5.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 45/80


P7_TA(2013)0188

Voltooiing van het scorebord voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden

Resolutie van het Europees Parlement van 18 april 2013 over voltooiing van het scorebord voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden (2013/2582(RSP))

(2016/C 045/12)

Het Europees Parlement,

gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (1) (onderdeel van het „six-pack” en hierna te noemen: „MIP-verordening”),

gezien zijn resolutie van 15 december 2011 over het scorebord voor het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden: overwogen initiële opzet (2),

gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 14 november 2012: „Voltooiing van het scorebord voor de MIP: indicator voor de financiële sector” (SWD(2012)0389),

gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s en de Europese Investeringsbank over het Waarschuwingsmechanismeverslag 2013 (COM(2012)0751),

gezien de „Opvattingen van het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) over de voorgenomen scorebordindicatoren die relevant zijn voor de stabiliteit van de financiële markten” van 9 december 2011,

gezien de brief van 19 december 2011 van de Commissie aan de Voorzitter van het Europees Parlement waarin belangrijke informatie en stukken worden doorgestuurd naar het Parlement over het aangepaste scorebord voor de MIP,

gezien de vraag aan de Commissie over voltooiing van het scorebord voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden (MIP) (O-000039/2013 — B7-0117/2013),

gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de MIP een beleidsinstrument is dat samen met het six-pack werd gepresenteerd en een belangrijke pijler vormt van de economische governance in het eurogebied, en dat gericht is op het voorkomen en corrigeren van macro-economische onevenwichtigheden in de lidstaten, met speciale aandacht voor de macro-economische onevenwichtigheden waarvan het effect mogelijk ook in andere lidstaten doorwerkt;

B.

overwegende dat het scorebord dat was opgezet in overeenstemming met artikel 4 van de MIP-verordening oorspronkelijk bestond uit tien indicatoren die een breed scala aan toezichtskwesties dekten in het kader van de MIP;

C.

overwegende dat de Commissie in november 2012 een indicator heeft toegevoegd, te weten het groeipercentage van de verplichtingen van de financiële sector, dit aan het Parlement heeft meegedeeld in haar brief van 19 november 2012 en een relevante analyse heeft gepubliceerd in het Waarschuwingsmechanismeverslag op 28 november 2012;

D.

overwegende dat in overweging 12 van de MIP-verordening staat dat de Commissie „suggesties moet doen voor commentaar aan de bevoegde commissies van het Europees Parlement en de bevoegde comités van de Raad met betrekking tot de plannen om indicatoren en drempelwaarden vast te stellen en aan te passen”;

1.

vindt het zeer betreurenswaardig dat de Commissie het scorebord voor het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden niet heeft geactualiseerd in dezelfde coöperatieve geest als van de MIP-verordening;

2.

is daarnaast erg teleurgesteld dat het Parlement de desbetreffende mededeling pas een paar dagen voordat de Commissie het scorebord publiceerde in november 2012, ontving;

3.

verzoekt de Commissie het Parlement en de Raad ruim van tevoren te verwittigen of zij van plan is het scorebord nog verder te actualiseren vóór 2015;

4.

stelt tot zijn grote spijt vast dat de medewetgevers in dit proces geen gelijke behandeling genieten, aangezien de Commissie de desbetreffende werkgroep van de Raad naar verluidt wel heeft geraadpleegd;

5.

benadrukt dat zijn resolutie van 15 december 2011 over het scorebord, waarin het Parlement verzoekt een indicator voor de financiële sector toe te voegen, niet kan worden beschouwd als een bevredigende raadpleging van het Parlement, zoals voorzien in overweging 12 van de MIP-verordening, aangezien die resolutie een jaar eerder was aangenomen en geen antwoord was op een voorstel van de Commissie; wijst er verder op dat de gedetailleerde keus voor en het ontwerp van de indicator een grote mate van discretie vergde, waarvan het werkdocument van de diensten van de Commissie van 14 november 2012 het bewijs vormt;

6.

wijst op de standpunten van het ESRB van 9 december 2011 met diens bedenkingen over een financiële indicator, waarin het stelt dat het scorebord „verplichtingen voor de korte termijn moet omvatten (alle verplichtingen die binnen een jaar aflopen) voor de niet-geconsolideerde financiële sector, met aftrek van bankdeposito’s, als een percentage van de totale verplichtingen” en dat „de voorkeur moet worden gegeven aan deze indicator boven indicatoren die zijn gebaseerd op aan financieringsstromen gelieerde vermogensmaatstaven, zoals hefboomratio’s, omdat het aandelenvermogen wordt geschat aan de hand van marktwaarden en daarom zeer gevoelig is voor schommelingen op de effectenbeurs”; herinnert de Commissie eraan dat in artikel 4, lid 5, van de MIP-verordening wordt bepaald dat „terdege rekening wordt gehouden met het werk van de ESRB bij het opstellen van indicatoren die van belang zijn voor de stabiliteit van de financiële markten”;

7.

legt zich er niet langer bij neer dat de nodige mentaliteitsverandering van volledige erkenning van de rol van het Parlement bij de economische governance nog steeds niet heeft plaatsgevonden binnen de diensten van de Commissie; benadrukt dat de Commissie de rol van het Parlement als medewetgever op het vlak van multilateraal toezicht ondubbelzinnig dient te erkennen, zoals voorzien in onder andere artikelen 121, lid 6, en 136 VWEU, en het Parlement op dezelfde wijze dient te behandelen als de Raad bij alle EU-wetgeving op dit gebied; herinnert de Commissie eraan dat raadpleging van het Parlement inzake wijzigingen van het scorebord ook behoort tot de goede interinstitutionele omgangsvormen;

8.

herinnert de Commissie aan haar verplichting verantwoording af te leggen aan het Parlement, zoals vastgelegd in artikel 17, lid 8 VEU;

9.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de ECB.


(1)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0583.