21.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/5


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

COMP/39.692 — IBM Onderhoudsdiensten

2012/C 18/05

(1)

Op 23 juli 2010 heeft de Commissie besloten een procedure in te leiden tegen International Business Machines Corporation („IBM”) wegens vermeend misbruik van een machtspositie op de markt voor de inputs die noodzakelijk zijn om onderhoudsdiensten te verlenen voor mainframe-apparatuur en besturingssysteemprogrammatuur van IBM.

(2)

Op 1 augustus 2011 werd een voorlopige beoordeling door de Commissie goedgekeurd overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 (2) en op 2 augustus 2011 aan IBM medegedeeld. In deze voorlopige beoordeling werd geconcludeerd dat IBM mogelijk heeft geweigerd derden die onderhoudsdiensten verlenen toegang te verschaffen tot inputs die noodzakelijk zijn om onderhoudsdiensten te verlenen voor mainframe-apparatuur en besturingssysteemprogrammatuur van IBM, in strijd met artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name onder b), en artikel 54 van de EER-Overeenkomst.

(3)

Op 14 september 2011 diende IBM een eerste voorstel voor toezeggingen in om tegemoet te komen aan de bezwaren die de Commissie in haar voorlopige beoordeling had uiteengezet. Op 20 september 2011 publiceerde de Commissie overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 een bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie waarin een samenvatting van de zaak en de door de partijen gedane toezeggingen was opgenomen en belanghebbende derden werd verzocht hun opmerkingen over de door IBM voorgestelde toezeggingen te maken (3). In antwoord op de bekendmaking ontving de Commissie 7 opmerkingen van belanghebbenden en stelde zij IBM in kennis van deze opmerkingen. Op 24 oktober 2011 presenteerde IBM een nieuwe reeks toezeggingen.

(4)

In haar besluit overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 verleent de Commissie de door IBM gedane toezeggingen een verbindend karakter voor een totale duur van 5 jaar en concludeert zij dat er, in het licht van de voorgestelde corrigerende maatregelen, voor haar geen reden tot optreden meer is en dat de procedure in deze zaak moet worden beëindigd.

(5)

Ik heb van geen enkele partij bij de procedure in deze zaak (4) verzoeken of klachten ontvangen. Ik ben dan ook van mening dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van alle betrokken partijen in deze zaak is geëerbiedigd.

Brussel, 5 december 2011.

Wouter WILS


(1)  Conform de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures, PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29 („Besluit 2011/695/EU”).

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(3)  Bekendmaking overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in zaak COMP/39.692 — IBM Onderhoudsdiensten, PB C 275 van 20.9.2011, blz. 8.

(4)  Overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Besluit 2011/695/EU kunnen partijen bij de procedure die overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 toezeggingen aanbieden in elk stadium van de procedure van artikel 9 een beroep op de raadadviseur-auditeur doen om te verzekeren dat zij hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen.