52012SC0381R(01)

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij DE MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN HET COMITE VAN DE REGIO'S Een blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren /* SWD/2012/0381 final/2 */


Inleiding

De EU heeft door de jaren heen een veelomvattend waterbeleid ontwikkeld, waarin het zwaartepunt van de aandacht geleidelijk aan is verschoven van gezondheidskwesties naar de milieueffecten van belangrijke takken van industrie die veel water gebruiken. Met de goedkeuring van de kaderrichtlijn water (KRW) in 2000 is opnieuw een nieuwe fase aangebroken in het waterbeleid, dat sindsdien op een geïntegreerde benadering van het waterbeheer is toegesneden en is gebaseerd op het concept van 'stroomgebiedbeheer', dat tegen 2015 voor een goede toestand van alle Europese wateren moet zorgen.

In de effectbeoordeling van de mededeling "Een blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren" (hierna: "de blauwdruk") worden verschillende evaluaties bijeengevoegd, worden de voornaamste uitdagingen voor het beheer van watervoorraden benoemd en worden alternatieve beleidsopties voor maatregelen op EU-niveau geanalyseerd. In deze samenvatting worden de hoofdpunten van het uitvoerige verslag op een rij gezet.

1.           Procedurele kwesties en raadpleging van belanghebbenden

De blauwdruk is in het werkprogramma van de Commissie voor 2012 opgenomen onder referentienummer 2012/ENV/005. De uitwerking van de effectbeoordeling is gebaseerd op een brede interne en externe raadplegingsprocedure. Hierbij werd gebruik gemaakt van de bijdragen van een interdepartementale werkgroep en van de aanbevelingen van de Raad voor effectbeoordeling.

De belanghebbenden werden in een vroeg stadium bij het effectbeoordelingsproces betrokken via de bestaande gemeenschappelijke uitvoeringsstrategie (GUS) voor de kaderrichtlijn water, waarin de lidstaten, de Commissie, de toetredingslanden, de (potentiële) kandidaat-lidstaten, de EER-landen alsmede de belanghebbenden en ngo's participeren. Op 24 en 25 mei 2012 vond een conferentie van belanghebbenden (3e Europese Waterconferentie) plaats om de voorgestelde beleidsopties te bespreken. Er weden twee publieke raadplegingsrondes van telkens 12 weken gehouden: de eerste, over de 'fitness check' van het waterbeleid, vond van 6 december 2011 tot 27 februari 2012 plaats, de tweede, over beleidsopties, van 16 maart tot 8 juni 2012.

Over het algemeen spraken de belanghebbenden zich uit voor niet-wetgevingsmaatregelen van de Unie om problemen op het gebied van waterbeheer aan te pakken. Zo lieten zij zich positief uit over onder meer richtsnoeren en instrumenten in verband met waterbalansen, het vaststellen van streefdoelen en terugwinning van kosten, alsook maatregelen gericht op efficiëntere informatie en rapportage. Ook konden zij zich vinden in bepaalde wetgevingsopties, zoals een mogelijke nieuwe verordening betreffende normen voor het hergebruik van water. Over de invoering van extra voorwaarden voor financiële steunverlening door de EU, onder meer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), waren de meningen zeer verdeeld, al was telkens een meerderheid voor de invoering van aanvullende conditionaliteitsbepalingen. Tevens was er sprake van brede steun voor het gebruik van verschillende EU-fondsen ter ondersteuning van de maatregelen.

2.           Beleidscontext, probleemstelling en subsidiariteit

Met de KRW werd een wetgevingskader opgesteld met het oog op de totstandbrenging van een duurzaam waterbeheer in de EU. De KRW wordt ten uitvoer gelegd in opeenvolgende rondes van zes jaar. De lidstaten moesten eind 2009 hun eerste stroomgebiedbeheersplannen indienen, die om de zes jaar zullen worden herzien. De in het kader van de plannen ontwikkelde maatregelenprogramma's moeten eind 2012 operationeel zijn. De tweede ronde van stroomgebiedbeheersplannen moet tegen eind 2015 zijn aangenomen. Tegen 2019 wordt de KRW geëvalueerd en indien nodig herzien.

De Europese wateren worden met verschillende uitdagingen geconfronteerd, die in het verslag over de waterstaat nader worden beschreven:

· Uit de in de eerste stroomgebiedbeheersplannen gerapporteerde gegevens valt op te maken dat meer dan de helft van de oppervlaktewaterlichamen in Europa in een ecologisch minder goede toestand verkeert en dat voor deze wateren in aanvulling op de maatregelen die zijn vastgesteld bij andere richtlijnen (de nitraatrichtlijn, de richtlijn stedelijk afvalwater, de richtlijn industriële emissies), extra maatregelen moeten worden genomen om de doelstellingen van de KRW te kunnen halen.

· Waterschaarste is een fenomeen dat zich in Europa op steeds bredere schaal voordoet. Uitgestrekte gebieden, vooral in het zuiden van Europa, hebben met waterschaarste te kampen, terwijl de vraag naar water overal op het Europese continent wordt opgedreven door de meest uiteenlopende behoeften.

· De frequentie en intensiteit van overstromingen en droogten en de milieu- en economische schade die zij aanrichten, blijken in de afgelopen dertig jaar te zijn toegenomen. Dit is zowel te wijten aan klimaatverandering alsook aan andere door de mens veroorzaakte vormen van druk (bijvoorbeeld als gevolg van veranderd bodemgebruik).

De Europese wateren staan door de lozing van verontreinigende stoffen, hydromorfologische veranderingen en de onttrekking van water onder zware druk, die hoofdzakelijk is toe te schrijven aan demografische groei, bodemgebruik en economische activiteiten. Om dergelijke vormen van druk tegen te gaan moeten omvangrijker waterbeheersmaatregelen worden uitgevoerd om de efficiëntie en duurzaamheid van het watergebruik te verhogen, onder meer in de vorm van:

· op natuurlijke processen gebaseerde waterretentiemaatregelen om de waterbergingscapaciteit van de bodem en van ecosystemen te behouden en te verhogen, wat verschillende nevenvoordelen oplevert, met name bescherming van de biodiversiteit, rampenpreventie en aanpassing aan en vermindering van de gevolgen van klimaatverandering;

· waterefficiëntiemaatregelen, die veelal een duurzame en kosteneffectieve aanpak van waterstress-situaties mogelijk maken, aangezien zij, met name in gebouwen, naast waterbesparing een significant energiebesparingspotentieel bieden;

· alternatieve vormen van watervoorziening, zoals hergebruik van water of ontzilting.

De blauwdruk is, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, gericht op problemen en beleidsinstrumenten die van belang zijn voor het waterbeheer op EU-niveau, en houdt tevens rekening met de in de context van de 'fitness check' uitgevoerde evaluatie, de doorlichting van de stroomgebiedbeheersplannen en de toetsing van het beleid inzake waterschaarste en droogte. Er werden 12 hoofdproblemen geconstateerd, die in de volgende 4 categorieën kunnen worden ingedeeld:

· Ten eerste is er sprake van een ontoereikend gebruik van economische instrumenten om tekortkomingen van de markt aan te pakken die de uitvoering van de bovengenoemde maatregelen in de weg staan. Hierbij gaat het in het bijzonder om de volgende problemen:

(1) De bestaande prijsstelsels in Europa zijn in veel gevallen niet op een combinatie van de doelstellingen van efficiëntie en rechtvaardigheid gebaseerd en voorzien vaak niet in een toereikende mate van terugwinning van kosten voor de financiering van de maatregelen.

(2) Er wordt te weinig gebruik gemaakt van metingen van het waterverbruik, ondanks het feit dat dit een noodzakelijke voorwaarde is voor de invoering van een stimulerend prijsbeleid.

(3) Consumenten en bedrijven zijn zich onvoldoende bewust van het probleem van virtueel water en er is een gebrek aan etiketteringsstelsels, met name voor wereldwijd verhandelde goederen.

· Ten tweede bestaat het risico dat de doelstellingen van de KRW niet zullen worden bereikt als gevolg van een gebrekkige integratie in en samenhang met andere beleidsgebieden, zoals landbouw, cohesie, industrie en ruimtelijke ordening. Voor het GLB en het cohesiebeleid bestaat potentieel voor een sterkere beleidsintegratie die kan worden verwezenlijkt door de tenuitvoerlegging van het voorgestelde meerjarig financieel kader van de EU. Er is evenwel meer steun nodig voor:

(4) de integratie van maatregelen op het gebied van grondgebruik,

(5) efficiënt watergebruik in gebouwen en efficiënte watertoestellen,

(6) het aanpakken van het lekken in watervoorzieningsinfrastructuur, en

(7) de bredere toepassing van hergebruik van water door de invoering van gemeenschappelijke EU-normen.

· Ten derde is het noodzakelijk om de thans ondoeltreffende governance te verbeteren door:

(8) het doorlichten van ineffectieve planning en ondoeltreffend beheer op watergebied om coördinatieproblemen te verhelpen, aangezien deze afbreuk kunnen doen aan het vaststellen van algemene doelstellingen voor stroomgebieden en aan een kosteneffectieve toepassing van individuele maatregelen en instrumenten;

(9) het ontwikkelen van een adequate gegevensbasis en een samenhangende methodologie voor de berekening van waterbalansen, het ecologisch verantwoord debiet en streefdoelen.

(10) het verbeteren van de planning van het beheer van droogterisico's in sommige lidstaten, teneinde de uitdaging het hoofd te kunnen bieden om de economie en de samenleving tegen de gevolgen van droogte te beschermen.

· Ten vierde moeten kennishiaten worden gedicht:

(11) Er is sprake van aanzienlijke informatielacunes, in het bijzonder met betrekking tot een samenhangende methodologie voor de raming van kosten en baten van de maatregelenprogramma's of van het uitblijven van maatregelen.

(12) Ook als er informatie beschikbaar is, zijn er nog steeds problemen wat betreft de samenhang en de verspreiding van de informatie en de toegankelijkheid ervan op het passende besluitvormingsniveau.

Deze EU-brede waterbeheerproblemen beletten dat een goede watertoestand kan worden bereikt en dat waterstress en de kwetsbaarheid voor extreme verschijnselen kunnen worden verminderd. Dit heeft negatieve gevolgen voor het aquatische milieu en daarom ook voor de biodiversiteit en ecosystemen. Bovendien hebben deze problemen een aanzienlijk sociaaleconomisch effect: een aantal sectoren (voedingsindustrie, energieproductie, vervoer, toerisme en recreatieve dienstverlening) is direct afhankelijk van de beschikbaarheid van water van een bepaalde kwaliteit en van watergerelateerde ecosysteemdiensten. Extreme verschijnselen als overstromingen en droogten berokkenen delen van de economie en het publiek meer in het algemeen bovendien zeer grote schade. De effecten doen zich vaak vooral voor in lage-inkomenslanden en in minder ontwikkelde regio's, met name op het platteland, als gevolg van een minder volledige tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake drinkwater en afvalwaterbehandeling, een zwakke handhaving van of gebrek aan ruimtelijke ordening in gebieden die kwetsbaar zijn voor overstromingen, en ontoereikende toegang tot technologie en knowhow op het gebied van waterbesparing. Daarnaast moet toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen in een mensenrechtencontext worden beschouwd.

3.           Doelstellingen

De blauwdruk formuleert een beleidsreactie op de hierboven beschreven uitdagingen, met het langetermijndoel om de beschikbaarheid van water van goede kwaliteit voor duurzaam en rechtvaardig watergebruik te waarborgen. Hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan elk van de drie dimensies van de Europa 2020-strategie (slimme, duurzame en inclusieve groei). Om deze doelstelling te kunnen verwezenlijken, dient op EU-niveau een evenwichtige benadering te worden gehanteerd die erop is gericht:

· een goede watertoestand te bereiken in de Europese wateren, als algemene regel uiterlijk in 2015, of uiterlijk in 2027 in het geval van specifieke waterlichamen die onder uitzonderingen van de KRW vallen;

· waterstress te verminderen, rekening houdend met de noodzaak om een ecologisch verantwoord debiet te waarborgen op een niveau dat verenigbaar is met de doelstellingen van de KRW;

· de kwetsbaarheid voor klimaatverandering en extreme verschijnselen te verminderen.

Met betrekking tot waterstress en kwetsbaarheid moeten op stroomgebiedniveau concrete doelstellingen worden vastgesteld die in de tweede ronde van stroomgebiedbeheersplannen moeten worden geïntegreerd.

Er zijn vier groepen specifieke doelstellingen aangewezen die met de bovengenoemde vier categorieën waterbeheersproblemen corresponderen, te weten:

– intensiever gebruik maken van economische instrumenten met het oog op een betere toewijzing van hulpbronnen en internalisering van externe kosten;

– bevorderen van de integratie van waterkwesties in sectorale beleidsgebieden ter waarborging van een bredere toepassing van op natuurlijke processen gebaseerde waterretentie, waterefficiëntiemaatregelen in gebouwen en watertoestellen, hergebruik van water en instrumenten om het weglekken van water in voorzieningsinfrastructuur tegen te gaan;

– tot stand brengen van een efficiëntere watergovernance en een goede werkrelatie tussen de betrokken instanties alsmede volledige integratie van kwesties op het gebied van waterkwaliteit, waterbeschikbaarheid en hydromorfologie in het waterbeheer;

– verbeteren van de kennis en de instrumenten die waterbeheerders ter beschikking staan om een doeltreffende besluitvorming mogelijk te maken en administratieve lasten te verminderen.

4.           Beleidsopties

Met de evaluatie van beleidsopties voor de uitwerking van de blauwdruk wordt beoogd de lidstaten een instrumentarium aan de hand te doen om de uitvoering van de belangrijkste maatregelen te ondersteunen. De geanalyseerde beleidsopties kunnen in 4 verschillende benaderingen worden ingedeeld:

– Een eerste reeks opties is gebaseerd op een vrijwillige aanpak, onder meer in de vorm van de ontwikkeling van een verscheidenheid aan instrumenten en richtsnoeren ter ondersteuning van het praktische waterbeheer op EU- en op stroomgebiedniveau.

– De opties in het kader van een regelgevingsbenadering zijn erop gericht een groot aantal van deze doelstellingen met betrekking tot de ondersteuning van praktisch waterbeheer te bereiken, maar dan via wetgevingsmaatregelen.

– Andere opties berusten op de volledige benutting van de mogelijke conditionaliteit voor steunverlening in het kader van de GSK-fondsen (EFRO, CF, ELFPO) in de periode na 2013 en van pijler I van het GLB, overeenkomstig de voorstellen van de Commissie betreffende de hervorming van het GLB en het meerjarig financieel kader (MFK).

– Tot slot moeten de overige opties waarborgen dat bij de toewijzing van middelen uit de GSK-fondsen en het verstrekken van EIB-leningen prioriteit wordt gegeven aan duurzaam waterbeheer. Deze optie houdt weliswaar geen wijziging van het door de Commissie voorgestelde meerjarig financieel kader in ten opzichte van het huidige beleidskader, maar kan alleen worden geconcretiseerd indien de lidstaten watergerelateerde prioriteiten opnemen in hun programmering en planning van de uitgaven.

In totaal zijn 37 opties aangewezen voor de bovengenoemde 4 probleemcategorieën waarin de 12 hoofdproblemen zijn ingedeeld. Deze voorlopige lijst van opties werd in het kader van de raadplegingsprocedure aan het publiek en de belanghebbenden voorgelegd en is verder geëvalueerd om te bepalen welk pakket opties de voorkeur dient te krijgen. In de onderstaande tabel wordt een overzicht van de 37 opties gegeven, waarbij is aangegeven welke specifieke doelstellingen zij nastreven en onder welke beleidsbenadering zij vallen.

Tabel 1: Lijst van opties die in de effectbeoordeling zijn onderzocht – de overgebleven opties zijn in rood en onderstreept weergegeven

|| Benaderingen

Specifieke doelstelling || a) Vrijwillig || b) Regelgeving || c) Conditionaliteit || d) Prioriteit bij steunverlening

1 Prijsbeleid || Richtsnoeren voor handelsregelingen || n.v.t. || Integratie in de randvoorwaarden van pijler I van het GLB || n.v.t.

2 Watermetingen || Gebruik van het GMES || Wijziging KRW || Integratie in de randvoorwaarden van pijler I van het GLB || n.v.t.

3 Etikettering van wereldwijd verhandelde goederen || Vrijwillige etikettering || Verplichte etikettering || n.v.t. || n.v.t.

4 Op natuurlijke processen gebaseerde waterretentie- maatregelen || GUS-richtsnoeren || Wijziging KRW || Uitvoeringsbepalingen van de GSK-fondsen || GSK-fondsen en EIB-leningen

5.1 Watertoestellen/ watergerelateerde producten || Vrijwillige etikettering || Verplichte etikettering Opnemen in het werkprogramma van de richtlijn ecologisch ontwerp[1] || n.v.t. || n.v.t.

5.2 Gebouwen || Vrijwillige classificatie || Verplichte classificatie Minimumvereisten Richtlijn || n.v.t. || n.v.t.

6 Weglekken || Richtsnoeren || n.v.t. || n.v.t. || GSK-fondsen en EIB-leningen

7 Hergebruik van water || GUS-richtsnoeren CEN-norm || Verordening || n.v.t. || GSK-fondsen en EIB-leningen

8 Governance: || Wederzijdse beoordeling || Wijziging KRW Wijziging SMEB-richtlijn || n.v.t. || n.v.t.

9 Vaststellen van streefdoelen || GUS-richtsnoeren || Wijziging KRW || n.v.t. || n.v.t.

10 Droogtebeheer || Aanbeveling || Wijziging KRW Richtlijn inzake droogtebeheer || n.v.t. || n.v.t.

11 Kosten en baten || GUS-richtsnoeren || Wijziging KRW || n.v.t. || n.v.t.

12 Verspreiding van kennis || Verdere ontwikkeling van het waterinformatiesysteem voor Europa (WISE) || Herziening wettelijke voorschriften inzake rapportage en statistieken || n.v.t. || n.v.t.

5.           Aanwijzing van een pakket voorkeursopties en beoordeling van hun effect

De evaluatie van de opties kan worden beschouwd als een doorlichting van de verschillende benaderingen voor elk van de 12 genoemde probleempunten. Uit de uitgevoerde analyse komt naar voren dat de meest geschikte opties in de meeste gevallen op een op richtsnoeren gebaseerde benadering berusten. De regelgevingsbenadering wordt slechts voor 3 probleempunten aanbevolen (waterefficiëntie bij watertoestellen en watergerelateerde producten, hergebruik van water en verspreiding van kennis) aangezien het bestaande beleidskader, met name wat betreft de tenuitvoerlegging van de KRW en het MFK, tot gevolg heeft dat de meeste beleidsopties op het gebied van regelgeving en conditionaliteit pas in een later stadium kunnen worden toegepast. De voorkeursopties zijn in tabel 1 in rood en onderstreept aangegeven.

Er moet worden benadrukt dat de opties die wijzigingen van de wetgeving vergen, niet in het kader van de blauwdruk zullen worden voorgesteld, maar eerst aan een diepgaande analyse zullen worden onderworpen en alleen zullen worden voorgesteld indien dit op basis van een specifieke effectbeoordeling voor het instrument dienstig wordt geacht.

De voorgestelde richtsnoeren en instrumenten zijn gericht op het verkennen van de interactie met specifieke economische instrumenten en de wijze waarop deze in de plannen voor stroomgebied-, overstromingsrisico- en droogtebeheer kunnen worden geïntegreerd. Zij zouden informatie bieden ter ondersteuning van een intensiever gebruik van economische instrumenten. Het voorgestelde pakket is echter niet bindend, zodat niet is gegarandeerd dat dergelijke instrumenten op ruimere schaal worden ingevoerd.

Het voorgestelde pakket dient ter bevordering van een bredere integratie van waterkwesties in het sectorale beleid door middel van richtsnoeren en verbeterde instrumenten voor planning en het vaststellen van streefdoelen, die op verschillende aspecten van sectorale integratie zijn afgestemd. Hierdoor kan bij de selectie van projecten die in aanmerking komen voor steun in het kader van het GLB en het cohesiebeleid beter rekening worden gehouden met aandachtspunten op het gebied van waterbeheer. Evenwel bestaat er geen garantie dat dergelijk maatregelen worden uitgevoerd, aangezien de invoering ervan op vrijwillige basis geschiedt.

De in het kader van het voorgestelde pakket op te stellen richtsnoeren, met betrekking tot onder meer waterhandel en waterbalansen/streefdoelen, en het geplande stelsel van collegiale toetsing dienen ertoe de efficiëntie van de governance op het gebied van waterplanning te verhogen en zo tot een transparantere en effectievere besluitvorming te komen. Onnodige lasten als gevolg van de bestaande rapportageverplichtingen van de EU-wetgeving zouden worden weggenomen.

Het voorgestelde pakket omvat een breed scala van richtsnoeren en instrumenten om in de meest dringende behoeften van waterbeheerders te voorzien. Zo zou informatie over waterbalansen en ecologisch verantwoorde debieten belangrijke hiaten in de voor waterbeheerders beschikbare kennis dichten. Verbeterde informatieplatformen en een betere informatievoorziening op EU-niveau zouden voor een ruimere toegang tot actuelere gegevens met een grotere interoperabiliteit zorgen, opdat in het waterbeheer op EU-, nationaal en stroomgebiedniveau een doeltreffender besluitvorming en beleidsontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. De invoering van desbetreffende maatregelen is echter vrijwillig.

Het voorgestelde pakket leidt tot een efficiënter waterbeleid van de EU doordat kennishiaten worden gedicht, de governance wordt verbeterd en doelgerichtere rapportageverplichtingen worden ingevoerd om de administratieve lasten te verlichten. Het biedt voldoende speelruimte om de instrumenten af te stemmen op situaties waarin een grote kosteneffectiviteit kan worden behaald. Met eventuele wijzigingen van de in de waterwetgeving vervatte rapportageverplichtingen zouden de bestaande coherentieproblemen kunnen worden verholpen. Met het voorgestelde pakket zou een grotere samenhang tussen de relevante beleidsgebieden van de EU (met name landbouw, cohesie, gezondheid en energie) kunnen worden bewerkstelligd.

Het voorgestelde pakket zal ertoe bijdragen problemen op het gebied van de ecologische toestand van de Europese wateren, waterstress en kwetsbaarheid voor extreme verschijnselen aan te pakken. De voor de blauwdruk ontwikkelde modellen zullen naast de evaluatie van individuele maatregelen uitgangspunten vormen voor de beoordeling van de economische, ecologische en sociale effecten van de tenuitvoerlegging van de verschillende categorieën maatregelen op EU-niveau, met name voor wat betreft de efficiëntieverbeteringen die in tal van economische sectoren kunnen worden bereikt door ruimtelijke-ordeningsmaatregelen, efficiënter watergebruik en het waarborgen van de beschikbaarheid van schoon water. Het feitelijke effect van de maatregelen kan echter alleen worden vastgesteld op het passende analyseniveau, namelijk dat van elk van de 110 stroomgebieden in de EU. Aan de hand van de instrumenten die in het kader van de blauwdruk zijn ontwikkeld (waterbalansen, hydro-economische modellen, gegevensbank met betrekking tot de beschikbare maatregelen) zullen de lidstaten deze analyse in de context van de volgende stroomgebiedbeheersplannen kunnen verrichten en de meest geschikte combinatie van maatregelen kunnen kiezen.

6.           Monitoring en evaluatie

De tenuitvoerlegging van de blauwdruk en de monitoring daarvan zal plaatsvinden op basis van de gemeenschappelijke uitvoeringsstrategie[2] voor de KRW, die daarvoor een geschikt platform biedt. De tenuitvoerlegging zal in twee fasen gebeuren, die overeenkomen met de komende twee rondes van de GUS:

· In de eerste fase (2013-2015) is het de bedoeling om de opstelling van de volgende stroomgebiedbeheersplannen, die door de lidstaten tegen het eind van 2015 moeten worden voorgelegd, te beïnvloeden en de kennisbasis en instrumenten voor de beoordeling van deze plannen en de herziening van de KRW te versterken.

· De tweede fase (2016-2018) is gewijd aan de beoordeling van die plannen en de voorbereiding van de herziening van de KRW.

Er zal een een scorebord voor de blauwdruk worden ontwikkeld om de tenuitvoerlegging van de voorstellen van de blauwdruk te monitoren en de vooruitgang daarbij in kaart te brengen. Het scorebord zal elk jaar door de strategische coördinatiegroep van de GUS en door de directeuren Waterbeheer worden besproken.

[1]               Het opnemen van waterverbruikende toestellen is besproken in de context van het werkplan voor de richtlijn ecologisch ontwerp voor de periode 2012-2014.

[2]               http://ec.europa.eu/environment/water/water-framework/objectives/implementation_en.htm.