Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot instelling van een definitief antidumpingrecht op hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad /* COM/2012/0453 final - 2012/0218 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Dit voorstel betreft de toepassing van
Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009
betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die
geen lid zijn van de Europese Gemeenschap ("de basisverordening"), in
het kader van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen
betreffende de invoer van hefboommechanismen van oorsprong uit de
Volksrepubliek China. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING ·
Raadpleging van belanghebbende partijen Partijen die belang bij de procedure hebben,
werden overeenkomstig de basisverordening in de loop van het onderzoek in de
gelegenheid gesteld hun belangen te verdedigen. ·
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid Er behoefde geen beroep te worden gedaan op
externe deskundigheid. ·
Effectbeoordeling Dit voorstel vloeit voort uit de tenuitvoerlegging
van de basisverordening. De basisverordening voorziet niet in een algemene
effectbeoordeling, maar bevat wel een uitputtende lijst van factoren die moeten
worden beoordeeld. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTELRechtsgrondslag Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad
van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping
uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap. ·
Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel betreft een gebied dat onder de
exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel
is derhalve niet van toepassing. ·
Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende redenen in
overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: de vorm van de maatregel wordt voorgeschreven in
de basisverordening en laat geen ruimte voor nationale besluitvorming. Beschrijving van de wijze waarop de financiële en
administratieve lasten voor de Unie, de nationale, regionale en plaatselijke
overheden, de bedrijven en de burgers zo veel mogelijk worden beperkt en hoe
zij in verhouding staan tot het doel van het voorstel: niet van toepassing. ·
Keuze van instrumenten Voorgesteld instrument: verordening Andere instrumenten zouden om de volgende reden
ongeschikt zijn: Andere instrumenten zouden ongeschikt zijn omdat
de basisverordening niet in andere mogelijkheden voorziet. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de
begroting van de Unie. 5. FACULTATIEVE ELEMENTEN Op 23 juli 2011 is een nieuw onderzoek geopend
bij het vervallen van de maatregelen betreffende de invoer van
hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Uit het onderzoek is gebleken dat dumping en
schade zich naar alle waarschijnlijkheid opnieuw zullen voordoen. Er waren geen
aanwijzigingen dat de verlenging van de maatregelen tegen het belang van de
Unie zou indruisen. Daarom wordt voorgesteld de maatregelen voort te zetten. Op 22 juni 2012 heeft de Commissie haar
bevindingen met betrekking tot dit onderzoek bekendgemaakt en de belanghebbende
partijen de kans gegeven commentaar te leveren. Er werden geen opmerkingen
ontvangen die een wijziging van de bevindingen van de Commissie
rechtvaardigden. Opgemerkt zij dat de producenten-exporteurs in de
Volksrepubliek China geen medewerking aan het onderzoek hebben verleend. Daarom wordt voorgesteld dat de Commissie haar
goedkeuring hecht aan het bijgevoegde voorstel voor een verordening van de
Raad, zodat het aan de Raad kan worden toegezonden en uiterlijk op 11 september
2012 in het Publicatieblad van de Europese Unie kan worden
bekendgemaakt. 2012/0218 (NLE) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot instelling van een definitief
antidumpingrecht op hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek
China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de
maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr.
1225/2009 van de Raad DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de
Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met
dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap ("de
basisverordening")[1],
en met name artikel 9, lid 4, en artikel 11, leden 2, 5 en 6, Gezien het
voorstel van de Europese Commissie ("de Commissie"), ingediend na
raadpleging van het Raadgevend Comité, Overwegende hetgeen volgt: A. PROCEDURE 1. Geldende maatregelen (1) Bij Verordening (EG)
nr. 1136/2006[2]
("de oorspronkelijke verordening") heeft de Raad een definitief
antidumpingrecht van 27,1% en 47,4% ingesteld op hefboommechanismen van
oorsprong uit de Volksrepubliek China ("de VRC"). 2. Verzoek om een nieuw
onderzoek bij het vervallen van de maatregelen (2) Na de bekendmaking van een
bericht dat de definitieve antidumpingmaatregelen op korte termijn zouden
vervallen[3],
heeft de Commissie op 26 april 2011 een verzoek ontvangen om een nieuw
onderzoek te openen op grond van artikel 11, lid 2, van de
basisverordening. Het verzoek werd ingediend door LAMMA (Lever Arch Mechanism
Manufacturers Association) namens drie producenten in de Unie die samen een
groot deel, in dit geval meer dan 50%, van de totale productie van
hefboommechanismen in de Unie voor hun rekening nemen ("de indiener van
het verzoek"). (3) Het verzoek bevatte voldoende
bewijsmateriaal dat het vervallen van de op de invoer van hefboommechanismen
van oorsprong uit de VRC ingestelde maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot
het voortduren of opnieuw optreden van dumping en schade voor de bedrijfstak
van de Unie. 3. Opening van een nieuw
onderzoek bij het vervallen van de maatregelen (4) Nadat de Commissie na raadpleging
van het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende
bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen
te openen, heeft zij op 23 juli 2011 door de bekendmaking van een bericht
in het Publicatieblad van de Europese Unie ("het bericht van
opening")[4]
de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de
basisverordening aangekondigd. 4. Onderzoek 4.1. Tijdvak van het nieuwe onderzoek en
beoordelingsperiode (5) Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid
van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1
juli 2010 tot en met 30 juni 2011 ("het tijdvak van het nieuwe
onderzoek" of "TNO"). Het onderzoek van de ontwikkelingen die
relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van het voortduren
of opnieuw optreden van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2008
tot het eind van het TNO ("de beoordelingsperiode"). 4.2. Bij het onderzoek betrokken partijen (6) De Commissie heeft de
indiener van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie,
producenten-exporteurs in het betrokken land, niet-verbonden importeurs en haar
bekende betrokken gebruikers in de Unie, evenals de vertegenwoordigers van het
betrokken land officieel van de opening van het nieuwe onderzoek bij het
vervallen van de maatregelen in kennis gesteld. (7) Belanghebbenden werden in de
gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn
hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.
Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden
gehoord. (8) Gezien
het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in de VRC, niet-verbonden
importeurs en producenten in de Unie werd in het bericht van opening overwogen
om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van
steekproeven. (9) Om de Commissie in staat te
stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, een
representatieve steekproef samen te stellen, werd de producenten-exporteurs in
de VRC en de niet-verbonden importeurs verzocht zich binnen 15 dagen na de
opening van het nieuwe onderzoek kenbaar te maken en de in het bericht van
opening gevraagde informatie aan de Commissie te verstrekken. Aangezien geen enkele
producent-exporteur in de VRC zich kenbaar heeft gemaakt en de in het bericht
van opening gevraagde informatie aan de Commissie heeft verstrekt, en slechts
één niet-verbonden importeur zich kenbaar heeft gemaakt maar de Commissie de in
het bericht van opening gevraagde informatie niet heeft verstrekt, werd een
steekproef in beide gevallen niet nodig geacht. (10) In het bericht van opening
heeft de Commissie meegedeeld dat zij een voorlopige steekproef van producenten
in de Unie had samengesteld. Deze steekproef bestond uit twee ondernemingen,
die op grond van hun verkoop- en productievolume van het betrokken product in
2010 en hun plaats van vestiging in de Unie werden gekozen uit de zes
producenten in de Unie die vóór de opening van het onderzoek bij de Commissie
bekend waren. De twee in de steekproef opgenomen ondernemigen waren goed voor
meer dan 50% van de totale geraamde productie en verkoop in de Unie tijdens het
TNO. Belanghebbenden werd verzocht om binnen 15 dagen na de datum van
bekendmaking van het bericht van opening het dossier te raadplegen en
opmerkingen te maken over de geschiktheid van deze keuze. Geen enkele
belanghebbende was tegen de voorgestelde steekproef gekant. (11) De Commissie heeft
vragenlijsten gestuurd naar de twee in de steekproef opgenomen producenten in
de Unie, de zich kenbaar gemaakte importeur en alle haar bekende betrokken
gebruikers. (12) De twee in de steekproef
opgenomen producenten in de Unie en twee gebruikers hebben de vragenlijsten
beantwoord teruggestuurd. De in overweging 9 vermelde niet-verbonden importeur
die zich kenbaar had gemaakt, heeft de steekproefvragen niet beantwoord en ook
de vragenlijst niet ingevuld. (13) De Commissie heeft alle
gegevens verzameld en gecontroleerd die zij nodig acht om vast te stellen of
het waarschijnlijk is dat de dumping en de daaruit resulterende schade zullen
voortduren of opnieuw zullen optreden en om het belang van de Unie te bepalen.
Bij de volgende belanghebbenden werd ter plaatse een controle verricht: a) producenten in de Unie –
Industria Meccanica Lombarda S.r.l., Offanengo,
Italië –
NIKO Metallurgical Company, d.d. Zelezniki,
Slovenië b) gebruiker –
HIT OFFICE s.r.o. Teplice, Tsjechië B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK
PRODUCT (14) Het betrokken product is bij
dit nieuwe onderzoek hetzelfde als bij het oorspronkelijke onderzoek, namelijk
hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China die doorgaans
worden gebruikt in ordners waarin bladen en andere documenten worden
gearchiveerd, en momenteel onder de GN-code ex 8305 10 00 (Taric-code 8305 10
00 50) vallen ("het betrokken product"). Deze hefboommechanismen
bestaan uit stevige gebogen elementen (doorgaans twee) van metaal die op een
plaat zijn bevestigd en ten minste één openingsmechanisme dat het mogelijk
maakt bladen in de ordner op te bergen. Ringbandmechanismen die onder dezelfde
GN-code vallen, worden bij dit onderzoek niet tot het betrokken product
gerekend. (15) Evenals bij het
oorspronkelijke onderzoek is bij het nieuwe onderzoek gebleken dat het betrokken
product en het product van de producenten in de Unie dezelfde technische en
fysieke basiskenmerken en dezelfde gebruikstoepassingen hebben. Daarom werden
al deze producten beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1,
lid 4, van de basisverordening. C. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING
OF HERHALING VAN DUMPING (16) Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd
nagegaan of het waarschijnlijk is dat de dumping zal worden voortgezet of zich
opnieuw zal voordoen indien de bestaande maatregelen vervallen. 1. Voorafgaande opmerkingen (17) Zoals vermeld in overweging
(9) heeft geen van de bij de opening van het onderzoek benaderde bekende
Chinese producenten-exporteurs aan het onderzoek meegewerkt. De Chinese
autoriteiten zijn van dit feit en van de mogelijke toepassing van artikel 18,
lid 1, van de basisverordening in kennis gesteld en konden hierover opmerkingen
maken. Er werden hierover geen opmerkingen ontvangen. (18) Daarom en in overeenstemming
met artikel 18, lid 1, van de basisverordening moesten de onderstaande
bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van voortzetting of
herhaling van dumping worden gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name
vrij toegankelijke informatie (zoals officiële websites van ondernemingen en
informatie over het product via onlinezoekmachines), de in het verzoek om een
nieuw onderzoek verstrekte informatie en de van de medewerkende partijen
(d.w.z. de indieners van het verzoek en de in de steekproef opgenomen
producenten in de Unie) tijdens het nieuwe onderzoek verkregen informatie. 2. Invoer
met dumping in het TNO (19) In het bericht van opening
wordt verwezen naar het gebruik van een referentieland om de normale waarde
vast te stellen. (20) Door het gebrek aan medewerking van zowel de
producenten-exporteurs in de VRC en de niet-verbonden importeurs op de markt
van de Unie kon de Commissie de uitvoerhoeveelheden en -prijzen in het kader
van transacties niet vaststellen. Daarom heeft de Commissie alternatieve
methoden overwogen om de uitvoerprijs vast te stellen. (21) In de
eerste plaats werd overwogen of er bij wijze van alternatief geen beroep op
Eurostat (getoetst met behulp van andere beschikbare gegevens) kon worden
gedaan om de uitvoerprijzen vast te stellen. De gegevens van Eurostat werden
echter ongeschikt geacht omdat de informatie niet uitsluitend op de invoer van
het betrokken product betrekking had en geen vergelijking van de uitvoerprijzen
met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie per type mogelijk maakte. (22) In de tweede plaats werd
overwogen gebruik te maken van de in het verzoek om een nieuw onderzoek
vermelde uitvoerprijzen. Deze methode werd bij het oorspronkelijke onderzoek
toegepast en laat een vergelijking per type toe. De bij het verzoek om een
nieuw onderzoek gevoegde facturen vermeldden echter de uitvoerprijzen naar
andere derde landen. (23) Bijgevolg kon de dumping niet
op basis van de prijzen bij uitvoer naar de Unie worden berekend en was het
onmogelijk dumping vast te stellen. Daarom concentreerde het onderzoek zich op
de vraag of het waarschijnlijk is dat dumping zich opnieuw zal voordoen. 3. Waarschijnlijkheid van
herhaling van dumping (24) Bij het onderzoek naar de
waarschijnlijkheid van herhaling van dumping werden de volgende elementen
onderzocht: de verhouding tussen de normale waarde en de prijzen bij uitvoer
naar derde landen; de productiecapaciteit, de productie en de reservecapaciteit
in de VRC; en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor invoer uit de
VRC. 3.1 Verhouding tussen
de normale waarde en de prijzen bij uitvoer naar derde landen (25) Gezien het gebrek aan
medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC werd de normale waarde
vergeleken met de prijzen bij uitvoer uit de VRC overeenkomstig artikel 2, lid
7, van de basisverordening. 3.1.1 Basis voor het vaststellen van de
normale waarde (26) Omdat de VRC een land met een
overgangseconomie is, moest de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 7,
onder a), van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de prijs of de
door berekening vastgestelde waarde in een geschikt derde land met een
markteconomie (het referentieland), of op basis van de prijs bij uitvoer uit
het referentieland naar andere landen, met inbegrip van de Unie, of, indien
zulks niet mogelijk was, op elke andere redelijke grondslag, met inbegrip van
de in de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke
product, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge. (27) In het verzoek van de
bedrijfstak van de Unie om een nieuw onderzoek werden een aantal producenten in
landen met een markteconomie buiten de Unie vermeld (namelijk India, Iran en
Thailand). Bij de opening van het onderzoek heeft de Commissie contact met deze
producenten opgenomen, evenals met andere potentiële producenten in
soortgelijke landen die via vrij toegankelijke bronnen konden worden
opgespoord. (28) In het bericht van opening
werd vermeld dat, als de producenten in landen met een markteconomie buiten de
Unie geen medewerking verleenden, de Commissie voornemens was de werkelijk
betaalde of te betalen prijzen in de Unie te gebruiken om de normale waarde
vast te stellen. Ook bij het oorspronkelijke onderzoek waren trouwens de
werkelijk betaalde of te betalen prijzen in de Unie gebruikt om de normale
waarde vast te stellen. (29) Geen
van de belanghebbenden heeft opmerkingen gemaakt over de geschiktheid van de
bovenvermelde methode om de normale waarde vast te stellen. (30) Geen
van de door de Commissie benaderde producenten in landen met een markteconomie
buiten de Unie heeft aan het nieuwe onderzoek meegewerkt. (31) Daarom kon de Commissie niet
anders dan de werkelijk betaalde of te betalen prijzen in de Unie te gebruiken
om de normale waarde vast te stellen. 3.1.2 Normale waarde (32) Overeenkomstig artikel 2, lid
7, onder a), van de basisverordening en zoals toegelicht in de overwegingen
(26) tot en met (31) werd de normale waarde vastgesteld op basis van de in de
Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product in het
kader van normale handelstransacties. (33) De normale waarde was
bijgevolg de gewogen gemiddelde binnenlandse verkoopprijs van de in de
steekproef opgenomen producenten in de Unie bij levering aan niet-verbonden
afnemers. (34) Eerst werd voor de in de
steekproef opgenomen producenten in de Unie nagegaan of hun binnenlandse
verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers representatief
was overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening, d.w.z. of de
totale binnenlandse verkoop minstens 5% bedroeg van de totale uitvoer van het
betrokken product naar de Unie. Door het gebrek aan medewerking van de
producenten-exporteurs in de VRC moest de totale uitvoer naar de Unie op basis
van de beschikbare gegevens worden vastgesteld. Zoals vermeld in overweging
(21) werden de gegevens van Eurostat en andere statistische gegevens ongeschikt
geacht om vast te stellen of er sprake was van voortzetting van dumping. Deze
gegevens konder echter wel worden gebruikt als indicatie van de invoer in de
Unie (noodzakelijk voor de totale uitvoer uit de VRC). Op basis hiervan werd de
binnenlandse verkoop van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie
als over het algemeen voldoende representatief tijdens het TNO beschouwd.
Gezien het gebrek aan medewerking van de exporteurs in de VRC kon de
representativiteit niet per type worden onderzocht. (35) De Commissie heeft vervolgens
onderzocht of de binnenlandse verkoop van elke in de steekproef opgenomen
producent in de Unie kan worden geacht te hebben plaatsgevonden in het kader
van normale handelstransacties, d.w.z. of de gemiddelde verkoopprijzen van elke
in de steekproef opgenomen producent in de Unie gelijk of hoger dan de
gemiddelde productiekosten en dus winstgevend zijn. (36) Vastgesteld werd dat de
verkoop van de producenten in de Unie doorgaans winstgevend was. Bijgevolg werd
de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde verkoopprijs
van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. 3.1.3 Uitvoerprijs (37) Bij gebrek aan medewerking van
de producenten-exporteurs werden de in het verzoek om een nieuw onderzoek
opgenomen gegevens over de prijzen bij uitvoer van de VRC naar derde landen het
meest geschikt geacht. 3.1.4 Vergelijking (38) De gewogen gemiddelde normale
waarde en de gewogen gemiddelde uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium
af fabriek. Uit deze vergelijking bleek dat de in het verzoek om een nieuw
onderzoek vermelde prijs bij uitvoer naar derde landen aanzienlijk (meer dan
30%) lager was dan de normale waarde. Daaruit blijkt dat bij de intrekking van
de maatregelen de producten hoogstwaarschijnlijk in de Unie zullen worden
gedumpt. 3.2 Productiecapaciteit van de
producenten-exporteurs (39) Aangezien
de producenten-exporteurs niet aan het onderzoek hebben meegewerkt, zijn de
volgende conclusies hoofdzakelijk gebaseerd op de in het verzoek om een nieuw
onderzoek opgenomen informatie (waar mogelijk getoetst met behulp van vrij
toegankelijke informatie). (40) Op
basis van de door de bedrijfstak van de Unie verstrekte informatie wordt de
productiecapaciteit van hefboommechanismen in de VRC geraamd op minstens 600 à
700 miljoen stuks. (41) Uit de tijdens het onderzoek
verkregen informatie blijkt bovendien dat de productiecapaciteit van
hefboommechanismen in de VRC gemakkelijk kan worden verhoogd, onder meer door
bij stijgende vraag extra arbeidskrachten in dienst te nemen en in beperkte
mate in het machinepark te investeren. (42) Geen
enkele belanghebbende heeft aanvullende opmerkingen gemaakt en/of informatie
verstrekt over de productiecapaciteit in de VRC. (43) Geconcludeerd wordt dat de
productiecapaciteit in de VRC 170 à 350% hoger is dan het verbruik in de Unie
en aanzienlijk hoger dan de productie in de Unie. 3.3 Productie en
reservecapaciteit van de producenten-exporteurs in de VRC (44) Aangezien
de producenten-exporteurs niet aan het onderzoek hebben meegewerkt, is de
informatie over de daadwerkelijke productie en de reservecapaciteit
hoofdzakelijk gebaseerd op de in het verzoek om een nieuw onderzoek opgenomen
informatie (waar mogelijk getoetst met behulp van vrij toegankelijke
informatie). (45) In het verzoek om een nieuw
onderzoek werd de productie van hefboommechanismen geraamd op 200 à 400 miljoen
stuks en de reservecapaciteit op 200 à 500 miljoen stuks. Deze
reservecapaciteit komt dus ruwweg overeen met het verbruik in de Unie. (46) Nadat
de ramingen – waar mogelijk – met behulp van vrij toegankelijke gegevens waren
getoetst, werd geconcludeerd dat ze aannemelijk waren. (47) Met
betrekking tot de reservecapaciteit en zoals vermeld in overweging (41) blijkt
uit de tijdens het onderzoek verkregen informatie dat de productiecapaciteit
van hefboommechanismen in de VRC gemakkelijk kan worden verhoogd, onder meer
door bij stijgende vraag extra arbeidskrachten in dienst te nemen en in beperkte
mate in het machinepark te investeren. (48) Daarom kan redelijkerwijze
worden geconcludeerd dat de VRC over een aanzienlijke reservecapaciteit
beschikt. Zoals toegelicht in de overwegingen (49) tot en met (55) is het zeer
waarschijnlijk dat deze reservecapaciteit naar de markt van de Unie zal worden
uitgevoerd als de maatregelen worden ingetrokken. 3.4 Aantrekkelijkheid van de markt van
de Unie (49) Uit de tijdens het nieuwe
onderzoek verzamelde informatie blijkt dat de markt van de Unie een aantrekkelijke
afzetmarkt voor hefboommechanismen uit de VRC zou zijn als de maatregelen
worden ingetrokken. Opgemerkt zij dat vóór de instelling van de geldende
maatregelen het verbruik in de Unie aanzienlijk was (bijna 400 miljoen stuks).
Tegelijkertijd bedroeg de invoer uit de VRC ruim 200 miljoen stuks, d.w.z. meer
dan 50% van het totale verbruik van de Unie. (50) Uit het onderzoek is gebleken
dat de vraag naar hefboommechanismen in de Unie nog steeds aanzienlijk is. Het
verbruik in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode slechts licht gedaald
(zie overwegingen (63), (64) en (98)) en de markt van de Unie – die goed is
voor ruim 50% van de wereldmarkt – is wereldwijd nog steeds de grootste markt
voor hefboommechanismen. (51) Er
zijn bovendien weinig andere markten voor hefboommechanismen en het is
onwaarschijnlijk dat deze markten de overcapaciteit van de VRC zullen
absorberen. (52) Zoals
vermeld in overweging (38) blijkt bovendien uit een vergelijking van de prijzen
bij uitvoer van de VRC naar derde landen met de prijzen op de markt van de Unie
dat de markt van de Unie – als de maatregelen worden ingetrokken –
aantrekkelijk zou zijn voor dergelijke goedkope importproducten. Temeer daar de
prijzen op de markt van de Unie doorgaans hoger zijn dan op andere exportmarkten. (53) Daarom zou het betrokken product waarschijnlijk uit de VRC
naar de markt van de Unie worden uitgevoerd als de maatregelen werden
ingetrokken. (54) Uit vrij toegankelijke
informatie over de producenten in de VRC blijkt dat deze ondernemingen hoofdzakelijk
of uitsluitend voor de exportmarkt produceren. (55) Ten slotte zij opgemerkt dat
sinds de instelling van definitieve maatregelen een aantal gevallen is
geconstateerd waarbij ingevoerde hefboommechanismen verkeerd waren ingedeeld:
grote hoeveelheden afzonderlijke hefboommechanismen en covers werden
gedeclareerd als volledige ordners met hefboommechanismen. Daardoor werden geen
rechten betaald voor deze ingevoerde producten. Deze verkeerde indeling heeft
het Comité Douanewetboek er in november 2010 toe aangezet in een verklaring te
verduidelijken dat hefboommechanismen die onder die omstandigheden worden
ingevoerd, afzonderlijk moeten worden gedeclareerd. Het is nog te vroeg om te
bepalen of deze verklaring het gewenste effect heeft gehad. De Commissie is in
elk geval van plan de situatie nauwgezet te volgen. Uit dit alles blijkt echter
nogmaals dat de markt van de Unie ondanks de maatregelen nog steeds
aantrekkelijk is voor de producenten-exporteurs in de VRC. 3.5. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid
van herhaling van dumping (56) Zoals vermeld in overweging
(38) blijkt uit een vergelijking van de in het verzoek om een nieuw onderzoek
opgenomen prijzen bij uitvoer naar derde landen met de prijs op de markt van de
Unie dat het met grote waarschijnlijkheid opnieuw tot dumping zal komen. (57) Gezien
de aanzienlijke productiecapaciteit in de VRC, de capaciteit van de Chinese
producenten om hun productie met het oog op uitvoer snel te verhogen, de
wellicht lage prijzen van de uitgevoerde producten en de aantrekkelijkheid van
de markt van de Unie als exportmarkt, is het bovendien aannemelijk dat de
intrekking van de maatregelen zal leiden tot een toename van de uitvoer met
dumping van hefboommechanismen uit de VRC naar de Unie. E. DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE
UNIE (58) Tijdens het TNO produceerden zes bekende producenten
hefboommechanismen in de Unie: drie ervan waren de indieners van het verzoek in
het onderhavige geval. Tijdens het onderzoek hebben geen andere ondernemingen
zich gemeld als producenten in de Unie. Daarom worden deze zes producenten als
de bedrijfstak van de Unie beschouwd in de zin van artikel 4, lid 1, en
artikel 5, lid 4, van de basisverordening ("de bedrijfstak van de
Unie"). F. SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE 1. Voorafgaande
opmerking (59) Om de schade te analyseren
heeft de Commissie informatie ontleend aan Eurostat en andere beschikbare
statistische bronnen, het verzoek om een nieuw onderzoek, de antwoorden op de
vragenlijst en de controles ter plaatse. (60) De macro-economische
indicatoren – productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoop in de EU
en op derde markten, marktaandeel, groei, werkgelegenheid en productiviteit,
omvang van de werkelijke dumpingmarge en herstel van de dumping in het verleden
– zijn gebaseerd op de door de bedrijfstak van de Unie verstrekte gegevens.
Daarbij werden de antwoorden op de vragenlijst van de twee in de steekproef
opgenomen producenten in de Unie aangevuld met door alle andere producenten in
de Unie verstrekte informatie. (61) De micro-economische
indicatoren – voorraden, lonen, verkoopprijzen, winstgevendheid, investeringen,
rendement van investeringen, kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken –
zijn gebaseerd op gegevens die door de twee in de steekproef opgenomen producenten
in de Unie zijn verstrekt. Aangezien de twee in de steekproef opgenomen
producenten in de Unie goed zijn voor meer dan 50% van de totale geraamde
productie en verkoop in de Unie, werden zij in het kader van dit nieuwe
onderzoek representatief geacht voor de bedrijfstak van de Unie. De gegevens
met betrekking tot de twee in de steekproef opgenomen ondernemingen kunnen
alleen in geïndexeerde vorm worden gepresenteerd om – overeenkomstig artikel 19
van de basisverordening – de vertrouwelijkheid van bedrijfsgevoelige informatie
te waarborgen. (62) Door het gebrek aan
medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en de niet-verbonden
importeurs is de ontwikkeling van de invoerprijs en de prijsonderbieding
gebaseerd op alternatieve informatiebronnen, zoals het verzoek om een nieuw
onderzoek, Eurostat en andere voor de Commissie toegankelijke vertrouwelijke
statistische informatiebronnen, en de controles ter plaatse. De gegevens over
de invoer zijn gebaseerd op het verzoek om een nieuw onderzoek, dat op gegevens
van Eurostat was gebaseerd. Aangezien deze gegevens niet uitsluitend betrekking
hadden op de invoer van het betrokken product, werden ze getoetst en aangepast
met behulp van andere voor de Commissie toegankelijke vertrouwelijke
statistische informatie. Om deze vertrouwelijke statistische informatie te
beschermen zijn sommige van de onderstaande cijfers als indexcijfers of als
liggend binnen een bepaald bereik weergegeven. 2. Verbruik
in de Unie (63) Het
verbruik in de Unie werd vastgesteld op grond van het verkoopvolume van de
bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en de invoer. Vastgesteld werd
dat het verbruik tijdens het TNO 200 à 350 miljoen stuks bedroeg. (64) Het verbruik van
hefboommechanismen in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 12%
gedaald. De daling kan gedeeltelijk worden toegeschreven aan de economische
crisis en veranderende consumptiepatronen (bijvoorbeeld de bevordering van
"groene kantoren" en elektronische archiveringsmethoden, de algemene
daling van het aantal administratieve banen). Tabel 1 Verbruik || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Volume || || || || Index (2008=100) || 100 || 84 || 90 || 88 Bron: Antwoorden op de vragenlijst, verzoek om
een nieuw onderzoek, Eurostat en andere voor de Commissie toegankelijke
statistische informatiebronnen. 3. Omvang
en marktaandeel van de invoer uit de VRC (65) Het marktaandeel is tijdens de
TNO met 54% gedaald (zie tabel 2). (66) Bovendien is de invoer uit de
VRC sinds de instelling van antidumpingrechten in 2006 aanzienlijk gedaald van
een marktaandeel van 51% in het OT van het oorspronkelijke onderzoek tot 7 à
15% tijdens het TNO. De omvang van de invoer uit de VRC is tijdens de
beoordelingsperiode laag gebleven als gevolg van de geldende
antidumpingmaatregelen. De invoer uit de VRC is echter nog steeds goed voor een
groot deel (85 à 95% tijdens het TNO) van de totale invoer in de Unie omdat
andere derde landen slechts in beperkte mate hefboommechanismen uitvoeren.
Tijdens de beordelingsperiode is de invoer met 59% gedaald. Tabel 2 Invoer uit de VRC || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Omvang van de invoer Index (2008=100) || 100 || 56 || 44 || 41 Marktaandeel van de invoer Index (2008=100) || 100 || 66 || 48 || 46 Bron: Antwoorden op de
vragenlijst, verzoek om een nieuw onderzoek, Eurostat en andere voor de
Commissie toegankelijke statistische informatiebronnen. 4. Ontwikkeling van de
prijzen bij invoer uit de VRC en prijsonderbieding 4.1 Ontwikkeling van de prijzen (67) Door het gebrek aan
medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en het gebrek aan
alternatieve informatiebronnen kon de uitvoerprijs niet nauwkeurig worden
vastgesteld. Zoals vermeld in overweging (21) werden de beschikbare
statistische gegevens ongeschikt geacht omdat ze niet uitsluitend op de invoer
van het betrokken product betrekking hadden en geen vergelijking van de
uitvoerprijzen met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie per type mogelijk
maakten. (68) Toch werden de overige voor de
Commissie toegankelijke vertrouwelijke statistische informatiebronnen geschikt
geacht om de algemene ontwikkeling van de prijzen bij invoer uit de VRC vast te
stellen. Uit de ontwikkeling van de invoerprijzen blijkt dat de prijzen tijdens
de beoordelingsperiode gestegen zijn. Tabel 3 Invoerprijzen van het betrokken product || 2008 || 2009 || 2010 || TNO VRC || || || || Index || 100 || 102 || 118 || 118 Bron: Antwoorden op de vragenlijst, verzoek om een
nieuw onderzoek, Eurostat en andere voor de Commissie toegankelijke
statistische informatiebronnen. 4.2 Prijsonderbieding (69) Door het gebrek aan
medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en het gebrek aan
alternatieve informatiebronnen werd de prijsonderbieding berekend op basis van
de in het verzoek om een nieuw onderzoek opgenomen gegevens over de prijzen bij
uitvoer naar derde landen (zie overweging (37)). De zo berekende prijsonderbieding
bedraagt ongeveer 20%. 5. Invoer en marktaandeel van
de invoer uit andere derde landen (70) De belangrijkste producenten
van hefboommechanismen in de wereld zijn in de Unie en de VRC gevestigd. De
invoer uit andere derde landen (bijvoorbeeld India) is verwaarloosbaar (minder
dan 1%). 6. Economische situatie van
de bedrijfstak van de Unie (71) Overeenkomstig
artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie een
beoordeling gemaakt van alle relevante economische factoren en indicatoren die
op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn. 6.1. Macro-economische indicatoren a) Productie (72) De productie in de Unie is
tijdens de beoordelingsperiode weinig veranderd (behalve in 2009). De daling in
2009, die enigermate te wijten was aan de wereldwijde economische crisis, werd
gecompenseerd door een stijging in 2010. (73) Ondanks de dalende verkoop in
de Unie (zie de overwegingen (75) tot en met (77)) konden de producenten in de
Unie hun productie tijdens de beoordelingsperiode handhaven dankzij een
stijging van de uitvoer naar derde landen (zie overweging (78)). Tabel 4 Totale productie in de Unie || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Volume ('000 stuks) || || || || Productie || 351 480 || 301 661 || 360 007 || 354 646 Index (2008=100) || 100 || 86 || 102 || 101 Bron: antwoorden op de vragenlijst. b) Productiecapaciteit en bezettingsgraad (74) De productiecapaciteit is
licht gestegen omdat de producenten in de Unie tijdens de beoordelingsperiode
in extra capaciteit en moderniseringen hebben geïnvesteerd. De bezettingsgraad
is tamelijk stabiel gebleven en alleen in 2009 licht gedaald. Deze kleine
daling was vooral te wijten aan de wereldwijde economische crisis in 2009. Tabel 5 Productiecapaciteit en bezettingsgraad || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Volume ('000 stuks) || || || || Productiecapaciteit || 452 407 || 453 323 || 465 984 || 465 401 Index (2008=100) || 100 || 100 || 103 || 103 Bezettingsgraad || 77.7% || 66.5% || 77.3% || 76.2% Index (2008=100) || 100 || 86 || 99 || 98 Bron: antwoorden op de vragenlijst. c) Verkoop in de Unie (75) De onderstaande tabel geeft de
verkoop weer van de bedrijfstak van de Unie aan onafhankelijke afnemers op de
markt van de Unie. Tabel 6 Verkoop aan niet-verbonden afnemers || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Volume ('000 stuks) || 315 715 || 281 281 || 309 941 || 304 444 Index (2008=100) || 100 || 89 || 98 || 96 Bron:
antwoorden op de vragenlijst. (76) De
verkoop in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 4% gedaald. (77) In 2009 is de verkoop met 11%
gedaald als gevolg van de wereldwijde economische crisis. Daarna heeft de
verkoop zich hersteld: tijdens het TNO werd het niveau van 2008 bijna opnieuw
bereikt. d) Verkoop aan
derde landen (78) De onderstaande tabel geeft de
verkoop weer van de bedrijfstak van de Unie aan derde landen. Uit de cijfers
blijkt dat deze verkoop tijdens de beoordelingsperiode sterk is gestegen. Tabel 7 Verkoop aan derde landen || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Volume ('000 stuks) || 26 750 || 42 105 || 59 221 || 57 148 Index (2008=100) || 100 || 157 || 221 || 214 Bron: antwoorden op de
vragenlijst. e) Marktaandeel (79) Ondanks de daling van de
verkoop in de Unie is het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie tijdens
de beoordelingsperiode met 9% gestegen tot 80 à 93% tijdens het TNO. De
stijging van het marktaandeel van de Unie was het gevolg van de daling van het
verbruik in de Unie en van de daling van het marktaandeel van de invoer uit de
VRC. Tabel 8 Marktaandeel van de Unie || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Index (2008=100) || 100 || 106 || 109 || 109 Bron: Antwoorden op de
vragenlijst, verzoek om een nieuw onderzoek, Eurostat en andere voor de
Commissie toegankelijke statistische informatiebronnen. f) Groei (80) Tussen 2008 en het TNO is het
verbruik in de Unie met 12% gedaald. De verkoop van de producenten in de Unie
op de markt van de Unie is met 4% gedaald. Het marktaandeel van de producenten
in de Unie is met 9% gestegen. g) Werkgelegenheid (81) De werkgelegenheid in de
sector is tijdens de beoordelingsperiode in de Unie gedaald. Deze daling hield
verband met het feit dat de bedrijfstak van de Unie het productieproces heeft
gemoderniseerd en gemechaniseerd. Tabel 9 Werkgelegenheid in de Unie || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Aantal werknemers || 710 || 588 || 561 || 552 Index (2008=100) || 100 || 83 || 79 || 78 Bron: antwoorden op de vragenlijst. h) Productiviteit (82) De productiviteit van de
werknemers van de bedrijfstak van de Unie, uitgedrukt in output per werknemer
per jaar, heeft zich tijdens de beoordelingsperiode positief ontwikkeld en is
in 2010 en het TNO stabiel gebleven. (83) De stijging van de
productiviteit hield verband met het moderniseringsproces (zie overweging
(93)). Tabel 10 Productiviteit || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Productiviteit ('000 stuks per jaar) || 495 || 513 || 642 || 642 Index (2008=100) || 100 || 104 || 130 || 130 Bron: antwoorden op de vragenlijst. i) Hoogte van de werkelijke dumpingmarge
en herstel van dumping in het verleden (84) Er zij nogmaals op gewezen dat
de dumping niet kon worden berekend (zie overwegingen (19) tot en met (23)). Op
basis van een vergelijking van de normale waarde – gebaseerd op de gemiddelde
verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie – met de uitvoerprijzen –
gebaseerd op de prijzen bij uitvoer naar derde landen – werd echter vastgesteld
dat het waarschijnlijk opnieuw tot dumping zou komen. (85) Uit de analyse blijkt dat de
bedrijfstak van de Unie zich vooral heeft hersteld dankzij de instelling van
antidumpingmaatregelen en dat de geldende maatregelen doeltreffend zijn. 6.2 Micro-economische indicatoren a) Voorraden (86) De onderstaande tabel geeft de
omvang van de voorraden aan het einde van elke periode weer. Tabel 11 Eindvoorraden || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Index (2008=100) || 100 || 43 || 61 || 83 Bron: antwoorden op de
vragenlijst. (87) Uit het onderzoek is gebleken
dat de voorraden van de bedrijfstak van de Unie geen relevante indicator voor
de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie zijn
omdat de omvang van de voorraden seizoensgebonden is. b) Lonen (88) Tijdens de beoordelingsperiode
is het gemiddelde loon gestegen met 33% per werknemer. Tabel 12 Loonkosten per werknemer || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Index (2008=100) || 100 || 116 || 133 || 133 Bron:
antwoorden op de vragenlijst. c) Verkoopprijzen (89) De gemiddelde eenheidprijs van
hefboommechanismen in de Unie is tussen 2008 en het TNO licht gestegen. De
daling in 2010 in vergelijking met 2009 houdt verband met schommelingen van de
grondstofprijzen. Tabel 13 Eenheidsprijs op de markt van de Unie (euro per 000 stuks) || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Index (2008=100) || 100 || 103 || 101 || 104 Bron: antwoorden op de vragenlijst. d) Winstgevendheid (90) De onderstaande winstmarges
zijn vastgesteld door de financiële resultaten van de bedrijfstak van de Unie
uit te drukken als percentage van de omzet op de markt van de Unie. Tabel 14 Winstgevendheid || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Index (2008=100) || 100 || 107 || 105 || 104 Bron: antwoorden op de vragenlijst. (91) Vóór de instelling van de
definitieve maatregelen in 2006 maakte de bedrijfstak van de Unie zwaar
verlies. Sindsdien is de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
tijdens de beoordelingsperiode verbeterd, hoewel het in het oorspronkelijke
onderzoek tijdens het TNO vastgestelde streefcijfer van 5% winst niet werd
gehaald. e) Investeringen, rendement van
investeringen en kasstroom (92) De onderstaande tabel geeft de
ontwikkeling van de investeringen, het rendement van de investeringen en de
kasstroom weer. Tabel 15 Investeringen, rendement van investeringen en kasstroom || 2008 || 2009 || 2010 || TNO Investeringen || || || || Index (2008=100) || 100 || 152 || 41 || 51 Rendement van investeringen || || || || Index (2008=100) || 100 || 111 || 109 || 108 Kasstroom || || || || Index (2008=100) || 100 || 291 || 247 || 236 Bron:
antwoorden op de vragenlijst. (93) Dankzij het herstel na de
instelling van de maatregelen in 2006 heeft de bedrijfstak vooral in 2008 en
2009 aanzienlijk kunnen investeren in de modernisering en de uitbreiding van de
productiefaciliteiten. De verbeterde winstgevendheid komt ook tot uiting in de
verbeterde kasstroom. f) Vermogen om kapitaal aan te trekken (94) Uit het onderzoek is niet
gebleken dat de bedrijfstak van de Unie problemen heeft om kapitaal aan te
trekken. 6.3. Conclusie over de economische situatie
van de bedrijfstak van de Unie (95) Uit de bovenstaande analyse
blijkt dat de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie is verbeterd
en dat de bedrijfstak sinds de instelling van de maatregelen in 2006
levensvatbaar is. Omdat de positieve ontwikkelingen zich pas na de instelling
van de maatregelen hebben voorgedaan, de werkgelegenheid in de sector is
gedaald en de winstgevendheid nog onder het streefcijfer ligt, wordt de
economische situatie van de bedrijfstak toch nog fragiel en kwetsbaar geacht.
Daarom wordt geconcludeerd dat deels of uitsluitend dankzij de instelling van
maatregelen de bedrijfstak geen schade meer lijdt. G. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING
VAN SCHADE (96) Sinds de instelling van de
geldende maatregelen is de situatie van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk
verbeterd. Toch blijkt uit de analyse dat de bedrijfstak nog steeds fragiel en
kwetsbaar is. (97) Daarom
is het passend na te gaan of herhaling van aanmerkelijke schade waarschijnlijk
is teneinde uit te maken of – indien de maatregelen zouden vervallen – de
verwachte ontwikkelingen wat betreft hoeveelheden en prijzen van de invoer van
oorsprong uit de VRC tot een verslechtering van de huidige situatie zouden
leiden (zie de overwegingen (98) tot en met (106)). (98) Er zijn wereldwijd twee
belangrijke producenten van hefboommechanismen – de VRC en de Unie. De Unie is
wereldwijd de grootste markt voor hefboommechanismen, gevolgd door Zuid-Amerika
en Rusland. Er zijn kleine producenten in andere landen (bijvoorbeeld India)
maar zij zijn vooral op hun respectieve binnenlandse markten actief. De VSA en
Canada maken gebruik van andere archiveringssystemen. (99) Er zij nogmaals op gewezen dat
de VRC over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikt en dat de productie van
hefboommechanismen in de VRC gemakkelijk kan worden verhoogd (zie de
overwegingen (45) tot en met (48)). (100) Er zij ook nog eens op gewezen
dat de reservecapaciteit in de VRC ruwweg overeenkomt met het verbruik in de
Unie (zie overweging (45)). (101) Het is bovendien waarschijnlijk
dat – als de maatregelen worden ingetrokken – de eventuele toename van de
productie van hefboommechanismen in de VRC naar de Unie wordt uitgevoerd (zie
overweging (53)). Deze veronderstelling is gebaseerd op het feit dat de markt
van de Unie wereldwijd nog steeds de grootste markt voor hefboommechanismen is,
het verbruik er betrekkelijk stabiel is en de prijzen er doorgaans hoger zijn
dan op andere exportmarkten (zie overweging (52)). Opgemerkt zij ook dat er
behalve de Unie en de VRC geen andere landen zijn die een belangrijke rol
spelen bij de productie en de uitvoer van hefboommechanismen. (102) Zoals vermeld in overweging
(41) kan de productiecapaciteit in de VRC bovendien gemakkelijk worden verhoogd
door eenvoudigweg extra arbeidskrachten in dienst te nemen. Daarom zou de
uitvoer uit de VRC een eventuele stijging van het verbruik in de Unie kunnen
opvangen. Gezien de potentieel lage prijs van de uit de VRC ingevoerde
producten – zoals blijkt uit de vergelijking van de Chinese prijzen bij uitvoer
naar derde landen – en de blijkbaar onbegrensde mogelijkheden om goedkoop
producten te leveren zou de bedrijfstak van de Unie hoogstwaarschijnlijk niet
kunnen profiteren van een eventuele stijging van de vraag, wat zou leiden tot
een belangrijk verlies aan marktaandeel indien de maatregelen werden
ingetrokken. (103) Daarom valt te verwachten dat
een aanzienlijke toename van de invoer van hefboommechanismen uit de VRC naar
de Unie ernstige negatieve gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie zal hebben.
Zoals eerder is vermeld, wordt verwacht dat de hoeveelheid uit de VRC
ingevoerde hefboommechanismen aanzienlijk zal toenemen als de maatregelen
worden ingetrokken. Bovendien zou die invoer hoogstwaarschijnlijk een sterke
druk uitoefenen op de markt van de Unie, en bijgevolg op de bedrijfstak van de
Unie, zoals op te maken valt uit de gegevens over het prijsniveau in derde
landen. Uit de beschikbare gegevens blijkt immers dat de huidige Chinese
prijzen de prijzen in de Unie met ongeveer 20% onderbieden (zie overweging
(69)). Als de maatregelen worden ingetrokken, is het bijgevolg heel
waarschijnlijk dat de prijzen bij invoer uit de VRC aanzienlijk onder de
prijzen in de Unie zullen liggen. (104) Dat de
markt van de Unie aantrekkelijk is voor Chinese exporteurs blijkt ook uit de
pogingen om producten verkeerd in te delen en zo de geldende
antidumpingmaatregelen te omzeilen (zie overweging (55)). (105) Gezien het voorgaande is het
waarschijnlijk dat bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien
van hefboommechanismen van oorsprong uit de VRC de invoer in de Unie tegen zeer
lage prijzen fors zal stijgen, waarbij het hoogstwaarschijnlijk tot een
aanzienlijke onderbieding van de prijzen in de Unie zal komen. Hierdoor zou
aanmerkelijke schade ontstaan. Bovendien zouden de investeringen en de
inspanningen die de bedrijfstak de voorbije jaren heeft geleverd om de crisis
te boven te komen, teniet worden gedaan. (106) Daarom wordt geconcludeerd dat
de intrekking van de geldende maatregelen ten aanzien van de invoer van
hefboommechanismen van oorsprong uit de VRC de bedrijfstak van de Unie
hoogstwaarschijnlijk opnieuw schade zal berokkenen. H. BELANG VAN DE UNIE 1. Voorafgaande opmerking (107) Overeenkomstig artikel 21 van
de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de bestaande
antidumpingmaatregelen in strijd is met het belang van de hele Unie. (108) Het belang van de Unie werd
bepaald aan de hand van een afweging van de belangen van alle betrokkenen (de
bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers). (109) Bij het oorspronkelijke
onderzoek werd de vaststelling van maatregelen niet in strijd geacht met het
belang van de Unie. Bovendien is het huidige onderzoek een nieuw onderzoek bij
het vervallen van maatregelen, hetgeen betekent dat een situatie wordt geanalyseerd
waarin al antidumpingmaatregelen gelden. (110) Op basis daarvan werd
onderzocht of er, ondanks de conclusie dat het waarschijnlijk is dat het
opnieuw tot dumping en schade zal komen, dwingende redenen zijn om te
concluderen dat het in dit bijzondere geval niet in het belang van de Unie is
de maatregelen te handhaven. 2. Belang van de bedrijfstak
van de Unie (111) De handhaving van de
antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit het betrokken land
vergroot de kans dat de bedrijfstak van de Unie een redelijk niveau van
winstgevendheid bereikt, aangezien zo mede wordt voorkomen dat de bedrijfstak
van de Unie door aanzienlijke ingevoerde hoeveelheden uit de VRC van de markt
wordt verdrongen. (112) Hoogstwaarschijnlijk zal het
immers opnieuw in aanzienlijke mate tot schade veroorzakende dumping komen,
waaraan de bedrijfstak van de Unie niet in staat zal zijn het hoofd te bieden.
De bedrijfstak van de Unie zou bijgevolg profiteren van de handhaving van de
huidige antidumpingmaatregelen. (113) Daarom wordt geconcludeerd dat
de handhaving van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de VRC duidelijk in
het belang van de bedrijfstak van de Unie is. 3. Belang van de importeurs
en de gebruikers (114) Zoals eerder vermeld, heeft
geen enkele niet-verbonden importeur de vragenlijst beantwoord. De importeurs
van hefboommechanismen zijn normaliter ook de gebruikers van het betrokken
product, aangezien zij het voor de productie van ordners met hefboommechanismen
gebruiken. (115) Verschillende gebruikers
(d.w.z. producenten van ordners met hefboommechanismen) hebben zich tijdens het
onderzoek kenbaar gemaakt. Slechts één gebruiker heeft de vragenlijst
beantwoord, maar gezien de kwaliteit van de ingediende informatie konden de
gegevens slechts in beperkte mate tijdens de controle ter plaatse worden
geverifieerd. (116) Volgens de gecontroleerde
gebruiker zouden ook antidumpingmaatregelen moeten worden ingesteld op de
invoer van ordners met hefboommechanismen uit de VRC. Deze claim was echter
niet met bewijsmateriaal gestaafd. (117) Twee gebruikers waren gekant
tegen de handhaving van de maatregelen. Hun standpunt was echter niet met
argumenten onderbouwd. (118) Uit de analyse is echter ook
gebleken dat als de VRC als gevolg van de intrekking van de maatregelen de enige
leverancier van hefboommechanismen zou worden, ook de positie van de
producenten van ordners met hefboommechanismen in het gedrang zou komen door
het gebrek aan concurrentie op de wereldmarkt voor hefboommechanismen. De
bestaande maatregelen bevorderen daarom de verscheidenheid van het aanbod en de
mededinging op de wereldmarkt voor hefboommechanismen, wat uiteindelijk in het
belang is van de gebruikers. (119) Drie andere gebruikers die
alleen de in de Unie geproduceerde hefboommechanismen gebruiken, namen een
neutraal standpunt in en één gebruiker sprak zijn steun uit voor de handhaving
van de maatregelen. (120) Aangezien de kosten van
hefboommechanismen een minimumpercentage van de kleinhandelsprijs van
hefboommechanismen uitmaken, hebben de maatregelen nagenoeg geen effect op de
prijs van het eindproduct (ordners met hefboommechanismen) en bijgevolg ook
geen gevolgen voor de eindconsumenten. 4. Conclusie inzake het
belang van de Unie (121) Rekening houdend met alle
bovengenoemde factoren wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn
om de geldende antidumpingmaatregelen niet te handhaven. I. ANTIDUMPINGMAATREGELEN (122) Alle partijen zijn in kennis
gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de
Commissie wil aanbevelen de bestaande maatregelen te handhaven. Zij konden
hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. De opmerkingen zijn
onderzocht, maar hebben geen aanleiding gegeven tot wijziging van de
belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan besloten is de
antidumpingmaatregelen te handhaven. (123) Uit het bovenstaande volgt dat
de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op hefboommechanismen van
oorsprong uit de VRC overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de
basisverordening moeten worden gehandhaafd, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 1. Er wordt een definitief
antidumpingrecht ingesteld op hefboommechanismen van oorsprong uit de
Volksrepubliek China die doorgaans worden gebruikt in ordners waarin bladen en
andere documenten worden gearchiveerd, en momenteel onder de GN-code ex 8305 10
00 (Taric-code 8305 10 00 50) vallen. Deze hefboommechanismen bestaan uit
stevige gebogen elementen (doorgaans twee) van metaal die op een plaat zijn
bevestigd en ten minste één openingsmechanisme dat het mogelijk maakt bladen in
de ordner op te bergen. 2. De definitieve
antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens
Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door
onderstaande ondernemingen, zijn als volgt: Fabrikant || Antidumpingrecht || Aanvullende Taric-code Dongguan Nanzha Leco Stationary The First Industrial Camp, Nanzha, Humen, Dongguan, China || 27,1% || A729 Alle andere ondernemingen || 47,4% || A999 3. Tenzij anders vermeld, zijn
de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de dag
na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] PB L 343
van 22.12.2009, blz. 51. [2] PB L 205
van 27.7.2006, blz. 1. [3] PB C 5
van 8.1.2011, blz. 11. [4] PB C 217
van 23.7.2011, blz. 35.