Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, voor wat betreft de bepalingen van het protocol die niet onder titel V van deel III van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen /* COM/2013/0538 final - 2013/0259 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL De Wereldgezondheidsvergadering nam in 2003 het
Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (FCTC) aan, dat tot doel heeft
wereldwijd het aantal tabaksgerelateerde sterf- en ziektegevallen op grote
schaal te verminderen. Het FCTC is tot hiertoe door 176 partijen geratificeerd.
Voor de EU is het FCTC gesloten bij Besluit 2004/513/EG
van 2 juni 2004 ([1]). Bij artikel 15 FCTC wordt erkend dat de
uitbanning van alle vormen van illegale handel in tabaksproducten, waaronder
smokkel, illegale vervaardiging en imitatie, een essentieel onderdeel van het
tabaksontmoedigingsbeleid is, en zijn de partijen ertoe gehouden doeltreffende
maatregelen aan te nemen en uit te voeren om de illegale handel aan banden te
leggen. Overeenkomstig artikel 33 FCTC kan de Conferentie van de Partijen
protocollen bij het verdrag aannemen. Op grond van voornoemde artikelen
besliste de Conferentie van de Partijen (COP) bij het FCTC op haar tweede
bijeenkomst in juni-juli 2007 een intergouvernementeel onderhandelingsorgaan
(Intergovernmental Negotiating Body - INB) op te richten om te onderhandelen
over en een ontwerp op te stellen van een protocol betreffende de uitbanning
van illegale handel in tabaksproducten (hierna "het protocol" genoemd).
De Raad machtigde de Commissie om namens de EU
over het protocol te onderhandelen bij besluit van 20 december 2007. Bij dat
besluit werden de onderhandelingsrichtsnoeren voor het FCTC aangepast met het
oog op het protocol. De richtsnoeren voor het FCTC waren door de Raad
vastgesteld op 22 oktober 1999 en aangevuld op 21 april 2001. Na zijn vijfde bijeenkomst besloot het INB de aanbeveling
te doen dat over het ontwerpprotocol waarover een consensus was bereikt, zou
worden beraadslaagd op de vijfde COP bij het FCTC. Daarop heeft de vijfde COP,
die plaatsvond te Seoul, Republiek Korea, op 12 november 2012 het protocol
aangenomen. Overeenkomstig artikel 43 ligt het protocol ter
ondertekening door de partijen bij het FCTC in New York tot 9 januari 2014. Op
10 juni 2013 hadden 18 partijen het protocol reeds ondertekend. De EU dient dit
protocol zo spoedig mogelijk te ondertekenen. Het protocol bevat
kernbepalingen inzake de bewaking van de toeleveringsketen van tabaksproducten
en apparatuur voor het vervaardigen van dergelijke producten (deel III:
Bewaking van de toeleveringsketen). Het protocol vereist de invoering door een
bevoegde autoriteit van een vergunnings- of gelijkwaardig goedkeurings- of
bewakingssysteem voor elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij de
vervaardiging en bij de in- en uitvoer van tabaksproducten en
productieapparatuur (artikel 6 – Vergunnings- of gelijkwaardig goedkeurings- of
bewakingssysteem). Het protocol verplicht alle natuurlijke en rechtspersonen
die betrokken zijn in de toeleveringsketen voor tabak, tabaksproducten en
productieapparatuur ertoe de nodige zorgvuldigheid aan de dag te leggen wat
betreft hun afnemers (artikel 7 – Zorgvuldigheid). Het protocol voorziet in de
totstandbrenging van een wereldwijd volg- en traceersysteem binnen de vijf jaar
na de inwerkingtreding van het protocol, bestaande uit door de partijen
beheerde nationale volg- en traceersystemen voor alle tabaksproducten die
worden vervaardigd of binnengebracht op hun grondgebied (artikel 8 – Volgen en
traceren). Daarnaast bevat het
protocol voorschriften betreffende het bijhouden van registers, veiligheid en
voorzorgsmaatregelen, onder andere om witwassen van geld tegen te gaan, en het
melden van verdachte transacties (artikelen 9 en 10). Tevens zijn voorschriften
opgenomen betreffende de verkoop via internet, telecommunicatie of andere
nieuwe technologieën (artikel 11), de rechtenvrije verkoop van tabaksproducten
en de uitvoering van effectieve controles op tabak en tabaksproducten in de
vrije zones, met inbegrip van een verbod op het vermengen van tabaksproducten
met niet-tabaksproducten bij het verwijderen uit een vrije zone (artikel 12). Deel IV van het
protocol bepaalt welke gedragingen in de wetgeving van de partijen als onwettig
worden gekwalificeerd (artikel 14) en verplicht de partijen ertoe natuurlijke
en rechtspersonen aansprakelijk te stellen voor dergelijke gedragingen, met
inbegrip van strafbare feiten (artikelen 15 en 16). Daarnaast bevat dit deel
bepalingen betreffende betalingen bij inbeslagneming (artikel 17), de
behandeling van in beslag genomen tabak (artikel 18) en speciale
opsporingstechnieken (artikel 19). Deel V van het protocol bevat voorschriften
voor de uitwisseling van informatie tussen de partijen (artikelen 20 tot en met
22), samenwerking en wederzijdse bijstand (zowel administratieve als
juridische, in strafzaken – artikelen 23-24 en 27-29), de bevoegde rechtsmacht
(artikel 26) en uitlevering (artikelen 30 en 31). 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BETROKKEN PARTIJEN Er werd met de lidstaten overlegd in het kader
van de werkgroep Douane-unie van de Raad en lokale coördinatievergaderingen
tijdens de zittingen van het intergouvernementeel onderhandelingsorgaan en van
de tussentijdse werkgroepen. Het Europees Parlement werd over de uitkomst
van de onderhandelingen geïnformeerd. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Het protocol bevat een complex stel
maatregelen en voorschriften. De hoofddoelstelling van het protocol is bij te
dragen tot de algemene inspanningen om het tabaksgebruik aan banden te leggen
door alle vormen van illegale handel in tabaksproductie en productieapparatuur
te bestrijden. Dit doel wordt nagestreefd met behulp van verschillende series
maatregelen die alle even belangrijk zijn en elkaar aanvullen. Die maatregelen
hebben betrekking op verschillende gebieden van het EU-optreden en kunnen als
volgt worden onderverdeeld: a) de productie, de presentatie en de
verkoop van tabaks- (en aanverwante) producten, b) geharmoniseerde belastings- en
aanverwante regels, c) douanecontroles en samenwerking,
onder andere via wederzijdse administratieve bijstand, in
douane-aangelegenheden, d) het op elkaar afstemmen van de
definities van strafbare feiten, justitiële samenwerking in strafzaken en
politiële samenwerking. De bepalingen vallen gewoonlijk onder één
rubriek, of in enkele gevallen onder meerdere tegelijk. De EU beschikt derhalve
over de externe bevoegdheid om zich met die aangelegenheden bezig te houden. In
sommige gevallen gaat het om een exclusieve bevoegdheid, overeenkomstig artikel
3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Wat betreft rubriek (a), bevat het protocol bepalingen die door EU-wetgeving op grond van
artikel 114 VWEU worden geregeerd. Het betreft bijvoorbeeld bepalingen inzake
volgen en traceren (artikel 8 van het protocol). Bij Richtlijn 2001/37/EG
betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop
van tabaksproducten[2]
is aan de Commissie bevoegdheid verleend om technische maatregelen te nemen op
het gebied van traceerbaarheid en identificatie. Op 19 december 2012
presenteerde de Commissie een voorstel tot herziening van die richtlijn
(COM/2012/0788 final — 2012/0366 (COD). Dat voorstel bevat een artikel over
traceerbaarheids- en beveiligingskenmerken, dat onder andere bepalingen over
volgen en traceren bevat, dat artikel 114 VWEU als grondslag heeft. Aan de
werking van de gemeenschappelijke volg- en traceermechanismen die door de richtlijn
worden beoogd (en het door de Commissie voorgestelde), zou afbreuk kunnen
worden gedaan als de lidstaten afzonderlijk over volg- en traceersystemen
kunnen onderhandelen. Andere maatregelen die in het protocol aan bod komen
(verkoop via internet, telecommunicatie en andere nieuwe technologieën:
controle op witwas- en cashverrichtingen), worden eveneens geregeerd door
EU-voorschriften op basis van artikel 114 VWEU. De EU zal het protocol
derhalve ondertekenen op grond van artikel 114 VWEU. Wat betreft rubriek b), bevat het protocol door EU-wetgeving inzake indirecte belastingen op
grond van artikel 113 VWEU geregeerde bepalingen , met name waar het gaat om
vergunningen, bijhouden van registers, rechtenvrije verkoop en administratieve
samenwerking. De bepalingen van het protocol kunnen minstens gevolgen hebben
voor sommige van die geharmoniseerde regels. De ongecoördineerde
tenuitvoerlegging van de bepalingen van het protocol op dit gebied zou ertoe
kunnen leiden dat de interne markt niet goed of niet efficiënt werkt. Artikel
113 levert bijgevolg een tweede rechtsgrond voor de EU om het protocol te
ondertekenen. Wat betreft rubriek c), houdt het protocol de verplichting in om effectieve controles uit te
voeren in vrije zones. Zo is het verboden om tabaksproducten te vermengen met
niet-tabaksproducten op het moment van verwijdering uit vrije zones. Er geldt
een verplichting om controle- en verificatiemaatregelen toe te passen op de
internationale doorvoer of overlading van tabaksproducten en productieapparatuur.
Krachtens de EU-wetgeving zijn in het grondgebied van de EU binnengebrachte
goederen (ook in het geval van overlading) vanaf het moment van binnenkomst aan
douanetoezicht onderworpen (artikel 37 van het Douanewetboek[3]). Volgens artikel 59, lid 1, van
het Douanewetboek moet voor alle goederen die bestemd zijn om onder een
douaneregeling te worden geplaatst, een aangifte tot plaatsing onder deze
douaneregeling worden gedaan. Daarenboven behoren controle- en
verificatiemaatregelen voor goederen die de EU binnenkomen vanuit derde landen
tot het gebied van de gemeenschappelijk handelspolitiek in de zin van artikel
207 VWEU. Het protocol bevat bepalingen inzake internationale samenwerking,
onder andere wederzijdse administratieve bijstand (deel V, artikelen 20-31),
die ook op douanegebied geldt. Deze douaneaspecten worden geregeerd door
EU-wetgeving gebaseerd op artikel 33 VWEU, voor wat de bijstand en samenwerking
tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie betreft,
en op artikel 207 VWEU, voor wat de bijstand aan en samenwerking met derde
landen betreft. De artikelen 33 en 207 VWEU leveren bijgevolg een derde en
vierde rechtsgrond voor de EU om het protocol te ondertekenen. Het protocol bevat tevens bepalingen over de
definitie van onwettige gedragingen die door de partijen als strafrechtelijk of
als niet-strafrechtelijk vervolgbaar feit worden aangemerkt.
Niet-strafrechtelijk vervolgbare feiten vallen onder het EU-optreden op de
gebieden die zijn omschreven onder de rubrieken a) tot c). Wat betreft rubriek d), bevat het protocol bepalingen betreffende de onderlinge afstemming
van de definities van strafbare feiten, de politiële samenwerking en de
justitiële samenwerking in strafzaken (respectievelijk hoofdstuk 4 en hoofdstuk
5 van titel V van deel III van het VWEU). Voor titel V van deel III van het
VWEU geldt een bijzondere regeling omdat Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en
Ierland niet deelnemen aan daaronder vallende maatregelen. Het Verenigd
Koninkrijk en Ierland beschikken evenwel over de mogelijkheid om aan de
vaststelling en de toepassing van de maatregelen deel te nemen. Daarom wordt
samen met dit voorstel een afzonderlijk voorstel voor een besluit van de Raad
ingediend betreffende de ondertekening van het protocol namens de Europese Unie
voor wat betreft de bepalingen van het voorstel die onder titel V van deel III
van het VWEU vallen. 2013/0259 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening namens de
Europese Unie van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in
tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake
tabaksontmoediging, voor wat betreft de bepalingen van het protocol die niet
onder titel V van deel III van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie vallen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name de artikelen 33, 113, 114 en 207, in samenhang
met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, tweede alinea, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Op 22 oktober 1999 machtigde
de Raad de Commissie om in het kader van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
te onderhandelen over een Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (Framework Convention
on Tobacco Control (FCTC)) en de daarmee samenhangende protocollen. Die
machtiging is door de Raad herzien op 21 april 2001 en, voor wat betreft het
Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten
(hierna "het protocol" genoemd) op 20 december 2007. De
onderhandelingen zijn door de Commissie gevoerd overeenkomstig het door de Raad
vastgestelde onderhandelingsrichtsnoer en met succes afgerond met de
goedkeuring van het protocol op de vijfde Conferentie van de partijen bij het
WHO-FCTC op 12 november 2012 te Seoul, Republiek Korea. (2) De sluiting van het FCTC werd
namens de Gemeenschap goedgekeurd bij Besluit 2004/513/EG van de Raad van 2
juni 2004 betreffende de sluiting van het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging ([4]),
dat een vereiste is voor de Europese Unie om partij bij het protocol te worden. (3) Het protocol levert een
belangrijke bijdrage tot de internationale inspanningen om alle vormen van
illegale handel in tabaksproducten uit te bannen, wat een essentieel onderdeel
van tabaksontmoediging is. (4) Wat betreft de bepalingen van
het protocol die niet onder titel V van deel III van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie vallen, dient het protocol namens de Unie te
worden ondertekend. (5) Wat betreft de bepalingen van
het protocol die onder titel V van deel III van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie vallen, dient het protocol namens de Unie te
worden ondertekend op grond van een afzonderlijk besluit van de Raad, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1 De ondertekening van het Protocol betreffende
de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het WHO-Kaderverdrag
inzake tabaksontmoediging wordt namens de Europese Unie goedgekeurd onder
voorbehoud van de sluiting van dat protocol. De tekst van het protocol is aan dit besluit
gehecht. Artikel 2 Dit besluit is van toepassing wat betreft de
bepalingen van het protocol die niet onder titel V van deel III van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie vallen. Artikel 3 Het
secretariaat-generaal van de Raad stelt het volmachtinstrument op dat de
persoon die daartoe door de onderhandelaar over het protocol is aangewezen,
machtiging verleent het protocol, onder voorbehoud van de sluiting ervan, te
ondertekenen. Artikel 4 Dit besluit treedt in werking op de dag van
zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter Bijlage PROTOCOL
BETREFFENDE DE UITBANNING VAN ILLEGALE HANDEL IN TABAKSPRODUCTEN Inleiding De partijen bij dit protocol Overwegende dat
de 56e Wereldgezondheidsvergadering op 21 mei 2003 bij
consensus het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging heeft aangenomen, dat
op 27 februari 2005 in werking is getreden; Erkennende dat het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging één van de snelst
geratificeerde verdragen van de Verenigde Naties en een fundamenteel hulpmiddel
voor het realiseren van de doelstellingen van de Wereldgezondheidsorganisatie
is; Herinnerend aan de inleiding van
de Akte van Oprichting van de Wereldgezondheidsorganisatie, welke stelt dat het
genieten van de hoogst haalbare standaard van gezondheid een fundamenteel recht
is van elk mens, zonder onderscheid te maken tussen ras, religie, politieke
overtuiging, economische of sociale omstandigheid; Eveneens
vastberaden om
prioriteit te geven aan hun recht om de volksgezondheid te beschermen; Diep bezorgd dat de illegale
handel in tabaksproducten bijdraagt aan het verspreiden van de tabaksepidemie,
die een wereldwijd probleem is met serieuze gevolgen voor de volksgezondheid en
noopt tot effectieve, geschikte en uitgebreide nationale en internationale
reacties; Verder
erkennende dat
illegale handel in tabaksproducten de prijs- en belastingmaatregelen, die
ontworpen zijn om tabaksontmoediging te versterken, ondermijnt en daarbij de
toegankelijkheid en betaalbaarheid van tabaksproducten verhoogt; Ernstig bezorgd over de nadelige gevolgen van de toename van de
toegankelijkheid en betaalbaarheid van illegaal verhandelde tabaksproducten
voor de volksgezondheid en het welzijn, in het bijzonder van jongeren, de armen
en andere kwetsbare groepen; Ernstig bezorgd over de buitenproportionele economische en sociale gevolgen van
illegale handel in tabaksproducten voor ontwikkelingslanden en landen met een
overgangseconomie; Zich bewust van de noodzaak
om wetenschappelijke, technische en institutionele capaciteit te ontwikkelen om
geschikte nationale, regionale en internationale maatregelen te plannen om alle
vormen van illegale handel in tabaksproducten te beëindigen; Erkennende dat toegang tot
middelen en relevante technologieën van groot belang is voor het vergroten van
het vermogen van de partijen, vooral in ontwikkelingslanden en landen met een
overgangseconomie, om alle vormen van illegale handel in tabaksproducten te
beëindigen; Eveneens
erkennende dat,
hoewel er vrije zones zijn vastgesteld om legale handel mogelijk te maken, deze
gebruikt zijn om de globalisering van illegale handel in tabaksproducten
mogelijk te maken, zowel met betrekking tot de illegale doorgang van
gesmokkelde producten als tot de productie van illegale tabaksproducten; Tevens erkennende dat illegale handel in tabaksproducten de economieën van partijen
ondermijnt en hun stabiliteit en veiligheid nadelig beïnvloedt; Eveneens zich
ervan bewust dat illegale handel in tabaksproducten financiële winsten genereert die
gebruikt worden om internationale criminele activiteit te financieren, hetgeen
de overheidsdoelstellingen hindert; Erkennende dat de illegale handel in tabaksproducten de gezondheidsdoelstellingen
ondermijnt, gezondheidszorgsystemen extra belast en leidt tot inkomstenverlies
voor de economieën van de partijen; Indachtig artikel 5.3 van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging waarin partijen
overeenkomen dat partijen bij het vaststellen en ten uitvoer leggen van hun
beleid op het gebied van volksgezondheid met betrekking tot tabaksontmoediging
zullen handelen om dit beleid te beschermen tegen commerciële en andere
gevestigde belangen van de tabaksindustrie in overeenstemming met nationale
wetten; Nadruk leggende
op de
noodzaak om alert te zijn op pogingen van de tabaksindustrie om strategieën ter
bestrijding van illegale handel in tabaksproducten te ondermijnen of te
verstoren en de noodzaak om op de hoogte te zijn van activiteiten van de
tabaksindustrie die nadelige gevolgen hebben voor strategieën om illegale
handel in tabaksproducten te bestrijden; Indachtig artikel 6.2 van
het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging, dat partijen aanmoedigt
om verkoop en/of import door internationale reizigers van belasting- en
rechtenvrije tabaksproducten te verbieden dan wel te beperken; Bovendien
erkennende dat tabak en tabaksproducten een kanaal voor
illegale handel vinden in internationale doorvoer en overlading; Overwegende dat effectieve actie om
illegale handel in tabaksproducten te voorkomen en te bestrijden een
uitgebreide internationale aanpak van en nauwe samenwerking inzake alle
aspecten van illegale handel vereist, met inbegrip van illegale handel in
tabak, tabaksproducten en productieapparatuur; Herinnerend aan
en nadruk leggend op het belang van andere relevante internationale overeenkomsten zoals het
Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde
misdaad, het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie en het Verdrag van
de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope
stoffen en de verplichting dat partijen bij deze verdragen, naargelang van de
behoefte, de relevante bepalingen van deze verdragen toepassen op illegale
handel in tabak, tabaksproducten en productieapparatuur en ter aanmoediging
van die partijen, die nog geen
partij geworden zijn bij deze verdragen, om dit te overwegen; De noodzaak erkennende
om nauwere samenwerking op te bouwen tussen het secretariaat van het
Verdrag van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging en het kantoor van
de Verenigde Naties voor drugs en misdaad, de Werelddouaneorganisatie en andere
instellingen, naargelang van de behoefte; Herinnerend aan artikel 15 van
het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging, waarin partijen o.a.
erkennen dat de uitbanning van alle vormen van illegale handel in
tabaksproducten, met inbegrip van smokkelen en illegale productie, een
essentieel onderdeel is van tabaksontmoediging; Overwegende dat dit protocol niet gericht is op kwesties met betrekking tot
intellectuele eigendomsrechten; en Ervan overtuigd dat het aanvullen van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging
met een uitgebreid protocol een krachtig, effectief middel zal zijn om illegale
handel in tabaksproducten en de ernstige gevolgen hiervan tegen te gaan, Zijn het volgende
overeengekomen: DEEL I: INLEIDING Artikel 1 Gebruikte termen 1 “Tussenhandelen” betekent
optreden als agent voor anderen, zoals bij
het onderhandelen over contracten, aankopen,
of verkopen in ruil voor een honorarium of commissie. 2. “Sigaret” betekent een rol gesneden tabak om te
roken, omsloten door sigarettenpapier. Dit
sluit specifiek regionale producten uit, zoals bidi’s, ang hoon, of andere
soortgelijke producten die in papier of bladen gewikkeld kunnen worden. Ten behoeve van artikel 8 kan “sigaret” tevens refereren aan fijn gesneden “met de hand gerolde” tabak voor het maken van een sigaret. 3. “Inbeslagneming”, dat waar van toepassing verbeurdverklaring omvat, betekent het ontnemen
van eigendom op last van een rechtbank of andere bevoegde instantie. 4. “Gecontroleerde aflevering” betekent
de techniek van het toestaan van uitvoer, doorvoer of invoer van illegale of
verdachte partijen naar, door of op het grondgebied van één of meer staten met
medeweten en onder toezicht van hun bevoegde instanties, met het oog op
het onderzoeken van een delict en het identificeren van de personen die
betrokken zijn bij het plegen van het delict. 5. “Vrije zone” betekent
een deel van het grondgebied van een partij waar ingevoerde goederen over het
algemeen, wat betreft importrechten en belastingen, beschouwd worden als zijnde
buiten het douanegebied. 6. “Illegale handel” betekent elke bij de wet verboden handeling of manier van optreden en
die betrekking heeft op productie, verzending, ontvangst, bezit, distributie,
verkoop of aankoop, met inbegrip van elke handeling of manier van optreden
bedoeld om een dergelijke activiteit mogelijk te maken. 7. “Vergunning” betekent toestemming van een bevoegde
instantie na het indienen van de vereiste aanvraag of andere documentatie bij
de bevoegde instantie. 8. (a)
“Productieapparatuur” betekent machines die ontworpen, of aangepast zijn om
uitsluitend gebruikt te worden voor het produceren van tabaksproducten en
essentieel zijn voor het productieproces.[5] (b) “Elk deel daarvan” betekent in verband met productieapparatuur, elk
identificeerbaar onderdeel dat uniek is voor de productieapparatuur die
gebruikt wordt bij het produceren van tabaksproducten. 9. “Partij” betekent, tenzij de context anders
aangeeft, een partij bij dit protocol. 10. “Persoonsgegevens” betekent elke informatie
betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. 11. ”Regionale
organisatie voor economische integratie” betekent een organisatie die bestaat uit
verschillende soevereine staten en waaraan de lidstaten bevoegdheden
hebben overgedragen voor een reeks kwesties, met inbegrip van de bevoegdheid om
beslissingen met betrekking tot deze kwesties bindend te maken voor de
lidstaten.[6] 12. De
“toeleveringsketen” dekt de productie van tabaksproducten en
productieapparatuur, en import of export van tabaksproducten en
productieapparatuur, en kan uitgebreid worden, indien relevant, naar één of
meer van de volgende activiteiten wanneer een partij dit besluit: (a) het verkopen van tabaksproducten; (b) het verbouwen van tabak, behalve voor traditionele telers, boeren
en producenten op kleine schaal; (c) het transporteren van commerciële hoeveelheden
tabaksproducten of productieapparatuur; en (d) in het groot handelen in, het tussenhandelen in, het opslaan of distribueren van tabak en
tabaksproducten of productieapparatuur. 13. “Tabaksproducten” betekent producten die geheel of gedeeltelijk gemaakt zijn met bladtabak
als grondstof, die geproduceerd zijn om gerookt, gezogen, gekauwd of
gesnoven te worden. 14. “Volgen en traceren” betekent systematisch
controleren en recreëren van de route of beweging van artikelen door de
toeleveringsketen door bevoegde instanties en andere personen die namens hen
handelen, zoals beschreven in artikel 8. Artikel 2 Relatie tussen dit protocol en andere verdragen en rechtsinstrumenten 1. De bepalingen van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging die
van toepassing zijn op de protocollen, zullen van toepassing zijn op dit
protocol. 2. Partijen die de
soorten overeenkomsten genoemd in artikel 2 van het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging zijn aangegaan, zullen dergelijke overeenkomsten melden aan
de Vergadering van de partijen via het secretariaat van het Verdrag. 3. Niets in dit
protocol zal van invloed zijn op de rechten en verplichtingen van enige partij
volgens enige andere voor die partij geldende internationale conventie, verdrag
of internationale overeenkomst, die de partij meer bevorderlijk acht voor het
uitbannen van illegale handel in tabaksproducten. 4. Niets in dit
protocol zal van invloed zijn op andere rechten, verplichtingen en
verantwoordelijkheden van partijen op grond van de internationale wetgeving,
met inbegrip van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende
georganiseerde misdaad. Artikel 3 Doelstelling De doelstelling
van dit protocol is om alle vormen van illegale handel in tabaksproducten uit
te bannen volgens de voorwaarden van artikel 15 van het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging. DEEL II:
ALGEMENE VERPLICHTINGEN Artikel 4 Algemene verplichtingen 1. Naast de
bepalingen van artikel 5 van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging,
zullen partijen: (a) effectieve maatregelen aannemen en ten uitvoer
leggen om de toeleveringsketen van goederen die onder dit protocol vallen te
beheren of te reguleren om illegale handel in dergelijke goederen te voorkomen,
te ontmoedigen, op te sporen, te onderzoeken en te vervolgen en zullen hiervoor
met elkaar samenwerken. (b) alle nodige maatregelen nemen volgens hun
nationale wetgeving om de effectiviteit van hun bevoegde instanties en
diensten, met inbegrip van douanediensten en politie verantwoordelijk voor het
voorkomen, ontmoedigen, opsporen, onderzoeken, vervolgen en uitbannen van alle
vormen van illegale handel in goederen die onder dit protocol vallen, te
verhogen. (c) effectieve maatregelen aannemen voor het
vergemakkelijken of verkrijgen van technische hulp en financiële ondersteuning,
capaciteitsopbouw en internationale samenwerking om de doelstellingen van dit
protocol te realiseren en de beschikbaarheid voor, en de veilige uitwisseling
met de bevoegde instanties van informatie die op grond van dit protocol
uitgewisseld moet worden, te verzekeren. (d) nauw samenwerken met elkaar, in
overeenstemming met hun respectievelijke binnenlandse wettelijke en
bestuurlijke systemen om de effectiviteit van acties voor wetshandhaving te
verbeteren om het onwettige gedrag, met inbegrip van strafbare feiten
vastgesteld in overeenstemming met artikel 14 van dit protocol, te bestrijden. (e) zo nodig samenwerken en communiceren met
relevante regionale en internationale intergouvernementele organisaties voor de
veilige[7] uitwisseling van informatie die onder dit protocol valt om effectieve
tenuitvoerlegging van dit protocol te bevorderen; en (f) binnen de grenzen van de middelen en bronnen
die tot hun beschikking staan, samenwerken om financiële middelen bijeen te
brengen voor de effectieve tenuitvoerlegging van dit protocol door bilaterale
en multilaterale financieringsmechanismen. 2.
Bij de nakoming van hun verplichtingen op grond van dit protocol zullen de
partijen de grootst mogelijke transparantie garanderen met betrekking tot alle
interacties die zij kunnen hebben met de tabaksindustrie. Artikel 5 Bescherming van persoonsgegevens De partijen
beschermen in het kader van de tenuitvoerlegging van dit protocol alle
persoonsgegevens van personen ongeacht nationaliteit of verblijfplaats, overeenkomstig
hun nationale wetgeving, daarbij rekening houdende met internationale normen
inzake de bescherming van persoonsgegevens. DEEL III:
BEWAKING VAN DE TOELEVERINGSKETEN Artikel 6 Vergunning, gelijkwaardige goedkeuring of bewakingssysteem 1. Om de doelstellingen
van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging te behalen en met het oog op
het uitbannen van illegale handel in tabaksproducten en productieapparatuur,
zal elke partij het uitvoeren van de volgende activiteiten verbieden aan alle
natuurlijke of rechtspersonen, behalve op grond van een door een bevoegde
instantie in overeenstemming met de nationale wetgeving afgegeven vergunning of
gelijkwaardige goedkeuring (hierna “vergunning” genoemd) of
ingesteld bewakingssysteem: (a) produceren van tabaksproducten en
productieapparatuur; en (b) import of export van tabaksproducten en
productieapparatuur. 2. Elke partij zal
ernaar streven om natuurlijke of rechtspersonen die betrokken zijn bij het
volgende te voorzien van een vergunning, voor zover passend geacht, tenzij de
volgende activiteiten verboden worden door de nationale wetgeving: (a) het verkopen van tabaksproducten; (b) het verbouwen van tabak, behalve voor
traditionele telers, boeren en producenten op kleine schaal; (c) het transporteren van commerciële hoeveelheden
tabaksproducten of productieapparatuur; en (d) in het groot handelen in, het tussenhandelen in, het opslaan of distribueren van tabak en
tabaksproducten of productieapparatuur. 3. Met het oog op
het verzekeren van een effectief vergunningstelsel zal elke partij: (a) een bevoegde instantie of instanties oprichten
of aanwijzen om vergunningen uit te geven, te verlengen, op te schorten, in te
trekken en/of te annuleren, afhankelijk van de bepalingen van dit protocol, en
in overeenstemming met de nationale wetgeving om de activiteiten die
gespecificeerd zijn in lid 1 uit te voeren; (b) eisen dat elke aanvraag voor een vergunning
alle vereiste informatie bevat over de aanvrager, die in voorkomend geval het
volgende bevat: (i) als de aanvrager een natuurlijke persoon is, informatie
met betrekking tot zijn of haar identiteit, met inbegrip van volledige naam, handelsnaam, bedrijfsregistratienummer (indien aanwezig), toepasselijke fiscale registratienummers (indien aanwezig) en alle andere informatie om identificatie mogelijk te maken; (ii) als de aanvrager een rechtspersoon is,
informatie met betrekking tot de identiteit, met inbegrip van de volledige
wettelijke naam, handelsnaam, bedrijfsregistratienummer, datum en plaats van inschrijving, locatie van hoofdkantoor en hoofdvestiging, toepasselijke fiscale registratienummers,
kopieën van statuten of soortgelijke documenten, de bedrijfspartners, namen van de directeuren en van aangewezen wettelijke vertegenwoordigers, met inbegrip van alle andere informatie om
identificatie mogelijk te maken; (iii) de exacte bedrijfslocatie van de
productie-eenheden, opslaglocatie en
productiecapaciteit van het bedrijf dat bestuurd wordt door de aanvrager; (iv) details van
de tabaksproducten en productieapparatuur die onder deze aanvraag vallen, zoals
productbeschrijving, naam, eventueel geregistreerd handelsmerk, ontwerp, merk,
model of fabricage en serienummer van de productieapparatuur; (v) een beschrijving van de plaats waar de
productieapparatuur geïnstalleerd en gebruikt zal worden; (vi) documentatie of een verklaring met betrekking
tot een strafblad; (vii) volledige identificatie van de
bankrekeningen die bedoeld zijn voor gebruik bij de relevante transacties en
andere relevante betaalgegevens; en (viii) een beschrijving van het beoogde gebruik en
de beoogde verkoopmarkt voor de tabaksproducten, met speciale aandacht voor het
verzekeren dat de productie of levering van tabaksproducten evenredig is met
redelijkerwijs verwachte vraag; (c) in voorkomend geval, vergunningsbijdragen die
gevorderd kunnen worden, controleren en innen en overwegen deze te gebruiken
voor een doeltreffend beheer en handhaving van het vergunningstelsel of voor
volksgezondheidsdoeleinden of andere gerelateerde activiteiten in overeenstemming
met de nationale wetgeving; (d) geschikte maatregelen nemen om onregelmatige
of frauduleuze praktijken bij de uitvoering van het vergunningstelsel te
voorkomen, op te sporen en te onderzoeken; (e) maatregelen nemen, zoals periodieke
herziening, vernieuwing, inspectie of controle van vergunningen, indien nodig; (f) in voorkomende gevallen een termijn
vaststellen voor het verlopen van vergunningen en de daaropvolgende vereiste
heraanvraag of het bijwerken van de informatie van de aanvraag; (g) een natuurlijk of rechtspersoon met vergunning
verplichten om de bevoegde instantie vooraf te informeren over een wijziging
van de bedrijfslocatie of over significante wijzigingen in de informatie met
betrekking tot de activiteiten waarvoor de vergunning verleend is; (h) een natuurlijk of rechtspersoon met vergunning
verplichten om de bevoegde instantie te informeren over een aankoop of
verwijdering van productieapparatuur om passende maatregelen te nemen; en (i) verzekeren dat de vernietiging van dergelijke
productieapparatuur, of een deel daarvan, zal plaatsvinden onder toezicht van
de bevoegde instantie. 4. Elke partij zal
erop toezien dat er geen vergunning toegekend en/of overgedragen zal worden
zonder de juiste informatie, vermeld in lid 3, ontvangen te hebben van de
voorgestelde vergunningnemer en ook niet zonder voorafgaande goedkeuring van de
bevoegde instantie. 5. De Vergadering
van de partijen zal zich vijf jaar na het van kracht worden van dit protocol op
haar eerstvolgende zitting op basis van feitenmateriaal ervan vergewissen of er
voor de productie van tabaksproducten essentiële inputs te identificeren zijn
die kunnen worden onderworpen aan een effectief controlemechanisme. Op basis
van dergelijk onderzoek zal de Vergadering van de partijen gepaste maatregelen
overwegen. Artikel 7 Zorgvuldigheidsvereiste 1. Elke partij zal
in overeenstemming met haar nationale wetgeving en de doelstellingen van het
WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging vereisen dat alle natuurlijke en
rechtspersonen betrokken bij de toeleveringsketen van tabak, tabaksproducten en
productieapparatuur: (a) zorgvuldigheid aan de dag leggen voorafgaand
aan en gedurende het verloop van een zakelijke relatie; (b) de verkoop aan hun klanten controleren om te
verzekeren dat de hoeveelheden evenredig zijn met de vraag naar dergelijke
producten binnen de beoogde markt voor verkoop en gebruik; en (c) aan de bevoegde autoriteiten alle inlichtingen
verstrekken in het geval dat de klant betrokken is bij activiteiten die in
strijd zijn met de verplichtingen voortvloeiend uit dit protocol. 2. Zorgvuldigheid
in de zin van lid 1 houdt, waar zulks passend is, in overeenstemming met de
nationale wetgeving en de doelstellingen van het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging o.a. vereisten in voor het identificeren van klanten, zoals
het verkrijgen en bijwerken van informatie met betrekking tot het volgende: (a) vaststellen dat de natuurlijke of
rechtspersoon een vergunning heeft in overeenstemming met artikel 6; (b) wanneer de klant een natuurlijk persoon is,
informatie met betrekking tot zijn of haar identiteit, met inbegrip van
volledige naam, handelsnaam, bedrijfsregistratienummer (indien aanwezig),
toepasselijke fiscale registratienummers (indien aanwezig) en verificatie van
zijn of haar officiële identificatie; (c) wanneer de klant een rechtspersoon is,
informatie met betrekking tot de identiteit, met inbegrip van de volledige
naam, handelsnaam, bedrijfsregistratienummer,
datum en plaats van inschrijving, locatie van hoofdkantoor en hoofdvestiging,
toepasselijke fiscale registratienummers, kopieën van statuten of soortgelijke
documenten, de bedrijfspartners, namen
van de directeuren en van aangewezen
wettelijke vertegenwoordigers, met
inbegrip van de namen van de vertegenwoordigers en verificatie van hun officiële
identificatie; (d) een beschrijving van het beoogd gebruik en de
beoogde verkoopmarkt voor tabak, tabaksproducten of productieapparatuur; en (e) een beschrijving van waar de
productieapparatuur geïnstalleerd en gebruikt zal worden. 3. Zorgvuldigheid in de zin van lid 1 kan vereisten
inhouden voor het identificeren van klanten, zoals het verkrijgen en bijwerken
van informatie met betrekking tot het volgende: (a) documenten of een verklaring met betrekking
tot een strafblad; en (b) identificatie van de bankrekeningen die
bedoeld zijn voor gebruik bij transacties. 4. Elke partij zal op basis van de informatie
vermeld in lid 1, onder (c), alle nodige maatregelen nemen om naleving van de
verplichtingen voortvloeiend uit dit protocol te verzekeren, wat het aanmerken
van een klant binnen de rechterlijke bevoegdheid van de partij als geblokkeerde
klant in de zin van de nationale wetgeving kan omvatten. Artikel 8 Volgen en traceren 1. Ten behoeve van
verdere beveiliging van de toeleveringsketen en het assisteren bij onderzoek
naar illegale handel in tabaksproducten stemmen de partijen ermee in om binnen
vijf jaar na het in werking treden van dit protocol een regeling voor
wereldwijd volgen en traceren vast te stellen, bestaande uit nationale en/of
regionale systemen voor volgen en traceren en een wereldwijd steunpunt voor het
doorgeven van informatie, gevestigd bij het secretariaat van het Verdrag van
het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging, dat toegankelijk is voor alle
partijen, waardoor partijen in staat zijn om opsporingen te doen en relevante
informatie te ontvangen. 2. Elke partij zal
in overeenstemming met dit artikel een systeem dat gecontroleerd wordt door de
partij vaststellen voor het volgen en traceren van alle tabaksproducten die
geproduceerd of ingevoerd worden in haar grondgebied, waarbij rekening wordt
gehouden met hun eigen nationale of regionale specifieke behoeften en
beschikbare beste praktijk. 3. Met het oog op
het mogelijk maken van effectief volgen en traceren, zal elke partij vereisen
dat binnen een periode van vijf jaar unieke, veilige en niet-verwijderbare
identificatiemarkeringen (hierna "unieke identificatiemarkeringen"
genoemd), zoals codes of stempels, bevestigd worden aan of deel uitmaken van
alle eenheidspakketten en pakketten en alle buitenverpakking van sigaretten en
binnen een periode van tien jaar na het in werking treden van dit protocol voor
deze partij voor andere tabaksproducten. 4.1 Elke partij
zal, ten behoeve van lid 3, als onderdeel van de regeling voor wereldwijd volgen
en traceren, vereisen dat de volgende informatie beschikbaar is, ofwel direct
of toegankelijk via een link, om partijen te helpen bij het vaststellen van de
herkomst van tabaksproducten, alsmede in voorkomend geval het punt van
afleiding, en om toezicht en controle uit te oefenen op het verkeer van
tabaksproducten en hun wettelijke status: (a) datum en locatie van productie; (b) productiefaciliteit; (c) machine gebruikt
om tabaksproducten te produceren; (d) de productieshift of tijd van productie; (e) de naam, de factuur, het bestelnummer en betaalgegevens van de eerste klant die niet
verbonden is met de fabrikant; (f) de beoogde markt voor verkoop in het klein; (g) productbeschrijving; (h) opslag en verzending; (i) de identiteit van een bekende, latere koper; en (j) de beoogde
verzendingsroute, de
verzendingsdatum, de bestemming van de
verzending, het vertrekpunt en de geadresseerde. 4.2 De informatie onder (a), (b), (g) en
waar beschikbaar (f), zal deel uitmaken van de unieke identificatiemarkeringen. 4.3 Wanneer de informatie onder (f) niet beschikbaar is op het moment van
markeren, zullen de partijen de opname eisen van dergelijke informatie in
overeenstemming met artikel 15.2(a) van het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging. 5. Elke partij zal
binnen de tijdslimiet gespecificeerd in dit artikel eisen dat de informatie,
die vermeld is in lid 4, opgenomen is op het moment van productie, of op het
moment van de eerste verzending door een fabrikant of op het moment van import
in het grondgebied. 6. Elke partij zal
erop toezien dat de informatie opgenomen in lid 5 toegankelijk is voor die
partij door middel van een link met de unieke identificatiemarkeringen, die
vereist zijn overeenkomstig de leden 3 en 4. 7. Elke partij zal
erop toezien dat de informatie opgenomen in overeenstemming met lid 5, evenals
de unieke identificatiemarkeringen die dergelijke informatie toegankelijk maken
in overeenstemming met lid 6 opgenomen zullen worden in een formaat dat
vastgesteld of toegestaan is door de partij en haar bevoegde instanties. 8. Elke partij zal erop toezien dat de
informatie opgenomen in lid 5 op verzoek toegankelijk is voor het steunpunt
voor het wereldwijd doorgeven van informatie, overeenkomstig het bepaalde in
lid 9, door middel van een standaard elektronische veilige interface bij haar
nationale en/of regionale centrale punt. Het
steunpunt voor het wereldwijd doorgeven van informatie zal een lijst opstellen
met de bevoegde instanties van partijen en deze lijst beschikbaar maken voor
alle partijen. 9. Elke partij of de bevoegde instantie zal: (a) tijdig toegang hebben tot de informatie
beschreven in lid 4 door een zoekopdracht in te dienen bij het steunpunt voor
het wereldwijd doorgeven van informatie; (b) dergelijke informatie alleen vragen wanneer
dit nodig is voor het opsporen of onderzoeken van illegale handel in
tabaksproducten; (c) niet zonder reden informatie achterhouden; (d) informatieverzoeken met betrekking tot lid 4
beantwoorden in overeenstemming met de nationale wetgeving; en (e) alle informatie die wordt uitgewisseld
beschermen en behandelen als vertrouwelijk, zoals wederzijds overeengekomen. 10.
Elke partij vereist de verdere ontwikkeling en uitbreiding van het bereik van
het toepasselijke volg- en traceersysteem tot het punt waarop alle rechten,
relevante belastingen en, waar van toepassing, andere verplichtingen voldaan
zijn op het moment van productie, import of vrijgave van douane- of
accijnscontrole. 11. Partijen
zullen, zoals wederzijds overeengekomen, met elkaar en met de bevoegde
internationale organisaties samenwerken bij het doorgeven en ontwikkelen van
beste praktijken voor volg- en traceersystemen, met inbegrip van: (a) het vergemakkelijken van de ontwikkeling,
overdracht en aankoop van verbeterde volg- en traceertechnologie, met inbegrip van kennis, vaardigheden, capaciteit
en expertise; (b) ondersteuning voor training en programma’s
voor capaciteitsopbouw voor partijen die uiting geven aan een dergelijke
behoefte; en (c) verdere ontwikkeling van de technologie om
eenheidspakketten en pakketten met tabaksproducten te markeren en te scannen om
de informatie, die vermeld is in lid 4, beschikbaar te maken. 12. Verplichtingen die opgelegd zijn aan een
partij kunnen niet uitgevoerd worden door of gedelegeerd worden aan de
tabaksindustrie. 13. Elke partij zal ervoor zorgen dat haar
bevoegde instanties, die deelnemen aan het volg- en traceersysteem, uitsluitend
interactie met de tabaksindustrie en de vertegenwoordigers van de belangen van
de tabaksindustrie aangaan wanneer dit strikt noodzakelijk is voor de
tenuitvoerlegging van dit artikel. 14. Elke partij
kan eisen dat de tabaksindustrie alle kosten draagt die verbonden zijn aan de
verplichtingen van die partij op grond van dit artikel. Artikel 9 Bijhouden van registers 1. Elke partij
zal, zo nodig, eisen dat alle natuurlijke en rechtspersonen die betrokken zijn
bij de toeleveringsketen van tabak, tabaksproducten en productieapparatuur
volledige en nauwkeurige registers bijhouden over alle relevante transacties. Dergelijke registers moeten het mogelijk
maken het gebruik van materialen bij de productie van de tabaksproducten
volledig te verantwoorden. 2. Elke partij
zal, zo nodig, eisen dat personen die een vergunning hebben in overeenstemming
met artikel 6, op verzoek de volgende informatie verschaffen aan de bevoegde
instanties: (a) algemene informatie over marktvolumes, trends,
voorspellingen en andere relevante informatie; en (b) de hoeveelheid tabaksproducten en
productieapparatuur in het bezit, in bewaring of in beheer van de vergunninghouder, die bewaard wordt in opslag, in belasting- en douane-entrepots op grond van de
doorvoer- of overladingsregeling of schorsing van rechten vanaf de datum van
het verzoek. 3. Elke partij
zal, zo nodig, met betrekking tot tabaksproducten en productieapparatuur, die
binnen het grondgebied van de partij verkocht of geproduceerd zijn voor export,
of die onderhevig zijn aan verkeer met schorsing van rechten in doorvoer of
overlading binnen het grondgebied van de partij, eisen dat personen met een vergunning
in overeenstemming met artikel 6 op verzoek de volgende informatie verschaffen
aan de bevoegde instanties in het land van vertrek (elektronisch waar de
infrastructuur bestaat) op het moment van hun vertrek: (a) de datum van verzending vanaf het laatste punt
waar de producten fysiek gecontroleerd zijn; (b) de details over de verzonden producten (met
inbegrip van merk, hoeveelheid, opslagplaats); (c) de beoogde verzendroutes en bestemming; (d) de identiteit van de natuurlijke of
rechtsperso(o)n(en) aan wie de producten verzonden worden; (e) het vervoersmiddel, met inbegrip van de
identiteit van de vervoerder; (f) de verwachte aankomstdatum van de verzending
op de beoogde bestemming van de verzending; en (g) de beoogde markt voor detailhandel of gebruik. 4. Indien
uitvoerbaar zal elke partij eisen dat detailhandelaren en tabakstelers, met
uitzondering van traditionele telers die op niet-commerciële basis werken,
volledige en nauwkeurige registers bijhouden van alle relevante transacties
waarbij zij betrokken zijn, in overeenstemming met de nationale wetgeving. 5. Ten behoeve van
de tenuitvoerlegging van lid 1 zal elke partij effectieve wetgevende,
uitvoerende, bestuurlijke of andere maatregelen nemen om te eisen dat alle
registers: (a) gedurende een periode van minimaal vier jaar
bewaard worden; (b) ter beschikking gesteld worden aan de bevoegde
instanties; en (c) bewaard worden in een indeling die door de
bevoegde instanties wordt verlangd. 6. Elke partij zal, indien mogelijk en
afhankelijk van de nationale wetgeving, een systeem vaststellen voor het
doorgeven aan andere partijen van informatie uit alle registers die bijgehouden
zijn in overeenstemming met dit artikel. 7. Partijen zullen
ernaar streven samen te werken met elkaar en met bevoegde internationale
organisaties aan het progressief doorgeven en ontwikkelen van verbeterde
systemen voor het bijhouden van registers. Artikel 10 Veiligheid en voorzorgsmaatregelen 1. Elke partij zal
waar mogelijk in overeenstemming met de nationale wetgeving en de doelstellingen
van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging eisen dat alle natuurlijke
en rechtspersonen als bedoeld in artikel 6 de nodige maatregelen nemen om te
voorkomen dat tabaksproducten terechtkomen in illegale handelskanalen, onder
andere: (a) het melden aan de bevoegde instanties: (i) van grensoverschrijdende overdrachten van
contanten in hoeveelheden die vastgesteld zijn in de nationale wetgeving of van
grensoverschrijdende betalingen in natura;
en (ii) van alle “verdachte
transacties”; en (b) het uitsluitend leveren van tabaksproducten of
productieapparatuur in hoeveelheden die evenredig zijn met de vraag naar
dergelijke producten binnen de beoogde markt voor detailhandel of voor gebruik.
2. Elke partij zal
waar mogelijk, in overeenstemming met de nationale wetgeving en de
doelstellingen van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging, eisen dat
betalingen voor transacties, die uitgevoerd worden door natuurlijke of
rechtspersonen als bedoeld in artikel 6,
uitsluitend toegestaan worden in de valuta en voor hetzelfde bedrag als op de
factuur, en uitsluitend mogelijk zijn via wettige betaalmethoden van
financiële instellingen, die zich bevinden binnen het grondgebied van de
beoogde markt, en niet uitgevoerd zullen worden via een alternatief geldtransactiesysteem. 3. Een partij mag eisen dat betalingen die
uitgevoerd worden door natuurlijke of rechtspersonen als bedoeld in artikel 6
voor materialen die gebruikt worden voor het produceren van tabaksproducten
binnen haar rechterlijke bevoegdheid, uitsluitend toegestaan worden in de
valuta en voor hetzelfde bedrag als op de factuur en uitsluitend mogelijk zijn
via wettige betaalmethoden van financiële instellingen, die zich bevinden
binnen het grondgebied van de beoogde markt, en niet uitgevoerd zullen worden
via een alternatief geldtransactiesysteem. 4. Elke partij zal
ervoor zorgen dat elke schending van de vereisten van dit artikel onderhevig is
aan gepaste strafrechtelijke, civielrechtelijke of bestuurlijke procedures en
effectieve, proportionele en afschrikkende sancties zoals, naargelang van het
geval, opschorting of annulering van een vergunning. Artikel 11 Verkoop via internet, telecommunicatie of andere nieuwe technologieën 1. Elke partij zal
eisen dat alle natuurlijke en rechtspersonen die betrokken zijn bij een
transactie met betrekking tot tabaksproducten via internet, telecommunicatie of
een andere op nieuwe technologieën gebaseerde verkoopwijze, voldoen aan alle
relevante verplichtingen die onder dit protocol vallen. 2. Elke partij zal
overwegen om detailhandelverkoop van tabaksproducten via internet,
telecommunicatie of een andere op nieuwe technologieën gebaseerde verkoopwijze
te verbieden. Artikel 12 Vrije zones en internationale doorvoer 1. Elke partij zal
binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit protocol voor die partij
effectieve maatregelen ten uitvoer leggen voor alle productie van en
transacties in tabak en tabaksproducten in vrije zones met gebruik van alle
relevante maatregelen, zoals bepaald in dit protocol. 2. Bovendien zal
het vermengen van tabaksproducten met niet-tabaksproducten in een enkele
container of een andere soortgelijke vervoerseenheid op het moment van
verwijdering uit vrije zones verboden worden.
3. Elke partij zal
in overeenstemming met de nationale wetgeving controle- en
verificatiemaatregelen aannemen en toepassen op de internationale doorvoer of
overlading binnen haar grondgebied van tabaksproducten en productieapparatuur
in overeenstemming met de bepalingen van dit protocol om illegale handel in
dergelijke producten te voorkomen. Artikel 13 Rechtenvrije verkoop 1. Elke partij zal
effectieve maatregelen ten uitvoer leggen om alle rechtenvrije verkopen te
onderwerpen aan alle relevante bepalingen van dit protocol, rekening houdend met artikel 6 van het WHO-Kaderverdrag
inzake tabaksontmoediging. 2. De Vergadering
van de partijen zal niet meer dan vijf jaar na het in werking treden van dit
protocol verzekeren dat bij haar volgende bijeenkomst op feiten gebaseerd
onderzoek is verricht om de omvang van illegale handel in tabaksproducten in
verband met de rechtenvrije verkoop van dergelijke producten te bepalen. Op
basis van dergelijk onderzoek zal de Vergadering van de partijen verdere
gepaste maatregelen overwegen. DEEL IV:
DELICTEN Artikel 14 Onwettige gedragingen inclusief strafbare feiten 1. Elke partij zal
in overeenstemming met de basisprincipes van haar binnenlandse wetgeving
wetgevende en, zo nodig, andere maatregelen aannemen om alle volgende
gedragingen in de binnenlandse wetgeving als onwettig aan te merken: (a) productie, groothandel, tussenhandel, verkoop,
transport, distributie, opslag, verzending, import of export van tabak,
tabaksproducten of productieapparatuur in strijd met de bepalingen van dit
protocol; (b) (i) productie, groothandel, tussenhandel,
verkoop, transport, distributie, opslag, verzending, import of export van
tabak, tabaksproducten of productieapparatuur zonder de betaling van
toepasselijke rechten, belastingen en andere heffingen of zonder de
toepasselijke stempels, unieke identificatiemarkeringen, of enige andere
vereiste markeringen of etiketten; (ii) enige andere smokkelhandelingen of poging tot
smokkelen van tabak, tabaksproducten of productieapparatuur die niet vallen
onder (b)(i); (c) (i) enige andere vorm van illegale
productie van tabak, tabaksproducten of productieapparatuur, of
tabaksverpakkingen met valse belastingstempels, unieke identificatiemarkeringen
of andere vereiste markeringen of etiketten; (ii) groothandel, tussenhandel, verkoop,
transport, distributie, opslag, verzending, import of export van illegaal
geproduceerde tabak, illegale tabaksproducten, producten met valse
belastingstempels en/of andere vereiste markeringen of etiketten, of illegale
productieapparatuur; (d) tabaksproducten vermengen met
niet-tabaksproducten tijdens de voortgang van de toeleveringsketen met het doel
om tabaksproducten te verstoppen of te verhullen; (e) vermengen van tabaksproducten met
niet-tabaksproducten in strijd met artikel 12.2 van dit protocol; (f) met gebruik van internet, telecommunicatie
of andere op nieuwe technologieën gebaseerde verkoopwijzen van tabaksproducten
in strijd met dit protocol; (g) het verkrijgen van tabak, tabaksproducten of
productieapparatuur door een persoon met een vergunning in overeenstemming met
artikel 6 van een persoon die moet beschikken over een vergunning in
overeenstemming met artikel 6, maar die hier niet over beschikt; (h) het hinderen van een overheidsfunctionaris of
een bevoegde functionaris bij het uitvoeren van taken met betrekking tot het
voorkomen, afschrikken, opsporen, onderzoeken of beëindigen van illegale handel
in tabak, tabaksproducten of productieapparatuur; (i) ( i) het afleggen van een materiële
verklaring die vals, misleidend of onvolledig is, of het nalaten om vereiste
informatie te verschaffen aan een overheidsfunctionaris of een bevoegde
functionaris tijdens het uitvoeren van taken met betrekking tot het voorkomen,
afschrikken, opsporen, onderzoeken of beëindigen van illegale handel in tabak,
tabaksproducten of productieapparatuur en wanneer niet in strijd met het recht
tegen zelfincriminatie; (ii) de beschrijving, hoeveelheid of waarde van
tabak, tabaksproducten of productieapparatuur of enige andere informatie die
gespecificeerd is in het protocol onjuist aangeven om: (a) de betaling van toepasselijke rechten,
belastingen en andere heffingen te ontduiken, of (b) controlemaatregelen voor het voorkomen,
afschrikken, opsporen, onderzoeken of beëindigen van illegale handel in tabak,
tabaksproducten of productieapparatuur te schaden; (iii) nalaten om registers, die onder dit protocol
vallen, te creëren of bij te houden of valse registers bijhouden; en (j) witwassen van
opbrengsten uit een onrechtmatige gedraging die op grond van lid 2 is
vastgesteld als een strafbaar feit. 2. Elke partij zal
afhankelijk van de basisprincipes van haar binnenlandse wetgeving bepalen welke
onwettige gedragingen, die vermeld zijn in lid 1, of andere gedragingen met
betrekking tot illegale handel in tabak, tabaksproducten en productieapparatuur
die in strijd zijn met de bepalingen van dit protocol, strafbare feiten zullen
zijn en nemen wetgevende en andere maatregelen die nodig kunnen zijn om een
dergelijke bepaling uit te voeren. 3. Elke partij zal
het secretariaat van dit Protocol informeren welke van de onwettige
gedragingen, die vermeld zijn in lid 1 en 2, de partij aangemerkt heeft als
strafbare feiten in overeenstemming met lid 2 en zal het secretariaat voorzien
van kopieën van haar wetten, of een beschrijving daarvan, die uitvoering geven
aan lid 2, en van latere wijzigingen van dergelijke wetten. 4. Partijen worden
aangemoedigd om hun nationale wetgeving met betrekking tot witwassen,
wederzijdse rechtshulp en uitlevering te herzien, rekening houdende met
internationale verdragen waarbij zij partij zijn, om te waarborgen dat deze
effectief is waar het gaat om het handhaven van de bepalingen van dit protocol
en zodoende de internationale samenwerking te versterken bij het bestrijden van
strafbare feiten met betrekking tot illegale handel in tabak, tabaksproducten
en productieapparatuur. Artikel 15 Aansprakelijkheid van rechtspersonen 1. Elke partij zal
de nodige maatregelen aannemen in overeenstemming met haar juridische principes
om de aansprakelijkheid van rechtspersonen vast te stellen voor de onwettige
gedragingen, met inbegrip van strafbare feiten, die zijn vastgesteld in
overeenstemming met artikel 14 van dit protocol. 2. Afhankelijk van
de juridische beginselen van elke partij kan de aansprakelijkheid van
rechtspersonen strafrechtelijk, civielrechtelijk of bestuurlijk zijn. 3. Dergelijke
aansprakelijkheid doet geen afbreuk aan de aansprakelijkheid van de natuurlijke
personen die zich bezighouden met de onwettige gedragingen of die de strafbare
feiten, die vastgesteld zijn in overeenstemming met de nationale wetgeving,
regelingen en artikel 14 van dit protocol, gepleegd hebben. Artikel 16 Vervolgingen en sancties 1. Elke partij zal de nodige maatregelen aannemen in
overeenstemming met de nationale wetgeving om te verzekeren dat natuurlijke en
rechtspersonen die verantwoordelijk gehouden worden voor de onwettige
gedragingen, met inbegrip van strafbare feiten die vastgesteld zijn in
overeenstemming met artikel 14, onderworpen worden aan effectieve,
proportionele en afschrikkende strafrechtelijke of niet strafrechtelijke
sancties, met inbegrip van geldelijke sancties. 2. Elke partij zal
zich inspannen om te verzekeren dat wettelijke beoordelingsbevoegdheid op grond
van haar binnenlandse wetgeving met betrekking tot vervolging van personen voor
de onwettige gedragingen, met inbegrip van strafbare feiten, die zijn
vastgesteld in overeenstemming met artikel 14, uitgevoerd wordt om de
effectiviteit van wetshandhavingsmaatregelen met betrekking tot dergelijke
onwettige gedragingen, met inbegrip van strafbare feiten, te maximaliseren en
met inachtneming van de noodzaak om het begaan van een dergelijke onwettige
gedraging, met inbegrip van strafbare feiten, af te schrikken. 3. Niets in dit
protocol zal van invloed zijn op het beginsel dat de beschrijving van de
onwettige gedragingen, met inbegrip van strafbare feiten, vastgesteld in
overeenstemming met dit protocol, en van de toepasselijke juridische
verdediging of andere juridische beginselen die de wettigheid van gedragingen
regeren, voorbehouden is aan de binnenlandse wetgeving van een partij en dat
dergelijke onwettige gedragingen, met inbegrip van strafbare feiten, vervolgd
en bestraft zullen worden in overeenstemming met die wetgeving. Artikel 17 Betalingen bij inbeslagneming Partijen moeten,
in overeenstemming met hun binnenlandse wetgeving, overwegen om dergelijke
juridische en andere maatregelen aan te nemen die nodig kunnen zijn om de
bevoegde instanties in staat te stellen om een bedrag van de producent,
fabrikant, distributeur, importeur of exporteur van in beslag genomen tabak,
tabaksproducten en/of productieapparatuur te vorderen dat proportioneel is aan
de gederfde belastingen en rechten. Artikel 18 Verwijdering of vernietiging Alle in beslag
genomen tabak, tabaksproducten en productieapparatuur zullen zoveel mogelijk
vernietigd worden met gebruik van milieuvriendelijke methoden, of verwijderd
worden in overeenstemming met de nationale wetgeving. Artikel 19 Speciale opsporingstechnieken 1. Elke partij
zal, indien dit wordt toegestaan door de basisbeginselen van haar binnenlandse
wetgeving, binnen de mogelijkheden en op grond van de condities die worden
voorgeschreven door de binnenlandse wetgeving, de nodige maatregelen nemen om
het gepaste gebruik van gecontroleerde aflevering en, waar dit nodig geacht
wordt, het gebruik van andere speciale opsporingstechnieken, zoals
elektronische of andere vormen van toezicht en undercoveroperaties, door haar
bevoegde instanties binnen het grondgebied mogelijk te maken om illegale handel
in tabak, tabaksproducten of productieapparatuur effectief te bestrijden. 2. Ten behoeve van
het onderzoeken van de strafbare feiten die vastgesteld zijn in overeenstemming
met artikel 14 worden de partijen aangemoedigd om, zo nodig, gepaste bilaterale
of multilaterale overeenkomsten of regelingen af te sluiten voor het gebruik
van de technieken als bedoeld in lid 1 in het kader van samenwerking op
internationaal niveau. 3. Bij afwezigheid
van een overeenkomst of regeling in de zin van lid 2 moeten besluiten om
dergelijke speciale opsporingstechnieken te gebruiken op international niveau
genomen worden per geval en kunnen, zo nodig, rekening houden met financiële
regelingen en afspraken met betrekking tot het uitoefenen van rechterlijke
bevoegdheid door de betrokken partijen. 4. Partijen
erkennen het belang en de noodzaak van internationale samenwerking en
assistentie op dit gebied en zullen met elkaar en met internationale
organisaties samenwerken aan het ontwikkelen van capaciteit om de doelen van
dit artikel te bereiken. DEEL V:
INTERNATIONALE SAMENWERKING Artikel 20 Algemene informatie-uitwisseling 1. Partijen
zullen, ten behoeve van het realiseren van de doelstellingen van dit protocol
en als onderdeel van het rapportage-instrument van het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging waar nodig relevante informatie verstrekken, in
overeenstemming met de binnenlandse wetgeving, betreffende onder andere: (a) getotaliseeerde gegevens over inbeslagnames
van tabak, tabaksproducten of productieapparatuur, hoeveelheid, waarde van
inbeslagnames, productbeschrijvingen, data en plaatsen van productie; en
ontdoken belastingen; (b) import, export, doorvoer, verkopen met belastingaftrek en
rechtenvrije verkopen en hoeveelheid of waarde van de productie van tabak,
tabaksproducten of productieapparatuur; (c) trends, verstopmethoden en werkwijzen gebruikt
bij illegale handel in tabak, tabaksproducten of productieapparatuur; en (d) alle andere informatie, zoals overeengekomen
door de partijen. 2. Partijen zullen
met elkaar en met bevoegde internationale organisaties samenwerken om de
capaciteiten van partijen op te bouwen om informatie te verzamelen en uit te
wisselen. 3. Partijen zullen
de genoemde informatie beschouwen als vertrouwelijk en uitsluitend voor het
gebruik van de partijen, tenzij anders vermeld door de verzendende partij. Artikel 21 Uitwisseling van informatie voor rechtshandhavingsdoeleinden 1. Partijen zullen
afhankelijk van de binnenlandse wetgeving of toepasselijke internationale
verdragen, indien van toepassing, de volgende informatie verstrekken op eigen
initiatief of op verzoek van een partij die gegronde redenen aanvoert dat
dergelijke informatie nodig is ten behoeve van opsporing of onderzoek van
illegale handel in tabak, tabaksproducten of productieapparatuur: (a) vergunningsregisters voor de betrokken
natuurlijke en rechtspersonen; (b) informatie
voor het identificeren, controleren en vervolgen van natuurlijke of
rechtspersonen die betrokken zijn bij de illegale handel in tabak,
tabaksproducten of productieapparatuur; (c) registers
over onderzoeken en vervolgingen; (d) betalingsregisters voor import, export of
rechtenvrije verkopen van tabak, tabaksproducten of productieapparatuur; en (e) details
over inbeslagnames van tabak, tabaksproducten of productieapparatuur (inclusief referentie-informatie van de
zaak indien van toepassing, hoeveelheid, waarde van inbeslagname, productbeschrijving, betrokken
entiteiten, datum en plaats van
productie) en werkwijzen (inclusief
transportmiddelen, verberging, route en opsporing). 2. De informatie
die op grond van dit artikel ontvangen wordt van de partijen zal exclusief
gebruikt worden voor de doelstellingen van dit protocol. Partijen kunnen specificeren dat dergelijke informatie niet
doorgegeven mag worden zonder de toestemming van de partij die de informatie
heeft verstrekt. Artikel 22 Informatie-uitwisseling: vertrouwelijkheid en bescherming van
informatie 1. Elke partij zal
de bevoegde nationale instantie aanwijzen waaraan de gegevens als bedoeld in de
artikelen 20, 21 en 24, verstrekt worden en zal de partijen daarvan op de
hoogte stellen via het secretariaat van het Verdrag. 2.
De uitwisseling van informatie op grond van dit protocol zal onderworpen zijn
aan de binnenlandse wetgeving met betrekking tot vertrouwelijkheid en privacy. Partijen zullen, zoals wederzijds
overeengekomen, alle uitgewisselde vertrouwelijke informatie beschermen. Artikel 23 Assistentie en samenwerking: opleiding, technische bijstand en
samenwerking in wetenschappelijke, technische en technologische aangelegenheden 1. Partijen zullen
met elkaar en/of via bevoegde internationale en regionale organisaties
samenwerken voor het verschaffen van opleiding, technische bijstand en
samenwerking in wetenschappelijke, technische en technologische aangelegenheden
om de doelstellingen van dit protocol te realiseren, zoals wederzijds
overeengekomen. Dergelijke
assistentie kan bestaan uit het overdragen van expertise of geschikte
technologie op het gebied van informatievergaring, wetshandhaving, volgen en
traceren, informatiebeheer, bescherming van persoonsgegevens, verboden,
elektronisch toezicht, forensische analyse, wederzijdse rechtshulp en
uitlevering. 2. Partijen
kunnen, zo nodig, bilaterale, multilaterale of andere overeenkomsten of
regelingen aangaan om opleiding, technische bijstand en samenwerking in
wetenschappelijke, technische en technologische kwesties te bevorderen met
inachtneming van de behoeften van partijen in ontwikkelingslanden en partijen
met een overgangseconomie. 3. Partijen zullen, zo nodig, samenwerken om
de mogelijkheden voor het bepalen van de exacte geografische herkomst van in
beslag genomen tabak en tabaksproducten te ontwikkelen en te bestuderen. Artikel 24 Assistentie en samenwerking: onderzoek en vervolging van delicten 1. Partijen
zullen, in overeenstemming met hun binnenlandse wetgeving, alle nodige
maatregelen nemen om samenwerking te versterken door middel van multilaterale,
regionale of bilaterale regelingen voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken,
vervolgen en bestraffen van natuurlijke of rechtspersonen die betrokken zijn
bij illegale handel in tabak, tabaksproducten of productieapparatuur. 2. Elke partij zal
ervoor zorgen dat bestuurlijke, regelgevende, wetshandhavings- en andere
instanties die betrokken zijn bij het bestrijden van illegale handel in tabak,
tabaksproducten of productieapparatuur (inclusief justitiële instanties, indien
toegestaan op grond van binnenlandse wetgeving) samenwerken en relevante
informatie uitwisselen op nationaal en internationaal niveau binnen de
voorgeschreven bepalingen van haar binnenlandse wetgeving. Artikel 25 Bescherming van soevereiniteit 1. Partijen zullen
hun verplichtingen op grond van dit protocol uitvoeren op een wijze die
consistent is met de beginselen van soevereine gelijkheid en territoriale
integriteit van staten en het beginsel van niet-inmenging in de binnenlandse
aangelegenheden van andere staten. 2. Niets in dit
protocol geeft een partij het recht om op het grondgebied van een andere staat
rechtsmacht uit te oefenen en functies uit te voeren die volgens de
binnenlandse wetgeving exclusief voorbehouden zijn aan de instanties van die
andere staat. Artikel 26 Rechterlijke bevoegdheid 1. Elke partij zal
de nodige maatregelen aannemen om haar rechterlijke bevoegdheid over de in
overeenstemming met artikel 14 vastgestelde strafbare feiten te bepalen
wanneer: (a) het delict gepleegd is op het grondgebied van
die partij; of (b) het delict gepleegd is aan boord van een schip
dat vaart onder de vlag van die partij of een vliegtuig dat geregistreerd is
volgens de wetgeving van die partij op het moment dat het delict gepleegd werd. 2. Overeenkomstig
artikel 25 mag een partij tevens haar rechterlijke bevoegdheid bepalen over een
dergelijk strafbaar feit wanneer: (a) het delict gepleegd is tegen die partij; (b) het delict gepleegd is door een onderdaan van
die partij of een staatloos persoon die zijn of haar normale verblijfplaats op
haar grondgebied van de partij heeft; of (c) het delict één van de delicten is die zijn
vastgesteld in overeenstemming met artikel 14 en gepleegd werd buiten haar
grondgebied met het oog op het begaan van een delict dat in overeenstemming met
artikel 14 is vastgesteld binnen het grondgebied. 3. Ten behoeve van
artikel 30 zal elke partij dergelijke maatregelen aannemen die nodig zijn om
haar rechterlijke bevoegdheid over de strafbare feiten die vastgesteld zijn in
overeenstemming met artikel 14 te bepalen wanneer de vermeende overtreder zich
op haar grondgebied bevindt en de partij deze persoon niet uitlevert louter om
de reden dat hij of zij onderdaan van de partij is. 4. Elke partij kan
tevens dergelijke maatregelen aannemen die nodig zijn om haar rechterlijke
bevoegdheid over de strafbare feiten die vastgesteld zijn in overeenstemming
met artikel 14 te bepalen wanneer de vermeende overtreder zich bevindt op haar
grondgebied van de partij en de partij hem of haar niet uitlevert. 5. Indien een
partij die haar rechterlijke bevoegdheid op grond van de leden 1 en 2
uitoefent, geïnformeerd is, of op andere wijze te weten is gekomen dat één of
meer partijen een onderzoek, vervolging of gerechtelijke procedure uitvoeren
met betrekking tot dezelfde gedraging, zullen de bevoegde instanties van die
partijen met elkaar overleggen om hun optreden te coördineren. 6. Ongeacht de normen van de algemene internationale wetgeving sluit
dit protocol niet het uitoefenen van strafrechtspraak, die is vastgesteld door
een partij in overeenstemming met haar binnenlandse wetgeving, uit. Artikel 27 Samenwerking op het gebied van rechtshandhaving 1. Elke partij
zal, in overeenstemming met haar respectievelijke binnenlandse wetgeving en
bestuurlijke systemen, effectieve maatregelen nemen om: (a) waar nodig, communicatiekanalen te verbeteren
en vast te stellen tussen de bevoegde instanties, agentschappen en diensten om
de veilige en snelle uitwisseling van informatie met betrekking tot alle
aspecten van de strafbare feiten die vastgesteld zijn in overeenstemming met
artikel 14 te vergemakkelijken; (b) te zorgen voor effectieve samenwerking tussen
de bevoegde instanties, agentschappen, douanediensten, politie en andere
rechtshandhavingsorganen; (c) samen te werken met andere partijen bij het
inwinnen van inlichtingen in specifieke zaken met betrekking tot strafbare
feiten die zijn vastgesteld in overeenstemming met artikel 14 met betrekking
tot: (i) de identiteit, verblijfplaats en activiteiten van personen die verdacht worden
van betrokkenheid bij dergelijke delicten, of de locatie van andere betrokken
personen; (ii) het verkeer van opbrengst van misdrijven of eigendom afkomstig uit het begaan van
dergelijke delicten; en (iii) het verkeer van eigendom, apparatuur of
andere hulpmiddelen die gebruikt zijn tijdens of bedoeld zijn voor gebruik
tijdens het begaan van dergelijke delicten; (d) indien nodig, de nodige artikelen of
hoeveelheden van substanties voor analytische of onderzoeksdoeleinden te
verschaffen; (e) effectieve coördinatie te vergemakkelijken
tussen haar bevoegde instanties, agentschappen en diensten en de uitwisseling
van personeel en andere experts te bevorderen, met inbegrip van de inschakeling
van verbindingsfunctionarissen, overeenkomstig bilaterale overeenkomsten of
regelingen tussen de betrokken partijen; (f) relevante informatie over specifieke middelen
en methoden, die door natuurlijke of rechtspersonen gebruikt worden bij het begaan
van dergelijke delicten, uit te wisselen met andere partijen, inclusief, waar
van toepassing, routes en vervoermiddelen en het gebruik van valse
identiteiten, gewijzigde of valse documenten of andere middelen om hun
activiteiten te verbergen; en (g) relevante informatie uit te wisselen en
bestuurlijke en andere maatregelen, die genomen zijn ten behoeve van het vroeg
identificeren van de strafbare feiten die vastgesteld zijn in overeenstemming
met artikel 14, te coördineren. 2. Partijen zullen
met het oog op het uitvoeren van dit protocol overwegen om bilaterale of
multilaterale overeenkomsten of regelingen over directe samenwerking tussen hun
wetshandhavingsdiensten aan te gaan en, indien dergelijke overeenkomsten of
regelingen reeds bestaan, deze overeenkomstig aan te passen. Bij afwezigheid van dergelijke
overeenkomsten of regelingen tussen de betrokken partijen kunnen de partijen
dit protocol beschouwen als de basis voor wederzijdse samenwerking op het
gebied van rechtshandhaving met betrekking tot de delicten die vallen onder dit
protocol. Partijen zullen, indien
mogelijk, volledig gebruikmaken van de overeenkomsten of regelingen met
betrekking tot internationale of regionale organisaties om de samenwerking
tussen hun wetshandhavingsdiensten te verbeteren. 3. Partijen zullen
ernaar streven samen te werken binnen de grenzen van hun middelen om te
reageren op internationale illegale handel in tabaksproducten waarbij moderne
technologie wordt gebruikt. Artikel 28 Wederzijdse administratieve bijstand Partijen zullen in
overeenstemming met hun respectievelijke binnenlandse juridische en
bestuurlijke systemen elkaar op verzoek of uit eigen initiatief voorzien van
informatie om de juiste toepassing van douane- en andere relevante wetgeving
bij het voorkomen, opsporen, onderzoeken, vervolgen en bestrijden van illegale
handel in tabak, tabaksproducten of productieapparatuur te verzekeren. De partijen zullen de genoemde informatie
beschouwen als vertrouwelijk en voor beperkt gebruik, tenzij anders vermeld
door de verzendende partij. Dergelijke
informatie kan bestaan uit: (a) nieuwe douane- en andere technieken voor
wetshandhaving met bewezen effectiviteit; (b) nieuwe trends, middelen of methoden om zich bezig te
houden met illegale handel in tabak, tabaksproducten en productieapparatuur; (c) goederen
waarvan bekend is dat zij het voorwerp van illegale handel in tabak,
tabaksproducten en productieapparatuur uitmaken, evenals details van de
beschrijving, de verpakking, het transport en de opslag en methoden die gebruikt
worden met betrekking tot deze goederen; (d) natuurlijke of rechtspersonen waarvan bekend
is dat zij een delict gepleegd hebben of deelgenomen hebben aan een delict in
overeenstemming met artikel 14; en (e) andere gegevens die de aangewezen diensten kunnen
helpen bij risicoanalyse ten behoeve van controle- en andere
handhavingsdoeleinden. Artikel 29 Wederzijdse rechtshulp 1. Partijen zullen elkaar zoveel mogelijk
wederzijdse rechtshulp verlenen bij onderzoeken, vervolgingen en gerechtelijke
procedures met betrekking tot strafbare feiten die vastgesteld zijn in
overeenstemming met artikel 14 van dit protocol. 2. Wederzijdse rechtshulp zal zover mogelijk
verleend worden door de verzochte partij onder relevante wetgeving, verdragen,
overeenkomsten en regelingen met betrekking tot onderzoeken, vervolgingen en
gerechtelijke procedures met betrekking tot de delicten waarvoor rechtspersonen
verantwoordelijk gehouden kunnen worden in overeenstemming met artikel 15 van
dit protocol door de verzoekende partij. 3. Wederzijdse
rechtshulp die verleend wordt in overeenstemming met dit artikel kan gevraagd
worden voor de volgende doeleinden: (a) het opnemen van bewijs of verklaringen van
personen; (b) betekening van gerechtelijke stukken; (c) het uitvoeren van huiszoekingen en inbeslagneming, en bevriezing; (d) het onderzoeken van objecten en locaties; (e) het verschaffen van informatie, bewijsstukken en taxaties van experts; (f) het verschaffen van originele of
gecertificeerde exemplaren van relevante documenten en registers, met inbegrip
van regerings-, bank-, financiële, bedrijfs- of zakelijke registers; (g) het identificeren of traceren van misdaad,
eigendom, hulpmiddelen of andere zaken ten behoeve van bewijsvoering; (h) het vergemakkelijken van het vrijwillig verschijnen
van personen voor de verzoekende partij; en (i) alle andere hulp die niet in strijd is met de
binnenlandse wetgeving van de verzochte partij. 4. Dit artikel zal
geen invloed hebben op de verplichtingen op grond van een ander bilateraal of
multilateraal verdrag dat wederzijdse rechtshulp in zijn geheel of gedeeltelijk
regeert of zal regeren. 5. De leden 6 tot
24 zullen op basis van wederkerigheid van toepassing zijn op verzoeken die
ingediend zijn volgens dit artikel indien de partijen in kwestie niet gebonden
zijn door een verdrag of intergouvernementele overeenkomst voor wederzijdse
rechtshulp. Indien de partijen gebonden zijn door een dergelijk verdrag of een
dergelijke intergouvernementele overeenkomst, zullen de overeenkomstige
bepalingen van dat verdrag of die intergouvernementele overeenkomst van
toepassing zijn, tenzij de partijen ermee instemmen om lid 6 tot 24 in plaats
daarvan toe te passen. Partijen
wordt sterk aangeraden om deze leden toe te passen indien zij de samenwerking
versoepelen. 6. Partijen zullen
een centrale instantie aanwijzen die de verantwoordelijkheid en macht zal
hebben om verzoeken voor wederzijdse rechtshulp te ontvangen en om deze ofwel
uit te voeren of over te dragen aan hun respectievelijke bevoegde instantie
voor uitvoering. Wanneer een partij
een speciale regio of speciaal grondgebied heeft met een apart systeem voor
wederzijdse rechtshulp, kan de partij een aparte centrale instantie aanwijzen
die dezelfde functie heeft voor die regio of voor dat grondgebied. Centrale instanties zullen zorgen voor de
snelle en juiste uitvoering of overdracht van de ontvangen verzoeken. Wanneer
de centrale instantie het verzoek overdraagt aan een bevoegde instantie voor
uitvoering, zal de instantie bij de bevoegde instantie aandringen op de snelle
en juiste uitvoering van het verzoek.
Elke partij zal het Hoofd van het secretariaat van het Verdrag
informeren op het moment van toetreding, aanvaarding, goedkeuring, formele
bevestiging of ratificatie van dit protocol van de voor dit doel toegewezen
centrale instantie. De overdracht van
verzoeken voor wederzijdse rechtshulp en hieraan gerelateerde communicatie
zullen van kracht worden tussen de door de partijen aangewezen centrale
instanties. Deze eis zal geen
afbreuk doen aan het recht van een partij om te vereisen dat dergelijke
verzoeken en communicatie gericht zijn aan de instantie via het diplomatieke
kanaal en, in dringende omstandigheden, waar de partijen instemmen via gepaste
internationale organisaties, indien mogelijk. 7. Verzoeken zullen
schriftelijke ingediend worden of, waar mogelijk, op elke wijze die een
schriftelijke melding oplevert in een taal die acceptabel is voor de verzochte
partij op grond van bepalingen die de partij in staat stellen om authenticiteit
vast te stellen. De acceptabele taal
of talen voor elke partij zal/zullen gemeld worden aan het Hoofd van het
secretariaat van het Verdrag op het moment van toetreding, aanvaarding,
goedkeuring, formele bevestiging of ratificatie van dit protocol. In dringende omstandigheden, en indien
overeengekomen door de partijen, mogen verzoeken mondeling ingediend worden,
waarna zij onmiddellijk schriftelijk bevestigd zullen worden. 8. Een verzoek om
wederzijdse rechtshulp bevat: (a) de identiteit van de instantie die het verzoek
indient; (b) het onderwerp en de aard van het onderzoek, de
vervolging of de gerechtelijke procedure waar het verzoek betrekking op heeft
en de naam en de functies van de instantie die een dergelijk(e) onderzoek,
vervolging of gerechtelijke procedure uitvoert; (c) een samenvatting van de relevante feiten,
behalve met betrekking tot verzoeken ten behoeve van betekening van de
gerechtelijke stukken; (d) een beschrijving van de gewenste hulp en elke
specifieke procedure die de verzoekende partij wenst te volgen; (e) waar mogelijk, de identiteit, locatie en nationaliteit van alle betrokken personen;
(f) het doel waarvoor het aangezochte bewijs, de
informatie of handeling moet dienen; en (g) de bepalingen van de binnenlandse wetgeving
die relevant zijn voor het strafbare feit en de bestraffing daarvan. 9. De verzochte
partij mag aanvullende informatie vragen wanneer dit nodig lijkt voor het
uitvoeren van het verzoek in overeenstemming met haar binnenlandse wetgeving of
wanneer het een dergelijke uitvoering kan versoepelen. 10. Een verzoek
zal uitgevoerd worden in overeenstemming met de binnenlandse wetgeving van de
verzochte partij en, voor zover niet in strijd met de binnenlandse wetgeving
van de verzochte partij en waar mogelijk, in overeenstemming met de in het
verzoek gespecificeerde procedures. 11. De verzoekende
partij zal geen andere dan in het verzoek vermelde informatie of bewijs dat
door de verzochte partij voor onderzoeken, vervolgingen of gerechtelijke
procedures verschaft is overdragen zonder de voorafgaande toestemming van de
verzochte partij. Niets in dit lid zal
de verzoekende partij weerhouden van het in de procedure openbaren van
informatie of bewijs dat ontlastend is voor een beschuldigde persoon. In het laatste geval zal de verzoekende
partij de verzochte partij voorafgaand aan de openbaarmaking op de hoogte
stellen en, zo nodig, overleggen met de verzochte partij. Indien, in uitzonderlijk geval, melding
vooraf niet mogelijk is, zal de verzoekende partij de verzochte partij zo snel
mogelijk informeren over de openbaarmaking. 12. De verzoekende
partij mag de verzochte partij vragen het feit en de inhoud van het verzoek
vertrouwelijk te houden, met uitzondering van de mate die vereist is voor het
uitvoeren van het verzoek. Indien de
verzochte partij niet kan voldoen aan de eis van vertrouwelijkheid, dan zal zij
de verzoekende partij onmiddellijk hierover inlichten. 13. Wanneer een
persoon zich bevindt op het grondgebied van een partij en door de justitiële
autoriteiten van een andere partij gehoord moet worden als getuige of expert,
mag de eerst partij op verzoek van de andere toestaan dat de hoorzitting
plaatsvindt via videoconferentie indien het voor de persoon in kwestie niet
mogelijk of gewenst is om persoonlijk te verschijnen op het grondgebied van de
verzoekende partij, waar dit mogelijk en in overeenstemming is met de
fundamentele beginselen van binnenlandse wetgeving. Partijen kunnen overeenkomen dat de hoorzitting uitgevoerd zal
worden door een justitiële autoriteit van de verzoekende partij en bijgewoond
wordt door een justitiële autoriteit van de verzochte partij. 14. Wederzijdse
rechtshulp kan geweigerd worden: (a) indien het verzoek niet in overeenstemming met
dit artikel is ingediend; (b) indien de verzochte partij van mening is dat
het uitvoeren van het verzoek mogelijkerwijs haar soevereiniteit, veiligheid, openbare orde of andere essentiële belangen in gevaar brengt; (c) indien het de instanties van de verzochte
partij door hun binnenlandse wetgeving verboden is om de gevraagde handeling
met betrekking tot een soortgelijk delict uit te voeren, wanneer dit onder hun rechtsbevoegdheid het voorwerp geweest zou zijn
van een onderzoek, vervolging of gerechtelijke procedures; (d) wanneer het verzoek betrekking heeft op een
misdaad waarvoor de maximumstraf bij de verzochte partij minder dan twee jaar
gevangenisstraf of een andere vorm van vrijheidsberoving is, indien, naar
mening van de verzochte partij, het verlenen van de hulp een disproportionele
belasting vormt op haar middelen in verhouding met de ernst van de misdaad; of (e) indien het inwilligen van het verzoek in
strijd is met het rechtssysteem van de verzochte partij met betrekking tot
wederzijdse rechtshulp. 15. Er dienen redenen opgegeven te worden voor
elke weigering van wederzijdse rechtshulp. 16. Een partij zal
niet weigeren om wederzijdse rechtshulp te verlenen krachtens dit artikel op
grond van het bankgeheim. 17. Partijen mogen geen verzoek om wederzijdse rechtshulp weigeren
alleen op grond van de overweging dat het delict tevens fiscale kwesties bevat. 18. Partijen mogen weigeren om wederzijdse
rechtshulp te verlenen volgens dit artikel op grond van afwezigheid van dubbele
strafbaarheid. Echter, de verzochte partij mag, wanneer deze partij het gepast
acht, hulp verschaffen in de mate die de partij naar eigen inzicht besluit,
ongeacht of de gedraging een delict vormt op grond van de binnenlandse
wetgeving van de verzochte partij. 19. De verzochte
partij zal het verzoek om wederzijdse rechtshulp zo snel mogelijk uitvoeren en
zal zoveel mogelijk rekening houden met de deadlines die gesuggereerd worden
door de verzoekende partij en waarvoor redenen gegeven zijn, bij voorkeur in
het verzoek. De verzochte partij zal
reageren op redelijke verzoeken van de verzoekende partij met betrekking tot de
voortgang van het verzoek. De
verzoekende partij dient de verzochte partij onmiddellijk in te lichten wanneer
de gezochte hulp niet langer vereist is. 20. Wederzijdse rechtshulp kan uitgesteld worden door de verzochte
partij op grond dat het een lopend onderzoek, een vervolging of een
gerechtelijke procedure stoort. 21. Voorafgaand
aan het weigeren van een verzoek volgens lid 1 of aan het uitstellen van de
uitvoering volgens lid 20, moet de verzochte partij de verzoekende partij
raadplegen om te overwegen of hulp toegewezen kan worden afhankelijk van de
noodzakelijk geachte voorwaarden en bepalingen. Indien de verzoekende partij hulp accepteert die onderworpen is
aan die bepalingen, moet de partij de bepalingen naleven. 22. De
gebruikelijke kosten voor het uitvoeren van een verzoek zullen gedragen worden
door de verzochte partij, tenzij anders overeengekomen door de betrokken
partijen. Indien uitgaven van een
substantiële of buitengewone aard vereist zijn of zullen zijn om het verzoek in
te willigen, zullen de partijen de voorwaarden en bepalingen op grond waarvan
het verzoek uitgevoerd zal worden bepalen, evenals hoe de kosten gedragen
zullen worden. 23. In het geval
van een verzoek: (a) zal de verzochte partij de verzoekende partij
voorzien van exemplaren van regeringsregisters, documenten of informatie die de
verzochte partij in haar bezit heeft en die op grond van de binnenlandse
wetgeving beschikbaar zijn voor het algemeen publiek; en (b) mag de verzochte partij, naar eigen inzicht,
de verzoekende partij in het geheel, gedeeltelijk, of afhankelijk van de
condities die de verzochte partij noodzakelijk acht voorzien van exemplaren van
regeringsregisters, documenten of informatie in zijn bezit die onder zijn
binnenlandse wetgeving niet beschikbaar zijn voor het algemene publiek. 24. Partijen zullen, zo mogelijk, de mogelijkheid overwegen van het
sluiten van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die het
doel dienen van, praktische uitvoering geven aan, of de bepalingen verbeteren
van dit artikel. Artikel 30 Uitlevering 1. Dit artikel zal van toepassing zijn op de strafbare feiten die
vastgesteld zijn in overeenstemming met artikel 14 van dit protocol wanneer: (a) de persoon die het onderwerp is van het
verzoek om uitlevering zich bevindt op het grondgebied van de verzochte partij; (b) het strafbare feit waarvoor om uitlevering
wordt gevraagd, strafbaar is op grond van de binnenlandse wetgeving van zowel
de verzoekende partij als van de verzochte partij; en (c) het delict bestraft kan worden met een
maximale gevangenisperiode of andere vormen van vrijheidsberoving van minimaal
vier jaar of met een ernstigere straf of een kortere periode, zoals
overeengekomen door de partijen in overeenstemming met bilaterale en
multilaterale verdragen of andere internationale overeenkomsten. 2. Elk strafbaar feit waarop dit artikel van
toepassing is, wordt geacht opgenomen te zijn als een delict waarvoor
uitlevering kan worden toegestaan in elk bestaand uitleveringsverdrag tussen de
partijen. De partijen verplichten zich
tot het opnemen van dergelijke delicten als delicten waarvoor uitlevering kan
worden toegestaan in elk uitleveringsverdrag dat tussen hen gesloten wordt. 3. Indien
een partij die uitlevering afhankelijk maakt van het bestaan van een verdrag
een verzoek om uitlevering vraagt van een andere partij waarmee de partij geen
uitleveringsverdrag heeft, kan de partij dit protocol in overweging nemen als
de wettelijke basis voor uitlevering met betrekking tot strafbare feiten waarop
dit artikel van toepassing is. 4. Partijen die uitwisseling niet afhankelijk
maken van het bestaan van een verdrag zullen de strafbare feiten waarop dit
artikel van toepassing is onderling erkennen als delicten waarvoor uitlevering
kan worden toegestaan. 5. Uitlevering zal onderhevig zijn aan de
bepalingen die verschaft worden door de binnenlandse wetgeving van de verzochte
partij of door toepasselijke uitleveringsverdragen, met inbegrip van o.a.
bepalingen met betrekking tot de minimumstrafeisen voor uitwisseling en de
grond waarop de verzochte partij uitlevering mag weigeren. 6. Partijen zullen, afhankelijk van hun
nationale wetgeving, proberen om uitwisselingsprocedures snel af te handelen en
de vereisten met betrekking tot bewijsvoering te vereenvoudigen voor alle
strafbare feiten waarop dit artikel van toepassing is. 7. Indien een partij een persoon, die zich op
het grondgebied van de partij bevindt en die een vermeende overtreder is, niet
uitlevert voor een strafbaar feit waarop dit artikel van toepassing is,
uitsluitend op grond van het feit dat hij of zij één van haar onderdanen is,
zal de partij die vraagt om uitlevering verplicht zijn om de kwestie zo snel
mogelijk in te dienen bij de bevoegde instanties met het oog op
rechtsvervolging. Deze instanties
zullen hun beslissing nemen en hun procedures op dezelfde wijze uitvoeren als
in het geval van elk ander delict van soortgelijke aard onder de binnenlandse
wetgeving van die partij. De
betrokken partijen zullen met elkaar overleggen, in het bijzonder over aspecten
met betrekking tot de procedure en de bewijslast om de efficiëntie van een
dergelijke vervolging te verzekeren. 8. Wanneer het een
partij op grond van haar binnenlandse wetgeving toegestaan is één van haar
onderdanen uit te leveren of anderszins over te dragen, uitsluitend op
voorwaarde dat de persoon teruggestuurd zal worden naar die partij om de
opgelegde straf, die voortvloeit uit de rechtszaak of andere procedures
waarvoor de uitlevering of overdracht van de persoon gevraagd werd, uit te
zitten, en dat de partij en de partij die vraagt om uitlevering van de persoon
het eens zijn met deze optie en andere voorwaarden die zij gepast achten, zal
een dergelijke voorwaardelijke uitlevering of overdracht voldoende zijn om aan
de in lid 7 vermelde verplichting te voldoen. 9. Wanneer een
uitlevering, waarom gevraagd werd ten behoeve van het uitvoeren van een vonnis,
geweigerd wordt omdat de gevraagde persoon een onderdaan is van de verzochte
partij, zal de verzochte partij, indien haar binnenlandse wetgeving dit
toestaat en in overeenstemming met de vereisten van een dergelijke wet, na
aanvraag van de verzoekende partij overwegen om het vonnis dat opgelegd is op
grond van de binnenlandse wetgeving van de verzoekende partij, of het restant
daarvan, uit te voeren. 10. Elke persoon
waartegen procedures uitgevoerd worden in verband met de strafbare feiten
waarop dit artikel van toepassing is, zullen in elk stadium van de procedures
verzekerd zijn van een eerlijke behandeling en zij genieten alle rechten en
verzekeringen die verschaft worden door de binnenlandse wetgeving van de partij
van het grondgebied waar die persoon zich bevindt. 11. Niets in dit protocol zal geïnterpreteerd
worden als een verplichting tot uitlevering indien de verzochte partij
substantiële reden heeft om te geloven dat het verzoek ingediend is om de
persoon te vervolgen of te straffen op grond van het geslacht, het ras, de
religie, de nationaliteit, de etnische afkomst of de politieke mening van die
persoon of dat het naleven van het verzoek de positie van die persoon om deze
redenen in gevaar zal brengen. 12. Partijen mogen
een verzoek om uitlevering niet alleen weigeren op grond van de overweging dat
het delict tevens fiscale kwesties bevat. 13. Voorafgaand
aan de weigering tot uitlevering, zal de verzochte partij, zo nodig, overleggen
met de verzoekende partij om deze voldoende gelegenheid te geven om haar
meningen te presenteren en om informatie met betrekking tot de beschuldigingen
te verschaffen. 14. Partijen
zullen proberen om bilaterale en multilaterale overeenkomsten en regelingen aan
te gaan om de uitlevering uit te voeren of de effectiviteit hiervan te
verbeteren. Waar de partijen gebonden
zijn door een bestaand verdrag of intergouvernementele regeling, zullen de
overeenkomstige bepalingen van dat verdrag of die intergouvernementele regeling
van toepassing zijn, tenzij de partijen ermee instemmen om lid 1 tot 13 in
plaats daarvan toe te passen. Artikel 31 Maatregelen om uitlevering te verzekeren 1. De verzochte partij mag, behoudens haar
binnenlandse wetgeving en de uitleveringsverdragen, na overtuigd te zijn dat de
omstandigheden dit rechtvaardigen en urgent zijn, op verzoek van de verzoekende
partij een persoon om wiens uitlevering gevraagd is en die zich bevindt op het
grondgebied van de verzochte partij aanhouden of andere gepaste maatregelen
nemen om zijn of haar aanwezigheid bij de uitleveringsprocedures te verzekeren. 2. Maatregelen
genomen in overeenstemming met lid 1 zullen overeenkomstig de nationale
wetgeving, indien mogelijk en zo snel mogelijk, gemeld worden aan de
verzoekende partij. 3. Elke persoon met betrekking tot wie de maatregelen in
overeenstemming met lid 1 genomen worden, zal recht hebben op: (a) snelle
communicatie met de dichtstbijzijnde geschikte vertegenwoordiger van de staat
waarvan die persoon een onderdaan is of, indien die persoon staatloos is, van
de staat waar die persoon gewoonlijk verblijft; en (b) bezoek door
een vertegenwoordiger van die staat. DEEL VI:
RAPPORTEREN Artikel 32 Verslaglegging en uitwisseling van informatie 1. Elke partij zal
periodieke verslagen over de tenuitvoerlegging van dit protocol indienen bij de
Vergadering van de partijen via het secretariaat van het Verdrag. 2. De indeling en
inhoud van dergelijke verslagen zal bepaald worden door de Vergadering van de partijen. Deze verslagen zullen deel uitmaken van
het standaard rapportage-instrument van het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging. 3. De inhoud van
de periodieke verslagen genoemd in lid 1 zal bepaald worden met inachtneming
van o.a. het volgende: (a) informatie
over wetgevende, uitvoerende, bestuurlijke en andere maatregelen die genomen
zijn om dit protocol ten uitvoer te leggen; (b) informatie,
zo nodig, over beperkingen of obstakels waarop men gestuit is tijdens de
tenuitvoerlegging van dit protocol en over de maatregelen die genomen zijn om
deze obstakels te overwinnen; (c) informatie, zo nodig, over geleverde,
ontvangen, of gevraagde financiële en technische hulp voor activiteiten met
betrekking tot het beëindigen van de illegale handel in tabaksproducten; en (d) de informatie gespecificeerd in artikel 20. In
die gevallen waar relevante gegevens reeds verzameld zijn als onderdeel van het
verslagleggingsmechanisme van de Conferentie van de partijen, zal de
Vergadering van de partijen deze inspanningen niet herhalen. 4. De Vergadering
van de partijen zal, volgens artikel 33 en 36, regelingen overwegen om partijen
in ontwikkelingslanden en partijen met een overgangseconomie, op hun verzoek,
te helpen bij het voldoen aan hun verplichtingen op grond van dit artikel. 5. Op het
verstrekken van informatie op grond van die artikelen is de nationale wetgeving
met betrekking tot vertrouwelijkheid en privacy van toepassing. Partijen zullen, zoals wederzijds
overeengekomen, alle vertrouwelijke informatie die verstrekt of uitgewisseld is
beschermen. DEEL VII:
INSTITUTIONELE REGELINGEN EN FINANCIËLE BRONNEN Artikel 33 Vergadering van de partijen 1. Hierbij wordt
een Vergadering van de partijen ingesteld. De
eerste zitting van de Vergadering van de partijen zal onmiddellijk voor of
onmiddellijk na de volgende gewone zitting van de Conferentie van de partijen
na het in werking treden van dit protocol bijeengeroepen worden door het
secretariaat van het Verdrag. 2. Daarna zullen
gewone zittingen van de Vergadering van de partijen onmiddellijk voor of
onmiddellijk na gewone zittingen van de Conferentie van de partijen
bijeengeroepen worden door het secretariaat van het Verdrag. 3. Buitengewone
zittingen van de Vergadering van de partijen kunnen op elk ander tijdstip worden
gehouden indien de Vergadering deze noodzakelijk acht, of op schriftelijk
verzoek van een partij, op voorwaarde dat dit verzoek door ten minste een derde
van de partijen wordt gesteund binnen zes maanden nadat het aan hen is
medegedeeld door het secretariaat van het Verdrag. 4. Het reglement
voor de procesvoering en de financiële regelingen van de Conferentie van de
partijen van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging zullen van
overeenkomstige toepassing zijnop de Vergadering van de partijen, tenzij de
Vergadering van de partijen anders besluit. 5. De Vergadering van de
partijen zal de tenuitvoerlegging van het protocol regelmatig herzien en de
nodige beslissingen nemen om de effectieve tenuitvoerlegging te bevorderen. 6. De Vergadering
van de partijen zal besluiten over de schaal en het mechanisme van de
vrijwillig vastgestelde bijdragen van de partijen aan het protocol voor de
werking van dit protocol evenals andere mogelijke middelen voor de
tenuitvoerlegging ervan. 7. Tijdens elke
gewone zitting zal de Vergadering van de partijen bij consensus een begroting
en werkplan aannemen voor de financiële periode tot de volgende gewone zitting,
die zullen afwijken van de begroting en het werkplan van het WHO-Kaderverdrag
inzake tabaksontmoediging. Artikel 34 Secretariaat 1. Het
secretariaat van het Verdrag is het secretariaat van dit protocol. 2. De functies van
het secretariaat van het Verdrag met betrekking tot zijn rol als het
secretariaat van dit protocol zijn de volgende: (a) het treffen van regelingen voor sessies van de
Vergadering van de partijen en alle hulporganen, evenals werkgroepen en andere
organen die vastgesteld zijn door de Vergadering van de partijen en die hen zo
nodig voorzien van diensten; (b) zo nodig het ontvangen, analyseren, overbrengen
en verschaffen van feedback aan de betrokken partijen en aan de Vergadering van
de partijen over de in overeenstemming met dit protocol ontvangen verslagen en
het vergemakkelijken van de uitwisseling van informatie tussen de partijen; (c) het op verzoek verschaffen van ondersteuning
aan de partijen, vooral aan partijen in ontwikkelingslanden en partijen met een
overgangseconomie, bij het samenstellen, communiceren en uitwisselen van
informatie, zoals vereist in overeenstemming met de bepalingen van dit
protocol, en hulp bij het identificeren van beschikbare middelen om het
uitvoeren van de verplichtingen op grond van dit protocol mogelijk te maken; (d) het opstellen van verslagen over haar
activiteiten op grond van dit protocol onder begeleiding van en voor indiening
bij de Vergadering van de partijen; (e) het onder de begeleiding van de Vergadering
van de partijen verzekeren van de nodige coördinatie met de bevoegde
internationale en regionale intergouvernementele organisaties en andere
lichamen; (f) het
onder begeleiding van de Vergadering van de partijen aangaan van bestuurlijke
of contractuele regelingen, die vereist kunnen zijn voor het effectief
uitoefenen van haar functies als secretariaat van dit protocol; (g) het ontvangen en herzien van aanvragen van
intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties die geaccrediteerd
willen worden als waarnemer van de Vergadering van de partijen, het gelijktijdig controleren dat zij niet
gerelateerd zijn aan de tabaksindustrie, en het ter overweging voorleggen van de herziene aanvragen aan de
Vergadering van de partijen ; en (h) het uitvoeren van andere functies van het
secretariaat, die gespecificeerd worden in dit protocol en andere soortgelijke
functies, die bepaald worden door de Vergadering van de partijen. Artikel 35 Betrekkingen tussen de Vergadering van de partijen en
intergouvernementele organisaties. De Vergadering van
de partijen kan vragen om de medewerking van geschikte internationale en
regionale intergouvernementele organisaties, met inbegrip van financiële en
ontwikkelingsinstellingen, om technische en financiële medewerking te
verschaffen voor het bereiken van de doelstellingen van dit protocol. Artikel 36 Financiële middelen 1. Partijen
erkennen de belangrijke rol die financiële middelen spelen in het realiseren
van de doelstellingen van dit protocol, en erkennen het belang van artikel 26
van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging bij het realiseren van de
doelstellingen van het verdrag. 2. Elke partij zal
financiële ondersteuning verschaffen met betrekking tot haar nationale
activiteiten die bedoeld zijn voor het realiseren van de doelstelling van dit
protocol, in overeenstemming met de nationale plannen, prioriteiten en
programma’s. 3. Partijen zullen
zo mogelijk het gebruik van bilaterale, regionale, subregionale en andere
multilaterale kanalen aanmoedigen om financiering te verschaffen voor het
versterken van de capaciteit van ontwikkelingslanden en landen met een
overgangseconomie om te voldoen aan de doelstellingen van dit protocol. 4. Onverminderd
artikel 18 worden de partijen aangemoedigd om, afhankelijk van hunnationale
wetgeving en beleid en waar mogelijk, de in beslag genomen opbrengsten
afkomstig uit de illegale handel in tabak, tabaksproducten en
productieapparatuur te gebruiken om de doelstellingen van dit protocol te
realiseren. 5. Partijen
vertegenwoordigd in relevante regionale en internationale intergouvernementele
organisaties en financiële en ontwikkelingsinstellingen moeten deze entiteiten
aanmoedigen om financiële hulp te verschaffen aan partijen in
ontwikkelingslanden en aan partijen met een overgangseconomie om hen te helpen
te voldoen aan hun verplichtingen op grond van dit protocol, zonder de rechten
op vertegenwoordiging binnen deze organisaties te beperken. 6. Partijen komen
overeen: (a) partijen
te helpen bij het voldoen aan hun verplichtingen op grond van dit protocol,
alle relevante potentiële en bestaande middelen die beschikbaar zijn voor
activiteiten met betrekking tot de doelstellingen van dit protocol moeten
gemobiliseerd en gebruikt worden ten gunste van alle partijen, vooral partijen
in ontwikkelingslanden en partijen met een overgangseconomie; en (b) het secretariaat van het Verdrag zal partijen
in ontwikkelingslanden en partijen met een overgangseconomie op verzoek
adviseren over beschikbare financieringsmiddelen om hen in staat te stellen hun
verplichtingen onder dit protocol na te komen. 7. Partijen kunnen
eisen dat de tabaksindustrie alle kosten draagt die gerelateerd zijn aan de
verplichtingen van een partij om de doelstellingen van dit protocol te
realiseren, in overeenstemming met artikel 5.3 van het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging. 8. Partijen zullen
proberen om, afhankelijk van hun binnenlandse wetgeving, zelfstandige
financiering voor de tenuitvoerlegging van het protocol te realiseren,
inclusief door het heffen van belastingen en andere toeslagen op
tabaksproducten. DEEL VIII:
BESLECHTING VAN GESCHILLEN Artikel 37 Beslechting van geschillen De beslechting van
geschillen tussen de partijen met betrekking tot de interpretatie of toepassing
van dit protocol wordt geregeerd door artikel 27 van het WHO-Kaderverdrag
inzake tabaksontmoediging. DEEL IX:
ONTWIKKELING VAN HET PROTOCOL Artikel 38 Wijzigingen van dit protocol 1. Elke partij kan
wijzigingen van dit protocol voorstellen. 2. Wijzigingen van
dit protocol worden overwogen en aangenomen door de Vergadering van de
partijen. De tekst van een
voorgestelde wijziging van dit protocol zal ten minste zes maanden vóór de
sessie waarop de tekst behandeld wordt, aan de partijen worden medegedeeld door
het secretariaat van het Verdrag. Het secretariaat van het Verdrag zal de
voorgestelde wijzigingen tevens communiceren aan de ondertekenaars van dit
protocol en, ter informatie, aan de depositaris. 3. De partijen
zullen alles proberen om tot een overeenstemming bij consensus te komen over
elke voorgestelde wijziging van dit protocol.
Indien alle pogingen tot het bereiken van een consensus hebben gefaald
en er geen overeenkomst bereikt is, zal de wijziging als laatste redmiddel
aangenomen worden met een driekwartmeerderheid van de aanwezige stemgerechtigde
partijen. Voor toepassing van dit artikel wordt onder "aanwezige
stemgerechtigde partijen" verstaan de partijen die aanwezig zijn en voor-
of tegenstemmen. Elke aangenomen
wijziging zal door het secretariaat van het Verdrag gecommuniceerd worden aan
de depositaris, die de wijziging ter goedkeuring zal rondsturen aan alle
partijen. 4. Acceptatie-instrumenten met betrekking tot
een wijziging zullen gedeponeerd worden bij de depositaris. Een wijziging die
is aangenomen in overeenstemming met lid 3 zal van kracht worden voor de
partijen die de wijziging geaccepteerd hebben op de 90e dag na de datum waarop
de depositaris een akte van aanvaarding ontvangen heeft van minimaal tweederde
van de partijen. 5. De wijziging zal van kracht worden voor elke andere partij op de 90e
dag na de datum waarop die partij haar akte van aanvaarding voor de genoemde
wijziging deponeert bij de depositaris. Artikel 39 Aannemen en wijzigen van bijlagen van dit protocol 1. Elke partij kan
voorstellen indienen voor een bijlage bij dit protocol en mag wijziging van de
bijlagen bij dit protocol voorstellen. 2. Bijlagen zullen
beperkt zijn tot lijsten, formulieren en ander beschrijvend materiaal met
betrekking tot procedurele, wetenschappelijke, technische of bestuurlijke
kwesties. 3. Bijlagen bij dit protocol en wijzigingen hieraan zullen voorgesteld,
aangenomen en van kracht worden in overeenstemming met de procedure die is
vastgesteld in artikel 38. DEEL X: IV.
SLOTBEPALINGEN Artikel 40 Voorbehoud Ten aanzien van
dit protocol kan geen enkel voorbehoud worden gemaakt. Artikel 41 Terugtrekking 1. Twee jaar na de
datum waarop dit protocol voor een partij van kracht is geworden, mag die
partij zich op elk moment terugtrekken uit het protocol door middel van een
schriftelijke kennisgeving aan de depositaris. 2. De terugtrekking wordt van kracht na het
verstrijken van een jaar na de datum waarop de depositaris de kennisgeving van
terugtrekking heeft ontvangen of op enige latere datum die vermeld kan zijn in
de kennisgeving van terugtrekking. 3. Een partij die
zich terugtrekt uit het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging zal tevens
geacht worden zich teruggetrokken te hebben uit dit protocol, met ingang vanaf
de datum van terugtrekking uit het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Artikel 42 Stemrecht 1. Elke partij van
dit protocol heeft één stem, met uitzondering van het bepaalde in lid 2. 2. Regionale
organisaties voor economische integratie beschikken ter zake van binnen hun
bevoegdheid vallende aangelegenheden over een aantal stemmen dat gelijk is aan
het aantal stemmen van hun lidstaten die partij zijn bij het protocol. Een dergelijke organisatie zal haar
stemrecht niet uitoefenen als één van haar lidstaten zijn recht uitoefent, en
vice versa. Artikel 43 Ondertekening Het protocol zal
van 10 tot 11 januari 2013 voor alle partijen bij het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging ter ondertekening liggen op het hoofdkantoor van de
Wereldgezondheidsorganisatie in Genève en daarna op het hoofdkantoor van de
Verenigde Naties in New York tot 9 januari 2014. Artikel 44 Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring, formele bevestiging of
toetreding 1. Dit protocol is
afhankelijk van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door staten
en van formele bevestiging of toetreding door regionale organisaties voor
economische integratie die partij zijn in het WHO-Kaderverdrag inzake
tabaksontmoediging. Het zal
beschikbaar zijn voor toetreding vanaf de dag na de datum waarop het protocol
gesloten is voor ondertekening. De
akten van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring, formele bevestiging of
toetreding dienen te worden neergelegd bij de depositaris. 2.
Elke regionale organisatie voor economische integratie die een partij wordt
zonder dat haar lidstaten partij zijn, zal gebonden zijn aan alle
verplichtingen op grond van dit protocol. In
het geval van organisaties waarvan één of meer lidstaten een partij zijn,
zullen de organisatie en haar lidstaten besluiten over hun respectievelijke
verantwoordelijkheden voor de uitvoering van hun verplichtingen onder dit
protocol. In dergelijke gevallen zijn
de organisatie en de lidstaten niet gerechtigd de uit dit protocol
voortvloeiende rechten gelijktijdig uit te oefenen. 3. Regionale
organisaties voor economische integratie zullen in hun akte met betrekking tot
formele bevestiging of in hun akte van toetreding hun mate van bevoegdheid met
betrekking tot de kwesties, die door dit protocol geregeerd worden, aangeven. Deze organisaties zullen tevens de
depositaris informeren, die vervolgens de partijen zal informeren, over
materiële wijzigingen in hun mate van bevoegdheid. Artikel 45 Inwerkingtreding 1. Dit protocol
treedt in werking op de negentigste dag na de datum van nederlegging van de 40e
akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding bij de
depositaris. 2. Voor elke
partij van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging die dit protocol
ratificeert, aanvaardt, goedkeurt of formeel bevestigt of hiertoe toetreedt
nadat de voorwaarden voor inwerkingtreding beschreven in lid 1 vervuld zijn,
zal dit protocol in werking treden op de negentigste dag na de datum van
deponering van de akte van ratificatie, aanvaarding, toetreding of formele bevestiging.
3. Ten behoeve van
dit artikel wordt een door een regionale organisatie voor economische
integratie neergelegde akte niet meegeteld naast de door haar lidstaten
neergelegde akten van die organisatie. Artikel 46 Depositaris De
secretaris-generaal van de Verenigde Naties is de depositaris van dit protocol. Artikel 47 Authentieke teksten Het
oorspronkelijke exemplaar van dit protocol, waarvan de Arabische, de Chinese,
de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek
zijn, wordt neergelegd bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. [1] PB L 312 van 15.06.2004, blz. 8. [2] PB L 194 van 18.7.2001, blz. 26. [3] Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot
vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz.
1-766). [4] PB L 312 van 15.06.2004, blz. 8. [5] Partijen kunnen voor dit doel, waar mogelijk,
referenties aan het Geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de
codering van goederen van de Werelddouaneorganisatie bijvoegen. [6] In voorkomende gevallen zal nationaal of binnenlands
eveneens verwijzen naar regionale organisaties voor economische integratie. [7] Een veilige uitwisseling van informatie tussen twee
partijen is bestand tegen onderschepping en manipulatie (vervalsing). Met
andere woorden, die informatie die uitgewisseld wordt tussen de twee partijen
kan niet gelezen of aangepast worden door een derde.