26.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 75/114


P7_TA(2013)0325

Opening van onderhandelingen over een plurilaterale dienstenovereenkomst

Resolutie van het Europees Parlement van 4 juli 2013 over de opening van onderhandelingen over een plurilaterale dienstenovereenkomst (2013/2583(RSP))

(2016/C 075/17)

Het Europees Parlement,

gezien zijn vorige verslag over diensten, met name zijn resolutie van 4 september 2008 over de handel in diensten (1),

gezien zijn vorige resoluties over de stand van de ontwikkelingsagenda van Doha en over de toekomst van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), met name zijn resoluties van 16 december 2009 over de vooruitzichten van de ontwikkelingsagenda van Doha naar aanleiding van de zevende WTO-ministersconferentie (2) en van 14 september 2011 over de stand van de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha (3),

gezien zijn resolutie van 13 december 2011 over handels- en investeringsbelemmeringen (4),

gezien Protocol nr. 26 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, betreffende de diensten van algemeen belang, en het Handvest van de grondrechten,

gezien de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) die op 1 januari 1995 in werking is getreden; gezien zijn resolutie van 12 maart 2003 over de Algemene Overeenkomst betreffende Handel en Diensten (GATS) in het kader van de WTO, met inbegrip van de culturele verscheidenheid (5),

gezien de ontwerp-onderhandelingsrichtsnoeren voor een plurilaterale overeenkomst inzake de handel in diensten, die de Commissie op 15 februari 2013 heeft ingediend,

gezien de mededeling van de Commissie met als titel „Handel, groei en wereldvraagstukken — Handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie” (6),

gezien het verslag van de Commissie aan de Europese Raad met als titel „Verslag over handels- en investeringsbelemmeringen 2012” (7),

gezien het verslag van 21 april 2011 van de voorzitter van de Raad voor de Handel in Diensten van de WTO, ambassadeur Fernando de Mateo, aan zijn Comité voor Handelsbesprekingen betreffende de bijzondere onderhandelingssessie over de handel in diensten (8),

gezien de verklaring van de groep „Really Good Friends of Services” (RGF) van 5 juli 2012,

gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat diensten goed zijn voor bijna drie kwart van het bbp en de werkgelegenheid in de EU en van cruciaal belang zijn om de concurrentiepositie van de EU te behouden en versterken;

B.

overwegende dat in 2011 28 % van de uitvoer van de EU en meer dan de helft van de directe buitenlandse investeringen van de EU in derde landen uit diensten bestonden;

C.

overwegende dat de EU, als de grootste exporteur van diensten wereldwijd, een belangrijke rol speelt op het gebied van de handel in diensten en in 2011 goed was voor 25,65 % van de totale dienstenuitvoer wereldwijd;

D.

overwegende dat alle landen in de gelegenheid moeten zijn om in het algemeen belang openbare diensten te ontwikkelen, te behouden en te reguleren;

E.

overwegende dat 129 WTO-leden verbintenissen zijn aangegaan in het kader van de GATS, maar dat het merendeel van deze landen dat niet in alle sectoren heeft gedaan;

F.

overwegende dat de huidige economische en financiële situatie eens temeer heeft aangetoond welke fundamentele rol de publieke diensten in de Europese Unie vervullen; overwegende dat deze diensten op gebieden zoals gezondheidszorg, zorg voor kinderen en ouderen, hulp voor personen met een beperking en sociale huisvesting een essentieel vangnet voor de burgers vormen en de sociale cohesie helpen bevorderen; overwegende dat publieke diensten op het gebied van onderwijs, opleiding en werkgelegenheid een cruciale rol vervullen in de agenda voor groei en werkgelegenheid;

G.

overwegende dat ten tijde van de zesde WTO-ministersconferentie in 2005 in Hong Kong amper dertig landen nieuwe dienstenoffertes hebben ingediend, en dat sinds juli 2008 nauwelijks vooruitgang is geboekt op het gebied van de multilaterale onderhandelingen over diensten;

H.

overwegende dat tijdens de nasleep van de economische crisis van 2008 en 2009 nieuwe protectionistische maatregelen zijn ingevoerd om de handel in diensten te beperken;

I.

overwegende dat de leden van de RGF-groep in 2012 voorbereidende gesprekken hebben gevoerd over de vorm en opzet van een overeenkomst inzake de handel in diensten;

J.

overwegende dat de 21 WTO-leden (9) die met de EU onderhandelen grotendeels OESO-landen zijn, 70 % van de wereldwijde grensoverschrijdende handel in diensten vertegenwoordigen (zonder de handel in diensten binnen de EU in aanmerking te nemen) en goed zijn voor 58 % van de EU-handel in commerciële diensten; overwegende dat tot op heden geen enkel BRICS-land, ASEAN-land (Associatie van Zuidoost-Aziatische landen) of land uit Afrika, het Caribisch gebied of het gebied van de Stille Oceaan partij is bij deze onderhandelingen;

K.

overwegende dat de Commissie op 15 februari 2013 ontwerprichtsnoeren voor de onderhandelingen heeft ingediend bij de Raad en op 18 maart 2013 een mandaat heeft ontvangen om deel te nemen aan de onderhandelingen over een overeenkomst inzake de handel in diensten;

1.

is van mening dat het door de WTO belichaamde multilaterale handelsstelsel nog steeds het doeltreffendste kader is om tot een open en eerlijke wereldhandel te komen; deelt echter het standpunt dat er, gezien de impasse die tijdens de achtste WTO-ministersconferentie in december 2011 werd vastgesteld, nieuwe bilaterale en plurilaterale initiatieven nodig waren om een nieuwe impuls te geven aan de handelsbesprekingen in Genève; benadrukt evenwel dat alle nieuwe initiatieven in het WTO-kader verankerd moeten blijven;

2.

betreurt dat er sinds de start van de Doha-ronde maar weinig aandacht is geschonken aan de handel in diensten; benadrukt dat diensten in de 21e eeuw de ruggengraat van de economie en de handel vormen, daar de opkomst van wereldwijde waardeketens op dienstverlening berust; beklemtoont dat diensten van algemeen belang cruciaal zijn om te voorzien in een essentieel veiligheidsnet voor de burgers en om de sociale cohesie op lokaal, regionaal, nationaal en EU-niveau te bevorderen;

3.

betreurt dat de GATS-lijsten van de WTO-leden gedateerd zijn en geen waarheidsgetrouw beeld geven van het daadwerkelijke niveau van belemmeringen voor de handel in diensten in deze landen, en dan met name die welke een aanzienlijke autonome liberalisering hebben ondernomen; betreurt eveneens dat er nog altijd sprake is van onduidelijkheid en grote verschillen tussen de WTO-leden wat betreft hun niveau van liberalisering en de naleving van hun verbintenissen op het gebied van de handel in diensten;

4.

juicht toe dat de onderhandelingen over een overeenkomst inzake de handel in diensten zijn geopend en dat de EU vanaf het begin aan deze besprekingen deelneemt om haar belangen te behartigen en haar standpunten over de vorm en opzet van de overeenkomst te verdedigen; is van mening dat de deelname van de EU kan zorgen voor meer samenhang tussen de overeenkomst inzake de handel in diensten en het multilaterale stelsel, en eraan kan bijdragen dat passend parlementair toezicht op het onderhandelingsproces wordt gewaarborgd;

5.

betreurt dat de Raad een mandaat heeft verleend zonder rekening te houden met het standpunt van het Parlement;

6.

herinnert de Commissie aan haar verplichting om het Parlement onverwijld en volledig op de hoogte te houden gedurende alle stadia van de onderhandelingen (voorafgaand aan en na afloop van onderhandelingsronden);

7.

verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de onderhandelingen over een overeenkomst inzake handel in diensten overeenkomstig de WTO-regels inzake transparantie verlopen en dat alle WTO-leden tijdig volledige opening van zaken krijgen;

8.

meent dat er nog geen kritische massa is bereikt om de voordelen van de toekomstige overeenkomst inzake de handel in diensten te kunnen uitbreiden tot alle WTO-leden, en is dientengevolge van oordeel dat de GATS-clausule van de meest begunstigde natie (10) niet op deze overeenkomst van toepassing moet zijn;

9.

merkt echter bezorgd op dat zich onder de onderhandelende partijen (met uitzondering van Turkije) geen opkomende economieën bevinden, met name de BRICS, terwijl in deze economieën de handel en investeringen in diensten de meeste groei vertonen, en de belemmeringen — met name voor buitenlandse investeringen — er het grootst zijn; nodigt daarom China en andere opkomende economieën uit aan de onderhandelingen deel te nemen;

10.

is van mening dat het feit dat andere landen, met inbegrip van opkomende economieën, aan deze besprekingen kunnen deelnemen niet mag leiden tot een minder ambitieuze overeenkomst, aangezien slechts een hoog niveau van liberalisering en van gelijke handhaving deze landen zou kunnen overhalen zich bij de onderhandelingen aan te sluiten;

11.

beveelt aan dat de toekomstige overeenkomst inzake de handel in diensten dezelfde vorm en opzet krijgt als de GATS, met inbegrip van de positieve lijst van verbintenissen en de in de GATS opgenomen fundamentele definities en grondbeginselen en de regels op het gebied van nationale behandeling, markttoegang en handhaving, zodat de overeenkomst multilateraal kan worden;

12.

verzoekt de Commissie met klem een startvoorstel uit te werken dat niet veel afwijkt van haar laatste voorstel voor de GATS-lijst, en de volgende doelstellingen voor ogen te houden bij het onderhandelen over de regels voor markttoegang:

zorgen voor gelijkere concurrentievoorwaarden door ongelijkheden in de GATS-verbintenissen wat betreft partijen, sectoren en vormen recht te trekken;

zich inzetten voor een ambitieuze agenda voor de offensieve belangen van de EU, met name wat betreft zakelijke diensten, ICT-diensten, financiële en juridische diensten, elektronische handel, zee- en luchtvervoersdiensten, milieudiensten, toerisme en de bouw; de belangen van de EU op de markten van derde landen verdedigen en in de overeenkomst inzake de handel in diensten de prudentiële uitzonderingsbepaling van de GATS opnemen, op grond waarvan deelnemende landen gerechtigd zijn op nationaal niveau financiële markten en producten te reguleren voor prudentiële doeleinden; vragen om de prudentiële uitzonderingsbepaling van de GATS voor financiële diensten in de overeenkomst inzake de handel in diensten op te nemen zodat de partijen bij de overeenkomst gerechtigd zijn maatregelen voor prudentiële doeleinden te treffen, onverminderd andere bepalingen van de overeenkomst;

opkomen voor in Europa gevoelige onderwerpen met betrekking tot openbare diensten en diensten van algemeen belang (zoals bepaald in de EU-Verdragen) — op het gebied van openbaar onderwijs, volksgezondheid, watervoorziening en afvalbeheer — en net als in het kader van de GATS en bilaterale vrijhandelsovereenkomsten verbintenissen met betrekking tot audiovisuele of culturele diensten blijven weigeren;

afspraken en regels inzake financiële diensten verhinderen die strijdig zijn met de recente maatregelen om de financiële markten en producten te reguleren;

een voorzichtige aanpak volgen ten aanzien van voorstellen in het kader van dienstverleningsvorm 4, wetende dat de EU offensief belang heeft bij hooggekwalificeerde arbeidskrachten en dat de EU zich er in de eerste plaats voor moet inzetten dat bij tijdelijke migratie in het kader van dientsverleningsvorm 4 de nationale arbeidswetgeving, sociale rechten en collectieve overeenkomsten nageleefd worden en dat het partijen, evenals bij de GATS, vrijstaat om maatregelen te nemen ter regulering van het inreizen van natuurlijke personen, mits die maatregelen de voordelen die uit de afspraken tussen partijen voortvloeien niet ongedaan maken;

een neutraal standpunt innemen ten opzichte van de publieke of particuliere aard van de marktdeelnemers die onder de verbintenissen vallen;

waarborgen dat een versoepeling van de gegevensstromen volledig in overeenstemming is met het acquis communautaire op het gebied van bescherming van de privacy en persoonsgegevens;

13.

merkt op dat de EU reeds bilaterale handelsovereenkomsten heeft gesloten of aan het bedingen is met enkele partners bij de onderhandelingen over de overeenkomst inzake de handel in diensten (waaronder Japan en binnenkort de VS) die veelomvattende dienstenhoofdstukken bevatten waarin landspecifieke bilaterale kwesties beter worden benaderd; is van oordeel dat, wat markttoegang betreft, de EU zich bij deze onderhandelingen moet richten op de andere partners (zoals Australië, Nieuw-Zeeland, Mexico, Taiwan en Turkije);

14.

benadrukt dat de opname van het „standstill”- en het „ratchet”-beginsel in de lijsten de toezeggingen van de partijen met betrekking tot de huidige niveaus bindend zou moeten maken en tot verdere geleidelijke openstelling zou moeten leiden;

15.

meent dat de overeenkomst inzake de handel in diensten strengere regels moet omvatten met betrekking tot transparantie, mededinging, vergunningseisen en sectorspecifieke bepalingen, ongeacht het recht van landen om naar behoren gerechtvaardigde regelgeving op grond van overheidsbeleid aan te nemen (11);

16.

acht het van cruciaal belang dat de Unie en haar lidstaten binnen het kader van hun wetgeving, normen en overeenkomsten de mogelijkheid behouden hun cultureel en audiovisueel beleid te handhaven en verder te ontwikkelen; is daarom ingenomen met het feit dat de Raad culturele en audiovisuele diensten van het onderhandelingsmandaat heeft uitgesloten;

17.

benadrukt dat deze onderhandelingen een goede gelegenheid vormen voor het verbeteren van de regelgeving voor openbare aanbestedingen (12) en subsidies (13) voor diensten, een terrein waarop bij de GATS-onderhandelingen geen vooruitgang is geboekt;

18.

is van mening dat de overeenkomst inzake de handel in diensten een toetredingsclausule moet omvatten, alsook voorwaarden en procedures voor de uitbreiding van de overeenkomst tot alle WTO-leden, en een specifiek geschillenbeslechtingsmechanisme, zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid om een beroep te doen op het algemene geschillenbeslechtingsmechanisme van de WTO;

19.

stelt vast dat het onderhandelingsmandaat van de EU door de Commissie voorgesteld en door de Raad goedgekeurd werd zonder een effectbeoordeling; verzoekt de Commissie met klem door te gaan met haar voornemen een duurzaamheidseffectbeoordeling op te stellen en beklemtoont dat zij daarbij met de belanghebbenden overleg moet plegen over sociale, ecologische en andere aandachtspunten; verlangt dat de Commissie de duurzaamheidseffectbeoordeling openbaar maakt teneinde de conclusies ervan mee te nemen in de onderhandelingen;

20.

beschouwt een tijdsschema van twee jaar voor het afronden van deze onderhandelingen als zeer ambitieus; benadrukt dat kwaliteit voor tijd gaat, en beklemtoont dat de onderhandelingen transparant moeten zijn en de nodige ruimte en tijd moeten bieden voor een publiek en parlementair debat op basis van correcte informatie;

21.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 295 E van 4.12.2009, blz. 67.

(2)  PB C 286 E van 22.10.2010, blz. 1.

(3)  PB C 51 E van 22.2.2013, blz. 84.

(4)  PB C 168 E van 14.6.2013, blz. 1.

(5)  PB C 61 E van 10.3.2004, blz. 289.

(6)  COM(2010)0612.

(7)  COM(2012)0070.

(8)  TN/S/36.

(9)  Australië, Canada, Chili, China, Colombia, Costa Rica, Hong Kong, Israël, Japan, Korea, Mexico, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Pakistan, Panama, Paraguay, Peru, Zwitserland, Taiwan, Turkije en de Verenigde Staten.

(10)  Artikel II van de GATS.

(11)  Artikelen XIV en XIV bis van de GATS.

(12)  Artikel XIII van de GATS.

(13)  Artikel XV van de GATS.