9.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 93/161


P7_TA(2013)0386

Grensoverschrijdende collectieve onderhandelingen en transnationale sociale dialoog

Resolutie van het Europees Parlement van 12 september 2013 over grensoverschrijdende collectieve onderhandelingen en transnationale sociale dialoog (2012/2292(INI))

(2016/C 093/25)

Het Europees Parlement,

gezien artikel 3, lid 3, en artikel 6, lid 3, van het Verdrag van de Europese Unie (VEU),

gezien de artikelen 9, 151, 152, 154, 155 en 156 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien de artikelen 12, 28, 52, lid 3, en 53 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, alsmede de preambule daarbij en de relevante toelichtingen,

gezien artikel 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens,

gezien de artikelen 5 en 6 van het Europees Sociaal Handvest (herzien),

gezien Besluit 98/500/EG van de Commissie van 20 mei 1998 betreffende de oprichting van Comités voor de sectoriële dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau,

gezien Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen,

gezien Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers en gezien Richtlijn 2003/72/EG van de Raad van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers,

gezien Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap,

gezien Richtlijn 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers,

gezien de conclusies van de Raad (EPSCO) 17423/11 van 1 december 2011,

gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 10 september 2012 getiteld „Transnational company agreements: realising the potential of social dialogue" (SWD(2012)0264)”,

gezien de mededeling van de Commissie van 18 april 2012 getiteld „Naar een banenrijk herstel” (COM(2012)0173),

gezien het verslag van 31 januari 2012 van de deskundigengroep van de Commissie inzake transnationale bedrijfsovereenkomsten,

gezien het herziene werkdocument van 31 januari 2012 van de deskundigengroep van de Commissie inzake transnationale bedrijfsovereenkomsten,

gezien het Groenboek van de Commissie van 17 januari 2012 getiteld „Herstructurering en anticipatie op veranderingen: uit de recente ervaring te trekken lessen” (COM(2012)0007) en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie van 17 januari 2012 getiteld „Restructuring in Europe 2011” (SEC(2012)0059),

gezien de mededeling van de Commissie van 27 oktober 2010 getiteld „Een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering — Concurrentievermogen en duurzaamheid centraal stellen” (COM(2010)0614),

gezien de enquête van de Commissie van 2 juli 2008 getiteld „Mapping of transnational texts negotiated at corporate level” (EMPL F2 EP/bp 2008 (D) 14511),

gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 2008 getiteld „The role of transnational company agreements in the context of increasing international integration” (SEC(2008)2155),

gezien het verslag van de Commissie van februari 2006 getiteld „Transnational collective bargaining: Past, present and future”,

gezien de Mededeling van de Commissie van 9 februari 2005 over de sociale agenda (COM(2005)0033),

gezien de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) inzake arbeidsvoorwaarden (overheidscontracten) (nr. 94) en collectieve onderhandelingen (nr. 154),

gezien de door de toezichthoudende organen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) ontwikkelde jurisprudentie,

gezien de tripartiete beginselverklaring van de IAO over multinationale ondernemingen en sociaal beleid (MNO-verklaring) (1977),

gezien de IAO-verklaring van 10 juni 2008 over sociale rechtvaardigheid voor een eerlijke mondialisering,

gezien de verklaring van de IAO van 18 juni 1998 over de fundamentele beginselen en rechten op het werk,

gezien de verdragen van de IAO tot vaststelling van universele fundamentele arbeidsnormen betreffende onder andere: de vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen (nr. 87 (1948) en nr. 98 (1949)) en non-discriminatie op het werk (nr. 100 (1951) en nr. 111 (1958)),

gezien zijn studie naar „Enforcement of Fundamental Workers' Rights” in opdracht van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (september 2012),

gezien zijn studie naar „Grensoverschrijdende collectieve onderhandelingen en transnationale sociale dialoog” in opdracht van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (juni 2011),

gezien zijn resolutie van 15 januari 2013 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende informatie voor en raadpleging van werknemers, en anticipatie en beheer van herstructurering (1),

gezien artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0258/2013),

A.

overwegende dat er volgens de Commissie (2) in 2013 244 Europese transnationale bedrijfsovereenkomsten (TCA’s) waren; overwegende dat dit op voortschrijdende integratie van de arbeidsverhoudingen in grote transnationale bedrijven in Europa wijst;

B.

overwegende dat steeds meer nieuwe transnationale bedrijfsovereenkomsten afspraken over procedures voor geschillenbeslechting bevatten, zoals aanbevolen door zowel werkgevers- als werknemersorganisaties;

C.

overwegende dat er noch op internationaal, noch op Europees niveau een juridisch kader voor deze overeenkomsten is; overwegende dat moet worden nagegaan of er om deze reden minder van deze overeenkomsten worden gesloten;

D.

overwegende dat elke lidstaat van de Unie een eigen stelsel heeft voor de arbeidsverhoudingen dat op uiteenlopende historische ontwikkelingen en tradities berust en in acht moet worden genomen, en dat harmonisatie daarvan niet nodig is;

E.

overwegende dat grensoverschrijdende partnerschappen tussen sociale partners een goede methode zijn gebleken om het vrije verkeer van werknemers en hun rechten over de grenzen heen te bevorderen; overwegende dat steun van de EU voor dergelijke grensoverschrijdende partnerschappen van levensbelang is;

F.

overwegende dat de werkgelegenheid dankzij de Europese dialoog op innovatieve wijze behouden blijft en vergroot wordt, en de arbeidsvoorwaarden en daardoor de welvaart voor de werknemers van de transnationale ondernemingen verbeterd worden, terwijl tegelijkertijd de vrijheid van collectieve onderhandelingen gehandhaafd blijft;

G.

overwegende dat de EU het recht van vereniging en recht op collectieve onderhandelingen als grondrechten erkent;

H.

overwegende dat bedrijven in toenemende mate op Europees niveau opereren, terwijl de vertegenwoordiging van de werknemers hoofdzakelijk op nationale schaal is georganiseerd;

1.

wijst erop dat deze resolutie betrekking heeft op Europese transnationale bedrijfsovereenkomsten (TCA's); wijst erop dat TCA’s afgesloten worden tussen enerzijds Europese vakbondsfederaties, en anderzijds afzonderlijke bedrijven en/of werkgeversorganisaties, in de regel per bedrijfstak, en stelt vast dat de resolutie geen betrekking heeft op internationale kaderovereenkomsten die door internationale vakbondsfederaties en met ondernemingen ondertekend worden; onderstreept de noodzaak om de Europese en transnationale sociale dialoog en grensoverschrijdende collectieve onderhandelingen te versterken;

2.

stelt voor dat de Commissie nagaat of het nodig en nuttig is om voor TCA’s een facultatief Europees rechtskader aan te nemen, teneinde te zorgen voor meer rechtszekerheid, een grotere transparantie, en voorzienbare en afdwingbare rechtsgevolgen voor de overeenkomsten die aan dit rechtskader voldoen; stelt voor om methodes met betrekking tot Europese TCA’s te bevorderen die de contractvrijheid van de verdragspartijen erkennen, en beveelt aan bepalingen voor geschillenbeslechting in de overeenkomsten op te nemen;

Facultatief rechtskader voor Europese TCA’s

3.

benadrukt de autonomie van de sociale partners, waardoor zij op elk niveau onderhandelingen kunnen aangaan en overeenkomsten kunnen afsluiten;

4.

benadrukt dat TCA's onderling verschillen, bijvoorbeeld met betrekking tot de mate van toepasselijkheid, het toepassingsgebied en de ondertekenende partijen al naar gelang het oogmerk, de uitgangssituaties, de behoeften en de doelstellingen van die partijen, dat ondernemingen en ondernemingsculturen wezenlijk van elkaar verschillen en dat de vrijheid van de verdragspartijen om verschillende soorten TCA's te creëren gerespecteerd dient te worden;

5.

raadt de sociale partners dringend aan ervaringen uit te wisselen op het gebied van transnationale bedrijfsovereenkomsten;

6.

benadrukt dat de Commissie haar afweging met betrekking tot een facultatief rechtskader zou moeten baseren op vrijwillige toepassing, die voor de betrokken sociale partners en bedrijven en concerns optioneel moet zijn en gebaseerd moet zijn op flexibiliteit en raadpleging op nationaal niveau teneinde de transnationale bedrijfsovereenkomst rechtsgevolg te geven; wijst met nadruk op de autonomie van de sociale partners en de partijen bij collectieve overeenkomsten;

7.

is van oordeel dat Europese ondernemingsraden waar van toepassing volledig moeten worden betrokken bij de onderhandelingen met Europese vakbondsfederaties, met name omdat zij in staat zijn te herkennen wanneer een TCA nodig of mogelijk is, het proces te starten en de weg te effenen voor onderhandelingen, en bij te dragen aan transparantie van informatie betreffende de overeenkomsten en aan verspreiding hiervan onder de betrokken werknemers; is ingenomen met het feit dat enkele Europese vakbondsfederaties procedureregels hebben vastgesteld om Europese ondernemingsraden bij de onderhandelingen te betrekken;

8.

is ervan overtuigd dat opname van het beginsel van de meest gunstige regeling en de „non-regressieclausule” noodzakelijk is om het risico uit te sluiten dat nationale collectieve arbeidsovereenkomsten en nationale bedrijfsovereenkomsten door een Europese transnationale bedrijfsovereenkomst omzeild of belemmerd worden;

9.

beveelt aan om mechanismen in te voeren voor alternatieve geschillenbeslechting; is van mening dat afgesproken moet worden om op ondernemingsniveau een gemeenschappelijk mechanisme voor dit doel in het leven te roepen, dat bijvoorbeeld de verdragspartijen aanmoedigt op vrijwillige basis in te stemmen met bepalingen over geschillenbeslechting, waartoe men zich in eerste instantie kan wenden om een oplossing te vinden voor conflicten tussen de verdragspartijen; stelt voor dat deze bepalingen gebaseerd kunnen zijn op modellen voor alternatieve geschillenbeslechting die door de sociale partners van de EU op sectorniveau zijn vastgesteld en beschikbaar zijn gesteld; erkent dat veel van de op Europees niveau gesloten transnationale bedrijfsovereenkomsten al voorzien in functionerende mechanismen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting en raadt de sociale partners dringend aan hierover intensiever van gedachten te wisselen en methodes voor verdere ontwikkeling en optimalisering van deze mechanismen te vinden;

10.

stelt voor dat de Commissie de sociale partners aanspoort om bij Europese TCA’s rekening te houden met de volgende criteria: de mandaatprocedure, d.w.z. het duidelijk maken van de legitimiteit en de representativiteit van de onderhandelende verdragspartijen, de plaats en de datum van het afsluiten van de overeenkomst; het inhoudelijke en geografische toepassingsgebied; het beginsel van de meest gunstige regeling en de „non-regressieclausule”; de geldigheidsperiode; de opzeggingsvoorwaarden en de mechanismen voor geschillenbeslechting; de onderwerpen die de overeenkomst omvat; en verdere vormvereisten;

11.

is ingenomen met de activiteiten die de Commissie onderneemt ter ondersteuning van de uitwisseling van ervaringen door sociale partners en deskundigen, bijvoorbeeld het inventariseren van voorbeelden, het opzetten van gegevensbanken en het uitvoeren van onderzoek;

12.

herinnert tegen deze achtergrond aan de positieve ervaringen die zijn opgedaan met grensoverschrijdende partnerschappen tussen sociale partners en roept de Commissie en de lidstaten op EU-steun voor dergelijke partnerschappen in de toekomst te waarborgen;

13.

moedigt de Europese sociale partners aan de door artikel 155 VWEU geboden mogelijkheid van EU-overeenkomsten ten volle te benutten, met volledige inachtneming van hun onafhankelijkheid;

14.

pleit voor een grotere rol van de Europese sociale partners bij de vorming van Europees beleid; pleit er met name voor dat de sociale partners deelnemen aan de opstelling van de jaarlijkse groeianalyse en een sterkere rol spelen bij het volgen van de door de lidstaten geboekte vooruitgang;

15.

onderstreept dat de vertegenwoordiging en de participatiegraad van vrouwen op de verschillende niveaus van structuren voor sociale dialoog en collectieve onderhandelingen moeten worden aangemoedigd, ondersteund en verhoogd, zodat vrouwen hun mening kunnen geven en gendervraagstukken een plaats krijgen in collectieve onderhandelingen; wijst erop dat de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen een belangrijke rol kunnen spelen bij het bevorderen van gendergelijkheid op de werkplek;

o

o o

16.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité, de sociale partners van de EU en de nationale parlementen.


(1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0005.

(2)  „Transnational company agreements: realising the potential of social dialogue”, werkdocument van de diensten van de Commissie van 10.9.2012 (SWD(2012)0264, blz. 2).