16.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 451/127


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een nieuwe EU-bosstrategie ten bate van de bossen en de houtsector

(COM(2013) 659 final)

(2014/C 451/21)

Rapporteur:

Seppo KALLIO

Corapporteur:

Brendan BURNS

De Commissie heeft op 20 september 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een nieuwe EU-bosstrategie ten bate van de bossen en de houtsector

COM(2013) 659 final.

De afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 19 juni 2014 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 9 en 10 juli 2014 gehouden 500e zitting (vergadering van 10 juli) het volgende advies uitgebracht, dat met 111 stemmen vóór, bij 5 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC is ingenomen met de nieuwe EU-bosstrategie en de twee begeleidende werkdocumenten van de Commissie. Aangezien er een steeds grotere claim gelegd wordt op bossen, die bovendien in toenemende mate blootstaan aan gevaren, en allerlei sectorale beleidsterreinen van de EU met de bijbehorende regels van invloed zijn op bossen en de bosbouw, komt de nieuwe strategie als geroepen. De Commissie en de lidstaten moeten er daarom voor zorgen dat de strategie op doeltreffende wijze wordt uitgevoerd.

1.2

Het EESC wijst de Commissie er in dit verband op dat in het Verdrag betreffende de werking van de EU nergens gerept wordt van een gemeenschappelijk EU-bosbouwbeleid en dat het toezicht op bosbouwbeleid een zaak van de lidstaten zou moeten blijven.

1.3

Het EESC kan zich vinden in de totaalaanpak, waarbij de drie pijlers van duurzaamheid (economie, milieu en samenleving) — die terugkomen in de drie overkoepelende hoofdstukken van de EU-bosstrategie, onderverdeeld in acht prioriteiten — elkaar in evenwicht houden. Om ervoor te zorgen dat de strategie snel wordt uitgevoerd zou gebruik moeten worden gemaakt van de strategische richtsnoeren die voor elke prioriteit zijn opgesteld.

1.4

Om de doelen van de strategie te halen moeten, mede gezien het grote belang van bossen voor de ontwikkeling van het platteland, bosbouwmaatregelen deel uitmaken van de programma's voor plattelandsontwikkeling. Bovendien moeten deze maatregelen gepromoot worden om ervoor te zorgen dat de beschikbare middelen beter benut worden.

1.5

Aangezien steeds hogere eisen aan de werknemers worden gesteld als gevolg van de toenemende mechanisering van de waardeketen in de bosbouw, en omdat het klimaat en milieu veranderen, moeten het onderwijs, het opleidingswezen en de kennisoverdracht in deze sector op alle niveaus verbeterd worden. In dit verband zouden de Commissie en de lidstaten bovendien de aanzet moeten geven tot onderzoek waarbij wordt nagegaan hoe het werkgelegenheidspotentieel van en de arbeidsomstandigheden in de bosbouwsector verbeterd kunnen worden.

1.6

Ongeacht het eindgebruik van hout zou de discussie over duurzaambosbeheercriteria altijd gebaseerd moeten worden op de breed gedragen criteria die tijdens het Forest Europe-proces (1) zijn geformuleerd. Ook zou bij de ontwikkeling van die criteria rekening moeten worden gehouden met de speciale kenmerken van de lidstaten en de huidige bosbouwsystemen en -wetgeving.

1.7

Wat de principes voor de prioritering van bepaalde soorten houtgebruik betreft is het EESC tegen juridisch bindende regels en voor een marktgerichte aanpak en contractuele vrijheid van marktdeelnemers.

1.8

De lidstaten zouden moeten samenwerken om de problemen in verband met de klimaatverandering het hoofd te bieden. Daarom steunt het EESC het appel om er onder meer door middel van brandpreventie en andere adaptieve beschermingsmaatregelen tegen natuurrampen voor te zorgen dat Europese bossen veerkrachtiger worden en zich beter aan veranderende omstandigheden kunnen aanpassen. De nadruk zou hierbij moeten liggen op de veerkracht en multifunctionaliteit van bossen.

1.9

Het EESC is voorstander van de bosbeheerplannen, met dien verstande dat het gebruik ervan vrijwillig moet blijven en dat ze om onnodige kosten en rompslomp te vermijden duidelijk los moeten staan van de Natura 2000-beheersplannen.

1.10

Betere kennis is van cruciaal belang voor een goed begrip van de talloze problemen waar de bosbouwsector mee te maken heeft. Er dient daarom te worden toegewerkt naar harmonisatie van de gegevens, naar een effectievere manier van informatie-uitwisseling en naar transparantie, zonder dat echter eigendomsrechten worden geschonden.

1.11

Het EESC is voor het promoten van hout en andere bosproducten zoals kurk, omdat dit uit de lidstaten zelf afkomstige, duurzame, hernieuwbare, klimaat- en milieuvriendelijke grondstoffen zijn, en is ervan overtuigd dat de bosbouw van cruciaal belang is voor het welslagen van een toekomstige bio-economie.

1.12

Om het concurrentievermogen van de bosbouwsector te vergroten dient zo goed mogelijk gebruik te worden gemaakt van de huidige en toekomstige financieringsmogelijkheden ter ondersteuning van onderzoek en innovatie. In dit verband kunnen initiatieven als het Europese innovatiepartnerschap (EIP) (2) en het publiek-private partnerschap (PPP) voor groene industrieën (3) een rol spelen.

1.13

Gezien de grote mogelijkheden en voordelen die het gebruik van houtbiomassa voor een groene economie met zich meebrengt, zouden de Commissie en de lidstaten actief moeten zoeken naar manieren om, ter verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen (4) en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, te zorgen voor een actief bosbeheer en een beter houtgebruik.

1.14

De Commissie en de lidstaten moeten meer werk maken van de beoordeling van ecosysteemdiensten en er een markt voor helpen creëren. De lidstaten zouden voor gecoördineerde mechanismen moeten zorgen waarmee het huidige marktfalen kan worden gecompenseerd.

1.15

Een adequate afstemming en communicatie met alle belangengroepen van betekenis is nodig om een goede EU-bosstrategie te ontwikkelen en daarna vervolgmaatregelen te nemen. De deelname van deze groepen garanderen en opvoeren is dan ook van groot belang. Daarvoor moeten bepaalde bij de civiele dialoog betrokken groepen, zoals het Raadgevend Comité voor de bosbouw, versterkt worden. Ook zouden ad-hocgroepen met vertegenwoordigers van het EESC en het CvdR moeten worden opgericht.

1.16

Het EESC dringt er bij de Commissie, de lidstaten en alle andere partijen op aan om de onderhandelingen te hervatten en uiteindelijk tot overeenstemming te komen over een juridisch bindende overeenkomst over bossen in Europa. Samen met de bosstrategie zou zo'n overeenkomst een belangrijk middel zijn om de hele bosbouwsector sterker te maken. Duidelijke definities en doelstellingen voor een duurzaam bosbeheer op pan-Europees niveau zouden ook doorwerken in de rest van de wereld.

1.17

Ten slotte zal het EESC alle huidige en toekomstige op de EU-bosbouwstrategie gebaseerde initiatieven of andere hiermee verband houdende documenten, waaronder werkdocumenten van de diensten van de Commissie, volgen en becommentariëren.

2.   Inleiding

2.1

Ruim veertig procent van het landareaal van de EU bestaat uit bossen en andere boomrijke vegetaties, waarvan het buitengewone belang buiten kijf staat. Wat hulpbronnen, structuur, beheer en gebruik van bossen betreft zijn er grote verschillen tussen de regio's. Het Europese bosareaal is de jongste decennia met ongeveer 0,4 % per jaar toegenomen. Ook met de houtvoorraad gaat het goed: slechts 60 à 70 % van de jaarlijkse toename wordt gekapt. Zo'n 60 % van het bosareaal is in particuliere handen; de rest is van de overheid.

2.2

In heel de EU, en zeker in sterk beboste regio’s, is multifunctionaliteit van belang: bossen hebben een sociale, een ecologische en ook een economische functie. Zij vormen het leefgebied van planten en dieren en spelen een sleutelrol bij het temperen van de klimaatverandering en het leveren van andere ecosysteemdiensten, waaronder jagen, bosvruchten, volksgezondheid, recreatie en toerisme. Het sociaaleconomische belang van bossen is groot, maar wordt vaak onderschat. De bosbouw en aanverwante sectoren bieden werk aan ruim drie miljoen mensen en zijn cruciaal voor welzijn en werkgelegenheid op het platteland.

2.3

Duurzame bosbouw is geen nieuw idee. Het concept van duurzaam beheer ontstond 300 jaar geleden in de bosbouw. Sindsdien is dit idee van duurzaam beheer steeds verder uitgewerkt en heeft het langzaam maar zeker ingang gevonden in alle onderdelen van de economie. De definitie van duurzaam bosbeheer in de Resolutie van Helsinki van de Ministeriële conferentie voor de bescherming van het bos in Europa, waarbij het duurzaamheidsbeginsel in een wereldwijde context werd geplaatst, was een mijlpaal in dit proces.

2.4

Sinds 15 jaar heeft de Europese Unie een strategie voor de bosbouwsector. Op basis van een resolutie van het Europees Parlement (5) heeft de Europese Commissie in 1998 een mededeling (6) gepubliceerd waarin zij zich door deze beleidsrichtsnoer laat leiden.

2.5

Op verzoek van de Raad (7) publiceerde de Commissie in het voorjaar van 2005 een rapport over de uitvoering van de bosbouwstrategie (8), dat werd aangevuld met een EU-actieplan voor de bossen voor de periode 2007-2011 (9).

2.6

De evaluatie van het actieplan (dat gebruikt werd voor de uitvoering van de bosstrategie van 1998) geschiedde in 2011, het Internationaal Jaar van het bos.

2.7

Hoewel in het Verdrag betreffende de werking van de EU nergens gerept wordt van een gemeenschappelijk EU-bosbouwbeleid, leiden allerlei sectorale beleidsterreinen met de bijbehorende maatregelen, bijvoorbeeld met betrekking tot de energievoorziening of milieu- en klimaataangelegenheden, de facto wel tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijk bosbouwbeleid van de EU. In reactie op de almaar toenemende — en onderling soms conflicterende — problemen waar bossen en de bosbouwsector mee te maken hebben, en om te voorzien in de behoefte aan een beter samenhangend beleid, heeft de Europese Commissie op 20 september 2013 een mededeling over een nieuwe EU-bosstrategie gepubliceerd.

3.   Schets van de nieuwe bosstrategie

3.1

Bij het basisdocument van de Commissie horen twee werkdocumenten van haar diensten. Het eerste gaat vooral over het proces, de analyse en de in de strategie voorgestelde verdere aanpak, het tweede gaat uitgebreid in op de sectoren in Europa die van de bosbouw afhankelijk zijn, dat wil zeggen houtbewerking, meubelmakerij, vervaardiging en omvorming van pulp en papier, en drukkerijen. (10) Aangezien ze een belangrijke aanvulling vormen op het basisdocument, verdienen deze begeleidende documenten zorgvuldige aandacht. Het EESC zal alle huidige en toekomstige op de EU-bosbouwstrategie gebaseerde initiatieven of andere hiermee verband houdende documenten volgen en becommentariëren.

3.2

De Commissie heeft ervoor gekozen om de toekomstige actiegebieden in de strategie op te delen in drie hoofdstukken, die samen acht prioriteiten omvatten.

3.3

De „strategische richtsnoeren” waarvan elk van de acht prioriteiten vergezeld gaat, zorgen ervoor dat de strategie niet alleen maar algemene intentieverklaringen bevat, maar ook voldoet aan de eis dat concrete maatregelen worden voorgesteld.

3.4

Om een snelle uitvoering van de bosstrategie mogelijk te maken heeft de Commissie niet voorgesteld om een apart nieuw actieplan op te stellen. In plaats daarvan bevat de strategie een lijst van specifieke maatregelen waarmee de doelstellingen ervan verwezenlijkt moeten worden.

3.5

De nieuwe bosstrategie is gepubliceerd na de definitieve evaluatie van de vorige strategie en niet lang voor aanvang van de volgende programmeringsperiode van de EU en het meerjarig financieel kader voor 2014-2020.

3.6

Sinds de publicatie van de vorige strategie is het economische en politieke klimaat in de EU ingrijpend veranderd. Mede in verband met internationale verplichtingen is de nieuwe strategie ingebed in een geheel nieuw regelgevingskader.

3.7

De Commissie heeft de publicatie van de nieuwe bosstrategie laten samenvallen met de onderhandelingen van het Intergouvernementeel Onderhandelingscomité van Forest Europe om een wettelijk bindende overeenkomst over bossen in Europa te kunnen sluiten (11). Deze overeenkomst zou in de plaats moeten komen van de huidige aanbevelingen en duidelijke, door de ondertekenende staten goed te keuren definities en doelstellingen voor bosbeheer moeten bevatten.

3.8

Door middel van aanbevelingen heeft het EESC diverse processen met betrekking tot de bosbouw (zie Bijlage 1), waaronder — vanaf het begin — de nieuwe bosstrategie, ondersteund (12). Toen de Commissie in 2005 haar uitvoeringsverslag publiceerde, nam het EESC de gelegenheid te baat om een advies over de rol van bosbouw en bossen in een veranderde omgeving uit te brengen. Het onderhavige advies is ten dele bedoeld als actualisering van het eerdere advies in het licht van toekomstige uitdagingen.

4.   Algemene opmerkingen over de nieuwe bosstrategie

4.1

Uitgangspunt van de strategie is dat in het Verdrag betreffende de werking van de EU nergens gerept wordt van een gemeenschappelijk EU-bosbouwbeleid en dat dus de lidstaten zeggenschap houden over het bosbouwbeleid. De strategie is alomvattend: de economische, maatschappelijke en ecologische aspecten houden elkaar in evenwicht en de strategie omvat naast bossen en bosbouw ook de verwerkende industrie.

4.2

In de strategie wordt de nadruk gelegd op duurzaam beheer en multifunctionaliteit, waardoor op een evenwichtige wijze velerlei goederen en diensten kunnen worden geleverd en de bescherming van bossen gegarandeerd is. Momenteel wordt in de EU nauwelijks meer dan 60 % van de jaarlijkse aangroei in de bossen gekapt. Door de bosbouwsector concurrerender te maken en de toepassingsmogelijkheden van hout uit te breiden, in het kader van het streven om met duurzame grondstoffen een bio-economie op te zetten, moet de strategie daarom zorgen voor meer werkgelegenheid in de houtsector en voor welvaart in Europa.

4.3

De nieuwe strategie, die een alomvattend karakter heeft, is gericht op een betere coördinatie van de bosbouw in de EU: zij moet leiden tot een efficiënte en doeltreffende uitvoering, minder nodeloze bureaucratische rompslomp en beter presterende bossen in de EU.

4.4

De bosbouw en de houtverwerkende industrie kunnen in belangrijke mate bijdragen aan het succes van de Europa 2020-strategie. Maar daarvoor moet de bosstrategie wel nauw worden gekoppeld aan de Europa 2020-strategie: er dient werk te worden gemaakt van een efficiënte en doeltreffende uitvoering van de bosstrategie op alle relevante beleidsterreinen.

4.5

Uit een evaluatie van de jongste gegevens over de tenuitvoerlegging van bosbouwmaatregelen door de lidstaten in het kader van plattelandsontwikkeling blijkt dat niet ten volle gebruik werd gemaakt van beleidsinstrumenten voor landelijke gebieden. In de strategie spoort de Commissie de lidstaten aan om bij hun programmerings- en uitvoeringsactiviteiten de nodige aandacht te geven aan bosbouwmaatregelen, zodat de bosstrategie meer kans van slagen krijgt. Dit is met name van belang om de talloze kleine familiebedrijven en particuliere-boseigenaren bij een en ander te betrekken en te mobiliseren. Eenvoudigere procedures en minder administratieve rompslomp zouden hieraan een bijdrage kunnen leveren.

4.6

De bedoeling is om de strategie mede met behulp van de maatregelen en instrumenten in het bosbouwpakket van de verordening inzake plattelandsontwikkeling (13) te gaan uitvoeren.

4.7

In de strategie roept de Commissie de lidstaten op om samen met de sociale partners maatregelen uit te werken om het werkgelegenheidspotentieel van de sector beter te benutten, het vaardigheidsniveau van de werknemers in de sector te verhogen en de werkomstandigheden verder te verbeteren. Er is meer gericht onderzoek nodig naar de mensen die in Europese bossen werken, bijvoorbeeld met het oog op de aanleg van wegen, aanplantingen, bosonderhoud, oogsten, winning van hulpbronnen, vervoer, informatievoorziening en milieudiensten. Om op de langere termijn voor groei en banen te zorgen zouden de lidstaten met hun beleid en programma's het concurrentievermogen van de hele bos- en houtsector moeten helpen verbeteren.

4.8

De Commissie wijst er in de strategie op hoe bossen op allerlei manier kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van klimaat- en energiedoelstellingen. Deze doelen kunnen gemakkelijk worden gehaald met een actief beheer en gebruik van bossen. Dat leidt namelijk tot betere aangroei van bossen en een betere opslag van koolstof en maakt het mogelijk om op fossiele brandstoffen gebaseerde energie en materialen te vervangen door duurzaam hout.

4.9

De Commissie onderkent in de strategie dat bossen en hun ecosystemen door de klimaatverandering en andere externe gevaren extra bescherming nodig hebben.

4.10

In de strategie wordt onderkend dat een betere publieksinformatie over bossen en bosbouw en over hout als duurzaam materiaal belangrijk is. In dit verband zouden de Commissie en de lidstaten gerichte campagnes moeten voeren om het publiek beter bewust te maken van de bijdrage die bossen leveren aan onze samenleving en andersom.

5.   Specifieke opmerkingen

5.1

De Commissie benadrukt dat hout een duurzame, hernieuwbare, klimaat- en milieuvriendelijke grondstof is met velerlei gebruiksmogelijkheden. Hulpbronnen- en energie-efficiënte milieuvriendelijke processen en producten dragen bij aan het concurrentievermogen van de bosbouwsector en zullen zeker een grotere rol spelen in de bio-economie van de EU. Dat zal tot een grotere vraag leiden en aldus een uitgebreidere — en duurzame — houtexploitatie noodzakelijk maken. Volgens de Commissie moet opnieuw gekeken worden naar de potentiële houtvoorziening, bijvoorbeeld door de eigendomsstructuur van bossen in kaart te brengen, en naar de vraag of de weg gebaand moet worden voor een uitgebreidere duurzame houtexploitatie. Maatregelen om de houtexploitatie op te voeren moeten in overleg met de hele waardeketen van bossen worden ontwikkeld.

5.2

De Commissie verplicht zichzelf met de strategie om samen met de lidstaten en belanghebbenden beginselen uit te werken voor een prioritering van het gebruik van hout. Wettelijk bindende regels die voor het gebruik van door bossen geproduceerde biomassa een volgorde van prioriteit bepalen, zouden echter duidelijk op gespannen voet staan met de openmarkteconomie en de vrijheid van marktdeelnemers.

5.3

Zoals zij in de strategie aangeeft, zal de Commissie in 2014 samen met de lidstaten een cumulatieve kostenanalyse uitvoeren van EU-wetgeving die van invloed is op waardeketens in de houtsector. Omdat dit van cruciaal belang is voor de hele bosbouwsector, zouden alle belanghebbenden in de waardeketen van de bosbouw bij de analyse moeten worden betrokken, zodat een compleet beeld van de sector wordt verkregen en een samenhangende aanpak tot stand komt.

5.4

Bossen herbergen een enorme biodiversiteit, en naast hout en andere bosbouwproducten als grondstof (zoals kurk) leveren zij ecosysteemdiensten waarvan stedelijke en plattelandsgemeenschappen afhankelijk zijn. Door veranderende omstandigheden, zoals habitatfragmentatie, verspreiding van invasieve exoten, klimaatverandering, waterschaarste, bosbranden, stormen en plagen, komen bossen nog meer onder druk te staan en neemt de kans op natuurrampen toe. Bij de bescherming zou de nadruk moeten liggen op de veerkracht en multifunctionaliteit van bossen.

5.5

Doel van de strategie is om in 2020 een evenwicht tussen een duurzaam beheer van bossen en hun uiteenlopende functies tot stand te hebben gebracht en te garanderen. In dit verband zou de EU zich meer moeten inspannen om ecosysteemdiensten te beoordelen en er een markt voor te creëren. Voor de goede werking van zo'n markt zouden de lidstaten voor gecoördineerde mechanismen moeten zorgen waarmee het huidige marktfalen kan worden gecompenseerd. Zo moeten landeigenaren naar behoren schadeloos worden gesteld voor beperkingen die ter bescherming van ecosysteemdiensten nodig zijn.

5.6

Naast timmerhout en hout voor energiedoeleinden leveren bossen allerlei andere producten die in de strategie nauwelijks aandacht krijgen. Vooral het Middellandse Zeegebied kent bijvoorbeeld een grote productie van kurk, waaraan veel voordelen zijn verbonden: kurk is een natuurproduct dat bestaat uit duurzame materialen. Bovendien is het productieproces milieuvriendelijk: slechts een gedeelte van de kurkeiken wordt geoogst. Het belang van de kurkindustrie blijkt uit de bijdrage die zij levert aan de werkgelegenheid, terwijl zij bovendien het ecologische evenwicht van het kwetsbare en bedreigde mediterrane ecosysteem in stand houdt.

5.7

Aan de ontwikkeling en uitvoering van bosbeheerplannen liggen het duurzaamheidsbeginsel en goede praktijken ten grondslag. De strategie bevat een voorstel om biodiversiteitsdoelen, zoals de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen, op te nemen in de bosbeheerplannen. Als bosbeheerplannen, die dienstdoen als operationele planningsinstrumenten voor boseigenaren, gekoppeld worden aan beheersplannen voor Natura 2000, die dienstdoen als planningsinstrumenten voor lokale overheden, zouden de grenzen tussen verschillende planningsniveaus en verantwoordelijkheden vervagen. Bovendien zouden de bureaucratie en de bijbehorende kosten voor het opstellen van een bosbeheerplan er aanzienlijk door toenemen.

5.8

Ook gezien het steeds vaker voorkomen van extreme weersituaties, die een voorbode zijn van klimaatverandering, is een actieve aanpak van Europese bossen nodig. De Commissie wil de Europese bossen veerkrachtiger en flexibeler maken. Bosbouwkundig teeltmateriaal van boomsoorten en kunstmatige hybriden die belangrijk zijn voor de bosbouw, moeten daarom niet alleen genetisch aangepast aan de heersende omstandigheden en hoogwaardig zijn, maar ook een duurzame bijdrage leveren aan het behoud van de biodiversiteit.

5.9

In de strategie pleit de Commissie voor een actiekader ter voorkoming, beperking en vermindering van de negatieve invloeden van invasieve exoten op de biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Ook sociale en economische schade moet daarbij aandacht krijgen. Wanneer aan de hand van strikte criteria een lijst van invasieve exoten wordt opgesteld waartegen in volgorde van prioriteit moet worden opgetreden, dient echter eveneens een holistische en wetenschappelijke aanpak te worden gevolgd. Bosbouwkundig teeltmateriaal van vreemde oorsprong dat geen invasieve verspreiding kent en niet nadelig is voor de nieuwe locatie, zou niet in zo'n lijst moeten worden opgenomen. Zeker tegen de achtergrond van de klimaatverandering kan het nu en in de toekomst namelijk een gunstige invloed hebben op de aanvoer van grondstoffen en op andere ecosysteemdiensten.

5.10

Volgens de strategie moet de Commissie met hulp van de lidstaten een lijst van criteria voor duurzaam bosbeheer opstellen die ongeacht het eindgebruik van hout kunnen worden toegepast. Bij het uitwerken van deze criteria moet duurzaam bosbeheer als een geheel worden gezien, waarbij het eindgebruik van hout niet telt. De criteria moeten gestoeld worden op al bestaande criteria, indicatoren en beginselen voor duurzaam bosbeheer, zoals die voor Forest Europe, waar duurzaamheid uit nationaal en regionaal perspectief wordt benaderd. De criteria moeten ook aansluiten op de specifieke kenmerken van de lidstaten en op de nationale wetgeving met betrekking tot bossen.

5.11

De Commissie stelt voor belangengroepen te blijven betrekken bij de ontwikkeling en uitvoering van de bosstrategie. Doorgewinterde organen als de Raadgevende Groep „Bosbouw, inclusief kurkproductie” en het Raadgevend Comité voor het communautair beleid inzake de houtsector zouden ook deel moeten uitmaken van het platform voor toekomstige samenwerking met de Commissie. Deze groepen zouden regelmatig aandacht moeten besteden aan bosbouwkwesties en aan de voortgang van de uitvoering. Eventueel kunnen ad-hocgroepen met vertegenwoordigers van het EESC en het CvdR worden opgericht.

Brussel, 10 juli 2014.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  Forest Europe: intergouvernementeel onderhandelingscomité voor een juridisch bindende overeenkomst over de bossen in Europa; zie ook http://www.forestnegotiations.org/

(2)  Wat bossen en bosbouw betreft zijn de volgende EIP's van belang:

EIP voor productiviteit en duurzaamheid van de landbouw: http://ec.europa.eu/agriculture/eip/index_en.htm

EIP voor grondstoffen: https://ec.europa.eu/eip/raw-materials/en

EIP voor water: http://ec.europa.eu/environment/water/innovationpartnership/

(3)  Zie http://bridge2020.eu

(4)  http://ec.europa.eu/europe2020/targets/eu-targets/

(5)  PB C 55 van 24.2.1997, blz. 22.

(6)  COM(1998) 649 final, 18.11.1998.

(7)  Resolutie van de Raad, PB C 56 van 26.2.1999, blz. 1, en conclusies van de Raad inzake een actieplan van de EU voor de bossen, 2662e vergadering van de Raad Landbouw en Visserij, 30—31 mei 2005.

(8)  COM(2005) 84 final, 10.3.2005.

(9)  COM(2006) 302 final, 15.6.2006.

(10)  SWD(2013) 342 en 343 final, Een blauwdruk voor op het bos gebaseerde EU-sectoren, 20.9.2013.

(11)  Zie voor de huidige onderhandelingstekst: http://www.forestnegotiations.org/INC/ResINC4/documents

(12)  Advies over de bosstrategie van 1998, PB C 51 van 23.2.2000, blz. 97-104; advies „Verslag over de tenuitvoerlegging van de bosbouwstrategie van de Europese Unie”, PB C 28 van 3.2.2006, blz. 57-65.

(13)  Zie overweging 25 van de Elfpo-verordening, R 1305/2013.