Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de aanvaarding van de wijziging van het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand /* COM/2013/0917 final - 2013/0448 (NLE) */
TOELICHTING Het Verdrag van 1979 betreffende
grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (hierna "het verdrag"
genoemd) is gesloten onder de auspiciën van de Economische Commissie voor
Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) en vormt het belangrijkste
internationale rechtskader voor samenwerking en acties om luchtverontreiniging
en de schadelijke gevolgen daarvan voor de menselijke gezondheid en het milieu
in de VN/ECE-regio te beperken en geleidelijk te verminderen en te voorkomen,
waarbij ook met name aandacht wordt besteed aan grensoverschrijdende
luchtverontreiniging over lange afstand. Het verdrag is namens de Europese Economische
Gemeenschap ondertekend op 14 november 1979 en goedgekeurd bij Besluit
81/462/EEG van de Raad van 11 juni 1981.[1]
Tot op heden is het verdrag met acht
protocollen aangevuld, waaronder het Protocol van 1999 inzake vermindering van
verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau (hierna "het protocol"
genoemd). Dit protocol bevordert een benadering waarbij meerdere
verontreinigende stoffen tegelijk worden aangepakt teneinde de overschrijdingen
van de voor de menselijke gezondheid en de vegetatie kritische belasting inzake
verzuring, kritische belasting met voedingsstikstof en kritische niveaus van
ozon te voorkomen of tot een minimum te beperken. Daartoe stelt het protocol voor
elke partij nationale emissieplafonds vast die uiterlijk in 2010 moeten worden
bereikt voor de volgende vier luchtverontreinigende stoffen: zwavel
(voornamelijk zwaveldioxide, SO2), stikstofoxiden (NOx), ammoniak
(NH3) en vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS).
Ter ondersteuning van de naleving van nationale emissieplafonds stellen de
bijlagen bij het protocol emissiegrenswaarden vast om de uitstoot van
luchtverontreinigende stoffen afkomstig van relevante categorieën van
stationaire en mobiele bronnen bij de bron te bestrijden. De toetreding van de Gemeenschap tot het
protocol is namens de Gemeenschap goedgekeurd bij Besluit 2003/507/EG van de
Raad van 13 juni 2003[2]. Het protocol is op 17
mei 2005 in werking getreden en is hoofdzakelijk in het EU-recht omgezet via
Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001
inzake grote stookinstallaties[3] en Richtlijn 2001/81/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale
emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (hierna de "NEP-richtlijn"
genoemd)[4]. In overeenstemming met artikel 10, lid 2, van
het protocol zijn de verplichtingen in 2005 en 2007 aan een toetsing
onderworpen. Daaruit is gebleken dat er meer inspanningen moeten worden
geleverd om te voldoen aan de doelstellingen in verband met het milieu en de
menselijke gezondheid om kritische belastingwaarden en niveaus te realiseren
met het oog op de duurzame bescherming van de menselijke gezondheid en het
milieu. In 2007 zijn de partijen in onderhandeling getreden teneinde het
protocol te wijzigen. Naar aanleiding van het onderhandelingsproces
hebben de aanwezige partijen op de dertigste zitting van het uitvoerend orgaan
van het verdrag bij consensus twee besluiten (Besluiten 2012/1 en 2012/2 van
het uitvoerend orgaan) aangenomen tot wijziging van de tekst van het protocol
en de bijlagen daarbij en tot toevoeging van twee nieuwe bijlagen (X en XI)[5]. Voorts hebben de
partijen ook twee andere besluiten tot uitvoering van de bepalingen van het
protocol (voorlopige toepassing van aanpassingen van nationale
emissiereductieverplichtingen[6] of van nationale
emissie-inventarissen) bij consensus aangenomen.[7] Besluit 2012/1 van het uitvoerend orgaan, dat strekt
tot bijwerking van de definities van kritische belastingwaarden en kritische niveaus
zoals vastgesteld in bijlage I bij het protocol, vereist geen bekrachtiging
door de partijen. In overeenstemming met artikel 13, lid 4, van het protocol is
deze wijziging op 7 maart 2013 meegedeeld aan alle partijen bij het protocol[8] en op 5 juni 2013 in
werking getreden. Besluit 2012/2 van het uitvoerend orgaan
wijzigt de hoofdtekst van het protocol en alle bijlagen daarbij (met
uitzondering van bijlage I). In overeenstemming met artikel 13, lid 3, van het
protocol moet dit besluit door de partijen worden bekrachtigd. Het gewijzigde protocol stelt nieuwe nationale
emissiereductieverbintenissen vast die uiterlijk in 2020 moeten worden nagekomen
voor de bovengenoemde vier luchtverontreinigende stoffen, alsook voor fijne stofdeeltjes
(PM2,5). Daarnaast bevordert het emissiereducties voor zwarte
koolstof (milieuverontreinigende stofdeeltjes met een korte levensduur), werkt
het de emissiegrenswaarden bij die in de bijlagen bij het protocol zijn
bepaald, stelt het nieuwe normen vast voor het gehalte aan vluchtige organische
stoffen met uitzondering van methaan in producten en vervolledigt het de
rapportageverplichting van de partijen ten aanzien van de uitstoot van
luchtverontreinigende stoffen en van de geboekte vooruitgang op het gebied van
technologie en onderzoek. De wijziging van het protocol wordt omgezet in
het EU-recht via verscheidene rechtsinstrumenten. Daartoe heeft de Commissie
richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad voorgesteld tot wijziging[9] van de richtlijn inzake
nationale emissieplafonds en inzake beperking van de emissies van bepaalde
verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties[10]. Beide richtlijnen
zullen van toepassing zijn naast de bestaande Europese richtlijnen ter
beheersing van emissiebronnen, waaronder Richtlijn 2010/75/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies[11]. In het licht van het bovenstaande is het
zinvol dat de Europese Unie de wijziging van het protocol aanvaardt. De bijlage bij dit besluit omvat de tekst met
de wijzigingen van het protocol zoals vastgesteld in Besluit 2012/2 van het
uitvoerend orgaan. 2013/0448 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de aanvaarding van de wijziging
van het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en
ozon op leefniveau bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende
luchtverontreiniging over lange afstand DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 192, juncto artikel 218, lid 6, onder a), Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Gezien de goedkeuring van het Europees
Parlement, Overwegende hetgeen volgt: (1) Sedert de goedkeuring in 1981[12] is de Unie partij bij
het VN/ECE-Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over
lange afstand. (2) Sedert de goedkeuring op 13
juni 2003[13]
is de Unie partij bij het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring,
eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag betreffende
grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand. (3) De partijen bij het Protocol
inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het
Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange
afstand zijn in 2007 in onderhandeling getreden om de bescherming van de
menselijke gezondheid en het milieu verder te verbeteren, door onder andere
nieuwe emissiereductieverplichtingen vast te stellen voor bepaalde
luchtverontreinigende stoffen die uiterlijk in 2020 moeten worden bereikt en de
emissiegrenswaarden bij te werken om de uitstoot van luchtverontreinigende
stoffen bij de bron te bestrijden. (4) De aanwezige partijen op de
dertigste zitting van het uitvoerend orgaan van het VN/ECE-Verdrag betreffende
grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand hebben [bij
consensus?] hun goedkeuring gehecht aan Besluit 2012/1 en Besluit 2012/2 tot
wijziging van het Protocol inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en
ozon op leefniveau bij het Verdrag betreffende grensoverschrijdende
luchtverontreiniging over lange afstand. (5) Besluit 2012/1 is in werking
getreden en is van kracht geworden op basis van de versnelde procedure als
bedoeld in artikel 13, lid 4, van het protocol. (6) Besluit 2012/2 moet door de
partijen bij het protocol worden bekrachtigd in overeenstemming met artikel 13,
lid 3, van het protocol. (7) De wijziging van het Protocol
inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het
Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange
afstand moet daarom namens de Europese Unie worden aanvaard, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1 De wijziging van het Protocol inzake
vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag
betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand wordt
hierbij namens de Unie aanvaard. De tekst van de wijziging van het protocol is
bij dit besluit gevoegd. Artikel 2 De voorzitter van de Raad wijst de persoon aan
die gemachtigd is om namens de Europese Unie de akte van aanvaarding neer te
leggen als bedoeld in artikel 13, lid 3, van het Protocol inzake vermindering
van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag betreffende
grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, waarmee de
instemming van de Europese Unie om door het gewijzigde protocol gebonden te
zijn tot uiting wordt gebracht. Artikel 3 Dit besluit
wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] PB
L 171 van 27.6.1981, blz. 11. [2] PB L
179 van 17.7.2003, blz. 1. [3] PB L
309 van 27.11.2001, blz. 1. [4] PB L
309 van 27.11.2001, blz. 22. [5] Besluiten 2012/1 en 2012/2, dertigste zitting van het
uitvoerend orgaan van het verdrag, 30 april-4 mei 2012. De tekst van deze
besluiten is beschikbaar op: http://www.unece.org/env/lrtap/multi_h1.html
[6] De nationale emissieplafonds, zoals bepaald in bijlage
II bij het protocol, worden nu vervangen door nationale
emissiereductieverbintenissen, zoals vastgesteld in bijlage II bij het
gewijzigde protocol. [7] Besluiten 2012/3 en 2012/4, dertigste zitting van het
uitvoerend orgaan van het verdrag, 30 april-4 mei 2012. De tekst van deze
besluiten is beschikbaar op: http://www.unece.org/env/lrtap/multi_h1.html
[8] Ref.: ECE/ENV/2013/30. [9] COM(2013) XXX. [10] COM(2013) XXX. [11] PB L
334 van 17.12.2010, blz. 17. [12] PB L 171 van 27.6.1981, blz. 11. [13] PB L 179 van 17.7.2003, blz. 1.
Besluit 2012/2
Wijziging van de tekst van het
Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op
leefniveau en van de bijlagen II tot en met IX daarbij en de toevoeging van
nieuwe bijlagen X en XI Artikel 1
Wijziging De partijen bij het
Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op
leefniveau, bijeen ter gelegenheid van de dertigste zitting van het uitvoerend
orgaan, Besluiten het Protocol van 1999 inzake vermindering van
verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau (Protocol van Göteborg) bij het
Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange
afstand te wijzigen, zoals vervat in de bijlage bij dit besluit. Artikel 2
Verband met het Protocol van Göteborg Geen enkele staat of
regionale organisatie voor economische integratie kan een akte van aanvaarding
van deze wijziging neerleggen zonder hetzij vooraf, hetzij tegelijk hiermee een
akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding tot het
Protocol van Göteborg neer te leggen. Artikel 3
Inwerkingtreding In overeenstemming met
artikel 13, lid 3, van het Protocol van Göteborg treedt deze wijziging in
werking op de negentigste dag na de datum waarop twee derde van de partijen bij
het Protocol van Göteborg haar akte van aanvaarding daarvan heeft neergelegd
bij de depositaris. Bijlage A. Preambule 1. In de tweede alinea
van de preambule worden de woorden "vluchtige organische stoffen en
gereduceerde stikstofverbindingen" vervangen door de woorden
"vluchtige organische stoffen, gereduceerde stikstofverbindingen en stofdeeltjes".
2. In de derde alinea van
de preambule worden de woorden "en stofdeeltjes" toegevoegd na het
woord "ozon". 3. In de vierde alinea
van de preambule worden de woorden "zwavel en vluchtige organische
stoffen, alsmede secundaire verontreinigende stoffen zoals ozon" vervangen
door de woorden "zwavel, vluchtige organische stoffen, ammoniak en
rechtstreeks uitgestoten stofdeeltjes, alsmede secundair gevormde
verontreinigende stoffen zoals ozon, stofdeeltjes". 4. De
volgende alinea wordt toegevoegd tussen de vierde en vijfde alinea van de
preambule: "Erkennend de
evaluaties van de wetenschappelijke stand van zaken door internationale
organisaties, zoals het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, en door de
Arctische Raad, over de voordelen voor zowel de menselijke gezondheid als het
klimaat van het terugdringen van zwarte koolstof en ozon op leefniveau, voornamelijk
in de Arctische en berggebieden,". 5. De zesde
alinea van de preambule wordt vervangen door de volgende: "Tevens erkennend dat Canada en de Verenigde Staten van Amerika
in bilateraal verband de grensoverschrijdende luchtverontreiniging aanpakken
ingevolge de Canada/United States Air Quality Agreement, waarin beide landen
zich verplichten tot het reduceren van de uitstoot van zwaveldioxide,
stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen, en dat beide landen overwegen
verplichtingen op te nemen om de uitstoot van stofdeeltjes te verminderen," 6. De zevende
alinea van de preambule wordt vervangen door de volgende: "Voorts erkennend dat Canada zich verplicht tot het bereiken
van reducties voor zwaveldioxide, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen
en stofdeeltjes teneinde te voldoen aan de Canadian Ambient Air Quality
Standards for Ozone and Particulate Matter en de nationale doelstelling om
verzuring terug te dringen, en dat de Verenigde Staten van Amerika zich
verplichten tot het invoeren van programma's voor de reductie van de uitstoot
van stikstofoxiden, zwaveldioxide, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes
teneinde te voldoen aan de National Ambient Air Quality Standards for Ozone and
Particulate Matter, tot het maken van gestage vorderingen bij het terugdringen
van de gevolgen van verzuring en eutrofiëring en tot het verbeteren van het
zicht in zowel nationale parken als stedelijke gebieden," 7. De negende
en tiende alinea van de preambule worden vervangen door de volgende twee
alinea's: "Rekening houdend
met de wetenschappelijke inzichten over de hemisferische verplaatsing van
luchtverontreiniging, de invloed van de stikstofcyclus en de mogelijke
synergieën met en wisselwerkingen tussen luchtvervuiling en klimaatverandering, Zich ervan bewust dat de emissies uit de scheep- en luchtvaart
aanzienlijk bijdragen aan de nadelige gevolgen voor de menselijke gezondheid en
het milieu en dat dit belangrijke kwesties zijn waarover de Internationale
Maritieme Organisatie en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie zich
buigen,". 8. In de 15e
alinea van de preambule worden de woorden "ammoniak en vluchtige
organische stoffen" vervangen door de woorden "ammoniak, vluchtige
organische stoffen en stofdeeltjes". 9. In de 19e
alinea van de preambule worden de woorden "en stofdeeltjes, met inbegrip
van zwarte koolstof" toegevoegd na het woord
"stikstofverbindingen". 10. De 20e
en 21e alinea van de preambule worden geschrapt. 11. In de 22e
alinea van de preambule: a) worden de woorden
"en ammoniak" vervangen door de woorden "en gereduceerde
stikstofverbindingen"; en b) worden de woorden
"met inbegrip van distikstofoxide" vervangen door de woorden ",
met inbegrip van distikstofoxide- en nitraatgehalten in ecosystemen,". 12. In de 23e
alinea van de preambule worden de woorden "troposferische ozon"
vervangen door de woorden "ozon op leefniveau". B. Artikel 1 1. Na lid 1
wordt het volgende lid toegevoegd: 1 bis. "dit
protocol", "het protocol" en "onderhavig protocol":
het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon
op leefniveau, zoals gewijzigd; 2. Aan het
einde van lid 9 worden de woorden ", uitgedrukt als ammoniak (NH3)"
toegevoegd. 3. Na lid 11
worden de volgende leden toegevoegd: 11 bis. "stofdeeltjes"
of "PM": een vorm van luchtverontreiniging bestaande uit een mengsel
van deeltjes die in de lucht zweven. Deze deeltjes verschillen qua fysische
eigenschappen (zoals omvang en vorm) en chemische samenstelling. Tenzij anders
vermeld, hebben alle verwijzingen naar stofdeeltjes in onderhavig protocol
betrekking op deeltjes met een aerodynamische diameter van maximaal 10 micrometer
(µm) (PM10), met inbegrip van deeltjes met een aerodynamische
diameter van maximaal 2,5 µm (PM2,5); 11 ter. "zwarte
koolstof": koolstofhoudende stofdeeltjes die licht absorberen; 11 quater. "ozonprecursoren":
stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen, methaan en koolstofmonoxide; 4. In lid 13
worden de woorden "of stromen naar receptoren" toegevoegd na het
woord "atmosfeer". 5. In lid 15
worden de woorden "vluchtige organische stoffen of ammoniak"
vervangen door de woorden "vluchtige organische stoffen, ammoniak of stofdeeltjes". 6. Lid 16 wordt
vervangen door: "nieuwe stationaire
bron": alle stationaire bronnen waarvan met de bouw of ingrijpende
wijziging een aanvang is gemaakt na het verstrijken van één jaar na de datum
van inwerkingtreding voor een partij bij dit protocol. Een partij kan besluiten
een stationaire bron niet als nieuwe stationaire bron te behandelen indien voor
deze bron reeds toestemming is gegeven door de desbetreffende bevoegde
nationale autoriteiten ten tijde van de inwerkingtreding van het protocol voor
die partij en op voorwaarde dat binnen vijf jaar na die datum is begonnen met
de bouw of ingrijpende wijziging. Het is aan de bevoegde nationale autoriteiten
om te beslissen of een wijziging al dan niet ingrijpend is, rekening houdend
met factoren als de voordelen van de wijziging voor het milieu. C. Artikel 2 1. In de
aanhef: a) wordt "1."
ingevoegd voor de woorden "Het doel van dit protocol"; b) worden
de woorden "ammoniak en vluchtige organische stoffen" vervangen door
de
woorden "ammoniak,
vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes"; c) worden de woorden
"en het milieu" toegevoegd na "menselijke gezondheid"; d) worden
de woorden "materialen en gewassen" vervangen door de woorden
"materialen, gewassen en het klimaat op de korte en lange termijn";
en e) worden de woorden
", stofdeeltjes" toegevoegd na het woord "eutrofiëring". 2. Aan het
einde van letter a) worden de woorden ", waarbij herstel van het
ecosysteem mogelijk is" toegevoegd. 3. Aan het
einde van letter b) worden de woorden ", waarbij herstel van het
ecosysteem mogelijk is" toegevoegd en wordt het woord "en" na de
puntkomma geschrapt. 4. In letter
c), onder ii), worden de woorden "de voor geheel Canada geldende norm voor
ozon" vervangen door de woorden "Canadian Ambient Air Quality
Standard". 5. De
volgende nieuwe letters d), e) en f) worden als volgt toegevoegd na letter c): d) voor stofdeeltjes: i) voor
partijen binnen de geografische reikwijdte van het EMEP, de kritische niveaus
voor stofdeeltjes, zoals genoemd in bijlage I, ii) voor
Canada, de Canadian Ambient Air Quality Standards for Particulate Matter, en iii) voor
de Verenigde Staten van Amerika, de National Ambient Air Quality Standard for
Particulate Matter; e) voor partijen binnen
de geografische reikwijdte van het EMEP, de kritische ammoniakniveaus, zoals
genoemd in bijlage I; en f) voor partijen binnen
de geografische reikwijdte van het EMEP, de aanvaardbare niveaus van
luchtverontreinigende stoffen om materialen te beschermen, zoals genoemd in
bijlage I. 6. Aan het
einde van artikel 2 wordt als volgt een nieuw lid 2 toegevoegd: 2. Een ander doel is dat
de partijen bij het invoeren van maatregelen ter verwezenlijking van hun
nationale doelstellingen voor stofdeeltjes, in de mate die zij passend achten,
voorrang dienen te geven aan emissiereductiemaatregelen die tevens zwarte
koolstof aanzienlijk verminderen, hetgeen voordelen voor de menselijke
gezondheid en het milieu oplevert en helpt de kortetermijnklimaatverandering te
beperken. D. Artikel 3 1. In lid 1: a) wordt
het woord "emissieplafond" in de eerste zin vervangen door
"emissiereductieverplichting"; b) worden
de woorden "dat plafond" in de eerste zin vervangen door het woord
"die verplichting"; en c) worden de woorden
"Bij het nemen van stappen om de emissies van stofdeeltjes te verminderen,
dient elke partij, in de mate die zij passend acht, te streven naar reducties
bij de broncategorieën waarvan bekend is dat zij grote hoeveelheden zwarte
koolstof uitstoten." toegevoegd aan het einde van het lid. 2. In het
leden 2 en 3 worden de woorden "V en VI" vervangen door de woorden
"V, VI en X". 3. Aan het
begin van lid 2 worden de woorden ", met inachtneming van de leden 2 bis
en 2 ter," toegevoegd na de woorden "Elke partij past". 4. De
volgende nieuwe leden 2 bis en 2 ter worden als volgt toegevoegd: 2 bis. Een
partij die reeds partij was bij dit protocol vóór de inwerkingtreding van een
wijziging waarmee nieuwe broncategorieën worden ingevoerd, mag de grenswaarden
die van toepassing zijn op een "bestaande stationaire bron" toepassen
op elke bron in een nieuwe broncategorie waarvan met de bouw of ingrijpende
wijziging een aanvang is gemaakt vóór het verstrijken van één jaar vanaf de
datum van inwerkingtreding van die wijziging voor die partij, tenzij en totdat
die bron nadien een ingrijpende wijziging ondergaat. 2 ter. Een
partij die reeds partij was bij dit protocol vóór de inwerkingtreding van een
wijziging waarmee nieuwe grenswaarden worden ingevoerd die van toepassing zijn
op een "nieuwe stationaire bron" mag de daarvoor reeds van toepassing
zijnde grenswaarden blijven toepassen op elke bron waarvan met de bouw of
ingrijpende wijziging een aanvang is gemaakt vóór het verstrijken van één jaar
vanaf de datum van inwerkingtreding van die wijziging voor die partij, tenzij
en totdat die bron nadien een ingrijpende wijziging ondergaat. 5. Lid 4
wordt geschrapt. 6. Lid 6
wordt vervangen door: Elke partij past de beste
beschikbare technieken toe op mobiele bronnen die onder bijlage VIII vallen en
op elke stationaire bron die onder de bijlagen IV, V, VI en X valt, en neemt,
al naargelang zij dit passend acht, maatregelen om zwarte koolstof als
onderdeel van stofdeeltjes te beheersen, rekening houdend met de door het
uitvoerend orgaan aangenomen richtsnoeren. 7. Lid 7 wordt
vervangen door: Elke partij past, voor
zover dit technisch en economisch haalbaar is en rekening houdend met de kosten
en baten, de grenswaarden toe voor de VOS-gehalten van in bijlage XI opgenomen
producten, in overeenstemming met de in bijlage VII gespecificeerde
tijdschema’s. 8. In lid 8,
letter b): a) worden
de woorden "in het door het uitvoerend orgaan tijdens zijn zeventiende
zitting (besluit 1999/1) aangenomen guidance document V en wijzigingen
daarvan" vervangen door "in de door het uitvoerend orgaan aangenomen
richtsnoeren"; en b) wordt de volgende zin
toegevoegd aan het einde van het lid: Er dient bijzonder
aandacht te worden geschonken aan de reductie van ammoniakemissies van
belangrijke ammoniakbronnen voor die partij. 9. In lid 9,
letter b), worden de woorden "ammoniak en/of vluchtige organische stoffen
die bijdragen tot verzuring, eutrofiëring of ozonvorming" vervangen door
de woorden "ammoniak, vluchtige organische stoffen en/of stofdeeltjes die
bijdragen tot verzuring, eutrofiëring, ozonvorming of hogere concentraties stofdeeltjes". 10. In lid 10,
letter b), worden de woorden "zwavel en/of vluchtige organische
stoffen" vervangen door de woorden "zwavel, vluchtige organische
stoffen en/of stofdeeltjes". 11. Lid 11 wordt
vervangen door: Bij de bekrachtiging,
aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit protocol of de in Besluit
2012/2 vervatte wijziging, overleggen Canada en de Verenigde Staten van Amerika
hun respectieve verbintenissen voor de emissiereductie van zwavel,
stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes aan het uitvoerend
orgaan ten behoeve van de automatische verwerking in bijlage II. 12. Na lid 11
worden de volgende nieuwe leden toegevoegd: 11 bis. Bij de
bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit protocol
overlegt Canada daarnaast relevante grenswaarden aan het uitvoerend orgaan met
het oog op automatische opname in de bijlagen IV, V, VI, VIII, X en XI. 11 ter. Elke partij
ontwikkelt en houdt inventarissen en ramingen bij voor de emissies van
zwaveldioxide, stikstofoxiden, ammoniak, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes.
Partijen binnen de geografische reikwijdte van het EMEP maken gebruik van de
methoden die omschreven staan in de door het bestuursorgaan van het EMEP
opgestelde richtsnoeren die door de partijen zijn aangenomen tijdens een zitting
van het uitvoerend orgaan. Partijen buiten de geografische reikwijdte van het
EMEP gebruiken de methoden die op basis van het werkplan van het uitvoerend
orgaan zijn ontwikkeld, als richtsnoer. 11 quater. Elke partij
dient actief deel te nemen aan programma’s uit hoofde van het Verdrag over de
gevolgen van luchtverontreiniging voor de menselijke gezondheid en het milieu. 11 quinquies. Ten behoeve
van het vergelijken van de totale nationale emissiewaarden met de emissiereductieverbintenissen
zoals bedoeld in lid 1, mag een partij zich beroepen op een procedure die
omschreven is in een besluit van het uitvoerend orgaan. Een dergelijke
procedure dient bepalingen te bevatten met betrekking tot de indiening van
ondersteunende documenten en de toetsing van het gebruik van de procedure. E. Artikel 3
bis 1. Een nieuw
artikel 3 bis wordt toegevoegd als volgt: Artikel 3 bis Flexibele overgangsregelingen 1. Niettegenstaande
artikel 3, leden 2, 3, 5 en 6, mag een partij bij het Verdrag die tussen 1
januari 2013 en 31 december 2019 partij wordt bij dit protocol, flexibele
overgangsregelingen toepassen voor de implementatie van de in de bijlagen VI
en/of VIII gespecificeerde grenswaarden met inachtneming van de in dit artikel
vervatte voorwaarden. 2. Een partij die de flexibele
overgangsregelingen ingevolge dit artikel wenst toe te passen, dient in haar
akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit
protocol het volgende te vermelden: a) de specifieke
bepalingen van bijlage VI en/of VIII waarop de partij de flexibele
overgangsregeling wenst toe te passen; en b) een
implementatieplan met een tijdschema voor de volledige implementatie van de
gespecificeerde bepalingen. 3. Een implementatieplan
overeenkomstig lid 2, letter b), dient uiterlijk acht jaar na de
inwerkingtreding van dit protocol voor de partij of uiterlijk op 31 december
2022, indien deze eerder valt, ten minste te voorzien in de implementatie van
de grenswaarden voor nieuwe en bestaande stationaire bronnen gespecificeerd in
de tabellen 1 en 5 van bijlage VI en de tabellen 1, 2, 3, 13 en 14 van bijlage
VIII. 4. In geen geval mag een
partij de implementatie van grenswaarden voor bestaande en nieuwe stationaire
bronnen gespecificeerd in bijlage VI of VIII uitstellen tot na 31 december 2030. 5. Een partij die besluit
de flexibele overgangsregelingen ingevolge dit artikel toe te passen, verstrekt
de uitvoerend secretaris van de Commissie een driejaarlijks rapport van haar
voortgang bij de implementatie van bijlage VI en/of bijlage VIII. De uitvoerend
secretaris van de Commissie stelt deze driejaarlijkse rapporten ter beschikking
van het uitvoerend orgaan. F. Artikel 4 1. In lid 1
worden de woorden "ammoniak en vluchtige organische stoffen"
vervangen door de woorden "ammoniak, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes,
met inbegrip van zwarte koolstof". 2. In lid 1,
letter a), worden de woorden "branders met geringe emissie en goede
milieupraktijken in de landbouw" vervangen door de woorden "branders
met geringe emissie, goede milieupraktijken in de landbouw en maatregelen
waarvan bekend is dat zij emissies van zwarte koolstof als onderdeel van stofdeeltjes
beperken". G. Artikel 5 1. In lid 1,
letter a): a) worden
de woorden "ammoniak en vluchtige organische stoffen" vervangen door
de woorden "ammoniak, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes, met
inbegrip van zwarte koolstof"; en b) worden
de woorden "nationale emissieplafonds of" vervangen door de woorden
"emissiereductieverbintenissen en". 2. Lid 1,
letter c), wordt vervangen door: c) niveaus van ozon op
leefniveau en stofdeeltjes; 3. In lid 1,
letter d), wordt "6" vervangen door "6; en". 4. Het
volgende nieuwe lid 1, letter e), wordt toegevoegd: e) de verbeteringen
van het milieu en de menselijke gezondheid in verband met het verwezenlijken
van de emissiereductieverbintenissen voor 2020 en verder zoals opgesomd in
bijlage II. Voor landen binnen de geografische reikwijdte van het EMEP wordt
informatie over dergelijke verbeteringen gepresenteerd in de door het
uitvoerend orgaan aangenomen richtsnoeren. 5. In lid 2,
letter e): a) worden
de woorden "gezondheid en milieu" vervangen door de woorden "de
menselijke gezondheid, het milieu en het klimaat"; en b) worden
de woorden "vermindering van" ingevoegd na de woorden "in
verband met". H. Artikel 6 1. In lid 1,
letter b), worden de woorden "ammoniak en vluchtige organische
stoffen" vervangen door de woorden "ammoniak, vluchtige organische
stoffen en stofdeeltjes". 2. In lid 1,
letter f), worden de woorden "tijdens zijn 17e zitting (besluit
1999/1) aangenomen guidance documents I tot en met V en de wijzigingen
daarvan" geschrapt. 3. In lid 1,
letter g), worden de woorden "met het door het uitvoerend orgaan op zijn 17e
zitting (Besluit 1999/1) aangenomen guidance document VI en de wijzigingen daarvan"
geschrapt. 4. In lid 1,
letter h), worden de woorden "ammoniak en vluchtige organische
stoffen" vervangen door de woorden "ammoniak, vluchtige organische
stoffen en stofdeeltjes". 5. Lid 2 wordt
vervangen door: Elke partij verzamelt en
houdt informatie bij over: a) omgevingsconcentraties
en depositiewaarden voor zwavel- en stikstofverbindingen; b) omgevingsconcentraties
van ozon, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes; en c) mits praktisch
uitvoerbaar, ramingen van de blootstelling aan ozon op leefniveau en stofdeeltjes. Mits praktisch
uitvoerbaar verzamelt en onderhoudt elke partij ook informatie over de gevolgen
van al deze verontreinigende stoffen voor de menselijke gezondheid, land- en
waterecosystemen, materialen en het klimaat. Partijen binnen de geografische
reikwijdte van het EMEP dienen gebruik te maken van de door het uitvoerend
orgaan aangenomen richtsnoeren. Partijen buiten de geografische reikwijdte van
het EMEP dienen de methoden die op basis van het werkplan van het uitvoerend orgaan
zijn ontwikkeld, als richtsnoer te gebruiken. 6. Het
volgende nieuwe lid 2 bis wordt toegevoegd: 2 bis. Elke partij dient,
in de mate die zij passend acht, ook inventarissen en ramingen te ontwikkelen
en bij te houden voor emissies van zwarte koolstof, gebruikmakend van de door
het uitvoerend orgaan aangenomen richtsnoeren. I. Artikel 7 1. In lid 1,
letter a), onder ii), worden de woorden "lid 3" vervangen door de
woorden "leden 3 en 7". 2. De aanhef
van lid 1, letter b), wordt vervangen door: b) verstrekt
elke partij binnen de geografische reikwijdte van het EMEP, via de uitvoerend
secretaris van de Commissie, de volgende informatie aan het EMEP over emissies
van zwaveldioxide, stikstofoxiden, ammoniak, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes,
op basis van richtsnoeren die door het bestuursorgaan van het EMEP zijn
opgesteld en door het uitvoerend orgaan zijn aangenomen: 3. In lid 1,
letter b), onder i), worden de woorden "van zwavel, stikstofoxiden,
ammoniak en vluchtige organische stoffen" geschrapt. 4. In lid 1,
letter b), onder ii): a) worden
de woorden "van elke stof" geschrapt; en b) wordt
het getal "(1990)" vervangen door de woorden "gespecificeerd in
bijlage II". 5. In lid 1,
letter b), onder iii), worden de woorden "en lopende plannen voor vermindering"
geschrapt. 6. Lid 1,
letter b), onder iv), wordt vervangen door: iv) een
Informative Inventory Report met gedetailleerde informatie over gerapporteerde
emissie-inventarissen en emissieramingen; 7. Het
volgende nieuwe lid 1, letter b bis), wordt toegevoegd: b bis) verstrekt
elke partij binnen de geografische reikwijdte van het EMEP via de uitvoerend
secretaris van de Commissie aan het uitvoerend orgaan de beschikbare informatie
over haar programma’s inzake de gevolgen van luchtverontreiniging voor de
menselijke gezondheid en het milieu en de programma’s voor luchtmonitoring en
atmosferische modellering uit hoofde van het Verdrag, gebruikmakend van de door
het uitvoerend orgaan aangenomen richtsnoeren; 8. Lid 1,
letter c), wordt vervangen door: c) verstrekken
partijen in gebieden buiten de geografische reikwijdte van het EMEP beschikbare
informatie over emissieniveaus, met inbegrip van het in bijlage II
gespecificeerde referentiejaar en passend bij het geografisch gebied dat onder
hun emissiereductieverbintenissen valt. Partijen in gebieden buiten de
geografische reikwijdte van het EMEP stellen informatie beschikbaar die
vergelijkbaar is met die omschreven in letter b bis), indien het uitvoerend
orgaan daarom verzoekt; 9. Het
volgende nieuwe letter d) wordt toegevoegd na lid 1, letter c): d) verstrekt
elke partij tevens, indien beschikbaar, haar emissie-inventarissen en -ramingen
voor emissies van zwarte koolstof, gebruikmakend van de door het uitvoerend
orgaan aangenomen richtsnoeren. 10. De aanhef
van lid 3 wordt vervangen door: Op verzoek en in
overeenstemming met de tijdschema’s die door het uitvoerend orgaan zijn
vastgesteld, verstrekken het EMEP en de overige hulporganen het uitvoerend
orgaan relevante informatie over: 11. In lid 3,
letter a), worden de woorden "stofdeeltjes, met inbegrip van zwarte
koolstof," toegevoegd na de woorden "omgevingsconcentraties
van". 12. In lid 3,
letter b), worden de woorden "ozon en zijn precursoren." vervangen
door de woorden "stofdeeltjes, ozon op leefniveau en hun
precursoren;". 13. Het
volgende letters c) en d) worden als volgt ingevoegd na lid 3, letter b): c) nadelige gevolgen voor
de menselijke gezondheid, natuurlijke ecosystemen, materialen en gewassen, met
inbegrip van interacties met klimaatverandering en het milieu in verband met de
stoffen waarop dit protocol van toepassing is, en vooruitgang bij verbeteringen
in de menselijke gezondheid en het milieu, zoals beschreven in de door het
uitvoerend orgaan aangenomen richtsnoeren; en d) de
berekening van stikstofbegrotingen, efficiëntie van het stikstofgebruik, en
stikstofoverschotten en de verbeteringen daarvan binnen het geografische gebied
van het EMEP, gebruikmakend van de door het uitvoerend orgaan aangenomen
richtsnoeren. 14. In lid 3
wordt de laatste volzin geschrapt. 15. In lid 4
worden de woorden "en stofdeeltjes" toegevoegd aan het einde van het
lid. 16. In lid 5
worden de woorden "feitelijke ozonconcentraties en de in bijlage I
vermelde kritische ozonniveaus" vervangen door de woorden "feitelijke
concentraties van ozon en stofdeeltjes en de in bijlage I vermelde kritische
niveaus van ozon en stofdeeltjes". 17. Het
volgende nieuwe lid 6 wordt toegevoegd: 6. Niettegenstaande
artikel 7, lid 1, letter b), mag een partij het uitvoerend orgaan om toestemming
vragen een beperkte inventaris voor een bepaalde verontreinigende stof of
stoffen te verstrekken indien: a) de
partij daarvoor ingevolge dit protocol of enig ander protocol niet verplicht
was tot verslaglegging voor die verontreinigende stof; en b) de beperkte
inventaris van die partij ten minste alle belangrijke puntbronnen van de
verontreinigende stof of stoffen binnen die partij of een relevant PEMA bevat. Het uitvoerende orgaan
verleent jaarlijks toestemming voor dit verzoek voor een termijn van ten hoogste
vijf jaar na de inwerkingtreding van dit protocol voor een partij, maar in geen
geval voor de verslaglegging van emissies voor een jaar na 2019. Een dergelijk
verzoek gaat vergezeld van informatie over de vooruitgang die is geboekt bij
het ontwikkelen van een volledigere inventaris als onderdeel van de jaarlijkse
verslaglegging van de partij. J. Artikel 8 1. In letter
b) worden de woorden "stofdeeltjes, met inbegrip van zwarte
koolstof," toegevoegd na de woorden "die betreffende". 2. In letter
c) worden de woorden "stikstofverbindingen en vluchtige organische
stoffen" vervangen door de woorden "stikstofverbindingen, vluchtige
organische stoffen en stofdeeltjes, met inbegrip van zwarte koolstof". 3. Na letter
d) wordt een nieuwe letter d bis) als volgt toegevoegd: De verbetering van het
wetenschappelijk inzicht in de potentiële nevenvoordelen voor de beperking van
de klimaatverandering in verband met potentiële reductiescenario's voor
luchtverontreinigende stoffen (zoals methaan, koolstofmonoxide en zwarte
koolstof) die op de korte termijn gevolgen hebben op het gebied van
stralingsforcering en andere gevolgen voor het klimaat; 4. In letter
e) worden de woorden "eutrofiëring en fotochemische verontreiniging"
vervangen door de woorden "eutrofiëring, fotochemische verontreiniging en stofdeeltjes". 5. In letter
f) worden de woorden "ammoniak en vluchtige organische stoffen"
vervangen door de woorden "ammoniak, vluchtige organische stoffen en
andere ozonprecursoren, en stofdeeltjes". 6. In letter
g): a) worden
de woorden "stikstof en vluchtige organische stoffen" vervangen door
de woorden "stikstof, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes"; b) worden
de woorden "met inbegrip van hun bijdrage tot de concentratie van stofdeeltjes",
geschrapt; en c) worden de woorden
"vluchtige organische stoffen en troposferische ozon" vervangen door
de woorden "vluchtige organische stoffen, stofdeeltjes en ozon op
leefniveau". 7. In letter
k): a) worden
de woorden "milieu en de menselijke gezondheid" vervangen door de
woorden "milieu, de menselijke gezondheid en de invloeden op het
klimaat"; en b) worden
de woorden "ammoniak en vluchtige organische stoffen" vervangen door
de woorden "ammoniak, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes". K. Artikel 10 1. In lid 1
worden de woorden "zwavel- en stikstofverbindingen" vervangen door de
woorden "zwavel, stikstofverbindingen en stofdeeltjes". 2. In lid 2,
letter b): a) worden
de woorden "gevolgen voor de gezondheid" vervangen door de woorden
"gevolgen voor de menselijke gezondheid, nevenvoordelen voor het
klimaat"; en b) worden
de woorden "stofdeeltjes" ingevoegd na de woorden "met
betrekking tot". 3. De
volgende nieuwe leden 3 en 4 worden toegevoegd: 3. Het uitvoerend orgaan
neemt, uiterlijk tijdens zijn tweede zitting na de inwerkingtreding van de in
besluit 2012/2 vervatte wijziging, in zijn toetsingen ingevolge dit artikel een
evaluatie op van beperkende maatregelen voor emissies van zwarte koolstof. 4. De partijen evalueren,
uiterlijk tijdens de tweede zitting van het uitvoerend orgaan na de
inwerkingtreding van de in besluit 2012/2 vervatte wijziging, maatregelen voor
de beheersing van ammoniak en bestuderen de noodzaak om bijlage IX te herzien. L. Artikel 13 Artikel 13 wordt
vervangen door: Artikel 13 Aanpassingen 1. Elke partij
bij het Verdrag kan een aanpassing van bijlage II bij dit protocol voorstellen om daaraan haar
naam toe te voegen, samen met de emissieniveaus, de emissieplafonds en de
percentuele emissiereducties. 2. Elke
partij kan een aanpassing voorstellen van haar reeds in bijlage II opgenomen emissiereductieverbintenissen.
Een dergelijk voorstel dient ondersteunende documentatie te bevatten en wordt
getoetst zoals omschreven in een besluit van het uitvoerend orgaan. Deze
toetsing vindt plaats voordat het voorstel door de partijen wordt besproken in
overeenstemming met lid 4. 3. Elke
partij die daar krachtens artikel 3, lid 9, voor in aanmerking komt, mag een
aanpassing van bijlage III voorstellen om daaraan een of meer PEMA’s toe te
voegen of een in die bijlage genoemd onder haar rechtsmacht vallen PEMA te
wijzigen. 4. Voorgestelde
aanpassingen worden schriftelijk ingediend bij de uitvoerend secretaris van de
Commissie, die ze aan alle partijen bekendmaakt. De partijen bespreken de
voorgestelde aanpassingen op de eerstvolgende zitting van het uitvoerend
orgaan, op voorwaarde dat deze voorstellen ten minste negentig dagen van
tevoren door de uitvoerend secretaris aan de partijen toegezonden zijn. 5. Aanpassingen
worden bij consensus aangenomen door de partijen die aanwezig zijn op een
zitting van het uitvoerend orgaan en worden voor alle partijen bij dit protocol
van kracht op de negentigste dag na de datum waarop de uitvoerend secretaris
van de Commissie die partijen schriftelijk in kennis stelt van de aanneming van
de aanpassing. Artikel 13 bis Wijzigingen 1. Elke
partij kan wijzigingen van dit protocol voorstellen. 2. Voorgestelde
wijzigingen worden schriftelijk ingediend bij de uitvoerend secretaris van de
Commissie, die ze aan alle partijen bekendmaakt. De partijen bespreken de
voorgestelde wijzigingen op de eerstvolgende zitting van het uitvoerend orgaan,
op voorwaarde dat deze voorstellen ten minste negentig dagen van tevoren door
de uitvoerend secretaris aan de partijen toegezonden zijn. 3. Wijzigingen
van dit protocol, behoudens die van de bijlagen I en III, worden bij consensus
aangenomen door de partijen die aanwezig zijn op een zitting van het uitvoerend
orgaan en worden voor de partijen die ze hebben aanvaard, van kracht op de
negentigste dag na de datum waarop twee derde van de partijen die partijen
waren op het tijdstip van de aanneming daarvan, haar akte van aanvaarding
daarvan heeft neergelegd bij de depositaris. Voor elke andere partij worden
wijzigingen van kracht op de negentigste dag na de datum waarop die partij haar
akte van aanvaarding daarvan heeft neergelegd. 4. Wijzigingen
van de bijlagen I en III bij dit protocol worden bij consensus aangenomen door
de partijen die aanwezig zijn op een zitting van het uitvoerend orgaan. Na het
verstrijken van honderdtachtig dagen na de datum van bekendmaking daarvan aan
alle partijen door de uitvoerend secretaris van de Commissie wordt een
wijziging van een dergelijke bijlage van kracht voor die partijen die geen
kennisgeving in overeenstemming met de bepalingen van lid 5 hebben ingediend
bij de depositaris, op voorwaarde dat ten minste zestien partijen niet een
dergelijke kennisgeving hebben ingediend. 5. Een partij
die een wijziging van de bijlagen I en/of III niet kan goedkeuren, stelt de
depositaris daarvan schriftelijk in kennis binnen negentig dagen na de datum
van bekendmaking van de aanneming. De depositaris stelt alle partijen
onverwijld in kennis wanneer hij een dergelijke kennisgeving ontvangt. Een
partij kan te allen tijde een aanvaarding in de plaats stellen van haar eerdere
kennisgeving en, door het neerleggen van een akte van aanvaarding bij de
depositaris, wordt de wijziging van die bijlage van kracht voor die partij. 6. Voor de
partijen die haar hebben aanvaard, treedt de in lid 7 vervatte procedure in de
plaats van de in lid 3 vervatte procedure met betrekking tot wijzigingen van de
bijlagen IV tot en met XI. 7. Wijzigingen
van de bijlagen IV en XI worden bij consensus aangenomen door de partijen die
aanwezig zijn op een zitting van het uitvoerend orgaan. Na het verstrijken van
één jaar na de datum van bekendmaking daarvan aan alle partijen door de
uitvoerend secretaris van de Commissie wordt een wijziging van een dergelijke
bijlage van kracht voor die partijen die geen kennisgeving in overeenstemming
met de bepalingen van letter a) hebben ingediend bij de depositaris: a) een partij
die een wijziging van de bijlagen IV of XI niet kan goedkeuren, stelt de
depositaris daarvan schriftelijk in kennis binnen één jaar na de datum van
bekendmaking van de aanneming. De depositaris stelt alle partijen onverwijld in
kennis wanneer hij een dergelijke kennisgeving ontvangt. Een partij kan te
allen tijde een aanvaarding in de plaats stellen van haar eerdere kennisgeving
en, door het neerleggen van een akte van aanvaarding bij de depositaris, wordt
de wijziging van die bijlage van kracht voor die partij; b) een
wijziging van de bijlagen IV tot en met XI treedt niet in werking indien in
totaal zestien partijen of meer: i) een kennisgeving in
overeenstemming met de bepalingen van letter a) hebben ingediend, of ii) de in dit lid niet
vervatte procedure hebben aanvaard en nog geen akte van aanvaarding in
overeenstemming met de bepalingen van het lid 3 hebben ingediend. M. Artikel 15 Het volgende nieuwe lid 4
wordt toegevoegd: 4. Een staat of een
regionale organisatie voor economische integratie geeft in zijn of haar akte
van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding aan of hij of zij
niet wenst te worden gebonden door de procedures die zijn vervat in artikel 13
bis, lid 7, met betrekking tot de wijziging van de bijlagen IV-XI. N. Nieuw artikel
18 bis Na artikel 18 wordt een
nieuw artikel 18 bis toegevoegd dat luidt als volgt: Artikel 18 bis Beëindiging van protocollen Wanneer alle partijen bij
een van de volgende protocollen hun akten van bekrachtiging, aanvaarding of
goedkeuring van, of toetreding tot onderhavig protocol bij de depositaris
hebben neergelegd in overeenstemming met artikel 15, wordt het desbetreffende
protocol als beëindigd beschouwd: a) het
Protocol van Helsinki van 1985 inzake de vermindering van zwavelemissies of van
de grensoverschrijdende stromen van deze zwavelverbindingen met ten minste 30
procent; b) het
Protocol van Sofia van 1988 inzake de beheersing van emissies van
stikstofoxiden of van de grensoverschrijdende stromen van deze
stikstofverbindingen; c) het Protocol van
Genève van 1991 inzake de beheersing van emissies van vluchtige organische
stoffen of hun grensoverschrijdende stromen; d) het
Protocol van Oslo van 1994 inzake de verdergaande vermindering van
zwavelemissies. O. Bijlage II De tekst van bijlage II
wordt vervangen door de volgende: Emissiereductieverbintenissen 1. De in de onderstaande
tabellen vermelde emissiereductieverbintenissen betreffen de bepalingen van
artikel 3, leden 1 en 10, van dit protocol. 2. Tabel 1 bevat de
emissieplafonds voor zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx),
ammoniak (NH3) en vluchtige organische stoffen (VOS'en) voor 2010
tot 2020 uitgedrukt in duizend metrische ton (tonnen) voor die partijen die dit
protocol vóór 2010 bekrachtigd hebben. 3. De tabellen 2 tot en
met 6 bevatten emissiereductieverbintenissen voor SO2, NOx, NH3,
VOS'en en PM2,5 voor 2020 en verder. Deze verplichtingen worden
uitgedrukt in een reductiepercentage ten opzichte van het emissieniveau van
2005. 4. De in de tabellen 2
tot en met 6 vermelde emissieramingen voor 2005 zijn in duizend ton en
vertegenwoordigen de meest recente best beschikbare gegevens die door de
partijen in 2012 zijn gerapporteerd. Deze ramingen dienen uitsluitend ter
informatie en kunnen door de partijen worden geactualiseerd tijdens het
rapporteren van emissiegegevens ingevolge dit protocol indien betere informatie
beschikbaar is. Het secretariaat houdt ter informatie op de website van het
Verdrag een tabel bij van de meest recente ramingen van de partijen en
actualiseert deze regelmatig. De in de tabellen 2 tot en met 6 vermelde emissiereductieverbintenissen
uitgedrukt in procenten zijn van toepassing op de meest recente ramingen voor
2005 zoals door de partijen gemeld aan de uitvoerend secretaris van de
Commissie. 5. Indien een partij in
een bepaald jaar vaststelt dat zij niet aan haar emissiereductieverbintenissen
kan voldoen, als gevolg van een bijzonder koude winter, een bijzonder droge
zomer of onvoorziene schommelingen in de economische activiteiten, zoals een
dermate groot verlies aan capaciteit in het nationale stroomvoorzieningssysteem
of in dat van een buurland, dan mag zij aan deze verplichtingen voldoen door
het gemiddelde te nemen van haar nationale jaarlijkse emissie voor het
desbetreffende jaar, het daaraan voorgaande jaar en het daaropvolgende jaar, op
voorwaarde dat dit gemiddelde haar verbintenis niet overschrijdt. Tabel 1 Emissieplafonds voor
2010 tot en met 2020 voor partijen die dit protocol vóór 2010 hebben
bekrachtigd (uitgedrukt in duizend ton per jaar) || Partij || Ratificatie || SO2 || NOx || NH3 || VOS'en || || || || || || 1 || België || 2007 || 106 || 181 || 74 || 144 2 || Bulgarije || 2005 || 856 || 266 || 108 || 185 3 || Kroatië || 2008 || 70 || 87 || 30 || 90 4 || Cyprus || 2007 || 39 || 23 || 9 || 14 5 || Tsjechië || 2004 || 283 || 286 || 101 || 220 6 || Denemarken || 2002 || 55 || 127 || 69 || 85 7 || Finland || 2003 || 116 || 170 || 31 || 130 8 || Frankrijk || 2007 || 400 || 860 || 780 || 1 100 9 || Duitsland || 2004 || 550 || 1 081 || 550 || 995 10 || Hongarije || 2006 || 550 || 198 || 90 || 137 11 || Letland || 2004 || 107 || 84 || 44 || 136 12 || Litouwen || 2004 || 145 || 110 || 84 || 92 13 || Luxemburg || 2001 || 4 || 11 || 7 || 9 14 || Nederland || 2004 || 50 || 266 || 128 || 191 15 || Noorwegen || 2002 || 22 || 156 || 23 || 195 16 || Portugal || 2005 || 170 || 260 || 108 || 202 17 || Roemenië || 2003 || 918 || 437 || 210 || 523 18 || Slowakije || 2005 || 110 || 130 || 39 || 140 19 || Slovenië || 2004 || 27 || 45 || 20 || 40 20 || Spanje a || 2005 || 774 || 847 || 353 || 669 21 || Zweden || 2002 || 67 || 148 || 57 || 241 22 || Zwitserland || 2005 || 26 || 79 || 63 || 144 23 || Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland || 2005 || 625 || 1 181 || 297 || 1 200 24 || Verenigde Staten van Amerika || 2004 || b || c || || d 25 || Europese Unie || 2003 || 7 832 || 8 180 || 4 294 || 7 585 a Cijfers hebben betrekking op het Europese deel van het land. b Bij de aanvaarding van dit protocol in 2004 hebben de Verenigde
Staten van Amerika voor 2010 een indicatieve doelstelling van
16 013 000 ton aangegeven voor de totale zwavelemissies afkomstig uit
het PEMA voor zwavel, de 48 aan elkaar grenzende staten en het District of
Columbia. Dit cijfer komt overeen met 14 527 000 ton. c Bij de aanvaarding van dit protocol in 2004 hebben de Verenigde
Staten van Amerika voor 2010 een indicatieve doelstelling aangegeven van
6 897 000 ton voor de totale NOx-emissies afkomstig uit het PEMA voor
NOx, Connecticut, Delaware, het District of Columbia, Illinois, Indiana,
Kentucky, Maine, Maryland, Massachusetts, Michigan, New Hampshire, New Jersey,
New York, Ohio, Pennsylvania, Rhode Island, Vermont, West Virginia en
Wisconsin. Dit cijfer komt overeen met 6 257 000 ton. d Bij de aanvaarding van dit protocol in 2004 hebben de Verenigde
Staten van Amerika voor 2010 een indicatieve doelstelling aangegeven van
4 972 000 ton voor de totale VOS-emissies afkomstig uit het PEMA voor
VOS'en, Connecticut, Delaware, het District of Columbia, Illinois, Indiana,
Kentucky, Maine, Maryland, Massachusetts, Michigan, New Hampshire, New Jersey,
New York, Ohio, Pennsylvania, Rhode Island, Vermont, West Virginia en
Wisconsin. Dit cijfer komt overeen met 4 511 000 ton. Tabel 2 Emissiereductieverbintenissen
voor zwaveldioxide voor 2020 en verder || Verdragspartij || Emissieniveaus van 2005 in duizend ton SO2 || Reductie t.o.v. het niveau in 2005 (%) || || || 1 || Oostenrijk || 27 || 26 2 || Belarus || 79 || 20 3 || België || 145 || 43 4 || Bulgarije || 777 || 78 5 || Canada a || || 6 || Kroatië || 63 || 55 7 || Cyprus || 38 || 83 8 || Tsjechië || 219 || 45 9 || Denemarken || 23 || 35 10 || Estland || 76 || 32 11 || Finland || 69 || 30 12 || Frankrijk || 467 || 55 13 || Duitsland || 517 || 21 14 || Griekenland || 542 || 74 15 || Hongarije || 129 || 46 16 || Ierland || 71 || 65 17 || Italië || 403 || 35 18 || Letland || 6,7 || 8 19 || Litouwen || 44 || 55 20 || Luxemburg || 2,5 || 34 21 || Malta || 11 || 77 22 || Nederland b || 65 || 28 23 || Noorwegen || 24 || 10 24 || Polen || 1 224 || 59 25 || Portugal || 177 || 63 26 || Roemenië || 643 || 77 27 || Slowakije || 89 || 57 28 || Slovenië || 40 || 63 29 || Spanje b || 1 282 || 67 30 || Zweden || 36 || 22 31 || Zwitserland || 17 || 21 32 || Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland || 706 || 59 33 || Verenigde Staten van Amerikac || || 34 || Europese Unie || 7 828 || 59 a Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding
tot dit protocol verstrekt Canada: a) een waarde voor de totale geraamde
zwavelemissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor zijn PEMA, indien
het er een heeft ingediend; en b) een indicatieve waarde voor een reductie van
de totale zwavelemissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de niveaus voor 2005,
hetzij op nationaal niveau, hetzij voor zijn PEMA. Punt a) wordt in de tabel
opgenomen en punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen. Voor zover
ingediend, wordt het PEMA aangeboden als een aanpassing van bijlage III bij het
protocol. b Cijfers hebben betrekking op het Europese deel van het land. c Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding
tot de wijziging uit hoofde waarvan deze tabel aan dit protocol wordt
toegevoegd, verstrekken de Verenigde Staten van Amerika: a) een waarde voor de
totale geraamde zwavelemissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor
een PEMA; b) een indicatieve waarde voor een reductie van de totale
zwavelemissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de vastgestelde niveaus voor
2005; en c) eventuele veranderingen van het PEMA die zijn vastgesteld toen de
Verenigde Staten partij werden bij het protocol. Punt a) wordt in de tabel
opgenomen, punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen, en punt c)
wordt aangeboden als een aanpassing van bijlage III. Tabel 3 Emissiereductieverbintenissen
voor stikstofoxiden voor 2020 en verdera || Verdragspartij || Emissieniveaus van 2005 in duizend ton NO2 || Reductie t.o.v. het niveau in 2005 (%) || || || 1 || Oostenrijk || 231 || 37 2 || Belarus || 171 || 25 3 || België || 291 || 41 4 || Bulgarije || 154 || 41 5 || Canada b || || 6 || Kroatië || 81 || 31 7 || Cyprus || 21 || 44 8 || Tsjechië || 286 || 35 9 || Denemarken || 181 || 56 10 || Estland || 36 || 18 11 || Finland || 177 || 35 12 || Frankrijk || 1 430 || 50 13 || Duitsland || 1 464 || 39 14 || Griekenland || 419 || 31 15 || Hongarije || 203 || 34 16 || Ierland || 127 || 49 17 || Italië || 1 212 || 40 18 || Letland || 37 || 32 19 || Litouwen || 58 || 48 20 || Luxemburg || 19 || 43 21 || Malta || 9,3 || 42 22 || Nederland c || 370 || 45 23 || Noorwegen || 200 || 23 24 || Polen || 866 || 30 25 || Portugal || 256 || 36 26 || Roemenië || 309 || 45 27 || Slowakije || 102 || 36 28 || Slovenië || 47 || 39 29 || Spanje c || 1 292 || 41 30 || Zweden || 174 || 36 31 || Zwitserland d || 94 || 41 32 || Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland || 1 580 || 55 33 || Verenigde Staten van Amerikae || || 34 || Europese Unie || 11 354 || 42 a Bodememissies zijn voor EU-lidstaten niet opgenomen in de ramingen
voor 2005. b Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding
tot dit protocol verstrekt Canada: a) een waarde voor de totale geraamde
stikstofoxide-emissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor zijn
PEMA, indien het er een heeft ingediend; en b) een indicatieve waarde voor een
reductie van de totale stikstofoxide-emissieniveaus voor 2020 ten opzichte van
de niveaus voor 2005, hetzij op nationaal niveau, hetzij voor zijn PEMA. Punt
a) wordt in de tabel opgenomen en punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel
opgenomen. Voor zover ingediend, wordt het PEMA aangeboden als een aanpassing
van bijlage III bij het protocol. c Cijfers hebben betrekking op het Europese deel van het land. d Met inbegrip van emissies afkomstig van de productie van gewassen en
landbouwgronden (NFR 4D). e Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding
tot de wijziging uit hoofde waarvan deze tabel aan dit protocol wordt
toegevoegd, verstrekken de Verenigde Staten van Amerika: a) een waarde voor de
totale geraamde stikstofoxide-emissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal,
hetzij voor een PEMA; b) een indicatieve waarde voor een reductie van de totale
stikstofoxide-emissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de vastgestelde niveaus
voor 2005; en c) eventuele veranderingen van het PEMA die zijn vastgesteld toen
de Verenigde Staten partij werden bij het protocol. Punt a) wordt in de tabel
opgenomen, punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen, en punt c)
wordt aangeboden als een aanpassing van bijlage III. Tabel 4 Emissiereductieverbintenissen
voor ammoniak voor 2020 en verder || Verdragspartij || Emissieniveaus van 2005 in duizend ton NH3 || Reductie t.o.v. het niveau in 2005 (%) || || || 1 || Oostenrijk || 63 || 1 2 || Belarus || 136 || 7 3 || België || 71 || 2 4 || Bulgarije || 60 || 3 5 || Kroatië || 40 || 1 6 || Cyprus || 5,8 || 10 7 || Tsjechië || 82 || 7 8 || Denemarken || 83 || 24 9 || Estland || 9,8 || 1 10 || Finland || 39 || 20 11 || Frankrijk || 661 || 4 12 || Duitsland || 573 || 5 13 || Griekenland || 68 || 7 14 || Hongarije || 80 || 10 15 || Ierland || 109 || 1 16 || Italië || 416 || 5 17 || Letland || 16 || 1 18 || Litouwen || 39 || 10 19 || Luxemburg || 5,0 || 1 20 || Malta || 1,6 || 4 21 || Nederland a || 141 || 13 22 || Noorwegen || 23 || 8 23 || Polen || 270 || 1 24 || Portugal || 50 || 7 25 || Roemenië || 199 || 13 26 || Slowakije || 29 || 15 27 || Slovenië || 18 || 1 28 || Spanjea || 365 || 3 29 || Zweden || 55 || 15 30 || Zwitserland || 64 || 8 31 || Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland || 307 || 8 32 || Europese Unie || 3 813 || 6 a Cijfers hebben betrekking op het Europese deel van het land. Tabel 5 Emissiereductieverbintenissen
voor vluchtige organische stoffen voor 2020 en verder || Verdragspartij || Emissieniveaus van 2005 in duizend ton VOS || Reductie t.o.v. het niveau in 2005 (%) || || || 1 || Oostenrijk || 162 || 21 2 || Belarus || 349 || 15 3 || België || 143 || 21 4 || Bulgarije || 158 || 21 5 || Canada a || || 6 || Kroatië || 101 || 34 7 || Cyprus || 14 || 45 8 || Tsjechië || 182 || 18 9 || Denemarken || 110 || 35 10 || Estland || 41 || 10 11 || Finland || 131 || 35 12 || Frankrijk || 1 232 || 43 13 || Duitsland || 1 143 || 13 14 || Griekenland || 222 || 54 15 || Hongarije || 177 || 30 16 || Ierland || 57 || 25 17 || Italië || 1 286 || 35 18 || Letland || 73 || 27 19 || Litouwen || 84 || 32 20 || Luxemburg || 9,8 || 29 21 || Malta || 3,3 || 23 22 || Nederlandb || 182 || 8 23 || Noorwegen || 218 || 40 24 || Polen || 593 || 25 25 || Portugal || 207 || 18 26 || Roemenië || 425 || 25 27 || Slowakije || 73 || 18 28 || Slovenië || 37 || 23 29 || Spanje b || 809 || 22 30 || Zweden || 197 || 25 31 || Zwitserland c || 103 || 30 32 || Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland || 1 088 || 32 33 || Verenigde Staten van Amerika d || || 34 || Europese Unie || 8 842 || 28 a Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding
tot dit protocol verstrekt Canada: a) een waarde voor de totale geraamde
VOS-emissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor zijn PEMA, indien
het er een heeft ingediend; en b) een indicatieve waarde voor een reductie van
de totale VOS-emissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de niveaus voor 2005,
hetzij op nationaal niveau, hetzij voor zijn PEMA. Punt a) wordt in de tabel
opgenomen en punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen. Voor zover
ingediend, wordt het PEMA aangeboden als een aanpassing van bijlage III bij het
protocol. b Cijfers hebben betrekking op het Europese deel van het land. c Met inbegrip van emissies afkomstig van de productie van gewassen en
landbouwgronden (NFR 4D). d Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding
tot de wijziging uit hoofde waarvan deze tabel aan dit protocol wordt
toegevoegd, verstrekken de Verenigde Staten van Amerika: a) een waarde voor de
totale geraamde VOS-emissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor een
PEMA; b) een indicatieve waarde voor een reductie van de totale
VOS-emissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de vastgestelde niveaus voor
2005; en c) eventuele veranderingen van het PEMA die zijn vastgesteld toen de
Verenigde Staten partij werden bij het protocol. Punt a) wordt in de tabel
opgenomen, punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen, en punt c)
wordt aangeboden als een aanpassing van bijlage III. Tabel 6 Emissiereductieverbintenissen voor PM2,5
voor 2020 en verder || Verdragspartij || Emissieniveaus van 2005 in duizend ton PM2,5 || Reductie t.o.v. het niveau in 2005 (%) || || || 1 || Oostenrijk || 22 || 20 2 || Belarus || 46 || 10 3 || België || 24 || 20 4 || Bulgarije || 44 || 20 5 || Canada a || || 6 || Kroatië || 13 || 18 7 || Cyprus || 2,9 || 46 8 || Tsjechië || 22 || 17 9 || Denemarken || 25 || 33 10 || Estland || 20 || 15 11 || Finland || 36 || 30 12 || Frankrijk || 304 || 27 13 || Duitsland || 121 || 26 14 || Griekenland || 56 || 35 15 || Hongarije || 31 || 13 16 || Ierland || 11 || 18 17 || Italië || 166 || 10 18 || Letland || 27 || 16 19 || Litouwen || 8,7 || 20 20 || Luxemburg || 3,1 || 15 21 || Malta || 1,3 || 25 22 || Nederland b || 21 || 37 23 || Noorwegen || 52 || 30 24 || Polen || 133 || 16 25 || Portugal || 65 || 15 26 || Roemenië || 106 || 28 27 || Slowakije || 37 || 36 28 || Slovenië || 14 || 25 29 || Spanje b || 93 || 15 30 || Zweden || 29 || 19 31 || Zwitserland || 11 || 26 32 || Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland || 81 || 30 33 || Verenigde Staten van Amerikac || || 34 || Europese Unie || 1 504 || 22 a Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding
tot dit protocol verstrekt Canada: a) een waarde voor de totale geraamde
PM-emissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor zijn PEMA, indien
het er een heeft ingediend; en b) een indicatieve waarde voor een reductie van
de totale PM-emissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de niveaus voor 2005,
hetzij op nationaal niveau, hetzij voor zijn PEMA. Punt a) wordt in de tabel
opgenomen en punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen. Voor zover
ingediend, wordt het PEMA aangeboden als een aanpassing van bijlage III bij het
protocol. b Cijfers hebben betrekking op het Europese deel van het land. c Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding
tot de wijziging uit hoofde waarvan deze tabel aan dit protocol wordt
toegevoegd, verstrekken de Verenigde Staten van Amerika: a) een waarde voor de totale
geraamde PM2,5-emissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor een PEMA; en
b) een indicatieve waarde voor een reductie van de totale PM2,5-emissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de vastgestelde niveaus
voor 2005. Punt a) wordt in de tabel opgenomen en punt b) wordt in een voetnoot
bij de tabel opgenomen. P. Bijlage III 1. In de zin
onder de kop worden de woorden "is het volgende PEMA" vervangen door
de woorden "zijn de volgende PEMA's". 2. Er worden vóór
de tekst "PEMA in de Russische Federatie" een nieuwe tussenkop en
alinea ingevoegd die als volgt komen te luiden: "PEMA in Canada Het PEMA voor zwavel voor
Canada is een gebied van 1 miljoen vierkante kilometer dat zich uitstrekt
over het gehele grondgebied van de provincies Prince Edward Island, Nova Scotia
en New Brunswick, het gehele grondgebied van de provincie Quebec ten zuiden van
een rechte lijn tussen Havre-St. Pierre aan de noordkust van de Golf van Saint
Lawrence en het punt waar de grens tussen Quebec en Ontario de kustlijn van James
Bay snijdt, alsmede het gehele grondgebied van de provincie Ontario ten zuiden
van een rechte lijn tussen het punt waar de grens tussen Ontario en Quebec de
kustlijn van James Bay snijdt en de Nipigonrivier dicht bij de noordkust van Lake
Superior." 3. De alinea
onder de tussenkop "PEMA in de Russische Federatie" wordt vervangen
door de volgende: "Het PEMA in de
Russische Federatie komt overeen met het Europese grondgebied van de Russische
Federatie. Het Europese grondgebied van de Russische Federatie is een onderdeel
van het grondgebied van Rusland binnen de administratieve en geografische
grenzen van de delen van de Russische Federatie in Oost-Europa grenzend aan het
Aziatische continent in overeenstemming met de conventionele grens die van
noord naar zuid loopt langs het Oeralgebergte, de grens met Kazachstan naar de
Kaspische Zee en dan langs de staatsgrenzen met Azerbeidzjan en Georgië in de
Noordelijke Kaukasus naar de Zwarte Zee." Q. Bijlage IV 1. De tekst
van bijlage IV wordt vervangen door de volgende: "Grenswaarden voor zwavelemissies
uit stationaire bronnen 1. Afdeling A is van
toepassing op andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika,
afdeling B op Canada en afdeling C op de Verenigde Staten van Amerika. A. Andere partijen dan Canada en de
Verenigde Staten van Amerika 2. Voor de toepassing van
deze afdeling wordt onder "emissiegrenswaarde" (EGW) verstaan de
hoeveelheid SO2 (of SOx in voorkomend geval) in de rookgassen uit
een installatie die niet mag worden overschreden. Tenzij anders aangegeven
wordt deze berekend in termen van massa SO2 (SOx, uitgedrukt in SO2)
per volume van de rookgassen (uitgedrukt in mg/m3), uitgaande van
standaardomstandigheden voor temperatuur en druk voor droog gas (volume bij
273,15 K, 101,3 kPa). Met betrekking tot het zuurstofgehalte van het rookgas
gelden de waarden die voor elke broncategorie in onderstaande tabellen zijn
gegeven. Verdunning om de concentraties aan verontreinigende stoffen in
rookgassen te verlagen, is verboden. Het in gebruik nemen, buiten gebruik
stellen en onderhoud van uitrusting zijn hiervan uitgezonderd. 3. Naleving van de EGW's,
minimale ontzwavelingspercentages, zwavelterugwinningsrendementen en
grenswaarden voor zwavelgehalten wordt geverifieerd: a) emissies
worden gemonitord door metingen of door berekeningen die ten minste dezelfde
mate van nauwkeurigheid opleveren. Naleving van de EGW's wordt geverifieerd
door ononderbroken of onderbroken metingen, typegoedkeuring, of elke andere
technisch betrouwbare methode, met inbegrip van geverifieerde
berekeningsmethoden. Bij ononderbroken metingen worden de EGW nageleefd indien
het gevalideerde maandelijks gemiddelde van de emissie de grenswaarde niet
overschrijdt, tenzij anders gespecificeerd voor de desbetreffende
broncategorie. Bij onderbroken metingen of andere geschikte vaststellings- of
berekeningsmethoden worden de EGW nageleefd indien de gemiddelde waarde op
basis van een adequaat aantal metingen onder representatieve omstandigheden de
EGW niet overschrijdt. Er kan voor verificatiedoeleinden rekening worden
gehouden met de onnauwkeurigheid van de meetmethoden; b) bij
stookinstallaties waarbij de in lid 5, letter a), onder ii), bedoelde minimale
ontzwavelingspercentages worden toegepast, wordt het zwavelgehalte van de
brandstof ook regelmatig gemonitord en worden de bevoegde autoriteiten in
kennis gesteld van substantiële veranderingen in het soort gebruikte brandstof.
De ontzwavelingspercentages worden als maandelijkse gemiddelde waarden
toegepast; c) naleving van het
minimale zwavelterugwinningsrendement wordt geverifieerd door middel van
regelmatige metingen of elke andere technisch betrouwbare methode; d) naleving
van de grenswaarden van het zwavelgehalte in gasolie wordt geverifieerd door
middel van regelmatige gerichte metingen. 4. Monitoring van de
betrokken verontreinigende stoffen en metingen van procesparameters, alsmede de
kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen en de referentiemetingen om
deze systemen te ijken, worden uitgevoerd in overeenstemming met de normen van
het Europees Comité voor Normalisatie (CEN). Indien er geen CEN-normen bestaan,
worden de normen van de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO), dan
wel nationale of internationale normen toegepast die gegevens van een
gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren. 5. In de volgende letters
worden bijzondere bepalingen vermeld voor de in lid 7 bedoelde
stookinstallaties: a) een partij mag in
de volgende gevallen afwijken van de verplichting om de in lid 7 voorziene
emissiegrenswaarden na te leven: i) voor een
stookinstallatie die daartoe normaliter laagzwavelige brandstof gebruikt,
wanneer de exploitant niet aan deze grenswaarden kan voldoen vanwege een
onderbreking in de aanvoer van laagzwavelige brandstof als gevolg van een ernstig
tekort; ii) voor een
stookinstallatie die vaste brandstoffen van eigen bodem verbrandt en die niet
kan voldoen aan de in lid 7 voorziene emissiegrenswaarden; hierbij moet in
ieder geval worden voldaan aan de volgende grenswaarden voor ontzwavelingspercentages: aa) bestaande installaties: 50-100
MWth: 80 %, bb) bestaande
installaties: 100-300 MWth: 90 %, cc) bestaande
installaties: >300 MWth: 95 %, dd) nieuwe
installaties: 50-300 MWth: 93 %, ee) nieuwe
installaties: >300 MWth: 97 %; iii) voor stookinstallaties
die normaliter gasvormige brandstoffen gebruiken, maar die als gevolg van een
plotselinge onderbreking van de gasvoorziening bij wijze van uitzondering een
andere brandstof moeten gebruiken en om die reden zouden moeten worden
uitgerust met een rookgasreinigingsinrichting; iv) voor bestaande
stookinstallaties die niet langer dan 17 500 bedrijfsuren in bedrijf zijn,
te rekenen vanaf 1 januari 2016 en eindigend uiterlijk op 31 december 2023; v) voor bestaande
stookinstallaties die vaste of vloeibare brandstoffen gebruiken en die per jaar
niet langer dan 1 500 bedrijfsuren in bedrijf zijn als voortschrijdend
gemiddelde over een periode van vijf jaar zijn de volgende EGW's van
toepassing: aa) voor vaste brandstoffen: 800 mg/m³, bb) voor vloeibare brandstoffen: 850 mg/m3
voor installaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten hoogste
300 MWth en 400 mg/m3 voor installaties met een nominaal thermisch
ingangsvermogen van meer dan 300 MWth; b) wanneer een
stookinstallatie met ten minste 50 MWth wordt uitgebreid, is de in lid 7
gespecificeerde EGW voor nieuwe installaties van toepassing op het uitgebreide
gedeelte van de installatie waarop de verandering betrekking heeft. De EGW
wordt berekend als een gewogen gemiddelde van het werkelijke thermische
ingangsvermogen van zowel het bestaande als het nieuwe deel van de installatie; c) de partijen waarborgen
dat er procedures komen voor storingen aan of uitvallen van de
nabehandelingsapparatuur; d) voor een gemengde
stookinstallatie waarbij twee of meer soorten brandstof gelijktijdig worden
gebruikt, wordt de EGW bepaald als het gewogen gemiddelde van de EGW's voor de
afzonderlijke brandstoffen, op basis van het thermische ingangsvermogen van elk
van de brandstoffen. 6. De partijen kunnen
regels toepassen die stook- en verwerkingsinstallaties in een
aardolieraffinaderij vrijstellen van naleving van de afzonderlijke grenswaarden
voor SO2 zoals vervat in deze bijlage, mits zij voldoen aan een
grenswaarde voor de SO2-bubble die is vastgesteld op basis van de
best beschikbare technieken. 7. Stookinstallaties met
een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 50 MWth:[1] Tabel 1 Grenswaarden voor SO2-emissies
van stookinstallatiesa Brandstoftype || Thermisch ingangsvermogen (MWth) || EGW voor SO2 mg/m³ b || || Vaste brandstoffen || 50-100 || Nieuwe installaties: 400 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 300 (turf) 200 (biomassa) Bestaande installaties: 400 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 300 (turf) 200 (biomassa) 100-300 || Nieuwe installaties: 200 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 300 (turf) 200 (biomassa) Bestaande installaties: 250 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 300 (turf) 200 (biomassa) >300 || Nieuwe installaties: 150 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) (FBC: 200) 150 (turf) (FBC: 200) 150 (biomassa) Bestaande installaties: 200 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 200 (turf) 200 (biomassa) Vloeibare brandstoffen || 50-100 || Nieuwe installaties: 350 Bestaande installaties: 350 100-300 || Nieuwe installaties: 200 Bestaande installaties: 250 >300 || Nieuwe installaties: 150 Bestaande installaties: 200 Gasvormige brandstoffen in het algemeen || >50 || Nieuwe installaties: 35 Bestaande installaties: 35 Vloeibaar gemaakt gas || >50 || Nieuwe installaties: 5 Bestaande installaties: 5 Cokesovengas of hoogovengas || >50 || Nieuwe installaties: 200 voor hoogovengas 400 voor cokesovengas Bestaande installaties: 200 voor hoogovengas 400 voor cokesovengas Vergaste raffinageresiduen || >50 || Nieuwe installaties: 35 Bestaande installaties: 800 Noot: FBC: wervelbedverbranding (circulerend,
onder druk, borrelend). a EGW's zijn met name niet van
toepassing op: ·
installaties waarin de
verbrandingsproducten worden gebruikt voor directe verwarming, droging of enige
andere behandeling van voorwerpen of materialen; ·
naverbrandingsinstallaties voor
de zuivering van rookgassen door verbranding die niet als autonome
stookinstallatie worden geëxploiteerd; ·
installaties voor het
regenereren van katalysatoren voor het katalytisch kraakproces; ·
installaties om zwavelwaterstof
om te zetten in zwavel; ·
in de chemische industrie
gebruikte reactoren; ·
cokesbatterijovens; ·
windverhitters van hoogovens; ·
terugwinningsinstallaties in
installaties voor de productie van pulp; ·
afvalverbrandingsinstallaties;
en ·
door diesel-, benzine- of gasmotoren of verbrandingsturbines aangedreven
installaties, ongeacht de gebruikte brandstof. b Het referentiezuurstofgehalte bedraagt
6% voor vaste brandstoffen en 3 % voor vloeibare en gasvormige
brandstoffen. 8. Gasolie: Tabel 2 Grenswaarden voor het
zwavelgehalte van gasoliea || Zwavelgehalte (gewichtsprocent) || Gasolie || < 0,10 a "Gasolie" is elke uit
aardolie verkregen vloeibare brandstof, uitgezonderd scheepsbrandstof, die
onder de GN-codes 2710 19 25, 2710 19 29, 2710 19 45 of 2710 19 49 valt, of
elke uit aardolie verkregen vloeibare brandstof, uitgezonderd scheepsbrandstof,
die voor minder dan 65 volumeprocent (distillatieverliezen inbegrepen)
overdistilleert bij 250 °C en die voor ten minste 85 volumeprocent
(distillatieverliezen inbegrepen) overdistilleert bij 350 °C gemeten met
de ASTM-methode D86. Dieselbrandstoffen, d.w.z. gasoliën die onder de GN-code
2710 19 41 vallen en die voor de aandrijving van voertuigen worden gebruikt,
zijn uitgezonderd van deze definitie. Brandstoffen die worden gebruikt in niet
voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers vallen eveneens
buiten deze definitie. 9. Aardolie- en
gasraffinaderijen: Zwavelterugwinningseenheden:
voor installaties die meer dan 50 Mg zwavel per dag produceren: Tabel 3 Grenswaarde uitgedrukt
als minimaal zwavelterugwinningsrendement van zwavelterugwinningseenheden Type installatie || Minimaal zwavelterugwinningsrendement a (%) || Nieuwe installatie || 99,5 Bestaande installatie || 98,5 a Het
zwavelterugwinningsrendement is het percentage ingevoerde H2S omgezet in elementaire zwavel als jaarlijks gemiddelde. 10. Productie
van titaniumdioxide: Tabel 4 Grenswaarden voor
SOx-emissies die vrijkomen uit de productie van titaniumdioxide
(jaarlijks gemiddelde) Type installatie || EGW voor SOx (uitgedrukt in SO2) (kg/t TiO2) || Sulfaatproces, totale emissie || 6 Chlorideproces, totale emissie || 1,7 B. Canada 11. Grenswaarden
voor het beheersen van zwaveloxide-emissies voor stationaire bronnen worden
bepaald rekening houdend, al naargelang van toepassing, met informatie inzake
beschikbare beheersingstechnologieën, in andere rechtsgebieden toegepaste
grenswaarden en de volgende documenten: a) Order Adding
Toxic Substances to Schedule 1 to the Canadian Environmental Act, 1999.
SOR/2011-34; b) Proposed
Regulation, Order Adding Toxic Substances to Schedule 1 to the Canadian
Environmental Protection Act, 1999; c) New Source
Emission Guidelines for Thermal Electricity Generation; d) National
Emission Guidelines for Stationary Combustion Turbines. PN1072; en e) Operating and Emission Guidelines for
Municipal Solid Waste Incinerators. PN1085. C. Verenigde Staten van Amerika 12. Grenswaarden
voor het beheersen van zwaveldioxide-emissies uit stationaire bronnen in de
volgende categorieën van stationaire bronnen en de bronnen waarop deze van
toepassing zijn, worden nader omschreven in de volgende documenten: a) Electric
Utility Steam Generating Units — 40 Code of Federal Regulations (CFR), deel 60,
paragraaf D en paragraaf Da; b) Industrial-Commercial-Institutional
Steam Generating Units — 40 CFR, deel 60, paragraaf Db en paragraaf Dc; c) Sulphuric Acid
Plants — 40 CFR, deel 60, paragraaf H; d) Petroleum
Refineries — 40 CFR, deel 60, paragraaf J en paragraaf Ja; e) Primary Copper
Smelters — 40 CFR, deel 60, paragraaf P; f) Primary Zinc
Smelters — 40 CFR, deel 60, paragraaf Q; g) Primary Lead
Smelters — 40 CFR, deel 60, paragraaf R; h) Stationary Gas
Turbines — 40 CFR, deel 60, paragraaf GG; i) Onshore
Natural Gas Processing — 40 CFR, deel 60, paragraaf LLL; j) Municipal
Waste Combustors — 40 CFR, deel 60, paragraaf Ea en paragraaf Eb; k) Hospital/Medical/Infectious
Waste Incinerators — 40 CFR, deel 60, paragraaf Ec; l) Stationary
Combustion Turbines — 40 CFR, deel 60, paragraaf KKKK; m) Small Municipal
Waste Combustors — 40 CFR, deel 60, paragraaf AAAA; n) Commercial and
Industrial Solid Waste Combustors — 40 CFR, deel 60, paragraaf CCCC; en o) Other Solid
Waste Combustors — 40 CFR, deel 60, paragraaf EEEE. R. Bijlage V De tekst van bijlage V
wordt vervangen door de volgende: Grenswaarden voor emissies van
stikstofoxiden uit
stationaire bronnen 1. Afdeling A is van
toepassing op andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika,
afdeling B op Canada en afdeling C op de Verenigde Staten van Amerika. A. Andere partijen dan Canada en de
Verenigde Staten van Amerika 2. Voor de toepassing van
deze afdeling wordt onder "emissiegrenswaarde" (EGW) verstaan de
hoeveelheid NOx (de som van NO en NO2, uitgedrukt in NO2)
in de rookgassen uit een installatie die niet mag worden overschreden. Tenzij
anders aangegeven wordt deze berekend in termen van massa NOx per volume van de
rookgassen (uitgedrukt in mg/m3), uitgaande van
standaardomstandigheden voor temperatuur en druk voor droog gas (volume bij
273,15 K, 101,3 kPa). Met betrekking tot het zuurstofgehalte van het rookgas
gelden de waarden die voor elke broncategorie in onderstaande tabellen zijn
gegeven. Verdunning om de concentraties aan verontreinigende stoffen in
rookgassen te verlagen, is verboden. Het bovenstaande geldt niet voor het in
gebruik nemen, buiten gebruik stellen en onderhoud van uitrusting. 3. Emissies worden in
alle gevallen gemonitord door metingen van NOx of door berekeningen of een
combinatie van beide waarbij ten minste dezelfde nauwkeurigheid wordt bereikt.
Naleving van de EGW's wordt geverifieerd door ononderbroken of onderbroken
metingen, typegoedkeuring, of elke andere technisch betrouwbare methode, met
inbegrip van geverifieerde berekeningsmethoden. Bij ononderbroken metingen
worden de EGW's nageleefd indien het gevalideerde maandelijks gemiddelde van de
emissie de grenswaarden niet overschrijdt. Bij onderbroken metingen of andere
geschikte vaststellings- of berekeningsmethoden worden de EGW's nageleefd
indien de gemiddelde waarde op basis van een adequaat aantal metingen onder
representatieve omstandigheden de EGW niet overschrijdt. Er kan voor verificatiedoeleinden
rekening worden gehouden met de onnauwkeurigheid van de meetmethoden. 4. Monitoring van de
betrokken verontreinigende stoffen en metingen van procesparameters, alsmede de
kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen en de referentiemetingen om
deze systemen te ijken, worden uitgevoerd in overeenstemming met de normen van
het Europees Comité voor Normalisatie (CEN). Indien er geen CEN-normen bestaan,
worden de ISO-normen, dan wel nationale normen of internationale normen
toegepast die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit
opleveren. 5. Bijzondere bepalingen
voor stookinstallaties als bedoeld in lid 6: a) Een partij mag in
de volgende gevallen afwijken van de verplichting om de in lid 6 voorziene
EGW's na te leven: i) voor
stookinstallaties die normaliter gasvormige brandstoffen gebruiken, maar die
als gevolg van een plotselinge onderbreking van de gasvoorziening bij wijze van
uitzondering een andere brandstof moeten gebruiken en om die reden zouden
moeten worden uitgerust met een rookgasreinigingsinrichting; ii) voor bestaande
stookinstallaties die niet langer dan 17 500 bedrijfsuren in bedrijf zijn,
te rekenen vanaf 1 januari 2016 en eindigend uiterlijk op 31 december 2023; of iii) voor andere
bestaande stookinstallaties dan verbrandingsturbines te land (deze vallen onder
lid 7), die vaste of vloeibare brandstoffen gebruiken en die per jaar niet
langer dan 1 500 bedrijfsuren in bedrijf zijn als voortschrijdend
gemiddelde over een periode van vijf jaar; hierbij zijn de volgende EGW's van
toepassing: aa) voor
vaste brandstoffen: 450 mg/m³, bb) voor
vloeibare brandstoffen: 450 mg/m³. b) Wanneer een
stookinstallatie met ten minste 50 MWth wordt uitgebreid, is de in lid 6
gespecificeerde EGW voor nieuwe installaties van toepassing op het uitgebreide
gedeelte van de installatie waarop de verandering betrekking heeft. De EGW
wordt berekend als een gewogen gemiddelde van het werkelijke thermische
ingangsvermogen van zowel het bestaande als het nieuwe deel van de installatie. c) De partijen
waarborgen dat er procedures komen voor storingen aan of uitvallen van de
nabehandelingsapparatuur. d) Voor een gemengde
stookinstallatie waarbij twee of meer soorten brandstof gelijktijdig worden
gebruikt, wordt de EGW bepaald als het gewogen gemiddelde van de EGW's voor de
afzonderlijke brandstoffen, op basis van het thermische ingangsvermogen van elk
van de brandstoffen. De partijen kunnen regels toepassen die stook- en
verwerkingsinstallaties in een aardolieraffinaderij vrijstellen van naleving
van de afzonderlijke grenswaarden voor NOx zoals vervat in deze bijlage, mits
zij voldoen aan een grenswaarde voor de NOx-bubble die is vastgesteld op basis
van de best beschikbare technieken. 6. Stookinstallaties met
een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 50 MWth:[2] Tabel 1 Grenswaarden voor
NOx-emissies van stookinstallatiesa Brandstoftype: || Thermisch ingangsvermogen (MWth) || EGW voor NOx (mg/m³)b || || Vaste brandstoffen || 50-100 || Nieuwe installaties: 300 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 450 (bruinkoolstof) 250 (biomassa, turf) Bestaande installaties: 300 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 450 (bruinkoolstof) 300 (biomassa, turf) 100-300 || Nieuwe installaties: 200 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 200 (biomassa, turf) Bestaande installaties: 200 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 250 (biomassa, turf) >300 || Nieuwe installaties: 150 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) (algemeen) 150 (biomassa, turf) 200 (bruinkoolstof) Bestaande installaties: 200 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 200 (biomassa, turf) Vloeibare brandstoffen || 50-100 || Nieuwe installaties: 300 Bestaande installaties: 450 100-300 || Nieuwe installaties: 150 Bestaande installaties: 200 (algemeen) Bestaande installaties binnen raffinaderijen en chemische installaties: 450 (voor het verstoken van distillatie- en omzettingsresiduen afkomstig van de raffinage van ruwe olie voor eigen verbruik in stookinstallaties en voor het verstoken van vloeibare productieresiduen als niet-commerciële brandstof) >300 || Nieuwe installaties: 100 Bestaande installaties: 150 (algemeen) Bestaande installaties binnen raffinaderijen en chemische installaties: 450 (voor het verstoken van distillatie- en omzettingsresiduen afkomstig van de raffinage van ruwe olie voor eigen verbruik in stookinstallaties en voor het verstoken van vloeibare productieresiduen als niet-commerciële brandstof (< 500 MWth)) Aardgas || 50-300 || Nieuwe installaties: 100 Bestaande installaties: 100 >300 || Nieuwe installaties: 100 Bestaande installaties: 100 Andere gasvormige brandstoffen || >50 || Nieuwe installaties: 200 Bestaande installaties: 300 a EGW's zijn met name niet van
toepassing op: ·
installaties waarin de
verbrandingsproducten worden gebruikt voor directe verwarming, droging of enige
andere behandeling van voorwerpen of materialen, ·
naverbrandingsinstallaties
voor de zuivering van rookgassen door verbranding die niet als autonome
stookinstallatie worden geëxploiteerd, ·
installaties voor het
regenereren van katalysatoren voor het katalytisch kraakproces, ·
installaties om
zwavelwaterstof om te zetten in zwavel, ·
in de chemische industrie
gebruikte reactoren, ·
cokesbatterijovens, ·
windverhitters van
hoogovens, ·
terugwinningsinstallaties
in installaties voor de productie van pulp, ·
afvalverbrandingsinstallaties,
en ·
door diesel-, benzine- of
gasmotoren of verbrandingsturbines aangedreven installaties, ongeacht de
gebruikte brandstof. b Het referentiezuurstofgehalte bedraagt
6 % voor vaste brandstoffen en 3 % voor vloeibare en gasvormige
brandstoffen. 7.
Verbrandingsturbines te land met een nominaal thermisch ingangsvermogen van
meer dan 50 MWth: de NOx-grenswaarden uitgedrukt in mg/m3 (met een referentiezuurstofgehalte
van 15 %) gelden voor een enkele turbine. De EGW's in tabel 2 zijn alleen
van toepassing bij een belasting van meer dan 70 %. Tabel 2 Grenswaarden voor
NOx-emissies van verbrandingsturbines te land (met inbegrip van gecombineerde
stoom- en gasturbines (CCGT)) Brandstoftype: || Thermisch ingangsvermogen (MWth) || EGW voor NOx (mg/m³)b || || Vloeibare brandstoffen (lichte en middel-destillaten) || >50 || Nieuwe installaties: 50 Bestaande installaties: 90 (algemeen) 200 (installaties die minder dan 1 500 bedrijfsuren per jaar in bedrijf zijn) Aardgasb || >50 || Nieuwe installaties: 50 (algemeen)d Bestaande installaties: 50 (algemeen)c,d 150 (installaties die minder dan 1 500 bedrijfsuren per jaar in bedrijf zijn) Overige gassen || >50 || Nieuwe installaties: 50 Bestaande installaties: 120 (algemeen) 200 (installaties die minder dan 1 500 bedrijfsuren per jaar in bedrijf zijn) a Gasturbines voor noodgevallen
die minder dan 500 bedrijfsuren per jaar in bedrijf zijn, vallen hier niet
onder. b Onder aardgas wordt verstaan in
de natuur voorkomend methaan met maximaal 20 volumeprocent inerte en andere
bestanddelen. c 75 mg/m3 in de volgende gevallen, waarin het rendement van de gasturbine bij
ISO-basisbelastingsomstandigheden is bepaald: ·
gasturbines die in een
systeem met warmtekrachtkoppeling worden gebruikt met een totaal rendement van
meer dan 75 %; ·
gasturbines die in een
warmtekrachtcentrale worden gebruikt met een gemiddeld jaarlijks totaal
elektriciteitsrendement van meer dan 55 %; ·
gasturbines voor
mechanische aandrijving. d Voor single-cyclus-gasturbines
die niet onder een van de in voetnoot c genoemde categorieën vallen, maar een
rendement hebben van meer dan 35 % (bepaald bij
ISO-basisbelastingsomstandigheden), wordt de EGW voor NOx vastgesteld op 50 x
η/35, waarbij η het bij ISO-basisbelastingsomstandigheden bepaalde,
in procenten uitgedrukte rendement van de gasturbine is. 8. Cementproductie:
Tabel 3 Grenswaarden voor
NOx-emissies die vrijkomen bij de productie van cementklinkera Type installatie || EGW voor NOx (mg/m³) || Algemeen (bestaande en nieuwe installaties) || 500 Bestaande Lepol-ovens en lange draaiovens waarin geen coverbranding van afval plaatsvindt || 800 a Installaties voor de productie
van cementklinker in draaiovens met een capaciteit van > 500 Mg/dag of in
andere ovens met een capaciteit van > 50 Mg/dag. Het referentiezuurstofgehalte
bedraagt 10 %. 9. Stationaire
motoren: Tabel 4 Grenswaarden voor
NOx-emissies van nieuwe stationaire motoren Motortype, aandrijving, brandstofspecificatie || EGW a,b,c (mg/m³) || Gasmotoren > 1 MWth Motoren met vonkontsteking (=Otto), alle gasvormige brandstoffen || 95 (verbeterde arm-mengselmotoren) 190 (standaard arm-mengselmotoren of rijk-mengselmotoren met katalysator) Dual-fuelmotoren > 1 MWth In gasmodus (alle gasvormige brandstoffen) In vloeibare-brandstofmodus (alle vloeibare brandstoffen)d 1-20 MWth > 20 MWth || 190 225 225 Dieselmotoren > 5 MWth (compressieontsteking) Laag (< 300 rpm)/Gemiddeld (300-1 200 rpm)/toerental 5-20 MWth Zware stookolie (HFO) en bio-oliën Lichte stookolie (LFO) en aardgas (NG) > 20 MWth HFO en bio-oliën LFO en NG Hoog toerental (>1 200 rpm) || 225 190 190 190 190 Noot: Het referentiezuurstofgehalte bedraagt 15 %[3] a Deze EGW's gelden niet voor
motoren die minder dan 500 bedrijfsuren per jaar in bedrijf zijn. b Als om technische en logistieke
redenen momenteel geen selectieve katalytische reductie (SCR) kan worden
toegepast, bijvoorbeeld op afgelegen eilanden, of als de beschikbaarheid van
voldoende hoeveelheden hoogwaardige brandstof niet kan worden gewaarborgd, kan
een overgangsperiode van 10 jaar na de inwerkingtreding van dit protocol voor
een partij worden toegepast voor dieselmotoren en dual-fuelmotoren. Tijdens
deze periode gelden de volgende EGW's: ·
Dual-fuelmotoren:
1 850 mg/m³ in vloeibare-brandstofmodus; 380 mg/m3 in gasmodus; ·
Dieselmotoren – Laag
(< 300 rpm) en Gemiddeld (300-1 200 rpm)/toerental: 1 300 mg/m3
voor motoren tussen 5 en 20 MWth en 1 850 mg/m3 voor motoren
> 20 MWth; ·
Dieselmotoren – Hoog
toerental (> 1 200 rpm): 750 mg/m³. c Motoren die tussen 500 en
1 500 bedrijfsuren per jaar in bedrijf zijn, kunnen worden vrijgesteld van
naleving van deze EGW's wanneer primaire maatregelen worden toegepast om de
NOx-emissies te beperken en te voldoen aan de EGW's in voetnoot b. d Een partij kan afwijken van de
verplichting om de emissiegrenswaarden na te leven in het geval van
stookinstallaties die normaliter gasvormige brandstoffen gebruiken, maar die
als gevolg van een plotselinge onderbreking van de gasvoorziening bij wijze van
uitzondering een andere brandstof moeten gebruiken en om die reden zouden
moeten worden uitgerust met een rookgasreinigingsinrichting. De
uitzonderingsperiode duurt ten hoogste tien dagen, behalve wanneer er een
zwaarwegende behoefte is om de
energievoorziening op peil te houden. 10. Sinterinstallaties
voor ijzererts: Tabel 5 Grenswaarden voor
NOx-emissies van sinterinstallaties voor ijzererts Type installatie || EGW voor NOx (mg/m³) || Sinterinstallaties: nieuwe installatie || 400 Sinterinstallaties: bestaande installatie || 400 a Productie en bewerking van
metalen: installaties voor het roosten of sinteren van metaalerts, installaties
voor de productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting), met
inbegrip van continugieten met een capaciteit van ten minste 2,5 Mg/uur,
installaties voor het bewerken van ferrometalen (warmwalsen > 20 Mg/uur ruw
staal). b Bij wijze van uitzondering op
lid 3 dienen deze EGW's te worden beschouwd als een gemiddelde over een
langdurige periode. 11. Productie
van salpeterzuur: Tabel 6 Grenswaarden voor
NOx-emissies die vrijkomen bij de productie van salpeterzuur uitgezonderd
zuurconcentratie-eenheden Type installaties || EGW voor NOx (mg/m³) || Nieuwe installaties || 160 Bestaande installaties || 190 B. Canada 12. Grenswaarden
voor het beheersen van NOx-emissies voor stationaire bronnen worden bepaald
rekening houdend, al naargelang van toepassing, met informatie inzake
beschikbare beheersingstechnologieën, in andere rechtsgebieden toegepaste
grenswaarden en de volgende documenten: a) New Source Emission Guidelines for
Thermal Electricity Generation; b) National Emission Guidelines for Stationary
Combustion Turbines. PN1072; c) National Emission Guidelines for Cement Kilns.
PN1284; d) National Emission Guidelines for
Industrial/Commercial Boilers and Heaters. PN1286; e) Operating and Emission Guidelines for
Municipal Solid Waste Incinerators. PN1085; f) Management Plan for Nitrogen Oxides (NOx) and
Volatile Organic Compounds (VOCs) — Phase I. PN1066; en g) Operating and Emission Guidelines for Municipal
Solid Waste Incinerators. PN1085. C. Verenigde Staten van Amerika 13. Grenswaarden
voor het beheersen van VOS-emissies uit stationaire bronnen in de volgende
categorieën van stationaire bronnen en de bronnen waarop deze van toepassing
zijn, worden nader omschreven in de volgende documenten: a) Coal-fired Utility Units — 40 Code
of Federal Regulations (CFR) deel 76; b) Electric Utility Steam Generating Units — 40 CFR,
deel 60, paragraaf D en paragraaf Da; c) Industrial-Commercial-Institutional Steam
Generating Units — 40 CFR, deel 60, paragraaf Db; d) Nitric Acid Plants — 40 CFR, deel 60, paragraaf G; e) Stationary Gas Turbines — 40 CFR, deel 60,
paragraaf GG; f) Municipal Waste Combustors — 40 CFR, deel 60,
paragraaf Ea en paragraaf Eb; g) Hospital/Medical/Infectious Waste Incinerators —
40 CFR, deel 60, paragraaf Ec; h) Petroleum Refineries — 40 CFR, deel 60, paragraaf
J en paragraaf Ja; i) Stationary Internal Combustion Engines — Spark
Ignition, 40 CFR, deel 60, paragraaf JJJJ; j) Stationary Internal Combustion Engines —
Compression Ignition, 40 CFR, deel 60, paragraaf IIII; k) Stationary Combustion Turbines — 40 CFR, deel 60,
paragraaf KKKK; l) Small Municipal Waste Combustors — 40 CFR, deel
60, paragraaf AAAA; m) Portland Cement —40 CFR, deel 60, paragraaf F; n) Commercial and Industrial Solid Waste Combustors —
40 CFR, deel 60, paragraaf CCCC; en o) Other Solid Waste Combustors — 40 CFR, deel 60,
paragraaf EEEE. S. Bijlage VI De tekst van bijlage VI
wordt vervangen door de volgende: Grenswaarden voor emissies van vluchtige
organische stoffen uit stationaire bronnen 1. Afdeling A
is van toepassing op andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van
Amerika, afdeling B op Canada en afdeling C op de Verenigde Staten van Amerika. A. Andere partijen dan Canada en de
Verenigde Staten van Amerika 2. Deze
afdeling van onderhavige bijlage heeft betrekking op de stationaire bronnen van
VOS-emissies zoals vermeld in de onderstaande leden 8 tot en met 22.
Installaties of delen van installaties voor onderzoek, ontwikkeling en het
testen van nieuwe producten en processen vallen hier niet onder. Drempelwaarden
zijn vermeld in onderstaande sectorspecifieke tabellen. Doorgaans verwijzen zij
naar het oplosmiddelenverbruik of de emissiemassastroom. Wanneer één exploitant
met dezelfde installatie op dezelfde locatie verschillende activiteiten
verricht die onder dezelfde onderverdeling vallen, worden het
oplosmiddelenverbruik of de emissiemassastroom van die activiteiten bij elkaar
opgeteld. Als er geen drempelwaarde vermeld is, geldt de vermelde grenswaarde
voor alle betrokken installaties. 3. Voor
de toepassing van afdeling A van deze bijlage gelden de volgende definities: a) "opslag
en distributie van benzine": het laden van vrachtwagens, spoorwagons,
binnenvaartschepen en zeeschepen bij depots en expeditiepunten van
aardolieraffinaderijen, met inbegrip van het bijtanken van voertuigen in
benzinestations; b) "aanbrengen
van lijmlagen": elke activiteit waarbij een kleefstof op een oppervlak
wordt aangebracht, met uitzondering van het aanbrengen van lijmlagen en
lamineren in verband met drukactiviteiten en het lamineren van hout en
kunststof; c) "lamineren
van hout en kunststof": elke activiteit om hout en/of kunststof samen te
hechten om gelamineerde producten te vervaardigen; d) "coatingactiviteit":
elke activiteit waarbij één of meer ononderbroken lagen van een coating worden
aangebracht op: i) nieuwe
voertuigen, gedefinieerd als voertuigen van categorie M1 en van categorie N1
voor zover de coating in dezelfde installatie als M1-voertuigen wordt
aangebracht, ii) vrachtwagencabines,
gedefinieerd als de behuizing voor de chauffeur, en de gehele geïntegreerde
behuizing voor de technische apparatuur van voertuigen van de categorieën N2 en
N3, iii) bestelwagens
en vrachtwagens, gedefinieerd als voertuigen van de categorieën N1, N2 en N3,
maar met uitzondering van vrachtwagencabines, iv) bussen,
gedefinieerd als voertuigen van de categorieën M2 en M3, v) overige
metalen en kunststof oppervlakken met inbegrip van die van vliegtuigen,
schepen, treinen enz., vi) houten
oppervlakken; vii) textiel,
stof, film en papieren oppervlakken, en viii) leder.
Hieronder valt niet
het coaten van substraten met metalen door middel van elektroforese en
chemische spuittechnieken. Indien de coatingactiviteit een fase omvat waarin
hetzelfde artikel wordt gedrukt, dan wordt die drukfase beschouwd als onderdeel
van de coatingactiviteit. Als afzonderlijke activiteit uitgevoerde
drukactiviteiten behoren hier echter niet toe. In deze omschrijving zijn: ·
M1-voertuigen: voertuigen
bestemd voor het vervoer van personen, met ten hoogste acht zitplaatsen, die
van de bestuurder niet meegerekend; ·
M2-voertuigen: voertuigen
bestemd voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, die van
de bestuurder niet meegerekend, en met een maximummassa van ten hoogste 5 Mg; ·
M3-voertuigen: voertuigen
bestemd voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, die van
de bestuurder niet meegerekend, en met een maximummassa van meer dan 5 Mg; ·
N1-voertuigen: voor het
vervoer van goederen bestemde voertuigen met een maximummassa van ten hoogste
3,5 Mg; ·
N2-voertuigen: voor het
vervoer van goederen bestemde voertuigen met een maximummassa van meer dan 3,5
Mg doch niet meer dan 12 Mg; ·
N3-voertuigen: voor het
vervoer van goederen bestemde voertuigen met een maximummassa van meer dan 12
Mg; e) "bandlakken":
elke activiteit waarbij band van staal, roestvrij staal, bekleed staal,
koperlegeringen of aluminiumband in een ononderbroken proces wordt bekleed met
een filmvormende of laminaatcoating; f) "chemisch
reinigen": de industriële of commerciële activiteit waarbij VOS'en worden
gebruikt in een installatie voor het reinigen van kleding, meubelstoffen en
soortgelijke consumptiegoederen, met uitzondering van het handmatig verwijderen
van vlekken in de textiel- en kledingindustrie; g) "vervaardigen
van coatings, vernis, inkt en kleefstoffen": de vervaardiging van
coatingpreparaten, vernis, inkt en kleefstoffen, en, wanneer dit in dezelfde
installatie gebeurt, van halffabrikaten door het mengen van pigmenten, hars en
kleefstoffen met organische oplosmiddelen of andere draagstoffen. Deze
categorie omvat tevens het dispergeren, predispergeren, het aanpassen van de
viscositeit en de kleur en de bewerkingen om de verpakking te vullen met het
eindproduct; h) "drukken":
elke activiteit waarbij tekst en/of afbeeldingen worden gereproduceerd door met
behulp van een beelddrager inkt op een oppervlak aan te brengen. Dit is van
toepassing op de volgende subactiviteiten: i) flexografie:
een drukactiviteit waarbij gebruik wordt gemaakt van een beelddrager van rubber
of elastische fotopolymeren, waarop de drukinkten zich boven de niet-drukkende
delen bevinden, met gebruikmaking van vloeibare inkt die door verdamping
droogt, ii) heatsetrotatieoffset:
een rotatiedrukactiviteit waarbij gebruik wordt gemaakt van een beelddrager
waarop de drukkende delen en de niet-drukkende delen in hetzelfde vlak liggen,
waarbij rotatie inhoudt dat het te bedrukken materiaal niet als aparte vellen
maar van een rol in de machine wordt gevoerd. Het niet-drukkende deel wordt
zodanig behandeld dat het water aantrekt en derhalve de inkt afstoot. Het
drukkende deel wordt zodanig behandeld dat het inkt opneemt en overbrengt op
het te bedrukken oppervlak. De verdamping vindt plaats in een oven, waar het
bedrukte materiaal met hete lucht wordt verhit, iii) illustratiediepdruk:
rotatiediepdruk waarbij papier voor tijdschriften, brochures, catalogi of
soortgelijke producten met inkt op basis van tolueen wordt bedrukt, iv) rotatiediepdruk:
een drukactiviteit waarbij gebruik wordt gemaakt van een cilindrische
beelddrager, waarop de drukkende delen lager liggen dan de niet-drukkende
delen, en van vloeibare inkt die door verdamping droogt. De napjes worden met
inkt gevuld en het overschot wordt van de niet-drukkende delen verwijderd
voordat het te bedrukken oppervlak contact met de cilinder maakt en de inkt uit
de napjes trekt, v) rotatiezeefdruk:
een rotatiedrukprocedé waarbij de inkt door een poreuze beelddrager wordt
geperst, waarbij de drukkende delen open zijn en het niet-drukkende deel wordt
afgedekt, en zo op het te bedrukken oppervlak wordt gebracht en gebruik wordt
gemaakt van vloeibare inkt die uitsluitend door verdamping droogt. Bij een
rotatief drukproces wordt het te bedrukken materiaal niet als aparte vellen
maar van een rol in de machine gebracht, vi) lamineren
bij een drukproces: de samenhechting van twee of meer flexibele materialen tot
een laminaat, en vii) vernissen:
een activiteit waarbij een vernis- of lijmlaag op een flexibel materiaal wordt
aangebracht om later het verpakkingsmateriaal af te sluiten; i) "vervaardigen
van farmaceutische producten": chemische synthese, fermentatie, extractie,
formuleren en afwerken van farmaceutische producten en, wanneer dit op dezelfde
plek wordt uitgevoerd, het vervaardigen van halffabrikaten; j) "bewerken
van natuurlijk of synthetisch rubber": elke activiteit met betrekking tot
het mengen, malen, vermengen, kalanderen, extruderen en vulkaniseren van
natuurlijk of synthetisch rubber en alle nevenbewerkingen om natuurlijk of
synthetisch rubber te bewerken tot een eindproduct; k) "oppervlaktereiniging":
elke activiteit, met uitzondering van chemisch reinigen, waarbij organische
oplosmiddelen worden gebruikt om verontreiniging van het oppervlak van
materiaal te verwijderen, met inbegrip van ontvetting; een uit meer dan een
stap bestaande reinigingsactiviteit die niet onderbroken wordt door een
volgende stap, wordt als één oppervlaktereinigingsactiviteit beschouwd. De
activiteit heeft betrekking op het reinigen van het oppervlak van producten en
niet op het reinigen van apparatuur; o) "standaardomstandigheden":
een temperatuur van 273,15 K en een druk van 101,3 kPa; m) "organische
verbinding": een verbinding die ten minste het element koolstof bevat en
daarnaast een of meer van de volgende elementen: waterstof, een halogeen,
zuurstof, zwavel, fosfor, silicium of stikstof, met uitzondering van
koolstofoxiden en anorganische carbonaten en bicarbonaten; n) "vluchtige
organische stof" (VOS): een organische verbinding alsook de fractie
creosoot die bij 293,15 K een dampspanning van 0,01 kPa of meer of
onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid
heeft; o) "organisch
oplosmiddel": een VOS die alleen of in combinatie met andere stoffen en
zonder een chemische verandering te ondergaan wordt gebruikt om grondstoffen,
producten of afvalmaterialen op te lossen of als schoonmaakmiddel om
verontreinigingen op te lossen, dan wel als verdunner, als dispergeermiddel, om
de viscositeit aan te passen, om de oppervlaktespanning aan te passen, als
weekmaker, of als conserveermiddel; p) "rookgassen":
de uiteindelijke uitstoot in de lucht van gassen met VOS'en of andere
verontreinigende stoffen uit een schoorsteen of uit nabehandelingsapparatuur.
Het volumetrisch debiet wordt uitgedrukt in m3/uur bij
standaardomstandigheden; q) "extractie
van plantaardige oliën en dierlijke vetten en raffinage van plantaardige
oliën": de extractie van plantaardige oliën uit zaden en ander plantaardig
materiaal, het verwerken van droge residuen ter vervaardiging van diervoeder en
de zuivering van vetten en plantaardige oliën uit zaden, plantaardig materiaal
en/of dierlijk materiaal; r) "overspuiten
van voertuigen": elke industriële of commerciële activiteit en daarmee
verband houdende ontvettingsactiviteiten, waaronder: i) het
aanbrengen van de oorspronkelijke laklaag op wegvoertuigen of een deel daarvan,
met voor het overspuiten gebruikelijke lakken op een andere plaats dan de
oorspronkelijke fabricagelijn, of het aanbrengen van een laklaag op
aanhangwagens (met inbegrip van opleggers), ii) het
overspuiten van voertuigen, gedefinieerd als het aanbrengen van een laklaag op
wegvoertuigen of een deel daarvan, uitgevoerd als onderdeel van de reparatie,
bescherming of decoratie van voertuigen buiten de fabriek, valt niet onder deze
bijlage. De producten die in het kader van deze activiteit worden gebruikt,
komen in bijlage XI aan bod; s) "impregneren
van hout": elke activiteit waarbij een houtverduurzamingsmiddel in het
hout wordt gebracht; t) "coating
van wikkeldraad": elke coatingactiviteit van metalen geleiders die worden
gebruikt om spoelen voor transformatoren, motoren enz. mee te wikkelen; u) "diffuse
emissie": elke emissie, niet in rookgassen, van VOS'en in de lucht, bodem
of het water alsmede, tenzij anders vermeld, oplosmiddelen die deel uitmaken
van een product; dit omvat niet-opgevangen emissies van VOS'en die naar de
buitenlucht worden afgevoerd via ramen, deuren, luchtafvoerkanalen en
soortgelijke openingen. Diffuse emissies worden berekend op basis van een
oplosmiddelenboekhouding (zie aanhangsel I bij deze bijlage); v) "totale
emissie van VOS'en": de som van de diffuse emissie van VOS'en en de
emissie van VOS'en in rookgassen; w) "input":
de hoeveelheid organische oplosmiddelen en de hoeveelheid daarvan in preparaten
die tijdens de uitvoering van een proces worden gebruikt, met inbegrip van de
binnen en buiten de installatie gerecyclede oplosmiddelen, die telkens worden
meegerekend wanneer zij worden gebruikt om de activiteit uit te voeren; x) "emissiegrenswaarde"
(EGW): de maximumhoeveelheid VOS (uitgezonderd methaan) die wordt uitgestoten
uit een installatie die gedurende normale werking niet mag worden overschreden.
Voor rookgassen wordt deze uitgedrukt in massa VOS per volume van de rookgassen
(uitgedrukt in mg C/m3 tenzij anders aangegeven), uitgaande van
standaardomstandigheden voor temperatuur en druk voor droog gas. Gasvolumes die
worden toegevoegd om de rookgassen af te koelen of te verdunnen, worden niet
meegeteld bij het vaststellen van de massaconcentratie van de verontreinigende
stof in de rookgassen. Emissiegrenswaarden voor rookgassen worden aangeduid met
EGWc; emissiegrenswaarden voor diffuse emissies worden aangeduid met EGWf; y) "normale
werking": alle perioden van werking met uitzondering van het in gebruik
nemen, het buiten gebruik stellen en het onderhouden van apparatuur; z)
"stoffen die schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid" zijn
onderverdeeld in twee categorieën: i) gehalogeneerde
VOS'en met het mogelijke risico van onomkeerbare gevolgen, of ii) gevaarlijke
stoffen die carcinogenen of mutagenen zijn, die toxisch zijn voor de
voortplanting, die kanker of erfelijke genetische schade kunnen veroorzaken,
die bij inademing kanker kunnen veroorzaken, die de vruchtbaarheid kunnen
aantasten of die schade kunnen toebrengen aan het ongeboren kind; aa) "fabricage
van schoeisel": elke activiteit met betrekking tot de fabricage van
volledig schoeisel of delen daarvan; bb) "verbruik
van oplosmiddelen": de totale input van organische oplosmiddelen in een
installatie per kalenderjaar of een andere periode van 12 maanden, verminderd
met eventuele VOS'en die voor hergebruik worden teruggewonnen. 4.
Aan de volgende vereisten moet worden voldaan: a) Emissies
worden in alle gevallen gemonitord door metingen of door berekeningen[4] die ten minste dezelfde mate van
nauwkeurigheid opleveren. Naleving van de EGW's wordt geverifieerd door
ononderbroken of onderbroken metingen, typegoedkeuring, of elke andere
technisch betrouwbare methode. Bij emissies in rookgassen worden bij ononderbroken
metingen de EGW's nageleefd indien het gevalideerde dagelijks gemiddelde van de
emissie de EGW's niet overschrijdt. Bij onderbroken metingen of andere
geschikte vaststellingsmethoden worden de EGW's nageleefd indien het gemiddelde
van alle meetresultaten of andere procedures van een monitoringoperatie de
grenswaarden niet overschrijdt. Er kan voor verificatiedoeleinden rekening
worden gehouden met de onnauwkeurigheid van de meetmethoden. De diffuse en
totale EGW's worden als jaarlijkse gemiddelden toegepast. b) De
concentraties aan luchtverontreinigende stoffen in gasvoerende kanalen worden
op een representatieve wijze gemeten. Monitoring van de betrokken
verontreinigende stoffen en metingen van procesparameters, alsmede de
kwaliteitsborging van geautomatiseerde systemen en de referentiemetingen om
deze systemen te ijken, worden uitgevoerd in overeenstemming met de CEN-normen.
Indien er geen CEN-normen bestaan, worden de ISO-normen, dan wel nationale
normen of internationale normen toegepast die gegevens van een gelijkwaardige
wetenschappelijke kwaliteit opleveren. 5. De
volgende EGW's zijn van toepassing op rookgassen die stoffen bevatten die
schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid: a) 20
mg/m3 (uitgedrukt als de massasom van afzonderlijke verbindingen)
voor de uitstoot van gehalogeneerde VOS'en, die de volgende risicoaanduidingen
dragen: "wordt ervan verdacht kanker te veroorzaken" en/of
"wordt ervan verdacht genetische schade te veroorzaken", wanneer de
massastroom van de som van de betrokken verbindingen groter is dan of gelijk is
aan 100 g/h; en b) 2
mg/m3 (uitgedrukt als de massasom van afzonderlijke verbindingen)
voor de uitstoot van VOS'en, die de volgende risicoaanduidingen dragen:
"kan kanker veroorzaken", "kan erfelijke genetische schade
veroorzaken", "kan kanker veroorzaken bij inademing", "kan
de vruchtbaarheid schaden", "kan het ongeboren kind schaden",
wanneer de massastroom van de som van de betrokken verbindingen groter is dan
of gelijk is aan 10 g/h. 6. Als
voor de in de leden 9 tot en met 22 vermelde broncategorieën wordt aangetoond
dat het voor een afzonderlijke installatie technisch en economisch niet
haalbaar is om de diffuse-emissiegrenswaarde (EGWf) na te leven, kan een partij
voor die installatie een vrijstelling verlenen op voorwaarde dat er geen
aanmerkelijke risico’s voor de menselijke gezondheid of het milieu te
verwachten zijn en dat de beste beschikbare technieken worden toegepast. 7. De
grenswaarden voor VOS-emissies voor de in lid 3 omschreven broncategorieën zijn
hieronder vastgesteld in de leden 8 tot en met 22. 8. Opslag
en distributie van benzine: a) Opslaginstallaties
voor benzine bij terminals, die de in tabel 1 genoemde grenswaarden
overschrijden, dienen ofwel: i) tanks
met een vast dak te zijn, verbonden met een dampterugwinningseenheid die
voldoet aan de in tabel 1 vervatte EGW's, ofwel ii) ontworpen
te zijn met hetzij een uitwendig, hetzij een inwendig drijvend dak, dat is
voorzien van primaire en secundaire afdichtingen die voldoen aan het in tabel 1
vervatte verwijderingsrendement. b) In
afwijking van de bovengenoemde vereisten dienen tanks met een vast dak die vóór
1 januari 1996 in bedrijf waren en die niet aangesloten zijn op een
dampterugwinningseenheid, te worden uitgerust met een primaire afdichting met
een verwijderingsrendement van 90 %. Tabel 1 Grenswaarden voor
VOS-emissies die vrijkomen bij de opslag en distributie van benzine,
uitgezonderd het laden van zeeschepen (fase I) Activiteit || Grenswaarde || EGW of verwijderingsrendement || || Laden en lossen van mobiele containers bij terminals || jaarlijks debiet van 5 000 m3 benzine || 10 g VOS/m3 met inbegrip van methaana Opslaginstallaties bij terminals || Bestaande terminals of tankparken met een jaarlijks debiet van 10 000 Mg benzine per jaar of meer Nieuwe terminals (zonder grenswaarden, uitgezonderd terminals op kleine afgelegen eilanden met een debiet van minder dan 5 000 Mg per jaar) || 95 wt-%b Benzinestations || Debiet van meer dan 100 m3 benzine per jaar || 0,01wt-% van het debietc a De damp die door het vullen van
benzineopslagtanks wordt verplaatst, dient te worden afgevoerd naar andere
opslagtanks of naar nabehandelingsapparatuur die voldoet aan de grenswaarden in
bovenstaande tabel. b Verwijderingsrendement uitgedrukt in %
vergeleken met een vergelijkbare tank met een vast dak zonder
dampbeheersingsvoorzieningen, d.w.z. met alleen een vacuüm/overdrukklep. c De dampen die worden verplaatst door de
levering van benzine in opslaginstallaties van benzinestations en in tanks met
een vast dak voor voorlopige dampopslag, dienen via een dampdichte leiding te
worden teruggevoerd naar de mobiele tank van waaruit de benzine wordt geleverd.
Vulwerkzaamheden mogen alleen plaatsvinden als deze voorzieningen aanwezig zijn
en naar behoren werken. Onder deze voorwaarden is aanvullende monitoring van de
naleving van de grenswaarde niet verplicht. Tabel 2 Grenswaarden voor
VOS-emissies tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in een benzinestation
(fase II) Grenswaarden || Minimaal dampafvangrendement wt- %a || Nieuw benzinestation indien het feitelijke of voorziene debiet meer dan 500 m3 per jaar bedraagt Bestaand benzinestation indien het feitelijke of voorziene debiet vanaf 2019 meer dan 3 000 m3 per jaar bedraagt Bestaand benzinestation indien het feitelijke of voorziene debiet meer dan 500 m3 per jaar bedraagt en het benzinestation uitgebreid wordt gerenoveerd || Gelijk aan of meer dan 85 % wt-% met een damp/benzineverhouding gelijk aan of hoger dan 0,95 maar kleiner dan of gelijk aan 1,05 volumeprocent. a Het afvangrendement van de systemen dient te
worden gecertificeerd door de producent in overeenstemming met de relevante
technische normen of typegoedkeuringsprocedures. 9. Aanbrengen
van lijmlagen: Tabel 3 Grenswaarden voor het
aanbrengen van lijmlagen Activiteit en grenswaarde || EMG voor VOS (dagelijks voor EGWc en jaarlijks voor EGWf en totale EGW) || Vervaardiging van schoeisel (oplosmiddelenverbruik > 5 Mg/jaar) || 25a g VOS/paar schoenen Overige lijmlagen (oplosmiddelenverbruik 5-15 Mg/jaar) || EGWc = 50 mgb C/m3 EGWf = 25 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 1,2 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Overige lijmlagen (oplosmiddelenverbruik 15-200 Mg/jaar) || EGWc = 50 mgb C/m3 EGWf = 20 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 1 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Overige lijmlagen (oplosmiddelenverbruik > 200 Mg/jaar) || EGWc = 50 mgc C/m3 EGWf = 15 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 0,8 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen a Totale EGW's worden uitgedrukt in grammen
oplosmiddel die worden uitgestoten per paar schoenen dat wordt geproduceerd. b Indien technieken worden gebruikt waarbij
hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen mogelijk is, bedraagt de grenswaarde
150 mg C/m3. c Indien technieken worden gebruikt waarbij
hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen mogelijk is, bedraagt de grenswaarde
100 mg C/m3. 10. Lamineren
van hout en kunststof: Tabel 4 Grenswaarden voor het
lamineren van hout en kunststof Activiteit en grenswaarde || EGW voor VOS (per jaar) || Lamineren van hout en plastic (oplosmiddelenverbruik > 5 Mg/jaar) || Totale EGW voor 30 g VOS/m2 eindproduct 11. Coatingactiviteiten
(coating voor automobielindustrie): Tabel 5 Grenswaarden voor
coatingactiviteiten in de automobielindustrie Activiteit en grenswaarde || EGW voor VOSa (jaarlijks voor totale EGW) || Productie van auto’s (M1, M2) (oplosmiddelenverbruik > 15 Mg/jaar en ≤ 5 000 gecoate items per jaar of > 3 500 gebouwde chassis) || 90 g VOS/m² of 1,5 kg/carrosserie + 70 g/m² Productie van auto’s (M1, M2) (oplosmiddelenverbruik 15-200 Mg/jaar en > 5 000 gecoate items per jaar) || Bestaande installaties: 60 g VOS/m² of 1,9 kg/carrosserie + 41 g/m² Nieuwe installaties: 45 g VOS/m² of 1,3 kg/carrosserie + 33 g/m² Productie van auto’s (M1, M2) (oplosmiddelenverbruik > 200 Mg/jaar en > 5 000 gecoate items per jaar) || 35 g VOS/m² of 1 kg/carrosserie + 26 g/m²b Productie van vrachtwagencabines (N1, N2, N3) (oplosmiddelenverbruik > 15 Mg/jaar en ≤ 5 000 gecoate items per jaar) || Bestaande installaties: 85 g VOS/m² Nieuwe installaties: 65 g VOS/m² Productie van vrachtwagencabines (N1, N2, N3) (oplosmiddelenverbruik 15-200 Mg/jaar en > 5 000 gecoate items per jaar) || Bestaande installaties: 75 g VOS/m² Nieuwe installaties: 55 g VOS/m² Productie van vrachtwagencabines (N1, N2, N3) (oplosmiddelenverbruik > 200 Mg/jaar en > 5 000 gecoate items per jaar) || 55 g VOS/m² Productie van vrachtwagens en bestelwagens (oplosmiddelenverbruik >15 Mg/jaar en ≤ 2 500 gecoate items per jaar) || Bestaande installaties: 120 g VOS/m² Nieuwe installaties: 90 g VOS/m² Productie van vrachtwagens en bestelwagens (oplosmiddelenverbruik 15-200 Mg/jaar en > 2 500 gecoate items per jaar) || Bestaande installaties: 90 g VOS/m² Nieuwe installaties: 70 g VOS/m² Productie van vrachtwagens en bestelwagens (oplosmiddelenverbruik > 200 Mg/jaar en > 2 500 gecoate items per jaar) || 50 g VOS/m² Productie van bussen (oplosmiddelenverbruik > 15 Mg/jaar en ≤ 2 000 gecoate items per jaar) || Bestaande installaties: 290 g VOS/m² Nieuwe installaties: 210 g VOS/m² Productie van bussen (oplosmiddelenverbruik 15-200 Mg/jaar en > 2 000 gecoate items per jaar) || Bestaande installaties: 225 g VOS/m² Nieuwe installaties: 150 g VOS/m² Productie van bussen (oplosmiddelenverbruik > 200 Mg/jaar en > 2 000 gecoate items per jaar) || 150 g VOS/m² a De totale grenswaarden zijn uitgedrukt in
termen van uitgestoten massa organisch oplosmiddel (g) in verhouding tot de
oppervlakte van het product (m2). De oppervlakte van het product is
omschreven als de oppervlakte berekend uitgaande van het totale
elektroforetische coatingoppervlak en de oppervlakte van onderdelen die kunnen
worden toegevoegd in opeenvolgende fases van het coatingprocedé en die met
dezelfde coatings worden gelakt. De oppervlakte van het elektroforetische
coatingoppervlak wordt berekend aan de hand van de formule: (2 x het totale
gewicht van het omhulsel)/(gemiddelde dikte van de metaalplaat x dichtheid van
de metaalplaat). De totale EGW's in de bovenstaande tabel hebben betrekking op
alle procesfasen die in dezelfde installatie worden uitgevoerd vanaf
elektroforetische coating of een ander soort coatingproces tot en met het
uiteindelijke in de was zetten en polijsten van de toplaag, alsmede de
oplosmiddelen die bij het reinigen van procesapparatuur worden gebruikt, met
inbegrip van spuitcabines en andere vaste apparatuur, zowel tijdens als buiten
de productiefase. b Voor bestaande installaties kan het bereiken
van deze niveaus, effecten op alle milieucompartimenten, hoge kapitaalkosten en
lange terugverdientijden met zich meebrengen. Om belangrijke stappen te kunnen
zetten bij het verminderen van VOS-emissies dienen het soort verfsysteem en/of
het verfapplicatiesysteem en/of het droogsysteem te worden vervangen. Hiervoor
is meestal een nieuwe installatie of een complete renovatie van de spuiterij
nodig hetgeen een forse kapitaalinvestering vereist. 12. Coatingactiviteiten
(coaten van metaal, textiel, stof, film, kunststof, papier en houten oppervlakken): Tabel 6 Grenswaarden voor
coatingactiviteiten in verscheidene industriële sectoren Activiteit en grenswaarde || EGW voor VOS (dagelijks voor EGWc en jaarlijks voor EGWf en totale EGW) || Coaten van hout (oplosmiddelenverbruik 15-25 Mg/jaar) || EGWc = 100a mg C/m3 EGWf = 25 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 1,6 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Coaten van hout (oplosmiddelenverbruik 25-200 Mg/jaar) || EGWc = 50 mg C/m3 voor drogen en 75 mg C/m3 voor coaten EGWf = 20 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 1 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Coaten van hout (oplosmiddelenverbruik > 200 Mg/jaar) || EGWc = 50 mg C/m3 voor drogen en 75 mg C/m3 voor coaten EGWf = 15 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 0,75 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Coaten van metaal en kunststoffen (oplosmiddelenverbruik 5-15 Mg/jaar) || EGWc = 100a,b mg C/m3 EGWf = 25b wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 0,6 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Overige coatings, waaronder textiel, stof, film en papier (uitgezonderd rotatiezeefdrukken voor textiel, zie drukken) (oplosmiddelenverbruik 5-15 Mg/jaar) || EGWc = 100a,b mg C/m3 EGWf = 25b wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 1,6 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Coaten van textiel, stof, film en papier (uitgezonderd rotatiezeefdrukken voor textiel, zie drukken) (oplosmiddelenverbruik > 15 Mg/jaar) || EGWc = 50 mg C/m3 voor drogen en 75 mg C/m3 voor coatenb,c EGWf = 20b wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 1 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Coaten van werkstukken van kunststof (oplosmiddelenverbruik 15-200 Mg/jaar) || EGWc = 50 mg C/m3 voor drogen en 75 mg C/m3 voor coatenb EGWf = 20b wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 0,375 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Coaten van werkstukken van kunststof (oplosmiddelenverbruik > 200 Mg/jaar) || EGWc = 50 mg C/m3 voor drogen en 75 mg C/m3 voor coatenb EGWf = 20b wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 0,35 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Coaten van metalen oppervlakken (oplosmiddelenverbruik 15-200 Mg/jaar) || EGWc = 50 mg C/m3 voor drogen en 75 mg C/m3 voor coatenb EGWf = 20b wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 0,375 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Uitzondering voor coatings die in aanraking komen met voedsel: Totale EGW van 0,5825 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Coaten van metalen oppervlakken (oplosmiddelenverbruik > 200 Mg/jaar) || EGWc = 50 mg C/m3 voor drogen en 75 mg C/m3 voor coatenb EGWf = 20b wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 0,33 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Uitzondering voor coatings die in aanraking komen met voedsel: Totale EGW van 0,5825 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen a De grenswaarde geldt voor coating- en
droogprocessen in een gesloten systeem. b Indien het niet mogelijk is het coaten te
laten plaatsvinden in een gesloten systeem (scheepsbouw, coaten van vliegtuigen
enz.), kan voor installaties een vrijstelling van deze waarden worden verleend.
Dan dient het reductieprogramma te worden gevolgd, tenzij deze optie technisch
en economisch niet haalbaar is. In dat geval moet gebruik worden gemaakt van de
beste beschikbare techniek. c Indien voor het coaten van textiel technieken
worden toegepast waarbij hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen mogelijk
is, bedraagt de grenswaarde 150 mg C/m3 voor het drogen en coaten
tezamen. 13. Coatingactiviteiten
(coaten van leder en wikkeldraad): Tabel 7 Grenswaarden voor het
coaten van leder en wikkeldraad Activiteit en grenswaarde || EGW voor VOS (jaarlijks voor totale EGW) || Coaten van leder voor meubelen en bepaalde lederen goederen die worden gebruikt als kleine consumptiegoederen zoals tassen, riemen, portefeuilles enz. (oplosmiddelenverbruik > 10 Mg/jaar) || Totale EGW van 150 g/m² Coaten van overig leer (oplosmiddelenverbruik 10-25 Mg/jaar) || Totale EGW van 85 g/m² Coaten van overig leer (oplosmiddelenverbruik > 25 Mg/jaar) || Totale EGW van 75 g/m² Coaten van wikkeldraad (oplosmiddelenverbruik > 5 Mg/jaar) || Totale EGW van 10g/kg geldt voor installaties met een gemiddelde draaddiameter van ≤ 0,1 mm Totale EGW van 5 g/kg geldt voor alle overige installaties 14. Coatingactiviteiten
(bandlakken): Tabel 8 Grenswaarden voor
bandlakken Activiteit en grenswaarde || EGW voor VOS (dagelijks voor EGWc en jaarlijks voor EGWf en totale EGW) || Bestaande installatie (oplosmiddelenverbruik 25-200 Mg/jaar) || EGWc = 50 mga C/m3 EGWf = 10 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 0,45 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Bestaande installatie (oplosmiddelenverbruik > 200 Mg/jaar) || EGWc = 50 mga C/m3 EGWf = 10 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 0,45 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Nieuwe installatie (oplosmiddelenverbruik 25-200 Mg/jaar) || EGWc = 50 mg C/m3 a EGWf = 5 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 0,3 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Nieuwe installatie (oplosmiddelenverbruik > 200 Mg/jaar) || EGWc = 50 mga C/m3 EGWf = 5 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 0,3 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen a Indien technieken worden gebruikt waarbij
hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen mogelijk is, bedraagt de grenswaarde
150 mg C/m3. 15. Chemisch
reinigen: Tabel 9 Grenswaarden voor
chemisch reinigen Activiteit || EGW voor VOSa,b (jaarlijks voor totale EGW) || Nieuwe en bestaande installaties || Totale EGW van 20 g VOS/kg a Grenswaarde voor totale VOS-emissies, berekend
als massa van uitgestoten oplosmiddelen per massa gereinigd en gedroogd
product. b Dit emissieniveau kan worden bereikt door ten
minste machines van het type IV of efficiënter te gebruiken. 16. Vervaardiging
van coatings, vernis, inkt en kleefstoffen: Tabel 10 Grenswaarden voor de
vervaardiging van coatings, vernis, inkt en kleefstoffen Activiteit en grenswaarde || EGW voor VOS (dagelijks voor EGWc en jaarlijks voor EGWf en totale EGW) || || || Nieuwe en bestaande installaties met een oplosmiddelenverbruik tussen 100 en 1 000 Mg/jaar || EGWc = 150 mg C/m3 EGWfa = 5 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 5 wt-% of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Nieuwe en bestaande installaties met een oplosmiddelenverbruik > 1 000 Mg/jaar || EGWc = 150 mg C/m3 EGWfa = 3 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 3 wt-% of minder VOS/kg input aan vaste stoffen a De diffuse grenswaarde betreft geen
oplosmiddelen die worden verkocht als onderdeel van een preparaat in een
gesloten verpakking. 17. Drukactiviteiten
(flexografie, heatsetrotatieoffset, illustratiediepdruk enz.): Tabel 11 Grenswaarden voor
drukactiviteiten Activiteit en grenswaarde || EGW voor VOS (dagelijks voor EGWc en jaarlijks voor EGWf en totale EGW) || Heatsetoffset (oplosmiddelen-verbruik 15-25 Mg/jaar) || EGWc = 100 mg C/m3 EGWf = 30 wt-% of minder van de oplosmiddeleninputa Heatsetoffset (oplosmiddelen-verbruik 25-200 Mg/jaar) || Nieuwe en bestaande installaties EGWc = 20 mg C/m3 EGWf = 30 wt-% of minder van de oplosmiddeleninputa Heatsetoffset (oplosmiddelen-verbruik > 200 Mg/jaar) || Nieuwe en verbeterde persen Totale EGW = 10 wt-% of minder van het inktverbruika Bestaande persen Totale EGW = 15 wt-% of minder van het inktverbruika Illustratiediepdruk (oplosmiddelen-verbruik 25-200 Mg/jaar) || Nieuwe installaties EGWc = 75 mg C/m3 EGWf = 10 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 0,6 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Bestaande installaties EGWc = 75 mg C/m3 EGWf = 15 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 0,8 kg of minder VOS/kg input aan vaste stoffen Illustratiediepdruk (oplosmiddelen-verbruik > 200 Mg/jaar) || Nieuwe installaties Totale EGW = 5 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Bestaande installaties Totale EGW = 7 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Verpakkingsrotatie-diepdruk en flexografie (oplosmiddelen-verbruik 15-25 Mg/jaar) || EGWc = 100 mg C/m3 EGWf = 25 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 1,2 kg minder VOS/kg input aan vaste stoffen Verpakkingsrotatie-diepdruk en flexografie (oplosmiddelen-verbruik 25-200 Mg/jaar) en rotatiezeefdruk (oplosmiddelen-verbruik > 30 Mg/jaar) || EGWc = 100 mg C/m3 EGWf = 20 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of totale EGW van 1,0 kg minder VOS/kg input aan vaste stoffen Verpakkingsrotatie-diepdruk en flexografie (oplosmiddelen-verbruik > 200 Mg/jaar) || Installaties waarin alle machines op oxidatie zijn aangesloten: Totale EGW = 0,5 kg VOS/kg input aan vaste stoffen Installaties waarin alle machines op koolstofadsorptie zijn aangesloten: Totale EGW = 0,6 kg VOS/kg input aan vaste stoffen Bestaande gecombineerde installaties waarbij sommige bestaande machines mogelijk niet zijn aangesloten op een verbrander of een systeem voor de terugwinning van oplosmiddelen: Emissies van machines die zijn aangesloten op oxidatie of koolstofadsorptie zijn lager dan de emissiegrenswaarden van respectievelijk 0,5 of 0,6 kg VOS/kg input aan vaste stoffen. Machines die niet zijn aangesloten op gasreiniging: gebruik van producten die weinig of geen oplosmiddelen bevatten, aansluiting op een rookgasbehandelingssysteem wanneer er extra capaciteit is en, bij voorkeur, werkzaamheden waarbij veel oplosmiddelen worden gebruikt uitvoeren op machines die op een rookgasbehandelingssysteem zijn aangesloten. Totale emissies minder dan 1,0 kg VOS/kg input aan vaste stoffen a
Residuen van oplosmiddelen in eindproducten worden niet beschouwd bij de
berekening van de diffuse emissie. 18. Vervaardigen
van farmaceutische producten: Tabel 12 Grenswaarden voor het
vervaardigen van farmaceutische producten Activiteit en grenswaarde || EGW voor VOS (dagelijks voor EGWc en jaarlijks voor EGWf en totale EGW) || Nieuwe installaties (oplosmiddelenverbruik > 50 Mg/jaar) || EGWc = 20 mg C/m3 a,b EGWf = 5 wt-% of minder van de oplosmiddeleninputb Bestaande installaties (oplosmiddelenverbruik > 50 Mg/jaar) || EGWc = 20 mg C/m3 a,c EGWf = 15 wt-% of minder van de oplosmiddeleninputc a Indien technieken worden gebruikt waarbij
hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen mogelijk is, bedraagt de grenswaarde
150 mg C/m3. b Een totale grenswaarde van 5 % van de
oplosmiddeleninput kan worden toegepast in plaats van de EGWc en EGWf. c Een totale grenswaarde van 15 % van de
oplosmiddeleninput kan worden toegepast in plaats van de EGWc en EGWf. 19. Bewerken
van natuurlijk of synthetisch rubber: Tabel 13 Grenswaarden voor het
bewerken van natuurlijk of synthetisch rubber Activiteit en grenswaarde || EGW voor VOS (dagelijks voor EGWc en jaarlijks voor EGWf en totale EGW) || Nieuwe en bestaande installaties: bewerken van natuurlijk of synthetisch rubber (oplosmiddelenverbruik > 15 Mg/jaar) || EGWc = 20 mg C/m3 a EGWf = 25 wt-% van de oplosmiddeleninputb Of totale EGW = 25 wt-% van de oplosmiddeleninput a Indien technieken worden gebruikt waarbij
hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen mogelijk is, bedraagt de grenswaarde
150 mg C/m3. b De diffuse grenswaarde betreft geen
oplosmiddelen die worden verkocht als onderdeel van een preparaat in een
gesloten verpakking. 20. Oppervlaktereiniging: Tabel 14 Grenswaarden voor
oppervlaktereiniging Activiteit en grenswaarde || Grenswaarde voor oplosmiddelenverbruik (Mg/jaar) || EGW voor VOS (dagelijks voor EGWc en jaarlijks voor EGWf en totale EGW) || || Oppervlakte-reiniging gebruikmakend van stoffen vermeld in lid 3, letter z), onder i), van deze bijlage || 1-5 || EGWc = 20 mg uitgedrukt als de massasom van afzonderlijke verbindingen/m3 || EGWf = 15 wt-% van de oplosmiddelen-input >5 || EGWc = 20 mg uitgedrukt als de massasom van afzonderlijke verbindingen/m3 || EGWf = 10 wt-% van de oplosmiddelen-input Overige oppervlakte-reiniging || 2-10 || EGWc = 75 mg C/m3 a || EGWf = 20 wt-%a van de oplosmiddelen-input >10 || EGWc = 75 mg C/m3 a || EGWf = 15 wt-%a van de oplosmiddelen-input a Installaties waarbij het gemiddelde gehalte
aan organische oplosmiddelen in alle gebruikte reinigingsmaterialen niet hoger
ligt dan 30 wt-%, zijn vrijgesteld van toepassing van deze waarden. 21. Extractie
van plantaardige oliën en dierlijke vetten en raffinage van plantaardige oliën: Tabel 15 Grenswaarden voor de
extractie van plantaardige oliën en dierlijke vetten en raffinage van
plantaardige oliën Activiteit en grenswaarde || EGW voor VOS (jaarlijks voor totale EGW) || Nieuwe en bestaande installaties (oplosmiddelenverbruik > 10 Mg/jaar) || Totale EGW (kg VOS/Mg product) Dierlijk vet: 1,5 Ricinus: 3,0 Raapzaad: 1,0 Zonnebloempitten: 1,0 Sojabonen (normale maling): 0,8 Sojabonen (witte vlokken): 1,2 Overige zaden en plantaardig materiaal: 3,0a Alle fractioneerprocessen, uitgezonderd ontgommen:b 1,5 Ontgommen: 4,0 a Grenswaarden voor totale VOS-emissies uit
installaties die afzonderlijke partijen zaden of ander plantaardig materiaal
verwerken, worden geval per geval door een partij bepaald op basis van de beste
beschikbare technieken. b Het verwijderen van gom uit de olie. 22. Impregneren
van hout: Tabel 16 Grenswaarden voor het
impregneren van hout Activiteit en grenswaarde || EGW voor VOS (dagelijks voor EGWc en jaarlijks voor EGWf en totale EGW) || Impregneren van hout (oplosmiddelenverbruik 25-200 Mg/jaar) || EGWc = 100a mg C/m3 EGWf = 45 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of 11 kg of minder VOS/m3 Impregneren van hout (oplosmiddelenverbruik > 200 Mg/jaar) || EGWc = 100a mg C/m3 EGWf = 35 wt-% of minder van de oplosmiddeleninput Of 9 kg of minder VOS/m3 a Geldt niet voor impregneren met creosoot. B. Canada 23. Grenswaarden
voor het beheersen van VOS-emissies voor stationaire bronnen worden bepaald
rekening houdend, al naargelang van toepassing, met informatie inzake
beschikbare beheersingstechnologieën, in andere rechtsgebieden toegepaste
grenswaarden en de volgende documenten: a) VOC Concentration Limits for
Architectural Coatings Regulations — SOR/2009-264; b) VOC
Concentration Limits for Automotive Refinishing Products. SOR/2009-197; c) Proposed
regulations for VOC Concentrations Limits for Certain Products; d) Guidelines
for the Reduction of Ethylene Oxide Releases from Sterilization Applications; e) Environmental
Guideline for the Control of Volatile Organic Compounds Process Emissions from
New Organic Chemical Operations. PN1108; f) Environmental
Code of Practice for the Measurement and Control of Fugitive VOC Emissions from
Equipment Leaks. PN1106; g) A
Program to Reduce Volatile Organic Compound Emissions by 40 Percent from
Adhesives and Sealants. PN1116; h) A
Plan to Reduce VOC Emissions by 20 Percent from Consumer Surface Coatings.
PN1114; i) Environmental
Guidelines for Controlling Emissions of Volatile Organic Compounds from
Aboveground Storage Tanks. PN1180; j) Environmental
Code of Practice for Vapour Recovery during Vehicle Refueling at Service
Stations and Other Gasoline Dispersing Facilities. PN1184; k) Environmental
Code of Practice for the Reduction of Solvent Emissions from Commercial and
Industrial Degreasing Facilities. PN1182; l) New
Source Performance Standards and Guidelines for the Reduction of Volatile
Organic Compound Emissions from Canadian Automotive Original Equipment
Manufacturer (OEM) Coating Facilities. PN1234; m) Environmental
Guideline for the Reduction of Volatile Organic Compound Emissions from the
Plastics Processing Industry. PN1276; n) National
Action Plan for the Environmental Control of Ozone-Depleting Substances (ODS)
and Their Halocarbon Alternatives. PN1291; o) Management
Plan for Nitrogen Oxides (NOx) and Volatile Organic Compounds (VOCs) — Phase I.
PN1066; p) Environmental Code of
Practice for the Reduction of Volatile Organic Compound Emissions from the
Commercial/Industrial Printing Industry. PN1301; q) Recommended CCME[5] Standards and Guidelines
for the Reduction of VOC Emissions from Canadian Industrial Maintenance
Coatings. PN1320;
en r) Guidelines
for the Reduction of VOC Emissions in the Wood Furniture Manufacturing Sector. PN1338. C. Verenigde Staten van Amerika 24. Grenswaarden
voor het beheersen van VOS-emissies uit stationaire bronnen in de volgende
categorieën van stationaire bronnen en de bronnen waarop deze van toepassing
zijn, worden nader omschreven in de volgende documenten: a) Storage
Vessels for Petroleum Liquids — 40 Code of Federal Regulations (CFR) deel 60,
paragraaf K en paragraaf Ka; b) Storage
Vessels for Volatile Organic Liquids — 40 CFR, deel 60, paragraaf Kb; c) Petroleum
Refineries — 40 CFR, deel 60, paragraaf J; d) Surface Coating of Metal
Furniture — 40 CFR, deel 60, paragraaf EE; e) Surface
Coating for Automobile and Light Duty Trucks — 40 CFR, deel 60, paragraaf MM; f) Publication
Rotogravure Printing — 40 CFR, deel 60, paragraaf QQ; g) Pressure
Sensitive Tape and Label Surface Coating Operations — 40 CFR, deel 60,
paragraaf RR; h) Large
Appliance, Metal Coil and Beverage Can Surface Coating — 40 CFR, deel 60,
paragraaf SS, paragraaf TT en paragraaf WW; i) Bulk
Gasoline Terminals — 40 CFR, deel 60, paragraaf XX; j) Rubber
Tire Manufacturing — 40 CFR, deel 60, paragraaf BBB; k) Polymer
Manufacturing — 40 CFR, deel 60, paragraaf DDD; l) Flexible
Vinyl and Urethane Coating and Printing — 40 CFR, deel 60, paragraaf FFF; m) Petroleum
Refinery Equipment Leaks and Wastewater Systems — 40 CFR, deel 60, paragraaf
GGG en paragraaf QQQ; n) Synthetic
Fiber Production — 40 CFR, deel 60, paragraaf HHH; o) Petroleum
Dry Cleaners — 40 CFR, deel 60, paragraaf JJJ; p) Onshore
Natural Gas Processing Plants — 40 CFR, deel 60, paragraaf KKK; q) SOCMI
Equipment Leaks, Air Oxidation Units, Distillation Operations and Reactor
Processes — 40 CFR, deel 60, paragraaf VV, paragraaf III, paragraaf NNN en
paragraaf RRR; r) Magnetic
Tape Coating — 40 CFR, deel 60, paragraaf SSS; s) Industrial
Surface Coatings — 40 CFR, deel 60, paragraaf TTT; t) Polymeric
Coatings of Supporting Substrates Facilities — 40 CFR, deel 60, paragraaf VVV; u) Stationary
Internal Combustion Engines — Spark Ignition, 40 CFR, deel 60, paragraaf JJJJ; v) Stationary
Internal Combustion Engines — Compression Ignition, 40 CFR, deel 60,
paragraaf IIII en w) New
and in-use portable fuel containers — 40 CFR, deel 59, paragraaf F. 25. Grenswaarden
voor het beheersen van VOS-emissies uit bronnen die onder de National Emission
Standards for Hazardous Air Pollutants (HAPs) vallen, worden nader omschreven
in de volgende documenten: a) Organic HAPs from the
Synthetic Organic Chemical Manufacturing Industry — 40 CFR, deel 63, paragraaf
F; b) Organic
HAPs from the Synthetic Organic Chemical Manufacturing Industry: Process Vents,
Storage Vessels, Transfer Operations, and Wastewater — 40 CFR, deel 63,
paragraaf G; c) Organic
HAPs: Equipment Leaks — 40 CFR, deel 63, paragraaf H; d) Commercial
ethylene oxide sterilizers — 40 CFR, deel 63, paragraaf O; e) Bulk
gasoline terminals and pipeline breakout stations — 40 CFR, deel 63,
paragraaf R; f) Halogenated
solvent degreasers — 40 CFR, deel 63, paragraaf T; g) Polymers
and resins (Group I) — 40 CFR, deel 63, paragraaf U; h) Polymers
and resins (Group II) — 40 CFR, deel 63, paragraaf W; i) Secondary
lead smelters — 40 CFR, deel 63, paragraaf X; j) Marine
tank vessel loading — 40 CFR, deel 63, paragraaf Y; k) Petroleum refineries — 40 CFR,
deel 63, paragraaf CC; l) Offsite waste and recovery
operations — 40 CFR, deel 63, paragraaf DD; m) Magnetic
tape manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf EE; n) Aerospace
manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf GG; o) Oil
and natural gas production — 40 CFR, deel 63, paragraaf HH; p) Ship
building and ship repair — 40 CFR, deel 63, paragraaf II; q) Wood
furniture — 40 CFR, deel 63, paragraaf JJ; r) Printing
and publishing — 40 CFR, deel 63, paragraaf KK; s) Pulp
and paper II (combustion) — CFR, deel 63, paragraaf MM; t) Phosphate
Rock Processing — 40 CFR, deel 63, paragraaf NN; u) Containers
— 40 CFR, deel 63, paragraaf PP; v) Surface
impoundments — 40 CFR, deel 63, paragraaf QQ; w) Individual
drain systems — 40 CFR, deel 63, paragraaf RR; x) Closed
vent systems — 40 CFR, deel 63, paragraaf SS; y) Equipment
leaks: control level 1 — 40 CFR, deel 63, paragraaf TT; z) Equipment
leaks: control level 2 — 40 CFR, deel 63, paragraaf UU; aa) Oil-Water
Separators and Organic-Water Separators — 40 CFR, deel 63, paragraaf VV; bb) Storage
Vessels (Tanks): Control Level 2 — 40 CFR, deel 63, paragraaf WW; cc) Ethylene
Manufacturing Process Units — 40 CFR, deel 63, paragraaf XX; dd) Generic
Maximum Achievable Control Technology Standards for several categories — 40
CFR, deel 63, paragraaf YY; ee) Hazardous
waste combustors — 40 CFR, deel 63, paragraaf EEE; ff) Pharmaceutical
manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf GGG; gg) Natural
Gas Transmission and Storage — 40 CFR, deel 63, paragraaf HHH; hh) Flexible
Polyurethane Foam Production — 40 CFR, deel 63, paragraaf III; ii) Polymers
and Resins: group IV — 40 CFR, deel 63, paragraaf JJJ; jj) Portland
cement manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf LLL; kk) Pesticide active ingredient production
–— 40 CFR, deel 63, paragraaf MMM; ll) Polymers and resins: group
III — 40 CFR, deel 63, paragraaf OOO; mm) Polyether
polyols — 40 CFR, deel 63, paragraaf PPP; nn) Secondary
aluminum production — 40 CFR, deel 63, paragraaf RRR; oo) Petroleum
refineries — 40 CFR, deel 63, paragraaf UUU; pp) Publicly
owned treatment works — 40 CFR, deel 63, paragraaf VVV; qq) Nutritional
Yeast Manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf CCCC; rr) Organic
liquids distribution (non-gasoline) — 40 CFR, deel 63, paragraaf EEEE; ss) Miscellaneous
organic chemical manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf FFFF; tt) Solvent
Extraction for Vegetable Oil Production — 40 CFR, deel 63, paragraaf GGGG; uu) Auto
and Light Duty Truck Coatings — 40 CFR, deel 63, paragraaf IIII; vv) Paper
and Other Web Coating — 40 CFR, deel 63, paragraaf JJJJ; ww) Surface
Coatings for Metal Cans — 40 CFR, deel 63, paragraaf KKKK; xx) Miscellaneous
Metal Parts and Products Coatings — 40 CFR, deel 63, paragraaf MMMM; yy) Surface
Coatings for Large Appliances — 40 CFR, deel 63, paragraaf NNNN; zz) Printing,
Coating and Dyeing of Fabric — 40 CFR, deel 63, paragraaf OOOO; aaa) Surface
Coating of Plastic Parts and Products — 40 CFR, deel 63, paragraaf PPPP; bbb) Surface
Coating of Wood Building Products — 40 CFR, deel 63, paragraaf QQQQ; ccc) Metal
Furniture Surface Coating — 40 CFR, deel 63, paragraaf RRRR; ddd) Surface
coating for metal coil — 40 CFR, deel 63, paragraaf SSSS; eee) Leather
finishing operations — 40 CFR, deel 63, paragraaf TTTT; fff) Cellulose
products manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf UUUU; ggg) Boat
manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf VVVV; hhh) Reinforced
Plastics and Composites Production — 40 CFR, deel 63, paragraaf WWWW; iii) Rubber
tire manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf XXXX; jjj) Stationary
Combustion Engines — 40 CFR, deel 63, paragraaf YYYY; kkk) Stationary
Reciprocating Internal Combustion Engines: Compression Ignition — 40 CFR, deel
63, paragraaf ZZZZ; lll) Semiconductor
manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf BBBBB; mmm)
Iron and steel foundries — 40 CFR, deel 63, paragraaf EEEEE; nnn) Integrated
iron and steel manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf FFFFF; ooo) Asphalt
Processing and Roofing Manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf LLLLL; ppp) Flexible
Polyurethane Foam Fabrication — 40 CFR, deel 63, paragraaf MMMMM; qqq) Engine
test cells/stands — 40 CFR, deel 63, paragraaf PPPPP; rrr) Friction
products manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf QQQQQ; sss) Refractory
products manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf SSSSS; ttt) Hospital
ethylene oxide sterilizers — 40 CFR, deel 63, paragraaf WWWWW; uuu) Gasoline
Distribution Bulk Terminals, Bulk Plants, and Pipeline Facilities — 40 CFR,
deel 63, paragraaf BBBBBB; vvv) Gasoline
Dispensing Facilities — 40 CFR, deel 63, paragraaf CCCCCC; www) Paint
Stripping and Miscellaneous Surface Coating Operations at Area Sources — 40
CFR, deel 63, paragraaf HHHHHH; xxx) Acrylic
Fibers/Modacrylic Fibers Production (Area Sources) — 40 CFR, deel 63,
paragraaf LLLLLL; yyy) Carbon
Black Production (Area Sources) — 40 CFR, deel 63, paragraaf MMMMMM; zzz) Chemical
Manufacturing Area Sources: Chromium Compounds — 40 CFR, deel 63,
paragraaf NNNNNN; aaaa) Chemical
Manufacturing for Area Sources — 40 CFR, deel 63, paragraaf VVVVVV; bbbb) Asphalt
Processing and Roofing Manufacturing (Area Sources) — 40 CFR, deel 63,
paragraaf AAAAAAA; en cccc) Paints
and Allied Products Manufacturing (Area Sources) — 40 CFR, deel 63, paragraaf
CCCCCCC. Aanhangsel
Oplosmiddelenboekhouding Inleiding 1. Dit aanhangsel bij de
bijlage inzake grenswaarden voor VOS-emissies uit stationaire bronnen vormt een
richtsnoer voor het uitvoeren van een oplosmiddelenboekhouding. Allereerst
worden de beginselen vermeld (punt 2), vervolgens worden regels inzake de
massabalans gegeven (punt 3) en ten slotte wordt aangegeven welke eisen aan de
controle op de naleving worden gesteld (punt 4). Beginselen 2. De
oplosmiddelenboekhouding beoogt het volgende: a) controle
op de naleving, zoals nader omschreven in de bijlage; en b) specificatie
van de mogelijkheden voor emissiebeperking in de toekomst. Definities 3. Met de volgende
definities worden regels gegeven ter bepaling van de massabalans: a) Input
van organische oplosmiddelen: ·
I1 De hoeveelheid
aangekochte organische oplosmiddelen als zodanig of in preparaten, die in het
proces wordt ingevoerd gedurende de termijn waarover de massabalans wordt
bepaald. ·
I2 De hoeveelheid
teruggewonnen en als oplosmiddel in het proces hergebruikte organische
oplosmiddelen als zodanig of in preparaten. (De gerecyclede oplosmiddelen
worden telkens meegerekend wanneer ze worden gebruikt om de activiteit uit te
oefenen). b) Output
van organische oplosmiddelen: ·
O1. Emissie van VOS'en in
rookgassen. ·
O2. In water verloren
gegane organische oplosmiddelen, eventueel rekening houdend met de
afvalwaterbehandeling bij de berekening van O5. ·
O3. De hoeveelheid
organische oplosmiddelen die als verontreiniging of als residu in de bij het
proces vervaardigde producten achterblijft. ·
O4. Niet-afgevangen
emissie van organische oplosmiddelen in de lucht. Het gaat hierbij om de
algemene ventilatie van ruimten, waarbij de lucht via ramen, deuren,
luchtafvoerkanalen en soortgelijke openingen naar buiten wordt gevoerd. ·
O5. Organische
oplosmiddelen en/of organische stoffen die door chemische of fysische reacties
verloren gaan (met inbegrip van hoeveelheden die bijvoorbeeld door verbranding
of een andere rookgas- of afvalwaterzuivering vernietigd worden of bijvoorbeeld
door adsorptie opgevangen worden, mits die niet bij O6, O7 of O8 worden
meegerekend). ·
O6. Organische oplosmiddelen
in ingezameld afval. ·
O7. Organische
oplosmiddelen als zodanig of in preparaten die als een product met
handelswaarde worden verkocht of bestemd zijn om te worden verkocht. ·
O8. Organische oplosmiddelen
in preparaten die voor hergebruik worden teruggewonnen maar niet opnieuw in het
proces worden ingebracht, mits deze niet bij O7 worden meegerekend. ·
O9. Organische
oplosmiddelen die op andere wijze vrijkomen. Richtsnoeren voor het gebruik van een oplosmiddelenboekhouding
voor controle op de naleving 4. Het specifieke
voorschrift waarop de controle wordt toegepast, zal bepalend zijn voor de wijze
waarop de oplosmiddelenboekhouding wordt gebruikt: a) controle
op de naleving van de in lid 6, letter a), van de bijlage genoemde
reductieoptie, waarbij de totale grenswaarde wordt uitgedrukt in
oplosmiddelemissies per eenheid product, of zoals anders in de bijlage vermeld:
i) voor
alle activiteiten die gebruikmaken van de in lid 6, letter a), van de bijlage
genoemde reductieoptie, dient de oplosmiddelenboekhouding jaarlijks te worden
gemaakt om het verbruik te bepalen. Het verbruik (C) kan met behulp van de
volgende vergelijking worden berekend: C
= I1 - O8 Op soortgelijke wijze
moet ook de in coatings gebruikte hoeveelheid vaste stoffen worden bepaald,
zodat elk jaar de jaarlijkse referentie-emissie en de beoogde emissie kunnen
worden berekend, ii) voor
het evalueren van de naleving van een totale grenswaarde die in uitgestoten
oplosmiddel per eenheid product wordt uitgedrukt, of zoals anders wordt
geformuleerd in de bijlage, moet de oplosmiddelenboekhouding jaarlijks worden
gebruikt om de VOS-emissie te bepalen. De VOS-emissie (E) kan met behulp van de
volgende vergelijking worden berekend: E
= F + O1 Hierbij is F de diffuse
VOS-emissie, zoals hieronder omschreven in letter b), onder i). Het
emissiecijfer wordt gedeeld door de parameter voor het desbetreffende product; b) bepaling
van de diffuse VOS-emissie ter vergelijking met diffuse-emissiewaarden in de
bijlage: i) methodiek:
de diffuse VOS-emissie kan met behulp van de volgende vergelijking worden
berekend: LE = I1 - O1 - O5 - O6 - O7 - O8 of F =
O2 + O3 + O4 + O9 Deze hoeveelheid kan door
rechtstreekse meting van de hoeveelheden worden bepaald. Het is ook mogelijk
een gelijkwaardige berekening op een andere manier uit te voeren, bijvoorbeeld
met behulp van het opvangrendement van het proces. De diffuse-emissiewaarde
wordt uitgedrukt als een percentage van de input (I), die met behulp van de
volgende vergelijking kan worden berekend: I
= I1 + I2, ii) frequentie:
de diffuse VOS-emissie kan met behulp van korte maar volledige metingen worden
bepaald. Dit behoeft niet te worden herhaald zolang de apparatuur niet
veranderd wordt. T. Bijlage VII De tekst van bijlage VII
wordt vervangen door de volgende: Tijdschema’s ingevolge artikel 3 1. De tijdschema's
voor de toepassing van de grenswaarden als bedoeld in artikel 3, leden 2 en 3,
zijn: a) voor
nieuwe stationaire bronnen, een jaar na de datum van inwerkingtreding van dit
protocol voor de partij in kwestie; en b) voor
bestaande stationaire bronnen, een jaar na de datum van inwerkingtreding van
dit protocol voor de partij in kwestie of 31 december 2020, indien deze datum
later valt. 2. De tijdschema's
voor de toepassing van de grenswaarden voor brandstoffen en nieuwe mobiele
bronnen als bedoeld in artikel 3, lid 5, zijn de datum van inwerkingtreding van
dit protocol voor de partij in kwestie of de datums voor de in bijlage VIII
nader omschreven maatregelen, indien deze datum later valt. 3. De tijdschema's
voor de toepassing van de grenswaarden voor VOS'en in de in artikel 3, lid 7,
bedoelde producten, zijn één jaar na de datum van inwerkingtreding van dit
protocol voor de partij in kwestie. 4. Niettegenstaande
leden 1, 2 en 3, maar met inachtneming van het lid 5, kan een partij bij het
Verdrag die tussen 1 januari 2013 en 31 december 2019 partij wordt bij dit
protocol, bij bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring van of toetreding tot dit
protocol verklaren dat zij een of alle tijdschema’s voor de toepassing van de
in artikel 3, leden 2, 3, 5 en 7, bedoelde grenswaarden op de volgende wijze
wil verlengen: a) voor
bestaande stationaire bronnen, met maximaal vijftien jaar na de datum van
inwerkingtreding van dit protocol voor de partij in kwestie; b) voor
brandstoffen en nieuwe stationaire bronnen, met maximaal vijf jaar na de datum
van inwerkingtreding van dit protocol voor de partij in kwestie; en c) voor
VOS'en in producten, met maximaal vijf jaar na de datum van inwerkingtreding
van dit protocol voor de partij in kwestie. 5. Een partij die
ingevolge artikel 3 bis van dit protocol een keuze heeft gemaakt ten aanzien
van bijlage VI en/of bijlage VIII mag niet tevens ingevolge lid 4 een verklaring
afleggen met betrekking tot dezelfde bijlage. U. Bijlage VIII De tekst van bijlage VIII
wordt vervangen door de volgende: Grenswaarden
voor brandstoffen en nieuwe mobiele bronnen Inleiding 1. Afdeling A is van
toepassing op andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika,
afdeling B op Canada en afdeling C op de Verenigde Staten van Amerika. 2. Deze bijlage bevat
de emissiegrenswaarden voor NOx, uitgedrukt als stikstofdioxide-equivalenten
(NO2), voor koolwaterstoffen, die voor het merendeel vluchtige
organische stoffen zijn, voor koolstofmonoxide (CO) en voor stofdeeltjes,
alsmede milieuspecificaties voor in de handel gebrachte brandstoffen voor
voertuigen. 3. De tijdschema's
voor het toepassen van de grenswaarden in deze bijlage zijn vastgelegd in
bijlage VII. A. Andere partijen dan Canada en de
Verenigde Staten van Amerika Personenauto's en
lichte voertuigen 4. Grenswaarden voor
motorvoertuigen met ten minste vier wielen, die gebruikt worden voor het
vervoer van personen (categorie M) en goederen (categorie N), zijn vermeld in
tabel 1. Zware voertuigen 5. Grenswaarden voor
motoren van zware voertuigen zijn vermeld in de tabellen 2 en 3 betreffende de
toepasselijke testprocedures. Niet voor de weg
bestemde voertuigen en machines met compressieontsteking (CI) of vonkontsteking
(SI) 6. Grenswaarden voor
landbouw- en bosbouwtrekkers en andere motoren van niet voor de weg bestemde
voertuigen/machines zijn vermeld in de tabellen 4 tot en met 6. 7. Grenswaarden voor
locomotieven en motorwagens zijn vermeld in de tabellen 7 en 8. 8. Grenswaarden voor
binnenvaartschepen zijn vermeld in tabel 9. 9. Grenswaarden voor
pleziervaartuigen zijn vermeld in tabel 10. Motorfietsen en
bromfietsen 10. Grenswaarden voor
motorfietsen en bromfietsen zijn vermeld in de tabellen 11 en 12. Brandstofkwaliteit 11. Ecologische
kwaliteitsspecificaties voor benzine en diesel zijn vermeld in de tabellen 13
en 14. Tabel 1 Grenswaarden voor
personenauto's en lichte voertuigen || Referentiemassa (RM) (kg) || Grenswaardena || Koolstof-monoxide || Totaal koolwaterstoffen (HC) || NMVOC || Stikstofoxiden || Koolwaterstoffen en stikstofoxiden gecombineerd || Stofdeeltjes || Deeltjesaantala (P) L1 (g/km) || L2 (g/km) || L3 (g/km) || L4 (g/km) || L2 + L4 (g/km) || L5 (g/km) || L6 (#/km) Categorie || Klasse, toepassingsdatum* || || Benzine || Diesel || Benzine || Diesel || Benzine || Diesel || Benzine || Diesel || Benzine || Diesel || Benzine || Diesel || Benzine || Diesel || || || || || || || || || || || || || || || || Euro 5 || Mb || 1.1. 2014 || Alle || 1,0 || 0,50 || 0,10 || – || 0,068 || – || 0,06 || 0,18 || – || 0,23 || 0,0050 || 0,0050 || – || 6,0x1011 N1c || I, 1.1.2014 || RW 1 305 || 1,0 || 0,50 || 0,10 || – || 0,068 || – || 0,06 || 0,18 || – || 0,23 || 0,0050 || 0,0050 || – || 6,0x1011 II, 1.1.2014 || 1 305 < RW≤ 1 760 || 1,81 || 0,63 || 0,13 || – || 0,090 || – || 0,075 || 0,235 || – || 0,295 || 0,0050 || 0,0050 || – || 6,0x1011 III, 1.1.2014 || 1 760 < RM || 2,27 || 0,74 || 0,16 || – || 0,108 || – || 0,082 || 0,28 || – || 0,35 || 0,0050 || 0,0050 || – || 6,0x1011 N2 || 1.1.2014 || || 2,27 || 0,74 || 0,16 || – || 0,108 || – || 0,082 || 0,28 || – || 0,35 || 0,0050 || 0,0050 || – || 6,0x1011 Euro 6 || Mb || 1.9.2015 || Alle || 1,0 || 0,50 || 0,10 || – || 0,068 || – || 0,06 || 0,08 || – || 0,17 || 0,0045 || 0,0045 || 6,0x1011 || 6,0x1011 N1c || I, 1.9.2015 || RM ≤ 1 305 || 1,0 || 0,50 || 0,10 || – || 0,068 || – || 0,06 || 0,08 || – || 0,17 || 0,0045 || 0,0045 || 6,0x1011 || 6,0x1011 II, 1.9.2016 || 1 305 < RW≤ 1 760 || 1,81 || 0,63 || 0,13 || – || 0,090 || – || 0,075 || 0,105 || – || 0,195 || 0,0045 || 0,0045 || 6,0x1011 || 6,0x1011 III, 1.9.2016 || 1 760 < RM || 2,27 || 0,74 || 0,16 || – || 0,108 || – || 0,082 || 0,125 || – || 0,215 || 0,0045 || 0,0045 || 6,0x1011 || 6,0x1011 N2 || 1.9.2016 || || 2,27 || 0,74 || 0,16 || – || 0,108 || – || 0,082 || 0,125 || – || 0,215 || 0,0045 || 0,0045 || 6,0x1011 || 6,0x1011 * De registratie, verkoop of ingebruikneming van nieuwe
voertuigen die niet voldoen aan de respectieve grenswaarden, wordt geweigerd
per de in deze kolom genoemde data. a
Testcyclus gespecificeerd door NEDC. b
Uitgezonderd voertuigen met een maximummassa van meer dan 2 500 kg. c
En de voertuigen uit categorie M omschreven in noot b. Tabel 2 Grenswaarden voor
zware voertuigen — statische-toestand- en belastingresponsiecycli || Toepassings-datum || Koolstof-monoxide (g/kWh) || Koolwa-terstoffen (g/kWh) || Totaal kool-waterstoffen (g/kWh) || Stikstof-oxiden (g/kWh) || Stofdeeltjes (g/kWh) || Rook (m-1) || || || || || || || B2 ("EURO V")a || 1.10.2009 || 1,5 || 0,46 || – || 2,0 || 0,02 || 0,5 "EURO VI"b || 31.12.2013 || 1,5 || – || 0,13 || 0,40 || 0,010 || – a Testcyclus gespecificeerd door de Europese
statische-toestandcyclus (ESC) en de Europese belastingresponsiecyclus (ELR). b Testcyclus gespecificeerd door de wereldwijd
geharmoniseerde statische-toestandcyclus (WHSC) voor zware voertuigen. Tabel 3 Grenswaarden voor
zware voertuigen — transiënte cyclus || Toepassings-datum* || Koolstof-monoxide (g/kWh) || Totaal kool-water-stoffen (g/kWh) || Koolwaterstoffen uitgezonderd methaan (g/kWh) || Methaana (g/kWh) || Stikstof-oxiden (g/kWh) || Deeltjes (g/kWh)b || || || || || || || B2 "EURO V"c || 1.10.2009 || 4,0 || – || 0,55 || 1,1 || 2,0 || 0,030 "EURO VI" (CI)d || 31.12.2013 || 4,0 || 0,160 || – || – || 0,46 || 0,010 "EURO VI" (PI)d || 31.12.2013 || 4,0 || – || 0,160 || 0,50 || 0,46 || 0,010 Noot: PI = elektrische ontsteking CI =
compressieontsteking * De registratie, verkoop
of ingebruikneming van nieuwe voertuigen die niet voldoen aan de respectieve
grenswaarden, wordt geweigerd per de in deze kolom genoemde data. a Uitsluitend voor aardgasmotoren. b Niet van toepassing op gasmotoren tijdens fase
B2. c Testcyclus gespecificeerd door de Europese
transiënte cyclus (ETC) d Testcyclus gespecificeerd door de wereldwijd
geharmoniseerde transiënte cyclus (WHTC) voor zware voertuigen. Tabel 4 Grenswaarden voor
dieselmotoren van niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouw- en
bosbouwtrekkers (fase IIIB) Nettovermogen (P) (kW) || Toepassings-datum* || Koolstofmonoxide (g/kWh) || Koolwater-stoffen (g/kWh) || Stikstofoxiden (g/kWh) || Stofdeeltjes (g/kWh) || || || || || 130 ≤ P ≤ 560 || 31.12.2010 || 3,5 || 0,19 || 2,0 || 0,025 75 ≤ P < 130 || 31.12.2011 || 5,0 || 0,19 || 3,3 || 0,025 56 ≤ P < 75 || 31.12.2011 || 5,0 || 0,19 || 3,3 || 0,025 37 ≤ P < 56 || 31.12.2012 || 5,0 || 4,7a || 4,7a || 0,025 * Vanaf de vermelde datum
en met uitzondering van machines en motoren bestemd voor de export naar landen
die geen partij zijn bij dit protocol, staan de partijen de registratie, voor
zover van toepassing, en het in de handel brengen van al dan niet in machines
geïnstalleerde nieuwe motoren alleen toe als zij voldoen aan de respectieve
grenswaarden die in de tabel staan vermeld. a Redactionele noot: Dit getal is de som
van koolwaterstoffen en stikstofoxiden en werd in de uiteindelijke goedgekeurde
tekst weergegeven als een enkel getal in een samengevoegde cel in de tabel.
Aangezien deze tekst geen tabellen met scheidslijnen bevat wordt het getal
omwille van de duidelijkheid in elke kolom herhaald. Tabel 5 Grenswaarden voor
dieselmotoren van niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouw- en
bosbouwtrekkers (fase IV) Nettovermogen (P) (kW) || Toepassings-datum* || Koolstofmonoxide (g/kWh) || Koolwater-stoffen (g/kWh) || Stikstofoxiden (g/kWh) || Stofdeeltjes (g/kWh) || || || || || 130 ≤ P ≤ 560 || 31.12.2013 || 3,5 || 0,19 || 0,4 || 0,025 56 ≤ P < 130 || 31.12.2014 || 5,0 || 0,19 || 0,4 || 0,025 * Vanaf de vermelde datum
en met uitzondering van machines en motoren bestemd voor de export naar landen
die geen partij zijn bij dit protocol, staan de partijen de registratie, voor
zover van toepassing, en het in de handel brengen van al dan niet in machines
geïnstalleerde nieuwe motoren alleen toe als zij voldoen aan de respectieve
grenswaarden die in de tabel staan vermeld. Tabel 6 Grenswaarden voor
motoren met vonkontsteking voor niet voor de weg bestemde mobiele machines Motoren voor handapparatuur Verplaatsing (cm3) || Koolstofmonoxide (g/kWh) || Som van koolwaterstoffen en stikstofoxiden (g/kWh)a || || Verpl. < 20 || 805 || 50 20 ≤ verpl. < 50 || 805 || 50 Verpl. ≥ 50 || 603 || 72 Motoren voor niet-handapparatuur Verplaatsing (cm3) || Koolstofmonoxide (g/kWh) || Som van koolwaterstoffen en stikstofoxiden (g/kWh) Verpl. < 66 || 610 || 50 66 ≤ verpl. < 100 || 610 || 40 100 ≤ verpl. < 225 || 610 || 16,1 Verpl. ≥ 225 || 610 || 12,1 Noot: Met uitzondering van machines en motoren
bestemd voor de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan
de partijen de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel
brengen van al dan niet in machines geïnstalleerde nieuwe motoren alleen toe
als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan vermeld. a De NOx-emissies mag voor geen
enkele motorklasse 10 g/kWh overschrijden. Tabel 7 Grenswaarden voor
motoren bestemd voor de voortstuwing van locomotieven Nettovermogen (P) (kW) || Koolstofmonoxide (g/kWh) || Koolwaterstoffen (g/kWh) || Stikstofoxiden (g/kWh) || Stofdeeltjes (g/kWh) || || || || 130 < P || 3,5 || 0,19 || 2,0 || 0,025 Noot: Met uitzondering van machines en motoren
bestemd voor de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan
de partijen de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel
brengen van al dan niet in machines geïnstalleerde nieuwe motoren alleen toe
als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan vermeld. Tabel 8 Grenswaarden voor
motoren bestemd voor de voortstuwing van motorwagens Nettovermogen (P) (kW) || Koolstofmonoxide (g/kWh) || Som van koolwaterstoffen en stikstofoxiden (g/kWh) || Stofdeeltjes (g/kWh) || || || 130 < P || 3,5 || 4,0 || 0,025 Tabel 9 Grenswaarden voor
motoren bestemd voor de voortstuwing van binnenvaartschepen Verplaatsing (liters per cilinder/kW) || Koolstofmonoxide (g/kWh) || Som van koolwaterstoffen en stikstofoxiden (g/kWh) || Stofdeeltjes (g/kWh) || || || Verpl. < 0,9 Vermogen ≥ 37 kW || 5,0 || 7,5 || 0,4 0,9 ≤ verpl. < 1,2 || 5,0 || 7,2 || 0,3 1,2 ≤ verpl. < 2,5 || 5,0 || 7,2 || 0,2 2,5 ≤ verpl. < 5,0 || 5,0 || 7,2 || 0,2 5,0 ≤ verpl. < 15 || 5,0 || 7,8 || 0,27 15 ≤ verpl. < 20 Vermogen < 3 300 kW || 5,0 || 8,7 || 0,5 15 ≤ verpl. < 20 Vermogen > 3 300 kW || 5,0 || 9,8 || 0,5 20 ≤ verpl. < 25 || 5,0 || 9,8 || 0,5 25 ≤ verpl. < 30 || 5,0 || 11,0 || 0,5 Noot: Met uitzondering van machines en motoren
bestemd voor de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan
de partijen de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel
brengen van al dan niet in machines geïnstalleerde nieuwe motoren alleen toe
als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan vermeld. Tabel 10 Grenswaarden voor
motoren in pleziervaartuigen Motortype || CO (g/kWh) CO = A +B/PnN || Koolwaterstoffen (HC) (g/kWh) HC = A +B/PnN a || NOx g/kWh || PM g/kWh A || B || n || A || B || n || || || || || || || || Tweetakt || 150 || 600 || 1 || 30 || 100 || 0,75 || 10 || n.v.t. Viertakt || 150 || 600 || 1 || 6 || 50 || 0,75 || 15 || n.v.t. CI || 5 || 0 || 0 || 1,5 || 2 || 0,5 || 9,8 || 1 Afkorting: n.v.t. = niet van toepassing. Noot: Met uitzondering van machines en motoren
bestemd voor de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan
de partijen de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel
brengen van al dan niet in machines geïnstalleerde nieuwe motoren alleen toe
als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan vermeld. a Waarbij A, B en n constanten zijn, PN het
nominale motorvermogen in kW is en emissies worden gemeten overeenkomstig
geharmoniseerde normen. Tabel 11 Grenswaarden voor
motorfietsen (> 50 cm3; > 45 km/h) Cilinderinhoud || Grenswaarden || Motorfiets < 150cc || HC = 0,8 g/km NOx = 0,15 g/km Motorfiets > 150cc || HC = 0,3 g/km NOx = 0,15 g/km Noot: Met uitzondering van voertuigen bestemd voor
de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan de partijen
de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel brengen alleen
toe als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan
vermeld. Tabel 12 Grenswaarden voor
bromfietsen (<50 cm3; < 45 km/h) || Grenswaarden CO (g/km) || HC + NOx (g/km) || || II || 1,0 a || 1,2 Noot: Met uitzondering van voertuigen bestemd voor
de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan de partijen
de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel brengen alleen
toe als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan
vermeld. a Voor drie- en vierwielers, 3,5 g/km. Tabel 13 Milieuspecificaties
voor in de handel gebrachte brandstoffen die worden gebruikt voor voertuigen
die uitgerust zijn met motoren met elektrische ontsteking – Type: Benzine Parameter || Eenheid || Grenswaarden Minimum || Maximum || || || Researchoctaangetal || || 95 || – Motoroctaangetal || || 85 || – Dampspanning volgens de Reidmethode, zomerperiodea || kPa || – || 60 Distillatie: || || || Verdampt bij 100 °C || vol % || 46 || – Verdampt bij 150 °C || vol % || 75 || – Koolwaterstoffenanalyse: || || || - Olefinen || vol % || – || 18,0 b - Aromatische verbindingen || || – || 35 - Benzeen || || – || 1 Zuurstofgehalte || massa % || – || 3,7 Zuurstofhoudende verbindingen: || || || - Methanol, stabilisatoren moeten worden toegevoegd || vol % || – || 3 - Ethanol, stabilisatoren eventueel nodig || vol % || – || 10 - Isopropylalcohol || vol % || – || 12 - Tert-butylalcohol || vol % || – || 15 - Isobutylalcohol || vol % || – || 15 - Ethers met vijf of meer koolstofatomen per molecuul || vol % || – || 22 Andere zuurstofhoudende verbindingen c || vol % || – || 15 Zwavelgehalte || mg/kg || – || 10 a De zomerperiode begint uiterlijk op 1 mei en
eindigt niet voor 30 september. Voor partijen met Arctische omstandigheden
begint de zomerperiode uiterlijk 1 juni en eindigt zij niet voor 31 augustus en
bedraagt de dampspanning volgens de Reidmethode maximaal 70 kPa. b Behalve voor gewone loodvrije benzine
(minimaal motoroctaangetal (MON) van 81 en minimaal researchoctaangetal (RON)
van 91), waarvoor het olefinegehalte maximaal 21 volumeprocent bedraagt. Deze
grenzen sluiten niet uit dat een andere loodvrije benzine met lagere
octaangetallen dan hier vermeld op de markt van een partij worden geplaatst. c Andere monoalcoholen waarvan het
distillatie-eindpunt niet hoger is dan het distillatie-eindpunt dat in
nationale specificaties is vastgesteld of, waar deze ontbreken, in industriële
specificaties voor motorbrandstoffen. Tabel 14 Milieuspecificaties
voor in de handel gebrachte brandstoffen die worden gebruikt voor voertuigen
die uitgerust zijn met motoren met compressieontsteking — Type: Diesel Parameter || Eenheid || Grenswaarden Minimum || Maximum || || || Cetaangetal || || 51 || – Dichtheid bij 15 °C || kg/m3 || – || 845 Distillatiepunt: 95 % || °C || – || 360 Polycyclische aromatische koolwaterstoffen || massa % || – || 8 Zwavelgehalte || mg/kg || – || 10 B. Canada 12. Grenswaarden
voor het beheersen van emissies van brandstoffen en mobiele bronnen worden
bepaald rekening houdend, al naargelang van toepassing, met informatie inzake
beschikbare beheersingstechnologieën, in andere rechtsgebieden toegepaste
grenswaarden en de volgende documenten: a) Passenger Automobile and
Light Truck Greenhouse Gas Emission Regulations, SOR/2010–201; b) Marine
Spark-Ignition Engine, Vessel and Off-Road Recreational Vehicle Emission
Regulations, SOR/2011–10; c) Renewable Fuels Regulations,
SOR/2010–189; d) Regulations for the Prevention of
Pollution from Ships and for Dangerous Chemicals, SOR/2007–86; e) Off-Road
Compression-Ignition Engine Emission Regulations, SOR/2005–32; f) On-Road
Vehicle and Engine Emission Regulations, SOR/2003–2; g) Off-Road
Small Spark-Ignition Engine Emission Regulations, SOR/2003–355; h) Sulphur in Diesel Fuel
Regulations, SOR/2002–254; i) Gasoline and Gasoline Blend
Dispensing Flow Rate Regulations SOR/2000–43; j) Sulphur
in Gasoline Regulations, SOR/99–236; k) Benzene
in Gasoline Regulations, SOR/97–493; l) Gasoline
Regulations, SOR/90–247; m) Federal
Mobile PCB Treatment and Destruction Regulations, SOR/90–5; n) Environmental
Code of Practice for Aboveground and Underground Storage Tank Systems
Containing Petroleum and Allied Petroleum Products; o) Canada-Wide
Standards for Benzene, Phase 2; p) Environmental
Guidelines for Controlling Emissions of Volatile Organic Compounds from
Aboveground Storage Tanks. PN 1180; q) Environmental
Code of Practice for Vapour Recovery in Gasoline Distribution Networks. PN
1057; r) Environmental Code of Practice for Light Duty Motor
Vehicle Emission Inspection and Maintenance Programs — 2nd Edition. PN 1293; s) Joint Initial Actions to Reduce Pollutant
Emissions that Contribute to Particulate Matter and Ground-level Ozone; en t) Operating and Emission Guidelines for Municipal Solid
Waste Incinerators. PN 1085. C. Verenigde Staten van Amerika 13. Uitvoering
van een programma ter beheersing van emissies van mobiele bronnen van
toepassing op lichte voertuigen, lichte vrachtwagens, zware vrachtwagens en
brandstoffen in de mate die vereist is door sectie 202, letters a), g) en h),
van de Clean Air Act, zoals geïmplementeerd door: a) Registration of fuels and
fuel additives — 40 CFR, deel 79; b) Regulation
of fuels and fuel additives — 40 CFR, deel 80, met inbegrip van: paragraaf A —
general provisions; paragraaf B — controls and prohibitions;
paragraaf D — reformulated
gasoline; paragraaf H — gasoline sulphur standards; paragraaf I — motor vehicle
diesel fuel; non-road, locomotive, and marine diesel fuel; and ECA marine fuel;
paragraaf L — gasoline benzene; en c) Control
of emissions from new and in-use highway vehicles and engines — 40 CFR, deel 85
en deel 86. 14. Normen
voor niet voor de weg bestemde machines en voertuigen zijn in de volgende
documenten gespecificeerd: a) Fuel
sulphur standards for non-road diesel engines — 40 CFR, deel 80, paragraaf
I; b) Aircraft
engines — 40 CFR, deel 87; c) Exhaust emission standards
for non-road diesel engines — rij 2 en 3; 40 CFR, deel 89; d) Non-road compression-ignition engines —
40 CFR, deel 89 en deel 1039; e) Non-road and marine spark-ignition
engines — 40 CFR, deel 90, deel 91, deel 1045 en deel 1054; f) Locomotives
— 40 CFR, deel 92 en deel 1033; g) Marine compression-ignition engines —
40 CFR, deel 94 en deel 1042; h) New large non-road spark-ignition
engines — 40 CFR, deel 1048; i) Recreational
engines and vehicles — 40 CFR, deel 1051; j) Control
of evaporative emissions from new and in-use non-road and stationary equipment
— 40 CFR, deel 1060; k) Engine testing procedures — 40
CFR, deel 1065; en l) General compliance
provisions for non-road programs — 40 CFR, deel 1068. V. Bijlage IX 1. In lid 6
wordt de laatste volzin geschrapt. 2. In lid 9
wordt de laatste volzin geschrapt. 3. Noot 1
wordt geschrapt. W. Bijlage X 1. De
volgende nieuwe bijlage X wordt toegevoegd: Bijlage X
Grenswaarden voor emissies van stofdeeltjes uit stationaire bronnen 1. Afdeling A is van
toepassing op andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika,
afdeling B op Canada en afdeling C op de Verenigde Staten van Amerika. A. Andere partijen dan Canada en de
Verenigde Staten van Amerika 2. Uitsluitend in deze
afdeling wordt onder "stof" en "totale hoeveelheid stofdeeltjes"
(TSP) verstaan de massa van deeltjes met elke vorm, dichtheid en structuur die
onder de omstandigheden ter plaatse van het bemonsteringspunt zwevend in de
gasfase voorkomen die na representatieve bemonstering van het te onderzoeken
gas kunnen worden verzameld door filtratie onder de vastgelegde omstandigheden
en die na drogen onder de vastgelegde omstandigheden bovenstrooms van het
filter en op het filter achterblijven. 3. Voor de toepassing van
deze afdeling wordt onder "emissiegrenswaarde" (EGW) verstaan de
hoeveelheid stof en/of TSP in de rookgassen uit een installatie die niet mag
worden overschreden. Tenzij anders aangegeven wordt deze berekend in termen van
massa verontreinigende stof per volume van de rookgassen (uitgedrukt in mg/m3),
uitgaande van standaardomstandigheden voor temperatuur en druk voor droog gas
(volume bij 273,15 K, 101,3 kPa). Met betrekking tot het zuurstofgehalte van het
rookgas gelden de waarden die voor elke broncategorie in onderstaande tabellen
zijn gegeven. Verdunning om de concentraties aan verontreinigende stoffen in
rookgassen te verlagen, is verboden. Het bovenstaande geldt niet voor het in
gebruik nemen, buiten gebruik stellen en onderhoud van uitrusting. 4. Emissies worden in
alle gevallen gemonitord door metingen of door berekeningen die ten minste
dezelfde mate van nauwkeurigheid opleveren. Naleving van de grenswaarden wordt
geverifieerd door ononderbroken of onderbroken metingen, typegoedkeuring, of
elke andere technisch betrouwbare methode, met inbegrip van geverifieerde
berekeningsmethoden. Bij ononderbroken metingen wordt de grenswaarde nageleefd
indien het gevalideerde maandelijks gemiddelde van de emissie de EGW niet
overschrijdt. Bij onderbroken metingen of andere geschikte vaststellings- of
berekeningsmethoden worden de EGW's nageleefd indien de gemiddelde waarde op
basis van een adequaat aantal metingen onder representatieve omstandigheden de
waarde van de emissienorm niet overschrijdt. Er kan voor verificatiedoeleinden
rekening worden gehouden met de onnauwkeurigheid van de meetmethoden. 5. Monitoring van de
betrokken verontreinigende stoffen en metingen van procesparameters, alsmede de
kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen en de referentiemetingen om
deze systemen te ijken, worden uitgevoerd in overeenstemming met de normen van
het Europees Comité voor Normalisatie (CEN). Indien er geen CEN-normen bestaan,
worden de ISO-normen, dan wel nationale normen of internationale normen
toegepast die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit
opleveren. 6. Bijzondere bepalingen
voor stookinstallaties als bedoeld in lid 7: a) een
partij mag in de volgende gevallen afwijken van de verplichting om de in lid 7
voorziene EGW's na te leven: i) voor
stookinstallaties die normaliter gasvormige brandstoffen gebruiken, maar die
als gevolg van een plotselinge onderbreking van de gasvoorziening bij wijze van
uitzondering een andere brandstof moeten gebruiken en om die reden zouden
moeten worden uitgerust met een rookgasreinigingsinrichting, ii) voor
bestaande stookinstallaties die niet langer dan 17 500 bedrijfsuren in
bedrijf zijn, te rekenen vanaf 1 januari 2016 en eindigend uiterlijk op 31
december 2023; b) wanneer
een stookinstallatie met ten minste 50 MWth wordt uitgebreid, is de in lid
7 gespecificeerde EGW voor nieuwe installaties van toepassing op het
uitgebreide gedeelte van de installatie waarop de verandering betrekking heeft.
De EGW wordt berekend als een gewogen gemiddelde van het werkelijke thermische
ingangsvermogen van zowel het bestaande als het nieuwe deel van de installatie; c) de
partijen waarborgen dat er procedures komen voor storingen aan of uitvallen van
de nabehandelingsapparatuur; d) voor
een gemengde stookinstallatie waarbij twee of meer soorten brandstof
gelijktijdig worden gebruikt, wordt de EGW bepaald als het gewogen gemiddelde
van de EGW's voor de afzonderlijke brandstoffen, op basis van het thermische
ingangsvermogen van elk van de brandstoffen. 7. Stookinstallaties met
een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 50 MWth[6]: Tabel 1 Grenswaarden voor
stofemissies van stookinstallatiesa Brandstoftype || Thermisch ingangsvermogen (MWth) || EGW voor stof (mg/m³)b || || Vaste brandstoffen || 50-100 || Nieuwe installaties: 20 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 20 (biomassa, turf) Bestaande installaties: 30 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 30 (biomassa, turf) 100-300 || Nieuwe installaties: 20 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 20 (biomassa, turf) Bestaande installaties: 25 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 20 (biomassa, turf) >300 || Nieuwe installaties: 10 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 20 (biomassa, turf) Bestaande installaties: 20 (kolen, bruinkool en andere vaste brandstoffen) 20 (biomassa, turf) Vloeibare brandstoffen || 50-100 || Nieuwe installaties: 20 Bestaande installaties: 30 (algemeen) 50 (voor het verstoken van distillatie- en omzettingsresiduen in raffinaderijen afkomstig van de raffinage van ruwe olie voor eigen verbruik in stookinstallaties) Vloeibare brandstoffen || 100-300 || Nieuwe installaties: 20 Bestaande installaties: 25 (algemeen) 50 (voor het verstoken van distillatie- en omzettingsresiduen in raffinaderijen afkomstig van de raffinage van ruwe olie voor eigen verbruik in stookinstallaties) >300 || Nieuwe installaties: 10 Bestaande installaties: 20 (algemeen) 50 (voor het verstoken van distillatie- en omzettingsresiduen in raffinaderijen afkomstig van de raffinage van ruwe olie voor eigen verbruik in stookinstallaties) Aardgas || >50 || 5 Overige gassen || >50 || 10 30 (voor door de ijzer- en staalindustrie geproduceerd gas dat elders kan worden gebruikt) a EGW's zijn met name niet van toepassing op: ·
installaties waarin de
verbrandingsproducten worden gebruikt voor directe verwarming, droging of enige
andere behandeling van voorwerpen of materialen, ·
naverbrandingsinstallaties
voor de zuivering van rookgassen door verbranding die niet als autonome
stookinstallatie worden geëxploiteerd, ·
installaties voor het
regenereren van katalysatoren voor het katalytisch kraakproces, ·
installaties om
zwavelwaterstof om te zetten in zwavel, ·
in de chemische industrie
gebruikte reactoren, ·
cokesbatterijovens, ·
windverhitters van
hoogovens, ·
terugwinningsinstallaties
in installaties voor de productie van pulp, ·
afvalverbrandingsinstallaties,
en ·
door diesel-, benzine- of
gasmotoren of verbrandingsturbines aangedreven installaties, ongeacht de
gebruikte brandstof. b Het referentiezuurstofgehalte bedraagt
6 % voor vaste brandstoffen en 3 % voor vloeibare en gasvormige
brandstoffen. 8. Aardolie- en
gasraffinaderijen: Tabel 2 Grenswaarden voor
stofemissies afkomstig van aardolie- en gasraffinaderijen Emissiebron || EGW voor stof (mg/m³) || FCC-regeneratoren || 50 9. Cementklinkerproductie: Tabel 3 Grenswaarden voor
stofemissies die vrijkomen bij de productie van cementklinkera || EGW voor stof (mg/m³) || Cementinstallaties, ovens, molens en klinkerkoelers || 20 a Installaties voor de productie van
cementklinker in draaiovens met een capaciteit van > 500 Mg/dag of in andere
ovens met een capaciteit van > 50 Mg/dag. Het referentiezuurstofgehalte
bedraagt 10 %. 10. Kalkproductie: Tabel 4 Grenswaarden voor
stofemissies die vrijkomen bij de productie van kalka || EGW voor stof (mg/m³) || Stoken van kalkovens || 20b a Installaties voor de productie van kalk met een capaciteit van 50
Mg/dag of meer. Hieronder vallen tevens kalkovens die zijn geïntegreerd in
andere industriële processen, uitgezonderd de pulpindustrie (zie tabel 9). Het
referentiezuurstofgehalte bedraagt 11 %. b Wanneer de weerstand van het stof hoog is, kan
de EGW hoger zijn, tot maximaal 30 mg/m³. 11. Productie
en verwerking van metalen: Tabel 5 Grenswaarden voor
stofemissies die vrijkomen bij de productie
van primair ijzer en staal Activiteit en capaciteitsgrenswaarde || EGW voor stof (mg/m³) || Sinterinstallatie || 50 Pelletiseerinstallatie || 20 voor verbrijzelen, malen en drogen 15 voor alle andere processtappen Hoogoven: windverhitters (>2,5 t/uur) || 10 Productie en gieten van oxystaal (>2,5 t/uur) || 30 Productie en gieten van elektrostaal (>2,5 t/uur) || 15 (bestaand) 5 (nieuw) Tabel 6 Grenswaarden voor
stofemissies afkomstig van ijzergieterijen Activiteit en capaciteitsgrenswaarde || EGW voor stof (mg/m³) || IJzergieterijen (>20 t/dag): - alle ovens (koepel, inductie, carrousel) - alle vormen (verloren, permanent) || 20 Warm- en koudwalsen || 20 50 indien er geen filterzak kan worden gebruikt vanwege de aanwezigheid van natte dampen Tabel 7 Grenswaarden voor
stofemissies die vrijkomen bij de productie en verwerking
van non-ferrometalen || EGW voor stof (mg/m³) (dagelijks) || Verwerking van non-ferrometalen || 20 12. Glasproductie: Tabel 8 Grenswaarden voor
stofemissies die vrijkomen bij de productie van glasa || EGW voor stof (mg/m³) || Nieuwe installaties || 20 Bestaande installaties || 30 a Installaties voor de productie van glas of
glasvezels met een capaciteit van 20 Mg/dag of meer. Concentraties verwijzen
naar droge rookgassen bij een zuurstofgehalte van 8 volumeprocent (continu
smelten), een zuurstofgehalte van 13 volumeprocent (discontinu smelten). 13. Pulpproductie: Tabel 9 Grenswaarden voor
stofemissies die vrijkomen bij de productie van pulp || EGW voor stof (mg/m³) (jaarlijkse gemiddelden) || Hulpketel || 40 wanneer met vloeibare brandstoffen wordt gestookt (bij een zuurstofgehalte van 3 %) 30 wanneer met vaste brandstoffen wordt gestookt (bij een zuurstofgehalte van 6 %) Terugwinningsinstallatie en kalkoven || 50 14. Afvalverbranding: Tabel 10 Grenswaarden voor
stofemissies die vrijkomen bij afvalverbranding || EGW voor stof (mg/m³) || Gemeentelijke afvalverbrandingsinstallaties (> 3 Mg/uur) || 10 Verbrandingsinstallaties voor gevaarlijk en medisch afval (> 1 Mg/uur) || 10 Noot: Zuurstofreferentie: op droge basis,
11 %. 15. Productie
van titaniumdioxide: Tabel 11 Grenswaarden voor
stofemissies die vrijkomen bij de productie van titaniumdioxide || EGW voor stof (mg/m³) || Sulfaatproces, totale emissie || 50 Chlorideproces, totale emissie || 50 Noot: Voor kleine emissiebronnen in een installatie
kan een EGW van 150 mg/m3 worden toegepast. 16. Stookinstallaties
met een nominaal thermisch ingangsvermogen < 50 MWth: Dit
lid fungeert als aanbeveling en beschrijft de maatregelen die kunnen worden
genomen voor zover een partij deze in technisch en economisch opzicht haalbaar
acht voor het beheersen van stofdeeltjes: a) Stookinstallaties
van woningen met een nominaal thermisch ingangsvermogen < 500 kWth: i) emissies
van nieuwe kachels en ketels in woningen met een nominaal thermisch
ingangsvermogen van < 500 kWth kunnen worden teruggedrongen door toepassing
van: aa) productnormen
als omschreven in de CEN-normen (bv. EN 303-5) en gelijkwaardige productnormen
in de Verenigde Staten en Canada. Landen die dergelijke productnormen toepassen
kunnen aanvullende nationale vereisten vaststellen en daarbij met name rekening
houden met de bijdrage van emissies van condenseerbare organische verbindingen
aan de vorming van stofdeeltjes in de lucht; of bb) milieukeuren
met prestatiecriteria die doorgaans strenger zijn dan de minimale
efficiëntienormen van de EN-productnormen of nationale voorschriften. Tabel 12 Aanbevolen
grenswaarden voor stofemissies afkomstig van nieuwe stookinstallaties op vaste
brandstoffen met een nominaal thermisch ingangsvermogen van < 500 kWth, voor
gebruik in combinatie met productnormen || Stof (mg/m³) || Open/gesloten haarden en ovens die op hout worden gestookt || 75 Houtgestookte ketels (met warmteopslagtank) || 40 Pelletkachels en -ketels || 50 Kachels en ketels die op andere vaste brandstoffen dan hout worden gestookt || 50 Installaties met automatische verbranding || 50 Noot: Referentiezuurstofgehalte: 13 %. ii) emissies
van bestaande kachels en ketels in woningen kunnen worden teruggedrongen door
de volgende primaire maatregelen: aa) openbare
informatie- en bewustmakingscampagnes in verband met: ·
het juiste gebruik van
kachels en ketels, ·
het gebruik van
uitsluitend onbehandeld hout, ·
het op de juiste wijze
drogen van hout om het vochtgehalte te verminderen; bb) opzetten
van een programma om de vervanging van oude bestaande ketels en kachels door
moderne apparaten te stimuleren; of cc) het
invoeren van de verplichting oude apparaten te vervangen of te moderniseren; b) stookinstallaties
anders dan in woningen met een nominaal thermisch ingangsvermogen 100 kWth-1
MWth: Tabel 13 Aanbevolen
grenswaarden voor stofemissies afkomstig van ketels en procesverhitters met een
nominaal thermisch ingangsvermogen van 100 kWth-1 MWth || Stof (mg/m³) || Vaste brandstoffen 100-500 kWth || Nieuwe installaties || 50 Bestaande installaties || 150 Vaste brandstoffen 500 kWth-1 MWth || Nieuwe installaties || 50 Bestaande installaties || 150 Noot: Referentiezuurstofgehalte: hout, andere vaste
biomassa en turf: 13 %; kolen, bruinkool en andere vaste fossiele
brandstoffen: 6 %. c) Stookinstallaties met een nominaal
thermisch ingangsvermogen > 1-50 MWth: Tabel 14 Aanbevolen
grenswaarden voor stofemissies afkomstig van ketels en procesverhitters met een
nominaal thermisch ingangsvermogen van 1 MWth-50 MWth || Stof (mg/m³) || Vaste brandstoffen >1-5 MWth || Nieuwe installaties || 20 Bestaande installaties || 50 Vaste brandstoffen >5-50 MWth || Nieuwe installaties || 20 Bestaande installaties || 30 Vloeibare brandstoffen > 1-5 MWth || Nieuwe installaties || 20 Bestaande installaties || 50 Vloeibare brandstoffen > 5-50 MWth || Nieuwe installaties || 20 Bestaande installaties || 30 Noot: Referentiezuurstofgehalte: hout, andere vaste
biomassa en turf: 11 %; kolen, bruinkool en andere vaste fossiele brandstoffen:
6 %; vloeibare brandstoffen, waaronder vloeibare bio-brandstoffen:
3 %. B. Canada 17. Grenswaarden
voor het beheersen van PM-emissies voor stationaire bronnen worden bepaald
rekening houdend, al naargelang van toepassing, met informatie inzake beschikbare
beheersingstechnologieën, in andere rechtsgebieden toegepaste grenswaarden en
de hierna in de letters a) tot en met h) vermelde documenten. Grenswaarden
kunnen worden uitgedrukt in PM of TPM. Onder TPM wordt in deze context verstaan
elk PM met een aerodynamische diameter van minder dan 100 μm: a) Secondary Lead Smelter Release
Regulations, SOR/91-155; b) Environmental
Code of Practice for Base Metals Smelters and Refineries; c) New
Source Emission Guidelines for Thermal Electricity Generation; d) Environmental
Code of Practice for Integrated Steel Mills (EPS 1/MM/7); e) Environmental
Code of Practice for Non-Integrated Steel Mills (EPS 1/MM/8); f) Emission
Guidelines for Cement Kilns. PN 1284; g) Joint Initial Actions to Reduce Pollutant
Emissions that Contribute to Particulate Matter and Ground-level Ozone; en h) Performance
testing of solid-fuel-burning heating appliances, Canadian Standards
Association, B415. 1-10. C. Verenigde Staten van Amerika 18. Grenswaarden
voor het beheersen van PM-emissies uit stationaire bronnen in de volgende
categorieën van stationaire bronnen en de bronnen waarop deze van toepassing
zijn, worden nader omschreven in de volgende documenten: a) Steel
Plants: Electric Arc Furnaces — 40 CFR, deel 60, paragraaf AA en paragraaf AAa;
b) Small
Municipal Waste Combustors — 40 CFR, deel 60, paragraaf AAAA; c) Kraft Pulp Mills — 40 CFR, deel 60,
paragraaf BB; d) Glass Manufacturing — 40 CFR, deel
60, paragraaf CC; e) Electric
Utility Steam Generating Units — 40 CFR, deel 60, paragraaf D en paragraaf
Da; f) Industrial-Commercial-Institutional
Steam Generating Units — 40 CFR, deel 60, paragraaf Db en paragraaf Dc; g) Grain
Elevators — 40 CFR, deel 60, paragraaf DD; h) Municipal
Waste Incinerators — 40 CFR, deel 60, paragraaf E, paragraaf Ea en paragraaf
Eb; i) Hospital/Medical/Infectious
Waste Incinerators — 40 CFR, deel 60, paragraaf Ec; j) Portland
Cement — 40 CFR, deel 60, paragraaf F; k) Lime
Manufacturing — 40 CFR, deel 60, paragraaf HH; l) Hot
Mix Asphalt Facilities — 40 CFR, deel 60, paragraaf I; m) Stationary
Internal Combustion Engines: Compression Ignition — 40 CFR, deel 60,
paragraaf IIII; n) Petroleum
Refineries — 40 CFR, deel 60, paragraaf J en paragraaf Ja; o) Secondary
Lead Smelters — 40 CFR, deel 60, paragraaf L; p) Metallic
Minerals Processing — 40 CFR, deel 60, paragraaf LL; q) Secondary
Brass and Bronze — 40 CFR, deel 60, paragraaf M; r) Basic Oxygen Process Furnaces — 40 CFR,
deel 60, paragraaf N; s) Basic Process Steelmaking Facilities
— 40 CFR, deel 60, paragraaf Na; t) Phosphate
Rock Processing — 40 CFR, deel 60, paragraaf NN; u) Sewage
Treatment Plant Incineration — 40 CFR, deel 60, paragraaf O; v) Nonmetallic
Minerals Processing Plants — 40 CFR, deel 60, paragraaf OOO; w) Primary
Copper Smelters — 40 CFR, deel 60, paragraaf P; x) Ammonium
Sulfate Manufacturing — 40 CFR, deel 60, paragraaf PP; y) Wool
Fiberglass Insulation — 40 CFR, deel 60, paragraaf PPP; z) Primary
Zinc Smelters — 40 CFR, deel 60, paragraaf Q; aa) Primary
Lead Smelters — 40 CFR, deel 60, paragraaf R; bb) Primary
Aluminum reduction plants — 40 CFR, deel 60, paragraaf S; cc) Phosphate
Fertilizer Production — 40 CFR, deel 60, paragrafen T, U, V, W, X; dd) Asphalt
Processing and Asphalt Roofing Manufacturing — 40 CFR, deel 60, paragraaf
UU; ee) Calciners
and Dryers in Mineral Industries — 40 CFR, deel 60, paragraaf UUU; ff) Coal
Preparation Plants — 40 CFR, deel 60, paragraaf Y; gg) Ferroalloy
Production Facilities — 40 CFR, deel 60, paragraaf Z; hh) Residential
Wood Heaters — 40 CFR, deel 60, paragraaf AAA; ii) Small
Municipal Waste Combustors (na 11/30/1999) — 40 CFR, deel 60, paragraaf
AAAA; jj) Small
Municipal Waste Combustors (voor 11/30/1999) — 40 CFR, deel 60, paragraaf
BBBB; kk) Other
Solid Waste Incineration Units (na 12/9/2004) — 40 CFR, deel 60, paragraaf
EEEE; ll) Other
Solid Waste Incineration Units (voor 12/9/2004) — 40 CFR, deel 60, paragraaf
FFFF; mm) Stationary
Compression Ignition Internal Combustion Engines — 40 CFR, deel 60,
paragraaf IIII; en nn) Lead
Acid BatteryManufacturing Plants — 40 CFR, deel 60, paragraaf KK. 19. Grenswaarden
voor het beheersen van PM-emissies uit bronnen die onder de National Emission
Standards for Hazardous Air Pollutants vallen: a) Coke
oven batteries — 40 CFR, deel 63, paragraaf L; b) Chrome
Electroplating (major and Area sources) – 40 CFR, deel 63, paragraaf N; c) Secondary lead smelters — 40
CFR, deel 63, paragraaf X; d) Phosphoric
Acid Manufacturing Plants — 40 CFR, deel 63, paragraaf AA; e) Phosphate
Fertilizers Production Plants — 40 CFR, deel 63, paragraaf BB; f) Magnetic
Tape Manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf EE; g) Primary Aluminum— 40 CFR, deel 63,
paragraaf L; h) Pulp
and paper II (combustion) — 40 CFR, deel 63, paragraaf MM; i) Mineral
wool manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf DDD; j) Hazardous
waste combustors — 40 CFR, deel 63, paragraaf EEE; k) Portland cement manufacturing —
40 CFR, deel 63, paragraaf LLL; l) Wool
fiberglass manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf NNN; m) Primary
copper — 40 CFR, deel 63, paragraaf QQQ; n) Secondary aluminum — 40 CFR, deel
63, paragraaf RRR; o) Primary lead smelting — 40 CFR,
deel 63, paragraaf TTT; p) Petroleum
refineries — 40 CFR, deel 63, paragraaf UUU; q) Ferroalloys
production — 40 CFR, deel 63, paragraaf XXX; r) Lime
manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf AAAAA; s) Coke
Ovens: Pushing, Quenching, and Battery Stacks — 40 CFR, deel 63, paragraaf
CCCCC; t) Iron
and steel foundries — 40 CFR, deel 63, paragraaf EEEEE; u) Integrated
iron and steel manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf FFFFF; v) Site
remediation — 40 CFR, deel 63, paragraaf GGGGG; w) Miscellaneous
coating manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf HHHHH; x) Asphalt
Processing and Roofing Manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf LLLLL; y) Taconite Iron Ore Processing — 40
CFR, deel 63, paragraaf RRRRR; z) Refractory products
manufacturing — 40 CFR, deel 63, paragraaf SSSSS; aa) Primary
magnesium refining — 40 CFR, deel 63, paragraaf TTTTT; bb) Electric
Arc Furnace Steelmaking Facilities — 40 CFR, deel 63, paragraaf YYYYY; cc) Iron
and steel foundries — 40 CFR, deel 63, paragraaf ZZZZZ; dd) Primary
Copper Smelting Area Sources — 40 CFR, deel 63, paragraaf EEEEEE; ee) Secondary
Copper Smelting Area Sources — 40 CFR, deel 63, paragraaf FFFFFF; ff) Primary
Nonferrous Metals Area Sources: Zinc, Cadmium, and Beryllium — 40 CFR, deel 63,
paragraaf GGGGGG; gg) Lead
Acid Battery Manufacturing (Area sources) — 40 CFR, deel 63, paragraaf PPPPPP; hh) Glass
manufacturing (area sources) — 40 CFR, deel 63, paragraaf SSSSSS; ii) Secondary
Nonferrous Metal Smelter (Area Sources) — 40 CFR, deel 63, paragraaf TTTTTT; jj) Chemical
Manufacturing (Area Sources) — 40 CFR, deel 63, paragraaf VVVVVV; kk) Plating
and Polishing Operations (Area sources) — 40 CFR, deel 63, paragraaf WWWWWW; ll) Area
Source Standards for Nine Metal Fabrication and Finishing Source Categories —
40 CFR, deel 63, paragraaf XXXXXX; mm) Ferroalloys
Production (Area Sources) — 40 CFR, deel 63, paragraaf YYYYYY; nn) Aluminum,
Copper, and Nonferrous Foundries (Area Sources) — 40 CFR, deel 63,
paragraaf ZZZZZZ; oo) Asphalt
Processing and Roofing Manufacturing (Area Sources) — 40 CFR, deel 63,
paragraaf AAAAAAA; pp) Chemical
Preparation (Area Sources) — 40 CFR, deel 63, paragraaf BBBBBBB; qq) Paints
and Allied Products Manufacturing (Area Sources) — 40 CFR, deel 63,
paragraaf CCCCCCC; rr) Prepared
animal feeds manufacturing (Area Sources) — 40 CFR, deel 63, paragraaf DDDDDDD;
en ss) Gold
Mine Ore Processing and Production (Area Sources) — 40 CFR, deel 63, paragraaf
EEEEEEE. X. Bijlage XI De volgende nieuwe
bijlage XI wordt toegevoegd: Bijlage XI
Grenswaarden voor het gehalte aan vluchtige organische stoffen in producten
1. Afdeling A is van
toepassing op andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika,
afdeling B op Canada en afdeling C op de Verenigde Staten van Amerika. A. Andere partijen dan Canada en de
Verenigde Staten van Amerika 2. Deze afdeling heeft
betrekking op het beperken van de emissies van vluchtige organische stoffen
(VOS'en) als gevolg van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde
verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen. 3. Voor de toepassing van
afdeling A van deze bijlage gelden de volgende algemene definities: a) "stoffen":
chemische elementen en hun verbindingen die in de natuur voorkomen of door de
industrie worden geproduceerd, in vaste of vloeibare of gasvorm; b) "mengsel":
mengsels of oplossingen die bestaan uit twee of meer stoffen; c) "organische
verbinding": een verbinding die ten minste het element koolstof bevat en daarnaast
één of meer van de volgende elementen: waterstof, zuurstof, zwavel, fosfor,
silicium, stikstof of een halogeen met uitzondering van koolstofoxiden en
anorganische carbonaten en bicarbonaten; d) "vluchtige
organische stof" (VOS): een organische verbinding met een beginkookpunt
van 250 °C of lager, gemeten bij een standaarddruk van 101,3 kPa; e) "VOS-gehalte":
de massa van VOS'en uitgedrukt in gram/liter (g/l) bij de bereiding van het
product in gebruiksklare vorm. De massa van VOS'en in een bepaald product die,
tijdens het drogen, door een chemische reactie deel gaan uitmaken van de
coating, wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van het
VOS-gehalte; f) "organisch
oplosmiddel": een VOS die alleen of in combinatie met andere agentia wordt
gebruikt om grondstoffen, producten of afvalmaterialen op te lossen of te
verdunnen, of als schoonmaakmiddel om verontreinigingen op te lossen, dan wel
als dispergeermiddel, om de viscositeit aan te passen, om de
oppervlaktespanning aan te passen, als weekmaker of als conserveermiddel; g) "coating":
een mengsel, met inbegrip van alle voor een juist gebruik benodigde organische
oplosmiddelen of mengsels die organische oplosmiddelen bevatten, dat wordt
gebruikt om op een oppervlak een film te verkrijgen met decoratief, beschermend
of ander functioneel effect; h) "film":
een continue laag ten gevolge van het aanbrengen van één of meer coatings op
een ondergrond; i) "watergedragen
coating" (WG): coating waarvan de viscositeit door middel van water wordt
aangepast; j) "solventgedragen
coating" (SG): coating waarvan de viscositeit door middel van een
oplosmiddel wordt aangepast; k) "in
de handel brengen": het al dan niet tegen betaling beschikbaar stellen aan
derden. Voor de toepassing van deze bijlage wordt invoer in het douanegebied
van de partijen ook beschouwd als in de handel brengen. 4. Onder "verven en
vernissen" worden verstaan de in onderstaande subcategorieën genoemde
producten, met uitsluiting van aerosolen. Het betreft voor gebouwen, lijstwerk
en bijbehorende structuren bestemde coatings met een decoratief, functioneel en
beschermend effect: a) "matte
coatings voor binnenwanden en plafonds": op binnenwanden en plafonds aan
te brengen coatings met een glansgraad van < 25 @ 60 graden; b) "glanzende
coatings voor binnenwanden en plafonds": op binnenwanden en plafonds aan
te brengen coatings met een glansgraad van > 25 @ 60 graden; c) "coatings
voor buitenmuren met minerale ondergrond": op gemetselde, bakstenen of
gepleisterde buitenmuren aan te brengen coatings; d) "hout-,
metaal- of kunststofverven voor binnen- en buitendecoratie en voor interieur-
en gevelbekleding": voor decoratie en bekleding bestemde coatings die een
ondoorzichtige film vormen. Deze coatings zijn ontworpen voor een ondergrond
van hout, metaal of kunststof. Deze subcategorie omvat grondlagen en
tussencoatings; e) "vernissen
en beitsen voor lijstwerk binnen en buiten": op lijstwerk aan te brengen
coatings die een transparante of semitransparante film vormen ter decoratie en
bescherming van hout, metaal en kunststof. Tot deze subcategorie behoren
dekkende houtbeitsen. Dekkende houtbeitsen zijn coatings die een ondoorzichtige
film vormen ter decoratie en bescherming van hout tegen verwering, als
gedefinieerd in EN 927-1, in de semistabiele categorie; f) "houtbeitsen
met minimale laagdikte": houtbeitsen die, in overeenstemming met EN
927-1:1996, een gemiddelde dikte van minder dan 5μm hebben, wanneer zij
volgens methode 5A van ISO 2808: 1997 worden getest; g) "primers":
coatings met afdichtende en/of blokkerende eigenschappen voor hout of muren en
plafonds; h) "hechtprimers":
coatings voor het stabiliseren van losse deeltjes van de ondergrond, voor het
waterafstotend maken en/of voor het beschermen van hout tegen verblauwen; i) "eencomponentscoatings":
op filmvormend materiaal gebaseerde performance coatings, ontworpen voor
toepassingen waaraan bijzondere eisen worden gesteld, zoals primerlaag en aflak
voor kunststof, primerlaag voor ijzerhoudende ondergrond, primerlaag voor reactieve
metalen als zink en aluminium, roestwerende aflakken, vloerbekledingen,
inclusief houten en betonvloeren, antigraffiticoatings, vlamvertragende
coatings en normen in verband met hygiëne in de levensmiddelen- en
drankenindustrie of in de gezondheidszorg; j) "tweecomponentencoatings":
coatings met dezelfde gebruiksdoeleinden als eencomponentscoatings, waaraan
vóór het aanbrengen evenwel een tweede component (bijvoorbeeld tertiaire
aminen) wordt toegevoegd; k) "meerkleurige
coatings": coatings waarmee reeds bij de eerste laag een twee- of
meerkleurig effect wordt verkregen; l) "coatings
met decoratief effect": coatings waarmee op specifiek voorbereide en
voorgeverfde ondergronden of grondlagen bijzondere esthetische effecten worden
verkregen en die tijdens het drogen met verschillende gereedschappen worden
bewerkt. 5. Onder "producten
voor het overspuiten van voertuigen" worden de in onderstaande
subcategorieën genoemde producten verstaan. Zij worden gebruikt voor het coaten
van wegvoertuigen, of onderdelen daarvan, uitgevoerd in het kader van
reparatie, bescherming of decoratie van voertuigen buiten de fabriek. Onder
"wegvoertuig" wordt in dit verband verstaan, ieder voor deelname aan
het wegverkeer bestemd compleet of niet-compleet motorvoertuig op ten minste
vier wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan
25 km/h, alsmede aanhangwagens daarvan, met uitzondering van voertuigen die
zich over rails voortbewegen, landbouw- en bosbouwtrekkers en alle mobiele
machines: a) "voorbehandeling
en reiniging": producten voor het langs mechanische of chemische weg
verwijderen van oude coatings en roest, of om een hechtende ondergrond voor
nieuwe coatings te verkrijgen: i) "voorbehandelingsproducten":
onder meer spuitpistoolreinigingsmiddelen (producten voor het schoonmaken van
spuitpistolen en ander materiaal), afbijtmiddelen, ontvettingsmiddelen
(inclusief antistatische middelen voor kunststof) en afbijtmiddelen voor
siliconen, ii) "voorreinigers":
reinigingsproducten voor het verwijderen van oppervlakteverontreinigingen
tijdens de voorbereiding van en vóór het aanbrengen van coatings; b) "vulmiddelen
en plamuur/stopmiddelen": zware materialen die worden aangebracht om, vóór
het aanbrengen van surfacer/vulmiddel, diepe oneffenheden in het oppervlak op
te vullen; c) "primers":
op blank metaal of op bestaande aflakken aan te brengen coatings ter
bescherming tegen corrosie, die vóór de primer surfacer worden aangebracht: i) "surfacer/vulmiddel":
vóór de aflak aan te brengen coating ter bescherming tegen corrosie, ter
bevordering van de hechting van de aflak en ter bevordering van een
gelijkmatige afwerking door de opvulling van kleine oneffenheden in het
oppervlak, ii) "algemene
metaalprimers": als primer aan te brengen coatings, zoals hechtingsbevorderende
producten, sealers, surfacers, tussenlagen, kunststofprimers,
"nat-op-nat", niet-schuurbare vulmiddelen en verspuitbare
vulmiddelen, iii) "washprimers":
coatings die ten minste 0,5 gewichtsprocent aan fosforzuur bevatten en direct
op blank metaal worden aangebracht ter bescherming tegen corrosie en ter
verbetering van de hechting; coatings die als lasbare primer worden gebruikt;
beitsmiddelen voor gegalvaniseerde en zinken oppervlakken; d) "aflakken":
enkellaags of meerlaags aan te brengen gepigmenteerde coatings die voor glans
en duurzaamheid zorgen. Hiertoe behoren alle betrokken producten, zoals
grondlagen en doorzichtige lagen: i) "grondlagen":
gepigmenteerde coatings die de kleur en het gewenste optische effect bepalen,
maar niet de glans en de oppervlakteweerstand van de coatings, ii) "doorzichtige
lagen": transparante lagen die de uiteindelijke glans en weerstand van het
coatingsysteem bepalen; e) "speciale
aflakken": als aflak aan te brengen coatings met bijzondere eigenschappen,
zoals metaal- of pareleffect met één enkele laag, performante lagen in unikleur
en doorzichtige lagen (bijvoorbeeld krasbestendige en gefluoreerde doorzichtige
laag), reflecterende grondlagen, aflakken met gestructureerd oppervlak
(bijvoorbeeld gehamerd), antislipcoatings, waterafstotende coatings voor de
onderkant van de carrosserie, coatings die beschermen tegen steenslag, aflakken
voor binnenafwerking; en aerosolen. 6. De partijen zien erop
toe dat de in deze bijlage genoemde producten die op hun grondgebied in de
handel worden gebracht het maximale VOS-gehalte, zoals aangegeven in tabel 1 en
2, niet overschrijden. Ten behoeve van de restauratie en het onderhoud van
gebouwen en klassieke voertuigen die door de bevoegde autoriteiten als van
bijzonder historisch en cultureel belang zijn aangemerkt, kunnen de partijen
individuele vergunningen afgeven voor de aan- en verkoop van strikt beperkte
hoeveelheden producten die niet voldoen aan de in deze bijlage opgenomen
grenswaarden voor het VOS-gehalte. De partijen kunnen tevens producten die
worden verkocht om uitsluitend te worden gebruikt bij een activiteit die onder
bijlage VI valt en die wordt uitgevoerd in een installatie die geregistreerd is
of waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig die bijlage, vrijstellen
van de verplichting om aan de bovengenoemde eisen te voldoen. Tabel 1 Maximaal VOS-gehalte
in verven en vernissen Productsubcategorie || Type || (g/l)* || || Matte coatings voor binnenmuren en plafonds (glans ≤ 25@60°) || WG || 30 SG || 30 Glanzende coatings voor binnenmuren en plafonds (glans > 25@60°) || WG || 100 SG || 100 Buitenmuren met minerale ondergrond || WG || 40 SG || 430 Hout- en metaalverven voor binnen- en buitendecoratie en voor interieur- en gevelbekleding || WG || 130 SG || 300 Vernissen en beitsen voor lijstwerk binnen en buiten, met inbegrip van dekkende houtbeitsen || WG || 130 SG || 400 Houtbeitsen met minimale laagdikte voor binnen en buiten || WG || 130 SG || 700 Primers || WG || 30 SG || 350 Hechtprimers || WG || 30 SG || 750 Eencomponentscoatings || WG || 140 SG || 500 Reactieve tweecomponentencoatings voor specifieke toepassingen || WG || 140 SG || 500 Meerkleurige coatings || WG || 100 SG || 100 Coatings met decoratief effect || WG || 200 SG || 200 *g/l gebruiksklare vorm. Tabel 2 Maximaal VOS-gehalte
in producten voor het overspuiten van voertuigen Productsubcategorie || Coatings || VOS (g/l)* || || Voorbehandeling en reiniging || Voorbehandeling || 850 Voorreinigers || 200 Vulmiddelen en plamuur/stopmiddelen || Alle types || 250 Primers || Surfacer/vulmiddel en algemene (metaal-)primers || 540 Washprimers || 780 Aflakken || Alle types || 420 Speciale aflakken || Alle types || 840 *g/l product in gebruiksklare vorm. Uitgezonderd
bij "voorbehandeling en reiniging", moet het watergehalte van het
product in gebruiksklare vorm niet worden meegerekend. B. Canada 7. Grenswaarden voor het
beheersen van VOS-emissies uit het gebruik van consumenten- en commerciële
producten worden bepaald rekening houdend, al naargelang van toepassing, met
informatie inzake beschikbare beheersingstechnologieën, -technieken en
-maatregelen, in andere rechtsgebieden toegepaste grenswaarden en de volgende
documenten: a) VOC Concentration Limits for
Architectural Coatings Regulations, SOR/2009-264; b) VOC
Concentration Limits for Automotive Refinishing Products, SOR/2009-197; c) Regulations
Amending the Prohibition of Certain Toxic Substances Regulations, 2005
(2-Methoxyethanol, Pentachlorobenzene and Tetrachlorobenzenes), SOR/2006-279; d) Federal
Halocarbon Regulations, SOR/2003-289; e) Prohibition
of Certain Toxic Substances Regulations, SOR/2003-99; f) Solvent
Degreasing Regulations, SOR/2003-283; g) Tetrachloroethylene
(Use in Dry Cleaning and Reporting Requirements) Regulations, SOR/2003-79; h) Order
Adding Toxic Substances to Schedule 1 to the Canadian Environmental Protection
Act, 1999; i) Notice
with Respect to Certain Substances on the Domestic Substances List (DSL); j) Order
Amending Schedule 1 to the Canadian Environmental Protection Act, 1999
(Miscellaneous Program); k) Ozone-depleting
Substances Regulations, SOR/99-7; l) Proposed
regulations for VOC Concentrations Limits for Certain Products; m) Proposed
notice requiring the preparation and implementation of pollution prevention
plans in respect of specified substances on Schedule 1 of the Canadian
Environmental Protection Act, 1999, related to the resin and synthetic rubber
manufacturing sector; n) Proposed
notice requiring the preparation and implementation of pollution prevention
plans in respect of specified substances on Schedule 1 of the Canadian
Environmental Protection Act, 1999, implicated in the polyurethane and other
foam sector (except polystyrene); o) Notice
with Respect to Certain Hydrochlorofluorocarbons; p) Notice
with Respect to Certain Substances on the Domestic Substances List (DSL); en q) Environmental
Code of Practice for the Reduction of Solvent Emissions from Dry Cleaning
Facilities. PN 1053. C. Verenigde Staten van Amerika 8. Grenswaarden voor
het beheersen van VOS-emissies uit bronnen die onder de National Volatile
Organic Compound Emission Standards for Consumer and Commercial Products
vallen, worden nader omschreven in de volgende documenten: a) Automobile
refinish coatings — 40 CFR, deel 59, paragraaf B; b) Consumer
products — 40 CFR, deel 59, paragraaf C; c) Architectural
coatings — 40 CFR, deel 59, paragraaf D; en d) Aerosol coatings — 40 CFR, deel
59, paragraaf E. [1] Het nominale thermische ingangsvermogen van een
stookinstallatie wordt berekend als de som van het ingangsvermogen van alle
eenheden die zijn aangesloten op een gemeenschappelijke schoorsteen.
Afzonderlijke eenheden van minder dan 15 MWth worden buiten beschouwing gelaten
bij het berekenen van het totale nominale thermische ingangsvermogen. [2] Het nominale thermische ingangsvermogen van een
stookinstallatie wordt berekend als de som van het ingangsvermogen van alle
eenheden die zijn aangesloten op een gemeenschappelijke schoorsteen.
Afzonderlijke eenheden van minder dan 15 MWth worden buiten beschouwing gelaten
bij het berekenen van het totale nominale ingangsvermogen. [3] De conversiefactor voor de grenswaarden in dit
protocol (bij een zuurstofgehalte van 5%) is 2,66 (16/6).
Derhalve komt de grenswaarde van: • 190 mg/m3
bij 15 % O2 overeen met 500 mg/m3 bij 5 % O2; • 95 mg/m3
bij 15 % O2 overeen met 250 mg/m3 bij 5 % O2; • 225 mg/m3
bij 15 % O2 overeen met 600 mg/m3 bij 5 % O2. [4] Berekeningsmethoden worden weerspiegeld in de door
het uitvoerend orgaan aangenomen richtsnoeren. [5] Canadese Raad van ministers voor het milieu. [6] Het nominale thermische
ingangsvermogen van een stookinstallatie wordt berekend als de som van het
ingangsvermogen van alle eenheden die zijn aangesloten op een
gemeenschappelijke schoorsteen. Afzonderlijke eenheden van minder dan 15 MWth
worden buiten beschouwing gelaten bij het berekenen van het totale nominale
thermische ingangsvermogen.