9.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 93/182


P7_TA(2013)0390

Situatie in Bahrein

Resolutie van het Europees Parlement van 12 september 2013 over de mensenrechtensituatie in Bahrein (2013/2830(RSP))

(2016/C 093/29)

Het Europees Parlement,

gezien zijn eerdere resoluties over Bahrein van 27 oktober 2011 (1), 15 maart 2012 (2) en 17 januari 2013 (3),

gezien het bezoek van de delegatie van zijn Subcommissie mensenrechten aan Bahrein op 19 en 20 december 2012 en de door die delegatie afgegeven persverklaring en gezien het bezoek van de delegatie voor de betrekkingen met het Arabisch schiereiland van 27 t/m 30 april 2013 en de door die delegatie afgegeven persverklaring,

gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) over Bahrein, en met name de verklaringen van 7 januari, 11 februari en 1 juli 2013,

gezien de verklaringen van de secretaris-generaal van de VN, en met name de verklaring van 8 januari 2013, en de verklaringen van de woordvoerder van de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten van 6 augustus 2013,

gezien de 23e Gezamenlijke Raad en ministeriële bijeenkomst EU-GCC, die op 30 juni 2013 in Manama, Bahrein plaatsvond,

gezien de buitengewone vergadering van de nationale assemblee van Bahrein die op 28 juli 2013 werd gehouden en die resulteerde in het afkondigen van de noodtoestand door de koning van Bahrein, Hamad bin Isa Al Khalifa,

gezien de wetgeving die in 2006 in Bahrein werd afgekondigd „ter bescherming van de maatschappij tegen daden van terrorisme”,

gezien het feit dat de vergadering van ministers van de Arabische Liga op 1 september 2013 te Cairo heeft besloten in Manama, de hoofdstad van Bahrein, een pan-Arabisch hof voor de mensenrechten op te richten,

gezien het verslag van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie (BICI), dat in november 2011 werd gepubliceerd, en het follow-upverslag van 21 november 2012,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Arabisch Handvest voor de rechten van de mens, die allemaal door Bahrein zijn ondertekend,

gezien de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenactivisten van 2004, die in 2008 zijn geactualiseerd,

gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

gezien artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de mensenrechtensituatie in Bahrein sinds in 2011 demonstraties voor meer democratie hardhandig werden neergeslagen nog altijd een punt van zorg blijft; overwegende dat de regering van Bahrein met vele recente acties de rechten en vrijheden van delen van de Bahreinse bevolking ernstig blijft schenden en beperken, met name het recht van de burgers op vreedzaam protest, vrijheid van meningsuiting en digitale vrijheid; overwegende dat de Bahreinse autoriteiten hardhandig blijven optreden tegen vreedzame politieke betogers en daarbij buitensporig geweld blijven gebruiken en dat er sprake is van folterpraktijken door de politie en veiligheidsdiensten;

B.

overwegende dat mensenrechtenactivisten stelselmatig het doelwit zijn van de autoriteiten en het slachtoffer zijn van intimidatie en arrestatie, en dat sommigen van hen veroordeeld zijn tot levenslange gevangenisstraf;

C.

overwegende dat de koning van Bahrein op 1 augustus 2013, vooruitlopend op een vreedzaam protest dat zou plaatsvinden op 14 augustus 2013, de tenuitvoerlegging heeft bevolen van door het parlement goedgekeurde aanbevelingen, waaronder een algeheel verbod op sit-ins, bijeenkomsten en protesten in de hoofdstad Manama, verdere beperkingen op het gebruik van sociale media, verlenging van de toegestane periode van detentie en intrekking van het staatsburgerschap van personen die schuldig worden bevonden aan het plegen of uitlokken van een daad van terrorisme;

D.

overwegende dat het Bureau van de hoge commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) heeft verklaard ingenomen te zijn met de aanbeveling van de nationale assemblee, inhoudende „dat de fundamentele vrijheden, met name de vrijheid van meningsuiting, niet mogen worden beperkt om het evenwicht te bewaren tussen wetshandhaving en de bescherming van de mensenrechten”, maar daarnaast opnieuw zijn bezorgdheid heeft uitgesproken over de beperking van het recht op openbare demonstraties of andere openbare bijeenkomsten;

E.

overwegende dat de Bahreinse autoriteiten naar aanleiding van het verslag van de onafhankelijke onderzoekscommissie (BICI) hervormingen hebben toegezegd; overwegende dat vooruitgang is geboekt bij de hervorming van het rechtsstelsel en het wetshandhavingssysteem, dat ten onrechte ontslagen werknemers opnieuw in dienst zijn genomen en dat een speciale vervolgingseenheid in het leven is geroepen om onderzoek te doen naar meldingen van misbruik en dat bij de politie hervormingen worden doorgevoerd; overwegende dat in het algemeen de uitvoering van de aanbevelingen van BICI nog traag verloopt;

F.

overwegende dat een officiële delegatie onder leiding van de minister voor Mensenrechten, Salah bin Ali Abdulrahman, zal deelnemen aan de 24e zitting van de VN-Mensenrechtenraad van 7 t/m 27 september 2013, en tijdens de vergaderingen de uitvoering van de aanbevelingen van de VN-Mensenrechtenraad en de aanbevelingen van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie, alsmede de aanbevelingen van de nationale vergadering, die de regering van Bahrein heeft toegezegd volgens een tijdschema en actieprogramma te zullen uitvoeren, te evalueren;

G.

overwegende dat in Bahrein zelfs kinderen gearresteerd zijn en in voor kinderen ongeschikte detentiecentra voor volwassenen in detentie zijn gehouden en daar naar verluidt zijn gemarteld en slecht zijn behandeld;

H.

overwegende dat de regering op 24 april 2013 voor de tweede keer — en nu voor onbepaalde tijd — het bezoek van de speciale rapporteur voor marteling en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing heeft uitgesteld;

I.

overwegende dat Bahrein, nadat tijdens een vergadering van de Arabische Liga in Cairo was besloten tot de oprichting van een Arabisch hof voor de mensenrechten, op 2 september 2013 heeft meegedeeld dit hof te willen huisvesten;

J.

overwegende dat de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, Stavros Lambrinidis, Bahrein in het kader van de ministeriële bijeenkomst EU/Raad voor Samenwerking van de Arabische Golfstaten in juni 2013 heeft bezocht;

1.

roept de Bahreinse autoriteiten op tot eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, waaronder de vrijheid van meningsuiting, zowel online als offline, en de vrijheid van vergadering; betreurt ten zeerste de recente restrictieve besluiten van het parlement en de koning van Bahrein en roept op tot opheffing van het verbod op vreedzame demonstraties en vrije vergadering in de hoofdstad Manama, alsmede tot herroeping van de besluiten van de minister van Justitie van 3 september 2013, die onverenigbaar zijn met het voornemen van de regering om hervormingen te starten en niet zullen bijdragen aan de verwezenlijking van nationale verzoening of de vergroting van het vertrouwen tussen alle partijen;

2.

dringt aan op eerbiediging van het legitieme recht van de inwoners van Bahrein om vrijelijk hun mening te kunnen uiten, bijeenkomsten te kunnen organiseren en vreedzaam te demonstreren; benadrukt het belang van mediavrijheid en pluriforme media; dringt aan op onbeperkte toegang voor internationale ngo's en journalisten tot het land;

3.

verwelkomt de maatregelen die de Bahreinse autoriteiten hebben genomen ter uitvoering van de aanbevelingen van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie; erkent dat op dit gebied enkele stappen zijn ondernomen, maar benadrukt dat meer inspanningen moeten worden verricht om de mensenrechtensituatie in het land te verbeteren; roept de regering van Bahrein ertoe op de aanbevelingen van BICI en de algemene periodieke evaluatie onverkort en snel uit te voeren; beveelt de VN-Mensenrechtenraad aan om op zijn 24ste zitting een toezichtsmechanisme op te zetten met het mandaat om de uitvoering van de aanbevelingen van BICI en de algemene ontwikkeling van de mensenrechtensituatie in Bahrein in het oog te houden;

4.

roept de Bahreinse regering op tot het doorvoeren van de nodige democratische hervormingen en tot het stimuleren van een inclusieve en constructieve nationale dialoog en verzoening, met inbegrip van de vrijlating van dissidenten;

5.

roept de Bahreinse autoriteiten op een onmiddellijk einde te maken aan alle vormen van repressie, waaronder juridische intimidatie en dringt aan op onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle gewetensgevangenen, politieke activisten, journalisten, bloggers, artsen en verpleegkundigen, mensenrechtenactivisten en vreedzame demonstranten, waaronder Abdulhadi Al-Khawaja, Nabeel Rajab, Ibrahim Sharif, Naji Fateel, Zainab Al-Khawaja, Mahdi’Issa Mahdi Abu Deeb en Jalila Al-Salman;

6.

is ingenomen met de oprichting door koning Hamad Bin Isa al-Khalifa van een onafhankelijke commissie voor de rechten van gevangenen en gedetineerden, en roept deze commissie op de omstandigheden en behandeling van gevangenen en gedetineerden op doeltreffende wijze te controleren en te verbeteren;

7.

is ingenomen met de oprichting door koning Hamad Bin Isa al-Khalifa van een Ministerie voor Mensenrechten en Sociale Ontwikkeling in Bahrein, en vraagt dat ministerie de internationale normen en verplichtingen op het gebied van de mensenrechten na te leven; wijst met name op het progressieve standpunt van Bahrein inzake de rol van de vrouw in de samenleving;

8.

neemt kennis van de formele aanstelling in juli 2013 van een ombudsman voor politieaangelegenheden door de Bahreinse minster van Binnenlandse Zaken, en spreekt de hoop uit dat deze maatregel een doeltreffende behandeling van de klachten van Bahreinse burgers mogelijk zal maken;

9.

neemt kennis van de aanhoudende inspanningen van de Bahreinse regering om het strafrecht en de gerechtelijke procedures te hervormen en moedigt de regering aan dit proces voort te zetten; roept de regering van Bahrein op alle maatregelen te treffen die nodig zijn om een eerlijke procesvoering en de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht in Bahrein te waarborgen en erop toe te zien dat de rechterlijke macht de internationale normen op het gebied van de mensenrechten volledig in acht neemt;

10.

dringt aan op onafhankelijk onderzoek naar alle vermeende gevallen van foltering en onmenselijke behandeling en op openbaarmaking van de resultaten van dit onderzoek; is van mening dat het afleggen van verantwoording voor gewelddaden cruciaal is voor de weg naar rechtvaardigheid en daadwerkelijke verzoening, zonder hetwelk sociale stabiliteit onmogelijk is;

11.

dringt er bij de Bahreinse autoriteiten op aan de rechten van minderjarigen te eerbiedigen en ze niet op te sluiten in detentiecentra voor volwassenen, en hen te behandelen overeenkomstig het door Bahrein ondertekende Verdrag voor de rechten van het kind;

12.

is van mening dat willekeurige ontneming van nationaliteit kan leiden tot stateloosheid, met ernstige gevolgen voor de bescherming van de mensenrechten van de betreffende personen; wijst erop dat de ontneming van de nationaliteit van politieke tegenstanders door de Bahreinse autoriteiten in strijd is met het internationale recht;

13.

betreurt de krachteloze reactie van de EU op de aanhoudende situatie in Bahrein, en roept de VV/HV op tot veroordeling van de voortdurende schendingen van de fundamentele mensenrechten en vrijheden, en tot het nemen van gerichte beperkende maatregelen (visumverboden en bevriezing van tegoeden) tegen personen die verantwoordelijk zijn voor en betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen (zoals gedocumenteerd in het BICI-verslag);

14.

roept de VV/HV en de lidstaten op samen te werken aan de ontwikkeling van een duidelijke strategie voor de wijze waarop de EU, zowel openbaar als achter de schermen, zich actief moet inzetten voor de vrijlating van gewetensgevangenen, en roept de VV/HV op met de lidstaten samen te werken om te zorgen voor de goedkeuring van de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken over de mensenrechtensituatie in Bahrein, waarin specifiek moet worden opgeroepen tot onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van die gevangenen;

15.

betreurt het feit dat het bezoek van de speciale rapporteur inzake marteling opnieuw is uitgesteld en roept de Bahreinse autoriteiten op bezoeken toe te staan van de speciale rapporteurs inzake de vrijheid van vereniging en vergadering en inzake de situatie van mensenrechtenactivisten;

16.

verwelkomt het besluit van de Arabische Liga om een Arabisch hof voor de mensenrechten op te richten in Manama, en spreekt de hoop uit dat dit hof kan fungeren als stimulans voor de naleving van de mensenrechten in de gehele regio; dringt er bij de regering van Bahrein en bij haar partners in de Arabische Liga op aan de integriteit, onpartijdigheid, efficiëntie en geloofwaardigheid van dit hof te waarborgen;

17.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering en het parlement van het Koninkrijk Bahrein.


(1)  PB C 131 E van 8.5.2013, blz. 125.

(2)  PB C 251 E van 31.8.2013, blz. 111.

(3)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0032.