MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Publiek-private partnerschappen in Horizon 2020: Een krachtig instrument voor innovatie en groei in Europa /* COM/2013/0494 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S Publiek-private partnerschappen in Horizon
2020: Een krachtig instrument voor innovatie en groei in Europa (Voor de EER relevante tekst) 1. Politieke context Europa moet meer en beter investeren in
onderzoek en innovatie. Meer onderzoek en innovatie zijn van essentieel belang
om duurzame economische groei en banen te genereren en het internationale
concurrentievermogen van Europa te versterken. Dankzij onderzoek en innovatie
kunnen we ook een aantal belangrijke uitdagingen aangaan zoals de
klimaatverandering, de zorg voor een constante aanvoer schone energie of de
kosten van de vergrijzing. Er wordt echter slechts langzaam vooruitgang geboekt
bij het streven naar de Europa 2020-doelstelling 3% van het bbp in O&O te
investeren. Vooral de particuliere sector investeert weinig in O&O. De Europese Commissie probeert dit gebrek aan
investeringen te verhelpen. De Europa 2020-strategie[1] en vooral het
vlaggenschipinitiatief "Innovatie-Unie"[2] creëren een gunstiger klimaat
voor investeringen. De voorstellen van de Commissie voor het volgende
EU-programma voor onderzoek en innovatie (Horizon 2020[3]) voorzien in financiering
doorheen de hele waardeketen, d.w.z. van fundamenteel onderzoek tot
marktintroductie. Een cruciaal onderdeel van Horizon 2020 vormt
het voorstel de krachten met de particuliere sector en de lidstaten te bundelen
met het oog op resultaten die één land of één onderneming alleen waarschijnlijk
niet kan halen. Bij deze mededeling zijn wetgevingsvoorstellen van de Commissie
gevoegd om publiek-private partnerschappen en publiek-publieke partnerschappen
met de lidstaten te sluiten in het kader van Horizon 2020. Het pakket voorziet de volgende zeven jaar in
22 miljard euro aan investeringen: 8 miljard euro uit Horizon 2020 die worden
aangevuld met 10 miljard euro van het bedrijfsleven en bijna 4 miljard euro van
de lidstaten. Dit bedrag is van cruciaal belang voor de financiering van
grootschalige en riskante onderzoeks- en innovatie-initiatieven op lange
termijn. Deze initiatieven zijn van essentieel belang voor het leiderschap van
de EU in strategische, wereldwijd concurrerende technologiesectoren die
kwalitatief hoogstaande banen genereren (momenteel meer dan 4 miljoen banen) en
bijdragen aan de EU-doelstelling het aandeel van de verwerkende industrie in
het bbp uiterlijk 2020 tot 20% te verhogen. De partnerschappen zullen
aanzienlijke voordelen voor de samenleving opleveren (bijvoorbeeld lage
koolstofemissies, alternatieven voor fossiele brandstoffen en nieuwe
behandelingen ter bestrijding van armoedegerelateerde ziekten en het toenemende
gevaar van antimicrobiële resistentie). De Commissie presenteert deze
wetgevingsvoorstellen nu zodat tijdig de nodige wetgevingsbesluiten kunnen
worden genomen om de partnerschappen bij het begin van Horizon 2020 op te
starten. De Commissie komt zo tegemoet aan de oproep van de Europese Raad
prioriteit te verlenen aan het effect van het meerjarig financieel kader op
groei en werkgelegenheid. Samen zullen deze partnerschappen belangrijke
onderdelen van de Innovatie-Unie, het industriebeleid van de EU[4] en de strategie voor
sleuteltechnologieën[5]
uitvoeren en een aanzienlijke bijdrage leveren aan beleidsmaatregelen van de EU
op gebieden als klimaat, energie, digitale agenda, vervoer, gezondheidszorg
enzovoort. In deze mededeling wordt ook ingegaan op de
wijze waarop de Commissie andere vormen van publiek-private partnerschappen
gebruikt om Horizon 2020 uit te voeren. In toekomstige werkdocumenten van de
diensten van de Commissie zal een strategie worden gepresenteerd ter
versterking van de adviezen die de Commissie van het bedrijfsleven en andere
stakeholders ontvangt via Europese technologieplatforms en de taskforces van de
Commissie inzake het industriebeleid. 2. De behoefte aan Europese publiek-private
partnerschappen op het gebied van onderzoek en innovatie Onderzoek en innovatie zijn activiteiten met een hoog risico waarbij
succes niet verzekerd is. Als de risico's te groot zijn, is de particuliere
sector vaak niet bereid te investeren, zelfs als de economische en
maatschappelijke voordelen potentieel zeer groot zouden kunnen zijn. De
economische voordelen van investeringen in onderzoek kunnen bovendien door
anderen worden "gekaapt" (waardoor individuele ondernemingen niet
bereid zijn te investeren) of er kunnen dwingende redenen zijn die de omvang
van de markt en bijgevolg het potentiële rendement beperken (bijvoorbeeld bij
de ontwikkeling van nieuwe antibiotica waarbij de microbiële resistentie steeds
meer zorgen baart). Deze algemene tekortkomingen van de markt pleiten voor overheidssteun
aan particuliere onderzoeks- en innovatie-activiteiten. In een aantal gevallen
is overheidssteun voor specifieke projecten echter niet doeltreffend als gevolg
van het belang van de sectoren, de complexiteit van de problemen en
technologieën, de duur van de projecten en de omvang van de investeringen. In
die gevallen is er behoefte aan gestructureerde partnerschappen tussen de
particuliere en de overheidssector om samen ambitieuze onderzoeks- en
innovatieagenda’s te ontwikkelen, te financieren en uit te voeren. Daarom maken beleidsmakers overal ter wereld steeds meer gebruik van
publiek-private partnerschappen op het gebied van onderzoek om hun
groeiagenda’s uit te voeren. Voor sectoren die Europees en internationaal actief zijn en waar de
omvang van de investeringen de financiële mogelijkheden van de afzonderlijke
lidstaten te boven gaat, zijn partnerschappen op EU-niveau het meest
doeltreffend. Meer specifiek vormen publiek-private
partnerschappen op het gebied van onderzoek en innovatie een krachtig en
essentieel instrument om de doelstellingen van Horizon 2020 te verwezenlijken: –
Ze maken een strategische benadering van onderzoek
en innovatie op lange termijn mogelijk en doen de onzekerheid afnemen door
verbintenissen op lange termijn mogelijk te maken; –
Ze bieden een juridische structuur om middelen te
bundelen en kritische massa te ontwikkelen, waardoor inspanningen kunnen worden
geleverd waartoe individuele ondernemingen niet in staat zijn (onder meer door
slimme specialisatie en de combinatie van Horizon 2020 en Europese structuur-
en investeringsfinanciering); –
Ze maken de financiering van onderzoek en innovatie
in de EU doeltreffender door infrastructuur en financiële en menselijke
middelen te delen, waardoor het gevaar voor versnippering afneemt en alle
stakeholders kunnen profiteren van schaalvoordelen en lagere kosten; –
Ze kunnen complexe uitdagingen doeltreffender
aangaan doordat ze interdisciplinaire methoden helpen ontwikkelen en een
efficiëntere uitwisseling van kennis en expertise mogelijk maken; –
Ze vergemakkelijken de totstandbrenging van een
interne markt voor innovatieve producten en diensten door cruciale thema’s
(bijvoorbeeld de toegang tot financiering, standaardisering en normalisering)
gezamenlijk aan te pakken; –
Ze bieden innovatieve technologieën een snellere
toegang tot de markt, onder meer door bedrijven de mogelijkheid te geven samen
te werken en informatie uit te wisselen (waardoor het leerproces wordt
versneld); –
Ze kunnen internationale ondernemingen een adequaat
kader bieden om hun investeringen in onderzoek en innovatie in Europa te
verankeren en van Europa's troeven (bijvoorbeeld een goed opgeleide
beroepsbevolking, een verscheidenheid aan benaderingen en sectorale
creativiteit) te profiteren; en –
Ze maken grootschalige inspanningen op het gebied
van onderzoek en innovatie mogelijk die nodig zijn om cruciale maatschappelijke
uitdagingen aan te pakken en belangrijke beleidsdoelstellingen van de EU in het
kader van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken. 3. Gezamenlijke technologie-initiatieven:
Wat hebben we tot dusver geleerd? Publiek-private partnerschappen voor onderzoek
en innovatie op EU-niveau werden voor het eerst opgenomen in het huidige
zevende kaderprogramma voor onderzoek (KP7). De partnerschappen kregen onder
meer vorm via gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's), waarbij de Unie en
het bedrijfsleven gezamenlijk bepaalde aspecten van het KP7 financieren en
uitvoeren. GTI's worden uitgevoerd door specifieke rechtspersonen (Joint
Undertakings) die zijn opgericht uit hoofde van het voormalige equivalent van
het huidige artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU). In het kader van KP7 zijn vijf GTI's
vastgesteld op de volgende gebieden: luchtvaart (Clean Sky), farmaceutisch
onderzoek (het initiatief innovatieve geneesmiddelen), brandstofcellen en
waterstof, geïntegreerde systemen (Artemis) en nano-elektronica (ENIAC). Al
deze initiatieven worden regelmatig gemonitord, beoordeeld en geëvalueerd[6]. In de mededeling van de
Commissie "Partnerschappen in onderzoek en innovatie"[7] is de balans van deze
initiatieven opgemaakt en zijn aanbevelingen voor verdere verbeteringen gedaan.
Met betrekking tot de resultaten werd
opgemerkt dat over het algemeen beleidsmakers overal ter wereld steeds meer van
publiek-private partnerschappen gebruikmaken om hun groeiagenda’s uit te
voeren. Tijdens de evaluaties werd ook opgemerkt dat publiek-private
partnerschappen in het algemeen en GTI’s in het bijzonder een innoverende
manier zijn om het onderzoeks- en innovatiebeleid van de Unie uit te voeren. Ze
brengen de voortrekkers op het gebied van onderzoek en innovatie in de
betrokken bedrijfstakken samen en laten toe dat ze hun inspanningen toespitsen
en coördineren rond strategische onderzoeks- en innovatieagenda’s. In het licht van de geconstateerde
tekortkomingen van de markt, het langdurige karakter van de vereiste
activiteiten en de enorme inspanningen om de nodige doorbraken te forceren werd
het opstarten van de GTI's gerechtvaardigd geacht. In het kader van KP7 hebben de Unie en het
bedrijfslaven in het totaal respectievelijk 3,12 miljard euro en 4,66 miljard euro
aan de GTI's bijgedragen. De GTI's zijn erin geslaagd het bedrijfsleven (met
inbegrip van kmo's: 28% van de betrokken bedrijven waren kmo's) in aanzienlijke
mate bij hun activiteiten te betrekken. Ondanks het feit dat de GTI’s slechts sinds
kort volledig operationeel zijn, is uit de tussentijdse evaluaties gebleken dat
al vooruitgang is geboekt en de eerste effecten worden gesorteerd. Het GTI
brandstofcellen en waterstof heeft bijvoorbeeld een aanzienlijke
projectportefeuille van strategisch belang opgesteld en er zijn al enkele
markttoepassingen (bijvoorbeeld vorkheftrucks en kleine noodstroomeenheden)
ontwikkeld. Uit de tussentijdse evaluatie van het GTI Clean Sky is gebleken dat
het initiatief met succes ontwikkelingen stimuleert om zijn strategische milieudoelstellingen
te halen door de aandacht op radicaal nieuwe technologische concepten toe te
spitsen. Uit de tussentijdse evaluatie van het GTI innovatieve geneesmiddelen
is gebleken dat goede vooruitgang is geboekt bij de verbetering van het ecosysteem
voor de ontwikkeling van geneesmiddelen in Europa, bijvoorbeeld door een beter
gebruik van gegevens, doeltreffendere methoden om schadelijke neveneffecten te
voorspellen, de ontwikkeling van nieuwe biomarkers en snellere en goedkopere
klinische proeven. Uit de tussentijdse evaluaties van de GTI’s ENIAC en ARTEMIS
is gebleken dat beide initiatieven als katalysator fungeren bij het vergroten
van de betrokkenheid van de particuliere sector in een kader waarin nationale
en Europese overheden thema's van grote strategische waarde kunnen
ondersteunen. Er werd ten zeerste aanbevolen een soortgelijk initiatief in het
kader van Horizon 2020 voort te zetten, aangezien geen enkele organisatie of
lidstaat alle uitdagingen van de elektronicasector in Europa alleen kan
aangaan. In de verslagen en tussentijdse evaluaties
wordt ook gewezen op een aantal zwakke punten in de bestaande GTI’s. Er is met
name behoefte aan een sterker engagement van de industriële partners (met een
duidelijkere meting van dit engagement en het daarmee verbonden hefboomeffect).
Het is ook zaak meer duidelijkheid over de ontwikkeling van GTI’s te scheppen,
duidelijkere doelstellingen te formuleren en voor meer openheid ten aanzien van
nieuwe deelnemers te zorgen. Verder worden in het verslag van de JTI Sherpa
Group een aantal aanbevelingen gedaan om het beheer van de GTI's te
vereenvoudigen en te stroomlijnen (onder meer met behulp van een specifiek
financieel kader dat op hun behoeften is toegesneden). De stakeholders zijn ook
bezorgd over de verschillende regels en procedures voor elk GTI, die bovendien
kunnen verschillen van de regels en procedures in het kader van KP7. Al deze
problemen worden aan de orde gesteld in de voorgestelde GTI’s in het kader van
Horizon 2020. 4. Gezamenlijke technologie-initiatieven in
Horizon 2020 Het voorgestelde regelgevingskader voor
Horizon 2020 maakt verreikende verbintenissen tussen de Unie en de particuliere
sector mogelijk, met inbegrip van gezamenlijke technologie-initiatieven uit
hoofde van artikel 187 VWEU. Deze initiatieven moeten betrekking hebben op de
doelstellingen van Horizon 2020 (met inbegrip van de integratie van onderzoeks-
en innovatie-activiteiten). De verordening over Horizon 2020 bevat een aantal
criteria waaraan moet worden voldaan bij de selectie van gebieden voor
publiek-private partnerschappen. De wetgeving voorziet ook in één set regels
voor alle onderdelen van Horizon 2020 (met inbegrip van GTI’s), tenzij er een
goed gemotiveerde reden is voor een specifieke derogatie. 4.1. Identificatie van GTI’s bij
de start van Horizon 2020 Op grond van de opgedane ervaringen tijdens
KP7, de nieuwe wettelijke basis in het kader van Horizon 2020 en de duidelijke
verbintenissen van de industriële partners dient de Commissie
wetgevingsvoorstellen voor GTI’s in bij de start van Horizon 2020. De keuze van
de voorgestelde initiatieven wordt toegelicht in de begeleidende ex
ante-effectbeoordeling. Alle GTI’s houden verband met strategische
technologieën die de groei en de werkgelegenheid in wereldwijd concurrerende
sectoren bevorderen. Alle betrokken sectoren zijn al (of ontwikkelen zich snel
als) solide pijlers van een op kennis gebaseerde Europese economie. Meer dan 4
miljoen mensen zijn in deze sectoren werkzaam en het gaat zonder uitzondering
om groeiende mondiale markten die het Europese bedrijfsleven kan veroveren, als
het zijn technologische voorsprong kan uitbouwen en vrijwaren. Bovendien
bestaan er duidelijke links met de doelstellingen van de Europa 2020-strategie
(zie de onderstaande grafiek). Het is dringend nodig de noodzakelijke grote
investeringen in Europa veilig te stellen in een tijd van beperkte financiële
middelen. Bovendien lijden deze sectoren onder tekortkomingen van de markt die
geassocieerd worden met langdurige en riskante onderzoeks- en innovatie-activiteiten,
waardoor de particuliere sector alleen niet in staat is de nodige middelen vrij
te maken. De voorgestelde GTI’s bouwen voort op de goede
resultaten in het kader van KP7. Vier GTI's vormen de tweede fase van GTI's in
het kader van KP7 (met inbegrip van het GTI elektronische systemen en
componenten, dat de samenvoeging is van de bestaande GTI's Artemis en Eniac).
Het GTI bio-industrieën is een nieuw initiatief dat voortvloeit uit de
strategie voor een Europese bio-economie[8].
Elk voorgesteld GTI heeft duidelijke
doelstellingen om doorbraken op de volgende gebieden te forceren: –
Innovatieve geneesmiddelen: de gezondheid en het welzijn van de Europese burgers verbeteren met
behulp van nieuwe en meer doeltreffende diagnostiek en behandelingen
(bijvoorbeeld nieuwe antimicrobiële behandelingen); –
Brandstofcellen en waterstof: commercieel levensvatbare en schone oplossingen ontwikkelen die
waterstof als energiedrager en brandstofcellen als energieomzetters gebruiken; –
Clean Sky: de
milieueffecten van de volgende generatie luchtvaartuigen drastisch verminderen; –
Bio-industrieën: nieuwe
en concurrerende biogebaseerde waardeketens ontwikkelen die de behoefte aan
fossiele brandstoffen vervangen en een sterk effect op de
plattelandsontwikkeling hebben; –
Elektronische componenten en systemen: de voortrekkersrol van Europa op het gebied van elektronische
componenten en systemen vrijwaren en het gebruik van elektronische componenten
en systemen versnellen. Verwacht wordt dat in totaal ruim 17 miljard euro in deze vijf GTI’s
zal worden geïnvesteerd, waarbij de bijdrage uit de EU-begroting tot 6,4
miljard euro kan bedragen. Onderstaande tabel bevat nadere informatie over de
investeringen in elk GTI. GTI || Investeringen in GTI (EUR) door de EU (Horizon 2020) || door partners uit het bedrijfsleven en andere bronnen Innovatieve geneesmiddelen || 1725 miljoen || 1725 miljoen Brandstofcellen en waterstof || 700 miljoen || 700 miljoen[9] Clean Sky || 1800 miljoen || 2250 miljoen Bio-industrieën || 1000 miljoen || 2800 miljoen Elektronische componenten en systemen || 1215 miljoen || 3600 miljoen[10] (waarvan 1200 miljoen van de lidstaten) Totaal || 6440 miljoen || 9875 miljoen euro van het bedrijfsleven + 1200 miljoen van de lidstaten 4.2. Belangrijkste kenmerken van
GTI’s in het kader van Horizon 2020 De voorstellen van de Commissie beogen
aanzienlijk ambitieuzere partnerschappen dan voor de huidige generatie GTI’s. De GTI’s hebben duidelijkere en meer
ambitieuze doelstellingen die rechtstreeks bijdragen aan het
concurrentievermogen en de beleidsdoelstellingen van de EU. Elk GTI heeft specifieke meetbare doelstellingen en
prestatie-indicatoren, die een betere monitoring en evaluatie mogelijk maken.
De doelstellingen gaan aanzienlijk verder dan de doelstellingen van KP7. De
doelstellingen leggen ook meer nadruk op innovatie en effect zodat de kloof
tussen onderzoek en commerciële toepassing kan worden overbrugd. De
doelstellingen van het nieuwe GTI brandstofcellen en waterstof houden
bijvoorbeeld verband met de prijs- en prestatiebarrières die uit de weg moeten
worden geruimd wil de technologie commercieel levensvatbaar zijn. Bovendien
ondersteunen veel van de doelstellingen rechtstreeks de beleidsdoelstellingen
van de EU. Het GTI bio-industrieën zal bijvoorbeeld technologieën ontwikkelen
waarmee biobrandstoffen uit niet voor voeding bestemde gewassen worden
gewonnen, zodat de landbouwers en het bedrijfsleven de EU-streefcijfers inzake
hernieuwbare energiebronnen kunnen halen. Ten slotte beogen de doelstellingen
de ontwikkeling van sleuteltechnologieën (bijvoorbeeld elektronica) die het
fundament vormen voor het concurrentievermogen van tal van Europese
bedrijfstakken. De governance van de GTI’s wordt verbeterd
met het oog op openheid naar nieuwe deelnemers, de toewijzing van financiële
middelen op basis van strenge kwaliteitscriteria en betere links met nationale
activiteiten. Het leeuwendeel van de bijdrage van de
EU wordt toegekend via openbare oproepen tot het indienen van voorstellen op
basis van nagenoeg dezelfde regels die voor de rest van Horizon 2020 gelden.
Alle initiatieven staan open voor nieuwe partners. Het nieuwe GTI innovatieve
geneesmiddelen reserveert bijvoorbeeld een deel van de bijdrage van de EU voor
nieuwe partners. In het kader van het nieuwe GTI Clean Sky wordt een open en op
concurrentie gebaseerde procedure georganiseerd om de belangrijkste partners
voor demonstratieactiviteiten en -platforms te selecteren. Verschillende nieuwe
GTI’s schenken meer aandacht aan demonstratieactiviteiten, wat naar verwachting
de relevantie voor een bredere groep organisaties zal doen toenemen. De GTI’s in het kader van Horizon 2020 beogen
een nauwere band met soortgelijke activiteiten op nationaal en regionaal
niveau. Voor elk GTI wordt de groep van vertegenwoordigers van de lidstaten
daarom versterkt. Deze groepen spelen een belangrijke adviserende rol en worden
volledig geïnformeerd over de uitvoering van de GTI's. Ze worden ook verzocht
het GTI over relevante nationale activiteiten te informeren en de activiteiten
van het GTI te koppelen aan stroomafwaartse activiteiten. De lidstaten dragen
ook rechtstreeks bij aan de financiering van met name het GTI elektronische
componenten en systemen. De steunmechanismen voor de ontplooiing van
activiteiten, de synergieën tussen de activiteiten van de lidstaten en het
nationale of regionale ontwikkelingsbeleid kunnen eventueel via links met
structuur- en investreringsfondsen worden verbeterd en de lidstaten helpen hun
concurrentievermogen te vergroten en de investeringsproblemen op prioritaire
gebieden beter aan te pakken. De uitvoeringsstructuren en de regels voor
de deelnemers worden aanzienlijk vereenvoudigd. De
GTI’s in het kader van Horizon 2020 zullen profiteren van een aantal ingrepen
bij de uitvoering waardoor ze beter geschikt zijn voor het beoogde doel[11]. Het gaat onder meer om: –
een juridisch kader dat beter op de sterke
betrokkenheid van het bedrijfsleven is toegesneden, en belangrijke
vereenvoudigingen dankzij een optimaal gebruik van de nieuwe bepalingen van het
Financieel Reglement (waarin specifieke bepalingen inzake publiek-private
partnerschappen zijn opgenomen om het "ideal house scenario" voor
GTI’s uit te voeren, bijvoorbeeld de expliciete erkenning van GTI's als
publiek-private partnerschapsorganen met de mogelijkheid een aan hun specifieke
behoeften aangepaste "lichte versie" van het financieel reglement
vast te stellen); en –
een uniforme toepassing van de
deelnemingsvoorwaarden van Horizon 2020 om de voorspelbaarheid voor de
deelnemers te vergroten, met alleen afwijkingen in zeer uitzonderlijke en naar
behoren gemotiveerde gevallen. Dit betekent dat de GTI’s zullen profiteren van
de belangrijke vereenvoudigingen in het kader van Horizon 2020. De GTI’s worden sterker door het
bedrijfsleven ondersteund, onder meer via aanzienlijke financiële steun die ten
minste evenredig is met de bijdrage uit de EU-begroting. De directe steun van het bedrijfsleven aan de GTI’s bedraagt in totaal
bijna 10 miljard euro. Zoals bij KP7 is een deel van de steun bestemd om de
kosten van de in het kader van het GTI geselecteerde projecten te financieren
die niet door de EU-bijdrage worden gedekt. Naast deze normale vormen van
medefinanciering zullen de partners uit het bedrijfsleven steun verlenen voor
activiteiten en investeringen die niet uit hoofde van Horizon 2020 worden
gefinancierd. Het bedrijfsleven draagt bijvoorbeeld vooral aan het GTI
brandstofcellen en waterstof bij via medegefinancierde activiteiten. Dit soort
bijdrage aan het toekomstige GTI zal echter met minstens 300 miljoen euro aan
bijkomende steun worden verhoogd. Voor het GTI Clean Sky en het GTI
bio-industrieën bedraagt deze bijkomende steun respectievelijk bijna 1 miljard
euro en ten minste 1,8 miljard euro. Deze bijkomende steun zal rechtstreeks aan
de doelstellingen van het GTI worden gekoppeld en aan de verwezenlijking van de
doelstellingen bijdragen. De partners uit het bedrijfsleven zullen dergelijke
specifieke steun verlenen als onderdeel van het jaarlijkse uitvoeringsproces,
dat vervolgens gecontroleerd en gemonitord wordt. Als de steun van het bedrijfsleven
ontoereikend is, heeft de Commissie het recht de bijdrage van de Europese Unie
te verlagen of in te houden of om tot liquidatie van de gemeenschappelijke
onderneming over te gaan. Dit biedt de nodige flexibiliteit wanneer belangrijke
onvoorziene veranderingen de relevantie van het GTI-doelstellingen verminderen. 5. Andere partnerschappen in Horizon 2020 5.1. Contractuele publiek-private
partnerschappen Ter aanvulling van de GTI’s is de Commissie in
het kader van KP7 ook gestructureerde partnerschappen met de particuliere
sector aangegaan met het oog op directe input bij de voorbereiding van de
werkprogramma’s op gebieden die van tevoren vastgesteld zijn en van grote
betekenis voor het bedrijfsleven zijn. In tegenstelling tot de GTI’s vereisen
deze partnerschappen geen aanvullende wetgeving omdat de financiering door de
Commissie ten uitvoer wordt gelegd via de normale procedures. Drie van dergelijke partnerschappen zijn in
het kader van het Europees economisch herstelplan[12] opgestart en via oproepen tot
het indienen van voorstellen uitgevoerd met een totale bijdrage van de Unie van
1,6 miljard euro. De oproepen waren in hoge mate relevant voor het
bedrijfsleven en ongeveer de helft van de projectfinanciering is toegewezen aan
het bedrijfsleven en ongeveer 30 % aan het mkb[13]. Voortbouwend op deze ervaringen laten de
Horizon 2020-voorstellen ook ruimte voor dergelijke partnerschappen. Met het
oog op meer transparantie zullen deze partnerschappen worden gebaseerd op een
contractuele overeenkomst tussen de Commissie en de partners uit het
bedrijfsleven waarin de doelstellingen, de toezeggingen, de belangrijkste
prestatie-indicatoren en verwachte output worden vermeld. Er worden contractuele publiek-private
partnerschappen overwogen op de volgende gebieden: –
fabrieken van de toekomst; –
energie-efficiënte gebouwen; –
groene voertuigen; –
Future Internet[14]; –
Sustainable Process Industry; –
robotica; –
fotonica; –
High Performance Computing. De eerste vier gebieden bouwen voort op
publiek-private partnerschappen in het kader van KP7. Ze vertegenwoordigen
grote delen van de Europese economie en de Commissie heeft in een aantal
documenten (bijvoorbeeld de mededeling over een update van het industriebeleid,
de mededeling over een Europese strategie voor sleuteltechnologieën[15], de mededeling over High
Performance Computing[16]
en de voorstellen voor Horizon 2020) op de behoefte aan publiek-private
partnerschappen gewezen. Verwacht wordt dat de voorstellen van het
bedrijfsleven voor elk van deze gebieden zullen voorzien in duidelijke en in
open overleg met andere stakeholders ontwikkelde roadmaps, waarin de
doelstellingen, de onderzoeks- en innovatie-inhoud en de verwachte effecten
worden beschreven (met name in termen van groei en werkgelegenheid). Ook wordt
verwacht dat de voorstellen de aard en de omvang van de steun van het
bedrijfsleven en het hefboomeffect van het publiek-particulier partnerschap
verduidelijken. Ze zullen vooral aandacht schenken aan marktnabije
activiteiten. Bovendien moeten de publiek-private
partnerschappen proberen te profiteren van synergieën met Europese structuur-
en investeringsfondsen (met name bij de regionale en nationale strategieën voor
slimme specialisatie). De Commissie zal de voorstellen van het
bedrijfsleven met behulp van externe deskundigen toestsen aan de criteria van
de Horizon 2020-verordening. Bij een positieve beoordeling, waarvan de
resultaten openbaar worden gemaakt, zal een memorandum van overeenstemming
worden gesloten tussen de Commissie en de particuliere partners op basis van
een besluit van de Commissie. Daarin komen de volgende zaken aan bod: –
De algemene en specifieke doelstellingen van het
partnerschap; –
De steun van de particuliere partners, die
aanzienlijk en evenredig met de geplande bijdrage van de Unie moet zijn en de
administratieve kosten van het publiek-private partnerschap alsook de kosten
van door het bedrijfsleven gefinancierde demonstraties, opleidingen, clusters
en voorlichtings- en monitoringactiviteiten mag omvatten; –
De belangrijkste prestatie-indicatoren en de
verwachte resultaten, met inbegrip van de effecten in termen van gebruik in
Europa; –
De indicatieve financiële enveloppe voor de
bijdrage van de Unie tijdens de periode 2014-2020 (indien goedgekeurd door de
begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure); –
Een mechanisme voor toezicht en evaluatie op basis
van belangrijke prestatie-indicatoren en met de mogelijkheid aanpassingen aan
te brengen. De Commissie kan op basis van dit mechanisme een partnerschap
beëindigen als de partners uit het bedrijfsleven hun verbintenissen niet
nakomen; –
De governancestructuur, met inbegrip van het
mechanisme waarmee de Commissie advies kan inwinnen van particuliere partners
over de onderzoeks- en innovatieactiviteiten die in aanmerking komen voor
financiële steun in het kader van Horizon 2020. Wanneer blijkt dat de voorstellen van het
bedrijfsleven aan de vereiste criteria voldoen, probeert de Commissie tijdig de
nodige memoranda van overeenstemming te sluiten zodat de activiteiten van de
publiek-private partnerschappen in het kader van het eerste werkprogramma van
Horizon 2020 kunnen worden opgestart. 5.2. Publiek-publieke en andere
partnerschappen De Commissie zal ook van andere soorten
partnerschappen gebruikmaken bij de uitvoering van Horizon 2020. De Commissie
dient vier wetgevingsvoorstellen in om uit hoofde van artikel 185 VWEU
publiek-publieke partnerschappen met de lidstaten te sluiten voor de
gezamenlijke uitvoering van nationale onderzoeksprogramma’s. Deze voorstellen
hebben betrekking op: –
Het tweede partnerschap klinische proeven tussen
Europa en ontwikkelingslanden: doel is de sociale en
economische last van armoedegerelateerde ziekten te helpen verminderen; –
Het Europees programma voor metrologisch
onderzoek en innovatie: doel is adequate, geïntegreerde
en praktisch bruikbare metrologische oplossingen te ontwikkelen ter
ondersteuning van innovatie en het concurrentievermogen van de industrie,
alsmede meettechnologieën met betrekking tot maatschappelijke uitdagingen op
het gebied van energie, milieu en gezondheid; –
Eurostars 2: doel is de
economische groei en de werkgelegenheid te bevorderen door het
concurrentievermogen van kmo’s die op het gebied van O&O actief zijn te
versterken; –
Het onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma actief
en ondersteund wonen: doel is de levenskwaliteit van
ouderen en de duurzaamheid van de zorgstelsels te verbeteren door ICT-
producten en -diensten op grotere schaal beschikbaar te maken met het oog op
actief en gezond ouder worden. Naast de publiek-private partnerschappen zal
Horizon 2020 ook gebruikmaken van het advies van andere soorten partnerschappen
(bijvoorbeeld de Europese innovatiepartnerschappen[17], de gezamenlijke
programmeringsinitiatieven[18]
en de Europese technologieplatforms). Het Europees Instituut voor innovatie en
technologie zal in het kader van Horizon 2020 kennis- en
innovatiegemeenschappen[19]
oprichten, waarbij het onderwijs, de onderzoekssector en het bedrijfsleven
betrokken zijn in het kader van gestructureerde partnerschappen op lange
termijn. De twee aangekondigde FET-vlaggenschepen[20] (het project grafeen en het
project menselijk brein) beogen grootschalige Europese partnerschappen op lange
termijn tot stand te brengen. Ze vormen een aanvulling op de publiek-private
partnerschappen aangezien ze bij het begin door de wetenschap worden
aangestuurd, terwijl de betrokkenheid van het bedrijfsleven tijdens de
tienjarige duur van de vlaggenschepen zal toenemen. Naast de GTI’s is
de gemeenschappelijke onderneming SESAR[21]
(Single European Sky ATM Research) opgericht als een ander soort
publiek-privaat partnerschap op basis van artikel 187 VWEU. Doel is het
SESAR-project – de technische pijler van het Single European Sky Initiative,
dat het luchtverkeersbeheer in Europa wil moderniseren – te coördineren.
Vanwege de specifieke beleidsgerichte activiteiten is SESAR niet geconcipieerd
als een GTI, hoewel SESAR nauwe banden met het GTI Clean Sky onderhoudt. De
Commissie stelt voor de gemeenschappelijke onderneming SESAR in het kader van
Horizon 2020 te verlengen. Dankzij deze verlenging kan de coördinatie van onderzoek en innovatie
op het gebied van het luchtverkeersbeheer in het kader van Horizon 2020 worden
voortgezet in volledige samenhang met de beleidsdoelstellingen van de Single
European Sky (SES). 6. Vooruitzichten Publiek-private partnerschappen met een sterke
input en inbreng van het bedrijfsleven zijn onontbeerlijk voor de
verwezenlijking van de doelstellingen van Horizon 2020 en de Europa
2020-strategie. In deze mededeling wordt toegelicht hoe de aanpak van
publiek-private partnerschappen in het kader van Horizon 2020 zal worden
verbeterd op basis van meer transparantie, duidelijkere doelstellingen, meer
aandacht voor marktnabije activiteiten, een sterker engagement van het
bedrijfsleven en belangrijke vereenvoudigingen. De activiteiten van de GTI’s, de contractuele
publiek-particuliere partnerschappen, de publiek-publieke partnerschappen en
andere verwante initiatieven (bijvoorbeeld de initiatieven voor gezamenlijke
programmering, de KIG’s van het EIT en de Europese innovatiepartnerschappen)
zullen worden uitgevoerd op een manier die maximale synergieën oplevert en de
algemene impact versterkt (met name wanneer de activiteiten verband houden met
gemeenschappelijke doelstellingen). Er moet in dit verband optimaal worden gebruikgemaakt
van de mogelijkheden die voortvloeien uit het feit dat alle financiering van
onderzoek en innovatie op EU-niveau is samengebracht in één programma, Horizon
2020. Er moet vooral naar synergieën worden gestreefd door activiteiten
doorheen de hele innovatiecyclus (van onderzoeksresultaten tot marktnabije
activiteiten) met elkaar te koppelen. Doel is het ondernemerschap en de
oprichting van bedrijven te bevorderen op gebieden die van groot belang zijn
voor de Europese economie. Gezien de grote impact op groei en
werkgelegenheid verzoekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad de
nodige wetgevingsbesluiten te nemen om de partnerschappen bij de start van
Horizon 2020 te kunnen opstarten. Via de voorgestelde governanceregelingen zal
de Commissie de voortgang van de GTI’s en andere partnerschappen op gezette
tijden monitoren en evalueren en er verslag over uitbrengen. De ervaring leert dat de oprichting van
gemeenschappelijke ondernemingen veel tijd en inspanningen vergt en alleen moet
worden overwogen wanneer een belangrijke strategische onderzoeks- en
innovatiedoelstelling niet kan worden verwezenlijkt via de normale uitvoering
van Horizon 2020. De Commissie zal daarom dergelijke initiatieven in de
toekomst alleen in overweging nemen, als ze duidelijk op basis van de criteria
van Horizon 2020 kunnen worden gerechtvaardigd en er een duidelijke
strategische beleidsbehoefte bestaat. De Commissie is evenwel van oordeel dat
de omvang van het onderzoek en de innovatie-inspanningen enerzijds en de beleidsbehoefte
de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte te voltooien en het leiderschap
van de EU op het gebied van spoortechnologieën te versterken anderzijds pleiten
voor een mogelijke gemeenschappelijke onderneming in de spoorwegsector. De
Commissie zal met het bedrijfsleven samenwerken om een voorstel uit te werken. [1] COM(2010) 2020. [2] COM(2010) 546. [3] COM(2011) 808/809/810/811/812 [4] COM(2012) 582. [5] COM(2012) 341. [6] De tussentijdse evaluaties van de JTI’s, de reacties van
de Commissie en het verslag van de JTI Sherpa Group zijn beschikbaar op http://ec.europa.eu/research/jti/index_en.cfm [7] COM(2011) 572. [8] COM(2012) 60. [9] Dit bedrag bestaat uit bijdragen van de leden van de
gemeenschappelijke onderneming of de samenstellende entiteiten ervan (ten
minste 400 miljoen EUR) en van derde entiteiten door deelname aan de
activiteiten. [10] Dit bedrag bestaat uit bijdragen van de leden van de
gemeenschappelijke onderneming of de samenstellende entiteiten ervan (ten
minste 1700 miljoen EUR van particuliere leden) en van derde entiteiten door
deelname aan de activiteiten. [11] Zoals gevraagd door het JTI Sherpa Report: http://ec.europa.eu/research/jti/pdf/jti-sherpas-report-2010_en.pdf [12] COM(2008) 800. [13] Bovendien heeft de Unie 300 miljoen euro in het initiatief
Future Internet geïnvesteerd, waarvan ongeveer 50% naar het bedrijfsleven is
gegaan. [14] Follow-up van het lopende publiek-private partnerschap
Future Internet toegespitst op bedrade en draadloze 5G netwerkinfrastructuren. [15] COM(2012) 341. [16] COM(2012) 45. [17] http://ec.europa.eu/research/innovation-union/index_en.cfm?pg=eip [18] http://ec.europa.eu/research/era/joint-programming_en.html
[19] http://eit.europa.eu/kics/
[20] http://ec.europa.eu/digital-agenda/en/fet-flagships [21] http://www.sesarju.eu/