12.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 55/127


P7_TA(2013)0233

Rwanda: de zaak van Victoire Ingabire

Resolutie van het Europees Parlement van 23 mei 2013 over Rwanda: de zaak van Victoire Ingabire (2013/2641(RSP))

(2016/C 055/22)

Het Europees Parlement,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat Rwanda in 1975 heeft geratificeerd,

gezien het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren (AHRMV),

gezien het Afrikaanse Handvest voor democratie, verkiezingen en bestuur,

gezien de instrumenten van de Verenigde Naties en de Afrikaanse Commissie voor de rechten van de mens en de volkeren, met name de beginselen en richtsnoeren betreffende het recht op een eerlijk proces en rechtsbijstand in Afrika,

gezien het antwoord van vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger Ashton van 4 februari 2013 op schriftelijke vraag E-010366/2012 over Victoire Ingabire,

gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000, en met name bijlage VII ervan betreffende de bevordering van de mensenrechten, op de rechtsstaat berustende democratie en transparant en verantwoordelijk bestuur,

gezien het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

gezien het verslag van Amnesty International van 2013 getiteld „Justice in jeopardy. The first instance trial of Victoire Ingabire” (Justitie in gevaar. Het proces in eerste aanleg van Victoire Ingabire),

gezien artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat Victoire Ingabire, voorzitter van de Verenigde Democratische Krachten (FDU (1)), een coalitie van Rwandese oppositiepartijen, na 16 jaar ballingschap in Nederland, in 2010 naar Rwanda is teruggekeerd om deel te nemen aan de presidentsverkiezingen;

B.

overwegende dat Victoire Ingabire uiteindelijk niet aan de verkiezingen mocht meedoen en op 14 oktober 2010 werd gearresteerd; overwegende dat de verkiezingen met 93 % van de stemmen werden gewonnen door de scheidende president, Paul Kagame, leider van het Rwandees Patriottisch Front (RPF); overwegende dat de FDU er niet in slaagde zich vóór de verkiezingen van 2010 als politieke partij te laten registreren; overwegende dat andere oppositiepartijen hetzelfde lot beschoren was;

C.

overwegende dat de politieke activiteiten van mevrouw Ingabire onder meer gericht waren op de rechtsstaat, de vrijheid van politieke verenigingen en de versterking van de rol van vrouwen in Rwanda;

D.

overwegende dat het RPF onder president Kagame nog steeds de overheersende politieke partij in Rwanda is en het openbare leven controleert via een eenpartijstelsel, waarbij critici van de Rwandese autoriteiten lastiggevallen, geïntimideerd en opgesloten worden;

E.

overwegende dat Victoire Ingabire op 30 oktober 2012 tot acht jaar gevangenis werd veroordeeld; overwegende dat zij werd veroordeeld voor twee geactualiseerde beschuldigingen en werd vrijgesproken voor vier andere; overwegende dat zij schuldig werd bevonden aan terroristische samenzwering tegen de overheid en aan de bagatellisering van de genocide van 1994, op grond van haar vermeende connecties met de Democratische Strijdkrachten voor de bevrijding van Rwanda (FDLR), een Hutu-rebellenbeweging; overwegende dat de openbare aanklager levenslange opsluiting eiste;

F.

overwegende dat Victoire Ingabire op 25 maart 2013 in beroep terecht stond en verzocht om de bewijzen opnieuw te onderzoeken;

G.

overwegende dat de vervolging van Victoire Ingabire wegens „genocidale ideologie” en „divisionisme” illustreert dat de Rwandese regering geen politiek pluralisme duldt;

H.

overwegende dat zij in april 2013, tijdens haar beroepsprocedure bij het hooggerechtshof, werd gezuiverd van de zes tenlasteleggingen waarvan de aanklager haar beschuldigde, maar werd veroordeeld op grond van nieuwe beschuldigingen waaraan geen juridische documenten ten grondslag lagen en die volgens haar raadsman niet werden uiteengezet tijdens het proces; overwegende dat de twee nieuwe aanklachten negationisme/revisionisme en hoogverraad omvatten;

I.

overwegende dat vier getuigen à charge en een medebeschuldigde, nadat ze in 2012 voor het Rwandese hof van justitie tegen Victoire Ingabire hadden getuigd, in mei 2013 voor het hooggerechtshof verklaarden dat hun getuigenissen waren vervalst; overwegende dat een vooraanstaande mensenrechtenorganisatie haar bezorgdheid heeft uitgesproken over hun „langdurige geïsoleerde opsluiting” en „het gebruik van foltering om bekentenissen af te dwingen”;

J.

overwegende dat het proces, dat in 2011 van start ging, door veel waarnemers als politiek gemotiveerd wordt beschouwd; overwegende dat het Rwandese nationale recht en het gerechtelijk apparaat indruisen tegen internationale verdragen waarbij Rwanda partij is, met name de Internationale Verdragen inzake burgerrechten en politieke rechten die de Rwandese regering op 16 juli 1997 heeft ondertekend, en meer bepaald de bepalingen inzake vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van denken;

K.

overwegende dat mevrouw Ingabire sinds 16 april 2012 haar proces boycotte uit protest tegen de intimidatie en de illegale ondervragingsprocedures die werden gebruikt tegen sommige van haar medebeschuldigden, namelijk gewezen FDLR-leden luitenant-kolonel Tharcisse Nditurende, luitenant-kolonel Noël Habiyaremye, kapitein Jean-Marie Vianney Karuta en majoor Vital Uwumuremyi, alsook tegen de beslissing van het hof om het verhoor van een getuige à décharge, Michel Habimana, die de Rwandese autoriteiten ervan beschuldigt bewijsmateriaal te verzinnen, in te korten; overwegende dat de Rwandese autoriteiten deze omstandigheden niet hebben bevestigd;

L.

overwegende dat Bernard Ntaganda, de oprichter van de partij PS-Imberakuri, tot vier jaar gevangenisstraf werd veroordeeld op beschuldiging van het in gevaar brengen van de nationale veiligheid, „divisionisme” en het zonder toestemming proberen organiseren van betogingen;

M.

overwegende dat Victoire Ingabire op 13 september 2012 — samen met twee andere Rwandese politici, Bernard Ntaganda en Deogratias Mushyayidi, die momenteel allebei opgesloten zitten in Kigali — werd genomineerd voor de Sacharovprijs voor de vrijheid van gedachte van het Europees Parlement;

N.

overwegende dat Rwanda de Overeenkomst van Cotonou heeft ondertekend, waarin is bepaald dat eerbiediging van de mensenrechten een essentieel element is voor de samenwerking tussen de EU en de ACS;

O.

overwegende dat de fundamentele mensenrechten, met inbegrip van politiek pluralisme, vrije meningsuiting en vrijheid van vereniging, in Rwanda sterk worden beknot, waardoor oppositiepartijen moeilijk kunnen werken en journalisten moeilijk kritische standpunten kunnen innemen;

P.

overwegende dat consolidatie van de democratie — met inbegrip van het waarborgen van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de participatie van oppositiepartijen — van cruciaal belang is, met name met het oog op de parlementsverkiezingen van 2013 en de in 2017 geplande presidentsverkiezingen;

Q.

overwegende dat de Rwandese genocide en burgeroorlog van 1994 een negatieve invloed blijven hebben op de stabiliteit van de regio;

1.

drukt zijn diepe bezorgdheid uit over het eerste proces van Victoire Ingabire, dat niet aan de internationale normen voldeed, onder meer wat haar recht op het vermoeden van onschuld betreft, en berustte op vervalst bewijsmateriaal en bekentenissen die vermoedelijk door foltering werden afgedwongen van medebeschuldigden die in militaire detentie werden vastgehouden in Camp Kami;

2.

veroordeelt met klem de politiek gemotiveerde aard van het proces, de vervolging van politieke tegenstanders en het vooruitlopen op het resultaat van het proces; roept de Rwandese rechterlijke macht op mevrouw Victoire Ingabire een snelle en eerlijke beroepsprocedure te garanderen die aan de normen van het Rwandese en het internationale recht voldoet;

3.

roept ertoe op het gelijkheidsbeginsel te huldigen door ervoor te zorgen dat elke partij — de openbare aanklager en de verdediging — dezelfde procedurele middelen en mogelijkheden krijgt om kennis te nemen van tijdens het proces beschikbare materiële bewijsmiddelen, en dezelfde kansen krijgt om haar argumenten uiteen te zetten; pleit ervoor het bewijsmateriaal beter te toetsen, met inbegrip van manieren om te garanderen dat het niet door foltering werd verkregen;

4.

roept de EU op waarnemers uit te sturen om toe te zien op het proces in beroep van Victoire Ingabire;

5.

onderstreept dat het de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht van Rwanda respecteert, maar wijst de Rwandese autoriteiten erop dat de EU, in het kader van de officiële politieke dialoog met Rwanda op grond van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou, haar bezorgdheid heeft geuit over de eerbiediging van de mensenrechten en het recht op een eerlijk proces;

6.

wijst erop dat de vrijheid van vergadering, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van meningsuiting in elke democratie tot de grondslagen behoren, en is van oordeel dat deze beginselen in Rwanda ernstig worden beknot;

7.

veroordeelt alle vormen van onderdrukking, intimidatie en detentie van politieke activisten, journalisten en mensenrechtenactivisten; dringt er bij de Rwandese autoriteiten op aan onmiddellijk alle personen en activisten vrij te laten die uitsluitend opgepakt of veroordeeld zijn omdat ze hun recht op vrije meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering hebben uitgeoefend; roept in dit verband de Rwandese autoriteiten ertoe op het nationale recht aan te passen teneinde de vrijheid van meningsuiting te waarborgen;

8.

dringt er bij de Rwandese regering op aan het internationaal recht na te leven en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten uit 1966 en het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren te eerbiedigen;

9.

wijst erop dat middels foltering of andere vormen van mishandeling verkregen verklaringen in geen enkel proces ontvankelijk zijn;

10.

roept de Rwandese gerechtelijke autoriteiten ertoe op de beschuldigingen van foltering en andere mensenrechtenschendingen daadwerkelijk te onderzoeken en de plegers van deze strafbare feiten voor de rechter te brengen, daar straffeloosheid niet kan worden getolereerd;

11.

spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat Rwanda negentien jaar nadat het RPF aan de macht is gekomen en twee jaar na de herverkiezing van president Kagame, nog steeds geen goed functionerende oppositiepartijen heeft;

12.

roept de Rwandese autoriteiten ertoe op de scheiding van de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht, en met name de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, te waarborgen en de participatie van oppositiepartijen te bevorderen, in een context van wederzijds respect en inclusieve dialoog als onderdeel van het democratische proces;

13.

is van mening dat de wet inzake genocide-ideologie uit 2008, op grond waarvan Victoire Ingabire is beschuldigd, als politiek instrument is aangewend om regeringscritici monddood te maken;

14.

verzoekt de regering van Rwanda de wet inzake „genocide-ideologie” te herzien en in overeenstemming te brengen met de verplichtingen van Rwanda op grond van het internationaal recht, en de wet ter bestraffing van discriminatiemisdrijven en sektarisme te wijzigen en in overeenstemming te brengen met de verplichtingen van Rwanda uit hoofde van het internationaal recht inzake mensenrechten;

15.

benadrukt dat het strafproces van Victoire Ingabire, een van de langste in de Rwandese geschiedenis, zowel politiek als juridisch belangrijk is, als een test in hoeverre het Rwandese gerechtelijk apparaat eerlijk en onafhankelijk weet om te gaan met veel aandacht trekkende politieke zaken;

16.

herinnert de Rwandese autoriteiten eraan dat democratie berust op pluralistisch bestuur, een goed functionerende oppositie, onafhankelijke media en een dito rechterlijke macht, eerbiediging van de mensenrechten en eerbiediging van het recht op vrije meningsuiting en vergadering; roept in dit verband Rwanda ertoe op deze normen na te leven en zijn staat van dienst op het gebied van de mensenrechten te verbeteren;

17.

benadrukt dat in de context van het internationale ontwikkelingswerk in Rwanda veel grotere prioriteit moet worden gegeven aan de mensenrechten, de rechtsstaat en transparant en daadkrachtig bestuur; roept de EU ertoe op, in samenwerking met andere internationale donoren, druk te blijven uitoefenen om in Rwanda hervormingen op het gebied van de mensenrechten te bevorderen;

18.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de VN-Veiligheidsraad, de secretaris-generaal van de VN, de instellingen van de Afrikaanse Unie, de Oost-Afrikaanse Gemeenschap, de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de verdedigers van Victoire Ingabire en de president van Rwanda.


(1)  Frans: Forces Démocratiques Unifiées (FDU-Inkingi).