken met betrekking tot de nieuwe delen van de richtlijn is evenredig en is voor de Commissie noodzakelijk om haar plicht tot toezicht op de toepassing van het recht van de Unie te kunnen vervullen.

Op basis van het bovenstaande is de Commissie van mening dat de vereiste tot indiening van toelichtende stukken in het geval van de voorgestelde richtlijn evenredig is en niet verder gaat dan wat nodig is om efficiënt op de nauwkeurige omzetting te kunnen toezien.