29.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 285/190


P7_TA(2014)0113

Aanpassing basisbesluiten op het gebied van justitie waarin wordt verwezen naar de regelgevingsprocedure met toetsing (artikel 290 VWEU) ***I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 25 februari 2014 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot aanpassing van een aantal basisbesluiten op het gebied van justitie waarin wordt verwezen naar de regelgevingsprocedure met toetsing, aan artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (COM(2013)0452 — C7-0197/2013 — 2013/0220(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

(2017/C 285/30)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0452),

gezien artikel 294, lid 2, en artikel 81, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0197/2013),

gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 16 oktober 2013 (1),

gezien de brief van de voorzitter van het Comité van de Regio's aan de Voorzitter van het Europees Parlement van 11 oktober 2013,

gezien de consensus inzake gedelegeerde handelingen die de Conferentie van voorzitters op 3 maart 2011 heeft aangenomen,

gezien het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie (2), en met name punt 15 en bijlage I,

gezien zijn resolutie van 5 mei 2010 over bevoegdheidsdelegatie (3),

gezien zijn resolutie van 25 februari 2014 over de follow-up met betrekking tot de delegatie van wetgevingsbevoegdheden en de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (4),

gezien artikel 55 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A7-0480/2013),

A.

overwegende dat de Commissie zich ertoe heeft verbonden uiterlijk eind 2012 in kaart te brengen hoeveel wetgevingshandelingen met verwijzingen naar de regelgevingsprocedure met toetsing nog van kracht zijn, om de noodzakelijke wetgevingsinitiatieven voor te bereiden en zo de aanpassing aan het nieuwe wettelijk kader te voltooien; overwegende dat het uiteindelijke doel van de Commissie is om tegen het einde van de 7e zittingsperiode van het Parlement alle bepalingen die verwijzen naar de regelgevingsprocedure met toetsing uit alle wetgevingsinstrumenten te hebben verwijderd; overwegende dat de Commissie inmiddels de voorstellen heeft ingediend om deze toezegging gestand te doen, zij het veel later dan verwacht;

1.

stelt zijn standpunt in eerste lezing vast zoals hierna is opgenomen;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.


(1)  Nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt.

(2)  PB L 304 van 20.11.2010, blz. 47.

(3)  PB C 81 E van 15.3.2011, blz. 6.

(4)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0127.


P7_TC1-COD(2013)0220

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 25 februari 2014 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) nr. …/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot aanpassing van een aantal basisbesluiten op het gebied van justitie waarin wordt verwezen naar de regelgevingsprocedure met toetsing, aan artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij het Verdrag van Lissabon heeft de wetgever de mogelijkheid gekregen om aan de Commissie de bevoegdheid te delegeren om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling.

(2)

De maatregelen waarop de in artikel 290, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bedoelde bevoegdheidsdelegatie betrekking kan hebben, zijn in beginsel dezelfde als die welke vallen onder de regelgevingsprocedure met toetsing die is ingevoerd bij artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG van de Raad (3).

(3)

De reeds van kracht zijnde basisbesluiten waarin wordt verwezen naar de regelgevingsprocedure met toetsing, dienen te worden aangepast aan artikel 290 VWEU.

(4)

Deze verordening dient lopende procedures waarin het comité vóór de inwerkingtreding van deze verordening overeenkomstig artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG een advies heeft uitgebracht, onverlet te laten.

(5)

Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij het voorbereiden van gedelegeerde handelingen op basis van bij deze verordening aangepaste basisbesluiten tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie dient bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor te zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(6)

Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn gebonden door de basisbesluiten die worden genoemd in de bijlage, en nemen derhalve deel aan de aanneming en toepassing van deze verordening.

(7)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wanneer in de in de bijlage bij deze verordening genoemde basisbesluiten wordt bepaald dat de in artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, van Besluit 1999/468/EG bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing van toepassing is, is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 2 van deze verordening.

Artikel 2

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 3

Deze verordening laat de lopende procedures waarin een comité reeds advies heeft uitgebracht overeenkomstig artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG onverlet.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te …,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 67 van 6.3.2014, blz. 104.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 25 februari 2014.

(3)  Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23).

BIJLAGE

Basisbesluiten waarin wordt verwezen naar de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing die worden aangepast aan de regeling voor gedelegeerde handelingen

1.

Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (1)

2.

Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (2)

3.

Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (3)

4.

Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (4)

5.

Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad (5)


(1)   PB L 174 van 27.6.2001, blz. 1.

(2)   PB L 143 van 30.4.2004, blz. 15.

(3)   PB L 399 van 30.12.2006, blz. 1.

(4)   PB L 199 van 31.7.2007, blz. 1.

(5)   PB L 324 van 10.12.2007, blz. 79.