Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk /* COM/2013/0161 final - 2013/0088 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 1.1. Algemene context en gronden
voor het voorstel De wetgeving van de lidstaten inzake
handelsmerken is gedeeltelijk geharmoniseerd door Richtlijn 89/104/EEG van de
Raad van 21 december 1988, gecodificeerd als Richtlijn 2008/95/EG (hierna de
“richtlijn”). Daarnaast en verbonden met de nationale merkenstelsels heeft
Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het
Gemeenschapsmerk, gecodificeerd als Verordening (EG) nr. 207/2009 (hierna de
“verordening”), een autonoom stelsel ingevoerd voor de inschrijving van
unitaire rechten die in de hele Unie gelijke werking hebben. In deze context
werd het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) opgericht en
belast met de inschrijving en het beheer van gemeenschapsmerken. Een handelsmerk dient om de waren en diensten
van een onderneming te onderscheiden. Door middel van het merk kan een
onderneming klanten aantrekken en aan zich binden en kunnen waarde en groei tot
stand worden gebracht. Het merk werkt in dit geval als een motor die innovatie
op gang brengt: de verplichting om het merk levend te houden brengt
investeringen in O&O mee, wat op zijn beurt een onafgebroken proces van
productverbetering en -ontwikkeling aandrijft. Dit dynamische proces heeft ook
positieve gevolgen voor de werkgelegenheid. Tegen de achtergrond van de
groeiende concurrentie zijn merken niet alleen belangrijker geworden om succes
te boeken op de markt maar is met het toenemende aantal merken ook de
handelswaarde daarvan toegenomen. In 2012 werd een recordaantal aanvragen voor
gemeenschapsmerken ingediend (meer dan 107 900 tegen 98 217 in 2010
en 49 503 tien jaar vroeger). Het BHIM heeft in 2011 zijn miljoenste
aanvraag sinds de start van zijn werking in 1996 ontvangen. Deze ontwikkeling
is gepaard gegaan met een groeiende vraag van belanghebbenden naar meer
gestroomlijnde en kwalitatief hoogwaardige stelsels voor de inschrijving van
merken en daarvoor wordt meer samenhang, toegankelijkheid en technologische
vernieuwing verwacht. Toen in 2007 de financiële vooruitzichten van
het BHIM werden behandeld, beklemtoonde de Raad[1]
dat de invoering van het BHIM een groot succes was geweest en dat daarmee een
belangrijke bijdrage aan de versterking van het concurrentievermogen in de EU
was geleverd. Hij herinnerde eraan dat het stelsel van de gemeenschapsmerken
ontworpen was naast de nationale regelingen voor handelsmerken, die nodig
bleven voor ondernemingen die geen bescherming voor hun handelsmerken wensen op
het niveau van de EU. De Raad nam verder nota van het belang van het
aanvullende werk van nationale merkenbureaus en riep het BHIM op de
samenwerking met deze bureaus uit te breiden in het belang van het algehele
functioneren van de gemeenschapsmerken. De Raad erkende ten slotte dat meer dan
tien jaar waren voorbijgegaan sinds de oprichting van het gemeenschapsmerk en
benadrukte de noodzaak van een algehele evaluatie van het functioneren van het
stelsel voor gemeenschapsmerken. Hij riep de Commissie op een studie daarover
aan te vatten, in het bijzonder om de bestaande instrumenten voor samenwerking
tussen het BHIM en de nationale merkenbureaus te intensiveren en te verruimen. In haar Small Business Act[2] van 2008 heeft de Commissie
zich ertoe verbonden het stelsel van gemeenschapsmerken toegankelijker te maken
voor kleine en middelgrote ondernemingen. Voorts heeft de Commissie in haar
mededeling van 2008 over een strategie inzake industriële-eigendomsrechten voor
Europa[3]
onderstreept dat zij zich zal inzetten voor een efficiënte en doeltreffende
bescherming van handelsmerken en voor een kwalitatief hoogwaardig
merkenstelsel. Zij concludeerde dat het tijd was voor een algemene evaluatie
die de basis kon vormen voor een toekomstige herziening van het merkenstelsel
in Europa en voor een verdere verbetering van de samenwerking tussen het BHIM
en de nationale bureaus. In haar mededeling over Europa 2020 onder het
vlaggenschipinitiatief “Innovatie-Unie” heeft de Commissie zich in 2010 ertoe
verbonden het regelgevingskader voor handelsmerken te moderniseren om betere
omstandigheden te creëren voor innovatie door ondernemingen[4]. Ten slotte heeft de Commissie
in haar strategie voor intellectuele-eigendomsrechten in Europa[5] van 2011 aangekondigd dat zij
het merkenstelsel in Europa, zowel in de EU als op nationaal niveau, zal
moderniseren door het in zijn geheel doeltreffender, efficiënter en meer
samenhangend te maken. 1.2. Doel van het voorstel Dit initiatief en het gelijklopende voorstel
voor herschikking van de richtlijn, die gezamenlijk als een pakket worden
beschouwd, hebben als voornaamste gemeenschappelijke doelstelling de
bevordering van innovatie en economische groei door de stelsels voor
inschrijving van merken over heel de EU voor ondernemingen toegankelijker en
efficiënter te maken door kostenverlaging, minder complexiteit, snellere
behandeling en meer voorspelbaarheid en rechtszekerheid. Deze aanpassingen
sluiten aan bij de inspanningen om ervoor te zorgen dat het merkenstelsel van
de Unie en de nationale merkenstelsels naast elkaar bestaan en elkaar
aanvullen. Met dit initiatief tot herziening van de
verordening wil de Commissie geen nieuw stelsel invoeren maar wil zij wel de
bestaande bepalingen doelgericht moderniseren. Deze doelstellingen zijn: ·
aanpassing van de terminologie aan het Verdrag van
Lissabon en aan de bepalingen van de gemeenschappelijke aanpak over de
gedecentraliseerde agentschappen (zie deel 5.1); ·
stroomlijning van de procedures voor het aanvragen
en inschrijven van een Europees merk (zie deel 5.2); ·
versterking van de rechtszekerheid door het
verduidelijken van bepalingen en het wegnemen van dubbelzinnigheden (zie deel 5.3); ·
invoering van een passend kader voor samenwerking
tussen het BHIM en de nationale diensten voor de bevordering van convergerende
praktijken en de ontwikkeling van gemeenschappelijke instrumenten (zie deel 5.4);
·
aanpassing van het kader aan artikel 290 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (zie deel 5.5). 2. UITKOMSTEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDEN EN VAN DE EFFECTBEOORDELING 2.1. Raadpleging van het publiek Met dit initiatief wordt de werking van het
merkenstelsel in de EU in zijn geheel geëvalueerd. Er gaat een uitgebreide
raadpleging met de voornaamste belanghebbenden aan vooraf. Het belangrijkste onderdeel van de evaluatie
was een studie die het Max Planck Institute for Intellectual Property and
Competition Law namens de Commissie heeft ondernomen. De studie werd verricht
tussen november 2009 en februari 2011[6].
Naast de deskundigenanalyse werden verschillende belanghebbenden geraadpleegd.
Er is onderzoek verricht naar de gebruikers van het stelsel van
gemeenschapsmerken, er waren bijdragen van organisaties van gebruikers van
merken op nationaal, Europees en internationaal niveau en er vond een hoorzitting
met deze organisaties plaats in juni 2010. Ten slotte werden de nationale
diensten van alle lidstaten en het BHIM geraadpleegd. Het eindverslag concludeerde dat de
grondslagen van het Europese merkenstelsel solide zijn. In het bijzonder
voldoen de door het BHIM gevolgde procedures meestal aan de behoeften en
verwachtingen van de bedrijfswereld. Verder bestond er overeenstemming over dat
het naast elkaar bestaan van rechten uit gemeenschapsmerken en nationale merken
van fundamenteel belang is en noodzakelijk voor de efficiënte werking van een
merkenstelsel dat moet voldoen aan de vereisten van ondernemingen met
uiteenlopende kenmerken qua omvang, markten en geografische behoeften. In het
verslag is niettemin geconstateerd dat verdere convergentie van merkenwetten en
praktijken in de EU noodzakelijk is. Er is bevestigd dat het huidige stelsel
van gemeenschapsmerken voor een groot aantal aspecten degelijk functioneert en
er zijn tal van voorstellen voor verbetering geformuleerd. Verder zijn
specifieke gebieden aangewezen waar het BHIM en de nationale diensten hun
samenwerking kunnen verbeteren. Ingaande op de tussentijdse resultaten van de
studie heeft de Raad op 25 mei 2010 conclusies aangenomen[7]. Hierin werd het akkoord
bekrachtigd dat in september 2008 met de bestuursorganen van het BHIM (raad van
bestuur en begrotingscomité) over een reeks begrotingsmaatregelen was bereikt
met het oog op een evenwichtiger beheer van de BHIM-begroting in de toekomst.
De Raad was het erover eens dat deze begrotingsmaatregelen eveneens bijdroegen
tot het moderniseren, stroomlijnen, harmoniseren en versterken van het
merkenstelsel in Europa in zijn geheel. De Commissie werd opgeroepen in de
herziening ook een specifieke bepaling op te nemen om te voorzien in een kader
voor samenwerking tussen het BHIM en de nationale diensten. Hierin moest
uitdrukkelijk worden bepaald dat het harmoniseren van de praktijken voor alle
handelsmerkenbureaus in de EU een na te streven doel is en dat de inspanningen
op dit gebied door het BHIM moeten worden ondersteund. Verder werd opgeroepen
een rechtsgrondslag in te voeren voor de verdeling van een bedrag ten belope
van 50 % van de vernieuwingstaksen van het BHIM onder de nationale diensten, te
gebruiken voor de bescherming, bevordering en/of handhaving van handelsmerken. Als vervolg op de studie hielden de diensten
van de Commissie een hoorzitting met gebruikersverenigingen op 26 mei 2011. De
resultaten vormden een grondslag en een bevestiging voor de voorlopige analyse
van de Commissie. 2.2. Effectbeoordeling In de effectbeoordeling is één belangrijk
probleem aangewezen dat in de herziene verordening moet worden verholpen,
namelijk de beperkte samenwerking tussen merkenbureaus in Europa. Zoals in de
effectbeoordeling is uitgelegd, bestaan er heel wat banden tussen het stelsel
van het gemeenschapsmerk en de nationale merkenstelsels, hetgeen rechtstreekse
gevolgen heeft voor de gebruikers van de stelsels en voor de diensten voor
intellectuele eigendom. Daardoor is een bepaalde vorm van complementariteit
tussen de twee stelsels vereist. Om dit te bereiken en te waarborgen moeten het
BHIM en de nationale bureaus nauw samenwerken. Efficiënte en doeltreffende samenwerking
tussen merkenbureaus in Europa wordt thans ernstig gehinderd door een aantal obstakels:
·
gebrek aan een duidelijke rechtsgrond voor
samenwerking op het gebied van merkenwetgeving in de EU ·
gebrek aan technische faciliteiten in de nationale
diensten ·
gebrek aan duurzame financiering op middellange en
lange termijn. De volgende opties werden geacht deze
problemen te kunnen oplossen en de drie overeenstemmende doelstellingen te
kunnen bereiken. 1. Invoering van een passende
rechtsgrond voor samenwerking: (a)
Optie 1: geen specifieke rechtsgrond voor
samenwerking tussen diensten voor intellectuele eigendom in Europa; (b)
Optie 2: een rechtsgrond om nationale bureaus en
het BHIM onderling te laten samenwerken (optionele samenwerking); (c)
Optie 3: een rechtsgrond om nationale bureaus en
het BHIM tot samenwerking te dwingen (verplichte samenwerking). 2. Opbouw van technische
capaciteit in de nationale bureaus: (a)
Optie 1: elke dienst zoekt en ontwikkelt de
vereiste faciliteiten en instrumenten; (b)
Optie 2: optionele toegang tot instrumenten: de
vereiste faciliteiten en instrumenten toegankelijk stellen voor diensten voor
intellectuele eigendom in een kader van vrijwillige samenwerking; (c)
Optie 3: verplichte toegang tot instrumenten: de
vereiste faciliteiten zijn toegankelijk door middel van een dwingend
samenwerkingskader. Deze optie overlapt met bovengenoemde optie 3 met
betrekking tot een passende rechtsgrond en met onderstaande optie 3 inzake
langetermijnfinanciering van samenwerking. 3. Waarborgen van
langetermijnfinanciering voor samenwerking: (a)
Optie 1: financiering door de lidstaten; (b)
Optie 2: financiering uit de EU-begroting; (c)
Optie 3: financiering uit de BHIM-begroting; Uit de effectbeoordeling is gebleken dat optie
3 in alle gevallen evenredig zou zijn en het meest geschikt om de beoogde
doelstellingen te bereiken. 3. RECHTSGRONDSLAG EN SUBSIDIARITEIT In het kader van de totstandbrenging en de
werking van de interne markt voorziet artikel 118, lid 1, VWEU in de invoering
van Europese intellectuele-eigendomsrechten om te zorgen voor een eenvormige
bescherming van deze rechten in de hele Unie, onder meer door de invoering van
gecentraliseerde machtigings-, coördinatie- en controleregelingen op het niveau
van de Unie. Het gemeenschapsmerk is een autonoom Europees
intellectuele-eigendomsrecht dat bij een EU-verordening is ingesteld. Uit de
analyse die in het kader van de effectbeoordeling is verricht, is gebleken dat
bepaalde gedeelten van de verordening moeten worden gewijzigd om het stelsel
van de gemeenschapsmerken te verbeteren en te stroomlijnen. Alleen de Europese
wetgever is bevoegd om de vereiste wijzigingen aan te brengen. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de
EU-begroting en gaat daarom niet vergezeld van het financieel memorandum als
voorgeschreven in artikel 31 van het Financieel Reglement (Verordening (EG,
Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober
2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene
begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002
van de Raad). 5. NADERE UITLEG VAN HET VOORSTEL De voorgestelde wijzigingen van de verordening
worden toegelicht aan de hand van de doelstellingen die in bovengenoemd punt 1.2
zijn omschreven. 5.1. Aanpassing van de
terminologie en gemeenschappelijke aanpak over de gedecentraliseerde agentschappen Ten gevolge van de inwerkingtreding van het
Verdrag van Lissabon wordt de terminologie van de verordening aangepast. Dit
betekent dat “Gemeenschapsmerk” in “Europees merk” wordt gewijzigd. Een reeks maatregelen is bedoeld ter
verbetering van het bestuur en de efficiëntie van de bestaande agentschappen en
nog op te richten agentschappen, overeenkomstig de in juli 2012 door het
Parlement, de Raad en de Commissie vastgestelde gemeenschappelijke aanpak over
de gedecentraliseerde agentschappen. De verordening moet worden aangepast om
rekening te houden met de gemeenschappelijke aanpak met betrekking tot de
bepalingen die van toepassing zijn op het BHIM. Voorgesteld wordt, wat de naam
van het agentschap betreft, deze te veranderen in “Agentschap voor merken,
tekeningen en modellen van de Europese Unie” (hierna “Agentschap”), de functies
van de raad van bestuur te versterken, de selectieprocedures voor
leidinggevende ambtenaren aan te passen en te voorzien in jaarlijkse en
meerjaarlijkse werkprogramma’s en in regelmatige evaluaties. 5.2. Stroomlijning van procedures - Indiening van aanvragen (artikel 25) De nationale bureaus ontvangen nog maar zelden
aanvragen voor Europese merken. Bijna alle aanvragen (96,3 % in 2012)
worden nu rechtstreeks via het elektronische systeem voor indiening van
aanvragen van het BHIM ingezonden. Rekening houdend met deze situatie en met
het feit dat aanvragen nu gemakkelijk online kunnen worden ingediend, moet de
mogelijkheid worden afgeschaft om de aanvrage bij de nationale bureaus in te
dienen. - Datum van indiening (artikel 27) De meeste Europese merkaanvragen worden
tegenwoordig onderzocht vóór het verstrijken van de termijn van één maand
waarna de aanvrager de taks moet betalen. Zo kunnen aanvragers “testaanvragen”
indienen en de taks niet betalen indien het Agentschap een gebrek of een
bezwaar opwerpt. Betalingen via lopende rekeningen worden geacht op de laatste
dag van de maand te hebben plaatsgevonden indien de aanvragers dit wensen.
Artikel 27 wordt daarom gewijzigd om de termijn van één maand af te schaffen en
de “verplichting” tot betaling te verbinden aan de indiening van de aanvrage.
De aanvragers zullen dan moeten bewijzen dat zij de betaling hebben verricht of
de betalingsopdracht daartoe hebben gegeven op het ogenblik dat zij hun
aanvrage indienen. - Recherche (artikelen 38 en 155) De huidige regeling voor recherche bevat geen
betrouwbaar instrument voor het inboeken van een merk of voorziet niet in een
exhaustieve raadpleging van het Register. De zwakke kanten van de nationale en
Europese rechercheregeling zijn in de loop van de tijd steeds meer zichtbaar
geworden en de vooruitgang op het gebied van IT-instrumenten brengt
tegenwoordig mee dat gebruikers toegang krijgen tot betere, snellere en
goedkopere alternatieven. Aanvragers zijn tegenwoordig erg weinig
geïnteresseerd in de resultaten van de nationale recherche die door de aan het
optionele systeem deelnemende bureaus wordt verricht. Het Agentschap is samen
met de nationale bureaus een aantal veelbelovende instrumenten aan het
ontwikkelen die veel beter toegerust zijn om gevallen van voorrang op te sporen
en om ter griffie het onderzoek naar inbreuken te voeren. De bestaande
regelingen voor de recherche worden daarom afgeschaft. - Publicatie van de aanvrage (artikel 39) Afschaffing van de rechercheregeling maakt het
ook mogelijk de thans bestaande periode van één maand tussen de mededeling van
rechercheverslagen van het Agentschap aan de aanvrager en de publicatie van de
aanvrage af te schaffen. Dit zal de inschrijvingsprocedure versnellen. - Opmerkingen van derden (artikel 40) Om het indienen van opmerkingen door derden te
vergemakkelijken wordt artikel 40 gewijzigd en wordt de termijn waarin
opmerkingen kunnen worden ingediend, verlengd. De vermelding van de datum van
publicatie moet worden geschrapt rekening houdend met het feit dat aanvragen
voor Europese merken reeds enkele dagen na de indiening ter beschikking van het
publiek worden gesteld in de gegevensbank “CTM online” van het Agentschap. Om
de procedure te stroomlijnen zullen derden de gelegenheid krijgen opmerkingen
in te dienen zodra zij op de hoogte zijn van een aanvrage. Volgens de huidige
praktijk van het Agentschap kunnen opmerkingen worden ingediend uiterlijk tot
het einde van de oppositieperiode of totdat de oppositieprocedure is
afgesloten. - Herziening van beslissingen bij beroepen inter
partes (artikel 62) Het is gebleken dat artikel 62 geen praktische
relevantie heeft. Tot op heden is geen enkele beslissing inter partes
volgens deze bepaling herzien. De voornaamste reden daarvoor is dat de andere
partij geen belangstelling heeft om de in artikel 62, lid 2, vereiste
instemming te geven. Aangezien er voldoende rechtsmiddelen zijn om een foutieve
beslissing inter partes te corrigeren, wordt artikel 62 geschrapt. - Voortzetting van de procedure (artikel 82) De toepassing van artikel 82 heeft in de
praktijk een aantal problemen opgeleverd en heeft geleid tot een mededeling van
de voorzitter van het Agentschap, namelijk mededeling nr. 06/05[8]. Artikel 82 wordt gewijzigd om
de toepassing ervan te stroomlijnen en de inhoud van de mededeling over te
nemen. Aangezien zowel artikel 25, lid 3, als artikel 62 geschrapt worden,
worden alle vermeldingen daarvan in de lijst van uitgesloten termijnen ook geschrapt.
De vermelding van artikel 42 wordt ook geschrapt om het mogelijk te maken alle
termijnen in oppositieprocedures te laten voortduren, met uitzondering van de
in artikel 41, lid 1, vastgestelde oppositietermijn en de in artikel 41,
lid 3, vastgestelde termijn voor betaling van de oppositietaks. - Oppositietermijn voor internationale
inschrijvingen (artikel 156) Aangezien het niet nodig is de thans bestaande
termijn van zes maanden te behouden, wordt artikel 156 gewijzigd om de periode
tussen publicatie overeenkomstig artikel 152, lid 1, en de aanvang van de
oppositietermijn voor internationale inschrijvingen in te korten tot één maand. 5.3. Versterking van de
rechtszekerheid - Definitie van het Europees merk (artikel 4)
Artikel 4 wordt gewijzigd om het vereiste van
"vatbaarheid voor grafische voorstelling” te schrappen. Het basisvereiste
dat het mogelijk moet zijn een grafische voorstelling van het gebruikte teken
te maken, is verouderd. Dit brengt voor sommige niet-traditionele merken zoals
gewone geluiden heel wat rechtsonzekerheid mee. In dergelijke gevallen kan een
voorstelling met andere dan grafische middelen (bv. door een geluidsbestand)
zelfs de voorkeur verdienen boven een grafische voorstelling indien dit een
preciezere identificatie van het merk mogelijk maakt en het derhalve de
doelstelling van meer rechtszekerheid dient. De voorgestelde nieuwe definitie
laat de mogelijkheid open voor inschrijving van merken die vatbaar zijn voor
een voorstelling met technologische middelen welke daartoe bevredigende
waarborgen bieden. Het is niet de bedoeling te komen tot een onbegrensde
uitbreiding van de manieren waarop een teken kan worden voorgesteld, maar wel
te zorgen voor meer flexibiliteit op dat gebied en daarbij de rechtszekerheid
te verhogen. - Bescherming van geografische aanduidingen
en traditionele termen (artikel 7) Artikel 7, lid 1, onder j) en k), biedt niet
dezelfde graad van bescherming voor geografische aanduidingen in de volgende
gevallen: ·
de artikelen 13 en 14 van Verordening (EU) nr. 1151/2012
van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en
levensmiddelen[9];
·
de artikelen 118 terdecies en 118 quaterdecies van
Verordening (EG) nr. 1234/2007 van 22 oktober 2007 houdende een
gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen
voor een aantal landbouwproducten, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 491/2009
van 25 mei 2009[10]; ·
artikel 16 van Verordening (EG) nr. 110/2008 van 15
januari 2008 betreffende de bescherming van geografische aanduidingen van
gedistilleerde dranken[11].
Om ervoor te zorgen dat de Europese wetgeving
ter bescherming van geografische aanduidingen volledige uitwerking krijgt in
procedures met betrekking tot de inschrijving van Europese merken, worden de
desbetreffende absolute weigeringsgronden volledig in overeenstemming gebracht
met de Europese wetgeving inzake geografische aanduidingen en worden zij
gestroomlijnd in de verordening. Ter wille van de samenhang worden de
weigeringsgronden verder uitgebreid en dekken zij nu ook beschermde
traditionele aanduidingen voor wijn en gegarandeerde traditionele
specialiteiten. - Rechten verbonden aan een Europees merk
(artikelen 9 en 9 bis) 1. Onverminderd oudere rechten aan het
merk verbonden rechten Noch de verordening noch de richtlijn bevatten
een duidelijk voorschrift dat de houder van het merk zich niet met succes op
zijn rechten kan beroepen tegen het gebruik van een identiek of soortgelijk
teken dat reeds door een ouder recht is gedekt. In overeenstemming met artikel 16,
lid 1, van de TRIPs-overeenkomst[12]
wordt artikel 9 van de verordening gewijzigd om te verduidelijken dat
vorderingen wegens inbreuk oudere rechten onverlet laten. 2. Gevallen van dubbele gelijkheid Het feit dat overeenkomstig artikel 5,
lid 1, onder a), van de richtlijn (artikel 9, lid 1, onder a), van de
verordening) bijkomende functies aan het merk moeten worden verleend, heeft
rechtsonzekerheid meegebracht. Met name de relatie tussen gevallen van dubbele
gelijkheid en de verruimde bescherming die door artikel 5, lid 2, van de
richtlijn (artikel 9, lid 1, onder c), van de verordening) aan merken met
bekendheid wordt geboden, is onduidelijk geworden[13]. Ter wille van de
rechtszekerheid en de consistentie wordt verduidelijkt dat in gevallen van
dubbele gelijkheid krachtens artikel 9, lid 1, onder a), en overeenstemming
krachtens artikel 9, lid 1, onder b), de herkomst de enige functie van belang
is. 3. Gebruik als handelsnaam of
maatschappelijke benaming Volgens het Hof van Justitie[14] is artikel 5, lid 1, van de
richtlijn van toepassing wanneer het publiek het gebruik van de
maatschappelijke benaming beschouwt als een gebruik dat (ook) betrekking heeft
op waren of diensten die door de onderneming worden aangeboden. Daarom moet het
gebruik van een handelsnaam als beschermd merk als een inbreuk worden beschouwd
indien aan de vereisten inzake het gebruik voor waren of diensten is voldaan. 4. Gebruik in vergelijkende reclame Richtlijn 2006/114/EG van 12 december 2006
inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame[15] bepaalt onder welke
voorwaarden reclame waarbij een concurrent dan wel door een concurrent
aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd, is
toegestaan. Over de relatie tussen dit instrument en de merkenwetgeving zijn
twijfels ontstaan. Het is dan ook aangewezen te verduidelijken dat de
merkhouder het gebruik van zijn merk in vergelijkende reclame kan verbieden
wanneer deze vergelijkende reclame niet aan de voorwaarden van artikel 4 van
Richtlijn 2006/114/EG voldoet. 5. Verzendingen van commerciële
aanbieders Er worden wijzigingen voorgesteld om te
verduidelijken dat goederen niet in de EU mogen worden ingevoerd, ook niet
indien alleen de verzender commerciële doeleinden heeft. Op die manier wordt
ervoor gezorgd dat de merkhouder (al dan niet in de EU gevestigde)
ondernemingen kan verbieden goederen in te voeren die zich buiten de Unie
bevinden en die aan particuliere consumenten worden verkocht, aangeboden, in
reclame aangeprezen of verzonden. Hierdoor kan de bestelling en verkoop van namaakgoederen
over het internet worden ontmoedigd. 6. Waren die in het douanegebied
worden binnengebracht Volgens het Hof van Justitie in het arrest Philips/Nokia[16] maakt het binnenbrengen, de
aanwezigheid en het vervoer van niet-EU-goederen in het douanegebied van de EU
onder een schorsingsregeling, volgens het bestaande acquis, geen inbreuk op de
intellectuele-eigendomsrechten als verleend bij het materiële recht van de Unie
en de lidstaten. Deze goederen kunnen pas als namaakgoederen worden aangemerkt
wanneer bewezen is dat met betrekking tot de goederen tot de consumenten in de
Unie gerichte commerciële handelingen worden gesteld zoals verkoop,
verkoopaanbieding of reclame. Op de gevolgen die uit het arrest Philips/Nokia
voortvloeien, is heel wat kritiek van belanghebbenden gekomen, die van
mening zijn dat daardoor een onredelijk zware bewijslast op houders van rechten
komt te liggen en de strijd tegen namaak wordt gehinderd. Het is duidelijk dat
in Europa snel een regelgevingskader moet worden ingevoerd om de strijd tegen
deze snel groeiende namaakactiviteiten daadwerkelijk te kunnen aanvatten.
Daarom wordt voorgesteld de bestaande lacune op te vullen en houders van
rechten de mogelijkheid te bieden het binnenbrengen van waren in het
douanegebied van de Unie door derden te verhinderen, wanneer deze waren zonder
toestemming een merk dragen dat in wezen gelijk is aan het voor deze waren
ingeschreven merk en ongeacht of de waren al dan niet in de vrije handel worden
gebracht. 7. Voorbereidende handelingen Noch de verordening noch de richtlijn bevatten
bepalingen die het mogelijk maken een procedure in te stellen tegen de
distributie en de verkoop van etiketten en verpakkingen of soortgelijke
artikelen die vervolgens met illegale producten kunnen worden gecombineerd. Een
aantal nationale wetten bevat een expliciete regeling voor deze activiteiten.
Daarom moet in de verordening en in de richtlijn een regel dienaangaande worden
opgenomen die als praktisch, relevant en efficiënt middel bijkomend kan worden
gebruikt in de strijd tegen namaakgoederen. - Beperking van de aan het Europees merk
verbonden rechtsgevolgen (artikel 12) De restrictie waarin artikel 12, lid 1, onder
a), voorziet, is beperkt tot alleen het gebruik van persoonsnamen in
overeenstemming met de gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie[17]. Omwille van de consistentie
wordt de restrictie in artikel 12, lid 1, onder b), uitgebreid tot het
gebruik van niet-onderscheidende tekens of vermeldingen. Voorts moet ook in
artikel 12, lid 1, onder c), worden voorzien in een uitdrukkelijke beperking
met betrekking tot verwijzend gebruik in het algemeen. Ten slotte wordt in een
afzonderlijk lid verduidelijkt onder welke voorwaarden het gebruik van een merk
geacht wordt niet in overeenstemming te zijn met eerlijke handelspraktijken. - Aanduiding en classificatie van waren en
diensten (artikel 28) Artikel 28 wordt gewijzigd om te voorzien in
belangrijke regels betreffende de aanduiding en classificatie van waren en
diensten in de verordening. Deze regels worden in de richtlijn opgenomen. Zij
stemmen overeen met de door het Hof van Justitie[18] vastgestelde beginselen
volgens welke waren en diensten waarvoor bescherming wordt gevraagd, door de
aanvrager voldoende duidelijk en nauwkeurig moeten worden omschreven opdat de
bevoegde autoriteiten en de ondernemingen de omvang van de merkbescherming
kunnen bepalen. De algemene benamingen van de hoofdklassen van de classificatie
van Nice kunnen worden gebruikt om de waren en diensten te omschrijven op
voorwaarde dat deze omschrijvingen voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn. De
wijziging maakt duidelijk dat het gebruik van algemene bewoordingen
geïnterpreteerd moet worden als betrekking hebbende op alle waren of diensten
die onder de letterlijke betekenis van het woord vallen. Met deze wijziging
kunnen ten slotte houders van Europese merken die vóór de datum van publicatie
van de nieuwe classificatiepraktijk van het Agentschap[19] zijn ingediend, hun
omschrijving van waren en diensten in overeenstemming brengen met de rechtspraak
van het Hof van Justitie en ervoor zorgen dat de inhoud van de inschrijving
voldoet aan de voorschriften inzake duidelijkheid en nauwkeurigheid. - Europese kwaliteitsmerken (artikelen 74
ter – 74 duodecies) Terwijl verschillende nationale stelsels bescherming
bieden voor kwaliteitsmerken, voorziet het Europese merkenstelsel momenteel
alleen in inschrijving van individuele en collectieve merken. Een aantal
publieke en particuliere instanties die niet voldoen aan de voorwaarden voor
bescherming van een collectief merk, moeten ook een stelsel krijgen voor
bescherming van kwaliteitsmerken op Europees niveau. Een dergelijke regeling
zou de huidige scheeftrekking tussen de nationale stelsels en het Europese
merkenstelsel verhelpen. Voorgesteld wordt aan de verordening een specifieke
reeks voorschriften toe te voegen die de inschrijving van Europese
kwaliteitsmerken regelen. - Taken van het Agentschap (artikel 123
ter) Met het oog op een exhaustieve omschrijving en
ter wille van de rechtszekerheid en de transparantie worden in het nieuwe
artikel 123 ter alle taken van het Agentschap vermeld, inclusief de taken die
uit andere rechtsinstrumenten voortvloeien en geen verband houden met het
Europese merkenstelsel. 5.4. Samenwerkingskader (artikel
123 quater) Artikel 123 quater bevat een duidelijk kader
voor de verplichte samenwerking tussen het Agentschap en de diensten voor
intellectuele-eigendomsrechten van de lidstaten, met het doel convergentie van
praktijken en ontwikkeling van gemeenschappelijke instrumenten te bevorderen.
De bepaling, die het Agentschap en de diensten van de lidstaten tot
samenwerking verplicht, geeft een opsomming van de voornaamste gebieden van
samenwerking en de specifieke projecten van gemeenschappelijk belang voor de
Unie die het Agentschap zal coördineren. Voorts wordt een
financieringsmechanisme ingevoerd waarmee het Agentschap deze
gemeenschappelijke projecten kan financieren door middel van subsidies. Deze
financieringsregeling vormt wettelijk en financieel gezien een haalbaar alternatief
voor de aanpak die de Raad in zijn conclusies van mei 2010 voorstelde. 5.5. Aanpassing aan artikel 290
VWEU De verordening verleent de Commissie
bevoegdheden om een aantal regels vast te stellen. Deze regels zijn momenteel
vervat in Verordening (EG) nr. 2868/95 van de Commissie van 13 december 1995
tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het
Gemeenschapsmerk[20],
Verordening (EG) nr. 2869/95 van de Commissie van 13 december 1995 inzake de
aan het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en
modellen) te betalen taksen[21],
en Verordening (EG) nr. 216/96 van de Commissie van 5 februari 1996
houdende het Reglement voor de procesvoering bij de kamers van beroep van het
Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt[22]. Door de inwerkingtreding van
het Verdrag van Lissabon is het noodzakelijk de krachtens de verordening aan de
Commissie verleende bevoegdheden aan te passen aan artikel 290 van het Verdrag
(nieuwe artikelen 24 bis, 35 bis, 45 bis, 49 bis, 57 bis, 65 bis, 74 bis, 74
duodecies, 93 bis, 114 bis, 144 bis en 161 bis). 2013/0088 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 207/2009
van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 118, lid 1, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling
aan de nationale parlementen, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Verordening (EG) nr. 40/94
van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk[23], die in 2009 is gecodificeerd
als Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het
Gemeenschapsmerk[24]
, heeft specifiek voor de Europese Unie een stelsel van merkbescherming tot
stand gebracht dat in bescherming van merken op het niveau van de Europese Unie
heeft voorzien, naast de bescherming van merken die beschikbaar is op het
niveau van de lidstaten overeenkomstig de nationale merkenstelsels die
geharmoniseerd zijn bij Richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988
betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten[25], gecodificeerd als Richtlijn 2008/95/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de
aanpassing van het merkenrecht der lidstaten[26].
(2) Ten gevolge van de
inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet de terminologie van
Verordening EG) nr. 207/2009 worden aangepast. Dit betekent dat
“Gemeenschapsmerk” door “Europees merk” wordt vervangen. Overeenkomstig de
gemeenschappelijke aanpak over de gedecentraliseerde agentschappen, die het
Europees Parlement, de Raad en de Commissie in juli 2012 hebben vastgesteld,
moet de benaming “Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken,
tekeningen en modellen)” worden vervangen door “Agentschap voor merken,
tekeningen en modellen van de Europese Unie” (hierna “Agentschap”). (3) In aansluiting op haar
mededeling van 16 juli 2008 over een strategie inzake
industriële-eigendomsrechten voor Europa[27]
heeft de Commissie een diepgaande evaluatie van de algemene werking van het
merkenstelsel in Europa als geheel verricht, waarbij het merkenstelsel van de
Unie en de nationale merkenstelsels alsmede de onderlinge betrekkingen tussen
deze stelsels zijn behandeld. (4) In zijn conclusies van 25 mei
2010 over de toekomstige herziening van het merkenstelsel in de Europese Unie[28] heeft de Raad de Commissie
opgeroepen voorstellen in te dienen voor de herziening van Verordening (EG) nr.
207/2009 en Richtlijn 2008/95/EG. (5) Uit de ervaring die sinds de
oprichting van het Europese merkenstelsel is opgedaan, blijkt dat ondernemingen
van binnen de Unie en uit derde landen het stelsel hebben omarmd en dat het
stelsel een succesvol en werkbaar alternatief voor de bescherming van merken op
het niveau van de lidstaten is geworden. (6) Nationale merkenstelsels
blijven niettemin noodzakelijk voor ondernemingen die geen bescherming van hun
merken op het niveau van de Unie verlangen of die niet in staat zijn deze
bescherming over heel de Unie te verkrijgen terwijl er voor nationale
bescherming geen belemmeringen bestaan. Elke persoon die merkbescherming verlangt,
moet vrij de beslissing kunnen nemen of deze bescherming alleen als nationaal
merk in een of meerdere lidstaten dan wel alleen als Europees merk of op beide
niveaus wordt aangevraagd. (7) Hoewel in de evaluatie over
de algemene werking van het stelsel van gemeenschapsmerken is bevestigd dat
vele elementen van dit stelsel, met inbegrip van de basisbeginselen waarop het
is gebaseerd, de tand des tijds goed hebben doorstaan en blijven voldoen aan de
behoeften en verwachtingen van de ondernemingswereld, heeft de Commissie in
haar mededeling “Een eengemaakte markt voor intellectuele-eigendomsrechten” van
24 mei 2011[29]
geconcludeerd dat het noodzakelijk is het merkenstelsel in de Unie te
moderniseren door het doeltreffender, efficiënter en als geheel consistenter te
maken en het aan het internettijdperk aan te passen. (8) Naast de verbeteringen en
wijzigingen in het stelsel van de gemeenschapsmerken moeten de nationale wetten
en praktijken op het gebied van merken verder worden geharmoniseerd en met het
merkenstelsel van de Unie in overeenstemming worden gebracht zodat voor zover
mogelijk in heel de Unie gelijke voorwaarden worden gecreëerd voor de
inschrijving en de bescherming van merken. (9) Om meer flexibiliteit
mogelijk te maken en tegelijkertijd meer rechtszekerheid te brengen met
betrekking tot de voorstellingswijze van merken, moet het vereiste van
"vatbaarheid voor grafische voorstelling” uit de definitie van Europees
merk worden geschrapt. Het moet mogelijk worden een teken voor te stellen in
elke passende vorm en dus niet noodzakelijk met grafische middelen, op
voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten en het publiek op basis van de
voorstelling nauwkeurig en duidelijk kunnen bepalen wat juist het voorwerp van
bescherming is. (10) De huidige bepalingen van
Verordening (EG) nr. 207/2009 blijven in gebreke om oorsprongsbenamingen en
geografische aanduidingen dezelfde graad van bescherming te bieden als andere
instrumenten van Unierecht. Het is dan ook noodzakelijk de absolute
weigeringsgronden betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen
te verduidelijken en ervoor te zorgen dat deze volledig in overeenstemming zijn
met het desbetreffende Unierecht voor bescherming van deze
intellectuele-eigendomsrechten. Ter wille van de samenhang met andere
Uniewetgeving moet het toepassingsgebied van deze absolute gronden uitgebreid
worden en zich eveneens uitstrekken tot beschermde traditionele aanduidingen
voor wijn en gegarandeerde traditionele specialiteiten. (11) Merken die worden aangevraagd
in een schrift of een taal die in de Unie niet wordt begrepen, verdienen geen
bescherming indien bij de vertaling of de transcriptie in een officiële taal
van een lidstaat inschrijving moet worden geweigerd op absolute gronden. (12) Oneerlijke toe-eigening van
merken moet moeilijker worden gemaakt door meer mogelijkheden te bieden om
oppositie in te stellen tegen te kwader trouw aangevraagde merken. (13) Om een sterke bescherming van
rechten te handhaven voor op het niveau van de Unie beschermde oorsprongsbenamingen
en geografische aanduidingen, dient te worden verduidelijkt dat deze rechten de
bevoegdheid verlenen om oppositie in te stellen tegen de inschrijving van een
later Europees merk, ongeacht of er al dan niet weigeringsgronden bestaan die
bij het ambtshalve onderzoek in aanmerking moeten worden genomen. (14) Omwille van de rechtszekerheid
en met het oog op volledige overeenstemming met het voorrangsbeginsel volgens
hetwelk een vroeger ingeschreven merk voorrang heeft op later ingeschreven
merken, moet worden bepaald dat de handhaving van door een Europees merk
verleende rechten geen afbreuk mag doen aan rechten die houders vóór de datum
van indiening of de datum van voorrang hebben verkregen. Dit is in
overeenstemming met artikel 16, lid 1, van de Overeenkomst inzake de
handelsaspecten van de intellectuele eigendom van 15 april 1994[30]. (15) Ter wille van de
rechtszekerheid en ter verduidelijking moet worden bepaald dat niet alleen in
geval van overeenstemming maar ook ingeval een identiek teken voor identieke
waren of diensten wordt gebruikt, bescherming aan een Europees merk moet worden
verleend, alleen indien en voor zover de belangrijkste functie van het Europees
merk, namelijk het waarborgen van de commerciële herkomst van de waren of
diensten, wordt aangetast. (16) Over de commerciële oorsprong
van de waren of diensten kan zich verwarring voordoen wanneer een onderneming
hetzelfde of een soortgelijk teken op zodanige wijze als handelsnaam gebruikt
dat er een verband wordt gelegd tussen de onderneming die de naam draagt, en de
waren of diensten die van die onderneming afkomstig zijn. Derhalve is eveneens
sprake van inbreuk op een Europees merk ingeval het teken als handelsnaam of
soortgelijke aanduiding wordt gebruikt, voor zover dit gebruik bedoeld is om
waren of diensten te onderscheiden met betrekking tot hun commerciële
oorsprong. (17) Omwille van de rechtszekerheid
en met het oog op volledige overeenstemming met specifieke wetgeving van de
Unie moet worden bepaald dat de houder van een Europees merk het recht moet
hebben een derde partij te verbieden gebruik te maken van een teken in
vergelijkende reclame wanneer deze reclame in strijd is met Richtlijn 2006/114/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende
reclame en vergelijkende reclame[31].
(18) Om de bescherming van het merk
te verbeteren en de strijd tegen namaak daadwerkelijk te versterken, moet de
houder van een Europees merk derden kunnen verhinderen om waren in het
douanegebied van de Unie binnen te brengen zonder dat deze in de vrije handel
worden gebracht, wanneer deze waren uit derde landen afkomstig zijn en zonder
toestemming een merk dragen dat in wezen gelijk is aan het voor deze waren
ingeschreven Europees merk. (19) Om doelmatiger op te treden
tegen het binnenbrengen van goederen die inbreuk maken op de wetgeving, in het
bijzonder wanneer deze goederen over het internet worden verkocht, moet de
houder het recht hebben de invoer van dergelijke goederen in de Unie te
verbieden wanneer het alleen de verzender van de waren is die commerciële
doeleinden nastreeft. (20) Om houders van Europese merken
in staat te stellen namaak daadkrachtiger te bestrijden, moet hun het recht
worden verleend het aanbrengen van een inbreuk makend merk of voorbereidende
handelingen die daaraan voorafgaan, te verbieden. (21) De exclusieve rechten die door
een Europees merk worden verleend, mogen er niet toe leiden dat de houder het
gebruik kan verbieden van tekens of aanduidingen die op billijke wijze en in
overeenstemming met eerlijke gebruiken in nijverheid en handel worden gebruikt.
Om in geval van conflict gelijke voorwaarden te creëren voor handelsnamen en
merken, rekening houdend met het feit dat aan handelsnamen gewoonlijk
onbeperkte bescherming tegen latere merken wordt verleend, moet een dergelijk
gebruik geacht worden alleen het gebruik van de eigen persoonsnaam te omvatten.
Verder moet ook sprake zijn van gebruik van beschrijvende of
niet-onderscheidende aanduidingen in het algemeen. Bovendien mag de houder niet
het recht krijgen het algemeen billijk en eerlijk gebruik van het Europees merk
te verbieden wanneer dit gebruik bedoeld is ter identificatie of aanduiding van
waren of diensten zoals die van de houder. (22) Omwille van de rechtszekerheid
en ter vrijwaring van legitiem verkregen rechten op het merk is het raadzaam en
noodzakelijk te bepalen, zonder afbreuk te doen aan het beginsel dat een later
merk niet kan worden tegengeworpen aan een ouder merk, dat houders van Europese
merken zich niet kunnen verzetten tegen het gebruik van een later merk indien
dit latere merk verkregen werd op een tijdstip waarop de voorrang van het
vroegere merk ten aanzien van het latere merk niet kon worden afgedwongen. (23) Om redenen van billijkheid en
rechtszekerheid moet het gebruik van een Europees merk in een vorm die in
bepaalde onderdelen afwijkt zonder dat het onderscheidende karakter van het
merk in de vorm waarin het is ingeschreven, daardoor wordt aangetast, voldoende
zijn om de verleende rechten te vrijwaren, ongeacht of het merk zoals het wordt
gebruikt, ook in die vorm is ingeschreven. (24) Verordening (EG) nr. 207/2009
verleent de Commissie bevoegdheden om uitvoeringsregels voor deze verordening
vast te stellen. Ten gevolge van de inwerkingtreding van het Verdrag van
Lissabon moeten de op grond van Verordening (EG) nr. 207/2009 aan de
Commissie verleende bevoegdheden worden aangepast aan artikel 290 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. (25) Het is van bijzonder belang
dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging
overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de
voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de
desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden
toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. (26) Om een efficiënte inschrijving
van rechtsinstrumenten betreffende het Europees merk als vermogensbestanddeel
te verzekeren en volledige transparantie van het register van Europese merken
te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om
overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te
stellen tot nadere bepaling van een aantal verplichtingen van de aanvrager met
betrekking tot specifieke merken, de procedures voor de vermelding van de
overgang van Europese merken, de creatie en de overgang van een zakelijk recht,
de gedwongen tenuitvoerlegging, de betrokkenheid bij een insolventieprocedure
en de toekenning of overdracht van een licentie in het register alsmede voor de
doorhaling of de wijziging van de desbetreffende vermeldingen. (27) Gelet op de geleidelijke
vermindering en het zeer beperkte aantal aanvragen voor gemeenschapsmerken bij
de centrale diensten voor intellectuele-eigendomsrechten van de lidstaten
(“diensten van de lidstaten”), moet het alleen maar in het Agentschap nog
mogelijk zijn een aanvrage om inschrijving van een Europees merk in te dienen. (28) Europese merkbescherming wordt
verleend met betrekking tot specifieke waren en diensten en de aard en het
aantal daarvan bepaalt hoe ver de bescherming reikt ten aanzien van de houder
van het merk. Daarom is het belangrijk ter wille van de rechtszekerheid en een
behoorlijk bestuur dat in Verordening (EG) nr. 207/2009 regels voor de
aanduiding en classificatie van waren en diensten worden opgenomen. Het is dan
ook noodzakelijk dat de waren en diensten waarvoor bescherming door middel van
een merk wordt aangevraagd, door de aanvrager voldoende duidelijk en nauwkeurig
worden omschreven zodat de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers louter
en alleen op basis van de aanvrage kunnen vaststellen welke draagwijdte de te
verkrijgen bescherming aanneemt. Het gebruik van algemene bewoordingen moet zo
worden geïnterpreteerd dat hiermee alleen de waren en diensten worden bedoeld
die onder de letterlijke betekenis van het woord vallen. Houders van Europese
merken, die wegens de vroegere praktijk van het Agentschap voor een volledige
hoofdklasse van de classificatie van Nice zijn ingeschreven, moeten de
mogelijkheid krijgen hun omschrijving van waren en diensten aan te passen zodat
wordt gewaarborgd dat de inhoud van het register in overeenstemming met de
rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie aan de vereisten
inzake duidelijkheid en nauwkeurigheid voldoet. (29) Om te voorzien in een
doeltreffende en efficiënte regeling voor het indienen van aanvragen van
Europese merken, inclusief de aanvragen op grond van voorrang of anciënniteit,
moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig
artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere
bepaling van de regels en procedures voor de indiening van een aanvrage om een
Europees merk, de formele voorwaarden voor de aanvrage, de inhoud van de aanvrage,
het soort indieningstaks, alsmede de procedures voor de controle van de
wederkerigheid, de regels om aanspraak te maken op voorrang van een vroegere
aanvrage, voorrang in geval van tentoonstelling en anciënniteit van een
nationaal merk. (30) De huidige regeling voor
recherche naar Europese merken en nationale merken is niet betrouwbaar en niet
efficiënt. Zij moet daarom worden vervangen door een regeling waarbij
exhaustieve, snelle en krachtige zoekrobots voor vrij gebruik door het publiek
beschikbaar worden gesteld in een vorm van samenwerking tussen het Agentschap
en de diensten van de lidstaten. (31) Om ervoor te zorgen dat het
Agentschap de aanvragen om Europese merken doeltreffend, efficiënt en snel
onderzoekt en registreert met gebruik van procedures die transparant, degelijk,
eerlijk en billijk zijn, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde
handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de procedures voor het
toezicht op de naleving van de voorschriften betreffende de datum van indiening
en van de formele voorwaarden voor een aanvrage, de controle van de betaling
van de taksen en het onderzoek van de absolute weigeringsgronden, de regels
betreffende de publicatie van de aanvrage, de procedures voor de correctie van
fouten en vergissingen in publicaties van aanvragen, de procedures met
betrekking tot opmerkingen van derden, de oppositieprocedure, de procedures
voor de indiening en het onderzoek van een oppositie en voor de wijziging en de
afsplitsing van een aanvrage, de gegevens die in het register moeten worden
vermeld bij de inschrijving van een Europees merk, de wijze van publicatie van
de inschrijving en de inhoud en de regels voor de afgifte van een inschrijvingsbewijs. (32) Om de vernieuwing van Europese
merken doeltreffend en efficiënt te laten verlopen en om de bepalingen inzake
wijziging en afsplitsing van een Europees merk in de praktijk veilig te kunnen
toepassen zonder afbreuk te doen aan de rechtszekerheid, moet aan de Commissie
de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het
Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de
regels voor de vernieuwing van een Europees merk en de procedures voor de
wijziging en afsplitsing van een Europees merk. (33) Om de houder van een Europees
merk in staat te stellen gemakkelijk afstand te doen van een Europees merk met
inachtneming van de rechten van derden die met betrekking tot dat merk in het
register zijn ingeschreven, en om ervoor te zorgen dat een Europees merk op
doeltreffende en efficiënte wijze vervallen of nietig kan worden verklaard door
middel van transparante, gedegen, eerlijke en billijke procedures, en om
rekening te houden met de in deze verordening vastgestelde beginselen, moet aan
de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290
van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling
van de procedure voor afstand van een Europees merk en van de procedures voor
de vervallen- en nietigverklaring daarvan. (34) Om een
doeltreffende, efficiënte en volledige herziening van beslissingen van het
Agentschap door de kamers van beroep mogelijk te maken door middel van
transparante, gedegen, eerlijke en billijke procedures met inachtneming van de
in Verordening (EG) nr. 207/2009 neergelegde beginselen, moet aan de Commissie
de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het
Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de
inhoud van het beroepsschrift, de procedure voor de indiening en het onderzoek
van het beroep, de inhoud en de vorm van de beslissingen van de kamer van
beroep en de terugbetaling van de beroepstaksen. (35) Als aanvulling op de huidige
regeling inzake collectieve gemeenschapsmerken en om de bestaande
scheeftrekking tussen de nationale stelsels en het Europese merkenstelsel te
verhelpen, moet een reeks specifieke bepalingen voor bescherming van Europese
kwaliteitsmerken worden ingevoerd zodat de certificatie-instelling of ‑organisatie
zijn aangesloten leden de mogelijkheid kan bieden het merk te gebruiken als
teken voor waren of diensten die aan de certificatievoorschriften voldoen. (36) Om een
doeltreffend en efficiënt gebruik van Europese collectieve merken en
kwaliteitsmerken mogelijk te maken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde
handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de termijnen waarbinnen de
regels voor het gebruik van deze merken en de inhoud daarvan moeten worden
ingediend. (37) Uit de ervaring die is
opgedaan bij de toepassing van het huidige stelsel van gemeenschapsmerken, is
gebleken dat een aantal aspecten van de procedure vatbaar zijn voor
verbetering. Er moeten dan ook een aantal maatregelen worden genomen om de
procedures waar passend te vereenvoudigen en te versnellen en de
rechtszekerheid en voorspelbaarheid waar nodig te verbeteren. (38) Om te komen tot een vlotte,
doeltreffende en efficiënte werking van het Europese merkenstelsel, moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van
het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de
voorschriften betreffende de vorm van beslissingen, de mondelinge procedure en
de wijze van bewijsvoering, de regels voor de kennisgeving, de procedure voor
het vaststellen van verlies van rechten, de communicatiemiddelen en de formulieren
die door de partijen in de procedure moeten worden gebruikt, de regels
betreffende de berekening en de duur van de termijnen, de procedures voor de
herroeping van een beslissing of voor de doorhaling van een vermelding in het
register en voor de correctie van kennelijke vergissingen in beslissingen en de
rechtzetting van vergissingen van het Agentschap, de regels voor de
onderbreking van de procedure en de procedures betreffende de verdeling en
vaststelling van de kosten, de gegevens die in het register moeten worden
vermeld, de regels betreffende de openbare inzage in dossiers en betreffende de
bewaring daarvan, de wijze van publicatie in het Blad van Europese merken en in
het Publicatieblad van het Agentschap, de regels voor de administratieve
samenwerking tussen het Agentschap en de autoriteiten van lidstaten en de wijze
van vertegenwoordiging voor het Agentschap. (39) Omwille van de rechtszekerheid
en met het oog op een grotere transparantie is het aangewezen alle taken van
het Agentschap duidelijk te omschrijven, ook de taken die geen verband houden
met het beheer van het Europese merkenstelsel. (40) Om de convergentie van
praktijken te bevorderen en gemeenschappelijke instrumenten te ontwikkelen,
moet een passend kader voor samenwerking tussen het Agentschap en de diensten
van de lidstaten worden opgesteld. Hierin moeten de gebieden van samenwerking
duidelijk worden afgebakend en moet het Agentschap in staat worden gesteld om
de desbetreffende projecten van gemeenschappelijk belang voor de Unie te
coördineren en deze projecten binnen de grenzen van een maximumbedrag te
financieren door middel van subsidies. Deze samenwerking moet een gunstige
weerslag hebben op ondernemingen die gebruik maken van de merkenstelsels in
Europa. Gebruikers van het bij deze verordening vastgestelde merkenstelsel van
de Unie moeten in de gemeenschappelijke projecten en met name de gegevensbanken
voor recherche en raadpleging bijkomende gemakkelijk toegankelijke, efficiënte
en kosteloos beschikbare instrumenten vinden zodat zij kunnen voldoen aan de
specifieke voorwaarden van het Europees merk, namelijk dat dit merk een eenheid
vormt. (41) Bepaalde beginselen met
betrekking tot het bestuur van het Agentschap moeten worden aangepast aan de
gemeenschappelijke aanpak over de gedecentraliseerde agentschappen, die het
Europees Parlement, de Raad en de Commissie in juli 2012 hebben vastgesteld. (42) Met het oog op een grotere
rechtszekerheid en een betere transparantie is het onontbeerlijk dat een aantal
bepalingen betreffende de organisatie en de werking van het Agentschap worden
geactualiseerd. (43) In het belang van een gezond
financieel beheer moet worden vermeden dat de begrotingsoverschotten te groot
worden. Dit kan echter niet in de weg staan dat het Agentschap een financiële
reserve aanhoudt die overeenstemt met één jaar van zijn operationele uitgaven,
zodat de continuïteit van zijn werking en de uitvoering van zijn taken
verzekerd blijft. (44) Om een doeltreffende en
efficiënte omzetting van een aanvrage of inschrijving voor een Europees merk in
een aanvrage voor een nationaal merk mogelijk te maken en een grondig onderzoek
van de desbetreffende voorschriften te garanderen, moet aan de Commissie de
bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag
gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de formele
voorwaarden waaraan een verzoek om omzetting moet voldoen, en van de regels
voor het onderzoek en de publicatie ervan. (45) Om een doeltreffende en
efficiënte methode voor geschillenbeslechting te verzekeren, te komen tot
consistentie met de talenregeling van Verordening (EG) nr. 207/2009, snelle
afhandeling van beslissingen over een eenvoudig onderwerp alsmede doeltreffende
en efficiënte organisatie van de kamers van beroep, en om de door het
Agentschap aan te rekenen taksen op een passend en realistisch niveau vast te
stellen met inachtneming van de in Verordening (EG) nr. 207/2009 neergelegde
begrotingsbeginselen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen
om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te
stellen tot nadere bepaling van de voor het Agentschap te gebruiken talen, de
gevallen waarin beslissingen inzake oppositie en doorhaling door één lid moeten
worden genomen, de regeling voor de organisatie van de kamers van beroep, de
bedragen van de aan het Agentschap te betalen taksen en de regels voor de
betaling ervan. (46) Om een
doeltreffende en efficiënte inschrijving van internationale merken te
verzekeren die volledig overeenstemt met de regels van het protocol van de
Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken,
moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig
artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere
bepaling van de procedureregels betreffende de internationale inschrijving van
merken. (47) Verordening (EG) nr. 207/2009
moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EG) nr. 207/2009 wordt als volgt
gewijzigd: (1)
in de titel wordt “Gemeenschapsmerk” vervangen door
“Europees merk”; (2)
in de gehele verordening wordt het woord
“Gemeenschapsmerk” vervangen door “Europees merk” en worden de nodige
grammaticale wijzigingen aangebracht; (3)
in de gehele verordening worden de woorden
“rechtbank voor het Gemeenschapsmerk” vervangen door “rechtbank voor het
Europees merk” en worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht; (4)
in de gehele verordening worden de woorden
“collectief Gemeenschapsmerk” vervangen door “Europees collectief merk” en
worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht; (5)
in de gehele verordening, behalve in de in punten 2),
3) en 4) bedoelde gevallen, worden de woorden “Gemeenschap”, “Europese
Gemeenschap” en “Europese Gemeenschappen” vervangen door “Unie” en worden de
nodige grammaticale wijzigingen aangebracht; (6)
in de gehele verordening wordt het woord “Bureau”,
voor zover hiermee naar het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt
(merken, tekeningen en modellen) als bedoeld in artikel 2 van de verordening
wordt verwezen, vervangen door “Agentschap” en worden de nodige grammaticale
wijzigingen aangebracht; (7)
in de gehele verordening wordt het woord
“voorzitter” vervangen door “uitvoerend bestuurder” en worden de nodige
grammaticale wijzigingen aangebracht; (8)
Artikel 2 wordt vervangen door: “Artikel 2
Agentschap 1. Er wordt een Agentschap voor merken, tekeningen
en modellen van de Europese Unie ingesteld, hierna "het Agentschap"
te noemen. 2. Alle verwijzingen in het recht van de Unie naar
het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en
modellen) worden gelezen als verwijzingen naar het Agentschap.”; (9)
Artikel 4 wordt vervangen door: “Artikel 4
Tekens die een Europees merk kunnen vormen Europese merken kunnen worden gevormd door alle
tekens, met name woorden, met inbegrip van namen van personen, tekeningen,
letters, cijfers, kleuren als zodanig, vormen van waren of van verpakking, of
geluiden, mits deze a) de waren of diensten van een onderneming kunnen
onderscheiden; b) vatbaar zijn voor een zodanige voorstelling dat
de bevoegde autoriteiten en het publiek in staat zijn nauwkeurig te bepalen wat
het precieze voorwerp is van de aan de houder verleende bescherming.”; (10)
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: (a)
in lid 1 worden de punten j) en k) vervangen door: “j) merken die van inschrijving uitgesloten zijn
en niet verder mogen worden gebruikt overeenkomstig wetgeving van de Unie of
internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is, welke voorzien in
bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen; k) merken die van inschrijving uitgesloten zijn
overeenkomstig wetgeving van de Unie of internationale overeenkomsten waarbij
de Unie partij is, welke voorzien in bescherming van traditionele aanduidingen
voor wijn en gegarandeerde traditionele specialiteiten; l) merken die geheel of gedeeltelijk bestaan uit
een oudere rasbenaming geregisteerd overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 2100/94
van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht met
betrekking tot hetzelfde soort product.”; (b)
lid 2 wordt vervangen door: “2. Lid 1 is ook van toepassing indien de
weigeringsgronden slechts bestaan: a) in een deel van de Unie; b) wanneer een in een vreemde taal of een vreemd
schrift gevormd merk wordt vertaald of getranscribeerd in een schrift of een
officiële taal van een lidstaat."; (11)
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd: (a)
lid 3 wordt vervangen door: “3. Na oppositie door de houder wordt de
inschrijving van een merk geweigerd: a) wanneer deze door de gemachtigde of de
vertegenwoordiger van de houder op eigen naam en zonder toestemming van de
houder wordt aangevraagd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn
handelwijze rechtvaardigt; b) wanneer het merk kan worden verward met een
ouder merk dat buiten de Unie wordt beschermd, op voorwaarde dat het oudere
merk op de datum van aanvrage nog normaal werd gebruikt en de aanvrager te
kwader trouw was.”; (b)
in lid 4 wordt de aanhef vervangen door: “4. Na
oppositie door de houder van een niet-ingeschreven merk of een ander in het
economisch verkeer gebruikt teken van meer dan alleen plaatselijke betekenis,
wordt de inschrijving van het aangevraagde merk geweigerd wanneer en voor zover
krachtens het Unierecht dat voorziet in bescherming van oorsprongsbenamingen en
geografische aanduidingen, of het voor dat teken geldende recht van de
lidstaat:” (c)
lid 5 wordt vervangen door: “5. Na oppositie door de houder van een ouder
ingeschreven merk in de zin van lid 2 wordt de inschrijving van het
aangevraagde merk eveneens geweigerd wanneer het gelijk is aan of overeenstemt
met het oudere merk, ongeacht of de waren of diensten waarvoor de inschrijving
wordt aangevraagd, gelijk zijn aan of al dan niet overeenstemmen met die
waarvoor het oudere merk is ingeschreven, wanneer het in geval van een ouder
Europees merk een in de Unie bekend merk betreft, of in geval van een ouder
nationaal merk, het een in de betrokken lidstaat bekend merk betreft, en
wanneer door het gebruik zonder geldige reden van het aangevraagde merk
ongerechtvaardigd voordeel wordt gehaald uit of afbreuk wordt gedaan aan het
onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk.”; (12)
Artikel 9 wordt vervangen door: “Artikel 9
Rechten verbonden aan het Europees merk 1. De inschrijving van een Europees merk geeft de
houder een uitsluitend recht. 2. Onverminderd de rechten die houders vóór de
datum van indiening of de datum van voorrang van het Europees merk hebben
verkregen, heeft de houder van een Europees merk het recht iedere derde die
niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen, het gebruik van een teken in het
economische verkeer voor waren en diensten te verbieden wanneer: (a)
het teken gelijk is aan het Europees merk en wordt
gebruikt voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het Europees merk is
ingeschreven, en wanneer dit gebruik een nadelige invloed heeft of kan hebben
op de functie van het Europees merk inzake het waarborgen van de herkomst van
de waren of diensten ten aanzien van de consumenten; (b)
het teken gelijk is aan of overeenstemt met het
Europees merk en wordt gebruikt voor waren of diensten die gelijk zijn aan of
overeenstemmen met de waren of diensten waarvoor het Europees merk is
ingeschreven, indien daardoor verwarring bij het publiek kan ontstaan;
verwarring omvat het gevaar van associatie met het merk; (c)
het teken gelijk is aan of overeenstemt met het
Europees merk ongeacht of het wordt gebruikt voor waren of diensten die gelijk
zijn aan, overeenstemmen met of niet overeenstemmen met die waarvoor het
Europees merk is ingeschreven, wanneer het een in de Unie bekend merk betreft
en wanneer door het gebruik zonder geldige reden van het teken
ongerechtvaardigd voordeel wordt gehaald uit of afbreuk gedaan wordt aan het
onderscheidend vermogen of de reputatie van het Europees merk. 3. Krachtens lid 2 kan met name worden verboden: (a)
het aanbrengen van het teken op de waren of op de
verpakking; (b)
het aanbieden, in de handel brengen of daartoe in
voorraad hebben van waren of het aanbieden of verrichten van diensten onder dit
teken; (c)
het invoeren of uitvoeren van waren onder het
teken; (d)
het gebruik van het teken als handelsnaam of als
gedeelte van een handels- of bedrijfsnaam; (e)
het gebruik van het teken in stukken voor zakelijk
gebruik en in advertenties; (f)
het gebruik van het teken in vergelijkende reclame
op een wijze die strijdig is met Richtlijn 2006/114/EG. 4. De houder van een Europees merk heeft ook het
recht de in lid 3, onder c), bedoelde invoer te verbieden wanneer alleen de
verzender van de goederen commerciële doeleinden heeft. 5. De houder van een Europees merk heeft eveneens
het recht derden te verhinderen in het kader van commerciële activiteiten waren
in het douanegebied van de Unie binnen te brengen zonder dat deze daar in de
vrije handel worden gebracht, wanneer deze waren, met inbegrip van verpakking,
uit derde landen afkomstig zijn en zonder toestemming een merk dragen dat
gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven Europees merk of in zijn
belangrijkste onderdelen niet van dat merk kan worden onderscheiden.”; (13)
De volgende artikelen 9 bis en 9 ter
worden ingevoegd: “Artikel 9 bis
Inbreuk op de rechten van de houder door gebruik van vormgevende elementen,
verpakking of andere middelen Wanneer er gevaar bestaat dat de aanbiedingsvorm,
verpakking of andere middelen waarop het merk is aangebracht, voor waren of
diensten zullen worden gebruikt en het gebruik voor deze waren of diensten een
inbreuk zou vormen op de rechten van de houder overeenkomstig artikel 9, leden 2
en 3, heeft de houder van een Europees merk het recht het volgende te
verbieden: (a)
het in het economisch verkeer aanbrengen van een
teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het Europees merk, op een
aanbiedingsvorm, verpakking of andere middelen waarop het merk kan worden
aangebracht; (b)
het aanbieden, in de handel brengen of daartoe in
voorraad hebben, of het invoeren of uitvoeren van aanbiedingsvormen,
verpakkingen of andere middelen waarop het merk is aangebracht. Artikel 9 ter
Datum waarop rechten tegenover derden gelden 1. Op de aan het Europees merk verbonden rechten
kan tegenover derden een beroep worden gedaan vanaf de datum van publicatie van
de inschrijving van het merk. 2. Er kan een redelijke vergoeding worden verlangd
wegens feiten die na de publicatie van een aanvrage om een Europees merk hebben
plaatsgevonden, wanneer deze feiten na de publicatie van de inschrijving van
het merk krachtens deze publicatie verboden zouden zijn. 3. De rechter bij wie de zaak aanhangig is
gemaakt, doet geen uitspraak over de zaak zelf voordat de inschrijving is
gepubliceerd.”; (14)
Artikel 12 wordt vervangen door: “Artikel 12
Beperking van de aan het Europees merk verbonden rechtsgevolgen 1. Het Europees merk verleent de houder niet het
recht een derde te verbieden om in het economisch verkeer gebruik te maken van: (a)
diens naam of adres; (b)
tekens of aanduidingen die geen onderscheidend
vermogen hebben of die betrekking hebben op soort, kwaliteit, hoeveelheid,
bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de
waren of van verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of
diensten; (c)
het merk ten behoeve van de identificatie van of de
verwijzing naar waren of diensten als die van de houder van het merk, in het
bijzonder wanneer het gebruik van het merk noodzakelijk is om de bestemming van
een product of dienst met name als accessoire of reserveonderdeel aan te duiden. De eerste alinea is alleen van toepassing wanneer
het gebruik door een derde in overeenstemming is met eerlijke gebruiken in
nijverheid en handel. 2. Het gebruik door een derde wordt geacht niet in
overeenstemming met eerlijke gebruiken te zijn met name in de volgende
gevallen: (a)
wanneer het de indruk wekt dat er een zakelijke
band bestaat tussen de derde en de houder van het merk; (b)
wanneer het op ongerechtvaardigde wijze voordeel
haalt uit of afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van
het merk.”; (15)
In artikel 13, lid 1, worden de woorden “in de
Gemeenschap” vervangen door “in de Europese Economische Ruimte".; (16)
Het volgende artikel 13 bis wordt ingevoegd: “Artikel 13 bis
Recht van de houder van een later ingeschreven merk om tussen te komen als
verweer in een vordering wegens inbreuk 1. In een vordering wegens inbreuk heeft de houder
van een Europees merk niet het recht het gebruik van een later ingeschreven
Europees merk te verbieden wanneer dit later ingeschreven merk overeenkomstig
artikel 53, leden 3 en 4, artikel 54, leden 1 en 2, en artikel 57, lid 2, niet
nietig kan worden verklaard. 2. In een vordering wegens inbreuk heeft de houder
van een Europees merk niet het recht het gebruik van een later ingeschreven
nationaal merk te verbieden wanneer dit later ingeschreven nationaal merk
overeenkomstig artikel 8, artikel 9, leden 1 en 2, en artikel 48, lid 3, van
Richtlijn [xxx] niet nietig kan worden verklaard. 3. Wanneer de houder van een Europees merk
overeenkomstig de leden 1 en 2 niet het recht heeft het gebruik van een later
ingeschreven merk te verbieden, heeft de houder van dit later ingeschreven merk
in een vordering wegens inbreuk niet het recht het gebruik van dit oudere
Europees merk te verbieden.”; (17)
In artikel 15, lid 1, wordt de tweede alinea
vervangen door: “Als gebruik in de zin van de eerste alinea wordt
eveneens beschouwd: (a)
het gebruik van het Europees merk in een
gedeeltelijk afwijkende vorm die het onderscheidend vermogen van het merk in de
vorm waarin het is ingeschreven, niet wijzigt, ongeacht of het merk in de vorm
zoals het wordt gebruikt, al dan niet is ingeschreven; (b)
het aanbrengen van het Europees merk op waren of
verpakking ervan in de Unie, uitsluitend met het oog op uitvoer.”; (18)
In artikel 16, lid 1, wordt de aanhef vervangen
door: “1. Tenzij in de artikelen 17 tot en met 24 anders
is bepaald, wordt het Europees merk als vermogensbestanddeel in zijn geheel en
voor het gehele grondgebied van de Unie beschouwd als een nationaal merk dat is
ingeschreven in de lidstaat waar volgens het register van Europese merken
(hierna “het register"):”; (19)
Artikel 17, lid 4, wordt geschrapt; (20)
Artikel 18 wordt vervangen door: “Artikel 18
Overgang van een merk ingeschreven op naam van een gemachtigde 1. Wanneer een Europees merk zonder machtiging van
de merkhouder op naam van de gemachtigde of vertegenwoordiger van de merkhouder
is ingeschreven, heeft deze laatste het recht overgang van het Europees merk te
zijnen behoeve te vorderen, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn
handelwijze rechtvaardigt. 2. De merkhouder kan overeenkomstig lid 1 een
verzoek om toekenning indienen bij: (a)
het Agentschap, in plaats van een verzoek om
nietigverklaring op grond van artikel 53, lid 1, onder b); (b)
een rechtbank voor het Europees merk als bedoeld in
artikel 95, in plaats van een reconventionele vordering tot nietigverklaring op
grond van artikel 100, lid 1.”; (21)
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd: (a)
lid 2 wordt vervangen door: “2. Op verzoek van een van de partijen worden de
in lid 1 bedoelde rechten of de overgang van deze rechten ingeschreven in het
register en gepubliceerd.”; (b)
het volgende lid 3 wordt toegevoegd: “3. Een inschrijving in het register
overeenkomstig lid 2 wordt op verzoek van een van de partijen doorgehaald of
gewijzigd.”; (22)
Aan artikel 20 wordt het volgende lid 4
toegevoegd: “4. Een inschrijving in het register
overeenkomstig lid 3 wordt op verzoek van een van de partijen doorgehaald of
gewijzigd.”; (23)
Aan artikel 22 wordt het volgende lid 6
toegevoegd: “6. Een inschrijving in het register overeenkomstig
lid 5 wordt op verzoek van een van de partijen doorgehaald of gewijzigd.”; (24)
In titel II wordt de volgende afdeling 5 ingevoegd: “AFDELING 5
Delegatie van bevoegdheden Artikel 24
bis
Delegatie van bevoegdheden De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling
van: (a)
de verplichting van de aanvrager om te voorzien in
een vertaling of transcriptie in de taal van de aanvrage, als bedoeld in
artikel 7, lid 2, onder b); (b)
de procedure voor de inschrijving in het register
van de overgang, als bedoeld in artikel 17, lid 5; (c)
de procedure voor de inschrijving in het register
van de creatie of de overgang van een zakelijk recht, als bedoeld in artikel 19,
lid 2; (d)
de procedure voor de inschrijving in het register
van de gedwongen tenuitvoerlegging, als bedoeld in artikel 20, lid 3; (e)
de procedure voor de inschrijving in het register
van de betrokkenheid bij een insolventieprocedure, als bedoeld in artikel 21,
lid 3; (f)
de procedure voor de inschrijving in het register
van de verlening of overdracht van een licentie, als bedoeld in artikel 22, lid
5; (g)
de procedure voor de doorhaling of wijziging van de
inschrijving in het register van een zakelijk recht, een gedwongen
tenuitvoerlegging of een licentie, als bedoeld in respectievelijk artikel 19,
lid 3, artikel 20, lid 4, en artikel 22, lid 6.”; (25)
Artikel 25 wordt vervangen door: “Artikel 25
Indiening van de aanvrage De aanvrage om een Europees merk wordt ingediend
bij het Agentschap.”; (26)
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd: (a)
in lid 1 wordt punt d) vervangen door: “d) een afbeelding van het merk die aan de in
artikel 4, onder b), bedoelde vereisten voldoet.”; (b)
lid 3 wordt vervangen door: “3. Naast de in de leden 1 en 2 bedoelde vereisten
voldoet een aanvrage om een Europees merk aan de formele voorwaarden die
overeenkomstig artikel 35 bis, onder b), worden vastgesteld. Indien
deze voorwaarden erin voorzien dat het merk in elektronische vorm wordt
weergegeven, kan de uitvoerend bestuurder van het Agentschap het formaat en de
maximumafmetingen van dit elektronisch bestand vaststellen. (27)
Artikel 27 wordt vervangen door: “Artikel 27
Datum van indiening De datum van indiening van de aanvrage om een
Europees merk is die waarop de aanvrager de documenten met de in artikel 26, lid
1, bedoelde gegevens aan het Agentschap voorlegt, behoudens betaling van de
indieningstaks waartoe uiterlijk op die datum opdracht moet zijn gegeven.”; (28)
Artikel 28 wordt vervangen door: “Artikel 28
Aanduiding en indeling van waren en diensten 1. Waren en diensten waarvoor inschrijving wordt
aangevraagd, worden ingedeeld overeenkomstig het classificatiesysteem ingevoerd
bij de Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van de
waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken van 15 juni 1957
(hierna “classificatie van Nice”). 2. Waren en diensten waarvoor bescherming van het
merk wordt aangevraagd, worden door de aanvrager voldoende duidelijk en
nauwkeurig omschreven zodat de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers alleen
op basis daarvan de draagwijdte van de aangevraagde bescherming kunnen
vaststellen. Op basis van de lijst van waren en diensten kan elk artikel in
slechts één klasse van de classificatie van Nice worden ingedeeld. 3. Voor de toepassing van lid 2 kunnen de algemene
benamingen van de hoofdklassen van de classificatie van Nice of andere algemene
bewoordingen worden gebruikt op voorwaarde dat deze voldoen aan de
basisvereisten van duidelijkheid en nauwkeurigheid. 4. Het
Agentschap verwerpt de aanvrage in geval van onduidelijke of onnauwkeurige
benamingen of bewoordingen indien de aanvrager geen aanvaardbare formulering
voorstelt binnen de daartoe door het Agentschap gestelde termijn. 5. Het
gebruik van algemene bewoordingen, met inbegrip van de algemene benamingen van
de hoofdklassen van de classificatie van Nice, wordt geïnterpreteerd als
betrekking hebbende op alle waren of diensten die duidelijk onder de
letterlijke betekenis van de benamingen of bewoordingen vallen. Het gebruik van deze benamingen of bewoordingen
wordt niet geïnterpreteerd als betrekking hebbende op waren of diensten die
niet als dusdanig kunnen worden begrepen. 6. Wanneer de aanvrager verzoekt om inschrijving
voor meer dan een klasse, worden de waren en diensten gegroepeerd volgens de klassen
van de classificatie van Nice, waarbij elke groep wordt voorafgegaan door het
nummer van de klasse waartoe deze groep van waren of diensten behoort, en in de
volgorde van de klassen wordt voorgesteld. 7. De classificatie van waren en diensten dient
uitsluitend voor administratieve doeleinden. Waren en diensten worden niet
geacht aan elkaar gelijk te zijn op grond dat zij in dezelfde klasse volgens de
classificatie van Nice voorkomen, en waren en diensten worden niet geacht van
elkaar te verschillen op grond dat zij in onderscheiden klassen volgens de
classificatie van Nice voorkomen. 8. Houders van vóór 22 juni 2012 aangevraagde
Europese merken die alleen voor een volledige hoofdklasse van de classificatie
van Nice zijn ingeschreven, kunnen verklaren dat zij op de datum van indiening
het voornemen hadden bescherming aan te vragen voor meer waren of diensten dan
die welke onder de letterlijke betekenis van de hoofdklasse vallen, op
voorwaarde dat de aldus aangewezen waren of diensten voorkomen op de alfabetische
lijst voor die klasse van de op de datum van indiening geldende versie van de
classificatie van Nice. De verklaring wordt binnen vier maanden na de
inwerkingtreding van deze verordening bij het Agentschap ingediend en vermeldt
op duidelijke, nauwkeurige en specifieke wijze de andere oorspronkelijk door de
houder bedoelde waren en diensten dan die welke duidelijk onder de letterlijke
betekenis van de benamingen van de hoofdklassen vallen. Het Agentschap neemt
passende maatregelen om het register dienovereenkomstig te wijzigen. Deze
mogelijkheid doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 15, artikel 42,
lid 2, artikel 51, lid 1, onder a), en artikel 57, lid 2. Europese merken waarvoor binnen de in de tweede
alinea bedoelde termijn geen verklaring is ingediend, worden na afloop van deze
termijn geacht alleen betrekking te hebben op de waren en diensten die voor de
desbetreffende klasse onder de letterlijke betekenis van de benamingen van de
hoofdklasse vallen.”; (29)
Aan artikel 29, lid 5, wordt de volgende zin
toegevoegd: “Indien nodig vraagt de uitvoerend bestuurder van
het Agentschap de Commissie of zij kan onderzoeken of een staat als bedoeld in
de eerste zin deze wederkerige behandeling verleent.”; (30)
Artikel 30 wordt vervangen door: “Artikel 30
Beroep op voorrang 1. Een
verzoek om voorrang wordt samen met de aanvrage om een Europees merk ingediend
en bevat de datum, het nummer en het land van de eerdere aanvrage. 2. De
uitvoerend bestuurder van het Agentschap kan bepalen dat de aanvullende informatie
en documenten die de aanvrager tot staving van het verzoek om voorrang moet
verstrekken, minder moeten omvatten dan wat is voorgeschreven in de krachtens
artikel 35 bis, onder d), vastgestelde regels, op voorwaarde dat de
voorgeschreven informatie voor het Agentschap beschikbaar is uit andere
bronnen.”; (31)
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd: (a)
aan lid 1 wordt de volgende zin toegevoegd: “Het verzoek om voorrang wordt samen met de
aanvrage om het Europees merk ingediend.”; (b)
lid 2 wordt vervangen door: “2. De aanvrager die aanspraak wenst te maken op
de voorrang krachtens lid 1, moet bewijzen dat hij de waren of diensten onder
het aangevraagde merk heeft tentoongesteld.”; (32)
Artikel 34, lid 3, wordt vervangen door: “3. De
voor het Europees merk aangevoerde anciënniteit gaat teniet wanneer het oudere
merk waarvoor anciënniteit wordt aangevoerd, nietig of vervallen wordt
verklaard. Wanneer het oudere merk vervallen wordt verklaard, gaat de
anciënniteit teniet op voorwaarde dat het verval ingaat vóór de datum van indiening
of de datum van voorrang van het Europees merk.”; (33)
In titel III wordt de volgende afdeling 5
ingevoegd: “AFDELING 5
Delegatie van bevoegdheden Artikel 35 bis
Delegatie van bevoegdheden De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling
van: (a)
de regels en de procedures voor de indiening van
een aanvrage om een Europees merk overeenkomstig artikel 25; (b)
de inhoud van de aanvrage om een Europees merk als
bedoeld in artikel 26, lid 1, de soorten voor de aanvrage te betalen
taksen als bedoeld in artikel 26, lid 2, met inbegrip van het aantal klassen
van waren en diensten waarop deze taksen van toepassing zijn, en de formele
voorwaarden voor de aanvrage als bedoeld in artikel 26, lid 3; (c)
de procedures voor de controle van de
wederkerigheid overeenkomstig artikel 29, lid 5; (d)
de procedure en de regels inzake de gegevens en
documenten waarmee overeenkomstig artikel 30 om voorrang van een eerdere
aanvrage kan worden verzocht; (e)
de procedure en de regels inzake de bewijsstukken
waarmee overeenkomstig artikel 33, lid 1, om voorrang in geval van
tentoonstelling kan worden verzocht; (f)
de procedure waarmee overeenkomstig artikel 34, lid
1, en artikel 35, lid 1, om anciënniteit van een nationaal merk kan worden verzocht.”; (34)
Artikel 36, lid 1, onder b), wordt vervangen
door: “b) of de aanvrage om een Europees merk voldoet
aan de in deze verordening gestelde voorwaarden en aan de formele voorwaarden
als bedoeld in artikel 26, lid 3.”; (35)
Artikel 37, lid 2, wordt geschrapt; (36)
Titel IV, afdeling 2, wordt geschrapt; (37)
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd: (a)
lid 1 wordt vervangen door: “1. Indien de voorwaarden waaraan de aanvrage om
een Europees merk moet voldoen, zijn nagekomen, wordt de aanvrage gepubliceerd
voor de toepassing van artikel 42, tenzij de aanvrage overeenkomstig artikel 37
is afgewezen. De publicatie van de aanvrage doet geen afbreuk aan informatie
die overeenkomstig deze verordening of krachtens deze verordening vastgestelde
gedelegeerde handelingen reeds op een andere wijze aan het publiek beschikbaar
is gesteld.”; (b)
het volgende lid 3 wordt toegevoegd: “3. Het Agentschap verbetert fouten en
vergissingen in de publicatie van de aanvrage.”; (38)
Artikel 40 wordt vervangen door: “Artikel 40
Opmerkingen van derden 1. Iedere natuurlijke of rechtspersoon en
groepering of instantie die fabrikanten, producenten, dienstverrichters,
handelaren of consumenten vertegenwoordigt, kan bij het Agentschap
schriftelijke opmerkingen indienen met vermelding van de gronden overeenkomstig
de artikelen 5 en 7 op basis waarvan de inschrijving van het merk ambtshalve
moet worden geweigerd. Zij zijn geen partij in de procedure voor het
Agentschap. 2. Opmerkingen van derden worden ingediend vóór
het einde van de oppositieperiode of wanneer er oppositie tegen het merk is
ingediend, voordat de eindbeslissing over de oppositie wordt genomen. 3. De in lid 1 bedoelde indiening van opmerkingen
doet geen afbreuk aan het recht van het Agentschap om, wanneer passend, het
onderzoek van de absolute gronden op eigen initiatief en te allen tijde vóór de
inschrijving van het merk te heropenen. 4. Van de in lid 1 bedoelde opmerkingen wordt
kennis gegeven aan de aanvrager, die daarover zijn mening kan geven.” (39)
Artikel 41, lid 3, wordt vervangen door: “3. De oppositie wordt schriftelijk ingesteld en
vermeldt op welke gronden de oppositie is gebaseerd. De oppositie wordt geacht
eerst te zijn ingesteld nadat de oppositietaks is betaald. 4. Binnen een door het Agentschap te stellen
termijn kan de opposant feiten, bewijzen en argumenten tot staving van de
oppositie aanvoeren.” (40)
In artikel 42, lid 2, eerste zin, worden de woorden
“in de vijf jaar vóór de publicatie van de aanvrage” vervangen door “in de vijf
jaar vóór de datum van indiening of de datum van voorrang”; (41)
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd: (a)
lid 2, onder b), komt als volgt te luiden: “b) voordat de datum van indiening als bedoeld in
artikel 27 door het Agentschap is toegekend en gedurende de oppositietermijn
als bedoeld in artikel 41, lid 1.”; (b)
lid 3 wordt geschrapt; (42)
Artikel 45 wordt vervangen door: “Artikel 45
Inschrijving 1. Wanneer de aanvrage voldoet aan de voorwaarden
van deze verordening en geen oppositie is ingesteld binnen de in artikel 41,
lid 1, bedoelde termijn of wanneer de oppositie bij onherroepelijke
beslissing is verworpen, wordt het merk ingeschreven als Europees merk. De
inschrijving wordt gepubliceerd. 2. Het Agentschap geeft een inschrijvingsbewijs
af. Het bewijs kan langs elektronische weg worden afgegeven. 3. De houder van een ingeschreven Europees merk
heeft het recht voor de onder de inschrijving vallende waren en diensten een
symbool naast het merk te gebruiken ten bewijze dat het merk in de Unie alleen
is ingeschreven zolang de inschrijving van kracht blijft. De juiste vormgeving
van dit symbool wordt door de uitvoerend bestuurder van het Agentschap
vastgesteld. 4. Het symbool voor het ingeschreven merk wordt
niet gebruikt door andere personen dan de houder van het merk of zonder dat de
houder daartoe toestemming geeft. De houder van het merk gebruikt het symbool
voor het merk niet vóór de inschrijving van het merk of na vervallenverklaring,
nietigverklaring, verstrijken van de geldigheid of afstand van het merk.”; (43)
In titel IV wordt de volgende afdeling 7 ingevoegd: “AFDELING 7
Delegatie van bevoegdheden Artikel 45 bis
Delegatie van bevoegdheden De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling
van: (a)
de procedure voor het onderzoek van de naleving van
de voorschriften inzake de datum van indiening als bedoeld in artikel 36, lid 1,
onder a), en van de formele voorwaarden als bedoeld in artikel 26, lid 3,
alsmede de procedure voor de controle van de betaling van klassetaksen als
bedoeld in artikel 36, lid 1, onder c); (b)
de procedure voor het onderzoek van de absolute
weigeringsgronden als bedoeld in artikel 37; (c)
de gegevens die de in artikel 39, lid 1, bedoelde
publicatie van de aanvrage moet bevatten; (d)
de procedure voor de in artikel 39, lid 3, bedoelde
verbetering van fouten en vergissingen in de publicatie van de aanvrage om een
Europees merk; (e)
de procedure voor de in artikel 40 bedoelde
indiening van opmerkingen door derden; (f)
de procedure voor het instellen en het onderzoeken
van oppositie, als bedoeld in de artikelen 41 en 42; (g)
de procedures voor de in artikel 43, lid 2,
bedoelde wijziging van de aanvrage en de afsplitsing van de aanvrage
overeenkomstig artikel 44; (h)
de gegevens die bij de inschrijving van een
Europees merk in het register worden vermeld, en de regels voor de in artikel 45,
lid 1, bedoelde publicatie van de inschrijving, de inhoud en de wijze van
afgifte van het inschrijvingsbewijs als bedoeld in artikel 45, lid 2.”; (44)
Artikel 49, lid 3, wordt geschrapt; (45)
Het volgende artikel 49 bis wordt ingevoegd: “Artikel 49 bis
Delegatie van bevoegdheden De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling
van: (a)
de procedureregels voor de vernieuwing van het
Europees merk overeenkomstig artikel 47, met inbegrip van het soort te betalen
taksen; (b)
de procedure inzake de wijziging van de
inschrijving van het Europees merk als bedoeld in artikel 48, lid 2; (c)
de procedure inzake de afsplitsing van een Europees
merk als bedoeld in artikel 49.”; (46)
Artikel 50, leden 2 en 3, wordt vervangen door: “2. Van de afstand moet door de merkhouder
schriftelijk kennis worden gegeven aan het Agentschap. De afstand wordt eerst
van kracht na inschrijving in het register. De afstand van een Europees merk
waarvan kennis is gegeven aan het Agentschap nadat een vordering tot
vervallenverklaring van dit merk overeenkomstig artikel 56, lid 1, is
ingesteld, is slechts geldig wanneer de vordering tot vervallenverklaring of
nietigverklaring hiervan onherroepelijk is afgewezen of ingetrokken. “3. De afstand wordt slechts ingeschreven met
toestemming van de houder van een in het register ingeschreven recht. Indien
een licentie is ingeschreven, wordt de afstand in het register eerst
ingeschreven nadat de merkhouder aantoont dat hij de licentiehouder in kennis
heeft gesteld van zijn voornemen om van het merk afstand te doen; deze
inschrijving vindt plaats nadat de overeenkomstig artikel 57 bis, onder a),
vastgestelde termijn is verstreken.”; (47)
Aan artikel 53, lid 1, wordt de volgende alinea
toegevoegd: “Aan de onder a), b) en c) van de eerste alinea
bedoelde voorwaarden moet voldaan zijn op de datum van indiening of de datum
van voorrang van het Europees merk.”; (48)
In artikel 54, leden 1 en 2, worden de woorden
"noch bezwaar maken tegen het gebruik van het jongere merk” geschrapt; (49)
Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd: (a)
in lid 1, onder c), worden de woorden “krachtens
het nationale recht van de betrokken lidstaat” vervangen door “krachtens het
recht van de Unie of het nationale recht van de betrokken lidstaat”; (b)
lid 3 wordt vervangen door: “3. De vordering tot vervallenverklaring of
nietigverklaring is niet ontvankelijk wanneer op een vordering met hetzelfde
voorwerp en op dezelfde grond en aangaande dezelfde partijen door het
Agentschap of door een rechtbank voor het Europees merk als bedoeld in artikel 95
een uitspraak ten principale is gedaan en de beslissing van het Agentschap of
de rechtbank in kracht van gewijsde is gegaan.”; (50)
In artikel 57, lid 2, worden in de tweede zin de
woorden “datum van publicatie” vervangen door “datum van indiening of datum van
voorrang van de aanvrage om een Europees merk”; (51)
In titel VI wordt de volgende afdeling 6 ingevoegd: “AFDELING 6
Delegatie van bevoegdheden Artikel 57 bis
Delegatie van bevoegdheden De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163
gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van: (a)
de procedure inzake de afstand van een Europees
merk als bedoeld in artikel 50, met inbegrip van de in lid 3 van dat artikel
bedoelde termijn; (b)
de procedures inzake de vervallenverklaring en de
nietigverklaring van een Europees merk als bedoeld in de artikelen 56 en 57.”; (52)
Artikel 58, lid 1, wordt als volgt vervangen: “1. Tegen de beslissingen van de hiertoe bevoegde
organen van het Agentschap als bedoeld in artikel 130, onder a) tot en met d),
kan beroep worden ingesteld. Zowel de beroepstermijn als bedoeld in artikel 60
als de indiening van het beroep hebben schorsende werking.”; (53)
Artikel 62 wordt geschrapt; (54)
Artikel 64, lid 3, wordt als volgt vervangen: “3. De beslissing van de kamer van beroep treedt
eerst in werking na afloop van de in artikel 65, lid 5, gestelde termijn of,
indien binnen deze termijn bij het Gerecht beroep is ingesteld, na afwijzing
van dit beroep of van de hogere voorziening tegen de beslissing van het Gerecht
bij het Hof van Justitie.”; (55)
Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd: (a)
lid 1 wordt vervangen door: “1. Tegen de beslissingen van de kamer van beroep
kan een beroep worden ingesteld bij het Gerecht.”; (b)
lid 3 wordt vervangen door: “3. Het Gerecht kan de bestreden beslissing
vernietigen of wijzigen.”; (c)
de leden 5 en 6 worden vervangen door: “5. Het beroep bij het Gerecht wordt ingesteld
binnen twee maanden na kennisgeving van de beslissing van de kamer van beroep. 6. Het Agentschap neemt de maatregelen die nodig
zijn ter uitvoering van het arrest van het Gerecht of, in geval van hogere
voorziening, van het arrest van het Hof van Justitie.”; (56)
Het volgende artikel 65 bis wordt ingevoegd: “Artikel 65 bis
Delegatie van bevoegdheden De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling
van: (a)
de inhoud van het beroep als bedoeld in artikel 60
en de procedure voor de indiening en het onderzoek van het beroep; (b)
de inhoud en de vorm van de beslissingen van de
kamer van beroep, als bedoeld in artikel 64; (c)
de terugbetaling van de beroepstaksen als bedoeld
in artikel 60.”; (57)
Het opschrift van Titel VIII wordt vervangen door: “SPECIFIEKE BEPALINGEN INZAKE EUROPESE
COLLECTIEVE MERKEN EN KWALITEITSMERKEN” (58)
Tussen het opschrift van titel VIII en artikel 66
wordt het volgende opschrift ingevoegd: “AFDELING 1
Europese collectieve merken” (59)
Artikel 66, lid 3, wordt vervangen door: “3. De titels I tot en met VII en IX tot en met
XIV zijn van toepassing op Europese collectieve merken tenzij in deze afdeling
anders is bepaald.”; (60)
In artikel 67, lid 1, worden de woorden “binnen de
gestelde termijn” vervangen door "binnen de overeenkomstig artikel 74 bis
vastgestelde termijn”.; (61)
Artikel 69 wordt vervangen door: “Artikel 69
Opmerkingen van derden Wanneer overeenkomstig artikel 40 bij het
Agentschap opmerkingen over een Europees collectief merk worden ingediend,
kunnen deze eveneens berusten op de bijzondere gronden op basis waarvan een
Europees collectief merk overeenkomstig artikel 68 moet worden afgewezen.”; (62)
Het volgende artikel 74 bis wordt ingevoegd: “Artikel 74 bis
Delegatie van bevoegdheden De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163
gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de in artikel 67,
lid 1, bedoelde termijn waarin het reglement voor het gebruik van het Europees
collectief merk bij het Agentschap moet worden ingediend, alsmede de inhoud van
dit reglement als bedoeld in artikel 67, lid 2.”; (63)
Aan bijlage VIII wordt de volgende afdeling 2
toegevoegd: “AFDELING 2
Europese kwaliteitsmerken Artikel 74 ter
Europese kwaliteitsmerken 1. Een Europees kwaliteitsmerk is een Europees
merk dat bij de aanvrage als zodanig wordt omschreven en op grond waarvan de
waren en diensten die door de houder van het merk zijn gecertificeerd met
betrekking tot de geografische herkomst, het materiaal, de wijze van
vervaardiging van waren of verrichting van diensten, kwaliteit, nauwkeurigheid
of ander kenmerk, kunnen worden onderscheiden van waren en diensten die niet
als zodanig zijn gecertificeerd. 2. Alle rechtspersonen, waaronder
publiekrechtelijke instellingen, autoriteiten en instanties, kunnen een
Europees kwaliteitsmerk aanvragen op voorwaarde dat: (a)
de rechtspersoon geen activiteiten uitoefent
waarbij waren worden geleverd of diensten worden verricht van het soort waarop
het kwaliteitsmerk betrekking heeft; (b)
de rechtspersoon bevoegd is voor het certificeren
van de waren en diensten waarvoor het merk wordt ingeschreven. 3. In afwijking van artikel 7, lid 1,
onder c), kunnen Europese kwaliteitsmerken in de zin van lid 1
bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen wijzen op de plaats
van herkomst van de waren of diensten. Een kwaliteitsmerk verleent de houder
niet het recht een derde te verbieden om deze tekens of aanduidingen in het
economisch verkeer te gebruiken, voor de derde ervan gebruik maakt volgens
eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Een kwaliteitsmerk kan niet worden
ingeroepen tegen een derde die gerechtigd is een geografische benaming te
gebruiken. 4. De titels I tot en met VII en IX tot en met XIV
zijn van toepassing op kwaliteitsmerken tenzij in deze afdeling anders is
bepaald. Artikel 74
quater
Reglement voor gebruik van het merk 1. Een aanvrager van een Europees kwaliteitsmerk
dient binnen de overeenkomstig artikel 74 duodecies vastgestelde termijn een
reglement in voor het gebruik van het kwaliteitsmerk. 2. Het reglement voor het gebruik bepaalt welke
personen het merk mogen gebruiken, welke kenmerken door het merk worden
gecertificeerd, hoe de certificeringsinstantie deze kenmerken moet testen en
hoe zij moet toezien op het gebruik van het merk, alsmede onder welke
voorwaarden het merk kan worden gebruikt, met inbegrip van de op te leggen
sancties. Artikel 74
quinquies
Afwijzing van de aanvrage 1. Naast de in de artikelen 36 en 37 bepaalde
weigeringsgronden wordt de aanvrage om een Europees kwaliteitsmerk afgewezen
wanneer niet aan de artikelen 74 ter en 74 quater is voldaan of wanneer het
reglement strijdig is met de openbare orde of de goede zeden. 2. Een aanvrage om een Europees kwaliteitsmerk
wordt eveneens afgewezen wanneer het publiek kan worden misleid inzake de aard
of betekenis van het merk, in het bijzonder wanneer het de indruk kan wekken
iets anders te zijn dan een kwaliteitsmerk. 3. De aanvrage wordt niet afgewezen wanneer de
aanvrager door een wijziging van het reglement voor het gebruik voldoet aan de
in leden 1 en 2 gestelde voorwaarden. Artikel 74
sexies
Opmerkingen van derden Wanneer overeenkomstig artikel 40 bij het
Agentschap opmerkingen over een Europees kwaliteitsmerk worden ingediend,
kunnen deze ook berusten op de bijzondere gronden op basis waarvan een Europees
kwaliteitsmerk overeenkomstig artikel 74 quinquies moet worden afgewezen. Artikel 74
septies
Wijziging van het reglement voor gebruik van het merk 1. De houder van het Europees kwaliteitsmerk dient
bij het Agentschap elke wijziging van het reglement voor het gebruik in. 2. Wanneer het gewijzigde reglement niet voldoet
aan de vereisten van artikel 74 quater of een in artikel 74 quinquies
bedoelde afwijzingsgrond doet ontstaan, wordt de wijziging niet in het register
vermeld. 3. Artikel 74 sexies is van toepassing op het
gewijzigde reglement voor het gebruik van het merk. 4. Voor de toepassing van deze verordening worden
wijzigingen van het reglement voor het gebruik eerst van kracht vanaf de datum
waarop de wijziging in het register wordt vermeld. Artikel 74 octies
Overgang In afwijking van artikel 17, lid 1, kan een
Europees kwaliteitsmerk alleen worden overgedragen aan een rechtspersoon die
voldoet aan de vereisten van artikel 74 ter, lid 2. Artikel 74
nonies
Personen die een vordering wegens inbreuk kunnen instellen 1. Alleen de houder van het Europees
kwaliteitsmerk of een specifiek daartoe gemachtigde persoon kan een vordering
wegens inbreuk instellen. 2. De houder van een Europees kwaliteitsmerk kan
vergoeding eisen namens de personen die bevoegd zijn het merk te gebruiken,
indien zij schade hebben geleden door onrechtmatig gebruik van het merk. Artikel 74
decies
Gronden van verval Naast de in de artikel 51 bepaalde
weigeringsgronden worden de rechten van de houder van een Europees
kwaliteitsmerk op vordering bij het Agentschap of op reconventionele vordering
in een inbreukprocedure vervallen verklaard in een van de volgende gevallen: (a)
de houder voldoet niet langer aan de vereisten van
artikel 74 ter, lid 2; (b)
de houder neemt geen redelijke maatregelen om te
voorkomen dat het merk wordt gebruikt op een wijze die niet verenigbaar is met
de voorwaarden van het reglement voor het gebruik, waarvoor indien nodig
wijzigingen in het register zijn vermeld; (c)
het publiek kan worden misleid in de zin van
artikel 74 quinquies, lid 2, door de wijze waarop de merkhouder het merk heeft
gebruikt; (d)
een wijziging van het reglement voor het gebruik is
in strijd met artikel 74 septies, lid 2, in het register vermeld tenzij de
merkhouder door een nieuwe wijziging van het reglement voor het gebruik voldoet
aan de in dit artikel gestelde eisen. Artikel 74
undecies
Nietigheidsgronden Naast de in de artikelen 52 en 53 bepaalde
nietigheidsgronden wordt het Europees kwaliteitsmerk dat in strijd met artikel 74
quinquies is ingeschreven, op vordering bij het Agentschap of bij
reconventionele vordering in een inbreukprocedure nietig verklaard, tenzij de
merkhouder door een wijziging van het reglement voor het gebruik voldoet aan de
vereisten van artikel 74 quinquies. Artikel 74
duodecies
Delegatie van bevoegdheden De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163
gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de in artikel 74
quater, lid 1, bedoelde termijn waarin het reglement voor het gebruik van het
Europees kwaliteitsmerk bij het Agentschap moet worden ingediend, alsmede van
de inhoud van dit reglement als bedoeld in artikel 74 quater, lid 2.”; (64)
Artikel 75 wordt vervangen door: “Artikel 75
Vorm van beslissingen en mededelingen van het Agentschap 1. De beslissingen van het Agentschap worden met
redenen omkleed. Zij kunnen slechts worden genomen op gronden of bewijsstukken
waartegen de partijen verweer hebben kunnen voeren. 2. In elke beslissing, kennisgeving of mededeling
van het Agentschap worden de bevoegde dienst of afdeling van het Agentschap en
de naam van het bevoegde personeelslid of de bevoegde personeelsleden vermeld.
Zij worden door het personeelslid of de personeelsleden ondertekend of worden,
in plaats daarvan, voorzien van een gedrukt of gestempeld zegel van het
Agentschap. De uitvoerend bestuurder kan bepalen dat in plaats van de dienst of
afdeling van het Agentschap, de naam van het bevoegde personeelslid of de
bevoegde personeelsleden of het stempel andere vormen van identificatie dan
kunnen worden gebruikt wanneer beslissingen, kennisgevingen of mededelingen van
het Agentschap per fax of met andere technische communicatiemiddelen worden
verzonden."; (65)
Aan artikel 76, lid 1, wordt de volgende zin
toegevoegd: “In de nietigheidsprocedure overeenkomstig artikel
52 beperkt het Agentschap zijn onderzoek tot de door de partijen aangevoerde
gronden en argumenten.”; (66)
Aan artikel 78 wordt het volgende lid 5
toegevoegd: “5. De uitvoerend bestuurder van het Agentschap
bepaalt de vergoedingen voor de uitgaven, met inbegrip van voorschotten, voor
de in artikel 93 bis, onder b), bedoelde onderzoeksverrichtingen.”; (67)
Artikel 79 wordt vervangen door: “Artikel 79
Kennisgeving 1. Het Agentschap stelt alle betrokken partijen
ambtshalve in kennis van beslissingen en oproepen alsook van aankondigingen of
andere mededelingen waarvoor een termijn geldt,of waarvan kennisgeving aan de
betrokkenen anderszins is voorgeschreven bij deze verordening of bij krachtens
deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen, of waarvan kennisgeving
door de uitvoerend bestuurder van het Agentschap is bevolen. 2. De uitvoerend bestuurder kan bepalen voor welke
andere documenten dan beslissingen waarvoor een beroepstermijn geldt, en voor
welke oproepen kennis moet worden gegeven bij aangetekend schrijven met
ontvangstbevestiging. 3. Deze kennisgeving kan langs elektronische weg
plaatsvinden en de nadere regels hiervoor worden door de uitvoerend bestuurder
vastgesteld. 4. Wanneer de kennisgeving openbaar moet worden
meegedeeld, bepaalt de uitvoerend bestuurder hoe de openbare kennisgeving
geschiedt en stelt hij de aanvang vast voor de termijn van één maand waarna de
kennisgeving van het document wordt geacht te hebben plaatsgevonden.” (68)
De volgende artikelen 79 bis, 79 ter, 79 quater en 79
quinquies worden ingevoegd: “Artikel 79
bis
Vaststelling van verlies van rechten Wanneer het Agentschap tot de bevinding komt dat
uit deze verordening of uit overeenkomstig deze verordening vastgestelde
gedelegeerde handelingen verlies van rechten voortspruit zonder dat hierover
enige beslissing is genomen, stelt het overeenkomstig artikel 79 de betrokken
persoon daarvan in kennis. Deze kan verzoeken om een beslissing terzake. Het
Agentschap neemt een dergelijke beslissing wanneer het niet akkoord gaat met de
verzoeker, zo niet wijzigt het zijn bevindingen en stelt het de verzoeker
daarvan in kennis. Artikel 79 ter
Mededelingen aan het Agentschap Mededelingen aan het Agentschap kunnen met
elektronische middelen worden verricht. De uitvoerend bestuurder bepaalt in
welke gevallen en volgens welke technische voorwaarden deze mededelingen via
elektronisch weg kunnen plaatsvinden. Artikel 79
quater
Termijnen 1. De berekening en de duur van termijnen is
gebonden aan de overeenkomstig artikel 93 bis, onder f), vastgestelde regels. 2. De uitvoerend bestuurder van het Agentschap
bepaalt voor de aanvang van elk kalenderjaar op welke dagen het Agentschap niet
open is voor ontvangst van documenten of op welke dagen de gewone post niet
wordt besteld op de plaats waar het Agentschap is gevestigd. 3. De uitvoerend bestuurder bepaalt de duur van de
onderbreking in geval van algemene onderbreking in de postbestelling in de
lidstaat waar het Agentschap is gevestigd of in geval van onderbreking van de
verbinding van het Agentschap met aanvaarde vormen van elektronische
communicatie. 4. Indien de regelmatige communicatie van de
partijen in de procedure met het Agentschap of omgekeerd door uitzonderlijke
omstandigheden zoals een natuurramp of een staking wordt onderbroken of
verstoord, kan de uitvoerend bestuurder van het Agentschap bepalen dat voor
partijen in de procedure die hun woonplaats of zetel in de betrokken staat
hebben of die een vertegenwoordiger hebben aangewezen die in deze staat zijn
kantoor heeft, alle termijnen die anders op of na de datum van aanvang van een
dergelijk door hem vast te stellen voorval zouden verstrijken, worden verlengd
tot een door hem vast te stellen datum. Bij de vaststelling van deze datum
beoordeelt hij wanneer de uitzonderlijke omstandigheden ten einde lopen. Indien
de omstandigheden de zetel van het Agentschap treffen, geschiedt deze
vaststelling door de uitvoerend bestuurder met de uitdrukkelijke vermelding dat
zij voor alle partijen in de procedure geldt. Artikel 79
quinquies
Rechtzetting van fouten en kennelijke vergissingen Het Agentschap zorgt voor rechtzetting van
taalfouten of transcriptiefouten en kennelijke vergissingen in de beslissingen
van het Agentschap of van technische fouten die bij de inschrijving van het
merk of de publicatie van de inschrijving te wijten zijn aan het Agentschap.”; (69)
Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd: (a)
in lid 1, eerste zin, worden de woorden “een
beslissing heeft genomen waarbij het een kennelijke procedurefout heeft
gemaakt” vervangen door “een beslissing heeft genomen waarbij het een
kennelijke fout heeft gemaakt”; (b)
komt lid 2, tweede zin, als volgt te luiden: “De doorhaling van de inschrijving in het register
of de herroeping van de beslissing wordt uitgevoerd binnen een jaar na de datum
van vermelding in het register of vaststelling van de beslissing, na
raadpleging van de partijen in de procedure en van elke in het register
vermelde houder van rechten op het Europees merk.”; (c)
lid 3 wordt vervangen door: “3. Dit artikel doet geen afbreuk aan het recht
van de partijen om beroep in te stellen uit hoofde van de artikelen 58 en 65 en
aan de mogelijkheid om overeenkomstig artikel 79 quinquies fouten en kennelijke
vergissingen recht te zetten. Wanneer beroep is ingesteld tegen een beslissing
van het Agentschap die een fout bevat, raakt de beroepsprocedure zonder
voorwerp nadat het Agentschap overeenkomstig lid 1 van dit artikel zijn
beslissing heeft herroepen.”; (70)
Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd: (a)
lid 2 wordt vervangen door: “2. Dit artikel is niet van toepassing op de
termijnen bedoeld in artikel 29, lid 1, artikel 33, lid 1, artikel 36, lid 2,
artikel 41, leden 1 en 3, artikel 47, lid 3, artikel 60, artikel 65, lid 5,
artikel 81 en artikel 112, noch op de in lid 1 van dit artikel bedoelde
termijnen of op de termijn voor het inroepen van anciënniteit uit hoofde van
artikel 34 na indiening van het verzoek.” (b)
lid 4 wordt vervangen door: “4. Indien het Agentschap het verzoek inwilligt,
worden de gevolgen van de niet-nakoming van de termijn geacht zich niet te
hebben voorgedaan. Indien een beslissing is genomen tussen het einde van de
niet-nagekomen termijn en het verzoek om voortzetting van de procedure, herziet
de instantie die bevoegd is voor de beslissing inzake de niet verrichte
handeling, haar beslissing en neemt zij een andere beslissing wanneer het
voldoende is de niet verrichte handeling aan te vullen. Indien de aanvankelijke
beslissing niet moet worden gewijzigd, wordt zij schriftelijk bevestigd.”; (71)
Het volgende artikel 82 bis wordt ingevoegd: “Artikel 82 bis
Onderbreking van de procedure Bij onderbreking of hervatting van de procedure
neemt het Agentschap de overeenkomstig artikel 93 bis, onder i), vastgestelde
regels in acht.”; (72)
Artikel 83 wordt vervangen door: “Artikel 83
Verwijzing naar algemene beginselen Voor zover deze verordening of de krachtens deze
verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen niet voorzien in
procedurevoorschriften, richt het Agentschap zich naar de in de lidstaten
algemeen aanvaarde beginselen van procesrecht.”; (73)
In artikel 85, lid 1, worden de woorden
“overeenkomstig de uitvoeringsverordening” vervangen door “overeenkomstig
artikel 93 bis, onder j)”.; (74)
Artikel 86, lid 2, tweede zin, wordt
vervangen door: “Elke lidstaat wijst één autoriteit aan die belast
is met het onderzoek van de authenticiteit van de beslissing en deelt deze
contactgegevens mee aan het Agentschap, het Hof van Justitie en de Commissie.
Het exequatur wordt door deze autoriteit verleend na een onderzoek dat zich
beperkt tot de authenticiteit van de beslissing.”; (75)
Artikel 87 wordt vervangen door: “Artikel 87
Register van Europese merken 1. Het Agentschap houdt een register bij met
gegevens waarvan de inschrijving of vermelding in het register is
voorgeschreven door deze verordening of een krachtens deze verordening
vastgestelde gedelegeerde handeling. Het register wordt bijgewerkt door het
Agentschap. 2. Het register ligt ter inzage van het
publiek. Het kan elektronisch worden bijgehouden. 3. Het Agentschap houdt een elektronische
gegevensbank bij met de gegevens van de aanvragen om inschrijving van Europese
merken en de vermeldingen in het register. De inhoud van deze gegevensbank kan
ter beschikking van het publiek worden gesteld. De uitvoerend bestuurder
bepaalt onder welke voorwaarden toegang tot de gegevensbank wordt verleend en
op welke wijze de inhoud ervan in een voor de machine leesbare vorm ter
beschikking kan worden gesteld, met inbegrip van de daarvoor te betalen
kostenvergoeding.”; (76)
Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd: (a)
de titel “Openbare inzage” wordt vervangen door
“Inzage en bewaring van dossiers”; (b)
lid 4 wordt vervangen door: “4. Bij raadpleging van een dossier krachtens de
leden 2 of 3 kunnen bepaalde stukken van inzage worden uitgesloten. De
uitvoerend bestuurder bepaalt de wijze van inzage. 5. Het Agentschap bewaart de dossiers van elke
procedure betreffende een aanvrage om een Europees merk of een inschrijving van
een Europees merk. De uitvoerend bestuurder bepaalt in welke vorm deze dossiers
worden bijgehouden. Wanneer de dossiers in elektronische vorm worden
bijgehouden, worden de originele documenten waarop deze elektronische dossiers
berusten, verwijderd na afloop van een bepaalde termijn na de ontvangst bij het
Agentschap. Deze termijn wordt vastgesteld door de uitvoerend bestuurder.”; (77)
Artikel 89 wordt vervangen door: “Artikel 89
Periodieke publicaties 1. Het Bureau doet periodiek verschijnen: (a)
een blad van Europese merken, met de vermeldingen
in het register en alle andere mededelingen waarvan de publicatie is
voorgeschreven door deze verordening of een krachtens deze verordening
vastgestelde gedelegeerde handeling; (b)
een publicatieblad, met de bekendmakingen en
mededelingen van algemene aard van de uitvoerend bestuurder van het Agentschap
en alle andere informatie betreffende deze verordening en de uitvoering ervan. De in a) en b) bedoelde publicaties kunnen in
elektronische vorm verschijnen. 2. Het blad van Europese merken wordt gepubliceerd
op een wijze en volgens een regelmaat die door de uitvoerend bestuurder worden
vastgesteld. 3. De uitvoerend bestuurder kan bepalen dat
sommige mededelingen in het publicatieblad in alle officiële talen van de Unie
worden gepubliceerd.”; (78)
Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd: (a)
lid 2 wordt vervangen door: “2. Onverminderd lid 3, tweede zin, worden
natuurlijke of rechtspersonen die in de Unie geen woonplaats, zetel noch
werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben,
overeenkomstig artikel 93, lid 1, voor het Agentschap vertegenwoordigd in alle
in deze verordening bedoelde procedures, met uitzondering van de indiening van
een aanvrage om een Europees merk. In afwijking van de eerste alinea moeten de in die
alinea bedoelde natuurlijke of rechtspersonen niet voor het Agentschap worden
vertegenwoordigd in de gevallen die overeenkomstig artikel 93 bis, onder p),
worden vastgesteld.”; (b)
lid 4 wordt vervangen door: “4. Wanneer aan de krachtens artikel 93 bis, onder
p), vastgestelde voorwaarden is voldaan, wordt een gemeenschappelijke
vertegenwoordiger aangesteld.”; (79)
Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd: (a)
lid 1 wordt vervangen door: “1. Natuurlijke of rechtspersonen kunnen voor het
Agentschap slechts worden vertegenwoordigd door: (a)
een rechtsbeoefenaar die in een lidstaat daartoe
bevoegd is en kantoor houdt binnen de Unie, voor zover hij in deze lidstaat
bevoegd is om op te treden als gemachtigde in merkenzaken; (b)
erkende gemachtigden die op een daartoe door het
Agentschap bij te houden lijst ingeschreven staan. Gemachtigden voegen op verzoek van het Agentschap
een ondertekende volmacht bij het dossier.”; (b)
lid 4 wordt vervangen door: “4. De uitvoerend bestuurder van het Agentschap
kan ontheffing verlenen van: (a)
de in lid 2, onder c), tweede zin,
bedoelde voorwaarde, indien de verzoeker het bewijs levert dat hij de vereiste
bekwaamheid op een andere wijze heeft verworven; (b)
de in lid 2, onder a), bedoelde voorwaarde, in
geval van hooggeschoolde beroepsbeoefenaars, mits aan de voorwaarden van lid 2,
onder b) en c), is voldaan.”; (c)
lid 5 wordt vervangen door: “5. Een persoon kan van de lijst van erkende
gemachtigden worden geschrapt volgens de krachtens artikel 93 bis, onder p),
vastgestelde voorwaarden.”; (80)
In titel IX wordt de volgende afdeling 5 ingevoegd: “AFDELING 5
Delegatie van bevoegdheden Artikel 93
bis
Delegatie van bevoegdheden De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling
van: (a)
de vereisten betreffende de vorm van de
beslissingen als bedoeld in artikel 75; (b)
de regels voor de mondelinge procedure en
bewijsvoering als bedoeld in de artikelen 77 en 78; (c)
de regels voor de kennisgeving als bedoeld in
artikel 79; (d)
de procedure voor de vaststelling van verlies van
rechten als bedoeld in artikel 79 bis; (e)
de regels voor de communicatiemiddelen, met
inbegrip van de elektronische communicatiemiddelen als bedoeld in artikel 79
ter, die door de partijen in de procedure voor het Agentschap moeten worden
gebruikt en de formulieren die door het Agentschap beschikbaar moeten worden
gesteld; (f)
de regels voor de berekening en de duur van de
termijnen als bedoeld in artikel 79 quater, lid 1; (g)
de procedure voor de rechtzetting van taalfouten of
transcriptiefouten en kennelijke vergissingen in de beslissingen van het Agentschap
of van technische fouten die bij de inschrijving van het merk of de publicatie
van de inschrijving te wijten zijn aan het Agentschap, als bedoeld in artikel 79
quinquies; (h)
de procedure voor de herroeping van een beslissing
of voor de doorhaling van een vermelding in het register, als bedoeld in
artikel 80, lid 1; (i)
de regels voor de onderbreking en hervatting van de
procedure voor het Agentschap, als bedoeld in artikel 82 bis; (j)
de procedures betreffende de verdeling en de
vaststelling van de kosten, als bedoeld in artikel 85, lid 1; (k)
de gegevens als bedoeld in artikel 87, lid 1; (l)
de procedure voor de openbare inzage als bedoeld in
artikel 88, met inbegrip van de delen van het dossier die van inzage zijn
uitgesloten, en de regels voor de bewaring van dossiers als bedoeld in artikel 88,
lid 5; (m)
de regels voor de publicatie van de mededelingen en
vermeldingen, als bedoeld in artikel 89, lid 1, onder a), in het blad van
Europese merken, met inbegrip van het soort informatie en de talen waarin deze
mededelingen en vermeldingen moeten worden gepubliceerd; (n)
de regelmaat, de vorm en de talen waarin het in
artikel 89, lid 1, onder b), bedoelde publicatieblad van het Agentschap moet
verschijnen; (o)
de regels voor de uitwisseling van informatie en de
mededelingen tussen het Agentschap en de autoriteiten van de lidstaten en de
inzage in de dossiers door of via gerechtelijke instanties of autoriteiten van
de lidstaten, als bedoeld in artikel 90; (p)
de afwijkingen van de verplichting tot
vertegenwoordiging voor het Agentschap, als bedoeld in artikel 92, lid 2,
de voorwaarden waaronder een gemeenschappelijke vertegenwoordiger moet worden
aangesteld, als bedoeld in artikel 92, lid 4, de voorwaarden waaronder
werknemers als bedoeld in artikel 92, lid 3, en erkende gemachtigden als
bedoeld in artikel 93, lid 1, bij het Agentschap een ondertekende volmacht
moeten indienen om als vertegenwoordiger te kunnen optreden, de inhoud van deze
volmacht en de voorwaarden waaronder een persoon van de lijst van erkende
gemachtigden kan worden geschrapt, als bedoeld in artikel 93, lid 5.”; (81)
In titel X wordt het opschrift van afdeling 1
vervangen door: “Toepassing van de regels van de Unie
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging
van beslissingen in burgerlijke en handelszaken”; (82)
Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd: (a)
de titel wordt vervangen door: “Toepassing van de regels van de Unie
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging
van beslissingen in burgerlijke en handelszaken”; (b)
in lid 1 worden de woorden “is Verordening (EG) nr.
44/2001 van toepassing” vervangen door “zijn de regels van de Unie betreffende
de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van
beslissingen in burgerlijke en handelszaken van toepassing”; (c)
het volgende lid 3 wordt toegevoegd: “3. Verwijzingen in deze verordening naar
Verordening (EG) nr. 44/2001 omvatten waar passend de Overeenkomst tussen de
Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke
bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in
burgerlijke en handelszaken gedaan op 19 oktober 2005.”; (83)
In artikel 96, onder c), worden de woorden “artikel
9, lid 3, tweede zin” vervangen door “artikel 9 ter, lid 2”; (84)
Artikel 99, lid 3, wordt vervangen door: “3. In de in artikel 96, onder a) en c),
bedoelde rechtsvorderingen kunnen het verval of de nietigheid van het Europees
merk alleen anders dan bij een reconventionele vordering worden opgeworpen
indien de gedaagde stelt dat de rechten van de houder van het Europees merk
vervallen kunnen worden verklaard wegens ontoereikend normaal gebruik ten tijde
van de instelling van de vordering betreffende inbreuk.”; (85)
Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd: (a)
lid 4 wordt vervangen door: “4. De rechtbank voor het Europees merk waarbij
een reconventionele vordering tot vervallen- of nietigverklaring van een
Europees merk is ingesteld, gaat niet over tot het onderzoek van de
reconventionele vordering voordat de belanghebbende partij of de rechtbank het
Agentschap in kennis heeft gesteld van de datum van instelling van de
reconventionele vordering. Het Agentschap maakt hiervan melding in het
register. Indien een vordering tot vervallen- of nietigverklaring van het
Europees merk bij het Agentschap aanhangig is, wordt de rechtbank door het
Agentschap hiervan in kennis gesteld en wordt de procedure geschorst totdat de
beslissing over de vordering onherroepelijk is of de vordering wordt
ingetrokken.”; (b)
lid 6 wordt vervangen door: “6. Wanneer een rechtbank voor het Europees merk
een in kracht van gewijsde gegane beslissing over een reconventionele vordering
tot vervallen- of nietigverklaring van het Europees merk heeft gewezen, wordt
door de rechtbank of door een partij in de nationale procedure onverwijld een
afschrift van de beslissing aan het Agentschap gezonden. Het Agentschap of elke
andere belanghebbende partij kan verzoeken om informatie over deze verzending.
Het Agentschap vermeldt de beslissing in het register en neemt de nodige
maatregelen om zich te voegen naar het dictum.”; (86)
Artikel 102, lid 2, wordt vervangen door: “2. De rechtbank voor het Europees merk kan ook de
in het toepasselijke recht beschikbare maatregelen of bevelen toepassen die zij
in de omstandigheden van de zaak passend acht.” (87)
Artikel 108 wordt geschrapt; (88)
In artikel 113, lid 3, worden de woorden “alsmede
aan de vormvereisten van de uitvoeringsverordening” vervangen door “alsmede aan
de overeenkomstig artikel 114 bis vastgestelde vormvereisten”; (89)
In artikel 114, lid 2, worden de woorden “de in de
onderhavige verordening of in de uitvoeringsverordening gestelde vormvereisten”
vervangen door “de vormvereisten die gesteld zijn in de onderhavige verordening
of in de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen”; (90)
Het volgende artikel 114 bis wordt ingevoegd: “Artikel 114 bis
Delegatie van bevoegdheden De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163
gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de
vormvereisten waaraan een verzoek tot omzetting van een Europees merk moet voldoen,
de regels voor het onderzoek daarvan en voor de publicatie.”; (91)
Artikel 116, lid 2, wordt vervangen door: “2. Onverminderd lid 1 kan het Agentschap gebruik
maken van gedetacheerde nationale deskundigen of ander personeel dat niet in
dienst is van het Agentschap. De raad van bestuur neemt een besluit inzake de
voorschriften voor detachering van nationale deskundigen naar het Agentschap.”; (92)
In artikel 117 worden de woorden “het Bureau”
vervangen door “het Agentschap en de personeelsleden ervan”; (93)
Artikel 119 wordt als volgt gewijzigd: (a)
in lid 6, tweede alinea, wordt de tweede zin
vervangen door: “De vertaling wordt binnen de overeenkomstig
artikel 144 bis, onder b), vastgestelde termijn ingediend.” (b)
het volgende lid 8 wordt toegevoegd: “8. De uitvoerend bestuurder bepaalt op welke
wijze de vertalingen worden gecertificeerd.”; (94)
In artikel 120, lid 1, worden de woorden “de
uitvoeringsverordening” vervangen door de woorden “een krachtens deze
verordening vastgestelde gedelegeerde handeling”; (95)
Artikel 122 wordt geschrapt; (96)
Artikel 123 wordt vervangen door: “Artikel 123
Transparantie 1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees
Parlement en de Raad (*) is van toepassing op de documenten die bij het Bureau
berusten. 2. De raad van bestuur stelt nadere bepalingen
vast ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001. 3. Tegen besluiten van het Agentschap uit hoofde
van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan klacht worden
ingediend bij de Ombudsman of kan een beroep worden ingesteld bij het Hof van
Justitie van de Europese Unie, volgens de voorwaarden van respectievelijk
artikel 228 en artikel 263 van het Verdrag. 4.
Op de verwerking van persoonsgegevens door het Agentschap is Verordening (EG)
nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing (**). (*) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43. (**) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.”; (97)
Het volgende artikel 123 bis wordt ingevoegd: “Artikel 123 bis
Veiligheidsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde
gegevens en gevoelige niet-gerubriceerde gegevens Het
Agentschap past de beginselen inzake veiligheid toe die vervat zijn in de
veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van
gerubriceerde EU-gegevens en gevoelige niet-gerubriceerde gegevens, als
vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom (*).
Toepassing van de veiligheidsbeginselen heeft onder meer betrekking op de
uitwisseling, de verwerking en de opslag van deze gegevens. (*) PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.”; (98)
In titel XII wordt de volgende afdeling 1 bis
ingevoegd: “AFDELING 1 bis
Taken van het Agentschap en samenwerking ter bevordering van convergentie Artikel 123 ter
Taken van het Agentschap 1. Het Agentschap heeft de volgende taken: (a)
beheer en bevordering van het Europese
merkenstelsel als ingevoerd bij deze verordening; (b)
beheer en bevordering van het Europese
modellenstelsel als ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad (*); (c)
bevordering van convergentie van praktijken en
instrumenten op het gebied van merken en modellen in samenwerking met de
centrale diensten voor intellectuele eigendom in de lidstaten, met inbegrip van
het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom; (d)
de taken als bedoeld in Verordening (EU) nr. 386/2012
van het Europees Parlement en de Raad (**). 2. Het Agentschap werkt met betrekking tot de in
lid 1 bedoelde taken samen met instellingen, autoriteiten, instanties, diensten
voor intellectuele eigendom, internationale en niet-gouvernementele
organisaties. 3. Het Agentschap kan partijen met vrijwillige
bemiddelingsdiensten bijstand verlenen om te komen tot een minnelijke regeling.
Artikel 123
quater
Samenwerking ter bevordering van convergentie van praktijken en instrumenten 1. Het Agentschap en de diensten voor
intellectuele eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de
Intellectuele Eigendom werken onderling samen om convergentie van praktijken en
instrumenten op het gebied van merken en modellen te bevorderen. Deze samenwerking heeft betrekking op de volgende
activiteiten: (a)
de ontwikkeling van gemeenschappelijke normen voor
onderzoek; (b)
de oprichting van gemeenschappelijke of onderling
verbonden gegevensbanken en portaalsites ten behoeve van raadpleging, recherche
en classificatie in de hele Unie; (c)
de voortdurende verstrekking en uitwisseling van
gegevens en informatie, waaronder het aanvullen van gegevensbanken en
portaalsites als bedoeld onder b); (d)
de invoering van gemeenschappelijke normen en
praktijken teneinde in de hele Unie interoperabiliteit tussen procedures en
systemen te verzekeren en te komen tot meer consistentie, efficiëntie en
doeltreffendheid; (e)
informatie-uitwisseling over
intellectuele-eigendomsrechten en procedures, met inbegrip van onderlinge
bijstand aan helpdesks en informatiecentra; (f)
uitwisseling van technische deskundigheid en
bijstand met betrekking tot de onder a) tot en met e) bedoelde gebieden. 2. Het Agentschap bepaalt, ontwikkelt en
coördineert projecten van gemeenschappelijk belang voor de Unie met betrekking
tot de in lid 1 bedoelde gebieden. De projectomschrijving bevat de specifieke
verplichtingen en taken van elke deelnemende dienst voor intellectuele eigendom
van de lidstaten en van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. 3. De diensten voor intellectuele eigendom van de
lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom nemen
daadwerkelijk deel aan de in lid 2 bedoelde gemeenschappelijke projecten
teneinde de ontwikkeling, de werking, de interoperabiliteit en de voortdurende
aanvulling ervan te verzekeren. 4.
Het Agentschap biedt financiële ondersteuning aan de in lid 2 bedoelde
projecten van gemeenschappelijk belang voor de Unie voor zover dit noodzakelijk
is om overeenkomstig lid 3 de daadwerkelijke deelname van de diensten voor
intellectuele eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele
Eigendom aan de projecten te verzekeren. Deze financiële steun kan de vorm van
subsidies aannemen. Het totale bedrag van de financiering mag 10 % van de
jaarlijkse inkomsten van het Agentschap niet overschrijden. De begunstigden van
de subsidies zijn de diensten voor intellectuele eigendom van de lidstaten en
het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Subsidies kunnen zonder
openbare oproep tot het indienen van voorstellen worden toegekend
overeenkomstig de financiële regels die van toepassing zijn op het Agentschap
en de beginselen van de subsidieprocedures als bedoeld in Verordening (EU,
Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (***) en
gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (****). (*) PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1. (**) PB L 129 van 16.5.2012, blz. 1. (***) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1. (****) PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1.”; (99)
In titel XII worden de afdelingen 2 en 3 als volgt
vervangen: “AFDELING 2
Raad van bestuur Artikel 124
Functies van de raad van bestuur 1. Onverminderd de functies die in afdeling 5 aan
het begrotingscomité zijn toegekend, vervult de raad van bestuur de volgende
functies: (a)
op basis van een ontwerp dat overeenkomstig artikel
128, lid 4, onder c), door de uitvoerend bestuurder is opgesteld, neemt de
raad van bestuur voor het komende jaar het jaarlijks werkprogramma van het
Agentschap aan, rekening houdende met het advies van de Commissie, en zendt hij
het vastgestelde jaarlijks werkprogramma over aan het Europees Parlement, de
Raad en de Commissie; (b)
op basis van een ontwerp dat overeenkomstig artikel
128, lid 4, onder d), door de uitvoerend bestuurder is opgesteld en rekening
houdend met het advies van de Commissie, stelt de raad van bestuur een
strategisch meerjarenprogramma voor het Agentschap op, met inbegrip van de
strategie voor internationale samenwerking van het Agentschap, na overleg
tussen de uitvoerend bestuurder en de desbetreffende commissie van het Europees
Parlement, en zendt hij het vastgestelde strategisch meerjarenprogramma over
aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie; (c)
op basis van een ontwerp dat overeenkomstig artikel
128, lid 4, onder f), door de uitvoerend bestuurder is opgesteld, neemt de raad
van bestuur het jaarverslag aan en zendt hij het vastgestelde jaarverslag over
aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer; (d)
op basis van een ontwerp dat overeenkomstig artikel
128, lid 4, onder g), door de uitvoerend bestuurder is opgesteld, neemt de raad
van bestuur het meerjarenplan inzake personeelsbeleid aan; (e)
de raad van bestuur neemt regels aan inzake de
voorkoming en het beheer van belangenconflicten in het Agentschap; (f)
overeenkomstig lid 2 oefent de raad van bestuur met
betrekking tot het personeel van het Agentschap de bevoegdheden tot aanstelling
uit die krachtens het Statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn
toegekend en die krachtens de Regeling welke van toepassing is op de andere
personeelsleden zijn toegekend aan het tot het sluiten van arbeidscontracten
bevoegde gezag ("de bevoegdheden tot aanstelling"); (g)
de raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110
van het statuut passende regels aan ter uitvoering van het statuut en van de
regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden; (h)
de raad van bestuur stelt de uitvoerend bestuurder
en de adjunct-uitvoerend bestuurder of adjunct-uitvoerend bestuurders aan en
kan hen uit het ambt ontzetten overeenkomstig artikel 129, en stelt de
voorzitter van het Agentschap, de voorzitters en de leden van de kamers van beroep
aan overeenkomstig artikel 136; (i)
de raad van bestuur zorgt voor passende follow-up
van de bevindingen en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne en externe
auditverslagen en evaluaties als bedoeld in artikel 165 bis, alsmede uit de
onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF); (j)
de raad van bestuur wordt geraadpleegd vóór de
vaststelling van de richtsnoeren voor onderzoek in het Agentschap en in de
andere gevallen waarin deze verordening voorziet; (k)
de raad van bestuur kan, indien hij dit nodig acht,
de uitvoerend bestuurder en de Commissie adviezen verstrekken en hen om
inlichtingen verzoeken. 2. Overeenkomstig artikel 110 van het statuut
van de ambtenaren en artikel 142 van de regeling welke van toepassing is
op de andere personeelsleden neemt de raad van bestuur op basis van artikel 2,
lid 1, van het statuut en artikel 6 van de regeling welke van toepassing is op
de andere personeelsleden, een besluit waarbij de desbetreffende bevoegdheden
tot aanstelling aan de uitvoerend bestuurder worden gedelegeerd en de
voorwaarden worden bepaald waaronder deze delegatie kan worden geschorst. De uitvoerend bestuurder kan deze bevoegdheden
subdelegeren. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dit
vereisen, kan de raad van bestuur een besluit nemen om de delegatie van de
bevoegdheden tot aanstelling aan de uitvoerend bestuurder en de door hem
verleende subdelegatie tijdelijk te schorsen en deze bevoegdheden zelf uit te
oefenen dan wel te delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid
dan de uitvoerend bestuurder. Artikel 125
Samenstelling van de raad van bestuur 1. De raad van bestuur bestaat uit één
vertegenwoordiger van elke lidstaat en twee vertegenwoordigers van de
Commissie, alsmede hun plaatsvervangers. 2. De leden van de raad van bestuur kunnen zich
overeenkomstig de bepalingen van het reglement van orde laten bijstaan door
adviseurs of deskundigen. 3. De duur van de ambtstermijn bedraagt vier jaar.
Deze ambtstermijn kan worden verlengd. Artikel 126
Voorzitter van de raad van bestuur 1. De raad van bestuur kiest uit zijn leden een
voorzitter en een ondervoorzitter. De ondervoorzitter vervangt ambtshalve de
voorzitter indien deze is verhinderd. 2. De voorzitter en de ondervoorzitter hebben
zitting voor een periode van vier jaar. Deze ambtstermijn kan eenmaal worden
verlengd. Indien hun lidmaatschap van de raad van bestuur echter tijdens hun
ambtstermijn eindigt, loopt deze ambtstermijn automatisch af op dezelfde datum. Artikel 127
Vergaderingen 1. De voorzitter roept de raad van beheer in
vergadering bijeen. 2. De uitvoerend bestuurder neemt deel aan de
beraadslagingen, tenzij de raad van bestuur anders bepaalt. 3. De raad van bestuur houdt eenmaal per jaar een
gewone vergadering. Daarnaast komt hij bijeen op initiatief van zijn voorzitter
of op verzoek van de Commissie of van een derde van de lidstaten. 4. De raad van bestuur stelt zijn reglement van
orde vast. 5. De raad van bestuur neemt besluiten met
absolute meerderheid van de stemmen van de leden. Voor besluiten die de raad
van bestuur kan nemen overeenkomstig artikel 124, lid 1, onder a) en b),
artikel 126, lid 1, en artikel 129, leden 2 en 4, is echter een tweederde
meerderheid van de leden vereist. In beide gevallen beschikt elk lid over één
stem. 6. De raad van bestuur kan waarnemers op zijn
vergaderingen uitnodigen. 7. Het secretariaat van de raad van bestuur wordt
verzorgd door het Agentschap. AFDELING 2
Uitvoerende raad Artikel 127
bis
Instelling De raad van bestuur kan een uitvoerende raad
instellen. Artikel 127 ter
Functies en organisatie 1. De uitvoerende raad verleent bijstand aan de
raad van bestuur. 2. De uitvoerende raad heeft de volgende functies: (a)
de besluiten van de raad van bestuur voorbereiden; (b)
samen met de raad van bestuur zorgen voor passende
follow-up van de bevindingen en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne
en externe auditverslagen en evaluaties als bedoeld in artikel 165 bis, alsmede
uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF); (c)
onverminderd de functies van de uitvoerend
bestuurder als omschreven in artikel 128, bij de tenuitvoerlegging van de
besluiten van de raad van bestuur aan de uitvoerend bestuurder ondersteuning en
advies verlenen teneinde het toezicht op het administratief beheer te
versterken. 3. In spoedgevallen kan de uitvoerende raad indien
nodig bepaalde voorlopige besluiten namens de raad van bestuur nemen, in het
bijzonder in aangelegenheden van administratief beheer, met inbegrip van
schorsing van de delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling. 4. De uitvoerende raad bestaat uit de voorzitter
van de raad van bestuur, één vertegenwoordiger van de Commissie in de raad van
bestuur en drie andere leden die door de raad van bestuur onder zijn leden zijn
aangesteld. De voorzitter van de raad van bestuur is eveneens voorzitter van de
uitvoerende raad. De uitvoerend bestuurder neemt deel aan de vergaderingen van
de uitvoerende raad maar heeft geen stemrecht. 5. De ambtstermijn van de leden van de uitvoerende
raad bedraagt vier jaar. De ambtstermijn van de leden van de uitvoerende raad
eindigt wanneer hun lidmaatschap van de raad van bestuur eindigt. 6. De uitvoerende raad komt ten minste eenmaal om
de drie maanden in gewone vergadering bijeen. Daarnaast komt hij bijeen op
initiatief van zijn voorzitter of op verzoek van de leden. 7. De uitvoerende raad voegt zich naar het door de
raad van bestuur vastgestelde reglement van orde. AFDELING 3
Uitvoerend bestuurder Artikel 128
Functies van de uitvoerend bestuurder 1. Het Agentschap wordt beheerd door de uitvoerend
bestuurder. De uitvoerend bestuurder legt verantwoording af aan de raad van
bestuur. 2. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie,
de raad van bestuur en het begrotingscomité is de uitvoerend bestuurder
onafhankelijk bij de uitvoering van zijn taken en vraagt of aanvaardt hij geen
instructies van een regering of andere instantie. 3. De uitvoerend bestuurder treedt op als
wettelijke vertegenwoordiger van het Agentschap. 4. De uitvoerend bestuurder vervult in het
bijzonder de volgende functies: (a)
hij neemt alle nodige maatregelen, waaronder de
vaststelling van interne administratieve instructies en de bekendmaking van
aankondigingen, om de werking van het Agentschap te verzekeren; (b)
hij voert de besluiten van de raad van bestuur uit; (c)
hij stelt een ontwerp van jaarlijks werkprogramma
op, met vermelding van de geraamde menselijke en financiële middelen voor elke
activiteit, en legt dit na raadpleging van de Commissie voor aan de raad van
bestuur; (d)
hij stelt een ontwerp van strategisch
meerjarenprogramma op, met inbegrip van de strategie voor internationale
samenwerking van het Agentschap, en legt dit voor aan de raad van bestuur, na
raadpleging van de Commissie en overleg met de desbetreffende commissie van het
Europees Parlement; (e)
hij voert het jaarlijks werkprogramma en het
strategisch meerjarenprogramma uit en doet verslag aan de raad van bestuur over
de tenuitvoerlegging; (f)
hij stelt het jaarverslag over de werkzaamheden van
het Agentschap op en legt het verslag ter goedkeuring voor aan de raad van
bestuur; (g)
hij stelt een ontwerp van meerjarenplan inzake
personeelsbeleid op en legt het na raadpleging van de Commissie voor aan de
raad van bestuur; (h)
hij stelt een actieplan op voor de follow-up van de
conclusies van de interne en externe auditverslagen en evaluaties alsmede van
de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en
rapporteert tweemaal per jaar over de voortgang daarvan aan de Commissie en de
raad van bestuur; (i)
hij beschermt de financiële belangen van de Unie
door toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere
onwettige activiteiten, door middel van effectieve controles en, indien
onregelmatigheden worden vastgesteld, door terugvordering van ten onrechte
betaalde bedragen en indien nodig, door doeltreffende, evenredige en
afschrikkende administratieve en financiële sancties; (j)
hij stelt een strategie ter bestrijding van fraude
voor het Agentschap op en legt deze ter goedkeuring voor aan het
begrotingscomité; (k)
om de eenvormige toepassing van de verordening te
verzekeren kan hij aan de uitgebreide kamer van beroep rechtsvragen voorleggen,
in het bijzonder indien de kamers van beroep terzake onderling afwijkende
beslissingen hebben genomen; (l)
hij stelt een raming van ontvangsten en uitgaven
van het Agentschap op en voert de begroting uit; (m)
hij oefent ten aanzien van de personeelsleden de
bevoegdheden uit die hem krachtens artikel 124, lid 1, onder f), door de raad
van bestuur zijn toegekend; (n)
hij oefent de bevoegdheden uit die hem krachtens
artikel 26, lid 3, artikel 29, lid 5, artikel 30, lid 2, artikel 45, lid 3,
artikel 75, lid 2, artikel 78, lid 5, de artikelen 79, 79 ter, 79
quater, artikel 87, lid 3, de artikelen 88 en 89, artikel 93, lid 4,
artikel 119, lid 8, en artikel 144 zijn toegekend in overeenstemming met de
criteria waarin deze verordening en de krachtens deze verordening vastgestelde
gedelegeerde handelingen voorzien; (o)
hij kan zijn functies delegeren. 5. De uitvoerend bestuurder wordt bijgestaan door
een of meer adjunct-uitvoerend bestuurders. Bij afwezigheid of verhindering van
de uitvoerend bestuurder wordt deze vervangen door de adjunct-uitvoerend
bestuurder of een van de adjunct-uitvoerend bestuurders volgens de door de raad
van bestuur vastgestelde procedure. Artikel 129
Aanstelling en ontslag van de uitvoerend bestuurder en verlenging van zijn
ambtstermijn 1. De uitvoerend bestuurder wordt aangesteld als
tijdelijk functionaris van het Agentschap overeenkomstig artikel 2, onder a),
van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden. 2. De uitvoerend bestuurder wordt na een open en
transparante selectieprocedure door de raad van bestuur aangesteld uit een
lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten. Vóór zijn aanstelling kan
de door de raad van bestuur geselecteerde kandidaat worden uitgenodigd om voor
een daartoe bevoegde commissie van het Europees Parlement een verklaring af te
leggen en te antwoorden op vragen van leden van deze commissie. Voor het
sluiten van de arbeidsovereenkomst met de uitvoerend bestuurder wordt het
Agentschap vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur. De uitvoerend bestuurder kan uitsluitend uit zijn
functie worden ontheven bij besluit van de raad van bestuur op voorstel van de
Europese Commissie. 3. De ambtstermijn van de uitvoerend bestuurder
bedraagt vijf jaar. Aan het eind van deze termijn verricht de Commissie een
beoordeling waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie van de prestaties
van de uitvoerend bestuurder en de toekomstige taken en uitdagingen van het
Agentschap. 4. Op voorstel van de Commissie, waarin rekening
wordt gehouden met de beoordeling als bedoeld in lid 3, kan de raad van bestuur
de ambtstermijn van de uitvoerend bestuurder eenmaal verlengen met ten hoogste
vijf jaar. 5. Een uitvoerend bestuurder wiens ambtstermijn is
verlengd, kan na afloop van de volledige termijn niet deelnemen aan een andere
selectieprocedure voor hetzelfde ambt. 6. De adjunct-uitvoerend bestuurder of de
adjunct-uitvoerend bestuurders worden aangesteld of uit het ambt ontzet
overeenkomstig lid 2, na raadpleging van de uitvoerend bestuurder en, indien
van toepassing, de verkozen uitvoerend bestuurder. De ambtstermijn van de
adjunct-uitvoerend bestuurder bedraagt vijf jaar. De termijn kan door de raad
van bestuur eenmaal voor ten hoogste vijf jaar worden verlengd op voorstel van
de Commissie, als voorgeschreven in lid 4, na raadpleging van de uitvoerend
bestuurder.”; (100)
Artikel 130 wordt als volgt gewijzigd: (a)
punt c) wordt vervangen door: "c) de dienst die belast is met het bijhouden
van het register;” (b)
het volgende punt f) wordt toegevoegd: “f) elke andere eenheid of persoon die door de
uitvoerend bestuurder daartoe is aangesteld.”; (101)
In artikel 132, lid 2, wordt de derde zin
vervangen door: “In bijzondere gevallen vastgesteld overeenkomstig
artikel 144 bis, onder c), worden de beslissingen door één lid genomen."; (102)
Artikel 133 wordt vervangen door: “Artikel 133
Dienst die belast is met het bijhouden van het register 1. De dienst die belast is met het bijhouden van
het register, is bevoegd om beslissingen te nemen met betrekking tot
vermeldingen in het register. 2. Hij is ook bevoegd om de in artikel 93, lid 2,
bedoelde lijst van erkende gemachtigden bij te houden. 3. De beslissingen van de dienst worden genomen
door één lid.”; (103)
Artikel 134 wordt als volgt gewijzigd: (a)
lid 1 wordt vervangen door: “1. Een
nietigheidsafdeling is bevoegd om beslissingen te nemen met betrekking tot: (a)
het verzoek om vervallen- of nietigverklaring van
een Europees merk, (b)
het verzoek om afsplitsing van een Europees merk
als bedoeld in artikel 18.”; (b)
in lid 2 wordt de derde zin vervangen door: “In bijzondere gevallen vastgesteld overeenkomstig
artikel 144 bis, onder c), worden de beslissingen door één lid genomen."; (104)
Het volgende artikel 134 bis wordt ingevoegd: “Artikel 134 bis
Algemene bevoegdheid Krachtens deze verordening vereiste beslissingen
die niet binnen de bevoegdheid van een onderzoeker, een oppositieafdeling, een
nietigheidsafdeling of de dienst belast met het bijhouden van het register
vallen, worden genomen door een ambtenaar of eenheid die door de uitvoerend
bestuurder daartoe is aangesteld.”; (105)
Artikel 135 wordt als volgt gewijzigd: (a)
lid 1 wordt vervangen door: “1. De kamers van beroep zijn bevoegd om
beslissingen te nemen over het beroep tegen beslissingen die krachtens de
artikelen 131 tot en met 134 bis zijn genomen."; (b)
in lid 3 wordt punt a) vervangen door: “a) het orgaan van de kamers van beroep als
bedoeld in artikel 136, lid 4, onder a); of”; (c)
lid 4 wordt vervangen door: “4. De uitgebreide raad is eveneens bevoegd om gemotiveerde
adviezen te verstrekken over juridische vraagstukken die hem worden voorgelegd
overeenkomstig artikel 128, lid 4, onder k).”; (d)
in lid 5 wordt de laatste zin geschrapt; (106)
Artikel 136 wordt vervangen door: “Artikel 136
Onafhankelijkheid van de leden van de kamers van beroep 1. De voorzitter van de kamers van beroep en de
voorzitters van de kamers worden aangesteld voor een termijn van vijf jaar
volgens de in artikel 129 bedoelde procedure voor de aanstelling van de
uitvoerend bestuurder. Zij worden tijdens deze termijn niet van hun ambt
ontheven, tenzij daarvoor ernstige redenen bestaan en het Hof van Justitie op
verzoek van de instantie die hen heeft aangesteld, daartoe beslist. 2. De ambtstermijn van de voorzitter van de kamers
van beroep kan eenmaal worden verlengd met een termijn van vijf jaar, of tot
zijn pensionering indien deze leeftijd in de loop van de nieuwe ambtstermijn
wordt bereikt, na een voorafgaande positieve evaluatie van zijn prestaties door
de raad van bestuur. 3. De ambtstermijn van de voorzitters van de
kamers kan worden verlengd met een termijn van vijf jaar, of tot zijn
pensionering indien deze leeftijd in de loop van de nieuwe ambtstermijn wordt
bereikt, na een voorafgaande positieve evaluatie van hun prestaties door de
raad van bestuur, en na een positief advies van de voorzitter van de kamers van
beroep. 4. De voorzitter van de kamers van beroep heeft de
volgende functies op het gebied van beheer en organisatie: (a)
het voorzitterschap van het orgaan van de kamers
van beroep dat bevoegd is om de regels en de organisatie van het werk van de
kamers vast te stellen; (b)
de tenuitvoerlegging van de beslissingen van dit
orgaan; (c)
de toewijzing van de zaken aan een kamer op basis
van de objectieve criteria die zijn vastgesteld door het orgaan van de kamers
van beroep; (d)
de kennisgeving aan de uitvoerend bestuurder van de
behoeften inzake uitgaven van de kamers met het oog op de opstelling van een
raming van uitgaven. De voorzitter van de kamers van beroep zit de
uitgebreide kamer voor. 5. De leden van de kamers van beroep worden door
de raad van bestuur aangesteld voor een termijn van vijf jaar. Deze
ambtstermijn kan worden verlengd met een termijn van vijf jaar, of tot de
pensioengerechtigde leeftijd indien deze in de loop van de nieuwe ambtstermijn
wordt bereikt, na een voorafgaande positieve evaluatie van hun prestaties door
de raad van bestuur, en na een positief advies van de voorzitter van de kamers
van beroep. 6. De leden van de kamers van beroep kunnen niet
van hun functie worden ontheven, tenzij daarvoor ernstige redenen bestaan en
het Hof van Justitie daartoe beslist nadat de zaak door de raad van bestuur
aanhangig is gemaakt op aanbeveling van de voorzitter van de kamers van beroep
en na raadpleging van de voorzitter van de kamer waartoe het betrokken lid
behoort. 7. De voorzitter van de kamers van beroep en de
voorzitters en leden van de kamers van beroep zijn onafhankelijk. Bij hun
beslissingen zijn zij aan geen enkele instructie gebonden. 8. Beslissingen van een uitgebreide kamer over beroepen
of adviezen inzake juridische vraagstukken die overeenkomstig artikel 135 door
de uitvoerend bestuurder zijn voorgelegd, zijn verbindend voor de in artikel 130
bedoelde organen met beslissingsbevoegdheid van het Agentschap. 9. De voorzitter van de kamers van beroep en de
voorzitters en leden van de kamers van beroep vervullen niet de functie van
onderzoeker, lid van een oppositieafdeling, dienst die belast is met het
bijhouden van het register, of nietigheidsafdeling.” (107)
Artikel 138 wordt vervangen door: “Artikel 138
Begrotingscomité 1. Het begrotingscomité heeft de functies die hem
overeenkomstig deze afdeling worden toegekend. 2. De artikelen 125, 126 en artikel 127, leden 1
tot en met 4, 6 en 7, zijn mutatis mutandis van toepassing op het begrotingscomité.
3. Het begrotingscomité neemt besluiten met
absolute meerderheid van de stemmen van de leden. Voor besluiten waarvoor het
begrotingscomité overeenkomstig artikel 140, lid 3, en artikel 143 bevoegd is,
is echter een tweederde meerderheid van de leden vereist. In beide gevallen
beschikt elk lid over één stem.”; (108)
In artikel 139 wordt het volgende lid 4 toegevoegd: “4. Het Agentschap stelt voor de Commissie een
tweejaarlijks verslag over zijn financiële situatie op. Op basis van dit
verslag herziet de Commissie de financiële situatie van het Agentschap.”; (109)
Het volgende artikel 141 bis wordt ingevoegd: “Artikel 141 bis
Fraudebestrijding 1. Om de bestrijding van fraude, corruptie en
andere onwettige activiteiten als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1073/1999 te
bevorderen, treedt het Agentschap toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25
mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau
voor fraudebestrijding (OLAF) en stelt het voor alle personeelsleden van het
Agentschap een passende regeling op volgens het model van de bijlage bij dat
akkoord. 2. De Europese Rekenkamer is bevoegd om bij alle
begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die van het
Agentschap EU-middelen hebben ontvangen, controles op stukken of controles en
verificaties ter plaatse te verrichten. 3. Het OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en
procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 en Verordening
(Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken, waaronder controles en inspecties
ter plaatse, verrichten om vast te stellen of er sprake is van fraude,
corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van
de Unie worden geschaad in verband met een subsidie of een contract dat door
het Agentschap wordt gefinancierd. 4. Onverminderd de leden 1, 2 en 3 moeten in
samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties,
contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten van het Agentschap
bepalingen worden opgenomen die de Europese Rekenkamer en het OLAF uitdrukkelijk
de bevoegdheid verlenen dergelijke controles en onderzoeken te verrichten
overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden. 5. Het begrotingscomité stelt een strategie voor
fraudebestrijding vast die evenredig met het frauderisico is rekening houdend
met de kosten-/batenverhouding van de uit te voeren maatregelen.”; (110)
Artikel 144 wordt vervangen door: “Artikel 144
Taksen 1. Naast de taksen waarin artikel 26, lid 2,
artikel 36, lid 1, onder c), artikel 41, lid 3, artikel 44, lid 4, artikel 47,
leden 1 en 3, artikel 49, lid 4, artikel 56, lid 2, artikel 60, artikel 81, lid
3, artikel 82, lid 1, artikel 113, lid 1, en artikel 147, lid 5, voorzien,
worden in de volgende gevallen taksen aangerekend: (a)
afgifte van een duplicaat van het
inschrijvingsbewijs; (b)
inschrijving van een licentie of een ander recht
inzake een Europees merk; (c)
inschrijving van een licentie of een ander recht
inzake een aanvrage om een Europees merk; (d)
doorhaling van de inschrijving van een licentie of
een ander recht; (e)
wijziging van een ingeschreven Europees merk; (f)
afgifte van een uittreksel uit het register; (g)
inzage in de dossiers; (h)
afgifte van afschriften van dossierstukken; (i)
afgifte van een voor eensluidend gewaarmerkt
afschrift van de aanvrage; (j)
mededeling van gegevens uit een dossier; (k)
verificatie van de te vergoeden proceskosten. 2. Het bedrag van de in lid 1 bedoelde taksen moet
zodanig worden vastgesteld dat met de daaruit voortvloeiende ontvangsten in
beginsel het evenwicht in de begroting van het Agentschap kan worden
gehandhaafd en de toename van grote overschotten wordt vermeden. Onverminderd
artikel 139, lid 4, herziet de Commissie de hoogte van de taksen in geval van
herhaaldelijke grote overschotten. Ingeval deze herziening geen verdere
vermindering of wijziging in het niveau van de taksen tot gevolg heeft waardoor
de verdere aangroei van aanzienlijke overschotten wordt voorkomen, worden de
overschotten die na de herziening zijn ontstaan, overgedragen aan de begroting
van de Unie. 3. De uitvoerend bestuurder bepaalt de aan te
rekenen vergoeding voor de andere diensten van het Agentschap dan de in lid 1
bedoelde diensten en voor de publicaties die het Agentschap uitgeeft
overeenkomstig de criteria waarin de krachtens artikel 144 bis, onder d),
vastgestelde gedelegeerde handeling voorziet. Het bedrag van de vergoeding
bedraagt niet meer dan wat noodzakelijk is om de kosten van de specifieke door
het Agentschap verrichte dienst te vergoeden. 4. In overeenstemming met de criteria waarin de
overeenkomstig artikel 144 bis, onder d), vastgestelde gedelegeerde handeling
voorziet, kan de uitvoerend bestuurder de volgende maatregelen nemen: (a)
hij kan bepalen welke andere specifieke
betalingsmethoden kunnen worden gebruikt dan die welke overeenkomstig artikel 144
bis, onder d), zijn vastgesteld, in het bijzonder door middel van deposito’s op
lopende rekeningen van het Agentschap; (b)
hij kan het bedrag bepalen dat in geval van te hoge
betaling voor een taks of een vergoeding niet wordt teruggegeven; (c)
hij kan afzien van gedwongen invordering van een
verschuldigd bedrag wanneer het in te vorderen bedrag onbeduidend is of wanneer
de invordering te onzeker is. Wanneer de onder a) bedoelde betalingsmethoden
kunnen worden gebruikt, bepaalt de uitvoerend bestuurder op welke datum deze
betalingen worden geacht te zijn verricht ten aanzien van het Agentschap.”; (111)
De volgende afdeling 6 wordt ingevoegd: “AFDELING 6
Delegatie van bevoegdheden Artikel 144
bis
Delegatie van bevoegdheden De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163
gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van: (a)
de specifieke criteria voor het gebruik van de
talen als bedoeld in artikel 119; (b)
de gevallen waarin beslissingen over oppositie en
nietigheid door één lid worden genomen overeenkomstig artikel 132, lid 2, en
artikel 134, lid 2; (c)
de regels voor de organisatie van de kamers van
beroep, met inbegrip van de instelling en de rol van de autoriteit van kamers
van beroep als bedoeld in artikel 135, lid 3, onder a), de samenstelling van de
uitgebreide kamer en de regels betreffende de aanhangigmaking als bedoeld in
artikel 135, lid 4, en de voorwaarden waaronder beslissingen door één enkel lid
worden genomen overeenkomstig artikel 135, leden 2 en 5; (d)
het stelsel van taksen en vergoedingen die
overeenkomstig artikel 144 aan het Agentschap moeten worden betaald, met
inbegrip van het bedrag van de taksen, de betalingsmethoden, de valuta, het
tijdstip waarop taksen en vergoedingen verschuldigd zijn, de datum waarop de
betaling wordt geacht te zijn verricht en de gevolgen van niet- of laattijdige betaling,
teveel betaalde of te weinig betaalde bedragen, de diensten die kosteloos
kunnen worden verstrekt, en de criteria volgens welke de uitvoerend bestuurder
de in artikel 144, leden 3 en 4, bedoelde bevoegdheden kan uitoefenen.”; (112)
In artikel 145, lid 1, worden de woorden “haar
uitvoeringsverordeningen” vervangen door “de krachtens deze verordening
vastgestelde gedelegeerde handelingen”; (113)
In artikel 147 worden de leden 4, 5 en 6 vervangen
door: “4. Bij de indiening van een internationale
aanvrage moet een taks aan het Agentschap worden betaald. Indien de
internationale inschrijving op een Europees merk moet worden gebaseerd zodra
dit is ingeschreven, is de taks verschuldigd op de datum van inschrijving van
het Europees merk. De aanvrage wordt eerst geacht te zijn ingediend nadat de
verschuldigde taks is betaald. 5. De internationale aanvrage voldoet aan de
formele voorwaarden vastgesteld overeenkomstig artikel 161 bis, onder a). 6. Het Agentschap onderzoekt of de internationale
aanvrage voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 146 en in de leden 1,
3 en 5 van dit artikel. 7. Het Agentschap doet de internationale aanvrage
zo spoedig mogelijk toekomen aan het Internationale Bureau.”; (114)
Het volgende artikel 148 bis wordt ingevoegd: “Artikel 148 bis
Kennisgeving van de ongeldigheid van de basisaanvrage of -inschrijving Binnen vijf jaar na de datum van de internationale
inschrijving stelt het Agentschap het Internationale Bureau in kennis van de
feiten en beslissingen die van invloed zijn voor de geldigheid van de aanvrage
voor een Europees merk of de inschrijving van een Europees merk waarop de
internationale inschrijving gebaseerd was.”; (115)
Aan artikel 149 wordt de volgende zin
toegevoegd: “Het verzoek voldoet aan de formele voorwaarden
vastgesteld overeenkomstig artikel 161 bis, onder c).”; (116)
Artikel 154, lid 4, wordt geschrapt; (117)
Het volgende artikel 154 bis wordt ingevoegd: “Artikel 154 bis
Collectieve en kwaliteitsmerken Wanneer een internationale inschrijving op een
basisaanvrage of basisinschrijving voor een collectief merk, kwaliteitsmerk of
garantiemerk is gebaseerd, volgt het Agentschap de procedures waarin
overeenkomstig artikel 161 bis, onder f), wordt voorzien.”; (118)
Artikel 155 wordt geschrapt; (119)
Artikel 156 wordt als volgt gewijzigd: (a)
in lid 2 worden de woorden “zes maanden” vervangen
door “één maand”; (b)
lid 4 wordt geschrapt; (120)
De volgende artikelen 158 bis, 158 ter en 158
quater worden ingevoegd: “Artikel 158 bis
Rechtsgevolg van inschrijving van overgang De aantekening in het internationale register van
een eigendomsovergang van de internationale inschrijving heeft dezelfde
gevolgen als de vermelding van een overgang in het register overeenkomstig
artikel 17. Artikel 158 ter
Rechtsgevolg van inschrijving van licenties en andere rechten De aantekening in het internationale register van
een licentie of een beperking van het beschikkingsrecht van de houder ten
aanzien van de internationale inschrijving heeft dezelfde gevolgen als de
inschrijving in het register van een licentie, een zakelijk recht, een gedwongen
tenuitvoerlegging of insolventieprocedure, overeenkomstig respectievelijk de
artikelen 19, 20, 21 en 22. Artikel 158 ter
Onderzoek van verzoeken om inschrijving van overgangen, licenties of
beperkingen van het beschikkingsrecht van de houder Het Agentschap stuurt de verzoeken om inschrijving
van een eigendomsovergang, een licentie of een beperking in het
beschikkingsrecht van de houder, de wijziging of doorhaling van een licentie of
de opheffing van een beperking van het beschikkingsrecht van de houder die bij
hem zijn ingediend, naar het Internationale Bureau in de gevallen waarin
overeenkomstig artikel 161 bis, onder h), is voorzien.”; (121)
Artikel 159 wordt als volgt gewijzigd: (a)
lid 1, onder b), komt als volgt te luiden: “b) in de aanwijzing van een lidstaat die partij
is bij de Protocol van Madrid, op voorwaarde dat het op de datum van de
aanvrage om omzetting mogelijk was deze lidstaat rechtstreeks aan te wijzen op
basis van het Protocol van Madrid. De artikelen 112, 113 en 114 zijn van
toepassing.”; (b)
in lid 2 worden de woorden “of bij de Schikking van
Madrid” geschrapt; (122)
In titel XIII wordt de volgende afdeling 4
ingevoegd: “AFDELING 4
Delegatie van bevoegdheden Artikel 161 bis
Delegatie van bevoegdheden De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling
van: (a)
de formele voorwaarden van een internationale
aanvrage als bedoeld in artikel 147, lid 5, de procedure voor het onderzoek van
een internationale aanvrage overeenkomstig artikel 147, lid 6, en de regels
voor de verzending van een internationale aanvrage naar het Internationale
Bureau overeenkomstig artikel 147, lid 4; (b)
de regels voor de kennisgeving als bedoeld in
artikel 148 bis; (c)
de formele voorwaarden voor een verzoek om
territoriale uitstrekking als bedoeld in artikel 149, lid 2, de procedure voor
het onderzoek van deze voorwaarden en de regels voor de verzending van een
verzoek om territoriale uitstrekking naar het Internationale Bureau; (d)
de procedure voor de indiening van een beroep op
anciënniteit overeenkomstig artikel 153; (e)
de procedures voor het onderzoek van absolute
weigeringsgronden als bedoeld in artikel 154 en voor de indiening en onderzoek
van een oppositie overeenkomstig artikel 156, met inbegrip van de nodige
mededelingen aan het Internationale Bureau; (f)
de procedures met betrekking tot de internationale
inschrijvingen als bedoeld in artikel 154 bis; (g)
de gevallen waarin het Agentschap het
Internationale Bureau in kennis stelt van de nietigverklaring van de gevolgen
van een internationale inschrijving overeenkomstig artikel 158 en de informatie
die deze kennisgeving moet bevatten; (h)
de regels voor de verzending van de verzoeken aan
het Internationale Bureau als bedoeld in artikel 158 ter; (i)
de voorwaarden waaraan een verzoek om omzetting als
bedoeld in artikel 159, lid 1, moet voldoen; (j)
de formele voorwaarden van een aanvrage om
omzetting als bedoeld in artikel 161 en de procedures voor deze omzetting; (k)
de regels voor de kennisgevingen tussen het
Agentschap en het Internationale Bureau, met inbegrip van de kennisgevingen die
overeenkomstig artikel 147, lid 4, artikel 148 bis, artikel 153, lid 2, en
artikel 158 ter worden verricht.”; (123)
Artikel 162 wordt geschrapt; (124)
Artikel 163 wordt geschrapt; (125)
Het volgende artikel 163 bis wordt ingevoegd: “Artikel 163 bis
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast
te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde
voorwaarden. 2. De in de artikelen 24 bis, 35 bis, 45 bis, 49
bis, 57 bis, 65 bis, 74 bis, 74 duodecies, 93 bis, 114 bis, 144 bis en 161
bis bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor
onbepaalde tijd. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in lid
2 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot
intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid.
Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid
van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling
heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees
Parlement en de Raad. 5. Een overeenkomstig de artikelen 24 bis, 35 bis,
45 bis, 49 bis, 57 bis, 65 bis, 74 bis, 74 duodecies, 93 bis, 114 bis, 144
bis en 161 bis vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking
indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van
twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en
de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de
Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat zij
daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het
Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”; (126)
Artikel 164 wordt geschrapt; (127)
Het volgende artikel 165 bis wordt ingevoegd: “Artikel 165 bis
Evaluatie en herziening 1. Tegen 2019 en daarna om de vijf jaar geeft de
Commissie opdracht tot een evaluatie over de tenuitvoerlegging van deze
verordening. 2. De evaluatie heeft betrekking op het
regelgevingskader voor samenwerking tussen het Agentschap en de diensten voor
intellectuele eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de
Intellectuele Eigendom, met bijzondere aandacht voor het
financieringsmechanisme. De evaluatie behandelt verder de resultaten, de
doeltreffendheid en de efficiëntie van het Agentschap en zijn werkmethoden. Zij
richt zich in het bijzonder op de vraag of het mandaat van het Agentschap moet
worden gewijzigd en op de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen. 3. De Commissie zendt het evaluatieverslag met
haar conclusies over het verslag aan het Europees Parlement, de Raad en de raad
van bestuur. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt. 4. Bij elke tweede evaluatie worden de door het
Agentschap bereikte resultaten getoetst aan zijn doelstellingen, opdracht en
taken. Indien de Commissie van mening is dat het voortbestaan van het
Agentschap niet langer gerechtvaardigd is in het licht van de toegewezen
doelstellingen, opdracht en taken, kan zij voorstellen om deze verordening in
te trekken.” Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op [vermeld
als datum 90 dagen na die van de bekendmaking in het Publicatieblad van de
Europese Unie]. Artikel 1, punten (9), (10)(b), (21), (22), (23),
(25), (26), (27), (29), (30), (31), (34), (37), (38), (41), (44), (46), (57), (58),
(59), (60), (61), (63), (64), (66), (67), (68), (69), (70), (71), (72), (73), (75),
(76), (77), (78), (79), (88), (89), (93), (94), (99) voor zover het betrekking
heeft op artikel 128, lid 4, onder n), (101), (103)(b), (105)(d), (112), (113),
(114), (115), (117), (120), (123) en (124), treedt in werking op [vermeld de
eerste dag van de eerste maand na 18 maanden volgend op de in de eerste alinea
vermelde datum]. Deze verordening is verbindend in al haar
onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter
[1] Conclusies van de Raad Concurrentievermogen van 21 en 22
mei 2007, document van de Raad 9427/07. [2] Mededeling van de Commissie: "Denk eerst
klein" - Een "Small Business Act" voor Europa, COM(2008)394 definitief
van 25 juni 2008. [3] COM(2008) 465 definitief van 16 juli 2008. [4] COM(2010) 546 definitief van 6 oktober 2010. [5] Een eengemaakte markt voor
intellectuele-eigendomsrechten. Creativiteit en innovatie bevorderen met het
oog op economische groei, kwaliteitsjobs en eersteklasproducten en ‑diensten in
Europa - COM(2011) 287. [6] Zie het eindverslag van de studie, met inbegrip van
bijlagen, op http://ec.europa.eu/internal_market/indprop/tm/index_en.htm. [7] Conclusies van de Raad van 25 mei 2010 over de
toekomstige herziening van het merkenstelsel in de Europese Unie,
PB C 140 van 29.5.2010, blz. 22. [8] OJ OHIM 2005, blz. 1402. [9] PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1. [10] PB L 154 van 17.6.2009, blz. 1. [11] PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16. [12] Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de
intellectuele eigendom, PB L 336 van 23.12.1994, blz. 213. [13] Conclusie van advocaat-generaal Jääskinen in zaak C-323/09,
Interflora, par. 9. [14] Arrest van 11 september 2007, zaak C-17/06, Céline,
Jur. I-7041. [15] PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21. [16] Arrest van 1 december 2011, zaken C-446/09 Philips
en C-495/09 Nokia. [17] Gezamenlijke verklaringen van de Raad en de Commissie van
de Europese Gemeenschappen, neergelegd in de notulen van de Raadsvergadering
over de Eerste richtlijn van de Raad betreffende de aanpassing van het
merkenrecht der lidstaten, aangenomen op 21 december 1988. [18] Arrest van 19 juni 2012, zaak C-370/10, IP Translator.
[19] Mededeling nr. 2/12 van de voorzitter van het Bureau, OJ
OHIM 7/2012. [20] PB L 303 van 15.12.1995, blz. 1. [21] PB L 303 van 15.12.1995, blz. 33. [22] PB L 28 van 6.2.1996, blz. 11. [23] PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 79. [24] PB L 78 van 24.3.2009, blz. 1. [25] PB L 40 van 11.2.1989, blz. 1. [26] PB L 299 van 8.11.2008, blz. 25. [27] COM(2008) 465. [28] PB C 140 van 29.5.2010, blz. 22. [29] COM(2011) 287. [30] PB L 336 van 23.12.1994, blz. 214. [31] PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21.