5.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 356/68


Advies van het Comité van de Regio's — Actieplan ondernemerschap 2020

2013/C 356/12

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

meent, gelet op het belang van het actieplan, dat het erg belangrijk is dat supranationale, nationale en vooral lokale en regionale overheden hun optreden coördineren om de doelstellingen van het plan met succes te verwezenlijken;

acht de betrokkenheid van lokale en regionale overheden en belanghebbenden bij de tenuitvoerlegging van het actieplan van doorslaggevend belang: lokale en regionale overheden zijn de bestuursniveaus die het dichtst bij kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en bedrijfsondersteunende dienstverleners staan, terwijl de meeste kmo's binnen lokale en regionale markten ingebed zijn en er hun activiteiten ontplooien;

onderstreept dat de prijs „ondernemende regio van Europa” (ORE), die het CvdR al sinds 2010 uitreikt, als een Europees referentiepunt kan dienen voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van ondernemingsvriendelijke maatregelen, op maat aangeboden ondersteuning van kmo's en toekomstgerichte strategieën;

benadrukt dat een prominentere plaats moet worden toegekend aan de ontwikkeling van zelfstandig ondernemerschap en aan bedrijfsontwikkeling, die als een realistisch en wenselijk alternatief worden beschouwd. Het is belangrijk dat sociaal ondernemerschap verder wordt bevorderd als een waardevol alternatief voor traditionele manieren om met of zonder winstoogmerk zaken te doen;

vindt dat Europa erin moet slagen jonge mensen de boodschap mee te geven dat het mogelijk is een veelbelovende carrière als ondernemer uit te bouwen. Zo dient de ondernemersgeest opnieuw een impuls te worden gegeven. Lokale en regionale overheden hebben tot taak om het onderwijs te bevorderen en daarbij ook aandacht aan ondernemerschap te besteden.

Rapporteur

Paweł ADAMOWICZ (PL/EVP), burgemeester van Gdańsk

Referentiedocument

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Actieplan ondernemerschap 2020. De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen

COM(2012) 795 final

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1.

verwelkomt de Commissiemededeling Actieplan ondernemerschap 2020, die erop gericht is in Europa een ondernemerscultuur te stimuleren, de toegang tot financiering te verbeteren, bedrijfsondersteunende diensten van hoge kwaliteit tot stand te brengen, rolmodellen te ontwikkelen en specifieke groepen te bereiken.

2.

Het CvdR herhaalt zijn volmondige steun voor maatregelen die erop gericht zijn ondernemerschap te bevorderen en hindernissen voor de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) weg te nemen. Dit houdt ook een erkenning in van de sleutelrol die kmo's spelen bij de verhoging van het concurrentievermogen van de Europese Unie.

3.

Op alle overheidsniveaus moet worden getracht de procedures op het gebied van vergunningen, toezicht en andere overheidstaken efficiënter te maken. Overheden moeten streven naar eenvoudiger gegevensuitwisseling, standaardisering van terminologie en bedrijfssystemen waarmee automatisch bestaande informatie uit andere bedrijfssystemen en databanken kan worden opgevraagd.

4.

Genomen besluiten moeten nu zo snel mogelijk worden omgezet. Voortzetting van de theoretische discussie draagt niet bij tot ontwikkeling van het ondernemingsklimaat.

5.

Europese kleine en middelgrote ondernemers hebben het tijdens de recente economische recessie erg moeilijk gehad, met name in perifere regio's, waar het aantal bedrijfsfaillissementen aanzienlijk is toegenomen.

6.

Het CvdR erkent dat een passend ondernemingsklimaat en een goed functionerende interne markt uiterst belangrijk zijn voor economisch herstel en groei in Europa, alsook voor meer sociale samenhang.

7.

Het regionale en lokale ondernemingsklimaat is een belangrijke succesfactor. Innovatievaardigheden dienen te worden ontwikkeld en een innovatiebevorderende manier van denken versterkt, uitgaande van een efficiënt gebruik van de op de diverse niveaus voortgebrachte kennis, een dynamische dialoog, samenwerking en gebundelde creativiteit.

8.

Het actieplan is een noodzakelijke stap in de ontwikkeling van een ondersteunend ondernemersklimaat binnen de eengemaakte markt, waardoor er overal in de EU wordt bijgedragen tot economisch herstel.

9.

Het CvdR onderschrijft de keuze van de prioriteiten binnen het actieplan, die de vorm aannemen van drie actiepijlers (onderwijs en opleiding in ondernemerschap ontwikkelen, het juiste bedrijfsklimaat en rolmodellen tot stand brengen, specifieke groepen bereiken), en is ingenomen met de resultaten die het actieplan naar verwachting zal opleveren.

10.

Een prominentere plaats moet worden toegekend aan de ontwikkeling van zelfstandig ondernemerschap en aan bedrijfsontwikkeling, die als een realistisch en wenselijk alternatief worden beschouwd en die onmisbaar zijn voor de versterking van het Europese concurrentievermogen. Daarom is in dit verband geïntegreerde ondersteuning op meerdere niveaus nodig. Op alle bestuursniveaus moeten dan ook maatregelen worden genomen om de administratieve formaliteiten voor zelfstandigen drastisch te verminderen, hun betere sociale bescherming en pensioenrechten te bieden en de belastingsdruk te verminderen.

11.

Het CvdR erkent dat vrouwen in de bedrijfswereld een onvoldoende rol spelen (slechts 30 % van de ondernemers is vrouw) en dat genderspecifieke opleiding en ondersteuning een aanzienlijke impact hebben op het aantal vrouwelijke ondernemers. Het pleit er ook voor specifieke bedrijfscentra voor vrouwen op te richten.

12.

Onder verwijzing naar zijn recente adviezen over industriebeleid (1) en regionale steunmaatregelen (2) dringt het CvdR er opnieuw bij de Commissie op aan om in verband met de afbakening van categorieën van ondernemingen de problematiek van „drempeleffecten” onder de loep te nemen en de definities van kmo's te herzien. Concreet verzoekt het de Commissie haar analytisch vermogen en de instrumenten voor steunverlening aan ondernemingen te verfijnen, en wel door te overwegen om, net als de Commissie voor de agro-voedingsmiddelenindustrie heeft gedaan, een nieuwe categorie onderneming in te voeren, tussen kmo's en de grote ondernemingen in, met een personeelsbestand van 250 à 750 werknemers en met een omzet van maximaal 200 miljoen euro. Een gelijkaardig denkspoor zou moeten worden gevolgd m.b.t. het in aanmerking nemen van mid-cap enterprises (ondernemingen met middelgroot kapitaal), die voortkomen uit snelgroeiende kmo's, die de welvaart van het Europa van morgen garanderen en tussen 250 en 5 000 werknemers tellen. Deze nieuwe categorieën zouden passende steunpercentages kunnen genieten die hoger zijn dan die voor de grote ondernemingen en lager dan die voor kmo's.

13.

Vakmanschap is onlosmakelijk met de kmo-sector verbonden. Het heeft een belangrijke rol gespeeld — en speelt die nog steeds — in de groei van de Europese economie, met name als een basis voor industriële ontwikkeling. Met de specifieke behoefte aan vakmanschap zou dan ook meer rekening moeten worden gehouden, in het bijzonder bij de ontwikkeling en uitbreiding van beroepsopleidingscentra.

14.

Ook moet aandacht worden gevestigd op de bijzondere rol van bedrijven die zich ontwikkelen binnen de sector van de sociale en solidaire economie. Deze bedrijven dragen bij tot economische bedrijvigheid en sociale verbondenheid in benadeelde gebieden. Aangezien ze opdrachten van openbaar nut vervullen, is een gedifferentieerde benadering, met name op het vlak van overheidsoptreden, verantwoord.

15.

Aangezien nog meer deïndustrialisering de werkgelegenheid en welvaart in Europa kan beïnvloeden, dient de EU structurele hervormingen door te voeren die haar internationale concurrentiepositie verstevigen, inzonderheid wat haar industriële capaciteit betreft.

16.

De rol van ondernemers in de maatschappij verdient meer erkenning en dient aanzienlijk te worden versterkt.

17.

Positief is de open en inclusieve benadering van het actieplan, dat voor een brede groep belanghebbenden is bestemd; het is gericht op een heterogeen geheel van gevestigde kmo's, beginnende ondernemers en potentiële nieuwe ondernemers.

18.

Het CvdR ijvert voor de bevordering van een ondernemender Europa en de volledige tenuitvoerlegging, op lokaal en regionaal niveau, van het actieplan ondernemerschap 2020 en de Small Business Act (SBA) voor Europa.

19.

Helaas krijgt de rol van lokale en regionale overheden in het actieplan niet de gepaste erkenning. Nochtans hebben lokale en regionale overheden een aanzienlijke en onontbeerlijke rol toebedeeld gekregen in de verwezenlijking van alle doelstellingen binnen de drie hoofdpijlers van het actieplan.

20.

Het CvdR benadrukt de sleutelrol van lokale en regionale overheden op essentiële gebieden van het actieplan ondernemerschap 2020: onderwijs en opleiding, ontwikkeling van transparante bestuurspraktijken, totstandbrenging van een gunstig ondernemersklimaat en bevordering van ondernemerschap.

21.

In alle lidstaten hebben lokale en regionale overheden al talrijke belangrijke maatregelen en initiatieven ontplooid op de terreinen die het actieplan bestrijkt.

22.

Jammer genoeg is met de rol van lokale en regionale overheden in de tenuitvoerlegging van het actieplan onvoldoende rekening gehouden, terwijl de regionale dimensie enkel ter sprake komt als onderdeel van een horizontaal netwerk om bedrijven te ondersteunen.

23.

Het is van doorslaggevend belang dat lokale en regionale overheden en belanghebbenden bij de tenuitvoerlegging van het actieplan betrokken worden: lokale en regionale overheden zijn de bestuursniveaus die het dichtst bij kmo's en bedrijfsondersteunende dienstverleners staan, terwijl de meeste kmo's binnen lokale en regionale markten ingebed zijn en er hun activiteiten ontplooien.

24.

Lokale en regionale overheden spelen dankzij hun organisatorische en politieke drijfkracht een centrale rol in het losweken van synergieën voor samenwerking tussen regionaal verankerde spelers zoals kamers van koophandel of ambachten, beroepsorganisaties, technologiecentra, technologieparken, starterscentra, universiteiten, clusterinitiatieven of andere actoren die geschikte partners zijn om kmo's, beginnende ondernemers, snelgroeiende starters en anderen in hun projecten te ondersteunen.

25.

Het zijn lokale en regionale spelers die de regionale ondernemingsstrategieën vorm geven. In het kader van de nieuwe financiële vooruitzichten van de EU kunnen deze strategieën meer dan ooit ondersteund worden, met name via de structuurfondsen.

26.

Er is meer overheidsoptreden en overheidssteun nodig bij het verschaffen van openbare goederen en diensten, informatie, expertise en financiering aan innovatieve kmo's en start-ups. Daarbij gaat het onder meer om bijscholing en opleiding van leidinggevend personeel, met name op het vlak van financiële planning, strategie en marketing voor vooruitstrevende ondernemers.

27.

Verbeteringen zijn nodig m.b.t. de benadering en de processen die veel banken volgen bij het beoordelen van ondernemersrisico's en het financieren van starters en kmo's. Dit dient een prioriteit te zijn in de gevallen waar de overheid banken nog ondersteunt.

28.

De prijs „ondernemende regio van Europa” (ORE), die het CvdR al sinds 2010 uitreikt, kan dienen als een Europees referentiepunt voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van ondernemingsvriendelijke maatregelen, op maat aangeboden ondersteuning van kmo's en toekomstgerichte strategieën. Via de ORE kan eveneens steun worden verleend voor de ontwikkeling van lokale en regionale „SBA-partnerschappen”, waarmee dan ook kan worden bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het actieplan en het Cosme-programma.

29.

Kmo's spelen een fundamentele rol als de belangrijkste motor voor banenschepping en economische groei in Europa (goed voor 85 % van de nettobanengroei in Europa tussen 2002 en 2010). Lokale en regionale overheden staan dus voor de uitdaging kmo's te bereiken, de vele verschillende soorten kmo's — met name micro-ondernemingen — ondersteuning op maat te verlenen en ondersteunende maatregelen van de bovenste plank aan te bieden.

30.

Lokale en regionale overheden spelen een sleutelrol in het wegwerken van hindernissen die het ondernemen belemmeren, maar binnen dit proces komt ook de EU een belangrijke rol toe: deze rol bestaat erin de werking van de eengemaakte markt te vereenvoudigen en het ondernemingsklimaat te verbeteren.

31.

Gelet op het belang van het actieplan is het ten zeerste zaak dat supranationale, nationale en vooral lokale en regionale overheden hun optreden coördineren om de doelstellingen van het plan met succes te verwezenlijken.

32.

Aangezien projecten ter bevordering van ondernemerschap horizontaal en sectoroverschrijdend van aard zijn, benadrukt het CvdR dat de verschillende directoraten-generaal van de Commissie nog meer dienen samen te werken.

33.

Het CvdR roept de Commissie dan ook op ervoor te zorgen dat verschillende EU-financieringsprogramma's voor bedrijven volledig op elkaar aansluiten. Dit geldt met name voor Cosme, de structuurfondsen en Horizon 2020. Zo kunnen synergieën maximaal worden benut en worden inefficiënte overlappingen vermeden.

34.

Het leveren van dubbel werk kan ondoeltreffend en inefficiënt zijn: het CvdR roept dan ook op tot stroomlijning en coördinatie van beleidsmaatregelen die op verschillende bestuursniveaus ten uitvoer worden gelegd.

35.

Gelet op de omvang van het probleem is er meer gedetailleerde informatie nodig inzake de financiering die specifiek voor de tenuitvoerlegging van de voorgestelde maatregelen wordt uitgetrokken.

36.

Jammer genoeg wordt in de Mededeling geen rekening gehouden met de eigenheid van de verschillende vormen van ondernemingscultuur en ondernemingsklimaat die in de Europese regio's bestaan. Met name tussen de „oude” en de „nieuwe” lidstaten, grootstedelijke en niet-grootstedelijke gebieden en centrale en perifere regio's bestaan er verschillen.

37.

Het CvdR zou graag zien dat lokale en regionale overheden meer interesse voor de bevordering van de bedrijfsdynamiek aan de dag leggen en duurzame groei promoten via innoverende bedrijven in hun regio's.

38.

Het CvdR benadrukt het belang van maatregelen om werk te maken van ondernemingsgezinde ontdekkingsprocessen („entrepreneurial discovery”), die als één van de hoekstenen van het gebruik van de structuurfondsen en slimme specialisatie gelden.

39.

Het CvdR roept de regionale en lokale overheden op om bij het opstellen van hun operationele programma's in te spelen op gerichte maatregelen om de doelstellingen van het actieplan te bevorderen en ervoor te zorgen dat in de partnerschappen in het kader van de structuurfondsen rekening wordt gehouden met diversiteit en gendergelijkheid.

40.

De ORE-prijs van het CvdR is een goed voorbeeld dat aantoont dat regio's toekomstgerichte strategieën kunnen ontwikkelen die specifiek op ondernemerschap en aangepaste kmo-ondersteuning zijn gericht, teneinde zo beter de gemeenschappelijke en regiospecifieke uitdagingen aan te gaan waarmee ze worden geconfronteerd.

41.

Alle met de ORE-prijs bekroonde regio's (2011-2013) hebben interessante nieuwe maatregelen genomen of hebben bestaande maatregelen uitgebreid om hun regionaal economisch beleid vorm te geven.

42.

Het „ORE-netwerk” zou moeten worden ontwikkeld, onder meer door een beroep te doen op het vlaggenschipprogramma Cosme (2014-2020) van de Commissie.

43.

Het is nodig de doelstellingen van Cosme (programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kmo's) te verwezenlijken: het programma is erop gericht de toegang van kmo's tot financiering te vereenvoudigen, een ondernemingsklimaat tot stand te brengen dat de oprichting van bedrijven en groei stimuleert, een Europese ondernemingscultuur aan te moedigen, het duurzame concurrentievermogen van EU-bedrijven aan te zwengelen, kleine bedrijven bijstand te verlenen om buiten hun thuisland activiteiten te ontplooien en hun markttoegang te verbeteren.

44.

Het is goed dat de Commissie van plan is om het beheer van het Cosme-programma te vereenvoudigen ten opzichte van voorgangers zoals het CIP (2007-2013). Zo kunnen de administratieve kosten worden gedrukt en komt er meer ruimte vrij voor betere ondersteuningsmaatregelen voor bedrijven.

45.

Het CvdR zou graag uitgenodigd worden op toekomstige vergaderingen van het beheerscomité van Cosme.

46.

Aangezien het actieplan voornamelijk op het algemene beleidskader zou moeten zijn gericht, valt het te betreuren dat de Commissie het ondernemersdilemma vooral ziet als een kwantitatieve uitdaging (toename van het aantal ondernemingen).

47.

Het CvdR benadrukt het belang van maatregelen waarmee startersactiviteiten in samenhang met universiteiten en andere onderwijsinstellingen aanzienlijk kunnen worden uitgebreid. Een cruciaal instrument is in dit verband de ontwikkeling van modellen waarbij uitmuntende praktijken worden uitgewerkt tot modellen die in de hele Unie kunnen worden gebruikt.

48.

Innovatieve en concurrerende bedrijven vormen een sleutel tot economisch succes. Bovendien moeten bedrijven in het bijzonder worden aangemoedigd om meer ambitie aan de dag te leggen om op markten overal ter wereld te groeien en wereldwijd de concurrentie aan te gaan. Als achterstandsregio's een inhaalbeweging moeten uitvoeren (convergentie) en andere regio's hun internationale concurrentievermogen moeten behouden, moet de groei van efficiënte bedrijven absoluut worden aangemoedigd.

49.

Door de demografische ontwikkelingen zullen veel personen die een familiebedrijf runnen in de komende jaren de pensioenleeftijd bereiken, zonder altijd een opvolger te vinden die het bedrijf kan overnemen. Het CvdR is bezorgd dat de toekomst van de bedrijven en de werkgelegenheid hierdoor op de helling komen te staan.

50.

Om de internationalisering van ondernemingen te bevorderen moet de talenkennis van zowel ondernemers als studenten en scholieren worden verbeterd. Daarnaast moet er meer kennis worden aangereikt inzake de mogelijkheden van de gemeenschappelijke markt van de Europese Unie en van de wereldwijde marktomgeving.

51.

Het CvdR herinnert eraan dat de EU er via haar financieringsinstrumenten ook naar moet streven het meester-gezel-leermodel in ondernemingen ingang te doen vinden. De overdracht van kennis tussen generaties levert een belangrijke toegevoegde waarde: ouderen kunnen hun instelling en knowhow overdragen, terwijl jongeren frisse ideeën kunnen aandragen en hun enthousiasme kunnen overbrengen. Het meester-gezel-leermodel werkt dus in beide richtingen (3).

52.

Lokale en regionale aanbieders van bedrijfsondersteunende diensten zouden extra inspanningen moeten leveren om kmo's ten volle het potentieel van de eengemaakte EU-markt te laten benutten. In dit verband dienen ook de activiteiten van het Enterprise Europe Network te worden voortgezet.

53.

Andere regionale spelers — bedrijfsondersteunende dienstverleners, universiteiten, centra voor technologieoverdracht, clusters enz. — zouden hun engagement op het terrein van regionale ontwikkeling opnieuw vorm moeten geven, teneinde na te gaan wat de best mogelijke samenwerkingsverbanden zijn om regionale bedrijven professionele en overkoepelende ondersteuning aan te bieden om nieuwe markten aan te boren.

54.

Los van versterkte samenwerking en partnerschappen moeten EU-regio's in staat zijn om hun eigen groeipotentieel te definiëren en een aanzet tot innovatie te geven, in zowel hoogtechnologische als laagtechnologische sectoren. Zo kunnen bijvoorbeeld strategieën voor slimme specialisatie worden ontwikkeld die aansluiten op de bestaande situatie op interregionaal niveau.

55.

Voor een aantal Europese regio's kunnen sleuteltechnologieën (geavanceerde materialen, nanotechnologie, micro- en nano-elektronica, biotechnologie en fotonica) van fundamenteel belang zijn om groei en nieuwe werkgelegenheid aan te zwengelen. Deze sectoren zijn betrokken in de overgang naar een koolstofarme, op kennis gebaseerde economie. Ondernemers die in deze sectoren actief zijn, zouden een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren tot het oplossen van hedendaagse maatschappelijke problemen en het moderniseren van de EU-industrie.

56.

Naast bevordering van het traditionele ondernemerschap moet dringend werk worden gemaakt van maatregelen om het academisch ondernemerschap, geleid door doctorandi en doctoren, in alle lidstaten aanzienlijk uit te breiden.

57.

De EU beschikt over ondersteunende bevoegdheden op de beleidsterreinen die in het actieplan ter sprake komen, onverminderd het subsidiariteitsbeginsel. Er zij op gewezen dat het actieplan een vrijwillige regeling voor regionale en lokale overheden bevat.

58.

De voorgestelde acties zijn specifiek gericht op tekortkomingen van het beleid en gevallen van marktfalen, zoals asymmetrische informatie. Aangezien deze alleen op EU-niveau kunnen worden aangepakt, zijn de voorgestelde maatregelen in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon.

59.

Het actieplan respecteert het evenredigheidsbeginsel. Door de omvang en draagwijdte van de voorgenomen actie wordt een positieve impact verwacht dankzij cumulatieve en multiplicatoreffecten bij het aanpakken van specifieke gevallen van marktfalen.

Onderwijs en opleiding in ondernemerschap bevorderen

60.

Europa moet erin slagen jonge mensen de boodschap mee te geven dat het mogelijk is een veelbelovende carrière als ondernemer uit te bouwen. Zo dient de ondernemersgeest opnieuw een impuls te worden gegeven.

61.

Lokale en regionale overheden hebben tot taak om het onderwijs te bevorderen en daarbij ook aan ondernemerschap aandacht te besteden.

62.

De capaciteit van lokale en regionale overheden om ondernemerschap te bevorderen moet worden erkend.

63.

Lokale en regionale opleidingsinstanties en onderwijsstelsels zouden moeten voorzien in meer op maat aangeboden formele en niet-formele leermogelijkheden op het vlak van ondernemerschap en bedrijfsontwikkeling voor specifieke doelgroepen.

64.

Belangrijk is het Europees kader van kerncompetenties, waarin onderwijs in ondernemerschap een erg centrale plaats inneemt, naast enerzijds wiskunde en anderzijds probleemoplossende, communicatieve, taal- en andere vaardigheden.

65.

Het CvdR verzoekt de Commissie om onderwijs in ondernemerschap in het algemeen vormend en hoger onderwijs te bevorderen. Daarbij moet de nadruk worden gelegd op het verwerven van praktische vaardigheden en op informeel leren in contacten tussen ondernemers en scholieren/studenten.

66.

Het CvdR roept lokale en regionale overheden op om onderwijs- en opleidingsprogramma's inzake ondernemen in te voeren en de kwaliteit van de bestaande programma's op te drijven.

67.

Het is belangrijk dat al vanaf het lager onderwijs programma's worden opgezet om leerlingen rond ondernemerschap te sensibiliseren en hun ondernemingsvaardigheden te verhogen. Zo kan worden bijgedragen tot het innovatiepotentieel en tot de zin tot experimenteren van jongere generaties.

68.

Lokale en regionale overheden zijn in staat dergelijke onderwijsprogramma's op te starten. Dit zou de ondernemersgeest van jongeren binnen regiospecifieke economische sectoren bevorderen en bijdragen tot de ontwikkeling van de gegeven economische sector en de volledige regio.

69.

Belangrijk is de dialoog tussen opkomende ondernemers en ondernemers in spe, zoals die bevorderd wordt in het Europese programma „Erasmus voor jonge ondernemers”.

70.

Een aantal ORE-regio's hebben in aanzienlijke mate deelgenomen aan het programma „Erasmus voor jonge ondernemers”, wat tot erg bemoedigende resultaten voor hun ondernemers heeft geleid. Dankzij dit programma kunnen toekomstige ondernemers getraind worden binnen gevestigde kmo's, terwijl ervaren ondernemers input krijgen van jonge en gemotiveerde (toekomstige) ondernemers die een frisse kijk bieden op een aantal van hun dagelijkse uitdagingen (productie of bestaande processen). In bedrijven die aan dergelijke uitwisselingen deelnemen, bestaat er dus een groot potentieel om de innovatiecapaciteit op te voeren.

71.

Het is belangrijk dat sociaal ondernemerschap verder wordt bevorderd als een waardevol alternatief voor traditionele manieren om met of zonder winstoogmerk zaken te doen. Sociaal ondernemen kan als bedrijfsactiviteit erg lonend zijn, vooral nu de aanhoudende financiële en economische crisis duurzamere ondernemingsactiviteiten nodig maakt.

Een klimaat scheppen waarin ondernemers kunnen groeien en bloeien

72.

Bedrijven en toekomstige ondernemers moeten meer bewust worden gemaakt van de mogelijkheden die de eengemaakte markt biedt.

73.

Het CvdR spoort de Commissie en de lidstaten aan om de nog bestaande hindernissen voor ondernemerschap op een doeltreffende manier uit de weg te ruimen, zoals aangegeven in de tweede pijler van het actieplan. Bovendien zouden ondernemers en zelfstandigen binnen socialezekerheidsstelsels niet mogen worden gediscrimineerd.

74.

Om een ondernemingsklimaat tot stand te brengen dat gunstig is voor de ontwikkeling van ondernemingen, moeten overheden in kwalitatieve infrastructuur investeren, zowel op het vlak van vervoer als van digitale diensten. Daartoe hebben ze de steun van de Europese Unie nodig.

75.

In het bijzonder zullen in de komende jaren honderdduizenden oudere ondernemers in de EU hun bedrijf ofwel aan de volgende generatie moeten overlaten, ofwel moeten sluiten. Het zal dus nodig zijn strategieën voor bedrijfsopvolging ten uitvoer te leggen en het onderliggende probleem bekendheid te geven. In dit verband herhaalt het CvdR zijn verzoek — geformuleerd in zijn advies over regionale steunmaatregelen (4) — om in de richtsnoeren voor regionale steunmaatregelen steun voor het heropstarten van ondernemingen toe te laten.

76.

Het CvdR is het ermee eens dat faillissementsprocedures vereenvoudigd moeten worden om ondernemers een tweede kans te geven.

Rolmodellen en ondernemerschap in specifieke doelgroepen bevorderen

77.

Er dient onophoudelijk te worden gewerkt aan vermindering van de administratieve formaliteiten voor de oprichting, uitbreiding en vestiging van ondernemingen.

78.

Het CvdR onderschrijft het idee om ondernemerschap in specifieke doelgroepen te bevorderen, door rekening te houden met de specifieke uitdagingen waarmee ze te kampen hebben.

79.

Binnen de EU-economie spelen oudere ondernemers een fundamentele rol, die — gelet op de demografische ontwikkelingen — wellicht nog aan belang zal winnen.

80.

Het is een goede zaak dat binnen het actieplan de rol van ouderen als een waardevolle hulpbron voor EU-ondernemerschap aan bod komt en dat zo synergieën kunnen ontstaan met het sociaal beleid dat erop gericht is de economische activiteit van vijftigplussers op te drijven.

81.

Dankzij hun uitgebreide werkervaring vormen oudere werknemers een belangrijke bron van kennis. Ze kunnen dan ook een wezenlijke rol vervullen in het bijstaan van een nieuwe generatie ondernemers die bedrijven willen oprichten of versterken.

82.

Bedrijfsondersteunende dienstverleners op lokaal en regionaal niveau moeten verder nagaan via welke arbeidsmodellen oudere werknemers op vrijwillige basis aan de slag kunnen blijven, teneinde (via begeleidingsprogramma's) ook de inzetbaarheid van zowel studenten als beginnende ondernemers te vergroten.

83.

Het CvdR raadt dan ook aan binnen bedrijven een „cultuur van actief ouder worden” te stimuleren. Actief ouder worden leidt niet enkel tot voordelen voor hen die er rechtstreeks bij betrokken zijn, het kan ook een bron van groei en innovatie vormen. Op lokaal en regionaal niveau zouden beleidsmakers verder kunnen onderzoeken welke „gouden kansen” de zilveren economie biedt. Die kansen, die nauw samenhangen met de veranderende houding tegenover de nieuwe leeftijdsgeoriënteerde maatregelen, dienen dan ook te worden bevorderd.

84.

Een aantal Europese regio's richt zich al op specifieke groepen om hun ondernemingspotentieel uit te breiden en moedigt anderen aan om de verworven kennis te benutten. Een goed voorbeeld hier is het programma Principi attivi, dat in de regio Puglia ten uitvoer wordt gelegd.

Via ondernemerschap het Europese innovatiepotentieel verhogen

85.

De groene economie biedt een aanzienlijk innovatiepotentieel, dat Europese kmo's op een doeltreffendere manier zouden kunnen aanboren.

86.

Starterscentra, clusterinitiatieven en clusters kunnen een belangrijke rol spelen bij de bevordering van een vlottere verspreiding en doorstroming van wetenschappelijke knowhow en praktisch aanwendbare kennis naar de reële economie, alsook bij de versterking van de concurrentiepositie en overtuigingskracht van regionale economieën. Het CvdR moedigt aan dat wetenschappelijke kennis commerciële toepassingen vindt.

87.

In veel van de met de ORE-prijs bekroonde regio's zijn er beloftevolle voorbeelden waarbij clusterinitiatieven en starterscentra voor nieuwe ondernemers geleid hebben tot nieuwe producten en diensten met groeimogelijkheden. Het gaat hier onder meer om Eco World Styria (Stiermarken, ORE 2013), het wetenschapspark in Golm (Brandenburg, ORE 2011) en het wetenschapspark met starterscentrum in de regio Murcia (ORE 2011).

88.

Positief is de versterking van het Enterprise Europe Network en de uitbreiding van het budget voor de specifieke doelstelling m.b.t. de verbetering van de markttoegang, die in het Enterprise Europe Network wordt ondersteund.

89.

Het CvdR zou graag zien dat alle relevante regionale spelers in het Enterprise Europe Network worden vertegenwoordigd, zodat alle verschillende soorten kmo's kunnen worden bereikt en stevigere relaties kunnen worden uitgebouwd.

Brussel, 9 oktober 2013

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


(1)  CvdR-advies van 11 april 2013, CDR2255-2012_00_00_TRA_AC, paragraaf 18.

(2)  CvdR-advies van 31 januari 2013, CDR2232-2012_00_00_TRA_AC, paragraaf 45.

(3)  CdR 14/2012 fin, ECOS-V-025, paragraaf 64.

(4)  CvdR-advies van 31 januari 2013, CDR2232-2012_00_00_TRA_AC, paragraaf 49.