5.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 45/103


P7_TA(2013)0104

Incidentele vangsten van walvisachtigen ***I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 16 april 2013 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad tot vaststelling van maatregelen betreffende de incidentele vangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98 (COM(2012)0447 — C7-0213/2012 — 2012/0216(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

(2016/C 045/21)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2012)0447),

gezien artikel 294, lid 2, en artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0213/2012),

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 14 november 2012 (1),

gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien artikel 55 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie visserij (A7-0042/2013),

1.

stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.


(1)  Nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt.


P7_TC1-COD(2012)0216

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 16 april 2013 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) nr. …/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad tot vaststelling van maatregelen betreffende de incidentele vangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Na toezending van het ontwerp van een wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad (2) zijn aan de Commissie bevoegdheden verleend om uitvoering te geven aan een aantal bepalingen van die verordening.

(2)

Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten de bevoegdheden die aan de Commissie zijn verleend met het oog op de uitvoering van Verordening (EG) nr. 812/2004, worden aangepast aan de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(3)

Om sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 812/2004 te kunnen toepassen Teneinde ervoor te zorgen dat bepaalde voorschriften doeltreffend gewijzigd kunnen worden om de technische en wetenschappelijke vooruitgang te weergeven, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen aan de Commissie worden gedelegeerd ten aanzien van de technische specificaties en voorwaarden voor het gebruik van akoestische afschrikkingsmiddelen. [Am. 1]

(4)

Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen passende raadplegingen houdt, onder meer op expertniveau.

(5)

De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(6)

Om uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 812/2004 te waarborgen ten aanzien van de voorschriften voor de procedure en het formaat voor de verslaglegging door de lidstaten, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (3).

(6 bis)

Gezien het feit dat de lidstaten verplicht zijn de nodige maatregelen te nemen om een systeem van strikte bescherming op te zetten voor walvisachtigen, gezien de tekortkomingen van Verordening (EG) nr. 812/2004 en de falende tenuitvoerlegging ervan zoals omschreven door de Commissie in haar Mededeling over bijvangsten van walvisachtigen in de visserij  (4) en door ICES in het daaraan gerelateerde wetenschappelijke advies uit 2010, en gezien de gebrekkige opneming van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad  (5) („habitatrichtlijn”), moet de Commissie uiterlijk eind 2015 een wetgevingsvoorstel indienen voor een samenhangend, overkoepelend wetgevingskader waarmee walvisachtigen doeltreffend tegen alle bedreigingen worden beschermd. [Am. 2]

(7)

Verordening (EG) nr. 812/2004 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 812/2004 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De op grond van artikel 2, lid 1, gebruikte akoestische afschrikmiddelen moeten voldoen aan de technische specificaties en de gebruiksvoorwaarden. De voorwaarden en de specificaties zijn vastgesteld in bijlage II. De Commissie wordt gemachtigd om bijlage II door middel van overeenkomstig artikel 8 bis vastgestelde gedelegeerde handelingen te wijzigen om die bijlage aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang.”;

(1 bis)

Aan artikel 7 wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.     De Commissie evalueert voor eind 2015 de doeltreffendheid van de in deze verordening vastgelegde maatregelen, en dient een wetgevingsvoorstel voor een coherent en overkoepelend wetgevingskader in voor een doeltreffende bescherming van walvisachtigen.” [Am. 3];

(2)

Artikel 8 wordt vervangen door:

Artikel 8

Uitvoering

De nadere voorschriften inzake de procedure en het formaat voor de in artikel 6 bedoelde verslaglegging kunnen worden vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen die worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 8 ter, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”;

(3)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

Artikel 8 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 3, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie geldt bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd een termijn van drie jaar met ingang van  (6). De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van drie jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet. [Am. 4]

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.   Een op grond van artikel 3, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van die termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan die termijn met twee maanden worden verlengd.

Artikel 8 ter

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 ingestelde Comité voor de visserij en de aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (7).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(6)   Datum van inwerkingtreding van deze verordening. "

(7)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.”."

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te …,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2013.

(2)  PB L 150 van 30.4.2004, blz. 12.

(3)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

(4)   Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad met als titel „Bijvangsten van walvisachtigen in de visserij: verslag over de toepassing van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad en over een wetenschappelijke evaluatie van de effecten van het gebruik van in het bijzonder kieuwnetten, schakelnetten en warnetten op walvisachtigen in de Oostzee op grond van Verordening (EG) nr. 2187/2005” (COM(2009)0368).

(5)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).