16.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 451/45


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende structurele maatregelen ter verbetering van de weerbaarheid van EU-kredietinstellingen

(COM(2014) 43 final — 2014/0020 (COD))

(2014/C 451/07)

Rapporteur:

de heer IOZIA

Het Europees Parlement en de Raad hebben op 25 februari 2014 respectievelijk 27 maart 2014 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende structurele maatregelen ter verbetering van de weerbaarheid van EU-kredietinstellingen

COM(2014) 43 final — 2014/0020 (COD).

De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 23 juni 2014.

Het EESC heeft tijdens zijn op 9 en 10 juli 2014 gehouden 500e zitting (vergadering van 9 juli) onderstaand advies uitgebracht, dat met 97 stemmen vóór en 1 tegen, bij 3 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is resoluut voorstander van de herstructurering van het bankenstelsel. Onder de vele wetgevingsinitiatieven die ingevolge de financiële crisis zijn voorgesteld, is dit de belangrijkste maatregel. Het beklemtoont dat deze herstructurering het allereerste initiatief is dat gericht is op een diepgaande regulering tot in de kern van het bankensysteem, en op voltooiing van de bankenunie. De maatregel kan er bovendien in belangrijke mate toe bijdragen dat het vertrouwen van het bedrijfsleven en de burgers wordt hersteld en dat, met het oog op een passende financiering voor de economie, het Europese bankenstelsel kracht wordt bijgezet en het besmettingsrisico wordt verkleind.

1.2

Het EESC is van mening dat deze verordening, waarmee het beheer van een complex aantal bancaire en financiële diensten wordt geherdefinieerd, absoluut noodzakelijk is. Het is evenwel duidelijk dat de voorgestelde verordening niet volstaat om een nieuwe crisis te voorkomen. Daarvoor moet de financiële cultuur in aanzienlijke mate veranderen en moeten ethische principes in de dagelijkse activiteiten van de financiële sector hun beslag krijgen. Bij de totstandbrenging van een nieuw financieel en economisch stelsel moeten alle stakeholders worden betrokken om een duurzame en veerkrachtige financiële sector tot stand te kunnen brengen en de belangen van alle betrokkenen zo goed mogelijk in evenwicht te brengen. Met het oog daarop pleit het EESC voor een ruim akkoord om de economie nieuw leven in te blazen en het vertrouwen in de financiële instellingen te herstellen en vraagt het de Commissie een Europees sociaal pact voor een duurzame financiële sector te bevorderen. Werknemers, managers, aandeelhouders, investeerders, gezinnen, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), bedrijven en commerciële klanten moeten tot een stabiele en billijke overeenkomst komen om een financiële-dienstensector tot stand te brengen die erop gericht is welvaart te creëren, de reële economie te ondersteunen, voor groei en goede banen te zorgen evenals het milieu te beschermen en ongewenste sociale gevolgen te vermijden.

1.3

Het EESC wijst erop dat nationale overheden uniforme evaluatiecriteria moeten hanteren en zou graag zien dat de regelgeving op Europees niveau op homogene wijze wordt toegepast en eventueel in overleg met de nationale overheden van derde landen wordt overeengekomen.

1.4

Het verbaast zich over de keuze om tegelijkertijd diverse nationale regelingen naast de Europese regelgeving te laten bestaan. Het is er immers van overtuigd dat een dergelijk kader ervoor kan zorgen dat de nieuwe regels niet uniform worden toegepast. Het is een goede zaak dat deze uitzondering alleen geldt voor wetgeving die al bestaat op het ogenblik dat de nieuwe verordening wordt voorgesteld, mits gegarandeerd wordt dat zij met deze verordening volledig gelijkwaardig is.

1.5

De door de Commissie voorgestelde verordening is volgens het EESC een degelijke en efficiënte oplossing om commerciële bankactiviteiten te scheiden van beleggingsactiviteiten. In vergelijking met de door diverse landen voorgestelde alternatieven is de gekozen oplossing immers gebaseerd op een dialectisch beoordelingsproces waardoor het universele bankmodel niet op de helling wordt geplaatst maar wordt behouden, en waarbij alleen wordt opgetreden tegen de buitensporige risico's waarmee dit model gepaard gaat.

1.6

Het EESC beklemtoont dat er onvoldoende rekening is gehouden met de impact van de voorgestelde wetgeving op de werkgelegenheid. Ingevolge de regelgeving voor financiële diensten in haar geheel zouden honderdduizenden banen verloren kunnen gaan en het is onaanvaardbaar dat er geen maatregelen zijn gepland om de aanzienlijke rechtstreekse en onrechtstreekse sociale gevolgen te beperken. De rechtstreekse impact van de onderhavige verordening mag dan beperkt zijn, de gevolgen ervan voor de activa van de ondernemingen zouden zich in het hele financiële systeem laten gevoelen. Anderzijds dient terecht te worden erkend dat de geringere risicogevoeligheid van de banken de reële economie in haar geheel, en zonder meer ook de werkgelegenheid in het algemeen ten goede zal komen.

1.7

De vrees is groot dat de kosten ten laste van de werknemers zullen komen. Hoewel de Commissie in haar effectbeoordeling met dit aspect rekening heeft gehouden, lijkt ze het probleem in de hervorming maar weinig aandacht te hebben geschonken. Het is juist dat de door de hervorming getroffen activiteiten weinig arbeidsintensief zijn, maar de indirecte gevolgen ervan zullen leiden tot kostenbesparende maatregelen die zich kunnen vertalen in nieuw banenverlies, zoals door belangrijke bankinstellingen reeds is aangekondigd.

1.8

Er zijn veel krachten in het spel (financiële lobby's, grote lidstaten, consumenten en investeerders, gezinnen, grote en kleine ondernemingen, verenigingen, ...) met tevens sterk uiteenlopende belangen. De lessen die kunnen worden getrokken uit het verleden waarin het financiële systeem zijn eigen logica oplegde, zouden ondertussen duidelijk moeten zijn: het algemeen belang moet steeds de bovenhand halen. Het EESC beveelt dan ook aan het roer om te gooien en het algemeen belang centraal te stellen. Alleen wanneer de belangen van alle stakeholders op een evenwichtige manier worden meegenomen, kan de hervorming doeltreffend zijn.

1.9

Om een duurzaam financieel stelsel te garanderen is er behoefte aan „geduldige financiën”, waarbij de logica van „winst kost wat kost en op korte termijn” wordt ingeruild voor een logica van doeltreffendheid en stabiliteit op lange termijn. Met deze verordening wordt een verandering van bedrijfsmodel voorgesteld.

1.10

Het EESC is van mening dat de Commissie meer aandacht moet schenken aan investeerders en werknemers, waarmee tot dusver slechts weinig rekening is gehouden bij de hervorming. De duurzaamheid van het systeem wordt immers slechts gegarandeerd als er opnieuw vertrouwen wordt gewekt, waardoor een veiliger klimaat ontstaat voor zowel investeerders als werknemers, die beiden actief bij het beheer van de risico's betrokken zijn.

1.11

Flexibiliteit in de toepassing van de verordening is volgens het EESC een waardevol en wenselijk beginsel. De „biodiversiteit” (1) van bankzaken is immers een garantie voor de stabiliteit en doeltreffendheid van het systeem. Het EESC wijst er evenwel op dat flexibiliteit in dezen niet mag worden verward met willekeur.

1.12

Het EESC beveelt de Commissie aan om in haar effectbeoordeling een gedetailleerde evaluatie te maken van de wisselwerking tussen de belangrijkste voorstellen van de onderhavige verordening en andere recente initiatieven zoals RKV IV, BRRD, SRM, enz., alsook na te gaan in hoeverre het gevaar bestaat dat op schaduwbankieren wordt overgestapt.

1.13

Het pleit voor nauwe samenwerking tussen en coördinatie van de toezichtactiviteiten van de Europese Bankautoriteit en de nationale overheden, die de markten goed kennen en een cruciale rol zullen spelen in het beheer van de nieuwe hervormde Europese financiële sector.

2.   Het voorstel voor een verordening

2.1

Volgens de Commissie vormt het voorstel een belangrijk onderdeel van de inspanning van de Unie om een oplossing te vinden voor het dilemma van banken die te groot zijn om failliet te gaan („too-big-to-fail”). Het wil voorkomen dat er in het bankensysteem van de Unie onbeheerde en ongecontroleerde risico's overblijven. Het zal de expansie van activiteiten van zuiver speculatieve aard aan banden leggen.

2.2

De voorgestelde verordening is erop gericht systeemrisico, financiële stress of faillissement van grote, complexe en onderling verweven entiteiten in het financiële systeem, in het bijzonder kredietinstellingen, te voorkomen en aan de volgende doelstellingen te voldoen:

(a)

verminderen van het nemen van buitensporig risico binnen de kredietinstelling;

(b)

opheffen van materiële belangenconflicten tussen de verschillende delen van de kredietinstelling;

(c)

vermijden van foutieve toewijzing van middelen en aanmoedigen van het verstrekken van leningen aan de reële economie;

(d)

bijdragen tot niet-vervalste concurrentievoorwaarden voor alle kredietinstellingen binnen de interne markt;

(e)

verminderen van onderlinge verwevenheid binnen de financiële sector die tot systeemrisico leidt;

(f)

vergemakkelijken van efficiënt management van, monitoring van en toezicht op een kredietinstelling;

(g)

vergemakkelijken van de ordelijke afwikkeling en het ordelijk herstel van de groep.

Het voorstel voor een verordening stelt regels vast betreffende:

(h)

het verbod van handel voor eigen rekening;

(i)

de scheiding van bepaalde handelsactiviteiten.

2.3

Andere soorten aanvullende financiële diensten/producten (securitisatie, bedrijfsobligaties, derivaten, enz.) zouden daarom toegelaten blijven.

3.   Opmerkingen vooraf

3.1

Naar de ramingen van de Commissie heeft de financiële crisis aan de EU-regeringen 1,6 biljoen euro (13 % van het bbp van de EU) gekost aan staatssteun om de financiële sector te redden.

3.2

De concentratie is in de banksector bijzonder hoog: 14 Europese bankenconcerns zijn systeemrelevante financiële instellingen (SIFI's) en 15 Europese banken hebben 43 % van de markt in handen (op basis van de omvang van hun activa) en vertegenwoordigen 150 % van het bbp van de EU-27, met 65 % van de activiteiten in handen van de eerste dertig groepen!

3.3

De financiële crisis is ontstaan in de VS maar heeft als een tsunami het Europese systeem overspoeld. Ze heeft verschillende oorzaken, waarvan de belangrijkste zijn: het nemen van buitensporige risico's, overdreven gebruik van hefboomfondsen, ontoereikende kapitaal- en liquiditeitsvereisten, buitensporige complexiteit van het bankenstelsel in zijn geheel.

3.3.1

In oktober 2012 stelde de Liikanen-groep dat het zaak is bepaalde bijzonder riskante financiële activiteiten juridisch los te koppelen van de depositobanken binnen een bankgroep. De af te scheiden activiteiten zouden betrekking hebben op de handel voor eigen rekening in effecten en derivaten, alsook sommige andere activiteiten die nauw verband houden met de effecten- en derivatenmarkten (2).

3.4

Met de onderhavige verordening wil de Commissie de risicomarges van het bankensysteem verkleinen en alle potentieel speculatieve transacties onder controle brengen. Een en ander moet samen worden bekeken met de aanverwante verordening betreffende effectenfinancieringstransacties (3) die erop gericht is meer transparantie te brengen in het zogenoemde „schaduwbankieren”. Opgemerkt zij dat de wereldwijde schaduwbankactiva eind 2012 goed waren voor 53 biljoen euro, wat neerkomt op de helft van de omvang van het internationale bankstelsel. Deze activa waren voornamelijk geconcentreerd in Europa (circa 23 biljoen euro) en in de Verenigde Staten (circa 19,3 biljoen EUR). Dit zijn indrukwekkende cijfers, vooral in vergelijking met het totale bbp van de EU-28, dat in 2013 niet hoger was dan 13  071 miljard euro (Eurostat).

3.5

In de resolutie van rapporteur McCarthy van het Europees Parlement (4) wordt een aantal grondbeginselen bevestigd en wordt er o.a. op gewezen dat: „de kerndoelstelling van de bankenhervorming moet zijn om tot een veilig, stabiel en efficiënt bankenstelsel te komen dat voorziet in de behoeften van de reële economie, de klanten en de consumenten; (...) dat de economische groei wordt bevorderd door ondersteuning van de kredietverlening aan de economie, en met name aan kmo's en starters, de weerbaarheid tegen potentiële financiële crises wordt vergroot, het vertrouwen in de banken wordt hersteld en de risico's voor de overheidsfinanciën worden weggenomen; (...) dat een doeltreffend bankenstelsel voor een cultuuromslag moet zorgen ten einde de complexiteit te verminderen, de concurrentie te versterken, de verwevenheid van riskante en commerciële activiteiten te beperken, de corporate governance (ondernemingsbestuur en –controle) te verbeteren, een verantwoord beloningssysteem op te zetten, de mogelijkheid te creëren dat herstel en afwikkeling van een bank op doeltreffende wijze verlopen, het bankkapitaal te versterken en kredieten aan de reële economie te verstrekken.”

Het nieuwe toezicht op de internationale markten is er sterker en indringender door geworden, en heeft vooral meer bevoegdheden gekregen dan voordien, met minder keuzevrijheid en meer garanties voor de markt en de eindgebruikers.

4.   Kernpunten van de hoorzitting

4.1

Het EESC is van mening dat de Commissie op de juiste weg is maar wil haar toch enige punten ter overweging geven die aan bod zijn gekomen tijdens discussies met verschillende belanghebbenden en misschien onvoldoende aandacht hebben gekregen. Het attendeert de Commissie daarom ook op een aantal kernpunten die door de stakeholders aan de orde zijn gesteld; deze komen niet volledig met het standpunt van het EESC overeen maar verdienen het toch om getrouw te worden weergegeven.

4.2

De bedoelde hervorming is over het algemeen goed ontvangen. Het verbod op proprietary trading en de scheiding tussen traditionele activiteiten en trading worden door de meesten beschouwd als ideale instrumenten om speculatie op financiële producten te beperken en opnieuw een impuls te geven aan bankleningen, die de belangrijkste financieringsbron zijn voor kmo's en de laatste jaren sterk waren beperkt door de maatregelen inzake speculatie op trading.

4.3

Het is van belang dat bij de tenuitvoerlegging van de hervorming rekening wordt gehouden met de diversiteit van de bedrijfsmodellen zodat lokale banken de lokale economieën kunnen blijven dienen.

4.4

Bijzondere aandacht moet uitgaan naar het bedrijfsmodel van volks- en coöperatieve banken. Aangenomen wordt dat de hervorming niet geschikt en aangepast is aan hun specifieke netwerken. De vrees wordt met name geuit dat de hervorming een bedreiging kan vormen voor hun werkwijze en hun dagelijkse aanwezigheid in het veld om de reële economie te ondersteunen. Er wordt dan ook aanbevolen geen afbreuk te doen aan hun specificiteit en verschillende wijze van zakendoen.

4.5

Samen met de talloze andere door de Commissie voorgestelde maatregelen van de laatste jaren zal de hervorming de afzonderlijke transacties en het bankenstelsel in het algemeen transparanter maken maar tegelijkertijd ook de kosten ervan op verschillende niveaus verhogen. In dit verband is uit de discussie duidelijk geworden dat een alomvattende effectbeoordeling van de herziening van de financiële wetgeving noodzakelijk is, hoe complex een dergelijke beoordeling ook moge zijn.

4.6

Gevreesd wordt dat, zoals vaak het geval is, de betreffende kosten op de eindgebruiker van de financiële diensten zullen worden afgewenteld. De vraag kan worden gesteld of de positieve gevolgen die de nieuwe maatregelen zouden moeten hebben, bijv. inzake veiligheid van het bankensysteem, niet kleiner zijn dan de negatieve.

4.7

Wat specifiek het systeem ter bescherming van klokkenluiders betreft, geven het Comité en de sociale partners die zich over deze kwestie hebben uitgesproken, de Commissie alle lof voor de geplande regelgeving. Wel wordt aangedrongen op een betere definitie van het begrip „passende bescherming” (art. 30) en op verduidelijking van de uitbreiding van de regelgeving tot alle werknemers, die worden aangemoedigd en gestimuleerd om eventuele inbreuken te melden.

4.8

Wat de voorgestelde sancties betreft (art. 28 en 29), zou het een goede zaak zijn als de verantwoordelijkheid voor eventuele inbreuken in eerste instantie op institutioneel niveau, m.b.t. de governance, wordt vastgesteld, en niet op individueel niveau.

4.9

Ten aanzien van het bezoldigingssysteem is het evenwel zaak dat de bepalingen van artikel 69 van de Richtlijn Kapitaalvereisten IV expliciet in de verordening worden hernomen.

5.   Opmerkingen van het EESC

5.1

Het EESC is ingenomen met de maatregelen van het Commissievoorstel en onderschrijft de keuze voor een verordening als geschikt rechtsinstrument om de harmonisatie van de interne markt te bewerkstelligen, regelgevingsarbitrage te voorkomen en een efficiënt en productief bankenstelsel tot stand te brengen dat opnieuw ten dienste staat van de burgers en de gemeenschap, ter ondersteuning van de reële economie, de gezinnen, de evenwichtige en duurzame ontwikkeling van de samenleving, op basis van een langetermijnvisie waarin innovatie en veiligheid hand in hand gaan.

5.2

Het EESC heeft de daaruit voortvloeiende hervormingen die hun eerste vruchten beginnen af te werpen, resoluut ondersteund. In de onderhavige verordening wordt een van de meest complexe en heikele knelpunten van het hele systeem aangepakt: de weerbaarheid en juridische structuur van financiële instellingen, waarvan de activa in sommige gevallen het bbp van veel lidstaten overtreffen. De activa van de eerste tien Europese banken zijn in totaal omvangrijker dan het bbp van EU-28 (5) (ruim 15 biljoen euro).

5.3

De voorgestelde verordening heeft tot doel de gordiaanse knoop door te hakken die betrekking heeft op de omvang, onderlinge verwevenheid en complexe structuur van de zogenoemde systeeminstellingen, d.i. instellingen die aanleiding kunnen geven tot een crisis van het systeem. „Too big to fail”, te groot om failliet te gaan, is thans een mantra geworden waarachter bepaalde praktijken schuilgaan die niet alleen indruisen tegen de meest elementaire ethische principes maar ook een inbreuk vormen op de wet, zoals helaas uit (zeer) recente financiële schandalen nog maar eens is gebleken. Met een eufemisme worden deze praktijken als „moral hazard”, ethisch risico, aangemerkt!

5.4

Commissaris Barnier heeft het voorstel in de volgende bewoordingen aangekondigd: „Onze doelstelling is te voorkomen dat er banken zijn die te groot zijn om failliet te gaan, te duur om gered te worden en te complex om geherstructureerd te worden.”

5.5

De voorgestelde maatregelen gaan volgens het EESC in de goede richting en beperken m.a.w. het risico dat belastingbetalers naderhand moeten opdraaien voor banken in moeilijkheden. Na de herhaalde reddingsoperaties had het EESC gewaarschuwd voor de rampzalige gevolgen die deze zouden hebben voor de staatsschuld, en dientengevolge ook voor het nefaste effect van een recessie die er onvermijdelijk zat aan te komen. Helaas werden de voorspellingen bewaarheid op een nog onverbiddelijker wijze dan verwacht, omdat er ongelooflijke fouten zijn gemaakt m.b.t. de impact van een veelvoud aan begrotingsconsolidatiemaatregelen, ingegeven door nationale vereisten en een kortzichtig en verkeerd beleid van de Europese Unie, die niet heeft begrepen dat soepel moest worden opgetreden en compenserende maatregelen onontbeerlijk waren om de recessie tegen te gaan.

5.5.1

Pas nu wordt duidelijk welke schade dit beleid heeft toegebracht en wordt erkend dat alleen het verlichte beheer van de eurozone door de Europese Centrale Bank nog erger heeft kunnen voorkomen en de euro en uiteindelijk ook de Unie heeft gered. Was er eerder naar het EESC geluisterd, dan had misschien veel schade kunnen worden voorkomen!

5.6

De Commissie kent terecht een doorslaggevende rol toe aan de Europese Bankautoriteit (EBA) met het oog op de doelstellingen van deze verordening. De EBA zal worden geraadpleegd ingeval een aantal van de in dit voorstel bepleite besluiten moeten worden goedgekeurd. Voorts zal ze ermee worden belast voorstellen voor technische regulerings- en uitvoeringsnormen voor te bereiden en zal ze de Commissie verslagen over de toepassing van de verordening moeten voorleggen. Het EESC had er herhaaldelijk op gewezen dat de Commissie deze belangrijke autoriteit, ondanks haar onbetwistbare deskundigheid, onvoldoende verantwoordelijkheid en middelen toebedeelt.

5.7

In de VS werd in 1999 een wet goedgekeurd waarbij de Glass-Steagall Act werd afgeschaft, en met name de scheiding tussen commerciële en investeringsbank. Helaas heeft ook de Europese Unie dezelfde nefaste keuze gemaakt als de Amerikaanse administratie. Het EESC merkt op dat de huidige bepalingen de facto opnieuw een scheiding tussen de handelsactiviteiten instellen en zelfs verder gaan aangezien ze, behoudens enkele uitzonderingen, aan instellingen die deposito's aantrekken, verbieden in beleggingen als principaal te handelen en activa voor handelsdoeleinden aan te houden.

5.7.1

Het is van cruciaal belang dat de EU nauw samenwerkt met derde landen en met name de VS, teneinde tot een wezenlijk gemeenschappelijke benadering van de verordening te komen. Het EESC dringt er bij de Commissie op aan de internationale samenwerking te intensiveren.

5.8

De voorgestelde verordening laat veel speelruimte aan de bevoegde autoriteiten. Het is het absoluut zaak dat deze autoriteiten kunnen optreden en de situatie beoordelen op basis van duidelijke, geharmoniseerde en voorspelbare criteria die bepalen wanneer een bank haar eigen risicovolle handelsniveaus niet meer kan beheren. Zonder een gemeenschappelijk referentiekader bestaat het gevaar van subjectieve interpretaties, die het tegenovergestelde effect kunnen hebben dan hetgeen wordt gewenst en overeenstemt met de bepalingen van art. 114 VWEU.

5.9

Het EESC is ingenomen met het uiteindelijke besluit van de Commissie om niet te kiezen voor een scheiding vooraf maar wel achteraf van commerciële activiteiten en andere transacties voor eigen rekening; om die reden zijn de technische normen waarmee de EBA terecht wordt belast, ook van essentieel belang. Wat betreft de toepassing van de door de Raad Ecofin in december 2013 goedgekeurde normen inzake afwikkeling en met name de instelling van de afwikkelingsautoriteit, zou het EESC graag zien dat nu reeds voorzieningen worden getroffen met het oog op coördinatie en vaststelling van verantwoordelijkheden van nationale en Europese actoren, teneinde te vermijden dat besluiten elkaar overlappen of erger nog, dat interpretaties en beoordelingen van bevoegde overheden elkaar tegenspreken. De gemeenschappelijke afwikkelingsautoriteit moet van meet af aan betrokken worden bij de totstandbrenging van het mechanisme en moet samen met de EBA meewerken aan de vaststelling van de technische normen.

5.10

Het EESC is het niet eens met de kritiek op de Commissie als zouden de activiteiten die voor een scheiding in aanmerking kunnen komen, slechts van minder belang zijn. In sommige kredietinstellingen zijn deze activiteiten van aanzienlijk belang. Door het ontbreken van specifieke regelgeving werden zij blootgesteld aan een zeer hoog risico dat had kunnen leiden tot een systeemcrisis die nog veel erger had kunnen zijn dan degene die we hebben gekend, met alle voorspelbare rampzalige gevolgen voor het betalingssysteem en de economie in het algemeen van dien. Een dergelijke ramp is alleen kunnen worden voorkomen door massale injecties vers belastinggeld en dankzij het door de ECB aan de dag gelegde reactievermogen.

5.11

Het EESC stelt op prijs en dankt de Commissie dat zij in de wetgeving in een expliciete bepaling heeft voorzien ter bescherming van de werknemers in de sector, die zware vergeldingsmaatregelen riskeren ingeval zij onregelmatigheden melden. Daarmee kwijten zij zich wel van hun burgerplicht maar komen zij ook onder morele druk te staan en kunnen zij eventueel hun baan verliezen. Deze interne monitoringactiviteiten van klokkenluiers moeten worden aangemoedigd en ondersteund. Naleving van de wetgeving wordt vaak omzeild of ontweken, of de wetgeving wordt soms zelfs geschonden, waardoor bankinstellingen en hun werknemers aan onberekenbare risico's blootstaan. De recent ontdekte praktijken van een aantal bekende en gerespecteerde bedrijven die totaal in strijd waren met alle regel- of wetgeving, zijn alleen mogelijk geweest dankzij de actieve medewerking van hun personeelsleden!

5.11.1

Het EESC dringt bij de Commissie aan op specifieke monitoring van de verplichting van de lidstaten om passende beschermende wetgeving goed te keuren en uiterlijk twee jaar na de tenuitvoerlegging van de verordening een verslag ter zake voor te leggen.

5.12

Het EESC hecht bijzonder aan de betrekkingen met derde landen, met name aan de problematiek van de wederkerigheid en aan de inachtneming van de regelgeving door al degenen die op het grondgebied van de Unie werkzaam zijn. Het is van mening dat de Commissie in dezen evenwichtig te werk is gegaan en onderschrijft dan ook haar voorstel. Het EESC beveelt aan de samenwerking met de VS voort te zetten en te intensiveren, met name op het gebied van financiële regulering, zodat zo homogeen mogelijke systemen worden gehanteerd die soortgelijke problemen op uniforme wijze benaderen.

5.13

Het EESC verheugt zich er voorts over dat de Commissie in haar verordeningen een eerste passende antwoord geeft op een van de punten die het in het verleden vaak aan de orde heeft gesteld, nl. de kwestie van de administratieve sancties, daar strafrechtelijke sancties immers buiten het bestek van de Commissie vallen. De voorstellen van de Commissie zijn passend, adequaat en voldoende ontmoedigend.

5.14

Het EESC heeft reeds herhaaldelijk zijn bezwaren geuit tegen het gebruik van gedelegeerde handelingen. Hoewel het EESC erkent dat het van belang is de regelgeving na verloop van tijd aan te passen, worden er volgens hem met het systeem van gedelegeerde handelingen elementen van onzekerheid geïntroduceerd die in dit geval allerminst wenselijk zijn.

Brussel, 9 juli 2014.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  PB C 100 van 30.4.2009, blz. 84.

(2)  http://ec.europa.eu/internal_market/bank/docs/high-level_expert_group/report_en.pdf

(3)  COM(2014) 40 final.

(4)  http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//NONSGML+COMPARL+PE-506.244+01+DOC+PDF+V0//NL&language=NL (2013/2021(INI).

(5)  http://www.relbanks.com/top-european-banks/assets