26.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 424/20


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité — Een visie voor de interne markt voor industriële producten

(COM(2014) 25 final)

2014/C 424/03

Rapporteur:

Denis MEYNENT

De Europese Commissie heeft op 7 maart 2014 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over de

„Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité — Een visie voor de interne markt voor industriële producten”

COM(2014) 25 final.

De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 14 mei 2014 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 4 en 5 juni 2014 gehouden 499e zitting (vergadering van 4 juni 2014) het volgende advies uitgebracht, dat met 144 stemmen vóór en 2 tegen, bij 3 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met de mededeling van de Commissie over „Een visie voor de interne markt voor industriële producten”. Deze mededeling maakt deel uit van de recente welkome stappen in de richting van een industrieel beleid voor de Europese Unie, zoals met name beschreven in de mededeling „Voor een heropleving van de Europese industrie”.

1.2

Het EESC is van mening dat de technische normen voor industriële producten op democratische, open en transparante wijze moeten worden geregeld en dat daarbij een groot aantal belanghebbenden moet worden betrokken, waaronder in ieder geval ondernemingen (ook kleine en middelgrote ondernemingen), werknemers of hun vertegenwoordigers, consumenten en milieubewegingen. Om deze open werkwijze ook echt in de praktijk te brengen moet overheidssteun worden gegeven aan belanghebbenden die niet over voldoende middelen beschikken om te kunnen deelnemen.

1.3

Het toepassingsgebied van de „essentiële vereisten” van algemeen belang die in technische normen kunnen worden omgezet mag niet worden beperkt tot veiligheid, volksgezondheid, milieu- en consumentenbescherming. Ook andere, bij democratisch besluit legitiem aangemerkte terreinen van algemeen belang moeten hieronder vallen; dat geldt met name voor de sociale en milieu-omstandigheden waaronder wordt geproduceerd, de interoperabiliteit van de technische systemen en de toegankelijkheid voor alle gebruikers.

1.4

De technische normen moeten regelmatig worden herzien en verbeterd; hoe innovatiever de sector, hoe vaker zij moeten worden herzien. Het EESC vindt dat deze herziening niet aan beperkingen mag worden onderworpen, maar dat de impact op bedrijven — met name kleine en middelgrote bedrijven — wel tot een minimum moet worden beperkt.

1.5

Het effect van de wetgevingsvoorstellen op kleine en middelgrote ondernemingen moet, geheel in de geest van de Small Business Act (1), worden geëvalueerd. Er mogen dan ook geen uitzonderingen worden gemaakt voor kleine en middelgrote ondernemingen; ook zij moeten aan de normen voldoen, die immers bedoeld zijn om het algemeen belang te beschermen en losstaan van de omvang van de onderneming die het product heeft ontworpen of vervaardigd. Bovendien moet worden voorkomen dat er een „markt van twee snelheden” ontstaat.

1.6

Het EESC staat achter het voorstel van de Commissie om gebruik te maken van verordeningen, die overal in de Unie op dezelfde manier en op hetzelfde moment in werking treden, en niet van richtlijnen voor de harmonisatie van industriële producten, en steunt ook de omzetting van Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad in een verordening van algemene strekking. Dat maakt de regeling eenvoudiger en begrijpelijker, vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen.

1.7

Het EESC is er voorstander van dat de samenvattingen van normen gratis beschikbaar worden gesteld van iedereen die erin geïnteresseerd is, vooral kleine en middelgrote ondernemingen.

1.8

Het EESC stelt de Commissie voor om op grote schaal, op de interne markt en op de markt van derde landen, samen met de in paragraaf 1.2 genoemde belanghebbenden informatie te verspreiden over de kwaliteit van de producten en de strenge eisen waaraan zij volgens de Europese normen moeten voldoen, en hiervoor een budget beschikbaar te stellen.

1.9

Het open, democratische en transparante karakter van de huidige regeling voor technische normen ten behoeve van de markt voor industriële producten moet absoluut behouden blijven wanneer vrijhandelsakkoorden worden gesloten.

1.10

Het EESC zou graag zien dat er een centrale elektronische databank komt die relevante informatie over de normen voor elk product bevat.

1.11

Het EESC vindt ook dat er een instrument voor „onlinemarkttoezicht” moet komen aan de hand waarvan te goeder trouw handelende klokkenluiders vertrouwelijk aan de autoriteiten kunnen melden dat een bepaald, al dan niet geïmporteerd, industrieel product niet volgens de normen is ontworpen of vervaardigd.

1.12

Voorts is het van mening dat technische informatie over industriële producten die op papier wordt verstrekt, een duurzame, authentieke en onvervalsbare vorm van overeenkomst is en dat elektronisch verstrekte informatie alleen als gelijkwaardig kan worden beschouwd als aan dezelfde eisen wordt voldaan.

1.13

Het EESC constateert dat het vrije verkeer en de vrije mededinging op de interne markt voor industriële producten nog steeds niet van een leien dakje gaan. Het EESC is voorstander van aanscherping van het markttoezicht. De lidstaten moeten worden aangemoedigd tot meer uniformiteit in de sancties en vergelijkbare niveaus — en technische kenmerken — van markttoezicht en verdeling van goederen en diensten, om meer samenhang binnen Europa tot stand te brengen.

2.   Inleiding

2.1

In deze mededeling, die een vervolg is op die van oktober 2012, schetst de Commissie de mogelijke ontwikkelingen van de regelgeving betreffende de interne markt voor industriële producten tegen de achtergrond van de internationalisering van de handel, de technische ontwikkeling van producten en het op de markt brengen van nieuwe producten en nieuwe technologieën. De Commissie heeft het effect van de bestaande regelgeving op de markt voor industriële producten beoordeeld vanuit het oogpunt van ondernemers en spelers op de eengemaakte markt op basis van de resultaten van een openbare raadpleging en van een aantal casestudy's, die in het bijgaande werkdocument (dat alleen in het Engels voorhanden is) van de diensten van de Commissie zijn opgenomen.

2.2

Dit document van de Commissie bevat een overzicht van de ontwikkeling van het EU-recht op het gebied van industriële producten sinds de invoering van een „nieuwe aanpak” van geharmoniseerde wetgeving in 1985: de wetgever van de Unie stelt de „essentiële vereisten” vast, d.w.z. de doelstellingen op het gebied van veiligheid, volksgezondheid, milieu- en consumentenbescherming waaraan ondernemingen moeten voldoen wanneer zij producten in de Unie in de handel brengen, teneinde een hoog beschermingsniveau te garanderen (art. 114 VWEU). Om ervoor te zorgen dat alle lidstaten aan deze „essentiële vereisten” voldoen, worden in opdracht van de Europese Commissie normen vastgesteld door Europese normalisatie-instellingen.

2.3

Onder industriële producten worden „niet voor de voeding bestemde producten die via een industrieel proces zijn vervaardigd” verstaan. In deze mededeling ligt echter de nadruk op producten waarvoor recentelijk geen nieuwe wetgeving is uitgevaardigd of waarvoor de wetgeving niet recentelijk is herzien of geëvalueerd. Producten die vanwege hun specifieke aard apart dienen te worden behandeld, zoals geneesmiddelen, komen hier niet aan de orde.

2.4

Volgens de Commissie is de handel in deze producten, dankzij harmonisatie van de wetgeving, aanzienlijk toegenomen en is de ontwikkeling van deze handel sneller gegaan dan de groei van de totale toegevoegde waarde van de productie in de EU tussen 2000 en 2012. De EU-wetgeving heeft tot grotere schaalvoordelen geleid en daardoor het concurrentievermogen van ondernemingen verbeterd. Vroeger werden ondernemingen immers op kosten gejaagd omdat zij aan de afwijkende regels van andere landen moesten voldoen of omdat er soms geen nationale regelgeving bestond; van deze kosten is nu geen sprake meer.

2.5

De regels die volgens de nieuwe aanpak van 1985 zijn vastgesteld, hebben ook het consumentenvertrouwen in Europese producten vergroot.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Een conditio sine qua non voor de goede werking van de interne markt voor industriële producten is het vertrouwen van de consument en de professionele gebruiker langs de gehele waardeketen in het feit dat deze producten aan de „essentiële vereisten” van het algemeen belang voldoen. Als dit vertrouwen ontbreekt, dan houdt de handel op, zakt de markt in elkaar en blijven alleen de producten van inferieure kwaliteit over (2).

3.2

Deze vereisten hebben betrekking op de gezondheid, de veiligheid van consumenten en werknemers in de industrie en de milieu- en consumentenbescherming, maar meer in het algemeen op elke vorm van bij democratisch besluit legitiem aangemerkt algemeen belang, en met name op de sociale en milieu-omstandigheden waaronder wordt geproduceerd, de interoperabiliteit van de technische systemen, en de toegankelijkheid voor alle gebruikers.

3.3

Deze „essentiële vereisten” zijn het resultaat van een democratisch proces van politieke besluitvorming dat tot wetten of regels heeft geleid waaraan deze vereisten hun legitimiteit ontlenen. De overheid heeft het recht vast te stellen wat deze „essentiële vereisten” zijn en dient ervoor te zorgen dat zij door alle spelers op de interne markt worden gerespecteerd.

3.4

De technische normen waaraan industriële producten moeten voldoen, zijn voor het EESC de technische vertaling van deze „essentiële vereisten” van algemeen belang. Zij zijn dus politieke instrumenten en moeten ook als dusdanig worden beschouwd. Het zijn vooral instrumenten voor algemeen beleid, waarmee uitdrukkelijk een doelstelling van algemeen belang wordt nagestreefd, zoals onder meer, maar niet uitsluitend, de doelstellingen die in artikel 114 VWEU worden genoemd: de gezondheid en de veiligheid van de gebruiker (consument of werknemer in een werkomgeving), arbeidsvoorwaarden die bevorderlijk zijn voor de productiviteit en de motivatie van werknemers, het behoud van kwetsbare, niet-hernieuwbare of zeldzame natuurlijke hulpbronnen (klimaat, delfstoffen, biosfeer, levende wezens, water), dierenwelzijn, de vertrouwelijkheid van communicatie en gegevens, de interoperabiliteit van onderdelen van complexe systemen, evenals andere, bij democratische besluitvorming vastgestelde doelstellingen.

3.5

Het zijn ook, in de tweede plaats, instrumenten voor industriebeleid en marktstructurering. Een product dat aan een strenge technische norm voldoet, onderscheidt zich en is concurrerend — niet op prijs, maar op kwaliteit — op de wereldmarkt. Een norm die vooruitloopt op de toekomstige behoeften, op de marktontwikkelingen, geeft de Europese ondernemingen een voorsprong, helpt hen te innoveren en een aanbod te ontwikkelen dat nauwelijks gevoelig is voor prijsschommelingen — en dus rendabel is en goede banen oplevert. Wanneer concurrerende normen (met name op het gebied van interoperabiliteit) met elkaar wedijveren op een markt, dan is de keuze voor een bepaalde norm van invloed op de ondernemingen die daarvan concurrentievoordeel ondervinden — en dus op de plaats van de economische activiteit en de banen die daaruit voortvloeien.

3.6

Dit politieke karakter van technische normen voor industriële producten heeft tot gevolg dat zij niet kunnen worden beschouwd als een domein dat is voorbehouden aan particuliere belangen en technische specialisten. Integendeel, zij moeten het voorwerp zijn van een democratische, open en transparante regeling waarbij een groot aantal partijen is betrokken. Daarbij moet een besluit worden genomen over de volgende vijf punten.

de opportuniteit van normalisatie;

de doelstellingen van de normalisatie;

de technische middelen om deze doelstellingen te bereiken;

conformiteitscontrole en markttoezicht;

het opleggen van doeltreffende, evenredige en ontmoedigende sancties in geval van non-conformiteit.

3.7

Over deze regeling moet worden gewaakt door open, legitieme instellingen die alle belanghebbende partijen de concrete mogelijkheid bieden om invloed uit te oefenen op de besluitvorming. De lijst van legitieme belanghebbende partijen die een bijdrage kunnen leveren aan deze regeling is voor het EESC een open lijst die afhankelijk is van de specifieke aard van de materie (zo zal een norm over dierenwelzijn niet dezelfde partijen aanspreken als een norm over de interoperabiliteit van digitale communicatiemiddelen). Ondernemingen, inclusief kleine en middelgrote ondernemingen, werknemers of hun vertegenwoordigers, consumenten en milieubewegingen maken hier in ieder geval altijd deel van uit.

3.8

Om ervoor te zorgen dat technische normen zoals bedoeld instrumenten van industriebeleid zijn, de concurrentie op basis van kwaliteit bevorderen en vooruitlopen op technische, maatschappelijke en milieubehoeften, alsook bronnen van technische innovatie zijn, moeten zij regelmatig — en in het geval van innovatieve sectoren zéér regelmatig — worden herzien en verbeterd. In het geval van zeer innovatieve sectoren met een groot ontwikkelingspotentieel adviseert het EESC om twee doelstellingen tegelijk na te streven: de democratische en sociale legitimiteit van het regelgevend en normalisatieproces garanderen, zoals uiteengezet in de paragrafen 3.2 tot en met 3.7, en het tempo waaraan normen worden vastgesteld en vervolgens worden aangepast opvoeren. De impact van deze wijzigingen op ondernemingen moet echter zo klein mogelijk zijn.

3.9

De technische normen van industriële producten zijn per slot van rekening de informatiebron bij uitstek voor de consument (eind- en tussenverbruiker). Zij bevatten objectieve en nauwkeurige gegevens op basis waarvan de consument zelfstandig kan bepalen of het product aan zijn behoeften voldoet. Een goed geïnformeerde en onderlegde consument is geneigd om voor kwaliteit te kiezen en draagt zo bij tot het niet-prijsgebonden concurrentievermogen van een Europese industrie die beschikt over zeer deskundig en gemotiveerd personeel. Deze normen zijn dus een essentieel onderdeel van de symbiose tussen industriële leveranciers die hoge kwaliteit leveren en kieskeurige en veeleisende consumenten.

4.   Bijzondere opmerkingen

4.1

Harmonisering van normen aan de hand van richtlijnen, zoals tot dusver is gebeurd, is een bron van instabiliteit en leidt ertoe dat ondernemingen voortdurend, en soms onnodig, aanpassingen moeten doorvoeren. Zo ontstaat het risico dat de wetgeving van lidstaat tot lidstaat verschilt (geografische heterogeniteit). Dit verschil lijkt van ondergeschikt belang, maar in het geval van industriële producten die aan conformiteitseisen moeten voldoen gaat het om details en dan zijn verschillen wél belangrijk. Bovenop de geografische heterogeniteit komen nog de verschillen in tijd: de richtlijn wordt immers in alle 28 lidstaten op een ander moment omgezet in nationaal recht. Het kan wel 36 maanden duren voordat de richtlijn overal is omgezet en de eventuele aanpassing van de normen kan nog eens zoveel tijd in beslag nemen, zeker in zeer innovatieve sectoren. Dat heeft tot gevolg dat ondernemingen voortdurend in onzekerheid verkeren en dat er tijdens de overgangsperiode grote verwarring heerst.

4.2

Dit kan vooral een beproeving zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen die over weinig middelen voor regelgevende follow-up beschikken en daarom is het ook ten zeerste toe te juichen dat de Commissie voorstelt om voor een verordening te kiezen, die overal in de Unie op dezelfde manier en op hetzelfde moment in werking treedt, in plaats van voor een richtlijn. Het EESC vindt dit een buitengewoon goede zaak. Hiermee kan een belangrijke bron van reglementaire instabiliteit uit de weg worden geruimd en kunnen de mensen die zich bezighouden met onderzoek, ontwikkeling en innovatie (RDI) eropaan dat zij gedurende enkele jaren onder stabiele, werkelijk gelijke omstandigheden hun werk kunnen doen voor 500 miljoen consumenten, in een tempo dat past bij het innovatieve karakter van elke sector.

4.3

Het gebruik van een verordening voor de vaststelling van technische normen voor industriële producten is tevens te rechtvaardigen in termen van subsidiariteit: dit is immers een geval waarin optreden op het niveau van de Unie veel doeltreffender is dan optreden op nationaal niveau.

4.4

Het EESC staat ook achter de omzetting van Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad in een verordening van algemene strekking. Door gemeenschappelijke definities, termen en begrippen in te voeren voor de volledige technische normering van de sector worden overlappingen en herhalingen voorkomen, kan de tekst gemakkelijker worden aangepast en volgens goed technisch gebruik worden geschreven.

4.5

Het is in het algemeen belang ernaar te streven dat een grote groep belanghebbenden wordt betrokken bij de hierboven in paragraaf 3.6 omschreven vijf stappen in de besluitvorming. Deze grote groep omvat belanghebbenden die maar over weinig middelen beschikken, zoals vakbondsorganisaties, kleine en middelgrote ondernemingen, consumentenverenigingen en milieubewegingen. Het is in de ogen van het EESC dan ook legitiem dat de betrokkenheid van deze belanghebbenden, inclusief stemrecht, publieke steun krijgt want alleen dan is er echt sprake van een open werkwijze.

4.6

Het EESC is er voorstander van dat de samenvattingen van normen gratis beschikbaar worden gesteld. Feit is dat eenieder wordt geacht de wet te kennen, maar wie kennis wil nemen van technische normen moet daar nog steeds voor betalen, zelfs voordat hij weet wat de norm precies inhoudt of dekt en dus zonder te weten of die norm wel van toepassing is op zijn specifieke geval. Dat is nadelig voor kleine en middelgrote ondernemingen, maar ook voor andere belanghebbende partijen. Daarom steunt het EESC deze maatregel en verzoekt het de samenvattingen ter beschikking te stellen van iedereen die geïnteresseerd is.

4.7

Het EESC zou graag zien dat er een centrale elektronische databank komt die voor elk product vermeldt aan welke normen het voldoet en uit wat voor soort certificaat dit blijkt (vooral in het geval van zelfcertificering of certificering door een gemachtigde derde partij). Deze databank zou gratis automatische 'e-mailalerts' kunnen versturen aan iedereen die zich hierop heeft geabonneerd, telkens wanneer er iets verandert aan de norm voor een bepaald product.

4.8

Het EESC vindt ook dat wanneer blijkt dat een, al dan niet geïmporteerd, industrieel product niet volgens de normen is ontworpen of vervaardigd, klokkenluiders dit vertrouwelijk aan de autoriteiten moeten kunnen melden via een instrument voor onlinemarkttoezicht. Klokkenluiders die te goeder trouw zijn, moeten worden beschermd tegen vervolging of eventuele strafmaatregelen, zoals ontslag als zij in loondienst zijn. Deze vorm van gedeeld, op samenwerking gebaseerd markttoezicht, waarbij gebruik gemaakt wordt van moderne internettechnieken, kan de gezondheid en veiligheid van de gebruikers van industriële producten in de hele Unie verbeteren en beschermt ondernemingen die zich aan de regels houden tegen oneerlijke concurrentie.

4.9

Het EESC beschouwt technische informatie over een industrieel product als een wezenlijk onderdeel van de verkoopovereenkomst, niet alleen voor de koper, die op basis van de nodige informatie een weloverwogen keuze kan maken, maar ook na de verkoop, wanneer blijkt dat een product defect is, schade heeft veroorzaakt of niet aan de verwachtingen voldoet. Daar is niks „onnodigs” of „onesthetisch” aan, zoals de Commissie in haar mededeling zegt. Integendeel, deze informatie moet op duurzame, authentieke en onvervalsbare wijze aan de cliënt worden verstrekt en moet leesbaar zijn, ongeacht de ontwikkeling van de beschikbare elektronische middelen tijdens de levensduur van het product. Informatie op papier, die beschikbaar is in de taal van het land waar de verkoop plaatsvindt en op de plaats van verkoop of in de verpakking, voldoet aan deze voorwaarden. Een elektronische drager is alleen aanvaardbaar als deze aan de hierboven omschreven voorwaarden voldoet.

4.10

Het EESC stelt de Commissie voor om op grote schaal, zowel op de interne markt als op de markt van derde landen, samen met de in paragraaf 3.7 genoemde belanghebbenden informatie te verspreiden over de kwaliteit van de producten en de strenge eisen waaraan zij volgens de Europese normen moeten voldoen, en hiervoor een budget beschikbaar te stellen. Zo worden consumenten en professionele inkopers beter geïnformeerd over de voordelen van het door hen gekozen product. Dat geeft producten die in Europa, of volgens de Europese normen, zijn ontworpen en vervaardigd — en dus ook de Europese ondernemingen en werknemers — een concurrentievoordeel op grond van volstrekt objectieve en betrouwbare kwaliteitscriteria.

4.11

Het effect van de wetgevingsvoorstellen op kleine en middelgrote ondernemingen moet, geheel in de geest van de Small Business Act (3), worden geëvalueerd. Het EESC staat dan ook vierkant achter het standpunt van de Commissie dat er geen uitzondering mag worden gemaakt voor kleine en middelgrote ondernemingen: de risico's die een bepaald product met zich meebrengt voor de gezondheid of de veiligheid van consumenten of professionele gebruikers, het behoud van natuurlijke hulpbronnen en de compatibiliteit met de bestaande technische systemen zijn zaken van algemeen belang, ongeacht de omvang van de onderneming die het product heeft ontworpen of vervaardigd. Daar komt bij dat hele sectoren, vooral in het geval van bepaalde consumptiegoederen als kleding of huishoudelijke apparatuur, uit grote aantallen kleine en middelgrote ondernemingen bestaan. Het afzwakken van de eisen voor kleine en middelgrote ondernemingen is niet aanvaardbaar, want dat zou er in feite op neerkomen dat er een uitzondering wordt gemaakt voor deze sectoren, die een belangrijke cumulatieve impact hebben op de consumptie — en dus op de risico's. Een dergelijke uitzondering zou bovendien tot een „markt van twee snelheden” leiden, waar producten van kleine en middelgrote ondernemingen (terecht) als minderwaardig zouden worden beschouwd omdat zij aan minder of minder strenge eisen zouden moeten voldoen; dat zou hun concurrentienadeel ten opzichte van producten die afkomstig zijn van grotere ondernemingen, die ook meer geld kunnen uitgeven aan reclame, nog vergroten.

4.12

Het EESC is het niet eens met de Commissie wanneer zij zegt dat de normen zó vaak worden bijgesteld dat ondernemingen „overbelast” raken. De frequentie waarmee normen worden aangepast, hangt af van de innovatie-intensiteit van de sector en draagt bij tot het niet-prijsgebonden concurrentievermogen van de Europese industrie. Die frequentie mag niet afnemen, maar het EESC geeft toe dat kleine en middelgrote ondernemingen beter zouden moeten worden geïnformeerd over deze ontwikkelingen, eventueel met behulp van de in par. 4.7 genoemde databank. Overigens is het voorstel van de Commissie om voortaan gebruik te maken van verordeningen in plaats van richtlijnen voor de aanpassing van normen een adequate en afdoende reactie op de geuite bezwaren.

4.13

Voor het EESC moet bij het sluiten van vrijhandelsakkoorden absoluut rekening worden gehouden met de historische ervaring die de EU-lidstaten hebben opgedaan tijdens het in 1993 gestarte, maar nog steeds niet voltooide proces van de totstandbrenging van een interne markt voor industriële producten, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met het politieke — en dus open, democratische en transparante — karakter van de regeling voor de betreffende technische normen. Het EESC dringt er daarom in het licht van de lopende onderhandelingen bij de Commissie op aan om een net zo open, democratisch en transparant institutioneel kader vast te stellen voor de vijf in par. 3.6 omschreven stappen in het normalisatieproces en de nalevingscontrole. Normen voor producten en regelingen en besluiten die het algemeen belang beschermen, evenals de sancties die worden opgelegd als zij niet worden nageleefd, mogen niet worden afgedaan als non-tarifaire belemmeringen als zij conform de Europese wetgeving en de WTO-overeenkomsten zijn.

4.14

In het geval van internationale waardeketens die onder de regels van meer dan één rechtsgebied vallen, leveren de inspanningen om het algemeen belang te beschermen door middel van technische normen specifieke, en tot dusver nog onopgeloste, problemen op. Het EESC stelt voor de werkzaamheden op dit gebied vooral te richten op het verkrijgen en certificeren van betrouwbare, objectieve gegevens over het product en het betreffende fysieke en sociale vervaardigingsproces. Deze gegevens, die in de gehele waardeketen worden doorgegeven, kunnen vervolgens worden getoetst aan de „essentiële vereisten” in elk rechtsgebied, met volledige inachtneming van diens soevereiniteit.

4.15

Het vrije verkeer en de vrije mededinging stuiten nog altijd op bepaalde problemen, bijvoorbeeld in het geval van octrooien op technische normen of wanneer het gaat om de effectiviteit van het toezicht op de naleving van normen en wetgeving.

4.16

Als er een octrooi is verleend voor een innovatie die een technische norm is geworden, dan is het van essentieel belang dat concurrerende ondernemingen de verplichte vergunningen tegen een redelijke prijs kunnen krijgen. De wetgeving inzake intellectuele eigendom moet innovatie goed beschermen en moet voorkomen dat octrooien en copyright worden gebruikt om industriële concurrentie en innovatie in de weg te zitten. Het doel van deze wetgeving moet volgens het EESC bevordering van het vrije verkeer op de interne markt zijn; het Europees octrooi — waarvan het EESC een uitgesproken voorstander is — levert daar een doorslaggevende bijdrage aan. Het EESC constateert echter dat in bepaalde niet-Europese landen, waaronder de Verenigde Staten, soms octrooien worden verleend zonder een gedegen nieuwheidsonderzoek, wat vragen oproept over het innovatieve karakter ervan. Het verlenen van onbeduidende octrooien zaait twijfels over hun inventieve karakter. Daar komt bij dat het verlenen van octrooien op abstracte kenmerken als „look and feel”, los van de technische middelen waarmee die kenmerken zijn verkregen, in strijd is met het octrooibeginsel zelf, dat alleen betrekking heeft op de wijze waarop een resultaat wordt verkregen. Dat werkt misbruik in de hand, op een terrein waar de Europese bedrijven geen sterke positie hebben.

4.17

Een ander probleem is dat de sancties niet altijd passend, evenredig of voldoende afschrikkend zijn om een schending van de nationale of Europese technische normen te bestraffen.

Administratieve en strafrechtelijke sancties zijn, evenals markttoezicht, de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Gezien de onderlinge verschillen bestaat het risico dat bedrijven eerst gaan „rondshoppen” voordat zij een nieuw product op de Europese markt brengen. De „blauwe gids”, RAPEX, de SOLVIT-procedure en andere maatregelen moeten daarom aanmoedigen tot meer uniformiteit in de sancties en vergelijkbare niveaus — en technische kenmerken — van markttoezicht en verdeling van goederen en diensten, om meer samenhang binnen Europa tot stand te brengen. De Commissie, die het wetgevingsproces in gang zet en de toepassing ervan checkt door de activiteiten van de lidstaten in de gaten te houden, kan zich in het geval van niet-naleving tot het Hof van Justitie wenden. Het is, in laatste instantie, aan de Europese rechter om enige coherentie te brengen in de wetgeving van de lidstaten en in hun toezicht op de markten, producten en diensten.

4.18

Het EESC zou graag zien dat het markttoezicht wordt aangescherpt.

4.18.1

Om eventueel oneigenlijk gebruik van de CE-markering door slecht geïnformeerde of gewetenloze producenten te bestrijden zou vooral moeten worden gedacht aan verbetering van de douanecontroles op producten die worden geïntroduceerd en op de markt worden gebracht, en zou erop moeten worden toegezien dat de betrokken gemachtigden, importeurs en distributeurs, conform de geldende EU-wetgeving, hun verplichtingen nakomen en ervoor zorgen dat deze producten aan de Europese eisen voldoen. Door op het CE-etiket een referentienummer van de wettelijk verantwoordelijke te vermelden, aan de hand waarvan de juridische identiteit en de conformiteitsgegevens online kunnen worden gecheckt, kan gemakkelijker worden nagegaan of aan de normen wordt voldaan, ook door klokkenluiders (par. 4.8).

4.18.2

Het EESC wil erop wijzen dat de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor markttoezicht ook in een tijd van bezuinigingen over de nodige middelen moeten beschikken om hun werk te kunnen doen, en dat zij zich moeten concentreren op fraudegevoelige plaatsen (havens, prijsvechters of ambulante verkopers); daarnaast moet ook de administratieve samenwerking worden verbeterd, vooral op het vlak van bestrijding van namaak. Ook de klokkenluidersregeling die in par. 4.8 wordt besproken, kan bijdragen tot efficiëntere controles zonder dat de schatkist daaronder lijdt.

4.18.3

Het EESC is bang dat bepaalde industriële marktspelers zó belangrijk zijn voor de economie en de werkgelegenheid van een lidstaat, dat zij de overheid onder druk kunnen zetten om geen sancties op te leggen door te dreigen met verplaatsing van hun activiteiten naar een ander land. Dit brengt consumenten in gevaar en leidt tot oneerlijke concurrentie ten opzichte van andere ondernemingen en werknemers in de hele EU.

4.19

Volgens het EESC is het mogelijk om via regelmatige rapportageverplichtingen en veldonderzoek de productontwikkelingen op de voet te volgen; consumenten- en werknemersorganisaties bevinden zich in een goede positie om als klokkenluiders op te treden, vooral wanneer het gaat om gezondheid en veiligheid, en moeten als belanghebbenden op alle niveaus worden betrokken bij het opstellen en toepassen van normen.

Brussel, 4 juni 2014.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  PB C 376 van 22.12.2011, blz. 51.

(2)  Zie het artikel over tweedehandsauto's dat George Akerlof, winnaar van de Nobelprijs voor economie, in 1970 publiceerde (Akerlof, George A., The Market for 'Lemons': Quality Uncertainty and the Market Mechanism, Quarterly Journal of Economics (The MIT Press) 84 (3): 488–500. doi:10.2307/1879431).

(3)  PB C 376 van 22.12.2011, blz. 51.