WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij DE MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN HET COMITE VAN DE REGIO'S Een blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren /* SWD/2012/0381 final/2 */
Inleiding De EU heeft door de jaren heen een
veelomvattend waterbeleid ontwikkeld, waarin het zwaartepunt van de aandacht
geleidelijk aan is verschoven van gezondheidskwesties naar de milieueffecten
van belangrijke takken van industrie die veel water gebruiken. Met de
goedkeuring van de kaderrichtlijn water (KRW) in 2000 is opnieuw een nieuwe
fase aangebroken in het waterbeleid, dat sindsdien op een geïntegreerde
benadering van het waterbeheer is toegesneden en is gebaseerd op het concept
van 'stroomgebiedbeheer', dat tegen 2015 voor een goede toestand van alle
Europese wateren moet zorgen. In de effectbeoordeling van de mededeling
"Een blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren" (hierna:
"de blauwdruk") worden verschillende evaluaties bijeengevoegd, worden
de voornaamste uitdagingen voor het beheer van watervoorraden benoemd en worden
alternatieve beleidsopties voor maatregelen op EU-niveau geanalyseerd. In deze samenvatting worden de hoofdpunten van het uitvoerige verslag
op een rij gezet. 1. Procedurele
kwesties en raadpleging van belanghebbenden De blauwdruk is in het werkprogramma van de
Commissie voor 2012 opgenomen onder referentienummer 2012/ENV/005. De uitwerking van de effectbeoordeling is gebaseerd op een brede
interne en externe raadplegingsprocedure. Hierbij werd gebruik gemaakt van de
bijdragen van een interdepartementale werkgroep en van de aanbevelingen van de
Raad voor effectbeoordeling. De belanghebbenden werden in een vroeg stadium
bij het effectbeoordelingsproces betrokken via de bestaande gemeenschappelijke
uitvoeringsstrategie (GUS) voor de kaderrichtlijn water, waarin de lidstaten,
de Commissie, de toetredingslanden, de (potentiële) kandidaat-lidstaten, de
EER-landen alsmede de belanghebbenden en ngo's participeren. Op 24 en 25 mei 2012 vond een conferentie van belanghebbenden (3e
Europese Waterconferentie) plaats om de voorgestelde beleidsopties te
bespreken. Er weden twee publieke raadplegingsrondes van telkens 12 weken
gehouden: de eerste, over de 'fitness check' van het waterbeleid, vond van 6
december 2011 tot 27 februari 2012 plaats, de tweede, over beleidsopties, van 16
maart tot 8 juni 2012. Over het algemeen spraken de belanghebbenden
zich uit voor niet-wetgevingsmaatregelen van de Unie om problemen op het gebied
van waterbeheer aan te pakken. Zo lieten zij zich positief uit over onder meer
richtsnoeren en instrumenten in verband met waterbalansen, het vaststellen van streefdoelen
en terugwinning van kosten, alsook maatregelen gericht op efficiëntere
informatie en rapportage. Ook konden zij zich vinden in bepaalde
wetgevingsopties, zoals een mogelijke nieuwe verordening betreffende normen
voor het hergebruik van water. Over de invoering van extra voorwaarden voor
financiële steunverlening door de EU, onder meer in het kader van het
gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), waren de meningen zeer verdeeld, al was
telkens een meerderheid voor de invoering van aanvullende
conditionaliteitsbepalingen. Tevens was er sprake van brede steun voor het
gebruik van verschillende EU-fondsen ter ondersteuning van de maatregelen. 2. Beleidscontext, probleemstelling en
subsidiariteit Met de KRW werd een wetgevingskader opgesteld
met het oog op de totstandbrenging van een duurzaam waterbeheer in de EU. De
KRW wordt ten uitvoer gelegd in opeenvolgende rondes van zes jaar. De lidstaten
moesten eind 2009 hun eerste stroomgebiedbeheersplannen indienen, die om de zes
jaar zullen worden herzien. De in het kader van de plannen ontwikkelde maatregelenprogramma's moeten eind 2012 operationeel zijn. De tweede ronde van stroomgebiedbeheersplannen moet tegen eind 2015
zijn aangenomen. Tegen 2019 wordt de KRW geëvalueerd en indien nodig herzien. De Europese wateren worden met verschillende
uitdagingen geconfronteerd, die in het verslag over de waterstaat nader worden
beschreven: ·
Uit de in de eerste stroomgebiedbeheersplannen
gerapporteerde gegevens valt op te maken dat meer dan de helft van de
oppervlaktewaterlichamen in Europa in een ecologisch minder goede
toestand verkeert en dat voor deze wateren in aanvulling op de maatregelen
die zijn vastgesteld bij andere richtlijnen (de nitraatrichtlijn, de richtlijn
stedelijk afvalwater, de richtlijn industriële emissies), extra maatregelen
moeten worden genomen om de doelstellingen van de KRW te kunnen halen. ·
Waterschaarste is een
fenomeen dat zich in Europa op steeds bredere schaal voordoet. Uitgestrekte
gebieden, vooral in het zuiden van Europa, hebben met waterschaarste te kampen,
terwijl de vraag naar water overal op het Europese continent wordt opgedreven
door de meest uiteenlopende behoeften. ·
De frequentie en intensiteit van overstromingen
en droogten en de milieu- en economische schade die zij aanrichten, blijken
in de afgelopen dertig jaar te zijn toegenomen. Dit is zowel te wijten aan
klimaatverandering alsook aan andere door de mens veroorzaakte vormen van druk
(bijvoorbeeld als gevolg van veranderd bodemgebruik). De Europese wateren staan door de lozing van
verontreinigende stoffen, hydromorfologische veranderingen en de onttrekking
van water onder zware druk, die hoofdzakelijk is toe te schrijven aan
demografische groei, bodemgebruik en economische activiteiten. Om dergelijke vormen
van druk tegen te gaan moeten omvangrijker waterbeheersmaatregelen worden
uitgevoerd om de efficiëntie en duurzaamheid van het watergebruik te verhogen,
onder meer in de vorm van: ·
op natuurlijke processen gebaseerde
waterretentiemaatregelen om de waterbergingscapaciteit
van de bodem en van ecosystemen te behouden en te verhogen, wat verschillende
nevenvoordelen oplevert, met name bescherming van de biodiversiteit,
rampenpreventie en aanpassing aan en vermindering van de gevolgen van
klimaatverandering; ·
waterefficiëntiemaatregelen, die veelal een duurzame en kosteneffectieve aanpak van
waterstress-situaties mogelijk maken, aangezien zij, met name in gebouwen,
naast waterbesparing een significant energiebesparingspotentieel bieden; ·
alternatieve vormen van watervoorziening, zoals hergebruik van water of ontzilting. De blauwdruk is, in overeenstemming met het
subsidiariteitsbeginsel, gericht op problemen en beleidsinstrumenten die van
belang zijn voor het waterbeheer op EU-niveau, en houdt tevens rekening
met de in de context van de 'fitness check' uitgevoerde evaluatie, de
doorlichting van de stroomgebiedbeheersplannen en de toetsing van het beleid
inzake waterschaarste en droogte. Er werden 12 hoofdproblemen geconstateerd,
die in de volgende 4 categorieën kunnen worden ingedeeld: ·
Ten eerste is er sprake van een ontoereikend
gebruik van economische instrumenten om tekortkomingen van de markt aan te
pakken die de uitvoering van de bovengenoemde
maatregelen in de weg staan. Hierbij gaat het in het bijzonder om de volgende
problemen: (1)
De bestaande prijsstelsels in Europa zijn in
veel gevallen niet op een combinatie van de doelstellingen van efficiëntie en
rechtvaardigheid gebaseerd en voorzien vaak niet in een toereikende mate van
terugwinning van kosten voor de financiering van de maatregelen. (2)
Er wordt te weinig gebruik gemaakt van metingen van
het waterverbruik, ondanks het feit dat dit een noodzakelijke voorwaarde is
voor de invoering van een stimulerend prijsbeleid. (3)
Consumenten en bedrijven zijn zich onvoldoende bewust
van het probleem van virtueel water en er is een gebrek aan etiketteringsstelsels,
met name voor wereldwijd verhandelde goederen. ·
Ten tweede bestaat het
risico dat de doelstellingen van de KRW niet zullen worden bereikt als gevolg
van een gebrekkige integratie in en samenhang met andere beleidsgebieden,
zoals landbouw, cohesie, industrie en ruimtelijke ordening. Voor het GLB en het cohesiebeleid bestaat potentieel voor een sterkere
beleidsintegratie die kan worden verwezenlijkt door de tenuitvoerlegging van
het voorgestelde meerjarig financieel kader van de EU. Er is evenwel meer steun
nodig voor: (4)
de integratie van maatregelen op het gebied van grondgebruik, (5)
efficiënt watergebruik in gebouwen en efficiënte
watertoestellen, (6)
het aanpakken van het lekken in watervoorzieningsinfrastructuur,
en (7)
de bredere toepassing van hergebruik van water
door de invoering van gemeenschappelijke EU-normen. ·
Ten derde is het
noodzakelijk om de thans ondoeltreffende governance te verbeteren door: (8)
het doorlichten van ineffectieve planning en
ondoeltreffend beheer op watergebied om coördinatieproblemen te
verhelpen, aangezien deze afbreuk kunnen doen aan het vaststellen van algemene
doelstellingen voor stroomgebieden en aan een kosteneffectieve toepassing van
individuele maatregelen en instrumenten; (9)
het ontwikkelen van een adequate gegevensbasis en
een samenhangende methodologie voor de berekening van waterbalansen, het
ecologisch verantwoord debiet en streefdoelen. (10)
het verbeteren van de planning van het beheer
van droogterisico's in sommige lidstaten, teneinde de uitdaging het hoofd
te kunnen bieden om de economie en de samenleving tegen de gevolgen van droogte
te beschermen. ·
Ten vierde moeten kennishiaten
worden gedicht: (11)
Er is sprake van aanzienlijke informatielacunes, in
het bijzonder met betrekking tot een samenhangende methodologie voor de raming
van kosten en baten van de maatregelenprogramma's
of van het uitblijven van maatregelen. (12)
Ook als er informatie beschikbaar is, zijn er nog
steeds problemen wat betreft de samenhang en de verspreiding van de
informatie en de toegankelijkheid ervan op het passende
besluitvormingsniveau. Deze EU-brede
waterbeheerproblemen beletten dat een goede watertoestand kan worden bereikt en
dat waterstress en de kwetsbaarheid voor extreme verschijnselen kunnen worden
verminderd. Dit heeft negatieve gevolgen voor het aquatische milieu en daarom
ook voor de biodiversiteit en ecosystemen. Bovendien hebben deze problemen een
aanzienlijk sociaaleconomisch effect: een aantal sectoren (voedingsindustrie,
energieproductie, vervoer, toerisme en recreatieve dienstverlening) is direct
afhankelijk van de beschikbaarheid van water van een bepaalde kwaliteit en van
watergerelateerde ecosysteemdiensten. Extreme
verschijnselen als overstromingen en droogten berokkenen delen van de economie
en het publiek meer in het algemeen bovendien zeer grote schade. De effecten
doen zich vaak vooral voor in lage-inkomenslanden en in minder ontwikkelde
regio's, met name op het platteland, als gevolg van een minder volledige
tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake drinkwater en afvalwaterbehandeling,
een zwakke handhaving van of gebrek aan ruimtelijke ordening in gebieden die
kwetsbaar zijn voor overstromingen, en ontoereikende toegang tot technologie en
knowhow op het gebied van waterbesparing. Daarnaast moet
toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen in een
mensenrechtencontext worden beschouwd. 3. Doelstellingen De blauwdruk formuleert een beleidsreactie op
de hierboven beschreven uitdagingen, met het langetermijndoel om de
beschikbaarheid van water van goede kwaliteit voor duurzaam en rechtvaardig
watergebruik te waarborgen. Hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan elk
van de drie dimensies van de Europa 2020-strategie (slimme, duurzame en
inclusieve groei). Om deze doelstelling te kunnen verwezenlijken, dient op
EU-niveau een evenwichtige benadering te worden gehanteerd die erop is gericht: ·
een goede watertoestand te bereiken
in de Europese wateren, als algemene regel uiterlijk in 2015, of uiterlijk in 2027
in het geval van specifieke waterlichamen die onder uitzonderingen van de KRW
vallen; ·
waterstress te verminderen,
rekening houdend met de noodzaak om een ecologisch verantwoord debiet te
waarborgen op een niveau dat verenigbaar is met de doelstellingen van de KRW; ·
de kwetsbaarheid voor klimaatverandering en
extreme verschijnselen te verminderen. Met betrekking tot waterstress en kwetsbaarheid
moeten op stroomgebiedniveau concrete doelstellingen worden vastgesteld die in
de tweede ronde van stroomgebiedbeheersplannen moeten worden geïntegreerd. Er zijn vier groepen specifieke
doelstellingen aangewezen die met de bovengenoemde vier categorieën
waterbeheersproblemen corresponderen, te weten: –
intensiever gebruik maken van economische
instrumenten met het oog op een betere toewijzing van hulpbronnen en
internalisering van externe kosten; –
bevorderen van de integratie van
waterkwesties in sectorale beleidsgebieden ter waarborging van een bredere
toepassing van op natuurlijke processen gebaseerde waterretentie,
waterefficiëntiemaatregelen in gebouwen en watertoestellen, hergebruik
van water en instrumenten om het weglekken van water in
voorzieningsinfrastructuur tegen te gaan; –
tot stand brengen van een efficiëntere
watergovernance en een goede werkrelatie tussen de betrokken instanties
alsmede volledige integratie van kwesties op het gebied van waterkwaliteit,
waterbeschikbaarheid en hydromorfologie in het waterbeheer; –
verbeteren van de kennis en de instrumenten die waterbeheerders ter beschikking staan om een doeltreffende
besluitvorming mogelijk te maken en administratieve lasten te verminderen. 4. Beleidsopties Met de evaluatie van beleidsopties voor de
uitwerking van de blauwdruk wordt beoogd de lidstaten een instrumentarium aan
de hand te doen om de uitvoering van de belangrijkste maatregelen te
ondersteunen. De geanalyseerde beleidsopties kunnen in 4 verschillende
benaderingen worden ingedeeld: –
Een eerste reeks opties is gebaseerd op een vrijwillige
aanpak, onder meer in de vorm van de ontwikkeling van een verscheidenheid
aan instrumenten en richtsnoeren ter ondersteuning van het praktische
waterbeheer op EU- en op stroomgebiedniveau. –
De opties in het kader van een regelgevingsbenadering
zijn erop gericht een groot aantal van deze doelstellingen met betrekking
tot de ondersteuning van praktisch waterbeheer te bereiken, maar dan via
wetgevingsmaatregelen. –
Andere opties berusten op de volledige benutting
van de mogelijke conditionaliteit voor steunverlening in het kader van
de GSK-fondsen (EFRO, CF, ELFPO) in de periode na 2013 en van pijler I van
het GLB, overeenkomstig de voorstellen van de Commissie betreffende de
hervorming van het GLB en het meerjarig financieel kader (MFK). –
Tot slot moeten de overige opties waarborgen dat
bij de toewijzing van middelen uit de GSK-fondsen en het verstrekken van
EIB-leningen prioriteit wordt gegeven aan duurzaam waterbeheer. Deze
optie houdt weliswaar geen wijziging van het door de Commissie voorgestelde
meerjarig financieel kader in ten opzichte van het huidige beleidskader, maar
kan alleen worden geconcretiseerd indien de lidstaten watergerelateerde
prioriteiten opnemen in hun programmering en planning van de uitgaven. In totaal
zijn 37 opties aangewezen voor de bovengenoemde 4 probleemcategorieën waarin de
12 hoofdproblemen zijn ingedeeld. Deze voorlopige lijst
van opties werd in het kader van de raadplegingsprocedure aan het publiek en de
belanghebbenden voorgelegd en is verder geëvalueerd om te bepalen welk pakket
opties de voorkeur dient te krijgen. In de onderstaande tabel wordt een
overzicht van de 37 opties gegeven, waarbij is aangegeven welke specifieke
doelstellingen zij nastreven en onder welke beleidsbenadering zij vallen. Tabel
1: Lijst van opties die in de effectbeoordeling zijn onderzocht – de
overgebleven opties zijn in rood en onderstreept
weergegeven || Benaderingen Specifieke doelstelling || a) Vrijwillig || b) Regelgeving || c) Conditionaliteit || d) Prioriteit bij steunverlening 1 Prijsbeleid || Richtsnoeren voor handelsregelingen || n.v.t. || Integratie in de randvoorwaarden van pijler I van het GLB || n.v.t. 2 Watermetingen || Gebruik van het GMES || Wijziging KRW || Integratie in de randvoorwaarden van pijler I van het GLB || n.v.t. 3 Etikettering van wereldwijd verhandelde goederen || Vrijwillige etikettering || Verplichte etikettering || n.v.t. || n.v.t. 4 Op natuurlijke processen gebaseerde waterretentie- maatregelen || GUS-richtsnoeren || Wijziging KRW || Uitvoeringsbepalingen van de GSK-fondsen || GSK-fondsen en EIB-leningen 5.1 Watertoestellen/ watergerelateerde producten || Vrijwillige etikettering || Verplichte etikettering Opnemen in het werkprogramma van de richtlijn ecologisch ontwerp[1] || n.v.t. || n.v.t. 5.2 Gebouwen || Vrijwillige classificatie || Verplichte classificatie Minimumvereisten Richtlijn || n.v.t. || n.v.t. 6 Weglekken || Richtsnoeren || n.v.t. || n.v.t. || GSK-fondsen en EIB-leningen 7 Hergebruik van water || GUS-richtsnoeren CEN-norm || Verordening || n.v.t. || GSK-fondsen en EIB-leningen 8 Governance: || Wederzijdse beoordeling || Wijziging KRW Wijziging SMEB-richtlijn || n.v.t. || n.v.t. 9 Vaststellen van streefdoelen || GUS-richtsnoeren || Wijziging KRW || n.v.t. || n.v.t. 10 Droogtebeheer || Aanbeveling || Wijziging KRW Richtlijn inzake droogtebeheer || n.v.t. || n.v.t. 11 Kosten en baten || GUS-richtsnoeren || Wijziging KRW || n.v.t. || n.v.t. 12 Verspreiding van kennis || Verdere ontwikkeling van het waterinformatiesysteem voor Europa (WISE) || Herziening wettelijke voorschriften inzake rapportage en statistieken || n.v.t. || n.v.t. 5. Aanwijzing van een pakket voorkeursopties
en beoordeling van hun effect De evaluatie van de
opties kan worden beschouwd als een doorlichting van de verschillende
benaderingen voor elk van de 12 genoemde probleempunten. Uit de uitgevoerde
analyse komt naar voren dat de meest geschikte opties in de meeste gevallen op
een op richtsnoeren gebaseerde benadering berusten. De regelgevingsbenadering
wordt slechts voor 3 probleempunten aanbevolen (waterefficiëntie bij
watertoestellen en watergerelateerde producten, hergebruik van water en verspreiding
van kennis) aangezien het bestaande beleidskader, met name wat betreft de
tenuitvoerlegging van de KRW en het MFK, tot gevolg heeft dat de meeste
beleidsopties op het gebied van regelgeving en conditionaliteit pas in een
later stadium kunnen worden toegepast. De voorkeursopties zijn in tabel 1 in
rood en onderstreept aangegeven. Er moet worden benadrukt dat de opties die
wijzigingen van de wetgeving vergen, niet in het kader van de blauwdruk zullen
worden voorgesteld, maar eerst aan een diepgaande analyse zullen worden
onderworpen en alleen zullen worden voorgesteld indien dit op basis van een
specifieke effectbeoordeling voor het instrument dienstig wordt geacht. De voorgestelde richtsnoeren en instrumenten zijn
gericht op het verkennen van de interactie met specifieke economische
instrumenten en de wijze waarop deze in de plannen voor stroomgebied-,
overstromingsrisico- en droogtebeheer kunnen worden geïntegreerd. Zij zouden
informatie bieden ter ondersteuning van een intensiever gebruik van economische
instrumenten. Het voorgestelde pakket is echter niet bindend, zodat niet is
gegarandeerd dat dergelijke instrumenten op ruimere schaal worden ingevoerd. Het voorgestelde pakket dient ter bevordering
van een bredere integratie van waterkwesties in het sectorale beleid
door middel van richtsnoeren en verbeterde instrumenten voor planning en het
vaststellen van streefdoelen, die op verschillende aspecten van sectorale
integratie zijn afgestemd. Hierdoor kan bij de selectie van projecten die in
aanmerking komen voor steun in het kader van het GLB en het cohesiebeleid beter
rekening worden gehouden met aandachtspunten op het gebied van waterbeheer. Evenwel
bestaat er geen garantie dat dergelijk maatregelen worden uitgevoerd, aangezien
de invoering ervan op vrijwillige basis geschiedt. De in het kader van het voorgestelde pakket op
te stellen richtsnoeren, met betrekking tot onder meer waterhandel en
waterbalansen/streefdoelen, en het geplande stelsel van collegiale toetsing
dienen ertoe de efficiëntie van de governance op het gebied van
waterplanning te verhogen en zo tot een transparantere en effectievere
besluitvorming te komen. Onnodige lasten als gevolg van de bestaande
rapportageverplichtingen van de EU-wetgeving zouden worden weggenomen. Het voorgestelde pakket omvat een breed scala
van richtsnoeren en instrumenten om in de meest dringende behoeften van
waterbeheerders te voorzien. Zo zou informatie over waterbalansen en ecologisch
verantwoorde debieten belangrijke hiaten in de voor waterbeheerders beschikbare
kennis dichten. Verbeterde informatieplatformen en een betere
informatievoorziening op EU-niveau zouden voor een ruimere toegang tot
actuelere gegevens met een grotere interoperabiliteit zorgen, opdat in het
waterbeheer op EU-, nationaal en stroomgebiedniveau een doeltreffender
besluitvorming en beleidsontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. De invoering van
desbetreffende maatregelen is echter vrijwillig. Het voorgestelde pakket leidt tot een efficiënter
waterbeleid van de EU doordat kennishiaten worden gedicht, de governance
wordt verbeterd en doelgerichtere rapportageverplichtingen worden ingevoerd om
de administratieve lasten te verlichten. Het biedt voldoende speelruimte om de
instrumenten af te stemmen op situaties waarin een grote kosteneffectiviteit
kan worden behaald. Met eventuele wijzigingen van de in de waterwetgeving
vervatte rapportageverplichtingen zouden de bestaande coherentieproblemen
kunnen worden verholpen. Met het voorgestelde pakket zou een grotere samenhang
tussen de relevante beleidsgebieden van de EU (met name landbouw, cohesie,
gezondheid en energie) kunnen worden bewerkstelligd. Het voorgestelde pakket zal ertoe bijdragen
problemen op het gebied van de ecologische toestand van de Europese wateren,
waterstress en kwetsbaarheid voor extreme verschijnselen aan te pakken. De voor de blauwdruk ontwikkelde modellen zullen naast de evaluatie van
individuele maatregelen uitgangspunten vormen voor de beoordeling van de economische,
ecologische en sociale effecten van de tenuitvoerlegging van de
verschillende categorieën maatregelen op EU-niveau, met name voor wat betreft de
efficiëntieverbeteringen die in tal van economische sectoren kunnen worden
bereikt door ruimtelijke-ordeningsmaatregelen, efficiënter watergebruik en het
waarborgen van de beschikbaarheid van schoon water. Het feitelijke effect van
de maatregelen kan echter alleen worden vastgesteld op het passende
analyseniveau, namelijk dat van elk van de 110 stroomgebieden in de EU. Aan de
hand van de instrumenten die in het kader van de blauwdruk zijn ontwikkeld
(waterbalansen, hydro-economische modellen, gegevensbank met betrekking tot de
beschikbare maatregelen) zullen de lidstaten deze analyse in de context van de
volgende stroomgebiedbeheersplannen kunnen verrichten en de meest geschikte
combinatie van maatregelen kunnen kiezen. 6. Monitoring en evaluatie De tenuitvoerlegging van de blauwdruk en de
monitoring daarvan zal plaatsvinden op basis van de gemeenschappelijke
uitvoeringsstrategie[2] voor de KRW, die daarvoor een geschikt platform
biedt. De tenuitvoerlegging zal in twee fasen gebeuren, die overeenkomen met de
komende twee rondes van de GUS: ·
In de eerste fase (2013-2015) is het de bedoeling
om de opstelling van de volgende stroomgebiedbeheersplannen, die
door de lidstaten tegen het eind van 2015 moeten worden voorgelegd, te
beïnvloeden en de kennisbasis en instrumenten voor de beoordeling van deze
plannen en de herziening van de KRW te versterken. ·
De tweede fase (2016-2018) is gewijd aan de
beoordeling van die plannen en de voorbereiding van de herziening van de KRW. Er zal een een scorebord voor de blauwdruk worden
ontwikkeld om de tenuitvoerlegging van de voorstellen van de blauwdruk te
monitoren en de vooruitgang daarbij in kaart te brengen. Het scorebord zal elk
jaar door de strategische coördinatiegroep van de GUS en door de directeuren
Waterbeheer worden besproken. [1] Het opnemen van waterverbruikende toestellen is
besproken in de context van het werkplan voor de richtlijn ecologisch ontwerp
voor de periode 2012-2014. [2] http://ec.europa.eu/environment/water/water-framework/objectives/implementation_en.htm.