5.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 45/154


P7_TA(2013)0117

Technische maatregelen en controlemaatregelen voor het Skagerrak ***I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 16 april 2013 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake bepaalde technische maatregelen en controlemaatregelen voor het Skagerrak en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 en Verordening (EG) nr. 1342/2008 (COM(2012)0471 — C7-0234/2012 — 2012/0232(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

(2016/C 045/31)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2012)0471),

gezien artikel 294, lid 2, en artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0234/2012),

gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 14 november 2012 (1),

gezien artikel 55 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie visserij (A7-0051/2013),

1.

stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.


(1)  PB C 11 van 15.1.2013, blz. 87.


P7_TC1-COD(2012)0232

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 16 april 2013 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) nr. …/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake bepaalde technische maatregelen en controlemaatregelen voor het Skagerrak en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 850/98 en (EG) nr. 1342/2008 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(-1)

Aangezien voor het Skagerrak als enige visgrond van zowel lidstaten als derde landen geen visserijovereenkomst geldt met quota en met de verplichting voor derde landen tot aanlanding van alle vangsten, ligt het in de rede een aantal specifieke controlemaatregelen en technische maatregelen voor het Skagerrak vast te stellen die afwijken van de algemene regels die binnen de Unie van toepassing zijn. [Am. 1]

(1)

Naar aanleiding van het visserijoverleg voor 2012 dat op 2 december 2011 tussen de Unie en Noorwegen heeft plaatsgevonden, moeten bepaalde technische maatregelen en controlemaatregelen voor het Skagerrak worden gewijzigd teneinde de exploitatiepatronen te verbeteren en de regelgeving van de Unie en van Noorwegen waar mogelijk te harmoniseren.

(2)

Tijdens het visserijoverleg dat op 28 juni 2012 tussen de Unie en Noorwegen heeft plaatsgevonden, zijn gemeenschappelijke technische maatregelen en controlemaatregelen voor het Skagerrak gespecificeerd, alsmede de lijst van soorten waarvoor een verplichting tot aanlanding van alle vangsten geldt en de verschillende termijnen voor toepassing van deze aanlandingsplicht op de respectieve soorten. In overleg met de relevante belanghebbenden en de werkgroep moet de Commissie soorten van die lijst kunnen schrappen. Het moet niet mogelijk zijn nieuwe soorten toe te voegen voordat de eerste evaluatie van de maatregelen na de inwerkingtreding van deze verordening is uitgevoerd. [Am. 2]

(2 bis)

Een wijziging van de vigerende regels in de loop van een quotumjaar zou een te zware belasting voor de visserij betekenen. Daarom moeten wijzigingen pas ingaan aan het begin van het daaropvolgende volledige quotumjaar. De bij deze verordening ingevoerde regels moeten derhalve op 1 januari 2014 van kracht worden. [Am. 3]

(3)

De technische maatregelen die momenteel van toepassing zijn in het Skagerrak, moeten worden gewijzigd teneinde de hoeveelheden ongewenste bijvangsten en teruggooi te verminderen, gezien het negatieve effect daarvan op de duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen.

(4)

Er moet een verplichting tot aanlanding van alle vangsten van onder vangstbeperkingen vallende bestanden worden vastgesteld, behalve wanneer het gaat om de visserij op bepaalde soorten of in bepaalde visserijtakken en het percentage overlevende teruggegooide vis in die visserij wetenschappelijk aantoonbaar hoog is en de vissers in die visserij slechts met onredelijk veel inspanning de betrokken ongewenste soorten uit de vangst kunnen halen voor afzonderlijke behandeling.

(5)

De invoering van de verplichting tot aanlanding van alle vangsten vergt substantiële veranderingen in de betrokken visserijtakken en in het beheer daarvan. Daarom dient de aanlandingsplicht geleidelijk te worden ingevoerd.

(6)

Om jonge vis te beschermen, de werking van de visserijmarkt te verzekeren en ervoor te zorgen dat geen onbillijke winst kan worden gemaakt met de vangst van vis die kleiner is dan een minimale instandhoudingsreferentiegrootte, moet worden bepaald dat vangsten van dergelijke vis slechts mogen worden behandeld om tot vismeel, diervoeder of andere niet voor menselijke consumptie bestemde producten te worden verwerkt of voor liefdadigheidsdoeleinden te worden gebruikt.

(7)

Om de teruggooi geleidelijk te elimineren, moet de selectiviteit van het vistuig worden verbeterd door aanpassingen van het vistuig, onder meer door de opgelegde algemene minimale maaswijdte voor demersale visserijtakken te vergroten, weliswaar met inachtneming van afwijkingen om in deze visserijtakken het gebruik van even selectieve vistuigen, inclusief selectievoorzieningen, toe te staan. [Am. 4]

(8)

Met het oog op een optimaal effect en degelijke monitoring en controle van de nieuwe, vast te stellen technische maatregelen, moet het gebruik van vistuigen in het Skagerrak worden beperkt.

(9)

Om te voorkomen dat de wetgeving voor het Skagerrak in conflict komt met die voor de aan het Skagerrak grenzende gebieden, en om ervoor te zorgen dat de voorschriften tot vaststelling van de technische maatregelen voor het Skagerrak worden nageleefd, moeten maatregelen worden vastgesteld voor gevallen waarin vissersvaartuigen tijdens een bepaalde visreis visserijactiviteiten in het Skagerrak combineren met visserijactiviteiten in gebieden waar de nieuwe, voor het Skagerrak vastgestelde maatregelen niet van toepassing zijn.

(10)

Met het oog op de naleving van de in deze verordening vastgestelde maatregelen moeten specifieke controlebepalingen worden vastgesteld in aanvulling op die van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (3).

(11)

Omdat het Skagerrak een tamelijk klein visserijgebied is waar voornamelijk kleine vaartuigen korte visreizen maken, moet het gebruik van de voorafgaande kennisgeving zoals bedoeld in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, worden uitgebreid tot alle vaartuigen met een lengte over alles van 10 meter of meer en moet deze voorafgaande kennisgeving twee uur vooraf worden ingediend zodat de voor de betrokken visserijtak vereiste aanpassingen kunnen worden aangebracht.

(12)

Met het oog op een degelijke monitoring van de visserijactiviteiten en met name om te verifiëren of de verplichting tot aanlanding van alle vangsten van onder vangstbeperkingen vallende bestanden op zee wordt nageleefd, moeten vaartuigen die actief zijn in het Skagerrak, gebruik maken van de lidstaten een systeem voor elektronische monitoring op afstand (REM — Remote Electronic Monitoring) invoeren . Het REM-systeem moet op geautomatiseerde controle gebaseerd zijn; de gegevens moeten overeenkomstig de voorschriften inzake gegevensbescherming verwerkt worden en moeten voor onderzoek beschikbaar zijn. Twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening zal de doelmatigheid van de controlemaatregelen tevens beoordeeld worden in overleg met de relevante belanghebbenden, de Commissie en de Werkgroep toezicht, controle en bewaking zoals bedoeld in de goedgekeurde notulen van de conclusies van het visserijoverleg tussen de Europese Unie en Noorwegen van 3 december 2010 („goedgekeurde notulen”). Aan de hand van de vergaarde informatie dient de Commissie te beoordelen of een breed controlesysteem ter harmonisatie van de afzonderlijke regelingen haalbaar is. [Am. 5]

(13)

Met het oog op de naleving van de nieuwe technische maatregelen moeten de betrokken lidstaten controle- en inspectiemaatregelen voor het Skagerrak vaststellen en die maatregelen in hun respectieve nationale controleactieprogramma's opnemen.

(14)

Met het oog op de naleving van de nieuwe technische maatregelen is het nodig om voorschriften voor de doorvaart van vaartuigen door het Skagerrak vast te stellen.

(15)

Er moeten bepalingen worden vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie periodiek beoordeelt of de technische maatregelen adequaat en doeltreffend zijn. Deze beoordeling dient te zijn gebaseerd op verslagen die door de betrokken lidstaten zijn opgesteld.

(16)

Om selectiever vissen in het kader van een verplichting tot aanlanding van alle vangsten te bevorderen, moeten de vaartuigen die actief zijn in het Skagerrak, worden vrijgesteld van de inspanningsregeling van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden (4).

(17)

Om vissers te kans te geven zich aan de nieuwe regeling voor het Skagerrak aan te passen, dient een zekere flexibiliteit te worden ingebouwd. In dit verband mag de toegestane flexibiliteit bij de meerjarige quotabenutting zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (5) niet als overbevissing worden beschouwd.

(18)

Om een tijdige en evenredige aanpassing aan de vooruitgang van de techniek en de wetenschap mogelijk te maken, om voor de nodige flexibiliteit te zorgen en om ruimte in te bouwen waarbinnen bepaalde maatregelen kunnen evolueren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere vaststelling van uitzonderingen op grond waarvan vis van een bestand mag worden teruggegooid wanneer dat het duurzaam herstel van dat bestand ten goede komt, alsmede tot wijziging van bijlage I — wat betreft de bestanden die onder de verplichting tot aanlanding van alle vangsten vallen en de termijnen voor toepassing van deze verplichting op die bestanden — en tot wijziging van bijlage II — wat betreft de minimale instandhoudingsreferentiegroottes. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. [Am. 6]

(19)

De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. [Am. 6]

(20)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen en voor een tijdige reactie op ontwikkelingen in de visserij en op beschikbare wetenschappelijke informatie, moeteen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de technische bepalingen voor het vaststellen van de selectiviteit van vistuigen en de minimumvoorschriften voor het REM-systeem. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (6).

(21)

Gezien het verbod om in het Skagerrak op bepaalde tijdstippen bepaalde soorten aan boord te hebben en gezien het toepassingsgebied van de onderhavige verordening moeten Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (7) en Verordening (EG) nr. 1342/2008 worden gewijzigd.

(22)

Verordeningen (EG) nr. 850/98 en (EG) nr. 1342/2008 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening worden nieuwe technische maatregelen en controlemaatregelen vastgesteld voor de gebieden in het Skagerrak die onder de rechtsmacht van een lidstaat vallen . [Am. 7]

2.   Deze verordening is van toepassing op alle vissersvaartuigen die actief zijn in de gebieden in het Skagerrak die onder de rechtsmacht van een lidstaat vallen . [Am. 8]

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de in artikel 3 de artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) nr. 850/98 en in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (8) vastgestelde definities de volgende definities: [Am. 9]

a)

kommen en korven: kleine, afzonderlijk of in rijen op de zeebodem geplaatste vallen in de vorm van uit verschillend materiaal vervaardigde kooien of manden voor de vangst van schaaldieren; de kommen en korven zijn middels touwen (boeirepen) verbonden met op het zeeoppervlak drijvende boeien die de positie aangeven, en zijn voorzien van één of meer openingen of gaten waarlangs de dieren binnenkomen;

b)

minimale instandhoudingsreferentiegrootte: de grootte van een bepaalde soort , op basis van de grootte op volwassen leeftijd, bij onderschrijding waarvan de vangst slechts mag worden verkocht met het oog op verwerking tot vismeel, diervoeder of andere niet voor menselijke consumptie bestemde producten; [Am. 10]

c)

maaswijdte van een trawlnet, een Deens zegennet of een soortgelijk sleepnet: de maaswijdte maasopening van kuilen en tunnels in uitgetrokken toestand die aan boord van een vissersvaartuig worden aangetroffen; [Am. 11]

d)

kuil: een kuil in enge zin;

e)

tunnel: een tunnel zoals gedefinieerd in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 3440/84 van de Commissie van 6 december 1984 inzake voorzieningen aan sleepnetten, Deense zegennetten (snurrevod) en soortgelijke netten (9);

f)

demersaal trawlnet: een vistuig dat actief door één of meer vissersvaartuigen over de zeebodem wordt gesleept en dat bestaat uit een kegel- of piramidevormig gedeelte (de eigenlijke trawl) dat aan de achterkant is afgesloten door een kuil die horizontaal wordt opengehouden hetzij door visborden die in contact staan met de bodem hetzij, in het geval van twee vaartuigen, dankzij de afstand tussen deze vaartuigen;

g)

Deens zegennet: omringend gesleept vistuig dat vanaf één of meer vaartuigen wordt bediend door middel van twee lange lijnen (vislijnen), met het doel de vis naar de opening van de zegen te leiden. Dit vistuig dat uit net bestaat en dat naar vorm en grootte vergelijkbaar is met een bodemtrawl, bestaat uit twee lange vleugels, een middengedeelte bestaande uit buik en rug, en een kuil;

h)

boomkor: een vistuig met een trawlnet dat horizontaal wordt opengehouden door een rondhout of een metalen buis, de „boom” boom , en dat is voorzien van wekkerkettingen, kettingmatten of kietelaars en door de motor van het vaartuig actief over de bodem wordt gesleept; [Am. 12]

i)

pelagisch trawlnet: een vistuig dat door één of meer vissersvaartuigen in de waterkolom (het pelagiaal) wordt gesleept, dat bestaat uit een net met, in het voorste deel, grote mazen die de vangst naar de kleinmazige achterdelen van het net leiden, dat aan de hand van een netsonde op de juiste visserijdiepte wordt gehouden en dat horizontaal wordt opengehouden door visborden die normaliter niet in contact staan met de bodem;

j)

pelagische en industriële soorten: haring, makreel, sprot, blauwe wijting, kever, zandspiering of horsmakreel;

(j bis)

elektronische monitoring op afstand (REM): een door de autoriteiten van een lidstaat gehanteerd systeem om visserijactiviteiten te monitoren; [Am. 13]

(j ter)

apparatuur voor gegevensvergaring en -doorgifte (CTE): een systeem dat gegevens vergaart en aan het REM-systeem doorgeeft en dat onder meer bestaat uit een gesloten tv-circuit (CCTV), een satellietplaatsbepalingssysteem (gps), sensoren en transmissieapparatuur. [Am. 14]

HOOFDSTUK II

TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN

Artikel 2 bis

Verplichte terugdringing van de vangst van ongewenste soorten en jonge exemplaren

1.     Eenieder die visserijactiviteiten in het Skagerrak uitvoert dient voor zover mogelijk vangsten van ongewenste soorten en vangsten beneden de minimale instandhoudingsreferentiegrootte als vermeld in bijlage II te voorkomen, onder meer door de juiste keuze van vistuig en plaats en tijd van de visserijactiviteiten.

2.     De betrokken lidstaten nemen alle nodige maatregelen om vangsten van ongewenste soorten en vangsten beneden de minimale instandhoudingsreferentiegrootte als vermeld in bijlage II terug te dringen, onder meer door meer selectief vistuig als bedoeld in artikel 6 beschikbaar te stellen. [Am. 15]

Artikel 2 ter

Verplichte registratie en melding van alle vangsten

1.     Eenieder die visserijactiviteiten in het Skagerrak uitvoert, dient alle vangsten in het logboek te registreren, met de volgende indeling:

a)

vis uit de in bijlage I genoemde bestanden;

b)

vangsten uit die bestanden die kleiner zijn dan de minimale instandhoudingsreferentiegrootte;

c)

vis uit andere bestanden.

2.     Alle overeenkomstig lid 1 geregistreerde vangsten worden bij de Commissie of de autoriteiten van de vlaggenstaat gemeld. [Am. 16]

Artikel 3

Verplichting tot aanlanding van alle vangsten

1.   In afwijking van artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 850/98 worden alle vangsten van de in bijlage I opgenomen visbestanden aan boord van de vissersvaartuigen genomen en gehouden en aangeland overeenkomstig de in die bijlage vastgestelde termijnen, behalve wanneer het overlevingspercentage van de teruggegooide vis van die bestanden hoog is of wanneer de vissers de ongewenste soorten slechts met onredelijk veel inspanning uit de vangst kunnen selecteren voor afzonderlijke behandeling.

1 bis.     Onverminderd de verplichte registratie van alle vangsten overeenkomstig artikel 2 ter geldt de verplichting tot aanlanding van alle vangsten als bepaald in lid 1 niet voor een soort in een specifieke visserijtak waarvoor overeenkomstig lid 4 van dit artikel een hoog overlevingspercentage is vastgesteld, mits deze soort van de hoofdvangst kan worden afgescheiden.

2.   Onverminderd lid 1 en in afwijking van artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 850/98 worden alle middels vistuigen met een maaswijdte van maximaal 32 mm bovengehaalde vangsten van bestanden, inclusief bestanden waarop de aanlandingsplicht niet van toepassing is die niet in bijlage 1 opgenomen zijn , aan boord van de vissersvaartuigen genomen en gehouden en aangeland.

3.   Lid 1 is niet van toepassing op de visserij met kommen en korven.

4.   De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I op basis van ontwikkelingen in de wetenschappelijke informatie of wanneer de last voor de vissers niet in verhouding staat tot de voordelen naar aanleiding van de ervaring met de toepassing van de verordening; er worden echter geen soorten aan bijlage I toegevoegd voordat de eerste evaluatie overeenkomstig artikel 15 voltooid is. De Commissie is tevens bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om te bepalen wanneer vangsten overeenkomstig lid 1 bis mogen worden teruggegooid. Alvorens dergelijke gedelegeerde handelingen vast te stellen voert de Commissie coördinatieoverleg met alle bij de visserij in het Skagerrak betrokken partijen om te bereiken dat in het gehele Skagerrak dezelfde regels gelden.

Deze gedelegeerde handelingen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 16. [Am. 17]

Artikel 4

Speciale voorwaarden voor het quotabeheer

1.   Alle vangsten van in artikel 3 bedoelde bestanden die door EU-vissersvaartuigen worden bovengehaald, worden, ongeacht de plaats van aanlanding, in mindering gebracht op het quotum waarover de vlaggenlidstaat voor dat bestand of die groep bestanden beschikt.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de vissersvaartuigen die in het Skagerrak actief zijn, beschikken over quota voor de aanlandingsplichtige bestanden die zij vangen, en houden daarbij rekening met de wijze waarop de vangst van die vaartuigen die aan deze waarschijnlijk is samengesteld.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat onder hun vlag varende vissersvaartuigen die vis aan boord hebben waarvoor zij geen quotum hebben, ogenblikkelijk stoppen met vissen en terugkeren naar de haven. [Am. 18]

Artikel 5

Behandeling van jonge vis

1.   Indien voor een in artikel 3 bedoeld bestand een minimale instandhoudingsreferentiegrootte is vastgesteld, mag uit dat bestand gevangen vis die kleiner is dan de minimale instandhoudingsreferentiegrootte, slechts worden verkocht om tot vismeel, diervoeder of andere niet voor menselijke consumptie bestemde producten te worden verwerkt of voor liefdadigheidsdoeleinden te worden gebruikt. Wanneer dergelijke vangsten aan de wal worden opgeslagen voor de overdracht ervan dienen ze gescheiden van de vangsten die groter dan de minimale instandhoudingsreferentiegrootte zijn, te worden opgeslagen. [Am. 19]

2.   De minimale instandhoudingsreferentiegrootte voor bestanden in het Skagerrak zijn vastgesteld in bijlage II.

3.   De Commissie wordt ertoe gemachtigd is bevoegd gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage II vast te stellen op basis van ontwikkelingen in de wetenschappelijke informatie om de minimale instandhoudingsreferentiegroottes in overleg met alle bij de visserij in het Skagerrak betrokken partijen af te stemmen op de grootte op volwassen leeftijd van de betrokken soorten en de maaswijdtes dienovereenkomstig aan te passen . Bij de vaststelling van die gedelegeerde handelingen streeft de Commissie naar gezamenlijke de minimale instandhoudingsreferentiegroottes met Noorwegen teneinde gelijke concurrentievoorwaarden te realiseren . [Am. 20]

Deze gedelegeerde handelingen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 16.

Artikel 6

Specificaties van de vistuigen

1.   Het is verboden demersale trawlnetten, Deense zegennetten, boomkorren of soortgelijke sleepnetten met een maaswijdte van minder dan 120 mm aan boord te hebben of te gebruiken.

2.   In afwijking van lid 1:

(a)

mag gebruik worden gemaakt van vistuigen met dezelfde selectiviteitskenmerken als de in lid 1 genoemde vistuigen, mits dit is bekrachtigd tijdens experimentele visreizen of in een beoordeling van het Wetenschappelijk, Technisch en Wetenschappelijk Comité voor de Visserij (WTECV);

(b)

mag voor de pelagische en industriële visserij gebruik worden gemaakt van trawlnetten met een minimummaaswijdte van minder dan 32 mm, mits of minder; indien de vangst aan boord echter op enig tijdstip tijdens de visreis voor meer dan 50 % uit één minder dan 80 % uit een of meer pelagische of industriële soorten bestaat , keert het vissersvaartuig terug naar de haven . [Am. 21]

3.   De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin wordt besloten welke vistuigen, inclusief aan die vistuigen vastgehechte selectievoorzieningen, een selectiviteit vertonen die gelijkwaardig is aan die van de in lid 1 genoemde vistuigen, en bijgevolg mogen worden gebruikt.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 17.

Artikel 7

Beperkingen van het gebruik van vistuigen

1.   Vissersvaartuigen die actief zijn in het Skagerrak, mogen per visreis slechts één vistuig gebruiken.

2.   In afwijking van lid 1 mogen vissersvaartuigen een combinatie van de in artikel 6, lid 1 en artikel 6, lid 2, onder a), genoemde vistuigen gebruiken.

3.   De in lid 1 bedoelde vaartuigen mogen meer dan één vistuig aan boord hebben, mits de niet-gebruikte netten zijn geborgen overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 8

Visreizen in het Skagerrak en in andere gebieden

1.   In afwijking van de artikelen 4 en 15, artikel 19, lid 1, en de artikelen 35, 36 en 37 van Verordening (EG) nr. 850/98 is dit hoofdstuk tevens van toepassing op andere gebieden dan het Skagerrak tijdens de volledige visreis van een vaartuig.

2.   Lid 1 is enkel van toepassing op een ander gebied wanneer het betrokken vaartuig tijdens dezelfde visreis in het Skagerrak en in dat andere gebied vist.

HOOFDSTUK III

CONTROLEMAATREGELEN

Artikel 9

Verband met andere verordeningen

De in dit hoofdstuk bedoelde controlemaatregelen gelden in aanvulling op die in Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (10), Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (11) en Verordening (EG) nr. 1224/2009, tenzij in de artikelen van dit hoofdstuk anders wordt bepaald.

Artikel 10

Voorafgaande kennisgeving

1.   In afwijking van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 stellen de kapiteins van EU-vissersvaartuigen die in artikel 3 van de onderhavige verordening bedoelde visbestanden aan boord hebben, de bevoegde autoriteiten van hun vlaggenstaat twee uur vóór het binnenvaren van de haven in kennis van de in artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vermelde gegevens.

2.   In afwijking van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie (12) stellen de kapiteins van vissersvaartuigen van derde landen die in artikel 3 van de onderhavige verordening bedoelde visbestanden aan boord hebben, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan zij de haven willen gebruiken, twee uur vóór het binnenvaren van de haven in kennis van de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 vermelde gegevens.

Artikel 11

Elektronische monitoring op afstand

1.   De lidstaten maken gebruik van een systeem voor elektronische monitoring op afstand (REM — Remote Electronic Monitoring) om de visserijactiviteiten van de onder hun vlag varende vissersvaartuigen die in het Skagerrak actief zijn, te monitoren.

2.   Een vissersvaartuig met een lengte over alles van 12 meter of meer dat visserijactiviteiten uitvoert in een deel van het Skagerrak dat in de Uniewateren ligt, mag de haven slechts verlaten indien het een volledig operationeel REM-systeem systeem aan boord heeft dat bestaat uit een toereikend aantal in een gesloten circuit aan boord geplaatste camera's tv-circuit (CCTV), een gps-systeem, en sensoren en transmissieapparatuur (CTE) .

3.   Lid 2 wordt toegepast overeenkomstig het volgende tijdschema:

a)

met ingang van 1 januari 2014 1 januari 2015 voor EU-vissersvaartuigen met een lengte over alles van 15 meter of meer;

b)

met ingang van 1 juli 2015 1 juli 2016 voor EU-vissersvaartuigen met een lengte over alles van 12 meter of meer.

4.   De Commissie wordt ertoe gemachtigd uitvoeringshandelingen aan te nemen met betrekking tot de volgende aspecten van het REM-systeem: betrouwbaarheid van het systeem, specificaties van het systeem, te registeren en te verwerken gegevens, monitoring van het gebruik van het systeem en andere voor de werking van het systeem vereiste elementen. De opnames van de CCTV-camera's worden in overeenstemming met de vigerende voorschriften en beginselen inzake gegevensbescherming met beeldherkenningssoftware verwerkt.

5.     Het Europees maritiem en visserijfonds verleent steun voor de installering van de camera's voor het gesloten tv-circuit (CCTV), het gps-systeem, de sensoren en de transmissieapparatuur (CTE).

6.     De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot de volgende aspecten van het REM-systeem: de betrouwbaarheid van het systeem, de specificaties van het systeem, de te registreren en te verwerken gegevens, de monitoring van het gebruik van het systeem en andere voor de werking van het systeem vereiste elementen.

Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 17 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld overeenkomstig artikel 17. [Am. 22]

Artikel 12

Controle- en inspectieplan

1.   De lidstaten stellen binnen zes maanden vanaf de inwerkingtreding van deze verordening overeenkomstig bijlage III controle- en inspectiemaatregelen op om de naleving van de in deze verordening bedoelde voorwaarden te verzekeren.

2.   De controle- en inspectiemaatregelen worden opgenomen in het in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde nationale controleactieplan dat van toepassing is op het meerjarenplan voor kabeljauwbestanden als vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1342/2008.

Artikel 13

Doorvaart

De netten van vissersvaartuigen in doorvaart door het Skagerrak met in andere gebieden dan het Skagerrak gevangen vis aan boord worden vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

HOOFDSTUK IV

EVALUATIE

Artikel 14

Verslaglegging door de lidstaten

De betrokken lidstaten brengen in het derde jaar na de inwerkingtreding van deze verordening uiterlijk …  (13) en vervolgens om de drie jaar bij de Commissie verslag uit over de toepassing van deze verordening. In het eerste verslag wordt met name ingegaan op de maatregelen die de lidstaten hebben genomen om vangsten van ongewenste soorten en vangsten beneden de minimale instandhoudingsreferentiegrootte als vermeld in bijlage II terug te dringen. [Am. 23]

Artikel 15

Evaluatie van het plan

Op basis van de in artikel 14 bedoelde verslagen van de lidstaten en op basis van wetenschappelijk advies van het WTECV, de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en de regionale adviesraad voor de Noordzee gaat de Commissie in het jaar nadat zij de verslagen heeft ontvangen, na welke gevolgen de maatregelen hebben gehad voor de betrokken bestanden en visserijtakken. Bij de eerste evaluatie wordt met name ingegaan op de vraag of de maatregelen van deze verordening voldoende hebben bijgedragen tot de duurzame instandhouding van de bestanden, de vraag of er aanvullende maatregelen nodig zijn om vangsten van ongewenste soorten en vangsten beneden de minimale instandhoudingsreferentiegrootte als vermeld in bijlage II terug te dringen, en op de sociaal-economische effecten van de visserij. [Am. 24]

HOOFDSTUK V

PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 16

Uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden

1.   De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

2.   De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend verleend voor onbepaalde tijd een termijn van drie jaar met ingang van …  (14). De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van drie jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet. [Am. 25]

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat genoemde besluit bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overenkomstig artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement, noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowal het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen makzen. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 17

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de visserij en de aquacultuur, ingesteld bij artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002. Dat comité is een comité in de betekenis van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK VI

WIJZIGINGEN

Artikel 18

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 850/98

Verordening (EG) nr. 850/98 wordt als volgt gewijzigd:

1.

De verwijzing naar het Skagerrak wordt geschrapt in artikel 4, lid 4, onder a) ii), in artikel 35 en in de titel van bijlage IV.

2.

Artikel 38 wordt geschrapt.

3.

De titel van bijlage X.B wordt vervangen door:

„B.

VOORWAARDEN VOOR HET GEBRUIK VAN COMBINATIES VAN MAASWIJDTEN IN HET KATTEGAT”.

Artikel 19

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1342/2008

Verordening (EG) nr. 1342/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 11, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De in de eerste alinea bedoelde visserijinspanningsregeling is met ingang van 1 januari 2013 1 januari 2014 niet van toepassing op het Skagerrak.”. [Am. 26]

2.

In artikel 12, lid 5, wordt de volgende, tweede alinea toegevoegd:

„Wanneer het Skagerrak overeenkomstig artikel 11, lid 1, tweede alinea, wordt uitgesloten van toepassing van de visserijinspanningsregeling, wordt de visserijinspanning die kan worden geassocieerd met het Skagerrak en die heeft bijgedragen tot de vaststelling van de basisinspanning, niet meer in aanmerking genomen bij de berekening van de maximaal toegestane visserijinspanning.”.

HOOFDSTUK VII

AFWIJKINGEN

Artikel 20

Bepaling tot afwijking van Verordening (EG) nr. 847/96

1.   In afwijking van

a)

artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 kan, wanneer meer dan 75 % van een quotum voor een in artikel 3 van de onderhavige verordening bedoeld bestand is gevangen vóór 31 oktober van het jaar waarvoor dat quotum geldt, de lidstaat waaraan dat quotum is toegewezen, bij de Commissie een verzoek indienen om extra hoeveelheden vis van dat bestand te mogen aanlanden die dan in mindering worden gebracht op het quotum voor dat bestand voor het volgende jaar, waarbij deze lidstaat in zijn verzoek de vereiste aanvullende (op het quotum van het volgende jaar te debiteren) hoeveelheid aangeeft, en

b)

artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 kan een lidstaat waaraan een quotum is toegewezen, vóór 31 oktober van het jaar waarvoor dat quotum geldt, bij de Commissie een verzoek indienen om een gedeelte van dat quotum over te dragen naar het volgende jaar (te crediteren op het quotum van het volgende jaar).

De onder a) en b) bedoelde hoeveelheden mogen niet groter zijn dan:

i)

in 2013 2014 : 20 % van het betrokken quotum,

ii)

in 2014 2015 : 15 % van het betrokken quotum, en

iii)

met ingang van 2015 2016 : 10 % van het betrokken quotum. [Am. 27]

2.   De overeenkomstig lid 1 gedebiteerde hoeveelheid wordt met het oog op de toepassing van de in artikel 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde verlagingen niet beschouwd als hoeveelheid die de toegestane aanlandingen overschrijdt.

HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te …,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 11 van 15.1.2013, blz. 87.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2013.

(3)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(4)  PB L 348 van 24.12.2008, blz. 20.

(5)  PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

(6)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

(7)  PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1.

(8)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(9)  PB L 318 van 7.12.1984, blz. 23.

(10)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

(11)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33.

(12)  PB L 280 van 27.10.2009, blz. 5.

(13)   Twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

(14)   Datum van inwerkingtreding van deze verordening.

BIJLAGE I

Lijst van soorten waarop de aanlandingsplicht geleidelijk van toepassing wordt

Naam

Wetenschappelijke naam

Datum waarop de aanlandingsplicht van toepassing wordt

Kabeljauw

Gadus morhua

1 januari 2013 1 januari 2014

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

1 januari 2013 1 januari 2014

Haring

Clupea harengus

1 januari 2013 1 januari 2014

Makreel

Scomber scombrus

1 januari 2013 1 januari 2014

Noorse garnaal

Pandalus borealis

1 januari 2013 1 januari 2014

Koolvis

Pollachius virens

1 januari 2013 1 januari 2014

Sprot

Sprattus sprattus

1 januari 2013 1 januari 2014

Wijting

Merlangius merlangus

1 januari 2013 1 januari 2014

Heek

Merluccius merluccius

1 januari 2013 1 januari 2014

Leng

Molva molva

1 januari 2013 1 januari 2014

Zeeduivel

Lophius piscatorius.

1 januari 2013 1 januari 2014

Witte koolvis

Pollachius pollachius

1 januari 2013 1 januari 2014

Grenadier

Coryphaenoides rupestris

1 januari 2013 1 januari 2014

Blauwe leng

Molva dypterygia

1 januari 2013 1 januari 2014

Torsk

Brosme brosme

1 januari 2013 1 januari 2014

[Am. 28]

 

 

Schol

Pleuronectes platessa

1 januari 2015 1 januari 2016

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

1 januari 2015 1 januari 2016

Lange schar

Hippoglossoides platessoides

1 januari 2015 1 januari 2016

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

1 januari 2015 1 januari 2016

Kever

Trisopterus esmarkii

1 januari 2015 1 januari 2016

Zilversmelten

Argentina spp.

1 januari 2015 1 januari 2016

Tong

Solea solea

1 januari 2015 1 januari 2016

Langoustine

Nephrops norvegicus

1 januari 2015 1 januari 2016

Griet

Scophthalmus rhombus

1 januari 2015 1 januari 2016

Schar

Limanda limanda

1 januari 2015 1 januari 2016

Tarbot

Scophthalmus maximus

1 januari 2015 1 januari 2016

Tongschar

Microstomus kitt

1 januari 2015 1 januari 2016

Zandspieringen

Ammodytidae

1 januari 2015 1 januari 2016

Horsmakreel

Trachurus trachurus

1 januari 2015 1 januari 2016

Roggen (behalve de soorten die overeenkomstig de verordeningen inzake vangstmogelijkhedne moeten worden vrijgelaten)

Raja spp.

1 januari 2015 1 januari 2016

Bot

Platichthys flesus

1 januari 2015 1 januari 2016

Zeewolf

Anarhichas lupus

1 januari 2015 1 januari 2016

Gaffelkabeljauw

Phycis blennoides

1 januari 2015 1 januari 2016

Snotolf

Cyclopterus lumpus

1 januari 2015 1 januari 2016

Roodbaarzen

Sebastes spp.

1 januari 2015 1 januari 2016

[Am. 29]

BIJLAGE II

Minimale instandhoudingsreferentiegrootte

Soort

Minimale instandhoudingsreferentiegrootte

Kabeljauw (Gadus morhua)

30 cm

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

27 cm

Wijting (Merlangius merlangus)

23 cm

Koolvis (Polachius virensis)

30 cm

Haring (Clupea harengus)

18 cm

Makrelen (Scomber spp.)

20 cm

Heek (Merluccius merluccius)

30 cm

Leng (Molva molva)

63 cm

Blauwe leng (Molva dipterygia)

70 cm

Pollak (Pollachius pollachius)

30 cm

Schol (Pleuronectes platessa)

27 cm

Tongen (Solea spp.)

24 cm

Horsmakrelen (Trachurus spp.)

15 cm

BIJLAGE III

Controle- en inspectiemaatregelen

1.

Om de naleving van de artikelen 3 en 5 te kunnen controleren en inspecteren, moet in de nationale controle- en inspectiemaatregelen op zijn minst worden verwezen naar:

(a)

voorschriften inzake volledige vangstbemonstering op zee en in de haven,

(b)

de analyse van alle in artikel 109, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vermelde gegevens,

(c)

het gebruik van aan de vistuigen vastgemaakte sensoren,

(d)

het gebruik van een systeem voor elektronische monitoring op afstand (REM) dat bestaat uit een gesloten cameracircuit (CCTV), een gps-systeem en sensoren, CTE voor het vergaren van gegevens en de doorgifte daarvan op voorgeschreven wijze aan het desbetreffende REM-systeem,

(e)

de referentievloot voor de voornaamste visserijtakken die in het Skagerrak actief zijn, hetzij middels het gebruik van REM, hetzij met behulp van waarnemers,

(f)

een wetenschappelijk programma voor de bemonstering van de teruggooi dat van toepassing is op de voornaamste visserijtakken die in het Skagerrak actief zijn.

2.

Om de naleving van de artikelen 6, 7 en 8 te kunnen controleren en inspecteren, moet in de nationale controle- en inspectiemaatregelen op zijn minst worden verwezen naar:

(a)

de toegewezen personele en technische middelen , en indien dit nodig wordt geacht, de CTE voor het vergaren van gegevens en de doorgifte daarvan op voorgeschreven wijze aan het desbetreffende REM-systeem ,

(b)

de inspectiestrategie, met inbegrip van het niveau van inspectie op zee en aan de wal en met inbegrip van het niveau van bewaking.

3.   Het referentieniveau voor inspecties

In het kader van hun overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 opgestelde risicobeheersysteem kennen de betrokken lidstaten het hoogste risiconiveau toe aan de visserijtakken die in het Skagerrak actief zijn , met uitzondering van visserij met schepen die voorzien zijn van CTE, en visserij met kommen en korven . Voor de vaartuigen die tijdens dezelfde visreis zowel in het Skagerrak als in andere EU-wateren vissen , met uitzondering van schepen die voorzien zijn van CTE, en visserij met kommen en korven , wordt een afzonderlijke risicofactor vastgesteld en wordt eveneens het hoogste risiconiveau toegepast. Aan visserij met vissersschepen die voorzien zijn van CTE en aan visserij met kommen en korven kan het hoogste risiconiveau worden toegekend, doch uitsluitend indien er een beoordeling per vaartuig of visserijtak heeft plaatsgevonden.

4.     Gelijkwaardigheid van controlemaatregelen

De lidstaten zien erop toe dat de belasting door de controlemaatregelen redelijkerwijs gelijkwaardig is aan de benodigde controle. Als een schip van een CTE-systeem voorzien is, wordt daarmee rekening gehouden. [Am. 30]