14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 134/39


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

2013/C 134/10

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.

WIJZIGINGSAANVRAAG

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

WIJZIGINGSAANVRAAG OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 9

„MIEL DE CORSE”/„MELE DI CORSICA”

EG-nummer: FR-PDO-0105-0066-20.04.2011

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van de oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Nationale eisen

Overige (bijgewerkte gegevens van de groepering en de controlestructuren)

2.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van het enige document of de samenvatting

Wijziging van het productdossier voor een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document en ook geen samenvatting is bekendgemaakt

Wijziging van het productdossier waarbij geen wijziging van het bekendgemaakte enige document nodig is (artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

Tijdelijke wijziging van het productdossier als gevolg van een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die is opgelegd door de overheid (artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

3.   Wijziging(en)

3.1.   Rubriek „Beschrijving van het product”

Deze rubriek is geconsolideerd met het decreet van 30 januari 1998 inzake de gecontroleerde oorsprongsbenaming en de bijhorende technische reglementering die van kracht is sinds 1 juni 1999. De aangebrachte wijzigingen hebben betrekking op volgende elementen:

a)

Teneinde de beschrijving van het product te verduidelijken is het variëteitengamma, dat een weerspiegeling is van de verschillende tijdstippen in de loop van het jaar waarop honing wordt geproduceerd, toegevoegd aan het productdossier zoals omschreven in de nationale tekst ter erkenning van de gecontroleerde oorsprongsbenaming. Overigens wordt de indeling onder dat variëteitengamma facultatief; de honing die onder de BOB valt, wordt immers niet systematisch in één van die zes soorten ingedeeld.

b)

Een transcriptiefout wordt gecorrigeerd: het HMF-gehalte mag niet hoger liggen dan 10 mg/kg bij de verpakking en niet bij de oogst.

De grenswaarden voor HMF en watergehalte van bepaalde honingsoorten worden overigens gewijzigd om de volgende redenen:

 

wanneer de relatieve vochtigheid van de lucht meer dan 60 % bedraagt, kunnen de bijen geen honing met een watergehalte onder de 18 % produceren. Dit is met name het geval voor honing die wordt geproduceerd in de schaduw van vochtige bossen, zoals kastanjebossen, of in de loop van een zeer vochtig seizoen, zoals de herfst in Corsica. Bijgevolg zijn de honingsoorten uit kastanjebossen en najaarsmaquis inherent vochtig. Daarom wordt voorgesteld het toegelaten watergehalte van die honingsoorten op te trekken tot 19 %. Door deze wijziging wordt immers niet geraakt aan de kwaliteit van het product;

 

honing van voorjaarsmaquis met veel heide (Erica arborea) heeft door de bloemen waarvan de honing afkomstig is, een lage fructose/glucoseverhouding en een hoog gehalte aan di- en trisachariden, waardoor deze honing zeer snel kristalliseert. Vaak gebeurt het dan ook dat bijenkwekers de honing hersmelten, wat de dehydratatie van de suikers versnelt door de verhoogde temperatuur, waardoor HMF ontstaat. Deze dehydratatie van de suikers wordt nog versneld door de zuurtegraad van honing op basis van heide, die een pH tussen 3 en 4 heeft. De HMF-graad van deze honingsoorten is dus van nature hoger dan bij andere honingsoorten. Daarom wordt voorgesteld om voor honing van voorjaarsmaquis met veel heide (Erica arborea) een HMF-gehalte van ten hoogste 12 mg/kg bij de verpakking toe te staan.

3.2.   Rubriek Geografisch gebied

Om elk misverstand te vermijden, zijn de productiefasen die in het geografisch gebied moeten plaatsvinden (oogst en klaren) opgenomen in het productdossier.

3.3.   Rubriek Bewijs van de oorsprong

Wegens de ontwikkelingen in de nationale wetgeving en regelgeving werd de rubriek „Bewijs dat het product afkomstig is uit het geografische gebied” geconsolideerd; deze omvat nu met name de vereisten inzake verslaglegging en inzake het bijhouden van registers met het oog op de traceerbaarheid van het product en het toezicht op de productieomstandigheden.

Deze wijzigingen houden verband met de hervorming van het controlesysteem van oorsprongsbenamingen die is ingevoerd bij Nationaal Besluit 2006-1547 van 7 december 2006 betreffende de bevordering van landbouw- en bosbouwproducten, levensmiddelen en producten van de zee. Er wordt met name voorzien in een vergunning voor exploitanten waarin wordt erkend dat zij kunnen voldoen aan de eisen van het productdossier waarop zij zich beroepen. De controle van het productdossier van de BOB „Miel de Corse”/„Mele di Corsica” gebeurt aan de hand van een door een keuringsinstantie uitgewerkt controlesysteem.

Daarnaast wordt deze rubriek aangevuld met enkele bepalingen betreffende de registers en verklaringen waarmee de traceerbaarheid van de honing kan worden gewaarborgd.

De volgende bepaling, afkomstig uit de nationale wetgeving met betrekking tot AOC’s (Appellation d’Origine Contrôlée), werd toegevoegd aan het productdossier: „Het etiket met de oorsprongsbenaming maakt de identificatie van het product en de controle van de geproduceerde en in de handel gebrachte volumes mogelijk. Het moet zichtbaar op de pot worden aangebracht”.

Het doel van het etiket is tweeledig: enerzijds de traceerbaarheid en anderzijds de identificatie van het product. Omwille van de traceerbaarheid wordt op elke honing die onder de BOB valt, een etiket gekleefd. Het etiket vergemakkelijkt ook de identificatie van het product aangezien de benaming „Miel de Corse”/„Mele di Corsica” erop wordt vermeld.

3.4.   Rubriek Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Deze rubriek is geconsolideerd met het Decreet van 30 januari 1998 inzake de gecontroleerde oorsprongsbenaming en de bijhorende technische reglementering die van kracht is sinds 1 juni 1999. Zo werden de volgende bepalingen, die voortvloeien uit deze teksten, toegevoegd:

lijst van geteelde soorten die niet mogen worden gebruikt: o.a. kool- en raapzaad, zonnebloem, rode hanenkop, boekweit, esparcette;

uitsluitend gebruik van pure bijenwas voor de honingramen;

lijst van soorten die zijn toegestaan als brandstof: dennennaalden, eucalyptusblaadjes, rozemarijn, enz.;

verbod om de bijen de laatste twee weken vóór de honingdracht en tot de honingoogst te voederen;

er mag enkel worden geoogst op verzegelde raten. De term „volledig” werd verwijderd uit de zin „er mag enkel worden geoogst op volledig verzegelde raten”. In werkelijkheid zijn de honingraten nooit volledig verzegeld, zelfs niet wanneer de honing rijp is en klaar voor de oogst. De term „volledig” is hier niet echt op zijn plaats, aangezien de mogelijkheid bestaat dat enkele cellen niet verzegeld zijn;

specifieke aard van het slinger- en verpakkingslokaal;

voor de filtratie: vereisten met betrekking tot de grootte van de mazen van de filter, waar de honingdeeltjes doorheen moeten kunnen volgens de geldende normen;

toestemming om de honing (één keer) te hersmelten;

voorwaarde met betrekking tot de kristallisatie: „Gecontroleerde kristallisatie is toegestaan en moet gebeuren volgens de goede imkerpraktijken”.

c)

De alinea „De voor de gecontroleerde oorsprongsbenaming „Miel de Corse”/„Mele di Corsica” in aanmerking komende honing moet uitsluitend op Corsica zijn gewonnen en geklaard” is verplaatst naar de rubriek „Afbakening van het geografische gebied” in het productdossier.

d)

De alinea „Het stuifmeelkorrelspectrum van de honing moet in overeenstemming zijn met de Corsicaanse oorsprong, het watergehalte moet minder dan 18 % bedragen en het HMF-gehalte mag niet hoger liggen dan 10 mg/kg bij de verpakking” is verplaatst naar de rubriek „Beschrijving van het product”.

3.5.   Rubriek Verband

Deze rubriek werd bijgewerkt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen.

Zij is ook uitgebreid om beter het verband aan te tonen tussen de kenmerken van „Miel de Corse”, het geografische gebied en de knowhow.

3.6.   Rubriek Etikettering

Deze rubriek werd bijgewerkt om te verduidelijken dat de vermelding Appellation d’origine contrôlée (gecontroleerde oorsprongsbenaming) of AOC werd vervangen door de vermelding Appellation d’origine protégée (beschermde oorsprongsbenaming) of AOP en dat het BOB-symbool van de Europese Unie op de verpakking van de producten moet worden aangebracht.

De volgende bepaling, gebaseerd op de nationale wetgeving met betrekking tot de gecontroleerde oorsprongsbenaming „Miel de Corse”/„Mele di Corsica”, werd toegevoegd: „Het etiket met de oorsprongsbenaming maakt de identificatie van het product en de controle van de geproduceerde en in de handel gebrachte volumes mogelijk. Het moet zichtbaar op de pot worden aangebracht.”

3.7.   Rubriek Nationale eisen

In het licht van ontwikkelingen in de nationale wetgeving en regelgeving is de rubriek „Nationale eisen” in een tabel gegoten met de belangrijkste te controleren parameters, de referentiewaarden en de evaluatiemethode.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

„MIEL DE CORSE”/„MELE DI CORSICA”

EG-nummer: FR-PDO-0105-0066-20.04.2011

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Naam

„Miel de Corse”/„Mele di Corsica”

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.4.

Andere producten van dierlijke oorsprong (eieren, honing, diverse zuivelproducten met uitzondering van boter, enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

„Miel de Corse”/„Mele di Corsica” is een product met een complexe floristische samenstelling, met name gekenmerkt door de aanwezigheid van typische elementen van de Corsicaanse flora.

De algemene eigenschappen van het product kunnen worden beschreven aan de hand van een indeling in variëteiten die gebaseerd is op de verschillende honingproducties in de loop van het jaar, met de volgende namen:

 

Voorjaar

 

Voorjaarsmaquis

 

Maquishoningdauw

 

Kastanjebos

 

Zomermaquis

 

Najaarsmaquis

De geuren, aroma's en smaken van „Miel de Corse”/„Mele di Corsica” kunnen verschillen naar gelang van de variëteit. De honing moet vrij zijn van vreemde geuren, aroma’s of smaken.

Om onder de vermelde variëteiten te vallen, moeten de honingsoorten enerzijds voldoen aan de hieronder omschreven visuele, geur- en smaakkenmerken en anderzijds moet hun pollensamenstelling overeenstemmen met de hieronder vermelde plantenassociaties.

Honing

Visuele kenmerken

Geurkenmerken

Smaakkenmerken

Belangrijkste plantenassociaties

Voorjaar

Zeer licht tot licht goudkleurig

Intensiteit: zwak tot gemiddeld

Intensiteit van het aroma: laag tot gemiddeld

Clementineboom (Citrus aurantium x deliciosa) in combinatie met fruitbomen en kiwi evenals andere soorten van het maquis rondom de plantages: cistusroos, eik, rolklaver, wilg, braam, bottelroos, mirte, eucalyptus, hypocist

of

Affodil (Asphodelus sp.) of wikke (Vicia sp.) of slangenkruid (Echium sp.) of distels van het geslacht Galactites in combinatie met verschillende soorten van het maquis (zie maquis met Erica)

Aard: planten- of bloemengeur (gekookt fruit of zuivelproduct)

Aard: fruitig, bloemachtig, vers en geraffineerd of vers fruit, plantaardig, melkachtig

Smaak: normale of gemiddelde gesuikerdheid, zonder bijzondere zuurheid of licht zuur

Langdurigheid en nasmaak: zwak tot matig zonder nasmaak

Voorjaarsmaquis

Amberkleurig tot donker amberkleurig

Intensiteit: gemiddeld

Intensiteit van het aroma: gemiddeld, meer of minder uitgesproken

Boomhei (Erica arborea) in combinatie met andere nectarproducerende soorten, voornamelijk vlinderlavendel (Lavandula stoechas) en/of

wilg (Salix sp.)

rolklaver (Lotus sp.)

slangenkruid (Echium sp.)

klaver, affodil

brem (Cytisus), doornheidebrem (Calicotome)

Anthyllis hermanniae

gamander (Teucrium sp.), heidebrem (Genista sp.)

meidoorn (Crataegus monogyna)

met pollen van:

cistusroos — eik — bloemes

buks en/of tamme kastanje

Aard: bloemachtig, in meerdere of mindere mate „kokosachtig”, zoethout, leder

Aard: geraffineerd, meer of minder kenmerkend. Donkere karamel, cacao

Smaak: normale gesuikerdheid zonder bijzondere zuurheid of bitterheid

Langdurigheid en nasmaak: zwak tot matig, lichte nasmaak

Maquishoningdauw

Donker

Intensiteit: Zwak

Intensiteit van het aroma: gemiddeld tot sterk, meer of minder uitgesproken

De drie soorten cistusroos (Cistus sp.), in combinatie met vlinderlavendel, gele hypocist (Cytinus hypocistis), doornheidebrem (Calicotome), zandblauwtje (Jasione montana), distels van het geslacht Galactites, mirte (Myrtus communis), eucalyptus …

of

Eik (Quercus sp.) en verschillende soorten van het maquis (zie maquis met Erica)

Aard: Plantaardig, houtachtig, ietwat pikant, karamel, licht dierlijk, muskusachtig

Aard: rijpe vruchten, droog. Gekookte suiker, zoethout, karamel. (balsamico, gekookte wijn)

Smaak: niet te gesuikerd, duidelijk zuur, moutachtig

Langdurigheid en nasmaak: nogal aanhoudende smaak in de mond

Kastanjebos

Amberkleurig tot donker amberkleurig

Intensiteit: Gemiddeld tot sterk

Intensiteit van het aroma: gemiddeld tot sterk

Tamme kastanje (Castanea sativa) in combinatie met voornamelijk:

braam (Rubus sp.) en plantensoorten van het maquis:

Erica

Anthyllis

Teucrium

Genista

met eik en cistusroos evenals klimop (Hedera helix) en clematis (Clematis sp.)

Aard: fenolachtig, aromatisch, houtachtig, tanineachtig

Aard: fenolachtig, overrijpe appel

Smaak: weinig gesuikerd, scherp, tannineachtig, duidelijk bitter (in meerdere of mindere mate)

Langdurigheid en nasmaak: lang aanhoudende smaak in de mond. Bittere nasmaak

Zomermaquis

Licht tot licht amberkleurig

Intensiteit: Zwak tot zeer zwak

Intensiteit van het aroma: gemiddeld, vrij aromatisch voor een honing met een lichte kleur

Anthyllis hermanniae

verschillende soorten heidebrem (Genista sp.)

amberkruid (Teucrium marum)

braam (Rubus sp.)

karwijtijm (Thymus herba-barona)

Aard: plantaardig, algemeen honingachtig

Aard: bloemachtig, fruitig, aromatisch, aromatisch hout

Smaak: eerder hoge gesuikerdheid, zonder bijzondere zuurheid of bitterheid

Langdurigheid en nasmaak: kortdurend en zonder nasmaak

Najaarsmaquis

Licht amberkleurig

Intensiteit: Gemiddeld tot sterk

Intensiteit van het aroma: gemiddeld tot sterk

Aardbeiboom (Arbutus unedo) in combinatie met

klimop (Hedera helix)

tamme kastanje (Castanea sativa)

braam (Rubus sp.)

kleverige alant (Inula viscosa)

steekwinde (Smilax aspera)

Aard: Fenolachtig, koffiedik, schors, houtgeur (bijenkorf, gentiaan)

Aard: fenolachtig, koffiedik

Smaak: meer of minder uitgesproken bitterheid, duidelijk merkbaar

Langdurigheid en nasmaak: langdurig tot zeer langdurig en bittere nasmaak

De honing moet de volgende kenmerken vertonen:

 

stuifmeelkorrelspectrum in overeenstemming met de Corsicaanse oorsprong;

 

watergehalte: minder dan 18 %, met uitzondering van honing van kastanjebossen en late honingdrachten uit najaarsmaquis (minder dan 19 %);

 

HMF-gehalte (hydroxymethylfurfural): niet hoger dan 10 mg/kg bij de verpakking, met uitzondering van honing van voorjaarsmaquis met veel heide (Erica arborea) (ten hoogste 12 mg/kg bij de verpakking).

De honing moet gemaakt zijn van nectar en/of honingdauw die door bijen van het Corsicaanse ecotype Apis mellifera mellifera L. werd ingezameld binnen natuurlijke plantengemeenschappen op Corsica.

Honing die afkomstig is van geteelde soorten (met name kool- en raapzaad, zonnebloem, rode hanenkop, boekweit, esparcette) valt niet onder de BOB, met uitzondering van honing van citrusvruchten.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

Het is verboden de bijen de laatste twee weken vóór de honingdracht en tot de honingoogst te voederen.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Het oogsten en klaren van de honing moet binnen het afgebakende geografische gebied plaatsvinden.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Naast de door de algemene regelgeving verplichte vermeldingen, moeten op de etiketten van honing die onder de beschermde oorsprongsbenaming „Miel de Corse”/„Mele di Corsica” valt, de volgende elementen zijn aangebracht:

de vermelding „Miel de Corse”/„Mele di Corsica”,

de vermelding „Appellation d'origine protégée” of „AOP”,

het BOB-logo van de Europese Unie.

De letters van de vermelding „Miel de Corse”/„Mele di Corsica” moeten een lettergrootte hebben die minstens de helft is van de grootste letters die voorkomen op het etiket. Onmiddellijk vóór of na de vermelding moet „Appellation d'origine protégée” (beschermde oorsprongsbenaming) of „AOP” staan.

Deze vermeldingen moeten duidelijk, leesbaar en onuitwisbaar zijn. Ze staan in hetzelfde gezichtsveld, waar bovendien ook, in kleinere letters, de honingvariëteit kan zijn vermeld.

Een verwijzing naar de afkomst (bloemen of planten) is enkel toegestaan als aanvulling op de variëteit indien het product overwegend is gemaakt van de vermelde soort en er de organoleptische, fysisch-chemische en stuifmeelkenmerken van bezit.

Het etiket met de oorsprongsbenaming maakt de identificatie van het product en de controle van de geproduceerde en in de handel gebrachte volumes mogelijk. Het wordt verplicht op zichtbare wijze aangebracht op de pot.

4.   Beknopte omschrijving van de afbakening van het geografische gebied

Het geografische gebied strekt zich uit over het hele eiland Corsica (de departementen Haute-Corse en Corse du Sud).

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

Specificiteit van het natuurlijke milieu

Insulair karakter en geografische identiteit:

 

Typisch voor Corsica is zijn bijzondere natuurlijke milieu. Het insulaire karakter is een pluspunt voor de afbakening van het productiegebied.

 

Corsica is een bergachtig eiland met een zeer grillig reliëf. Het kan worden onderverdeeld in drie grote geologische zones: graniet in het westen en het zuiden, leisteen in het noorden en het oosten en afzettingsgesteente in het centrale laaggelegen gebied.

 

De bodem is eerder zurig, waardoor er hoofdzakelijk zuurminnende plantensoorten aanwezig zijn.

 

Corsica kent zachte temperaturen en aanzienlijke, maar onregelmatige, neerslaghoeveelheden.

 

Gezien de grote temperatuur- en neerslagverschillen tussen de kust en de hoge bergtoppen kunnen er drie klimaattypes worden onderscheiden. Deze natuurlijke factoren zorgen voor een bijzondere flora met plantengemeenschappen en een verticale zonering van de vegetatie die typisch zijn voor Corsica.

 

Het maquis op Corsica heeft een aantal typische structurele, architecturale en floristische kenmerken die ontegensprekelijk samenhangen met de eigenheid van het eiland. Het gaat om een endemische vegetatie die zeer grote oppervlakten over het hele eiland bestrijkt, vanaf de kust tot op een hoogte van ongeveer 1 200 meter.

 

Bepaalde soorten vertonen een zeer hoge bedekkingsgraad en zijn wijdverspreid van de kust tot op de hoogten, waardoor ze op verschillende tijdstippen bloeien. Hierdoor is er in elk seizoen, naargelang van het gebied, nectar aanwezig, weliswaar in een wisselende samenstelling naargelang van de jaarlijkse klimaatcyclus: boomhei gedurende het ganse voorjaar, tamme kastanje in het begin van de zomer en aardbeiboom in het najaar en de winter.

 

Naast deze overheersende planten die over het hele eiland voorkomen, zijn er ook talrijke soorten met een meer plaatselijke verspreiding ten gevolge van hun specifieke bodem- of temperatuurvereisten, wat aanleiding geeft tot microregionale differentiatie.

 

Van oudsher werd een bijeenteelt ontwikkeld die maximaal inspeelt op de mogelijkheden van deze bijzondere flora.

Specificiteit van de menselijke factoren

Uit gereedschap en geschriften blijkt dat de bijenteelt op Corsica reeds lang bestaat.

Talrijke geschriften getuigen dat er sinds de Oudheid overvloedig honing aanwezig was, die in het wild werd „geplukt”.

Volgens de auteurs uit die periode had de Corsicaanse honing zijn faam te danken aan de combinatie van een omvangrijke productie, de economische waarde (heffingen) en de geneeskracht ervan.

Vanaf het einde van de 16e en het begin van de 17e eeuw tonen rechtszaken aan dat de bijeenteelt een landbouwactiviteit op zich is geworden.

Vanaf 1976 komen imkers samen en stellen ze een echt ontwikkelingsplan op voor de bijeenteelt. De eerste onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten worden op touw gezet, met name over de typering van het bijenbestand met het oog op selectie en over het product om zo tot een echt referentiesysteem te komen.

Tegenwoordig is de bijenteelt voor veel producenten weer de hoofdactiviteit.

Zodra de bijenteelt de fase van het plukken in het wild was ontgroeid, hebben de imkers aangepast gereedschap ontwikkeld. Dit verschilt weliswaar van de instrumenten die tegenwoordig worden gebruikt, maar soms kan men in de dorpen nog enkele traditionele exemplaren vinden. De bijenteelt is dus alom tegenwoordig in de geschiedenis van Corsica.

Het ecotype van de Corsicaanse bij, een bijzonder bestand

Een biometrische studie met meer dan 6 000 metingen heeft aangetoond dat er op het eiland een bijenpopulatie leeft die zich zowel van de Italiaanse bij als van de zwarte continentale bij onderscheidt door een langere tong, een hogere cubitaalindex en een vrij korte beharing.

Wat gedrag en productie betreft, kan dit ecotype, dat uitstekend is aangepast aan de milieuomstandigheden en in het bijzonder aan de klimaatschommelingen, optimaal gebruik maken van de opeenvolging van perioden van uitbundige bloei in de loop van het jaar.

De aanpassing van het ecotype „Corsicaanse bij” aan de milieuomstandigheden uit zich in een specifieke jaarlijkse biologische ontwikkelingscyclus. Deze is van het mediterrane type: de „kritieke” periode is te wijten aan de droogte in de zomer (geen eileg in augustus), terwijl de onderbreking van de ontwikkeling in de winter kort tot bijna onbestaand is aan de kust. Voor de bijenteelt en de productie garandeert deze aanpassing een methodische en betrouwbare exploitatie van de totaliteit van de natuurlijke hulpbronnen.

5.2.   Specificiteit van het product

De honing die onder de benaming „Miel de Corse”/„Mele di Corsica” valt, is een authentiek product dat kan worden ingedeeld in verschillende variëteiten. Deze indeling is gebaseerd op de tijdstippen in het jaar waarop honing wordt geproduceerd.

De honing kan afkomstig zijn van verschillende soorten bloemen of van honingdauw.

Daardoor kunnen de geur, het aroma, de smaak en de kleur erg variëren. De meeste van deze honingsoorten zijn erg specifiek. Het gamma gaat van zeer zachte tot zeer sterke en van zeer lichte tot zeer donkere honingsoorten met aroma’s van bloemig en fruitig tot aromatisch of fenolachtig.

Vreemde geuren, aroma’s of smaken (uitgesproken rookgeur, oude was …) zijn echter in geen geval toegestaan.

De honing moet vrij zijn van vreemde deeltjes of onzuiverheden met een diameter die groter is dan 0,1 mm, zoals bijvoorbeeld was. De enige partikels die de honing van nature bevat, zijn microscopische deeltjes (stuifmeelkorrels of algen en microscopische sporen van schimmels in het geval van honingdauw).

Het juiste watergehalte voorkomt gisting, waardoor een uitstekende kwaliteit wordt verkregen.

Het gehalte aan HMF, een afbraakproduct van fructose, stijgt naarmate de honing ouder wordt; het vastgestelde maximumgehalte garandeert dus de versheid van het product.

Via stuifmeelanalyse kan de herkomst van de honing worden bepaald (al dan niet uit Corsica, met precisering van de microregio) dankzij de kenmerken van de in de honing aanwezige stuifmeelkorrels. Op die manier kan eventuele nectar die afkomstig is van geteelde oliegewassen (zoals kool- en raapzaad of zonnebloem, die in Corsica evenwel weinig voorkomen in de akkerbouw), waardoor de honing niet onder de BOB valt, worden opgespoord.

Alle taxa die bij een complete stuifmeelanalyse van een beschermde honing worden aangetroffen, moeten deel uitmaken van de regionale flora. De taxa die niet aanwezig mogen zijn, zijn soorten die in de Corsicaanse flora niet of slechts zeer plaatselijk voorkomen, maar kenmerkend zijn voor andere honingsoorten uit het Europese Middellandse-Zeegebied.

Honing die onder de beschermde benaming valt, mag geen stuifmeel bevatten van de volgende soorten:

 

Voor de geteelde soorten:

Onobrychis viciifolia: esparcette

Brassica napus: kool- en raapzaad

Helianthus annuus: zonnebloem

Hedysarum coronarium: rode hanenkop

Fagopyrum esculentum: boekweit.

 

Voor de niet-geteelde soorten:

het geslacht Hypecoum

Loranthus europaeus

Rhus cotinus en Rhus coriaria

Calluna vulgaris

Thymus vulgaris.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

Het typische karakter van Corsicaanse honing is terug te voeren op de omgeving, met haar bijzondere klimaat, topografie en bodemomstandigheden. Doordat Corsica een bergachtig eiland is, liggen de verschillende vegetatiegordels immers dicht bij elkaar.

De organoleptische kenmerken van de honing worden sterk beïnvloed door de hoofdingrediënten die aan de basis liggen van het product.

Uit het variëteitengamma blijkt duidelijk het verband tussen de organoleptische bijzonderheden van honing uit Corsica en de voornaamste plantengemeenschappen die typisch op het eiland voorkomen. Het variëteitengamma is ingedeeld op basis van de belangrijkste opeenvolgende bloeitijden in de loop van het jaar.

Elke categorie stemt overeen met een bepaald landschap, een bepaald type vegetatie en bepaalde karakteristieke plantengemeenschappen.

Doordat de productie bijna uitsluitend op basis van natuurlijke vegetatie gebeurt, kunnen de oogsten zowel in de loop van eenzelfde jaar als tussen opeenvolgende jaren verschillen vertonen die groter zijn dan bij geteelde gewassen.

Er kan bijna het hele jaar worden geoogst: van april tot oktober/november of zelfs tot februari.

De eigenheid van de Corsicaanse flora is doorslaggevend voor de bepaling van de geografische herkomst van de honing.

De variatie in de samenstelling, zowel wat de hoofdbestanddelen (suiker en water) als de overige bestanddelen (diverse stoffen) betreft, in samenhang met de kenmerken van de honing, heeft hoofdzakelijk te maken met de flora die de grondstof voor de honing levert.

Om het verband met het gebied te bepalen, zijn de stuifmeelanalyse en de organoleptische analyse van kapitaal belang, voornamelijk bij het vaststellen van de kenmerken van de honing. Het stuifmeel dat in de honing aanwezig is, varieert qua aard en hoeveelheid naargelang van de geografische en botanische oorsprong. De stuifmeelkorrel, de „identiteitskaart” van de soort waarvan hij afkomstig is, verraadt dan ook de wisselwerking tussen de bijenkolonie en de omgeving en kan het verband aantonen tussen het product en zijn gebied van herkomst. Op basis van de in de honing aanwezige stuifmeelkorrels kan de herkomst van de honing worden bepaald (al dan niet uit Corsica, met precisering van de microregio).

Via organoleptische of sensorische analyse kunnen kleur, aroma en smaak van de honing worden bepaald. Er bestaat een direct verband tussen deze verschillende zintuiglijke waarnemingen en de oorsprong en de samenstelling van de honing.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (3))

https://www.inao.gouv.fr/fichier/CDCMielDeCorse.pdf


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(3)  Vgl. voetnoot 2.