Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Beschikking nr. 574/2007/EG om het cofinancieringspercentage van het Buitengrenzenfonds te verhogen voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden op het gebied van hun financiële stabiliteit /* COM/2012/0527 final - 2012/0253 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL ·
Motivering en doel van het voorstel De aanhoudende
financiële en economische crisis zet de nationale overheidsfinanciën verder
onder druk en dwingt de lidstaten hun begroting in te krimpen. Een soepele
uitvoering bewerkstelligen van de programma's die zijn vastgesteld in het kader
van de vier fondsen van het algemeen programma "Solidariteit en beheer van
de migratiestromen" (hierna "de fondsen" genoemd), is dan ook een
bijzonder belangrijk middel om geld in de economie te injecteren. Vaak verloopt de
tenuitvoerlegging van die programma's echter moeizaam wegens liquiditeitsproblemen
als gevolg van begrotingsbeperkingen; deze leiden er dikwijls toe dat de
uitgaven fors moeten worden teruggeschroefd, waardoor de problemen bij
aanhoudende crisis toenemen. Dit geldt in het bijzonder voor de lidstaten die
het zwaarst door de huidige crisis zijn getroffen en die financiële bijstand
hebben ontvangen in het kader van een programma van het Europees financieel
stabilisatiemechanisme (EFSM), uit de Europese Faciliteit voor financiële
stabiliteit (EFSF) of via bilaterale leningen, voor de eurolanden, dan wel het
betalingsbalansmechanisme, voor niet-eurolanden. Tot op heden hebben zes landen
– waaronder Griekenland, dat vóór de oprichting van het EFSM ook financiële
bijstand heeft ontvangen in de vorm van bilaterale leningen – verzocht om
financiële bijstand in het kader van de verschillende steunmechanismen en met
de Commissie overeenstemming bereikt over een macro-economisch aanpassingsprogramma.
Deze zes landen zijn Hongarije, Roemenië, Letland (via het
betalingsbalansmechanisme), Portugal, Griekenland en Ierland (via het EFSM, het
EFSF of bilaterale leningen). Er zij op gewezen dat de programma's voor
Hongarije en Letland respectievelijk in 2010 en begin 2012 zijn verlopen. Om te waarborgen
dat de lidstaten die gebruikmaken van een financiële steunregeling (en andere
lidstaten die nog te maken krijgen met dergelijke bijstand) de in het kader van
de fondsen vastgestelde programma's blijven uitvoeren en de betalingen voor
projecten voortzetten, wordt voorgesteld de Commissie toe te staan om het
EU-cofinancieringspercentage voor deze landen te verhogen voor de periode
waarin zij financiële steun ontvangen uit een van de steunmechanismen in het
kader van de financieringsinstrumenten. Door deze maatregel krijgen de
lidstaten meer financiële middelen ter beschikking en wordt het gemakkelijker
om de programma's ter plaatse ten uitvoer te blijven leggen. ·
Algemene context Het is duidelijk
dat de verscherping van de financiële crisis in sommige lidstaten aanzienlijke
gevolgen heeft voor de reële economie, onder meer wegens de geaccumuleerde
schuldenlast en de moeite die de regeringen hebben om tegen redelijke kosten
geld op de markt te lenen. De Commissie is
allesbehalve bij de pakken gaan neerzitten en heeft verschillende voorstellen
gedaan om zo goed mogelijk te reageren op de huidige financiële crisis en de
sociaaleconomische gevolgen ervan. Haar drie voorstellen ter zake zijn aangenomen.
Het eerste voorstel strekt tot herziening van Verordening (EG) nr. 1083/2006
houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale
Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, om de bijdrage
van de Unie die middels tussentijdse betalingen en saldobetalingen wordt
uitgekeerd, met ten hoogste tien procentpunten boven de huidige maxima te
verhogen (Verordening (EU) nr. 1311/2011 van 13 december 2011). Het tweede
voorstel strekt tot herziening van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun
voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling, teneinde de bijdrage uit het fonds te verhogen tot 95 %
in de regio's die uit hoofde van de convergentiedoelstelling voor steun in
aanmerking komen, in de regio's in de ultraperifere gebieden en op de kleinere
eilanden in de Egeïsche Zee, en tot maximaal 85 % in andere regio’s
(Verordening (EU) nr. 1312/2011 van 19 december 2011). Het derde voorstel
strekt tot herziening van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het
Europees Visserijfonds, om de bijdrage van de Unie die middels tussentijdse
betalingen en saldobetalingen wordt uitgekeerd, met ten hoogste tien procentpunten
boven de huidige maxima te verhogen (Verordening (EU) nr. 387/2012 van 19 april
2012). ·
Bestaande bepalingen op het door het voorstel
bestreken gebied Volgens artikel 16 van Beschikking nr. 574/2007/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het
Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene
programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” mag het
EU-cofinancieringspercentage van ondersteunde acties in beginsel niet meer dan 50%
bedragen. Artikel 16 bepaalt ook dat dit EU-cofinancieringspercentage kan worden
verhoogd tot 75 % indien de betrokken lidstaat onder het Cohesiefonds valt of
de actie betrekking heeft op specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld in de
strategische richtsnoeren. ·
Samenhang met andere beleidsgebieden en
doelstellingen van de Unie Het voorstel is in
overeenstemming met andere voorstellen en initiatieven die de Commissie als
reactie op de financiële crisis heeft vastgesteld. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN ·
Raadpleging van belanghebbende partijen Er zijn geen
externe belanghebbenden geraadpleegd. ·
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid Er hoefde geen
beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. ·
Effectbeoordeling Dankzij dit voorstel zal de Commissie hogere
cofinancieringspercentages kunnen toepassen voor de landen die gebruikmaken van
een van de steunmechanismen. Er hoeven geen aanvullende begrotingsmiddelen
te worden vrijgemaakt, aangezien de jaarlijkse nationale toewijzing uit de
fondsen ten bate van de landen en de programma's voor de programmeringsperiode 2007-2013
niet zal veranderen. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL ·
Samenvatting van het voorstel Voorgesteld wordt artikel 16 van Beschikking
nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad te wijzigen om het mogelijk
te maken het EU-cofinancieringspercentage voor de nationale programma's in het
kader van het Buitengrensfonds met 20 procentpunten te verhogen, mits de
betrokken landen gebruikmaken van een van de steunmechanismen. Wanneer is besloten om een lidstaat financiële
bijstand te verlenen uit hoofde van een van de steunmechanismen, mag de
lidstaat bij de Commissie een ontwerp-jaarprogramma of ontwerp van herzien
jaarprogramma indienen waarin het verhoogde EU-cofinancieringspercentage wordt
toegepast. Een lidstaat mag het verhoogde EU-cofinancieringspercentage
alleen toepassen als hij ten tijde van het indienen van zijn
ontwerp-jaarprogramma of ontwerp van herzien jaarprogramma al gebruikmaakt van
een van de steunmechanismen. Als een actie van een specifiek jaarprogramma
echter eenmaal door de EU wordt gecofinancierd volgens het verhoogde
percentage, dan blijft dit het geval tot het eind van de subsidiabiliteitsperiode
van het betrokken jaarprogramma, of de lidstaat nog van een van de
steunmechanismen gebruikmaakt of niet. ·
Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag
is Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei
2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als
onderdeel van het algemene programma "Solidariteit en beheer van de
migratiestromen". Deze beschikking is gebaseerd op het beginsel van gedeeld
beheer tussen de Commissie en de lidstaten en omvat bepalingen voor het
programmeringsproces, alsmede regelingen voor het programmabeheer (inclusief
het financiële beheer), het toezicht, de financiële controle en de evaluatie
van de projecten. ·
Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel is in
overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel doordat het ertoe strekt via de
fondsen meer steun te verlenen aan bepaalde lidstaten die – mede door
structurele binnenlandse problemen en het internationale economische en
financiële klimaat – in ernstige moeilijkheden verkeren, met name wat hun
economische groei en financiële stabiliteit betreft, en die een oplopend tekort
en een verslechterende schuldenpositie of een vertraagde economische groei
kennen. Tegen deze achtergrond moet op EU-niveau een tijdelijk mechanisme
worden vastgesteld op grond waarvan de Europese Unie een hoger
cofinancieringpercentage kan toepassen voor haar bijdrage in gecertificeerde
uitgaven in het kader van de fondsen. ·
Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is in
overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het behelst
namelijk verregaande maatregelen om meer steun uit de fondsen te verlenen aan
lidstaten die te maken hebben met moeilijkheden of ernstige dreiging van grote
moeilijkheden als gevolg van buitengewone gebeurtenissen die de lidstaten niet
in de hand hebben en die vallen onder de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 407/2010
van de Raad (houdende instelling van een Europees financieel
stabilisatiemechanisme (EFSM)), om diezelfde redenen financiële bijstand
ontvangen uit de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) dan wel
het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM), of die te maken hebben met
moeilijkheden of ernstige dreiging van moeilijkheden met betrekking tot hun
betalingsbalans en die vallen onder de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 332/2002
van de Raad. Dit zou ook gelden voor Griekenland, dat financiële bijstand heeft
ontvangen in het kader van een akkoord tussen de kredietverstrekkers en de
leningsovereenkomst van de eurozone. ·
Keuze van instrument Voorgesteld
instrument: besluit. Andere
instrumenten zouden om de navolgende redenen ongeschikt zijn. De Commissie heeft
de manoeuvreerruimte onderzocht die het wettelijk kader biedt, en acht het in
het licht van de tot op heden opgedane ervaring nodig om wijzigingen van de
beschikking voor te stellen. Het doel van deze herziening is de cofinanciering
van acties te vergemakkelijken, zodat deze sneller kunnen worden uitgevoerd en
het effect van de investeringen op de reële economie ook sneller intreedt. 4. GEVOLGEN
VOOR DE BEGROTING Er is geen effect
op de vastleggingskredieten, aangezien geen wijziging wordt voorgesteld van de
maximumbedragen voor financiering uit de fondsen, als vastgesteld in de
jaarprogramma's voor de programmeringsperiode 2007-2013. Het voorstel laat
zien dat de Commissie bereid is om de lidstaten bij te staan in hun pogingen om
de financiële crisis aan te pakken. Dankzij de wijzigingen zullen de betrokken
lidstaten de middelen ontvangen die nodig zijn om projecten te ondersteunen en
het herstel van de economie kracht bij te zetten. 2012/0253 (COD) Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE
RAAD tot wijziging van Beschikking nr. 574/2007/EG
om het cofinancieringspercentage van het Buitengrenzenfonds te verhogen voor
bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te
ondervinden op het gebied van hun financiële stabiliteit HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Bij Beschikking nr. 574/2007/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007[1] is het Buitengrenzenfonds voor
de periode 2007-2013 ingesteld als onderdeel van het algemene programma
„Solidariteit en beheer van de migratiestromen” en zijn verschillende
EU-cofinancieringspercentages bepaald voor acties die uit het fonds worden
ondersteund. (2) De ongekende wereldwijde
financiële crisis en economische neergang hebben de economische groei en de
financiële stabiliteit ernstig geschaad, en de financiële, economische en
maatschappelijke omstandigheden in verscheidene lidstaten beduidend
verslechterd. Bepaalde landen ondervinden ernstige moeilijkheden of dreigen
deze te ondervinden, met name wat betreft hun financiële en economische
stabiliteit, waardoor hun tekort oploopt, hun schuldenpositie verslechtert en
hun economische groei wordt bedreigd, waarbij het internationale economische en
financiële klimaat de situatie nog verergert. (3) Hoewel reeds belangrijke
maatregelen zijn genomen om de negatieve effecten van de crisis tegen te gaan,
zijn de gevolgen van de financiële crisis voor de reële economie, de
arbeidsmarkt en de samenleving als geheel op grote schaal voelbaar. De druk op
de nationale financiële middelen neemt toe en er moeten snel verdere stappen
worden genomen om die druk te verlichten door zoveel en zo goed mogelijk
gebruik te maken van EU-financiering. (4) Verordening (EG) nr. 332/2002
van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor
financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de
lidstaten[2]
bepaalt dat de Raad in geval van moeilijkheden of ernstig dreigende
moeilijkheden in de betalingsbalans van een lidstaat die niet aan de euro
deelneemt, financiële ondersteuning op middellange termijn moet verlenen. (5) Bij Beschikking 2009/459/EG
van de Raad[3]
is dergelijke financiële bijstand verleend aan Roemenië. (6) Op 9 mei 2010 stelde de Raad
een compleet pakket maatregelen vast, met a) een verordening van de Raad
houdende instelling van het Europees financieel stabilisatiemechanisme[4] op grond van artikel 122, lid 2,
van het Verdrag, en b) de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit
(EFSF) voor de verlening van financiële bijstand aan lidstaten uit de eurozone
die in moeilijkheden verkeren als gevolg van buitengewone omstandigheden die
deze lidstaten uit de eurozone niet kunnen beheersen, teneinde de financiële
stabiliteit te waarborgen van zowel de eurozone in haar geheel als die van de
afzonderlijke lidstaten die daarvan deel uitmaken. (7) Bij Uitvoeringsbesluiten 2011/77/EU[5] en 2011/344/EU[6] van de Raad is financiële
bijstand uit het Europees financieel stabilisatiemechanisme verleend aan respectievelijk
Ierland en Portugal. Deze landen hebben ook middelen ontvangen uit de Europese
faciliteit voor financiële stabiliteit. (8) Het akkoord tussen de
kredietverstrekkers (Intercreditor Agreement) en de leningsovereenkomst (Loan
Facility Agreement) voor Griekenland, die zijn gesloten op 8 mei 2010, zijn op 11
mei 2010 in werking getreden. Op 12 maart 2012 hebben de ministers
van Financiën van de 17 lidstaten van de eurozone dit eerste programma
onderbroken en een tweede programma voor financiële bijstand aan Griekenland
goedgekeurd. Er is besloten om dit tweede programma te financieren door middel
van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en ook het resterende
deel van de bijdrage van de eurozone in het kader van het eerste programma
daaruit te betalen. (9) Op 2 februari 2012 hebben de
ministers van Financiën van de 17 lidstaten van de eurozone het Verdrag tot
oprichting van het Europees stabiliteitsmechanisme ondertekend. Op grond van dat verdrag, dat volgt op Besluit 2011/199/EU
van de Europese Raad van 25 maart 2011 tot wijziging van artikel 136 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot een
stabiliteitsmechanisme voor de lidstaten die de euro als munt hebben[7], wordt het Europees stabiliteitsmechanisme
bij zijn inwerkingtreding medio 2012 het belangrijkste instrument voor
financiële ondersteuning van lidstaten in de eurozone.
Derhalve dient bij het onderhavige besluit reeds rekening te worden
gehouden met het Europees stabiliteitsmechanisme. (10) In zijn conclusies juicht de
Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 het voornemen van de Commissie om te
zorgen voor sterkere synergieën tussen het kredietprogramma voor Griekenland en
de fondsen van de Unie toe en ondersteunt hij de inspanningen om Griekenland
meer in staat te stellen de middelen van de Unie aan te spreken teneinde de
groei en de werkgelegenheid te stimuleren door zich opnieuw te richten op het
verbeteren van het concurrentievermogen en het scheppen van werkgelegenheid. In
deze conclusies toonde de Europese Raad zich tevens ingenomen met het
uitgebreide programma voor technische bijstand aan Griekenland dat door de
Commissie in samenwerking met de lidstaten is opgesteld, en zegde hij zijn
steun hiervoor toe. De onderhavige wijziging van Beschikking nr. 574/2007/EG
maakt deel uit van dit streven naar meer synergie. (11) Gelet op de buitengewone
omstandigheden, is Verordening (EG) nr. 1083/2006 houdende algemene bepalingen
inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal
Fonds en het Cohesiefonds gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1311/2011 om het
mogelijk te maken het in het kader van de structuurfondsen en het Cohesiefonds
toegepaste cofinancieringspercentage te verhogen voor lidstaten die ernstige
moeilijkheden ondervinden wat betreft hun financiële stabiliteit[8]. Voor deze landen is een
vergelijkbare benadering gevolgd in het kader van het Europees Landbouwfonds
voor Plattelandsontwikkeling (Verordening (EU) nr. 1312/2011 tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 1698/2005)[9]
en in het kader van het Europees Visserijfonds (Verordening (EU) nr. 387/2012
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1198/2006)[10]. Deze lidstaten dienen op
dezelfde wijze te worden gesteund in het kader van de vier programma's die voor
de periode 2007-2013 zijn vastgesteld als onderdeel van het algemeen programma
"Solidariteit en beheer van de migratiestromen", namelijk het
Buitengrenzenfonds, het Europees Terugkeerfonds, het Europees
Vluchtelingenfonds en het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van
derde landen (hierna "de fondsen" genoemd). (12) De fondsen bieden de lidstaten
belangrijke hulp bij het aangaan van grote uitdagingen op het gebied van
migratie, asiel en buitengrenzen, zoals de ontwikkeling van een alomvattend
Europees immigratiebeleid, teneinde het concurrentievermogen en de sociale
cohesie van de Unie te versterken en een gemeenschappelijk Europees
asielstelsel tot stand te brengen. (13) Om de EU-financiering op het
gebied van migratie, asiel en buitengrenzen te vereenvoudigen en de lidstaten
meer middelen ter beschikking te kunnen stellen voor de uitvoering van hun
jaarprogramma's in het kader van de fondsen, dient te worden geregeld dat het
EU-cofinancieringspercentage in het kader van de fondsen tijdelijk en zonder gevolgen
voor de programmeringsperiode 2014-2020 met een bedrag gelijk aan twintig
procentpunten meer dan de huidige cofinancieringspercentages wordt verhoogd
voor lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden wat hun financiële
stabiliteit betreft. Dit betekent dat de jaarlijkse nationale toewijzing uit de
fondsen overeenkomstig de basisbesluiten onveranderd blijft, terwijl de
nationale cofinanciering dienovereenkomstig wordt verminderd. Lopende
jaarprogramma's zullen moeten worden herzien in het licht van de wijzigingen
die voortvloeien uit de toepassing van het verhoogde
EU-cofinancieringspercentage. (14) Een lidstaat die wil
gebruikmaken van het hogere cofinancieringspercentage dient de Commissie een
schriftelijke verklaring te doen toekomen en daar zijn ontwerp-jaarprogramma of
ontwerp van herzien jaarprogramma aan toe te voegen. In zijn verklaring dient
de betrokken lidstaat te verwijzen naar het betrokken besluit van de Raad of
naar een ander relevant besluit op grond waarvan de lidstaat in aanmerking komt
voor het verhoogde EU-cofinancieringspercentage. (15) De ongekende crisis op de
internationale financiële markten en de economische achteruitgang hebben de
financiële stabiliteit van verscheidene lidstaten ernstig geschaad. Aangezien
een snelle reactie nodig is om de effecten op de economie als geheel tegen te
gaan, dient dit besluit zo spoedig mogelijk in werking te treden. (16) Beschikking nr. 574/2007/EG
dient derhalve te worden gewijzigd. Verwijzingen naar artikel 16 van
Beschikking nr. 574/2007 of naar het daarin vastgestelde EU-bijdragepercentage
dienen geacht te worden betrekking te hebben op het herziene artikel 16 en op
het – eventueel verhoogde – EU-bijdragepercentage. (17) Wat IJsland en Noorwegen
betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van het Schengenacquis die valt
onder de in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG van 17 mei 1999
van de Raad inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de
Europese Unie met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten
overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de
uitvoering, de toepassing en de verdere ontwikkeling van het Schengenacquis[11]. (18) Wat Zwitserland betreft, houdt
dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de
zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de
Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de
uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen
onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG
van de Raad, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de
Raad betreffende de sluiting van die overeenkomst namens de Europese
Gemeenschap[12]. (19) Wat Liechtenstein betreft,
houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis
in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de
Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding
van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie,
de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop de
Zwitserse Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de
ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied dat is bedoeld
in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, gelezen
in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad betreffende
de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol[13]. (20) Volgens het aan het Verdrag
betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken neemt
Denemarken niet deel aan de aanneming door de Raad van overeenkomstig
titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie voorgestelde maatregelen, met uitzondering echter van
"maatregelen tot bepaling van de derde landen waarvan de onderdanen bij
overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum of
(...) maatregelen betreffende een uniform visummodel". Aangezien dit besluit
een ontwikkeling van het Schengenacquis inhoudt, dient Denemarken
overeenkomstig artikel 4 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken,
dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie, binnen een termijn van zes maanden
nadat de Raad een besluit heeft genomen over een voorstel of een initiatief tot
uitwerking van het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel V van
het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, te
beslissen of het dit besluit in zijn nationale wetgeving zal omzetten. (21) Dit besluit houdt een
ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd
Koninkrijk niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29
mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van
Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de
bepalingen van het Schengenacquis en het daarop volgende Besluit 2004/926/EG
van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing door het
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de bepalingen van
het Schengenacquis. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de
vaststelling van dit besluit en is niet gebonden door of onderworpen aan de
toepassing ervan. (22) Dit besluit houdt een
ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet
deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002
betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het
Schengenacquis. Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit
en is niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan, HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT
VASTGESTELD: Artikel 1 Artikel 16, lid 4,
van Beschikking nr. 574/2007/EG wordt vervangen door: ‘4. De
bijdrage van de Unie aan ondersteunde projecten, wat betreft acties in de
lidstaten in de zin van artikel 4, bedraagt ten hoogste 50 % van de totale
kosten van een specifieke actie. De bijdrage van de
Unie kan worden verhoogd tot 75 % voor projecten die betrekking hebben op
specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld in de in artikel 20 bedoelde
strategische richtsnoeren. Het percentage van
de bijdrage van de Unie wordt in de lidstaten die onder het Cohesiefonds
vallen, verhoogd tot 75 %. De bijdrage van de Unie mag
met 20 procentpunt worden verhoogd, mits de betrokken lidstaat bij het indienen
van zijn ontwerp-jaarprogramma overeenkomstig artikel 23, lid 3, van dit
besluit, of van zijn ontwerp van herzien jaarprogramma overeenkomstig artikel 23
van Beschikking 2008/456/EG van de Commissie*,
voldoet aan een van de volgende voorwaarden: a) hij ontvangt financiële bijstand op
middellange termijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 van
de Raad**; b) hij ontvangt financiële bijstand
overeenkomstig Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad*** of hij ontvangt
vóór de inwerkingtreding van die verordening financiële bijstand van andere
lidstaten uit de eurozone; c) hij ontvangt financiële bijstand
overeenkomstig de intergouvernementele overeenkomst tot instelling van de
Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit of het Verdrag tot instelling
van het Europees Stabiliteitsmechanisme. De betrokken lidstaat legt de Commissie samen
met zijn ontwerp-jaarprogramma of zijn ontwerp van herzien jaarprogramma een
schriftelijke verklaring voor om te bevestigen dat hij aan een van de in de
vierde alinea, onder a), b) of c), bedoelde voorwaarden voldoet. Ook wanneer een project in de loop van de
tenuitvoerlegging van het betrokken jaarprogramma niet meer voldoet aan een van
de in de vierde alinea, onder a), b) of c), bedoelde voorwaarden, mag de cofinanciering
volgens het verhoogde percentage worden voortgezet. ________ * PB L 167
van 27.06.2008, blz. 1. ** PB L 53
van 23.2.2002, blz. 1. *** PB L 118
van 12.5.2010, blz. 1.”. Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op de dag na die
van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 3 Dit besluit is
gericht tot de lidstaten, overeenkomstig de Verdragen. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] PB L 144 van 6.6.2007, blz. 22. [2] PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1. [3] PB L 150 van 13.6.2009, blz. 8. Beschikking laatstelijk
gewijzigd bij Besluit 2010/183/EG van de Raad (PB L 83 van 30.3.2010, blz. 19).
[4] PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1. [5] PB L 30 van 4.2.2011, blz. 34. [6] PB L 159 van 17.6.2011, blz. 88. [7] PB L 91 van 6.4.2011, blz. 1. [8] PB L 337 van 20.12.2011, blz. 5. [9] PB L 339 van 21.12.2011, blz. 1. [10] PB L 129 van 16.05.2012, blz. 7. [11] PB L 176 van 10.07.1999, blz. 31. [12] PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1. [13] PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19.