52013PC0922

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail /* COM/2013/0922 final - 2013/0445 (NLE) */


INHOUDSOPGAVE

TOELICHTING......................................................................................................................... 5

1........... ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL.............................................................. 5

1.1........ Algemene context......................................................................................................... 5

1.2........ Motivering en doelstellingen voor een gemeenschappelijke onderneming voor het spoorvervoer   5

2........... RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN..................................................................................... 7

2.1........ Raadpleging van de belanghebbende partijen en gebruik van expertise...................... 7

2.2........ Effectbeoordeling......................................................................................................... 7

3........... JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL............................................ 8

3.1........ Inhoud van het voorstel................................................................................................ 8

3.2........ Rechtsgrondslag........................................................................................................... 8

3.3........ Subsidiariteit en evenredigheid.................................................................................... 8

4........... GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING.................................................................... 9

VERORDENING VAN DE RAAD tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail................................................................................................... Error! Bookmark not defined.

FINANCIEEL MEMORANDUM.......................................................................................... 24

1........... KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF....................................................... 24

1.1........ Benaming van het voorstel/initiatief........................................................................... 24

1.2........ Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur.......................................... 24

1.3........ Aard van het voorstel/initiatief................................................................................... 24

1.4........ Doelstelling(en)........................................................................................................... 24

1.5........ Motivering van het voorstel/initiatief......................................................................... 24

1.6........ Duur en financiële gevolgen....................................................................................... 24

1.7........ Beoogde beheersvorm(en).......................................................................................... 24

2........... BEHEERSMAATREGELEN................................................................................... 24

2.1........ Regels inzake het toezicht en de verslagen................................................................. 24

2.2........ Beheers- en controlesysteem....................................................................................... 24

2.3........ Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden................................ 24

3........... GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 24

3.1........ Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven   24

3.2........ Geraamde gevolgen voor de uitgaven........................................................................ 24

3.2.1..... Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven...................................... 24

3.2.2..... Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten............................................................ 24

3.2.3..... Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten............................................. 24

3.2.4..... Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader.................................... 24

3.2.5..... Bijdrage van derden aan de financiering.................................................................... 24

3.3........ Geraamde gevolgen voor de ontvangsten.................................................................. 24

1........... KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF....................................................... 25

1.1........ Benaming van het voorstel/initiatief........................................................................... 25

1.2........ Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur.......................................... 25

1.3........ Aard van het voorstel/initiatief................................................................................... 25

1.4........ Doelstelling(en)........................................................................................................... 25

1.4.1..... De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie  25

1.4.2..... Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten............................. 25

1.4.3..... Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en).................................................................. 26

1.4.4..... Resultaat- en effectindicatoren................................................................................... 26

1.5........ Monitoring en rapportering op programmaniveau op basis van project- en werkpakketgegevens en met inbegrip van de toetsing van de resultaten aan een aantal tevredenheidscriteria; De monitoring van het projectbeheer ter beoordeling van de algemene kwaliteit en de conformiteit met het strategisch werkprogramma. Motivering van het voorstel/initiatief............................................. 26

1.5.1..... Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien........................ 26

1.5.2..... Toegevoegde waarde van de deelname van de EU.................................................... 26

1.5.3..... Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan............ 27

1.5.4..... Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten...................... 27

1.6........ Duur en financiële gevolgen....................................................................................... 28

1.7........ Beoogde beheersvorm(en).......................................................................................... 28

2........... BEHEERSMAATREGELEN................................................................................... 29

2.1........ Regels inzake het toezicht en de verslagen................................................................. 29

2.2........ Beheers- en controlesysteem....................................................................................... 29

2.2.1..... Geconstateerd(e) risico('s).......................................................................................... 29

2.2.2..... Intern controlesysteem................................................................................................ 29

2.2.3..... Kosten en baten van de controles............................................................................... 29

2.2.4..... Verwacht foutenrisico................................................................................................ 30

2.3........ Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden................................ 30

3........... GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 32

3.1........ Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven   32

3.2........ Geraamde gevolgen voor de uitgaven........................................................................ 34

3.2.1..... Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven...................................... 34

3.2.2..... Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten............................................................ 36

3.2.3..... Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten............................................. 37

3.2.3.1.. Samenvatting.............................................................................................................. 37

3.2.3.2.. Geraamde personeelsbehoeften.................................................................................. 39

3.2.4..... Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader.................................... 41

3.2.5..... Bijdrage van derden aan de financiering.................................................................... 41

TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.        Algemene context

Om de ambitieuze EU-doelstellingen op het gebied van klimaatverandering, energievoorziening en milieu te halen zal het spoor de volgende decennia een aanzienlijk deel van de steeds toenemende vervoersvraag moeten opvangen. In haar Witboek van 2011 "Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte"[1] heeft de Commissie benadrukt dat een eengemaakte Europese spoorwegruimte essentieel is om een concurrerend Europees vervoerssysteem te creëren dat zuiniger met hulpbronnen omspringt. In dat licht heeft zij het vierde spoorwegpakket[2] aangenomen. Dat pakket bevat voorstellen om de overblijvende administratieve, technische en regelgevende belemmeringen die de opening van de markt en interoperabiliteit van het spoor in de weg staan, weg te werken. De algemene doelstelling om een interne spoorwegmarkt tot stand te brengen en het spoor efficiënter en klantgerichter te maken vergt een innovatieve aanpak doorheen de volledige spoorwaardeketen en op het gebied van bedrijfsmodellen, diensten en producten. Om dat te bereiken moeten de inspanningen op het gebied van onderzoek en innovatie sterk worden opgevoerd.

Een van de hoofddoelstellingen van Horizon 2020, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie voor de periode 2014-2020, is de Europese industrie te versterken door de ondersteuning van onderzoek en innovatie in diverse belangrijke industriële sectoren. Het programma voorziet met name in het opzetten van publiek-private partnerschappen (PPP's), om die sectoren te ondersteunen en een antwoord te helpen bieden op de grote uitdagingen waar Europa mee wordt geconfronteerd. Als onderdeel van het in juli 2013[3] aangekondigde pakket investeringen in innovatie heeft de Commissie reeds een aantal wetgevingsvoorstellen ingediend tot oprichting van PPP's in het kader van het Kaderprogramma Horizon 2020, in de vorm van gemeenschappelijke ondernemingen voor de verwezenlijking van de gezamenlijke technologie-initiatieven in verschillende industriële sectoren. Dit voorstel sluit naadloos aan bij de geplande gemeenschappelijke ondernemingen van het gezamenlijk technologie-initiatief in het kader van het investeringspakket innovatie.

1.2.        Motivering en doelstellingen voor een gemeenschappelijke onderneming voor het spoorvervoer

Een nieuwe dynamiek in de spoorwegsector tot stand brengen is een van de prioriteiten van het Europees vervoersbeleid om ervoor te zorgen dat het spoor de concurrentie met de andere vervoerswijzen aankan. Nieuwe technologieën kunnen een belangrijke rol spelen bij de modernisering van de Europese spoorwegen, de exploitatie- en infrastructuurkosten drukken en nieuwe commerciële perspectieven creëren voor de Europese spoorwegindustrie. De jongste decennia hebben grote Europese investeringen in onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer de Europese spoorwegindustrie geholpen om haar wereldleiderschap te handhaven, met name dankzij de ontwikkeling van hogesnelheidstreinen, ERTMS, automatische metrosystemen enz. Uit een recente studie van het concurrentievermogen van de spoorwegindustrie blijkt dat Azië de leiderspositie van Europa als grootste markt voor spoorweguitrusting[4] aan het overnemen is dankzij de groeiende investeringen in onderzoek en innovatie in landen als China en Korea.

Tegelijk lijden onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer onder de volgende markt- en systeemtekortkomingen die overheidsmaatregelen rechtvaardigen:

· sterke mate van productspecialisatie door de uiteenlopende nationale normen en exploitatiecontexten;

· het ontbreken van een systeembenadering op het gebied van innovatie vanwege een beperkte of niet-gecoördineerde deelname van de actoren uit de volledige spoorwaardeketen en de complexiteit van de interfaces tussen spoorsubsystemen;

· te weinig private investeringen in onderzoek en innovatie en moeizame marktintroductie door de kleine operationele marges en het gebrek aan financiering doorheen de volledige innovatiecyclus;

· grotere financiële risico's door de kapitaalintensiviteit van investeringen en de lange levenscyclus van producten.

Om deze problemen aan te pakken wordt voorgesteld een gemeenschappelijke onderneming op te richten die belast wordt met de Europese coördinatie van het onderzoeks- en innovatiebeleid inzake spoorvervoer, om de voltooiing van de eengemaakte Europese spoorwegruimte te ondersteunen en de concurrentiepositie van de spoorwegsector in de Unie te versterken ten opzichte van andere vervoerswijzen en buitenlandse concurrenten.

De doelstellingen van de voorgestelde gemeenschappelijke onderneming voor het spoor zijn:

· faciliteren van gezamenlijke visievorming en strategische planning;

· ontwikkelen van een programmeringsbeleid voor Europees onderzoek en innovatie om een brede focus te creëren die alle potentiële partners omvat;

· tot stand brengen van de nodige kritische massa om de vereiste schaal en reikwijdte te garanderen;

· een efficiënte besteding van publieke en private middelen waarborgen.

Met name door de ontwikkeling, integratie, demonstratie en validering van innoverende technologieën en oplossingen voor rollend materieel, infrastructuur en systemen voor verkeersbeheer zal de gemeenschappelijke onderneming de marktintroductie van technologische doorbraken versnellen en faciliteren, een doelstelling die aan de hand van de volgende prestatie-indicatoren kan worden gemeten:

· levenscycluskosten en concurrentiepositie, gedefinieerd als een verlaging van de algemene totale kosten van spoorvervoer, waardoor de kosten voor gebruikers en de kosten van overheidssubsidies voor de belastingbetaler worden gedrukt;

· capaciteit en gebruikersvraag, gedefinieerd als de op een bepaalde route geboden frequentie van treinen/metro's/trams per uur, alsmede de passagiersbezetting en de vervoerde goederenvolumes;

· betrouwbaarheid en kwaliteit van de dienst, gedefinieerd als de verbetering van de stiptheid, enerzijds in het licht van de door de treingebruikers gewenste verbetering van de stiptheid en anderzijds in het licht van de vereiste investeringen in nieuw materieel. Betrouwbaarder materieel is immers beter inzetbaar.

Deze doorbraken zullen bovendien bijdragen tot het wegwerken van de resterende technische belemmeringen voor de interoperabiliteit en de externe kosten van het spoorvervoer drukken.

Uit studies van de spoorwegsector blijkt dat een gecoördineerde investering van EUR 800 miljoen tot EUR 1 miljard in onderzoek en innovatie, binnen een duidelijk afgebakend publiek-privaat samenwerkingsverband, de totale levenscycluskosten tot 50 % zou drukken, de totale capaciteit tot 100 % zou doen toenemen en de betrouwbaarheid in de verschillende spoormarktsegmenten tot 50 % kan opkrikken.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

2.1.        Raadpleging van de belanghebbende partijen en gebruik van expertise

De belanghebbenden werden uitvoerig geraadpleegd. Op 28 juni 2013 is een open internetraadpleging gestart. Tijdens die twaalf weken durende raadpleging, tot 19 september 2013, konden alle belanghebbenden hun standpunten meedelen. De Commissie ontving 372 antwoorden, waaronder 152 reacties van individuele burgers en 220 van vertegenwoordigers van organisaties en instanties. De antwoorden kwamen uit 24 verschillende EU-lidstaten en zijn derhalve zeer representatief voor de hele Unie. 60 % van de antwoorden was afkomstig uit de vijf landen die op dit moment de meeste EU-middelen voor onderzoek op het gebied van spoorvervoer ontvangen: Frankrijk, Spanje, Italië, Duitsland en het VK.

De meeste respondenten waren private ondernemingen (42 %), gevolgd door onderzoeksinstellingen en universiteiten (21,8 %), brancheorganisaties en kamers van koophandel (11,5 %), het mkb (10 %) en overheidsinstanties (5,5 %). De overige respondenten waren ngo's, zelfstandigen of anderen. De meeste respondenten kwamen uit de spoorwegindustrie (rollend materieel, voertuigonderdelen, productie en bouw). Infrastructuurbeheerders vertegenwoordigden slechts 5 %, spoorwegondernemingen 4 %.

Naast de onlineraadpleging werd overleg gepleegd met vertegenwoordigers uit de sector.

Op 12 september 2013 werd een vergadering van de belanghebbenden georganiseerd, waaraan 85 vertegenwoordigers van belanghebbenden deelnamen. Meer informatie over het raadplegingsproces staat in bijlage V van de effectbeoordeling.

2.2.        Effectbeoordeling

Voor dit voorstel voor een verordening heeft de Commissie een effectbeoordeling uitgevoerd, die bij als bijlage bij het voorstel is gevoegd. In de effectbeoordeling zijn verschillende opties voor de organisatie van de geplande activiteiten inzake onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer onderzocht, waaronder de voortzetting van gezamenlijk onderzoek, de oprichting van een contractuele PPS, de oprichting van een institutionele PPS in de vorm van een gezamenlijke onderneming of de coördinatie van onderzoek en innovatie door het Europees Spoorwegbureau. Uit de effectbeoordeling is gebleken dat, ondanks de langere termijn die nodig is om een gezamenlijke onderneming op te richten en rekening houdend met de ervaring die met bestaande gemeenschappelijke ondernemingen is opgedaan, de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming de meest geschikte bestuursstructuur is voor de uitvoering van de toekomstige activiteiten inzake onderzoek en innovatie.

Het belangrijkste voordeel van een gemeenschappelijke onderneming is dat de verantwoordelijkheid voor de coördinatie, programmering en uitvoering van onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer bij een specifieke administratieve structuur berust. Dat waarborgt een betere continuïteit en leidt tot minder versnippering van de inspanningen inzake onderzoek en innovatie. Door in nauwe samenwerking met alle marktspelers een strategisch langetermijnplan en gedetailleerde werkprogramma's op te stellen, worden de kwaliteit en relevantie van de toekomstige onderzoeks- en innovatieprojecten voor de ondersteuning van de concurrentiepositie van het spoor gewaarborgd. De leidende rol van de Commissie zal er voorts voor zorgen dat de onderzoeks- en innovatiestrategie spoort met de doelstelling om een eengemaakte Europese spoorwegruimte tot stand te brengen. De stabiliteit van de gemeenschappelijke onderneming en de sterke, juridisch bindende verbintenissen van de Unie en de industriële partners waarborgen een sterker hefboomeffect dan de andere opties. De gemeenschappelijke onderneming waarborgt ook een brede en evenredige deelname van de belanghebbenden dankzij flexibele en transparante aansluitingsvoorwaarden en adviesbevoegdheden.

Ook uit de openbare raadpleging komt de gemeenschappelijke onderneming als voorkeuroptie naar voren. Zij wordt tweemaal zo doeltreffend geacht als de andere opties. Vier op vijf respondenten zijn van oordeel dat een gemeenschappelijke onderneming een doeltreffend tot zeer doeltreffend instrument is om de geschetste uitdagingen aan te pakken.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

3.1.        Inhoud van het voorstel

Dit voorstel behelst de oprichting van de Gemeenschappelijke onderneming Shift2Rail (Gemeenschappelijke onderneming S2R) op grond van artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De standaardbepalingen betreffende de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zijn identiek aan die van de in juli 2013 voorgestelde vijf gemeenschappelijke ondernemingen van het gezamenlijk technologie-initiatief. Aangezien de kerntaak van S2R erin bestaat bij te dragen tot de totstandkoming van de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte, wordt van de overheden een grotere rol verwacht in de Gemeenschappelijke Onderneming S2R dan in de gemeenschappelijke ondernemingen voor de gezamenlijke technologie-initiatieven en wordt voor S2R een afwijkende bestuursstructuur voorgesteld.

De Gemeenschappelijke Onderneming S2R wordt opgericht voor een beperkte termijn, namelijk tot 31 december 2024. Ze wordt opgericht door de Unie, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, en de andere in bijlage II bij deze verordening genoemde stichtende leden. De activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden gezamenlijk gefinancierd door de Unie en de andere leden van S2R.

3.2.        Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 187 VWEU. De regels voor deelname aan en de verspreiding van resultaten van Horizon 2020 zijn van toepassing.

3.3.        Subsidiariteit en evenredigheid

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door nationale programma's worden bereikt omdat de schaal van de uitdaging de mogelijkheden van de individuele lidstaten overstijgt. Er bestaan significante verschillen tussen de nationale programma's. Vanwege de fragmentatie en occasionele overlappingen zijn efficiëntere maatregelen op EU-niveau vereist. Door de inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling op EU-niveau te bundelen en te coördineren is de kans op welslagen groter gezien enerzijds het grensoverschrijdende karakter van de te ontwikkelen infrastructuur en technologieën en anderzijds de noodzaak om voldoende middelen bijeen te brengen. De betrokkenheid van de EU zal, niet alleen door gemeenschappelijk prenormatief onderzoek ter ondersteuning van de opstelling van normen, maar ook door de feitelijke normalisatie die zal ontstaan uit de nauwe onderzoekssamenwerking en de transnationale demonstratieprojecten, de onderzoeksprogramma's helpen rationaliseren en de interoperabiliteit van de ontwikkelde systemen waarborgen. Deze normalisatie zal een bredere markt openen en concurrentie in de hand werken. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan de bepalingen van deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om de doelstellingen ervan te bereiken.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De financiële bijdrage van de Unie aan Shift2Rail bedraagt maximaal EUR 450 miljoen[5], inclusief bijdragen van de EVA, betaald uit de in de algemene begroting van de Unie gereserveerde kredieten voor het specifieke programma van Horizon 2020 voor de uitvoering van het kaderprogramma Horizon 2020. Deze bijdrage wordt gefinancierd uit de uitdaging slim, groen en geïntegreerd vervoer van de pijler maatschappelijke uitdagingen[6]. Dit bedrag omvat een bedrag van EUR 52 miljoen voor samenwerkingsprojecten inzake onderzoek op het gebied van spoorvervoer, dat in het kader van het H2020-werkprogramma vervoer 2014-2015 is gereserveerd in afwachting van de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. Deze samenwerkingsprojecten inzake onderzoek zullen de voorloper zijn van onderzoeks- en innovatieacties die door S2R worden gefinancierd. Het beheer van deze acties en het overeenkomstige budget, alsmede alle na de oproepen tot het indienen van voorstellen niet-vastgelegde bedragen kunnen worden overgenomen door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zodra zij over de operationele capaciteit beschikt om haar eigen begroting te uit te voeren. Tegenover de door de Unie ter beschikking gestelde middelen om de operationele kosten te dekken zal een minstens even grote inbreng van de sector staan.

De administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R mogen gedurende de looptijd van S2R niet meer dan EUR 27 miljoen bedragen. De kosten worden voor de helft gedragen door de Unie[7] en voor de helft door de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

2013/0445 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 187 en artikel 188, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement[8],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[9],

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       In de Europa 2020-strategie[10] wordt erop gewezen dat een gunstig klimaat moet worden gecreëerd voor investeringen in kennis en innovatie, waaronder eco-innovatie, teneinde slimme, duurzame en inclusieve groei in de Unie tot stand te brengen.

(2)       In het Witboek betreffende een stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte van 28 maart 2011 (het Witboek van 2011)[11] wordt benadrukt dat een eengemaakte Europese spoorwegruimte essentieel is om het vervoerssysteem van de Unie hulpbronefficiënter en concurrerender te maken en in te spelen op grote maatschappelijke uitdagingen zoals de toenemende verkeersvraag, congestie, de continuïteit van de energievoorziening en de klimaatverandering. Voorts wordt gesteld dat innovatie essentieel is voor die strategie en dat EU-onderzoek de volledige cyclus moet bestrijken van onderzoek en innovatie tot de geïntegreerde invoering, door zich toe te spitsen op de meest kansrijke technologieën en alle betrokken actoren samen te brengen.

(3)       Verordening (EU) nr. …/2013 van het Europees Parlement en de Raad van … 2013 betreffende de vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 2014-2020 (Kaderprogramma Horizon 2020)[12] beoogt een groter effect op onderzoek en innovatie te bewerkstelligen door EU-financiering en -middelen van de private sector te bundelen in publiek-private partnerschappen (PPS) voor gebieden waarop onderzoek en innovatie kunnen bijdragen aan de bredere concurrentiedoelstellingen van de Unie en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Betrokkenheid van de Unie bij deze partnerschappen kan de vorm aannemen van financiële bijdragen aan krachtens artikel 187 van het Verdrag opgerichte gemeenschappelijke ondernemingen.

(4)       Overeenkomstig Besluit (EU) nr. …/2013 van de Raad van ... 2013 betreffende de vaststelling van het specifieke programma voor de tenuitvoerlegging van Horizon 2020 (2014-2020)[13] dienen onder het kaderprogramma van Horizon 2020 opgerichte gemeenschappelijke ondernemingen te worden ondersteund onder de voorwaarden omschreven in dat besluit.

(5)       In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Publiek-private partnerschappen in Horizon 2020: Een krachtig instrument voor innovatie en groei in Europa"[14] wordt vermeld welke specifieke publiek-private partnerschappen moeten worden ondersteund, onder meer de vijf gemeenschappelijke ondernemingen in het kader van het gemeenschappelijk technologie-initiatief en SESAR (de gemeenschappelijke onderneming voor ATM onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim). Voorts wordt in het licht van de omvang van de inspanningen inzake onderzoek en innovatie die nodig zijn om de EU wereldleider te maken op het gebied van spoorwegtechnologie en de beleidsdoelstelling om de eengemaakte Europese spoorwegruimte te voltooien opgeroepen tot de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de spoorwegsector.

(6)       In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's inzake het vierde spoorwegpakket – voltooiing van de Europese spoorwegruimte ter bevordering van het concurrentievermogen en de groei in Europa (het vierde spoorwegpakket)[15] wordt erop gewezen dat er behoefte is aan een gemeenschappelijke onderneming in de spoorwegsector om bij te dragen tot de ontwikkeling van het spoor als vervoerswijze door middel van stapsgewijze innovaties op het gebied van reizigerstreinen, vrachtvervoer, verkeersbeheersystemen en spoorweginfrastructuur. De nadruk wordt gelegd op een betere prijs-kwaliteitsverhouding in het licht van de schaarse overheidsmiddelen dankzij de invoering van een eengemaakte markt en op een sterker Europees spoorbeleid om de modale verschuiving van wegvervoer en luchtvaart naar het spoor te stimuleren.

(7)       De Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail (hierna: Gemeenschappelijke Onderneming S2R) moet worden opgericht als PPS die als doel heeft het EU-onderzoek en de investeringen in innovatie in de spoorwegsector te stimuleren en beter te coördineren teneinde de overschakeling naar een meer geïntegreerde, efficiënte, duurzame en aantrekkelijke EU-spoorwegmarkt te faciliteren en te versnellen overeenkomstig de commerciële behoeften van de spoorwegsector en de algemene doelstelling om een eengemaakte Europese spoorwegruimte tot stand te brengen. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R moet met name bijdragen aan de specifieke doelstelling van het Witboek 2011 en het vierde spoorwegpakket, waaronder een efficiëntere spoorwegsector voor de overheidsfinanciën, een sterke uitbreiding of modernisering van de capaciteit van het spoornet, zodat het spoor effectief kan concurreren en een veel groter marktaandeel in passagiers- en goederenvervoer kan verwerven; een verbetering van de kwaliteit van de spoorvervoersdiensten door in te spelen op de behoeften van treinpassagiers en verladers; het wegwerken van technische belemmeringen inzake interoperabiliteit; en de reductie van de externe kosten van spoorvervoer. De voortgang van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bij de verwezenlijking van deze doelstellingen moet worden getoetst aan kernprestatie-indicatoren.

(8)       De regels voor de organisatie en werking van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R moeten als onderdeel van deze verordening worden opgenomen in de statuten van S2R.

(9)       De stichtende leden van de GO S2R zijn de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en de in bijlage II opgesomde stichtende lidstaten die hun goedkeuring hechten aan de in bijlage I bij deze verordening vastgestelde statuten. De andere stichtende leden dan de Unie moeten financieel gezonde onafhankelijke juridische entiteiten zijn die over de nodige financiële middelen beschikken en die zich er, na een uitvoerige raadpleging van de belanghebbenden, schriftelijk toe verbinden een wezenlijke financiële bijdrage te leveren aan de uitvoering van de onderzoeksactiviteiten op het door S2R bestreken gebied, binnen een structuur die goed is aangepast aan de aard van een publiek-privaat partnerschap.

(10)     Een substantiële bijdrage van de industrie is een essentieel aspect van het initiatief S2R. Het is derhalve van fundamenteel belang dat tegenover de overheidsmiddelen voor S2R een minstens even grote inbreng door de industrie staat. Het lidmaatschap staat derhalve open voor andere openbare of private entiteiten die de nodige middelen voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten van S2R willen inbrengen.

(11)     Het doel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R is de onderzoeks-, ontwikkelings- en valideringsactiviteiten van S2R te beheren door de bundeling van door haar leden beschikbaar gestelde openbare en private middelen en door een beroep te doen op interne en externe technische middelen. S2R zal, met inachtneming van de concurrentieregels, nieuwe samenwerkingsvormen opzetten tussen belanghebbenden uit de volledige spoorwaardeketen van binnen en buiten de traditionele spoorwegsector en de ervaring en deskundigheid van het Europees Spoorwegbureau inbrengen op het vlak van interoperabiliteit en veiligheid.

(12)     Voor de verwezenlijking van haar doelstellingen moet de Gemeenschappelijke Onderneming S2R financiële bijstand bieden, hoofdzakelijk in de vorm van subsidies aan leden en via de meest geschikte maatregelen zoals aankopen of subsidies na oproepen tot het indienen van voorstellen.

(13)     De Gemeenschappelijke Onderneming S2R moet op transparante wijze werken en alle beschikbare relevante informatie verstrekken aan de betrokken instanties en haar activiteiten dienovereenkomstig promoten.

(14)     De activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bestaan in hoofdzaak uit onderzoek en innovatie. Derhalve moet de EU-financiering worden betaald via het kaderprogramma Horizon 2020. Om een maximale impact te bewerkstelligen dient S2R nauwe synergieën te ontwikkelen met andere EU-programma's en financieringsinstrumenten zoals de Connecting Europe Facility, de Europese Structuur- en investeringsfondsen of de financieringsfaciliteit met risicodeling.

(15)     De bijdragen van andere leden dan de Unie moeten worden vastgesteld in een lidmaatschapsovereenkomst met de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. Deze bijdragen mogen niet uitsluitend beperkt blijven tot de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en de nodige medefinanciering voor het uitvoeren van door S2R gesteunde onderzoeks- en innovatieactiviteiten. Hun bijdragen zouden ook betrekking moeten hebben op de aanvullende activiteiten die zij dienen uit te voeren om een sterk hefboomeffect te waarborgen. Die aanvullende activiteiten moeten een bijdrage tot het bredere S2R-initiatief vertegenwoordigen.

(16)     Deelname aan door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gefinancierde acties onder contract dient te gebeuren met inachtneming van Verordening (EU) nr. … /2013 van het Europees Parlement en de Raad van … 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan en de verspreiding van de resultaten van "Horizon 2020 – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)"[16].

(17)     De financiële bijdrage van de EU aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R moet worden beheerd overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en de desbetreffende regels voor indirect beheer als omschreven in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad[17] en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012[18] van de Commissie.

(18)     Controles bij degenen die EU-financiering ontvangen uit hoofde van deze verordening moeten zodanig worden uitgevoerd dat de administratieve last wordt beperkt, overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2013 [het kaderprogramma Horizon 2020].

(19)     De financiële belangen van de Unie en de overige leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R moeten gedurende de gehele uitgavencyclus worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of verkeerd bestede middelen en, indien nodig, administratieve en financiële sancties in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

(20)     Ten aanzien van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R oefent de interne controleur van de Commissie dezelfde bevoegdheden uit als die welke hij uitoefent met betrekking tot de Commissie.

(21)     Overeenkomstig artikel 287, lid 1, van het Verdrag kan het instellingsbesluit van door de Unie ingestelde organen of instanties het onderzoek van de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van die organen of instanties door de Rekenkamer uitsluiten. Overeenkomstig artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 moeten de rekeningen van de uit hoofde van artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 ingestelde organen worden onderzocht door een onafhankelijk auditorgaan dat onder meer advies moet uitbrengen over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R hoeven niet te worden onderzocht door de Rekenkamer omdat moet worden vermeden dat die rekeningen tweemaal worden onderzocht.

(22)     Om de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R te vergemakkelijken, dient de Commissie verantwoordelijk te zijn voor het opzetten en de initiële operationaliteit van de onderneming tot S2R over voldoende operationele capaciteit beschikt om haar eigen begroting uit te voeren.

(23)     Aangezien de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bij het versterken van onderzoek en innovatie op industrieel niveau in de Unie niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden bereikt, waarbij overlappingen worden vermeden, een kritische massa wordt gecreëerd en wordt gewaarborgd dat overheidsmiddelen optimaal worden besteed, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD/

Artikel 1 – Oprichting

1.           Met het oog op de coördinatie en het beheer van de EU-investeringen in onderzoek en innovatie in de Europese spoorwegsector wordt tot 31 december 2024 een gemeenschappelijke onderneming opgericht als bedoeld in artikel 187 van het Verdrag (de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail of Gemeenschappelijke Onderneming S2R).

2.           De Gemeenschappelijke Onderneming S2R vormt een orgaan waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap wordt toevertrouwd als bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad[19].

3.           De Gemeenschappelijke onderneming S2R bezit rechtspersoonlijkheid. Zij geniet in de lidstaten de ruimste rechtsbevoegdheid die krachtens de wetgeving van die lidstaten aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan roerend en onroerend goed verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

4.           De zetel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bevindt zich in Brussel, België.

5.           De statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zijn opgenomen in bijlage I.

Artikel 2 – Doelstellingen

1.           De Gemeenschappelijke Onderneming S2R heeft de volgende doelstellingen:

(a) bijdragen aan de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. …/2013 van het Europees Parlement en de Raad van … 2013 tot vaststelling van het kaderprogramma Horizon 2020 en met name de uitdaging van slim, groen en geïntegreerd vervoer van de pijler "Maatschappelijke uitdagingen" van Besluit (EU) nr. …/2013 van de Raad van … 2013 tot vaststelling van het specifieke programma van Horizon 2020;

(b) via een omvattende en gecoördineerde aanpak van op de behoeften van het spoorwegsysteem en zijn gebruikers afgestemde onderzoeks- en innovatieprojecten bijdragen tot de totstandbrenging van de Europese spoorwegruimte, tot een snellere en goedkopere overschakeling naar een aantrekkelijker, concurrerend, efficiënt en duurzaam Europees spoorwegsysteem en tot een modale verschuiving van wegverkeer en luchtvaart naar vervoer per spoor. Projecten bestrijken rollend materieel, infrastructuur en verkeersbeheer (voor de marktsegmenten goederen, passagiersverkeer over lange afstand, regionaal, lokaal en stedelijk vervoer), alsmede de intermodale verknoping tussen het spoor en andere vervoerswijzen met het oog op het aanbieden van geïntegreerde reis- en vervoersoplossingen van deur-tot-deur – van ondersteuning bij de transactie tot bijstand onderweg;

(c) de opstelling – en effectieve en efficiënte tenuitvoerlegging – van een strategisch masterplan (het S2R-masterplan) als bedoeld in bepaling 1, lid 4, van de in bijlage I vastgestelde statuten;

(d) optreden als centraal aanspreekpunt voor op EU-niveau gefinancierde onderzoeks- en innovatieprojecten op het gebied van spoorvervoer, de coördinatie tussen die projecten waarborgen en alle belanghebbenden relevante informatie verstrekken;

(e) actief promoten van de deelname en sterke betrokkenheid van alle relevante belanghebbenden uit de volledige spoorwaardeketen alsmede van buiten de traditionele spoorwegindustrie, met name fabrikanten van spooruitrusting (zowel rollend materieel als treinbesturingssystemen) en hun toeleveranciers, infrastructuurbeheerders, spoorwegexploitanten (goederen en passagiers), leasingbedrijven van spoorvoertuigen, certificeringsbureaus, belangenorganisaties van beroepspersoneel, gebruikersverenigingen (goederen en passagiers) en relevante wetenschappelijke instellingen of de relevante wetenschappelijke gemeenschap. Deelname van kleine en middelgrote ondernemingen als gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie[20], wordt aangemoedigd.

2.           De gemeenschappelijke onderneming streeft naar de ontwikkeling, integratie, demonstratie en validering van innoverende technologieën en oplossingen die aan de strengste veiligheidsnormen voldoen en waarvan de waarde kan worden getoetst aan kernprestatie-indicatoren:

(a) een vermindering van de levenscycluskosten van het spoorvervoerssysteem met 50 % door een vermindering van de kosten voor de ontwikkeling, het onderhoud, de exploitatie en de vernieuwing van infrastructuur en rollend materieel, alsmede door een betere energie-efficiëntie;

(b) een toename met 100 % van de capaciteit van het spoorvervoerssysteem om tegemoet te komen aan de grotere vraag naar passagiers- en goederenvervoer per spoor;

(c) een toename met 50 % van de betrouwbaarheid en stiptheid van spoorvervoersdiensten;

(d) het wegwerken van de resterende technische belemmeringen voor de interoperabiliteit en efficiency in de spoorwegsector, enerzijds door oplossingen aan te reiken voor de open punten in de technische specificaties voor interoperabiliteit (TSI's) vanwege het ontbreken van technologische oplossingen en anderzijds door te waarborgen dat alle door S2R ontwikkelde systemen en oplossingen volledig interoperabel zijn;

(e) de externe kosten van het spoorvervoer, met name geluid, trillingen, emissies en andere milieu-effecten, terugdringen.

Artikel 3 – Financiële bijdrage van de Unie

1.           De financiële bijdrage van de Unie aan Shift2Rail bedraagt maximaal EUR 450 miljoen, met inbegrip van EVA-bijdragen, en wordt betaald uit de kredieten in de algemene begroting van de Unie die gereserveerd zijn voor het specifieke programma van Horizon 2020 tot uitvoering van het kaderprogramma Horizon 2020 overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c), punt iv), en de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 voor organen als bedoeld in artikel 209 van die verordening. Dat bedrag omvat:

(a) een maximale bijdrage van EUR 398 miljoen aan de administratieve kosten en de operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. De EU-bijdrage voor administratieve kosten bedraagt maximaal EUR 13,5 miljoen;

(b) een aanvullend bedrag van maximum EUR 52 miljoen dat is gereserveerd in het H2020-werkprogramma vervoer 2014-2015. Het beheer van die aanvullende bijdrage kan door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden overgenomen zodra zij over de operationele capaciteit beschikt om haar eigen begroting uit te voeren.

2.           Bovenop de in lid 1 bedoelde bijdrage kunnen aanvullende fondsen uit andere EU-instrumenten worden toegewezen om de acties voor de implementatie van belangrijke resultaten van de Gemeenschappelijk Onderneming S2R te ondersteunen.

3.           De regeling voor de financiële bijdrage van de Unie wordt vastgelegd in een delegatieovereenkomst en jaarlijkse overeenkomsten inzake overschrijving van middelen, die door de Commissie namens de Unie worden gesloten met de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

4.           De in lid 3 bedoelde delegatieovereenkomst heeft betrekking op de aspecten die zijn vastgelegd in artikel 58, lid 3, en de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en in artikel 40 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie, alsmede op onder meer de volgende aspecten:

(a) de voorwaarden voor de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R wat betreft de relevante prestatie-indicatoren als bedoeld in bijlage II bij Besluit nr. …/EU [het specifieke programma tot uitvoering van het kaderprogramma Horizon 2020];

(b) de voorwaarden voor de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in het licht van het toezicht als bedoeld in bijlage III bij Besluit nr. …/EU [het specifieke programma tot uitvoering van het kaderprogramma Horizon 2020];

(c) de specifieke prestatie-indicatoren in verband met de werking van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R;

(d) de regelingen betreffende het verstrekken van de benodigde gegevens om de Commissie in staat te stellen haar onderzoeks- en innovatiebeleid uit te stippelen en aan haar verslagleggings- en informatieverplichtingen te voldoen;

(e) het gebruik van en de veranderingen in personele middelen, met name aanwerving per functiegroep, rang en categorie, de procedure voor herclassificatie en eventuele wijzigingen van het aantal personeelsleden.

Artikel 4 – Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.           Behalve de Unie, dient elk lid van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R ervoor te zorgen dat de met hem gelieerde entiteiten hun respectieve bijdragen betalen. De totale bijdrage van alle andere leden dan de Unie bedraagt minstens EUR 470 miljoen in de loop van de in artikel 1 gedefinieerde periode.

2.           De in lid 1 bedoelde bijdrage omvat:

(a) bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming van minstens EUR 350 miljoen, als vastgesteld in bepaling 15, lid 2, en bepaling 15, lid 3, onder b), van de in bijlage I vastgestelde statuten, met inbegrip van minstens EUR 200 miljoen van de andere stichtende leden dan de Unie en de met die leden gelieerde entiteiten en minstens EUR 150 miljoen van geassocieerde leden en de met hen gelieerde entiteiten;

(b) bijdragen in natura van minstens EUR 120 miljoen, waarvan minstens EUR 70 miljoen van de andere stichtende leden dan de Unie en de met die leden gelieerde entiteiten en minstens EUR 50 miljoen van geassocieerde leden en de met hen gelieerde entiteiten, bestaande uit de door hen gemaakte kosten voor de uitvoering van aanvullende activiteiten buiten het werkplan van S2R, die een aanvulling vormen op dat werkplan en bijdragen aan de doelstellingen van het S2R-masterplan. Andere financieringsprogramma's van de Unie kunnen deze kosten vergoeden voor zover zulks in overeenstemming is met de van toepassing zijnde regels en procedures. In dergelijke gevallen komt de financiering van de Unie niet in de plaats van de bijdragen in natura van de andere leden dan de Unie of de met hen gelieerde entiteiten.

De onder b) genoemde kosten komen niet in aanmerking voor financiële bijstand door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. De betreffende activiteiten worden uiteengezet in de lidmaatschapsovereenkomst als bedoeld in bepaling 3, lid 2, van de statuten in bijlage I, met vermelding van de geraamde waarde van die bijdragen.

3.           De andere leden dan de Unie van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R brengen jaarlijks op uiterlijk 31 januari verslag uit aan de raad van bestuur van S2R over de waarde van de in elk van de voorafgaande begrotingsjaren geleverde bijdragen zoals bedoeld in het tweede lid.

4.           Voor de waardering in natura van de bijdragen als bedoeld in het tweede lid onder b), en in bepaling 15, lid 3, onder b), van de in bijlage I vastgestelde statuten worden de kosten vastgesteld volgens de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de betreffende entiteiten, overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de betrokken entiteit is gevestigd en overeenkomstig de geldende internationale boekhoudnormen/internationale normen voor financiële verslaglegging. De kosten worden gecertificeerd door een onafhankelijke externe auditor die is aangewezen door de betreffende entiteit. De raming van de bijdragen wordt door de gemeenschappelijke onderneming S2R geverifieerd. Indien er twijfel blijft bestaan, mag de waardering worden gecontroleerd door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, overeenkomstig bepaling 20 van de statuten.

5.           Elk ander lid dan de Unie van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R dat zijn verplichtingen met betrekking tot de in lid 2 bedoelde bijdragen niet binnen zes maanden na de in de lidmaatschapsovereenkomst vastgestelde termijn nakomt, verliest zijn stemrecht in de raad van bestuur tot het zijn verplichtingen is nagekomen. Indien het lid zijn verplichtingen na een aanvullende periode van zes maanden nog niet is nagekomen, wordt zijn lidmaatschap ingetrokken.

6.           In aanvulling op lid 5, kan de Commissie overgaan tot het beëindigen, evenredig verlagen of opschorten van de financiële bijdrage van de Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R dan wel tot het inleiden van de in bepaling 23, lid 2, van de in bijlage I opgenomen statuten bedoelde ontbindingsprocedure indien de leden of de aan hen gelieerde entiteiten de in het tweede lid bedoelde bijdragen niet verstrekken, slechts gedeeltelijk verstrekken of te laat verstrekken.

Artikel 5 – Financiële regels

De Gemeenschappelijke Onderneming S2R neemt een specifieke financiële regeling aan overeenkomstig artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Verordening (EU) nr. … [Gedelegeerde Verordening betreffende de financiële modelregeling voor instanties als bedoeld in artikel 209 van het Financieel Reglement].

Artikel 6 – Personeelsleden

1.           Het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie zoals vastgelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad[21] en de regels die bij overeenkomst zijn vastgesteld door de instellingen van de Unie met het doel dit statuut en deze regeling van kracht te doen worden, zijn van toepassing op het personeel in dienst van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

2.           De raad van bestuur oefent met betrekking tot het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R de bevoegdheden tot aanstelling uit die krachtens het statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn toegekend en die krachtens de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden zijn toegekend aan het tot het sluiten van een arbeidscontract bevoegde gezag (hierna "de bevoegdheden tot aanstelling").

Overeenkomstig artikel 110 van het statuut neemt de raad van bestuur op basis van artikel 2, lid 1, van het statuut en op basis van artikel 6 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, een besluit aan om de bevoegdheden tot aanstelling te delegeren aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vast te stellen waaronder die delegatie kan worden geschorst. De uitvoerend directeur mag deze bevoegdheid op zijn beurt subdelegeren.

Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan de raad van bestuur een besluit aannemen om de delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling aan de uitvoerend directeur en de door hem verleende subdelegatie tijdelijk te schorsen en deze bevoegdheden zelf uit te oefenen dan wel te delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R dan de uitvoerend directeur.

3.           De raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110 van het statuut passende regels aan ter uitvoering van het statuut en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

4.           De personele middelen worden vastgesteld in de personeelsformatie van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, waarin het aantal tijdelijke aanstellingen per functiegroep en per rang alsmede het aantal arbeidscontractanten wordt vermeld, uitgedrukt in voltijdequivalenten, in overeenstemming met de jaarbegroting van de gemeenschappelijke onderneming.

5.           Het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bestaat uit tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten.

6.           Alle personeelskosten komen ten laste van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

Artikel 7 – Gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs

1.           De Gemeenschappelijke Onderneming S2R kan een beroep doen op gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs, die niet bij de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in dienst zijn. Het aantal gedetacheerde nationale deskundigen uitgedrukt in voltijdequivalenten wordt toegevoegd aan de in artikel 6, lid 4, van deze verordening bedoelde informatie over het personeel, in overeenstemming met de jaarbegroting.

2.           Bij besluit van de raad van bestuur worden de voorschriften vastgesteld voor de detachering van nationale deskundigen bij de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en voor het inzetten van stagiairs.

Artikel 8 – Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Unie is van toepassing op de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en haar personeel.

Artikel 9 – Aansprakelijkheid van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R

1.           De contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R wordt geregeld door de relevante contractuele bepalingen en door het recht dat op de overeenkomst, het besluit of het contract in kwestie van toepassing is.

2.           In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeel bij de uitoefening van zijn taken is veroorzaakt.

3.           Elke betaling door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in verband met de aansprakelijkheid als bedoeld in de leden 1 en 2 en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en worden door haar middelen gedekt.

4.           De Gemeenschappelijke Onderneming S2R is als enige verantwoordelijk voor het nakomen van haar verplichtingen.

Artikel 10 – Bevoegdheid van het Hof van Justitie en toepasselijke wetgeving

1.           Het Hof van Justitie heeft bevoegdheid onder de in het Verdrag vastgelegde voorwaarden, alsmede in de volgende gevallen:

(a) bij elk geschil tussen de leden dat betrekking heeft op de inhoud van deze verordening;

(b) ingevolge alle arbitragebedingen in door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gesloten overeenkomsten, besluiten en contracten;

(c) in geschillen over de vergoeding van schade die door personeelsleden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R veroorzaakt wordt bij de uitoefening van hun taken;

(d) bij elk geschil tussen de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en haar personeel binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgelegd in het statuut van de ambtenaren en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.

2.           Op alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of andere besluiten van het Unierecht zijn geregeld, is het recht van de staat waar de zetel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zich bevindt, van toepassing.

Artikel 11 – Evaluatie

1.           Uiterlijk op 31 december 2017 verricht de Commissie een tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. De Commissie zendt de conclusies van de evaluatie en haar opmerkingen uiterlijk op 30 juni 2018 toe aan het Europees Parlement en de Raad.

2.           Op grond van de conclusies van de in het eerste lid bedoelde tussentijdse evaluatie kan de Commissie handelen in overeenstemming met artikel 4, lid 5, of andere passende maatregelen treffen.

3.           Binnen zes maanden na de ontbinding van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, maar niet later dan twee jaar na de inleiding van de in bepaling 23 van de in bijlage I opgenomen statuten bedoelde ontbindingsprocedure, verricht de Commissie een eindevaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. De resultaten van deze eindevaluatie worden bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.

Artikel 12 – Kwijting

1.           De kwijting voor de uitvoering van de begroting betreffende de bijdrage van Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R maakt deel uit van de kwijting die door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad aan de Commissie wordt verleend overeenkomstig de in artikel 319 van het Verdrag bedoelde procedure.

2.           De Gemeenschappelijke Onderneming S2R werkt volledig samen met de instellingen die bij de kwijtingsprocedure betrokken zijn en verstrekt waar nodig de vereiste aanvullende informatie. In dit kader kan zij worden gevraagd zich te laten vertegenwoordigen op vergaderingen met de relevante instellingen of organen en bijstand te verlenen aan de gedelegeerde ordonnateur van de Commissie.

Artikel 13 – Ex-post audits

1.           Controle achteraf van uitgaven voor acties onder contract wordt door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R uitgevoerd overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. … [het Kaderprogramma Horizon 2020] uitgevoerd als onderdeel van de acties onder contract van het Kaderprogramma Horizon 2020.

2.           Ten behoeve van de samenhang kan de Commissie besluiten om de in lid 1 bedoelde audits uit te voeren.

Artikel 14 – Bescherming van de financiële belangen van de leden

1.           Onverminderd bepaling 19, lid 4, van de in bijlage I opgenomen statuten verleent de Gemeenschappelijke Onderneming S2R de diensten van de Commissie en andere door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R of de Commissie gemachtigde personen, alsmede de Rekenkamer, toegang tot haar terreinen en gebouwen en tot alle informatie, met inbegrip van informatie in elektronische vorm, die benodigd is voor het uitvoeren van hun audits.

2.           Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad[22] en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van 11 november 1996[23] onderzoeken, waaronder controles en inspecties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een overeenkomst of besluit of een contract dat in het kader van deze verordening wordt gefinancierd.

3.           Onverminderd het eerste en tweede lid worden in contracten, overeenkomsten en besluiten die voortvloeien uit de uitvoering van deze verordening bepalingen opgenomen waardoor de Commissie, de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk worden gerechtigd tot het uitvoeren van dergelijke audits en onderzoeken, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

4.           De Gemeenschappelijke Onderneming S2R waakt er, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, over dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd.

5.           De Gemeenschappelijke Onderneming S2R treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door OLAF[24]. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R neemt de nodige maatregelen aan om interne onderzoeken door OLAF te vergemakkelijken.

Artikel 15 – Vertrouwelijkheid

Onverminderd artikel 16 beschermt de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gevoelige informatie waarvan openbaarmaking de belangen van haar leden of die van deelnemers aan de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zou kunnen schaden.

Artikel 16 – Transparantie

1.           Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie[25] is van toepassing op de documenten in bezit van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

2.           De Gemeenschappelijke Onderneming S2R stelt de praktische regeling voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.           Onverminderd artikel 10 kan tegen door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 genomen besluiten een klacht bij de ombudsman worden ingediend op grond van artikel 228 van het Verdrag.

4.           De Gemeenschappelijke Onderneming S2R stelt de praktische regelingen vast voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen[26].

Artikel 17 – Regels voor deelname en verspreiding

Verordening (EU) nr. … [regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van Horizon 2020] is van toepassing op de door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gefinancierde acties. Overeenkomstig die verordening wordt de Gemeenschappelijke Onderneming S2R aangemerkt als een financieringsorgaan en verleent zij financiële bijstand aan acties onder contract zoals vastgelegd in bepaling 2 van de in bijlage I opgenomen statuten.

Artikel 18 – Ondersteuning door het gastland

Tussen de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en de lidstaat waar haar zetel zich bevindt, kan een administratieve overeenkomst worden gesloten betreffende voorrechten, immuniteiten en andere ondersteuning die door de betreffende lidstaat aan de S2R wordt verstrekt.

Artikel 19 – Initiële acties

1.           De Commissie is belast met het opzetten en het opstarten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R totdat zij over voldoende operationele capaciteit beschikt om haar eigen begroting uit te voeren. Overeenkomstig de EU-wetgeving voert de Commissie alle nodige maatregelen uit in samenwerking met de andere leden en worden de bevoegde organen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R daarbij betrokken.

2.           Daartoe:

(a) kan de Commissie, totdat de uitvoerend directeur zijn taken opneemt na zijn of haar benoeming door de raad van bestuur in overeenstemming met bepaling 9 van bijlage I, een ambtenaar van de Commissie aanstellen om als tijdelijk uitvoerend directeur op te treden en de taken waarmee de uitvoerend directeur belast is, uit te voeren; deze kan worden bijgestaan door een beperkt aantal ambtenaren van de Commissie;

(b) oefent de tijdelijk directeur in afwijking van artikel 6, lid 2, van deze verordening de bevoegdheid tot aanstellingen uit;

(c) kan de Commissie tijdelijk een beperkt aantal van haar ambtenaren toewijzen.

3.           De tijdelijk uitvoerend directeur kan alle betalingen binnen de kredieten van de jaarbegroting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R goedkeuren wanneer ze zijn goedgekeurd door de raad van bestuur, en kan besluiten aannemen en overeenkomsten en contracten sluiten, met inbegrip van personeelscontracten wanneer de personeelsformatie van S2R is aangenomen.

4.           De tijdelijk uitvoerend directeur bepaalt in samenspraak met de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en na goedkeuring door de raad van bestuur wanneer S2R de capaciteit heeft om haar eigen begroting ten uitvoer te leggen. Vanaf dat moment onthoudt de Commissie zich van het aangaan van verbintenissen en uitvoeren van betalingen voor de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

Artikel 20 – Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

              1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

              1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

              1.4.    Doelstelling(en)

              1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

              1.6.    Duur en financiële gevolgen

              1.7.    Beoogde beheersvorm(en)

2.           BEHEERSMAATREGELEN

              2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen

              2.2.    Beheers- en controlesysteem

              2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              3.1.    Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

              3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

              3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

              3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

              3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

              3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.        Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail

1.2.        Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur [27]

Beleidsterrein: Titel 6 - Vervoer

Activiteit: Hoofdstuk 06 03 "Horizon 2020 – Onderzoek en innovatie op het gebied van vervoer"

1.3.        Aard van het voorstel/initiatief

X Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

¨Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[28]

¨Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

¨Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.        Doelstelling(en)

1.4.1.     De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

De algemene doelstelling van het voorgestelde initiatief is de inspanningen van de Unie inzake onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer beter te coördineren om de voltooiing van de eengemaakte Europese spoorwegruimte te ondersteunen en de marktintroductie van innoverende oplossingen te versnellen en de concurrentiepositie van het spoor in de Unie te versterken.

1.4.2.     Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Specifieke doelstelling nr.

(1) stimuleren van gerichte, gecoördineerde en langetermijngeoriënteerde EU-investeringen in onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer

(2) de hefboomwerking van EU-financiering in onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer versterken

(3) duurzame netwerken en kennisuitwisseling tussen verschillende belanghebbenden tot stand brengen

(4) de aan innovatie gekoppelde risico's reduceren

(5) de operationele prestaties en doelmatigheid van onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer bevorderen

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

06.03.03.01 Realiseren van een hulpbronefficiënt, milieuvriendelijk, veilig en naadloos Europees vervoersysteem

1.4.3.     Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Verwacht wordt dat het initiatief zal leiden tot een versnelde invoering van technologische innovaties die de totstandbrenging van een volledig geïntegreerde en interoperabele EU-spoorwegmarkt ondersteunen, waardoor de spoorwegsector in de Unie competitiever wordt ten opzichte van andere vervoerswijzen en buitenlandse concurrenten. Dit zal op zijn beurt bijdragen tot een betere kwaliteit, betrouwbaarheid en kostenefficiëntie van Europese spoorvervoersdiensten.

1.4.4.     Resultaat- en effectindicatoren

Het gedetailleerde monitoring- en evaluatiekader wordt ontwikkeld door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, maar de processen zullen voorzien in monitoring op project- en werkpakketniveau en regelmatige rapportering (elk kwartaal) op basis van een beperkt aantal betrouwbare kernprestatie-indicatoren.

1.5.        Monitoring en rapportering op programmaniveau op basis van project- en werkpakketgegevens en met inbegrip van de toetsing van de resultaten aan een aantal tevredenheidscriteria; de monitoring van het projectbeheer ter beoordeling van de algemene kwaliteit en de conformiteit met het strategisch werkprogramma. Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.     Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

het opzetten van de gemeenschappelijke onderneming als een nieuw partnerschap tussen de Commissie en de industrie voor onderzoeks- en innovatiefinanciering;

een strategisch masterplan opstellen met de prioritaire onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met inbegrip van grootschalige demonstratieactiviteiten, die nodig zijn om de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming te bereiken;

publieke en private middelen verzamelen om de activiteiten van het strategisch masterplan te financieren;

concurrerende oproepen tot het indienen van voorstellen organiseren en projecten evalueren en selecteren;

monitoring en follow-up van de financiële en wetenschappelijke aspecten van projecten;

het opzetten en uitvoeren van alle procedures van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, met inbegrip van financiële controle;

het organiseren van elke andere activiteit die verband houdt met S2R.

1.5.2.     Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Traditioneel wordt te weinig geïnvesteerd in onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer en zijn de investeringen versnipperd en inefficiënt door de grote verschillen tussen nationale programma's en spoorwegsystemen. De bundeling en coördinatie van de inspanningen op het gebied van Europees O&I verhoogt de kans op welslagen in het licht van enerzijds het grensoverschrijdend karakter van de te ontwikkelen infrastructuur en technologieën ter ondersteuning van de Europese spoorwegruimte en anderzijds de noodzaak om voldoende middelen bijeen te brengen. Maatregelen op EU-niveau zullen helpen om de onderzoeksprogramma's te rationaliseren en de interoperabiliteit van de ontwikkelde systemen te waarborgen. Deze normalisatie zal een bredere markt openen en concurrentie in de hand werken.

1.5.3.     Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In het verleden hebben onderzoeks- en innovatie-inspanningen op EU-niveau niet bijgedragen tot de ondersteuning van nieuwe technologieën of de verdere integratie van verschillende nationale spoorwegsystemen en subsystemen. Voorts hebben EU-onderzoeks- en innovatieprojecten op het gebied van spoorvervoer in het kader van vorige kaderprogramma's slechts een langzame en bescheiden marktintroductie en impact opgeleverd.

In Horizon 2020, het nieuwe EU-programma voor onderzoek en innovatie, wordt benadrukt dat de efficiency van de EU-financiering moet worden verbeterd door de bestaande inspanningen en deskundigheid op het gebied van onderzoek en innovatie te bundelen via publiek-private samenwerking. Publiek-private partnerschappen op EU-niveau voor onderzoek en innovatie werden in het kader van het 7de Kaderprogramma (KP7) voor het eerst ingevoerd in de vorm van gemeenschappelijke ondernemingen die zijn opgericht op grond van artikel 187 VWEU.

Uit de verschillende evaluaties van deze ondernemingen blijkt dat een betere coördinatie van de Europese financiering van O&I de Europese economie en samenleving ten goede komt.

Uit de evaluaties van bestaande gemeenschappelijke ondernemingen is ook gebleken dat er behoefte is aan sterkere verbintenissen van de industriële partners met een duidelijker meting van die verbintenissen en de hefboomeffecten die ze teweegbrengen, dat bovendien duidelijke doelstellingen moeten worden vastgesteld en dat een grotere openheid ten opzichte van nieuwe deelnemers moet worden gewaarborgd.

1.5.4.     Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

Er kunnen synergieën bestaan tussen financieringsacties in het kader van Horizon 2020 en de middelen van de lidstaten en regio's. Het stabiele karakter van de gemeenschappelijke onderneming zal vertrouwen wekken bij potentiële externe partners en op die manier helpen om financiering uit andere bronnen aan te trekken.

Voorts kan worden gezocht naar synergieën met andere EU-instrumenten, zoals de Connecting Europe Facility.

1.6.        Duur en financiële gevolgen

X Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– X  Voorstel/initiatief is van kracht vanaf 1.1.2014 tot en met 1.1.2024

– X  Financiële gevolgen vanaf 2014 tot en met 2020 voor vastleggingskredieten en vanaf 2014 tot en met 2024 voor betalingskredieten.

¨Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

– Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

– gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.        Beoogde beheersvorm(en) [29]

¨Rechtstreeks beheer door de Commissie

– ¨via haar diensten, met inbegrip van haar personeel in de delegaties van de Unie

– ¨via de uitvoerende agentschappen;

¨Gedeeld beheer met de lidstaten

X Indirect beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan:

– ¨derde landen of de door hen aangewezen organen;

– ¨internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke)

– ¨de EIB en het Europees Investeringsfonds;

– X de in artikel 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen

– ¨publiekrechtelijke organen;

– ¨privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

– ¨privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

– ¨personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

– Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

Geen opmerkingen

2.           BEHEERSMAATREGELEN

2.1.        Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het toezicht op de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gebeurt via tussentijdse contacten en overeenkomstig bepaling 19 van de statuten.

Als PPP-orgaan uit hoofde van artikel 209 van het financieel reglement opereert de Gemeenschappelijke Onderneming S2R onder strenge toezichtregels. Toezicht wordt op de volgende manieren uitgeoefend:

- toezicht door de raad van bestuur;

- tussentijdse evaluaties en een eindevaluatie door externe deskundigen (elke 3 jaar en aan het einde van het programma, onder toezicht van de Commissie).

2.2.        Beheers- en controlesysteem

2.2.1.     Geconstateerd(e) risico('s)

In het kader van de effectbeoordeling werden ook de risico's beoordeeld. Tabel 8 van het werkdocument van de diensten van de Commissie bevat een overzicht van de verschillende risico's en de beoordeling daarvan (blz. 39-40).

2.2.2.     Intern controlesysteem

De Commissie draagt er via de gedelegeerd ordonnateur zorg voor dat de op Gemeenschappelijke Onderneming S2R toepasselijke regels volledig voldoen aan de eisen van de artikelen 60 en 61 van het Financieel Reglement.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming S2R is gebaseerd op:

- de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

- procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

- project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

- controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

- controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon 2020;

- een wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.3.     Kosten en baten van de controles

De interne controleur van de Commissie oefent ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming dezelfde bevoegdheden uit als die welke hij met betrekking tot de Commissie uitoefent. De raad van bestuur kan bovendien zorgen dat er een interne controlecapaciteit voor de Gemeenschappelijke Onderneming wordt opgericht, voor zover van toepassing.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon 2020 als geheel.

Het in te stellen controlesysteem moet rekening houden met de sterke overtuiging onder ontvangers van EU-financiering alsmede van de wetgevende autoriteit dat de last van controles die vereist zijn om een foutlimiet van 2 % te bereiken te groot is geworden. Dat brengt het risico met zich mee dat de aantrekkelijkheid van het onderzoeksprogramma van de Unie afneemt, hetgeen een negatieve invloed zou kunnen hebben op onderzoek en innovatie in de Unie.

2.2.4.     Verwacht foutenrisico

Aangezien de regels voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in principe dezelfde zijn als de regels die door de Commissie toegepast zullen worden, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenniveau vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon 2020 vastgestelde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma's, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

2.3.        Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

De Commissie draagt er zorg voor dat passende maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie met de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten worden beschermd door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door middel van terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

Overeenkomstig punt 2.2.1 van de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie (COM(2011) 376 final), zal de Commissie nauwe samenwerking en synergieën tot stand brengen en ook de toepasselijke normen van deze fraudebestrijdingsstrategie in de EU-instellingen, met inbegrip van gemeenschappelijke ondernemingen, bevorderen.

De Gemeenschappelijke Onderneming S2R zal voor de bestrijding van fraude en onregelmatigheden samenwerken met de diensten van de Commissie. S2R stelt een fraudebestrijdingsstrategie vast, die evenredig is met frauderisico’s en rekening houdt met de kosten en voordelen van de uit te voeren maatregelen. Voorts is de Rekenkamer bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, controles op stukken of controles en verificaties ter plaatse te verrichten.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.        Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

· Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

Nummer 1A [Rubriek Concurrentievermogen ter bevordering van groei en werkgelegenheid] || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

1A || 06.03.07.33 – Gemeenschappelijke onderneming Shift2Rail (S2R) – uitgaven voor ondersteuning 06.03.07.34 – Gemeenschappelijke onderneming Shift2Rail (S2R) || GK || JA || JA || JA || JA

De bijdrage voor deze begrotingsonderdelen zal naar verwachting komen uit:

DG MOVE (begrotingslijnen 06.03.03.01 en 06.01.05.03): 70 %

DG RTD (begrotingslijnen 08.02.03.04 en 08.01.05.03): 30 %

De jaarlijkse financiële bijdrage per begrotingsonderdeel is weergegeven in de onderstaande tabel*.

Begrotingsonderdeel || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

06.03.03.01 || 36,000 || 31,000 || 31,000 || 36,400 || 49,000 || 58,800 || 65,834** || 308,034

06.01.05.03[30] || 0,336 || 0,947 || 1,137 || 1,136 || 1,137 || 1,136 || 1,137 || 6,966

08.02.03.04 || 16,000 || 13,000 || 13,000 || 15,600 || 21,000 || 25,200 || 28,215** || 132,015

08.01.05.03 || 0,144 || 0,406 || 0,487 || 0,487 || 0,487 || 0,487 || 0,487 || 2,985

TOTAAL || 52,480 || 45,353 || 45,623 || 53,624 || 71,624 || 85,623 || 95,673 || 450,000

* De tabel bevat het bedrag van EUR 52 miljoen (waarvan 70 % wordt gefinancierd door DG MOVE en 30 % door DG RTD) dat in 2014 wordt vastgelegd voor de financiering van samenwerkingsprojecten voor onderzoek op het gebied van spoorvervoer in het kader van het H2020-werkprogramma vervoer 2014-2015, in afwachting van S2R. Het beheer van deze acties en het overeenkomstige budget, alsmede alle na de oproepen tot het indienen van voorstellen niet-vastgelegde bedragen kunnen worden overgenomen door de GO S2R zodra zij over de operationele capaciteit beschikt om haar eigen begroting te beheren.

**met inbegrip van EUR 2,484 miljoen op begrotingsonderdeel 06.03.03.01 en EUR 1,065 miljoen op onderdeel 08.01.05.03, in totaal EUR 3,594 miljoen die in 2020 naar voren moet worden gehaald voor de administratieve kosten in de periode 2021-2024.

3.2.        Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.     Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

EUR in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader || 1A || Rubriek 1A – Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid

|| || || || || || || || || || || || || ||

Gemeenschappelijke onderneming S2R || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 || Jaar 2022 || Jaar 2023 || Jaar 2024 || TOTAAL

Titel 1 - Personeelsuitgaven || Vastleggingen || (1) || 0,080 || 0,453 || 0,524 || 0,523 || 0,524 || 0,523 || 1,527 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 4,154

Betalingen || (2) || 0,080 || 0,453 || 0,524 || 0,523 || 0,524 || 0,523 || 0,524 || 0,430 || 0,305 || 0,179 || 0,089 || 4,154

Titel 2 − Infrastructuur- en operationele uitgaven || Vastleggingen || (1a) || 0,400 || 0,900 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 3,646 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 9,346

Betalingen || (2a) || 0,400 || 0,900 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 0,900 || 0,700 || 0,500 || 0,446 || 9,346

Titel 3 − Operationele uitgaven || Vastleggingen || (3a) || 52,000 || 44,000 || 44,000 || 52,000 || 70,000 || 84,000 || 90,500 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 436,500

Betalingen || (3b) || 0,000 || 50,000 || 58,000 || 58,000 || 58,000 || 58,000 || 58,000 || 44,000 || 30,000 || 16,000 || 6,500 || 436,500

TOTAAL kredieten voor Gemeenschappelijke Onderneming S2R || Vastleggingen || 1+1a +3a || 52,480 || 45,353 || 45,624 || 53,623 || 71,624 || 85,623 || 95,673 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 450,000

Betalingen || 2+2a+3b || 0,480 || 51,353 || 59,624 || 59,623 || 59,624 || 59,623 || 59,624 || 45,330 || 31,005 || 16,679 || 7,035 || 450,000

|| || || || || || || || || || || || || ||

De Gemeenschappelijke Onderneming S2R is gebaseerd op kostendeling met de industrie. De uitgaven in de bovenstaande tabel hebben alleen betrekking op de EU-bijdrage aan de GO S2R.

Het ERA krijgt de status van waarnemer. Die rol wordt vervuld met de bestaande middelen. Deze taken vergen geen extra personeel of middelen.

EUR in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader || 1A || Administratieve uitgaven van de Commissie

|| || || || || || || || || ||

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 en later || TOTAAL

TOTAAL DG MOVE

ŸPersonele middelen || 0,419 || 0,326 || 0,326 || 0,326 || 0,326 || 0,326 || 0,326 || p.m. || 2,376

ŸOverige administratieve uitgaven || || || || 0,07 || || || 0,07 || || 0,14

TOTAAL DG MOVE || Kredieten || 0,419 || 0,326 || 0,326 || 0,396 || 0,326 || 0,326 || 0,396 || p.m. || 2,516

DG RTD

ŸPersonele middelen || 0,179 || 0,140 || 0,140 || 0,140 || 0,140 || 0,140 || 0,140 || p.m. || 1,018

ŸOverige administratieve uitgaven || || || || 0,03 || || || 0,03 || || 0,06

TOTAAL DG RTD || Kredieten || 0,179 || 0,140 || 0,140 || 0,170 || 0,140 || 0,140 || 0,170 || p.m. || 1,078

TOTAAL DG MOVE & RTD || Kredieten || 0,598 || 0,466 || 0,466 || 0,566 || 0,466 || 0,466 || 0,566 || p.m. || 3,594

TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 1 van het meerjarig financieel kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,598 || 0,466 || 0,466 || 0,566 || 0,466 || 0,466 || 0,566 || p.m. || 3,594 || || || ||

De EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming wordt verdeeld over DG MOVE (70 %) en DG RTD (30 %)

EUR in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 en later || TOTAAL

TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 1 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || || 53,078 || 45,819 || 46,090 || 54,189 || 72,090 || 86,089 || 96,239 || 0,000 || 453,594

Betalingen || || 1,078 || 51,819 || 60,090 || 60,189 || 60,090 || 60,089 || 60,190 || 100,049 || 453,594

3.2.2.     Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– ¨Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

– X  Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 || Jaar 2022 || Jaar 2023 || Jaar 2024 || Totaal

Specifieke doelstelling: coördinatie van alle relevante activiteiten op het gebied van O&I inzake spoorvervoer in de Unie overeenkomstig het masterplan S2R || 52,000 || 44,000 || 44,000 || 52,000 || 70,000 || 84,000 || 90,500 || 0 || 0 || 0 || 0 || 436,500

3.2.3.     Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.  Samenvatting

– ¨Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

– X  Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Personeelsaantallen (in VTE)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 || Jaar 2022 || Jaar 2023 || Jaar 2024 || TOTAAL

Tijdelijke functionarissen || 0,5 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 3 || 2 || 1 || 34,5

Waarvan AD-functionarissen || 0,5 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 3 || 2 || 1 || 34,5

Waarvan AST-functionarissen || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

Arbeidscontractanten || 2 || 10 || 13 || 13 || 13 || 13 || 13 || 9 || 6 || 3 || 1,5 || 96,5

Gedetacheerde nationale deskundigen || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

TOTAAL || 2,5 || 14 || 17 || 17 || 17 || 17 || 17 || 13 || 9 || 5 || 2,5 || 131

* Bij PPP-organen uit hoofde van artikel 209 FR is deze tabel ter informatie opgenomen. De personeelssituatie van de gemeenschappelijke ondernemingen is bekeken in het kader van de besluiten inzake de middelen in verband met de nieuwe managementmethoden binnen het meerjarig financieel kader. Het resultaat waarborgt budgetneutraliteit ten opzichte van de voor de tenuitvoerlegging van Horizon 2020 geplande administratieve uitgaven. Het aantal personeelsleden is berekend op basis van een benchmark van de bestaande gemeenschappelijke ondernemingen. Het aantal personeelsleden zal tussen 2014 en 2016 geleidelijk toenemen en daarna stabiel blijven tot 2020. Vanaf 2021 zal het aantal personeelsleden afnemen omdat de GO S2R dan in de fase van de ontbinding en het resultatenbeheer terechtkomt. Indien echter zou worden besloten de GO S2R te handhaven zullen de personeelskosten voor de jaren 2021 tot en met 2024 vergelijkbaar zijn met die voor 2020. Op kruissnelheid zou het personeelsbestand er als volgt uitzien. · De uitvoerend directeur en een adviseur/assistent è 2 VTE. · Een eenheidshoofd en één secretariaatsmedewerker voor één eenheid financiën en administratie en één planningseenheid è4 VTE. · Personeelsleden van de eenheid financiën en administratie: minstens één reken- en boekhoudkundige, een HR en algemeen administratief medewerker, één medewerker voor communicatie en relaties met de belanghebbenden, één IT-medewerker en een jurist/contractbeheerder è5 VTE. · Personeelsleden van de planningseenheid: minstens één projectmanager voor elk van de 5 innovatieprogramma's en één voor horizontale aangelegenheden è6 VTE. In 2014 zal het personeelsbestand wellicht uit 6 mensen bestaan (met inbegrip van de uitvoerend directeur en één eenheidshoofd (AD-graad, contractant), en 4 contractanten, die tussen juni en oktober 2014 worden aangeworven; hetzij het equivalent van in totaal 2,5 VTE. In 2024 is het aantal VTE berekend op basis van de veronderstelling dat een aantal personeelsleden niet het volledige jaar in de te ontbinden gemeenschappelijke onderneming zullen werken.

EUR in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Miljoenen EUR || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 || Jaar 2022 || Jaar 2023 || Jaar 2024 || TOTAAL

Tijdelijke functionarissen || 0,066 || 0,436 || 0,436 || 0,436 || 0,436 || 0,436 || 0,436 || 0,436 || 0,327 || 0,218 || 0,109 || 3,772

Waarvan AD-functionarissen || 0,066 || 0,436 || 0,436 || 0,436 || 0,436 || 0,436 || 0,436 || 0,436 || 0,327 || 0,218 || 0,109 || 3,772

Waarvan AST-functionarissen || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000

Arbeidscontractanten || 0,094 || 0,470 || 0,611 || 0,611 || 0,611 || 0,611 || 0,611 || 0,423 || 0,282 || 0,141 || 0,071 || 4,536

Gedetacheerde nationale deskundigen || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000 || 0,000

TOTAAL || 0,160 || 0,906 || 1,047 || 1,047 || 1,047 || 1,047 || 1,047 || 0,859 || 0,609 || 0,359 || 0,180 || 8,308

De personeelskosten zijn gebaseerd op de gemiddelde door DG BUDG berekende personeelskosten, minus de overheadkosten; zijnde directe personeelskosten van 109 000 EUR voor tijdelijke functionarissen en 47 000 EUR voor contractanten, behalve voor het jaar 2014, waar de volledige kostprijs van een AD-ambtenaar wordt gerekend (132 000 EUR), gelet op de hogere graden van deze functies.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

– ¨Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

– X  Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Moeder DG || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 ||

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijk personeel) ||

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || || || || || || || ||

XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || || ||

08 01 05 01 (onderzoek door derden) || 1,5 || 1 || 1 || 1 || 1 || 1 || 1 ||

06 01 05 01 (onderzoek door derden) || 2,5 || 2 || 2 || 2 || 2 || 2 || 2 ||

10 01 05 01 (Eigen onderzoek) || || || || || || || ||

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[1] ||

XX 01 02 01 (CA, SNE, INT van de "totale financiële middelen") || || || || || || || ||

XX 01 02 02 (CA, LA, SNE, INT en JED in de delegaties) || || || || || || || ||

XX 01 04 yy[2] || zetel[3] || || || || || || || ||

delegaties || || || || || || || ||

06 01 05 02 (CA, SNE, INT – onderzoek onder contract) || 1 || 1 || 1 || 1 || 1 || 1 || 1 ||

10 01 05 02 (CA, SNE, INT – eigen onderzoek) || || || || || || || ||

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || || ||

TOTAAL || 5* || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 ||

* Met het oog op de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en het beheer van de collaboratieve onderzoeksprojecten in het kader van het werkprogramma Vervoer 2014-2015, die daarna door de gemeenschappelijke onderneming worden overgenomen, zal de Commissie in 2014 over meer personeelsleden beschikken dan in de volgende jaren.

Van 2015 tot en met 2020 is er behoefte aan 4 VTE: 3 AD-ambtenaren en 1 contractant. Personeelsaantallen na 2020 worden in een later stadium bepaald.

Gemeenschappelijke Onderneming S2R || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 || Jaar 2022 || Jaar 2023 || Jaar 2024

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijk personeel)

Tijdelijke functionarissen (AD) || 0,5 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 3 || 2 || 1

Tijdelijke functionarissen (AST-graden) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[1]

CA || 2 || 10 || 13 || 13 || 13 || 13 || 13 || 9 || 6 || 3 || 1,5

SNE || || || || || || || || || || ||

INT || || || || || || || || || || ||

TOTAAL || 2,5 || 14 || 17 || 17 || 17 || 17 || 17 || 13 || 9 || 5 || 2,5

Bij PPP-organen uit hoofde van artikel 209 FR is deze tabel ter informatie opgenomen.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel || Zoals beschreven in de statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R

Extern personeel || Zoals beschreven in de statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R

3.2.4.     Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

– X  Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

– ¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

– ¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[31].

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.     Bijdrage van derden aan de financiering

– ¨ Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

– X  Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 en later || Totaal

Vermeld de medefinancieringsbron – bijdrage in contanten aan de administratieve kosten || 0,480 || 1,353 || 1,624 || 1,623 || 1,624 || 1,623 || 1,624 || 3,549 || 13,500

Vermeld de medefinancieringsbron – bijdrage in natura aan de operationele kosten || 0,000 || 41,000 || 41,000 || 41,000 || 41,000 || 41,000 || 41,000 || 90,500 || 336,500

TOTAAL medegefinancierde kredieten || 0,480 || 42,353 || 42,624 || 42,623 || 42,624 || 42,623 || 42,624 || 94,049 || 350,000

Aanvullende werkzaamheden || 0,000 || 10,000 || 12,000 || 12,000 || 12,000 || 12,000 || 12,000 || 50,000 || 120,000

TOTAAL middelen van derden || 0,480 || 52,353 || 54,624 || 54,623 || 54,624 || 54,623 || 54,624 || 144,049 || 470,000

Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– X  Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

– ¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

– ¨ voor de eigen middelen

– ¨ voor de diverse ontvangsten

[1]               Witboek – Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem, COM(2011) 144 definitief.

[2]               Het vierde spoorwegpakket – voltooiing van de Europese spoorwegruimte ter bevordering van het concurrentievermogen en de groei in Europa, COM(2013) 25 final.

[3]               COM(2013) 494 final.

[4]               EC, Sector Overview and Competitiveness Survey of the Railway Supply Industry, mei 2012, blz. 100.

[5]               Indicatief bedrag in lopende prijzen. Het bedrag hangt af van het bedrag dat de begrotingsautoriteit in de definitieve versie van het financieel memorandum goedkeurt voor het thema "slim, groen en geïntegreerd vervoer" van DG MOVE en DG RTD.

[6]               Behalve wat de bijdrage van de Unie aan de administratieve kosten betreft.

[7]               De middelen om de EU-bijdrage voor de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R te dekken, komen uit de administratieve begrotingslijnen voor Horizon 2020.

[8]               PB C … van … , blz. …..

[9]               PB C … van … , blz. …..

[10]             COM(2010) 2020 definitief.

[11]             Witboek – Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem, COM(2011) 144 definitief.

[12]             PB … [KP H2020].

[13]             PB … [SP H2020].

[14]             COM(2013) 494 final.

[15]             COM (2013) 25 final.

[16]             PB … [DR H2020].

[17]             Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

[18]             PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1.

[19]             PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

[20]             Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

[21]             PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

[22]             PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1.

[23]             PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

[24]             PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

[25]             PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

[26]             PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13.

[27]             ABM: activiteitsgestuurd management – ABB: activiteitsgestuurde begroting.

[28]             In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[29]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

[30]             Indien er onvoldoende middelen beschikbaar zijn op begrotingsonderdeel 06 01 05 03, zal een beroep worden gedaan op de onderdelen 06 01 05 01 en 06 01 05 02.

[31]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord (voor de periode 2007-2013).

BIJLAGEN

bij het

voorstel voor een verordening van de Raad

tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R

BIJLAGE 1 – STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

1 – Definities

1. "geassocieerd lid": een in een lidstaat of een met het Kaderprogramma Horizon 2020 geassocieerd land gevestigde juridische entiteit of een groepering of consortium van juridische entiteiten, die is geselecteerd overeenkomstig de in bepaling 4, lid 2, vastgestelde procedure, die voldoet aan de in bepaling 4, leden 3 en 4, vastgestelde voorwaarden en die de onderhavige statuten heeft aanvaard door ondertekening van een instemmingsbrief;

2. "ander stichtend lid dan de Unie": de in bijlage II genoemde contribuanten die zich individueel hebben verbonden tot een eigen inbreng van minstens EUR 30 miljoen gedurende de looptijd van de gemeenschappelijk onderneming S2R en die de onderhavige statuten hebben aanvaard door ondertekening van een instemmingsbrief;

3. "innovatieprogramma's" of "IP's": de thematische gebieden die de basis vormen voor de structuur van het masterplan S2R, als bedoeld in lid 4. De selectie van de IP's gebeurt op basis van de mogelijke prestatiewinst in één of meer operationele domeinen en als onderdeel van een spoorwegsysteembenadering. Onverminderd een besluit van de raad van bestuur om de structuur te wijzigen moeten in het masterplan S2R minstens de vijf volgende IP's worden opgenomen:

(a) kostenefficiënte en betrouwbare treinen met grote capaciteit;

(b) geavanceerde verkeersbeheer- en besturingssystemen;

(c) kostenefficiënte en betrouwbare infrastructuur met grote capaciteit;

(d) IT-oplossingen voor aantrekkelijke spoorvervoerdiensten;

(e) technologieën voor een duurzaam en aantrekkelijk Europees goederenvervoer.

4. "Masterplan S2R": door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in overleg met het Europees Spoorwegbureau en het technologieplatform van de ERRAC (European Rail Research Advisory Council) op te stellen gemeenschappelijke toekomstgerichte strategische routekaart met een langetermijnperspectief op het gebied van innovatie in het spoorvervoer. Die routekaart dient een overzicht te bevatten van de belangrijkste prioriteiten en essentiële operationele en technologische innovaties die van alle belanghebbenden worden verlangd om de in artikel 2 uiteengezette doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R te realiseren. De routekaart is prestatiegericht en opgebouwd rond een beperkt aantal belangrijke thema's of innovatieprogramma's (IP's) als bedoeld in lid 3. Na de goedkeuring door de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R wordt de routekaart, op voorstel van de Commissie, bekrachtigd door de Raad en meegedeeld aan het Europees Parlement.

2 – Taken

De Gemeenschappelijke Onderneming S2R verricht de volgende taken:

(a) de prioritaire onderzoeks- en innovatieactiviteiten definiëren in het masterplan S2R als bedoeld in bepaling 1, lid 4, met inbegrip van grootschalige demonstratieactiviteiten die nodig zijn voor de versnelde introductie van de ter ondersteuning van de Europese spoorwegruimte vereiste geïntegreerde, interoperabele en gestandaardiseerde technologische innovaties om de operationele efficiëntie naar een optimaal niveau te tillen en tegelijk de betrouwbaarheid en capaciteit te verhogen en spoorvervoer kostenefficiënter te maken;

(b) publieke en private middelen bijeen brengen voor de financiering van de activiteiten in het kader van de verschillende in het masterplan S2R gedefinieerde innovatieprogramma's;

(c) het masterplan S2R vertalen in gedetailleerde, resultaatgerichte jaarlijkse werkprogramma's, aangevuld met gedetailleerde investeringsplannen die continuïteit, synchronisatie en investeringen op lange termijn mogelijk maken;

(d) het toezicht waarborgen op de activiteiten in verband met de ontwikkeling van in het masterplan S2R gedefinieerde producten;

(e) indirecte onderzoeks- en innovatieacties financieel ondersteunen, voornamelijk via subsidies aan leden en deelnemers middels de meest geschikte maatregelen, zoals aanbestedingen of het toekennen van subsidies na oproepen tot het indienen van voorstellen om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken overeenkomstig Verordening (EU) nr. […] tot vaststelling van de regels voor deelname aan Horizon 2020 – Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020);

(f) de technische onderzoeks-, ontwikkelings-, validerings- en studiewerkzaamheden organiseren die onder haar gezag moeten worden uitgevoerd en aldus versnippering van deze activiteiten voorkomen;

(g) de doelmatigheid en efficiency van onderzoeks- en innovatieactiviteiten op het gebied van spoorvervoer waarborgen en door middel van passende monitoring- en evaluatieprocessen toezien op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R;

(h) het bundelen van gebruikerseisen en definiëren van interoperabiliteitsnormen zodat richting kan worden gegeven aan investeringen in onderzoek en innovatie van operationele en commercieel interessante oplossingen;

(i) een nauwe samenwerking tot stand brengen en de coördinatie waarborgen met gerelateerde Europese, nationale en transnationale innovatie- en onderzoeksactiviteiten in de spoorwegsector, met name in het kader van vorige Kaderprogramma's en het Kaderprogramma Horizon 2020, zodat de Gemeenschappelijke Onderneming S2R het centrale aanspreekpunt wordt voor de EU-financiering van onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer;

(j) nauwe en langdurige samenwerking tot stand brengen tussen de Unie, de spoorwegindustrie en andere belanghebbenden die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van baanbrekende innovaties en de  marktintroductie van innoverende oplossingen, waaronder spoorwegondernemingen en andere belanghebbenden, alsmede actoren van buiten de spoorwegsector;

(k) de afstemming waarborgen met nationale en internationale onderzoeks- en innovatieactiviteiten inzake spoortechniek, met name via het technologieplatform van de European Rail Research Advisory Council (ERRAC), alsmede met activiteiten op andere domeinen van onder meer de European Road Transport Research Advisory Council (ERTRAC), de Advisory Council for Aviation Research and Innovation in Europe (ACARE), het Waterborne European Technology Platform, het toekomstige Manufacturing Technologies Platform (Manufuture), het Advanced Engineering Materials and Technologies Platform (EuMaT) en andere;

(l) de betrokkenheid van het mkb bij haar activiteiten stimuleren overeenkomstig de doelstellingen van het kaderprogramma Horizon 2020;

(m) streven naar een geografisch evenwichtig gespreide deelname van leden en partners aan haar activiteiten;

(n) uitvoeren van activiteiten op het gebied van informatie, communicatie en verspreiding door het bepaalde in artikel 22 van Verordening (EU) nr. …/2013 [kaderprogramma Horizon 2020] mutatis mutandis toe te passen;

(o) alle andere taken die nodig zijn om de in artikel 2 van deze verordening vastgelegde doelstellingen te bereiken.

3 – Leden

1. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R telt de volgende leden:

(a) de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

(b) na aanvaarding van deze statuten door middel van een instemmingsbrief de andere stichtende leden van de gezamenlijke onderneming S2R dan de Unie als genoemd in bijlage II bij deze verordening, en de overeenkomstig bepaling 4 te selecteren geassocieerde leden. Deze leden worden hierna samen "de andere leden dan de Unie" genoemd.

2. De rol en bijdrage van de andere leden dan de Unie worden vastgelegd in een lidmaatschapsovereenkomst met de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. Deze overeenkomst wordt gesloten met de uitvoerend directeur en ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur. De overeenkomst bevat een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de bijdrage van de leden aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, als gedefinieerd in artikel 4, lid 2, onder a), alsmede het programma van de aanvullende activiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder b), en bevat bepalingen inzake de vertegenwoordiging van de leden in de raad van bestuur.

4 – Wijziging van het lidmaatschap

1. Elke in een lidstaat of een met het Kaderprogramma Horizon 2020 geassocieerd land gevestigde juridische entiteit, of groepering of consortium van juridische entiteiten kan een aanvraag indienen om geassocieerd lid te worden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R indien zij instemt met de statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en zich ertoe verbindt bij te dragen aan de in lid 4 bedoelde financiering om de in artikel 2 van deze verordening uiteengezette doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R te verwezenlijken.

2. De geassocieerde leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden geselecteerd via een open, niet-discriminerende en concurrerende oproep. De eerste oproep voor geassocieerde leden wordt uiterlijk drie maanden na de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gelanceerd. Aanvullende oproepen worden gelanceerd met oog voor de kernvaardigheden die bijeen moeten worden gebracht voor de uitvoering van het masterplan S2R. Alle oproepen worden gepubliceerd op de website van S2R en ook via de groep van vertegenwoordigers van de staten en andere kanalen bekendgemaakt om zoveel mogelijk deelnemers te betrekken bij de verwezenlijking van de doelstelling van het masterplan S2R. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R stimuleert de deelname van het mkb en actoren uit de volledige spoorwaardeketen, alsmede van buiten de traditionele spoorwegsector.

3. De raad van bestuur beoordeelt de aanvragen om geassocieerd lid te worden, rekening houdend met onder meer de relevantie en potentiële toegevoegde waarde van de kandidaat voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, de solvabiliteit van de aanvrager en eventuele potentiële belangenconflicten. De raad neemt vervolgens een besluit over de aanvraag.

4. De vereiste minimumbijdrage om geassocieerd lid te worden bedraagt 2,5 % van de totale begroting van het IP waaraan het geassocieerd lid deelneemt.

5. Elk lid kan zijn lidmaatschap van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R beëindigen. De beëindiging wordt zes maanden nadat de andere leden ervan op de hoogte zijn gesteld onherroepelijk van kracht. Vanaf dat tijdstip is het voormalige lid vrijgesteld van alle verplichtingen behoudens die welke vóór de beëindiging van het lidmaatschap door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zijn goedgekeurd of aangegaan.

6. Het lidmaatschap van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R kan niet aan een derde worden overgedragen zonder de voorafgaande en eenparige instemming van de raad van bestuur.

7. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R maakt na eventuele veranderingen in het lidmaatschap onmiddellijk overeenkomstig deze bepaling een bijgewerkte ledenlijst van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bekend, alsmede de datum waarop die wijziging van kracht wordt.

5 – Organisatie van de gemeenschappelijke onderneming

1. De gemeenschappelijke onderneming bestaat uit de volgende organen:

(a) de raad van bestuur;

(b) de uitvoerend directeur;

(c) het wetenschappelijk comité;

(d) de groep van vertegenwoordigers van de staten.

2. Het wetenschappelijk comité en de groep van vertegenwoordigers van de staten vormen adviesorganen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

6 – Samenstelling van de raad van bestuur

De raad van bestuur bestaat uit maximum twintig leden, met inbegrip van:

(a) twee vertegenwoordigers van de Commissie;

(b) één vertegenwoordiger van elk ander stichtend lid van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R dan de Unie;

(c) minstens één vertegenwoordiger van de geassocieerde leden per innovatieprogramma als bedoeld in bepaling 1, lid 3. Deze vertegenwoordigers worden aangewezen door de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, waarbij wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van actoren uit de volledige spoorwaardeketen en van buiten de traditionele spoorwegsector.

7 – Werking van de raad van bestuur

1. De raad van bestuur wordt voorgezeten door de Commissie.

2. Het aantal stemmen van de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R is evenredig met hun bijdrage aan de financiën van de gemeenschappelijke onderneming. Onverminderd de eerste zin van dit lid, bezit de Commissie 50 % van de stemmen. De stem van de Commissie is ondeelbaar en is een weergave van het standpunt van de Unie binnen de raad van bestuur.

3. De vertegenwoordigers spannen zich tot het uiterste in om consensus te bereiken. Als er geen consensus kan worden bereikt en onverminderd lid 4, neemt de raad van bestuur besluiten met een meerderheid van ten minste tweederde van alle stemmen, met inbegrip van de stemmen van afwezigen, tenzij in deze statuten anders is bepaald.

4. Bij beslissingen over de toetreding als geassocieerd lid en de vertegenwoordiging van geassocieerde leden in de raad van bestuur, is de stem van de Commissie doorslaggevend indien geen tweederde meerderheid kan worden bereikt.

5. De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast, dat het vlotte en efficiënte verloop van zijn werkzaamheden garandeert. Dat reglement voorziet in specifieke procedures ter voorkoming van belangenconflicten.

De raad van bestuur vergadert ten minste driemaal per jaar. Buitengewone vergaderingen worden bijeengeroepen op verzoek van eenderde van de leden van de raad van bestuur, die ten minste 30 % van de stemmen vertegenwoordigen, dan wel op verzoek van de Commissie of de uitvoerend directeur.

De vergaderingen worden in de regel gehouden in de zetel van de gemeenschappelijke onderneming.

De uitvoerend directeur is gerechtigd om deel te nemen aan de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht.

Een vertegenwoordiger van het Europees Spoorwegbureau en de voorzitter of de vicevoorzitter van de groep van vertegenwoordigers van de staten nemen als waarnemer deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur.

De raad van bestuur mag andere personen uitnodigen om als waarnemers aan zijn vergaderingen deel te nemen.

8 – Taken van de raad van bestuur

De raad van bestuur draagt de eindverantwoordelijkheid voor de strategische koers en de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en houdt toezicht op de uitvoering van haar activiteiten. De raad van bestuur wordt belast met de volgende taken:

(a) de vaststelling van het masterplan S2R en van elk voorstel tot wijziging van dat plan;

(b) de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en de bijbehorende uitgavenramingen op voorstel van de uitvoerend directeur en na raadpleging van het wetenschappelijk comité en de groep van vertegenwoordigers van de staten;

(c) aanvragen voor nieuw lidmaatschap overeenkomstig bepaling 4 beoordelen en aanvaarden of afwijzen;

(d) het lidmaatschap intrekken van leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R die hun verplichtingen niet nakomen en de voorwaarden van die beëindiging bepalen;

(e) de in bepaling 3, lid 2, bedoelde lidmaatschapsovereenkomsten goedkeuren na  eventuele raadpleging van een ad-hocadviesgroep;

(f) het financieel reglement van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R vaststellen overeenkomstig artikel 5 van deze verordening;

(g) op voorstel van de uitvoerend directeur de jaarbegroting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R vaststellen, waaronder de personeelsformatie, met vermelding van het aantal tijdelijke posten per functiegroep en per rang alsmede van het aantal arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen, uitgedrukt in voltijdequivalenten;

(h) de bevoegdheden uitoefenen tot aanstelling van personeel, overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening;

(i) de uitvoerend directeur benoemen, ontslaan, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur verlengen, de uitvoerend directeur adviseren en toezicht houden op de prestaties van de uitvoerend directeur;

(j) de organisatiestructuur goedkeuren op aanbeveling van de uitvoerend directeur;

(k) de jaarrekeningen goedkeuren;

(l) het jaarlijkse activiteitenverslag goedkeuren, met inbegrip van de bijbehorende uitgaven;

(m) voor zover nodig de oprichting van een interne auditcapaciteit bij de Gemeenschappelijke Onderneming S2R regelen;

(n) procedures voor open en transparante oproepen opstellen en de oproepen goedkeuren alsmede, indien van toepassing, de hiermee in verband staande regels voor indienings-, selectie-, toewijzings- en beroepsprocedures;

(o) de lijst van voor financiering geselecteerde acties goedkeuren;

(p) in voorkomend geval als aanvulling op de organen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R werkgroepen oprichten als bedoeld in bepaling 14;

(q) in voorkomend geval uitvoeringsregels vaststellen overeenkomstig artikel 6, lid 3, van deze verordening alsmede regels vaststellen voor de detachering van nationale deskundigen bij de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en voor de inzet van stagiairs overeenkomstig artikel 7 van deze verordening;

(r) indien passend verzoeken tot wijziging van deze verordening van leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R voorleggen aan de Commissie;

(s) een beslissing nemen over voorstellen van de Commissie betreffende de verlenging of de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming;

(t) elke taak uitvoeren die niet specifiek aan een van de organen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R is toegewezen, die hij wel aan een van die organen kan toewijzen.

9 – Benoeming, ontslag of verlenging van de ambtstermijn van de uitvoerend directeur

1. De uitvoerend directeur wordt na een openbare en transparante selectieprocedure door de raad van bestuur aangesteld uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten.

2. De uitvoerend directeur is een personeelslid en wordt aangesteld als tijdelijk functionaris van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R overeenkomstig artikel 2, onder a), van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie.

3. Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de uitvoerend directeur wordt de Gemeenschappelijke Onderneming S2R vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

4. De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Aan het eind van deze termijn verricht de Commissie een beoordeling waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie van de prestaties van de uitvoerend directeur en de toekomstige taken en uitdagingen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

5. Op voorstel van de Commissie, waarin rekening wordt gehouden met de beoordeling als bedoeld in lid 4, kan de raad van bestuur de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen met ten hoogste vijf jaar.

6. Een uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, kan na afloop van de volledige termijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor hetzelfde ambt.

7. De uitvoerend directeur kan uitsluitend uit zijn of haar ambt worden ontheven bij besluit van de raad van bestuur op voorstel van de Commissie.

10 – Taken van de uitvoerend directeur

1. De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerende functionaris belast met het dagelijks beheer van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R, overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur.

2. De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. Hij of zij legt verantwoording af aan de raad van bestuur en verricht zijn taken in alle onafhankelijkheid binnen de grenzen van de hem of haar verleende bevoegdheden.

3. De uitvoerend directeur voert de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R uit. Hij verstrekt aan de raad van bestuur alle inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de vervulling van zijn functies.

4. De uitvoerend directeur is met name belast met:

(a) de ontwerp-jaarbegroting opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur, met inbegrip van de bijbehorende personeelsformatie, waarin het aantal tijdelijke aanstellingen per functiegroep en per rang en het aantal contractmedewerkers en gedetacheerde nationale deskundigen wordt vermeld, uitgedrukt in voltijdequivalenten;

(b) de jaarlijkse werkprogramma's van de gemeenschappelijke onderneming en de bijbehorende uitgavenramingen opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

(c) de jaarrekeningen ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

(d) het jaarlijks activiteitenverslag als bedoeld in bepaling 19, lid 2, en andere door de raad van bestuur gevraagde verslagen opstellen en voorleggen aan de raad van bestuur;

(e) geschillen binnen IP's in tweede aanleg beslechten;

(f) geschillen tussen IP's in eerste aanleg beslechten;

(g) de oproepen beheren en de lijst van voor financiering geselecteerde activiteiten ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

(h) afzonderlijke overeenkomsten of besluiten ondertekenen;

(i) aanbestedingscontracten ondertekenen;

(j) erop toezien dat de verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming die voortvloeien uit door haar gesloten contracten en overeenkomsten, worden nagekomen;

(k) zorg dragen voor de coördinatie van de verschillende IP's en passende maatregelen treffen voor het beheer van raakvlakken, het voorkomen van onnodige overlapping van projecten en het bevorderen van synergieën tussen IP's;

(l) voorstellen doen aan de raad van bestuur voor de aanpassing van de technische inhoud en de verdeling van de begrotingstoewijzingen over de IP's;

(m) er zorg voor dragen dat de geplande doelstellingen en tijdschema's worden verwezenlijkt, de IP-activiteiten coördineren en opvolgen, en eventueel gewenste aanpassingen van de doelstellingen en het bijbehorende tijdschema voorstellen;

(n) toezien op de voortgang van de IP's bij de verwezenlijking van de doelstellingen;

(o) het communicatiebeleid van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R uitstippelen en uitvoeren;

(p) voorstellen inzake de organisatiestructuur indienen bij de raad van bestuur;

(q) de werkzaamheden en het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R binnen de beperkingen van de bevoegdheidsdelegatie door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening organiseren, leiden en er toezicht op uitoefenen;

(r) zich ervan vergewissen dat de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming volledig onafhankelijk en zonder enige belangenverstrengeling worden uitgevoerd;

(s) een doeltreffend en efficiënt intern controlesysteem instellen, toezien op de werking ervan en elke ingrijpende wijziging melden aan de raad van bestuur;

(t) er zorg voor dragen dat risicoanalyses en risicobeheer worden toegepast;

(u) alle andere maatregelen treffen die noodzakelijk zijn ter beoordeling van de door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gemaakte vorderingen bij de verwezenlijking van haar doelstellingen;

(v) organiseren van de informatie-uitwisseling met de groep van vertegenwoordigers van de staten en het Europees Spoorwegbureau;

(w) alle andere taken uitvoeren die de raad van bestuur aan de uitvoerend directeur toevertrouwt of delegeert.

5. De uitvoerend directeur richt een programmabureau op voor de uitvoering, onder zijn/haar verantwoordelijkheid, van alle ondersteunende taken die voortvloeien uit deze verordening. Het programmabureau bestaat uit het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en voert met name de volgende taken uit:

(a) bijstand verlenen bij het opzetten en beheren van een geschikt boekhoudsysteem in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R;

(b) beheren van de in het werkprogramma opgenomen oproepen en van de overeenkomsten of besluiten, waaronder de coördinatie daarvan;

(c) de leden en de andere organen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R alle relevante informatie en de nodige ondersteuning geven zodat zij hun taken kunnen vervullen en aan hun specifieke verzoeken voldoen;

(d) als secretariaat voor de organen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R fungeren en ondersteuning bieden aan alle werkgroepen die door de raad van bestuur zijn opgezet.

11 – Europees Spoorwegbureau:

Een vertegenwoordiger van het Europees Spoorwegbureau zetelt als waarnemer in de raad van bestuur en draagt bij tot de vaststelling en uitvoering van het masterplan S2R, met name door de uitvoering van de volgende adviserende taken:

(a) voorstellen van eventuele amendementen van het masterplan S2R en de jaarlijkse werkprogramma's, met name om ervoor te zorgen dat tegemoet wordt gekomen aan de onderzoeksbehoeften voor de verwezenlijking van de eengemaakte Europese spoorwegruimte;

(b) na raadpleging van de in artikel 2, lid 1, onder e), van deze verordening bedoelde belanghebbenden, voorstellen van technische normen voor onderzoeks-, ontwikkelings- en valideringsactiviteiten teneinde de interoperabiliteit en veiligheid van de resultaten te waarborgen;

(c) toezien op de gemeenschappelijke ontwikkelingen van het toekomstige systeem en bijdragen tot de definiëring van de doelsystemen in de regelgevende voorschriften;

(d) de projectactiviteiten en -resultaten evalueren om de relevantie daarvan te toetsen aan de in artikel 2, lid 2, van deze verordening vastgestelde doelstellingen en de interoperabiliteit en veiligheid van de onderzoeksresultaten te waarborgen.

12 – Wetenschappelijk comité

1. Het wetenschappelijk comité bestaat uit maximaal twaalf leden. Het kiest een voorzitter uit zijn leden.

2. Bij de ledensamenstelling wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van wereldwijd erkende wetenschappers en ingenieurs uit de academische wereld, de industrie, het mkb, ngo's en toezichthoudende instanties. Samen dienen de leden van het wetenschappelijk comité over de nodige wetenschappelijke competentie en technische deskundigheid te beschikken om de Gemeenschappelijke Onderneming S2R wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen te kunnen verstrekken.

3. De raad van bestuur stelt de specifieke criteria en het selectieproces vast voor de samenstelling van het wetenschappelijk comité en benoemt de leden ervan. De raad van bestuur houdt rekening met de potentiële kandidaten die worden voorgesteld door de groep van vertegenwoordigers van de staten, de European Rail Research Advisory Council (ERRAC) en het Europees Spoorwegbureau.

4. Het wetenschappelijk comité wordt belast met de volgende taken:

(a) advies uitbrengen over de in de jaarlijkse werkplannen op te nemen wetenschappelijke en technologische prioriteiten;

(b) advies uitbrengen over de in het jaarlijkse activiteitenverslag beschreven wetenschappelijke en technologische prestaties;

(c) mogelijke gebieden voor baanbrekend onderzoek voorstellen die in aanmerking komen voor verdere ontwikkeling;

(d) mogelijke synergieën voorstellen met nationale en internationale onderzoeks- en innovatieactiviteiten op het gebied van spoorvervoer, met name via het technologieplatform van de European Rail Research Advisory Council (ERRAC) en op andere gebieden, als bedoeld in bepaling 2, onder k).

5. Het wetenschappelijk comité komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. De vergaderingen worden bijeengeroepen door de voorzitter.

6. Het wetenschappelijk comité kan, met instemming van de voorzitter, andere personen uitnodigen om zijn vergaderingen bij te wonen.

7. Het wetenschappelijk comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.

13 – Groep van vertegenwoordigers van de staten

1. De groep van vertegenwoordigers van de staten bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en één van elk met het Kaderprogramma Horizon 2020 geassocieerd land. Hij kiest een voorzitter en een vicevoorzitter uit zijn leden.

2. De groep van vertegenwoordigers van de staten komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. De vergaderingen worden bijeengeroepen door de voorzitter. De uitvoerend directeur en de voorzitter van de raad van bestuur, of hun vertegenwoordigers, wonen de vergaderingen bij.

3. De leden van het bij artikel 62 van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad[1] opgerichte Comité voor de Gemeenschappelijke Europese Spoorwegruimte, of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan de vergaderingen van de groep van vertegenwoordigers van de staten.

4. De groep van vertegenwoordigers van de staten wordt geraadpleegd en beoordeelt informatie en brengt advies uit over:

(a) de actualisering van de strategische oriëntatie van het masterplan S2R en de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van dat plan;

(b) de jaarlijkse werkprogramma's van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R;

(c) de afstemming met het Kaderprogramma Horizon 2020 en andere financieringsinstrumenten van de Unie en de lidstaten, waaronder de Connecting Europe Facility en de Europese structuurfondsen;

(d) de afstemming met het vierde spoorwegpakket en de doelstelling om een Europese spoorwegruimte tot stand te brengen;

(e) de betrokkenheid van het mkb en relevante actoren van buiten de traditionele spoorwegsector.

5. De groep van vertegenwoordigers van de staten verschaft tevens informatie aan en treedt op als aanspreekpunt van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R voor de volgende zaken:

(a) de status van relevante nationale of regionale onderzoeks- en innovatieprogramma's en mogelijke samenwerkingsgebieden, met inbegrip van de toepassing van relevante technologieën;

(b) specifieke maatregelen op nationaal of regionaal niveau betreffende evenementen voor verspreiding van informatie, gerichte technische workshops en activiteiten op het gebied van communicatie.

6. De groep van vertegenwoordigers van de staten kan op eigen initiatief de Gemeenschappelijke Onderneming S2R aanbevelingen doen op technisch, bestuurlijk en financieel gebied, met name wanneer er nationale of regionale belangen in het geding zijn. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R informeert de groep van vertegenwoordigers van de staten over het gevolg dat zij aan die aanbevelingen heeft gegeven.

7. De groep van vertegenwoordigers van de staten stelt zijn eigen reglement van orde vast.

14 – Werkgroepen

1. Voor de uitvoering van de in bepaling 2 genoemde taken kan de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R een beperkt aantal werkgroepen oprichten om door de raad van bestuur gedelegeerde activiteiten uit te voeren. Deze groepen worden samengesteld uit professionals en functioneren op transparante wijze.

2. De deskundigen die aan de werkgroepen deelnemen behoren niet tot het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

3. Om een zo breed mogelijke deskundigheid te waarborgen, stimuleert en faciliteert de Gemeenschappelijke Onderneming S2R de deelname aan de werkgroepen van het mkb, onderzoeksinstellingen en actoren van buiten de traditionele spoorwegwereld.

4. De werkgroepen worden voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. De Commissie en het Europees Spoorwegbureau verlenen deze werkgroepen ondersteuning als waarnemer.

15 – Financieringsbronnen

1. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R wordt gezamenlijk gefinancierd door de Unie en de andere leden dan de Unie of de met hen gelieerde entiteiten, door middel van in tranches uitbetaalde financiële bijdragen en van bijdragen in natura die bestaan uit de door hen gedragen kosten bij de uitvoering van acties onder contract die niet door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden vergoed.

2. De administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R bedragen niet meer dan 27 miljoen EUR en worden gedekt door financiële bijdragen die gelijkelijk worden verdeeld op jaarbasis tussen de Unie en de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R dan de Unie, met uitzondering van onderzoeksinstellingen en universiteiten. De bijdrage van de andere leden dan de Unie is evenredig met hun respectieve financiële verbintenissen. Indien een deel van de bijdragen voor administratieve kosten niet wordt gebruikt, kan het ter beschikking worden gesteld om de operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R te dekken.

3. De operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden gedekt door:

(a) een financiële bijdrage van de Unie;

(b) bijdragen in natura van de andere leden dan de Unie en hun gelieerde entiteiten, bestaande uit de door hen bij de uitvoering van acties onder contract gedragen kosten minus de bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten.

4. De middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R die op haar begroting worden opgevoerd, bestaan uit de volgende bijdragen:

(a) de financiële bijdragen van leden aan de administratieve kosten;

(b) de financiële bijdragen van de Unie aan operationele kosten;

(c) alle door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gegenereerde inkomsten;

(d) alle andere financiële bijdragen, middelen en inkomsten.

5. Interesten op de bijdragen die door de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R zijn betaald, gelden als inkomsten.

6. Alle middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden besteed aan de bevordering van de in artikel 2 van deze verordening genoemde doelstellingen.

7. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R is eigenaar van alle voor de vervulling van haar in artikel 2 van deze verordening bepaalde doelstellingen door haar gegenereerde of aan haar overgedragen activa.

8. Onverminderd bepaling 22, lid 4, worden aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming geen uitkeringen gedaan uit hoofde van verdeling van een eventueel overschot van de inkomsten boven de uitgaven van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

16 – Toewijzing van de bijdrage van de Unie

1. De financiële bijdrage van de Unie aan de operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a), en de aanvullende bijdrage als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b) worden als volgt toegewezen:

(a) tot 40 % wordt toegewezen aan andere stichtende leden dan de Unie en de met die leden gelieerde entiteiten;

(b) tot 30 % wordt toegewezen aan geassocieerde leden en hun gelieerde entiteiten;

(c) ten minste 30 % wordt toegewezen door middel van vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen en openbare aanbestedingen.

2. Financiering uit hoofde van lid 1 wordt toegewezen na evaluatie van de voorstellen door onafhankelijke deskundigen.

3. De financiële verbintenissen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R mogen het bedrag van de beschikbare of door haar leden voor haar begroting vastgelegde financiële middelen niet overschrijden.

17 – Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar begint op 1 januari en sluit op 31 december.

18 – Operationele en financiële planning

1. De uitvoerend directeur stelt, op basis van het masterplan S2R, het ontwerp van jaarlijks werkprogramma op en legt dat ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur, met inbegrip van een gedetailleerd plan voor de onderzoeks- en innovatieactiviteiten, de administratieve werkzaamheden en de bijbehorende ramingen van de uitgaven voor het komende jaar. In het ontwerp-werkprogramma wordt tevens de geraamde waarde van de overeenkomstig bepaling 15, lid 3, onder b), te leveren bijdragen vermeld.

2. Het jaarlijkse werkprogramma voor een bepaald jaar wordt uiterlijk aan het einde van het voorafgaande jaar aangenomen. Het jaarlijkse werkprogramma wordt openbaar gemaakt.

3. De uitvoerend directeur stelt de ontwerpjaarbegroting voor het volgende jaar op en legt deze ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

4. De jaarbegroting voor een bepaald jaar wordt uiterlijk aan het einde van het voorafgaande jaar aangenomen door de raad van bestuur.

5. De jaarbegroting wordt aangepast op grond van de omvang van de bijdrage van de Unie zoals vastgelegd in de begroting van de Unie.

19 – Operationele en financiële verslaglegging

1. De uitvoerend directeur brengt jaarlijks verslag uit aan de raad van bestuur over de uitvoering van zijn taken in overeenstemming met de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

2. Uiterlijk op 15 februari van elk jaar legt de uitvoerend directeur de raad van bestuur ter goedkeuring een jaarlijks activiteitenverslag voor over de door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in het voorafgaande kalenderjaar gemaakte vorderingen, met name in verhouding tot het jaarlijkse werkplan voor dat jaar. Dit verslag bevat informatie over onder meer de volgende zaken:

(a) onderzoek, innovatie en andere uitgevoerde acties en de bijbehorende uitgaven;

(b) de ingediende acties, met inbegrip van een opsplitsing per soort deelnemer, waaronder het mkb, en per land;

(c) de voor financiering aangewezen acties, met inbegrip van een opsplitsing per soort deelnemer, waaronder het mkb, en per land, met vermelding van de bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R aan de afzonderlijke deelnemers en acties.

Na goedkeuring door de raad van bestuur wordt het jaarlijkse activiteitenverslag meegedeeld aan de groep van vertegenwoordigers van de staten en openbaar gemaakt.

3. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R doet jaarlijks verslag aan de Commissie overeenkomstig artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

4. De rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden onderzocht door een onafhankelijk controleorgaan als bepaald in artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

De rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R worden niet onderzocht door de Rekenkamer.

20 – Interne controle

De interne controleur van de Commissie oefent ten aanzien van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R dezelfde bevoegdheden uit als die welke hij met betrekking tot de Commissie uitoefent.

21 – Aansprakelijkheid van leden en verzekering

1. De financiële aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R is beperkt tot de door hen reeds betaalde bijdrage aan de administratieve kosten.

2. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R neemt een afdoende verzekering en houdt die aan.

22 – Belangenconflicten

1. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R en haar werknemers vermijden elk belangenconflict bij de uitvoering van hun activiteiten.

2. De raad van bestuur van  stelt regels vast om belangenconflicten ten aanzien van de leden van die onderneming, haar organen en haar personeel te voorkomen en te beheersen. Deze regels omvatten bepalingen ter voorkoming van belangenconflicten voor de vertegenwoordigers van de leden die zitting hebben in de raad van bestuur.

23 – Ontbinding

1. De Gemeenschappelijke Onderneming S2R wordt ontbonden aan het einde van de in artikel 1 van deze verordening omschreven periode.

2. De ontbindingsprocedure wordt automatisch ingeleid in geval van terugtrekking door de Commissie of door alle andere leden dan de Unie uit de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

3. Voor de uitvoering van de procedure tot ontbinding van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R benoemt de raad van bestuur een of meer liquidateurs die handelen volgens de door de raad van bestuur verstrekte instructies.

4. Wanneer de Gemeenschappelijke onderneming S2R wordt ontbonden, worden haar activa gebruikt ter voldoening van haar verplichtingen en voor de uitgaven in verband met haar ontbinding. Een eventueel overschot wordt op het moment van de ontbinding verdeeld over de leden in verhouding tot hun financiële bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming S2R. Een eventueel overschot dat de Unie toevalt, wordt teruggeboekt naar de begroting van de Unie.

5. Er wordt een ad-hocprocedure ingesteld om een passende afwikkeling te verzekeren van alle door de Gemeenschappelijke Onderneming S2R gesloten overeenkomsten of genomen besluiten, alsmede van alle aanbestedingscontracten waarvan de duur zich uitstrekt voorbij de duur van de Gemeenschappelijke Onderneming S2R.

BIJLAGE II –ANDERE STICHTENDE LEDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING S2R DAN DE UNIE

1. ALSTOM TRANSPORT

2. ANSALDO STS

3. BOMBARDIER TRANSPORTATION

4. CONSTRUCCIONES Y AUXILIAR DE FERROCARRILES

5. NETWORK RAIL

6. SIEMENS AKTIENGESELLSCHAFT

7. THALES

8. TRAFIKVERKET

[1]               Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).