24.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 436/45


P7_TA(2013)0518

Rechtvaardige rechtspraak in Bolivia, met name de gevallen van Előd Tóásó en Mario Tadić

Resolutie van het Europees Parlement van 21 november 2013 over eerlijke procesvoering in Bolivia, in het bijzonder de gevallen van Előd Tóásó en Mario Tadić (2013/2953(RSP))

(2016/C 436/09)

Het Europees Parlement,

gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en met name de artikelen 9 en 10,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat Bolivia heeft ondertekend en geratificeerd, en met name de artikelen 9, 10, 14, 15 en 16,

gezien het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, dat Bolivia heeft ondertekend en geratificeerd,

gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, en met name de artikelen 1, 2, 3, 5, 6 en 7,

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 47 en 48,

gezien het Amerikaans Verdrag inzake de rechten van de mens, dat Bolivia heeft ondertekend en geratificeerd,

gezien het Inter-Amerikaans Verdrag ter voorkoming en bestraffing van foltering, dat Bolivia heeft ondertekend en geratificeerd,

gezien de Boliviaanse grondwet en het Wetboek van strafvordering,

gezien de verklaring die op 23 mei 2012 was afgelegd door de Commissie mensenrechten, minderheids-, burgerlijke en religieuze aangelegenheden en de Commissie buitenlandse zaken van het Hongaarse parlement, gezien de verklaring die op 12 juni 2012 was aangenomen door het Boliviaanse huis van afgevaardigden, in antwoord op de Hongaarse verklaring,

gezien zijn eerdere resoluties over de situatie in Bolivia,

gezien artikel 122, lid 5 en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de speciale strijdkrachten van Bolivia op 16 april 2009 Előd Tóásó, Hongaars staatsburger, en Mario Tadić, Kroatisch staatsburger, in de Boliviaanse stad Santa Cruz de la Sierra hadden gearresteerd; overwegende dat drie anderen, namelijk Árpád Magyarosi, Roemeens staatsburger, Michael Martin Dwyer, Iers staatsburger, en Eduardo Rózsa-Flores, Hongaars staatsburger, omkwamen tijdens de beschietingen;

B.

overwegende dat Előd Tóásó en Mario Tadić sindsdien zonder aanklacht in voorarrest verblijven, daarbij voorbijgaand aan de Boliviaanse wet waarin een maximum van 36 maanden wordt gesteld aan de duur van een voorarrest, een periode die afliep op 16 april 2012;

C.

overwegende dat wordt beweerd dat de fundamentele mensenrechten van Előd Tóásó en Mario Tadić geschonden zijn, zowel tijdens hun arrestatie als tijdens het strafproces;

D.

overwegende dat op 18 mei 2010, toen Előd Tóásó en Mario Tadić al in hechtenis zaten, artikel 239 van het Boliviaanse Wetboek van strafvordering over de lengte van voorarrest, gewijzigd werd om de maximale periode daarvan met terugwerkende kracht te verlengen van 12 naar 36 maanden;

E.

overwegende dat op 17 december 2010 openlijk beschuldigingen van terrorisme werden geuit;

F.

overwegende dat in Advies 63/2011 (Plurinationale Staat Bolivia) van de VN-werkgroep inzake willekeurige hechtenis werd gesteld dat Bolivia de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens op verscheidene punten geschonden had, en daarin werd bekrachtigd dat Előd Tóásó gearresteerd was zonder arrestatiebevel en onrechtmatig in de gevangenis werd gehouden; overwegende dat de VN-werkgroep dienovereenkomstig de Boliviaanse regering opriep Előd Tóásó onmiddellijk in vrijheid te stellen;

1.

verzoekt de Boliviaanse autoriteiten een eerlijk en onafhankelijk proces te garanderen voor Előd Tóásó en Mario Tadić;

2.

neemt kennis van het verslag dat aangenomen en vervolgens in brede kring verspreid is door het Boliviaanse parlement, dat is gebaseerd op zijn eigen politieke onderzoek in de zaak;

3.

pleit voor een onafhankelijk onderzoek waarbij ook internationale deskundigen worden betrokken, naar de dood van Árpád Magyarosi, Michael Martin Dwyer en Eduardo Rózsa-Flores;

4.

verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden deze zaak als prioriteit te blijven aankaarten in de contacten met de Boliviaanse regering, en concrete maatregelen te nemen;

5.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlands en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en de plurinationale wetgevende vergadering van de Plurinationale Staat Bolivia, de secretaris-generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de VN-Mensenrechtenraad.