52013PC0527

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, de coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 en de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen het maximumbedrag van de heffingen en de voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 te innen heffingsbedragen /* COM/2013/0527 final - 2013/0252 (NLE) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In zijn arrest in de gevoegde zaken C-113/10, C-147/10 en C‑234/10, Zuckerfabrik Jülich AG/Hauptzollamt Aachen, British Sugar plc/Rural Payments Agency, Tereos/Directeur général des douanes et droits indirects (het "Jülich-II"-arrest) van 27 september 2012 heeft het Hof van Justitie Verordening (EG) nr. 1193/2009 van 3 november 2009 houdende rectificatie van de Verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004, (EG) nr. 1686/2005 en (EG) nr. 164/2007 en houdende vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 nietig verklaard.

Bij Verordening (EG) nr. 1193/2009, in haar geheel nietig verklaard bij het arrest van 27 september 2012, werden de voorheen door de Commissie vastgestelde productieheffingen voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 met terugwerkende kracht gerectificeerd nadat het Hof de Verordeningen (EG) nr. 1762/2003, 1775/2004, 1686/2005 en 164/2007 nietig had verklaard in zijn arrest van 8 mei 2008 in de gevoegde zaken C-5/06 en C-23/06 tot en met C-36/06, Zuckerfabrik Jülich e.a. ("Jülich I") en in de daarop volgende beschikking van 6 oktober 2008 in de gevoegde zaken C-175/07 tot en met C-184/07, SAFBA e.a. ("SAFBA").

De heffingen voor de betrokken verkoopseizoenen waren door de Commissie aanvankelijk vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (de "basisverordening"), die voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 voorzag in een zelffinancieringsregeling voor de sector suiker door middel van flexibele productieheffingen.

Krachtens Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad stoelde de gemeenschappelijke marktordening in de sector suiker op het beginsel van volledige financiële verantwoordelijkheid van de producenten voor de verliezen die elk verkoopseizoen voortvloeien uit de afzet van dat deel van de in de Gemeenschap binnen de quota geproduceerde hoeveelheden dat groter is dan het interne verbruik, en op een stelsel van afzetprijsgaranties die zijn gedifferentieerd naargelang van de aan iedere onderneming toegekende productiequota.

Het beginsel van financiële verantwoordelijkheid werd gegarandeerd door de bijdragen die de producenten moesten betalen in de vorm van een basisproductieheffing op de volledige productie van A- en B-suiker, die maximaal 2 % van de interventieprijs voor witte suiker bedroeg, en een B-heffing die gold voor de productie van B-suiker en maximaal 37,5 % van de laatstgenoemde prijs mocht bedragen. Indien de doelstelling van zelffinanciering van de sector niet elk verkoopseizoen kon worden verwezenlijkt aan de hand van deze heffingen, kon de producenten krachtens de basisverordening een bijkomende heffing worden opgelegd. In artikel 15 van de basisverordening waren de elementen vastgesteld die in aanmerking dienden te worden genomen bij de berekening van de heffingen.

In zijn bovenvermelde arresten heeft het Hof het productieheffingssysteem niet in twijfel getrokken, noch het beginsel waarbij de suikerproducenten de volledige financiële verantwoordelijkheid dienden te dragen voor de verliezen die elk verkoopseizoen voortvloeien uit de afzet van dat deel van de binnen de quota geproduceerde hoeveelheden dat groter is dan het interne verbruik van de Unie, en op grond waarvan zij dienovereenkomstig een heffing verschuldigd waren op hun binnen de quota geproduceerde hoeveelheden, welke heffing door de Commissie zodanig moest worden vastgesteld dat de tijdens de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 geleden verliezen werden gedekt.

Het Hof heeft echter geoordeeld dat de Commissie zich herhaaldelijk heeft vergist bij de berekening van de jaarlijkse heffingen die zij voor de betrokken periode krachtens Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad had vastgesteld. Ten slotte was het Hof van oordeel dat de door de Commissie in haar Verordening (EG) nr. 1193/2009 gebruikte methode voor de vaststelling van de heffingen onjuist was omdat deze tot een overschatting van de te dekken kosten leidde en de suikerproducenten hierdoor te hoge bedragen opgelegd kregen.

Ten gevolge van de ongeldigheid van Verordening (EG) nr. 1193/2009 verklaarde het Hof dat individuele personen aanspraak kunnen maken op de terugbetaling van de bedragen die zij ten onrechte te veel hebben betaald voor de ongeldige productieheffingen die de lidstaten in de betrokken periode hebben geïnd, en op betaling van rente op deze bedragen.

Het arrest creëert een juridische leemte betreffende het exacte bedrag van de heffingen voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006. Met het oog op de naleving van het arrest dienen de heffingen voor deze verkoopseizoenen met terugwerkende kracht te worden vervangen door nieuwe, volgens de door het Hof bekrachtigde methode berekende heffingen.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

De Commissie heeft de lidstaten verscheidene werkdocumenten voorgelegd met betrekking tot de vaststelling van de gerectificeerde suikerheffingen en de follow-up van het arrest van het Hof van 27 september 2012. Deze werkdocumenten werden aan het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten voorgelegd op 6 december 2012, 20 december 2012 en 24 januari 2013 en een geconsolideerde versie op 28 februari 2013.

Een aantal lidstaten (DE, BE, LV, IT, FR, NL, UK, CZ) heeft de Commissie verzocht een rechtshandeling op te stellen ter rectificatie van de heffingen, waarin wordt voorzien in de terugbetaling uit de EU-begroting van rente op de terugbetalingen die de betrokken lidstaten hebben verricht of zullen verrichten aan de suikerproducenten die in de betrokken seizoenen te veel heffingen hebben betaald. Sommige delegaties opperden bovendien dat een uniforme rentevoet zou moeten worden berekend op Europees niveau.

3.           JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL

Overeenkomstig artikel 266 VWEU is "de instelling welker handeling nietig is verklaard (…), gehouden de maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie". Daarom dienen, gezien de nietigverklaring van Verordening (EG) nr. 1193/2009, nieuwe heffingen voor de betrokken periode te worden vastgesteld.

Aangezien Verordening (EG) nr. 1260/2001 met ingang van het verkoopseizoen 2006/2007 werd ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker, en vervolgens werd vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening"), kan Verordening (EG) nr. 1260/2001 niet langer worden gehanteerd als rechtsgrondslag voor de rectificatie van de heffingen. De Commissie is bijgevolg niet gemachtigd om de correctieve rechtshandeling vast te stellen die noodzakelijk is voor de tenuitvoerlegging van het arrest.

Overeenkomstig artikel 43, lid 3, VWEU "stelt de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen vast voor (…) de heffingen (…)". Gezien de aard van de voorgestelde verordening lijkt artikel 43, lid 3, de gepaste rechtsgrondslag te zijn voor de vaststelling van de gerectificeerde suikerheffingen voor de betrokken verkoopseizoenen.

Hoewel het Hof Verordening (EG) nr. 1837/2002 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen voor het verkoopseizoen 2001/2002 niet ongeldig heeft verklaard, dienen de heffingen die voor dat seizoen zijn bepaald eveneens als onjuist te worden beschouwd, aangezien daarbij gebruik werd gemaakt van dezelfde, door het Hof ongeldig verklaarde methode. Bijgevolg dienen voor dat verkoopseizoen nieuwe heffingen te worden bepaald en opgenomen in de correctieve rechtshandeling.

In de bovenvermelde arresten heeft het Hof alle elementen verduidelijkt die in aanmerking dienen te worden genomen bij de berekening van het "gemiddelde verlies" in de zin van artikel 15 van de basisverordening, dat als basis moet worden gebruikt voor de raming van het door de productieheffingen te dekken "totale verlies". Het "gemiddelde verlies" moet meer bepaald worden berekend door de werkelijk betaalde totale restitutie (lager dan die welke door de Commissie werd berekend in de nietig verklaarde Verordening (EG) nr. 1193/2009) te delen door het totaal aan uitgevoerde hoeveelheden, ongeacht of deze met of zonder restitutie werden uitgevoerd. Het "uit te voeren overschot" wordt eveneens berekend op basis van alle uitvoer, ongeacht of een restitutie werd betaald of niet. De toepassing van de nieuwe, door het Hof voorgestelde methode leidt tot een aanzienlijke daling van het "gemiddelde verlies" en van het "totale verlies" dat moet worden gedekt door de heffingen voor de betrokken periode.

Bijgevolg zullen in de voorgestelde verordening de suikerproductieheffingen voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 worden vastgesteld, herberekend op basis van de door het Hof toegelichte methode. Op die manier zullen de lidstaten de terugbetaling kunnen berekenen waarop de suikerproducenten aanspraak kunnen maken wegens de heffingen die zij voor diezelfde periode te veel hebben moeten betalen.

Bovendien zal de herziening van de productieheffingen voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 impact hebben op de aanvullende prijs die de suikerproducenten aan de bietentelers moesten betalen voor het verschil tussen het maximumbedrag van de A- of de B-heffing en het bedrag van deze heffingen dat voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 werd aangerekend.

Overeenkomstig de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker die van kracht was tot 2006, werden de heffingen immers betaald door de suikerfabrikanten maar werd 60 % van de kosten vergoed door de bietentelers doordat de fabrikanten een lagere prijs betaalden voor de bieten. Wanneer de heffingen lager lagen dan het maximumniveau voor de A- of de B-heffingen (namelijk respectievelijk 2 % en 37,5 % van de interventieprijs voor witte suiker), waren de suikerfabrikanten krachtens artikel 18, lid 2, van de basisverordening verplicht de suikerbietenverkopers 60 % van het verschil tussen het maximumbedrag van de betrokken heffing en het bedrag van de te innen basis- of B-heffing uit te keren.

Daarom worden in deze correctieve rechtshandeling de herziene aanvullende prijzen vastgesteld die de suikerproducenten dienen terug te betalen aan de suikerbietenverkopers. Enkel het verschil tussen de oude en de nieuwe aanvullende prijzen dient aan de suikerbietenverkopers te worden terugbetaald.

De terugbetaling van de suikerheffingen is een rectificatie van de suikerheffingen die oorspronkelijk ten bate van de eigen middelen van de EU waren betaald. De lidstaten moeten binnen vier maanden na de inwerkingtreding van de onderhavige rechtshandeling de nieuwe rechten betreffende suikerheffingen vaststellen op basis van de nieuwe heffingen.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De herziening van de suikerproductieheffingen voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 zal leiden tot een negatieve correctie van 295 541 212 EUR, die uit de eigen middelen van de EU moet worden gefinancierd. Naast dit bedrag kunnen de lidstaten bij de Commissie de terugbetaling eisen van de rente die zij overeenkomstig hun nationale wetgeving effectief hebben betaald toen zij de voor de betrokken seizoenen te veel geïnde bedragen terugbetaalden. Deze renteuitgaven worden door de betrokken lidstaten afzonderlijk aan de begroting van de EU in rekening gebracht tegen overlegging van de desbetreffende betalingsbewijzen.

5.           AANVULLENDE INFORMATIE

De Commissie zal als aanvulling op het onderhavige voorstel voor een Verordening van de Raad een verklaring opstellen waarin zij bepaalde elementen toelicht met betrekking tot de terugbetaling van de hoofdsom en de rente, de terugbetaling aan de suikerbietenverkopers, de boekhoudprocedure en de monitoring van het terugbetalingsproces.

2013/0252 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, de coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 en de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen het maximumbedrag van de heffingen en de voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 te innen heffingsbedragen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Krachtens Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker[1], en met name artikel 15, lid 8, eerste streepje, artikel 16, lid 5, en artikel 18, lid 5, was de Commissie gemachtigd om uitvoeringsbepalingen vast te stellen inzake de bedragen van de te innen heffingen, de coëfficiënt voor de aanvullende heffing en de terugbetaling aan de suikerbietenverkopers.

(2)       De Commissie heeft de productieheffingen vastgesteld voor de verkoopseizoenen 2001/2002[2], 2002/2003[3], 2003/2004[4], 2004/2005[5] en 2005/2006[6].

(3)       In artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 was bepaald dat wanneer de opbrengst van de basisproductieheffing minder bedraagt dan het maximumbedrag als bedoeld in artikel 15, lid 3, of wanneer de opbrengst van de in dat artikel bedoelde B‑heffing minder bedraagt dan het maximumbedrag als bedoeld in lid 4 van dat artikel, in voorkomend geval herzien volgens lid 5 van dat artikel, de suikerfabrikanten verplicht zijn de suikerbietenverkopers het verschil tussen het maximumbedrag van de betrokken heffing en het bedrag van de te innen heffing uit te keren ten belope van 60 % van dit verschil.

(4)       Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 314/2002 van de Commissie van 20 februari 2002 houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker[7] zijn de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen het maximumbedrag van de basisheffing en van de B-heffing enerzijds en de bedragen van de geïnde heffingen anderzijds, vastgesteld voor de verkoopseizoenen 2002/2003[8], 2003/2004[9] en 2005/2006[10].

(5)       In het kader van de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening in de sector suiker werd Verordening (EG) nr. 1260/2001 met ingang van het verkoopseizoen 2006/2007 ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker[11]. Bij Verordening (EG) nr. 318/2006, later ingetrokken en opgenomen in Verordening (EG) nr. 1234/2007 van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening")[12], is het systeem van de variabele suikerproductieheffing ter zelffinanciering van de productiequota vervangen door een nieuwe productieheffing die moet bijdragen tot de financiering van de in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker verrichte uitgaven.

(6)       Op 8 mei 2008[13] heeft het Hof Verordening (EG) nr. 1762/2003 van de Commissie van 7 oktober 2003 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2002/2003[14] en Verordening (EG) nr. 1775/2004 van de Commissie van 14 oktober 2004 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2003/2004[15] ongeldig verklaard. In zijn arrest stelde het Hof dat alle hoeveelheden suiker in uitgevoerde producten, ongeacht of er restituties zijn betaald of niet, in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van het geraamde gemiddelde verlies per ton product.

(7)       Het Hof heeft eveneens Verordening (EG) nr. 1686/2005 van de Commissie van 14 oktober 2005 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen en de coëfficiënt voor de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2004/2005[16] ongeldig verklaard[17].

(8)       In overeenstemming met de uitspraken van het Hof heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 1193/2009 houdende rectificatie van de Verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004, (EG) nr. 1686/2005 en (EG) nr. 164/2007 en houdende vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006[18] vastgesteld.

(9)       Op 29 september 2011 heeft het Gerecht uitspraak gedaan in zaak T-4/06, stellende dat er geen geschikte rechtsgrondslag was voor een gedifferentieerde coëfficiënt voor de aanvullende heffing in de sector suiker en heeft het artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1686/2005, als vervangen door artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1193/2009 van de Commissie, nietig verklaard.

(10)     Op 27 september 2012 heeft het Hof Verordening (EG) nr. 1193/2009 ongeldig verklaard met het argument dat artikel 15, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 zo moet worden opgevat dat, met het oog op de berekening van het geraamde gemiddelde verlies per ton product, het totale bedrag aan restituties het totale bedrag aan betalingen moet omvatten[19].

(11)     De heffingen dienen dus op het gepaste niveau te worden vastgesteld. Voor uitvoer als omschreven in artikel 6, lid 5, van Verordening (EG) nr. 314/2002 van de Commissie van 20 februari 2002 houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker[20] dient het "gemiddelde verlies" in de zin van artikel 15, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 te worden berekend door de betaalde restituties te delen door de uitgevoerde hoeveelheden, ongeacht of een restitutie is betaald of niet. Ook bij de berekening van het "uit te voeren overschot" in de zin van artikel 15, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 dienen alle uitgevoerde hoeveelheden in aanmerking te worden genomen, ongeacht of een restitutie is betaald of niet.

(12)     Aangezien dezelfde, door het Hof ongeldig verklaarde methode werd gehanteerd bij de berekening van de heffingen voor het verkoopseizoen 2001/2002, dienen ook de productieheffingen en de coëfficiënt voor de aanvullende heffing voor het verkoopseizoen 2001/2002 dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(13)     Ingevolge het arrest van het Hof moeten de gerectificeerde heffingen van toepassing zijn met ingang van dezelfde data als de ongeldig verklaarde heffingen.

(14)     Ten gevolge van de vaststelling van de suikerheffingen volgens de nieuwe, in de elfde overweging beschreven methode dienen ook de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers dienen te betalen vanwege het verschil tussen het maximumbedrag van de basisheffing en het bedrag van de voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 te innen heffingen met terugwerkende kracht opnieuw te worden vastgesteld.

(15)     Voor het verkoopseizoen 2001/2002 bedraagt het ongedekte totale verlies volgens de in de elfde overweging bedoelde nieuwe berekeningsmethode 14 123 937 EUR. De in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde coëfficiënt dient dienovereenkomstig te worden vastgesteld en te worden toegepast voor dat verkoopseizoen.

(16)     Voor het verkoopseizoen 2002/2003 leidt de toepassing van de in de elfde overweging bedoelde methode tot een basisheffing van 2 % en een B-heffing van 16,371 %, welke percentages met terugwerkende kracht voor dat verkoopseizoen van toepassing moeten zijn. Het herberekende totale verlies wordt in zijn geheel gedekt door de ontvangsten van de basisproductieheffing en de B-heffing. Voor dat verkoopseizoen hoeft de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde aanvullende coëfficiënt derhalve niet te worden vastgesteld.

(17)     Voor het verkoopseizoen 2002/2003 was bij Verordening (EG) nr. 1440/2002 van de Commissie van 7 augustus 2002 houdende herziening, voor de suikersector en voor het verkoopseizoen 2002/2003, van het maximumbedrag van de B-heffing en de minimumprijs voor B-suikerbieten[21] het maximumbedrag van de B-heffing vastgesteld op 37,5 % van de interventieprijs voor witte suiker, terwijl de B-heffing voor dat verkoopseizoen, herzien volgens de in de elfde overweging bedoelde methode, 16,371 % van de interventieprijs voor witte suiker bedraagt. Gezien dit verschil dient het door de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers te betalen bedrag voor dat verkoopseizoen te worden vastgesteld per ton bieten van standaardkwaliteit, overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.

(18)     Voor het verkoopseizoen 2003/2004 levert de toepassing van de nieuwe, in de elfde overweging bedoelde berekeningsmethode een basisheffing van 2 % en een B-heffing van 17,259 % op. Het herberekende totale verlies wordt in zijn geheel gedekt door de ontvangsten van de basisproductieheffing en de B-heffing. Voor dat verkoopseizoen hoeft de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde aanvullende coëfficiënt derhalve niet te worden vastgesteld.

(19)     Voor het verkoopseizoen 2003/2004 was bij Verordening (EG) nr. 1440/2002 het maximumbedrag van de B-heffing vastgesteld op 37,5 % van de interventieprijs voor witte suiker, terwijl de B-heffing voor dat verkoopseizoen, herzien volgens de in de elfde overweging bedoelde methode, 17,259 % van de interventieprijs voor witte suiker bedraagt. Gezien dit verschil dient het door de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers te betalen bedrag voor dat verkoopseizoen te worden vastgesteld per ton bieten van standaardkwaliteit, overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.

(20)     Voor het verkoopseizoen 2004/2005 heeft de toepassing van de in de elfde overweging bedoelde berekeningsmethode geen impact op de basisheffing noch op de B-heffing. Voor dat verkoopseizoen bedraagt het volgens de nieuwe methode berekende ongedekte totale verlies 57 648 788 EUR. Derhalve dient de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde coëfficiënt te worden vastgesteld. Uit het in de negende overweging bedoelde arrest van het Hof volgt dat de coëfficiënt zowel voor de lidstaten van de Unie in haar samenstelling op 30 april 2004 als voor de lidstaten van de Unie in haar samenstelling op 1 mei 2004 dezelfde moet zijn.

(21)     Voor het verkoopseizoen 2005/2006 levert de toepassing van de in de elfde overweging bedoelde methode een basisheffing van 1,2335 % op en is er geen B-heffing nodig. Voor dat verkoopseizoen wordt het herberekende totale verlies volledig gedekt door de ontvangsten uit de basisproductieheffing en is het niet nodig de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde aanvullende coëfficiënt vast te stellen.

(22)     Voor het verkoopseizoen 2005/2006 was bij Verordening (EG) nr. 1296/2005 van de Commissie van 5 augustus 2005 houdende herziening, voor de suikersector en voor het verkoopseizoen 2005/2006, van het maximumbedrag van de B-heffing en de minimumprijs voor B-suikerbieten[22] het maximumbedrag van de B-heffing vastgesteld op 37,5 % van de interventieprijs van witte suiker. Aangezien de voor dat verkoopseizoen geldende basisheffing, herzien overeenkomstig de in de elfde overweging bedoelde methode, 1,2335 % van de interventieprijs voor witte suiker bedraagt, hoeft er geen B-heffing te worden vastgesteld. Gezien deze verschillen dienen de door de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers te betalen bedragen voor dat verkoopseizoen te worden vastgesteld per ton bieten van standaardkwaliteit, overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.

(23)     Met het oog op de rechtszekerheid en de gelijke behandeling van de betrokken marktdeelnemers in de verschillende lidstaten moet een gemeenschappelijk tijdstip worden vastgesteld waarop de overeenkomstig de onderhavige verordening bepaalde heffingen worden vastgesteld in de zin van artikel 2, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 2007/436 (EG, Euratom) betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen[23],

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.           De productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 204/2005 en 2005/2006 zijn vastgesteld in punt 1) van de bijlage.

2.           De coëfficiënten voor de berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 zijn vastgesteld in punt 2) van de bijlage.

3.           De door de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers te betalen bedragen voor de A- of de B-heffingen voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 zijn vastgesteld in punt 3) van de bijlage.

Artikel 2

Het in artikel 2, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 bedoelde tijdstip voor de vaststelling van de op grond van de onderhavige verordening bepaalde heffingen is uiterlijk de laatste dag van de vierde maand na de dag van de inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, lid 1, is van toepassing met ingang van:

– 16 oktober 2002 voor het verkoopseizoen 2001/2002,

– 8 oktober 2003 voor het verkoopseizoen 2002/2003,

– 15 oktober 2003 voor het verkoopseizoen 2003/2004,

– 18 oktober 2005 voor het verkoopseizoen 2004/2005, en

– 23 februari 2007 voor het verkoopseizoen 2005/2006.

Artikel 1, lid 2, is van toepassing met ingang van:

– 16 oktober 2002 voor het verkoopseizoen 2001/2002, en

– 18 oktober 2005 voor het verkoopseizoen 2004/2005.

Artikel 1, lid 3, is van toepassing met ingang van:

– 8 oktober 2003 voor het verkoopseizoen 2002/2003,

– 15 oktober 2003 voor het verkoopseizoen 2003/2004, en

– 23 februari 2007 voor het verkoopseizoen 2005/2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

BIJLAGE

1) Productieheffingen in de sector suiker als bedoeld in artikel 1, lid 1

|| 2001/2002 || 2002/2003 || 2003/2004 || 2004/2005 || 2005/2006

a) EUR per ton witte suiker als basisproductieheffing op A-suiker en op B-suiker || 12,638 || 12,638 || 12,638 || 12,638 || 7,794

b) EUR per ton witte suiker als B-heffing op B-suiker || 236,963 || 103,447 || 109,061 || 236,963 || -

c) EUR per ton droge stof als basisproductieheffing op A-isoglucose en op B-isoglucose || 5,330 || 5,330 || 5,330 || 5,330 || 3,394

d) EUR per ton droge stof als B-heffing op B-isoglucose || 99,424 || 46,017 || 48,261 || 99,424 || -

e) EUR per ton suiker/isoglucose-equivalent in droge stof als basisproductieheffing op A-inulinestroop en op B-inulinestroop || 12,638 || 12,638 || 12,638 || 12,638 || 7,794

f) EUR per ton suiker/isoglucose-equivalent in droge stof als B-heffing op B-inulinestroop || 236,963 || 103,447 || 109,061 || 236,963 || -

2) Coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing als bedoeld in artikel 1, lid 2

Verkoopseizoen 2001/2002:     0,01839

Verkoopseizoen 2004/2005:     0,07294

3) Door de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers te betalen bedragen voor de A- of B-heffingen als bedoeld in artikel 1, lid 3

|| 2002/2003 || 2003/2004 || 2005/2006

Aanvullende prijs voor A-suikerbieten* || || || 0,378

Aanvullende prijs voor B-suikerbieten* || 10,414 || 9,976 || 18,258

* Aanvullende prijs voor A- of B-heffing per ton suikerbieten van de standaardkwaliteit (EUR).

FINANCIEEL MEMORANDUM || FS/13/367494

6.2.2013.1

|| Datum: 15.4.2013

1. || BEGROTINGSONDERDEEL: Zie begrotingsraming hieronder. Artikel 1 1 (Bijdragen en andere heffingen vastgesteld in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker): 05 07 02 (Regeling van geschillen) || KREDIETEN: 123,4 mln EUR 53,4 mln EUR

2. || TITEL: VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 en tot vaststelling van de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen het maximumbedrag van de heffingen en de voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 te innen heffingsbedragen.

3. || RECHTSGRONDSLAG: Artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

4. || DOELSTELLINGEN: Op 27 september 2012 heeft het Hof van Justitie uitspraak gedaan in de gevoegde zaken C-113/10, C‑147/10 en C-234/10 (het Jülich-II-arrest). Het heeft daarbij Verordening (EG) nr. 1193/2009 van de Commissie van 3 november 2009 nietig verklaard. Deze verordening beoogt de retroactieve vaststelling van de suikerproductieheffingen voor de verkoopseizoenen van 2001/2002 tot en met 2005/2006, herberekend volgens de door het Hof toegelichte methode.

5. || FINANCIËLE GEVOLGEN || 12 MAANDEN-PERIODE (mln EUR) || LOPEND BEGROTINGSJAAR 2013 (mln EUR) || VOLGEND BEGROTINGSJAAR 2014 (mln EUR)

5.0 || UITGAVEN -               UIT DE EU-BEGROTING (RESTITUTIES/INTERVENTIES) -               NATIONALE INSTANTIES -               ANDERE || 53,4 mln euro || 53,4 mln euro || n.v.t.

5.1 || ONTVANGSTEN -               EIGEN MIDDELEN VAN DE EU (HEFFINGEN/DOUANERECHTEN) – zie opmerkingen -               NATIONAAL || -214,1 mln euro || -214,1 mln euro || n.v.t.

|| || 2015 || 2016 || 2017 || 2018

5.0.1 || RAMING VAN DE UITGAVEN || || || ||

5.1.1 || RAMING VAN DE ONTVANGSTEN || || || ||

5.2 || BEREKENINGSMETHODE: Zie opmerkingen

6.0 || IS FINANCIERING MOGELIJK UIT KREDIETEN DIE IN HET BETROKKEN HOOFDSTUK VAN DE LOPENDE BEGROTING ZIJN OPGEVOERD? || Nee

6.1 || IS FINANCIERING MOGELIJK DOOR OVERSCHRIJVING VAN EEN HOOFDSTUK VAN DE LOPENDE BEGROTING NAAR EEN ANDER? || Ja

6.2 || IS EEN AANVULLENDE BEGROTING NODIG? || Nee

6.3 || MOETEN OP DE VOLGENDE BEGROTING KREDIETEN WORDEN OPGEVOERD? || Zie opmer­kingen

OPMERKINGEN: Op 27 september 2012 heeft het Hof van Justitie uitspraak gedaan in de gevoegde zaken C-113/10, C‑147/10 en C-234/10 (het Jülich-II-arrest). Het heeft daarbij Verordening (EG) nr. 1193/2009 van de Commissie van 3 november 2009 nietig verklaard. Het Hof heeft geoordeeld dat de Commissie zich herhaaldelijk heeft vergist bij de berekening van de jaarlijkse heffingen voor de betrokken periode. Het Hof verklaarde dat individuele personen aanspraak kunnen maken op de terugbetaling van de bedragen die zij ten onrechte te veel hebben betaald voor de ongeldige productieheffingen die de lidstaten in de betrokken periode hebben geïnd, en die naar de EU-begroting zijn gegaan. Bij de correctieve rechtshandeling worden de suikerproductieheffingen met terugwerkende kracht vastgesteld voor de verkoopseizoenen van 2001/2002 tot en met 2005/2006, herberekend volgens de door het Hof toegelichte methode. Overeenkomstig het arrest moet de terugbetaling aan de marktdeelnemers rente omvatten (op basis van nationale regelgeving en krachtens het beginsel van ongerechtvaardigde verrijking moet de EU de lidstaten vergoeden voor betaalde compenserende rente). Het totale aan de lidstaten terug te betalen bedrag is het volgende: Eigen middelen - hoofdsom 295,5 mln € - 10,0 mln € (reeds terugbetaald in 2009) * 75 % = 214,1 mln € heffingen na aftrek van de inningskosten. Compenserende rente De gevorderde compenserende rente is niet inbegrepen in de tot de eigen middelen behorende bedragen. Het hierboven vermelde geraamde bedrag is berekend voor 100 % van het verschil tussen de oude en de nieuwe heffingen. De rentevoeten zullen worden bepaald op basis van de nationale regelgeving en op dit moment kan het uiteindelijke bedrag dus nog niet definitief worden bepaald. De rentevoeten die zijn gehanteerd bij de raming van de financiële gevolgen (53,4 mln €) zijn die welke zijn bekendgemaakt in de volgende verordeningen: EG-Verordening 2012/2001; EG-Verordening 1852/2002; EG-Verordening 1842/2003; EG-Verordening 1751/2004; EG-Verordening 956/2005; EG-Verordening 1119/2005; EG-Verordening 1668/2005; EG-Verordening 1489/2006; EG-Verordening 981/2007; EG-Verordening 1190/2007; EG-Verordening 999/2008; EG-Verordening 1012/2009; EU-Verordening 974/2010; EU-Verordening 1036/2011; EU-Verordening 938/2012. Het bedrag zal worden betaald uit hoofde van begrotingsonderdeel 05 07 02. Indien de verordening niet tijdig kan worden goedgekeurd opdat de betalingen in begrotingsjaar 2013 kunnen worden uitgevoerd, dient een bedrag te worden opgenomen in een nota van wijzigingen op de begroting 2014.

[1]               PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1.

[2]               PB L 278 van 16.10.2002, blz. 13.

[3]               PB L 254 van 8.10.2003, blz. 4.

[4]               PB L 316 van 15.10.2004, blz. 64.

[5]               PB L 271 van 15.10.2005, blz. 12.

[6]               PB L 51 van 20.2.2007, blz. 17.

[7]               PB L 50 van 21.2.2002, blz. 40.

[8]               PB L 254 van 8.10.2003, blz. 5.

[9]               PB L 316 van 15.10.2004, blz. 65.

[10]             PB L 51 van 20.2.2007, blz. 16.

[11]             PB L 58 van 20.2.2006, blz. 1.

[12]             PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

[13]             Gevoegde zaken C-5/06 en C-23/06 tot en met C-36/06, Jurispr. 2008, blz. I-03231.

[14]             Zie verwijzing in voetnoot 3.

[15]             Zie verwijzing in voetnoot 4.

[16]             Zie verwijzing in voetnoot 5.

[17]             Uitspraken van 6 oktober 2008 in de gevoegde zaken C-175/07 tot en met C-184/07, Jurispr 2008, blz. I-00142 en in de zaken C-466/06, Jurispr 2008, blz. I-00140 en C-200/06, Jurispr 2008, blz. I-00137.

[18]             PB L 321 van 8.12.2009, blz. 1.

[19]             Gevoegde zaken C-113/10, C-147/10 en C-234/10, nog niet verschenen.

[20]             PB L 50 van 21.2.2002, blz. 40.

[21]             PB L 212 van 8.8.2002, blz. 3.

[22]             PB L 205 van 6.8.2005, blz. 20.

[23]             PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1.