52012PC0162

Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1760/2000 wat betreft de elektronische identificatie van runderen en tot schrapping van de bepalingen inzake de facultatieve etikettering van rundvlees /* COM/2012/0162 final - 2011/0229 (COD) */


TOELICHTING

In Verordening (EG) nr. 1760/2000 van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten[1] is bepaald dat elke lidstaat overeenkomstig die verordening een identificatie- en registratieregeling voor runderen moet vaststellen. Vooraf bestonden reeds EU-regels inzake identificatie en traceerbaarheid van runderen, namelijk die welke in 1997 werden vastgesteld in het licht van de crisis in verband met boviene spongiforme encefalopathie (BSE). Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad voorziet in een regeling inzake de individuele traceerbaarheid van runderen aan de hand van de volgende elementen: de identificatie van elk afzonderlijk dier met twee oormerken, een bedrijfsregister op elk bedrijf (bijv. landbouwbedrijf, markt, slachthuis), individuele paspoorten voor elk dier met gegevens over alle verplaatsingen, en melding van alle verplaatsingen aan een gecomputeriseerd gegevensbestand dat bij ziekte-uitbraken snel dieren kan traceren en cohorten kan identificeren. Deze beginselen werden later overgenomen in Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad. Het uiteindelijke doel was het vertrouwen van de consument in rundvlees en rundvleesproducten te herstellen door transparantie en volledige traceerbaarheid van de runderen en de rundvleesproducten, alsmede de dieren voor veterinaire doeleinden te lokaliseren en te traceren, wat van cruciaal belang is voor de beheersing van infectieziekten. Wat deze doelstellingen betreft, kan de regeling vandaag als een succes worden gezien (in de EU is BSE onder controle en het consumentenvertrouwen is hersteld[2]); dit toont aan hoe doeltreffend en efficiënt deze regeling is voor het verstrekken van gegevens die van belang zijn om infectieziekten (bijv. mond-en-klauwzeer, bluetongue) te beheersen en de traceerbaarheid van rundvlees te garanderen.

Verordening (EG) nr. 1760/2000 (waarbij een regeling inzake de identificatie en de registratie van runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten – waaronder facultatieve etikettering – is vastgesteld en die de elementen “dubbel oormerk”, “bedrijfsregister”, “dierpaspoort” en “gecomputeriseerd gegevensbestand” omvat) staat in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een “Actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten in de EU” (COM(2009) 544)[3] vermeld onder de “informatieverplichtingen van bijzonder belang wat betreft de lasten die aan de bedrijven worden opgelegd”.

Volgens het actieplan van de nieuwe strategie voor diergezondheid voor de Europese Unie[4] moet de Commissie bij de invoering van de elektronische identificatie (EID) van runderen de informatieverplichtingen (bijv. bedrijfsregisters, paspoorten) vereenvoudigen. In de agendaplanning van de Commissie voor het eerste halfjaar van 2011 is een wetgevingsvoorstel opgenomen, dat volgens de gewone wetgevingsprocedure zal worden behandeld.

Toen de huidige regels voor de identificatie van runderen in 1997 werden vastgesteld, was de EID technisch evenwel niet voldoende ontwikkeld om op dat ogenblik bij runderen te worden toegepast. EID op basis van radiofrequentie-identificatie (RFID) heeft zich de voorbije 10 jaar sterk ontwikkeld en biedt nu de mogelijkheid individuele diercodes sneller en nauwkeuriger rechtstreeks in gegevensverwerkingssystemen in te lezen, wat arbeidskosten voor manuele inlezing bespaart, maar tegelijk de uitrustingskosten verhoogt. De bestaande wetgeving betreffende de identificatie van runderen is bijgevolg geen weerspiegeling van de laatste technologische ontwikkelingen. Elektronische identificatiemiddelen kunnen, bijvoorbeeld wanneer het bedrijfsregister via de computer wordt bijgehouden (wat op steeds meer landbouwbedrijven gebeurt), de administratieve lasten en het papierwerk helpen te verminderen door automatische lezing en automatische invoer in het register. Bovendien maakt een sneller en betrouwbaarder systeem onder meer een snellere en meer nauwkeurige lezing mogelijk dan de klassieke oormerken, wat de procedure om de verplaatsingen van dieren aan het centrale gegevensbestand te melden vergemakkelijkt en dus voor een betere en snellere traceerbaarheid van besmette dieren en/of besmet voedsel zorgt.

Tal van EU-lidstaten hebben, op basis van de huidige technologische vooruitgang bij de EID, vrijwillig besloten te beginnen met de toepassing van EID bij runderen. Ook buiten de EU neemt het gebruik van EID van runderen toe. Voorts is in de EU reeds voor tal van andere diersoorten EID ingevoerd (meestal verplicht).

Het huidige rechtskader verbiedt de lidstaten niet om op vrijwillige basis elektronische identificatiemiddelen te gebruiken, maar dit kan alleen als aanvulling op de officiële, conventionele, zichtbare oormerken. Aangezien geen geharmoniseerde technische EU-normen zijn vastgesteld, kunnen op verschillende plaatsen verschillende soorten elektronische identificatiemiddelen en leestoestellen met verschillende RFID-frequenties worden gebruikt. Zo kan elke lidstaat de normen kiezen die hij wil en zal deze aanpak wellicht tot een gebrek aan harmonisatie leiden, wat de elektronische uitwisseling van gegevens in het gedrang kan brengen; hierdoor zouden de voordelen van de EID-systemen verloren gaan.

Wat de facultatieve etikettering van rundvlees betreft, moeten de buitensporige administratieve lasten die de huidige facultatieve regeling met zich brengt, worden verminderd. De regeling inzake de identificatie en registratie van runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten is bij Verordening (EG) nr. 820/97 vastgesteld en bij Verordening (EG) nr. 1760/2000 aangescherpt. Deze regeling betreft de verplichte vermelding van de oorsprong van de runderen waarvan het rundvlees afkomstig is (de plaats waar de dieren zijn geboren, gemest en geslacht) (het voorliggende voorstel bevat geen nieuwe voorschriften met betrekking tot de verplichte etikettering van rundvlees), de verplichte vermelding van het identificatiecodenummer van het geslachte dier en van de inrichting waar het vlees is verwerkt (slachthuis of uitsnijderij), alsook een formele goedkeuringsprocedure van de Commissie, met inbegrip van verplichte kennisgeving, voor op het etiket aangebrachte aanvullende gegevens, andere dan de verplichte. Reeds in 2004 heeft de Commissie bij de Raad en het Europees Parlement een verslag over het onderdeel “etikettering van rundvlees” van Verordening (EG) nr. 1760/2000[5] ingediend, waarin zij op de gebreken van de facultatieve etiketteringsregeling voor rundvlees wees. Aangehaald werd dat de regeling niet in alle lidstaten op uniforme wijze wordt toegepast (zo zijn de administratieve praktijken van de lidstaten sterk verschillend) en dat alle op het etiket vermelde gegevens (ook die welke geen verband houden met de oorsprong, de traceerbaarheid of de kwaliteitskenmerken van het vlees) formeel door de bevoegde autoriteit moeten worden goedgekeurd. In het werkdocument van de diensten van de Commissie over vereenvoudiging van het GLB[6] wordt verwezen naar de suggestie van de “Groep van onafhankelijke belanghebbenden op hoog niveau inzake administratieve lasten” (de Stoiber-groep). De Stoiber-groep suggereerde de intrekking van de verplichte kennisgeving voor facultatieve etiketteringsgegevens die ter aanvulling van de voor rundvlees verplichte gegevens worden gebruikt[7].

Dit voorstel houdt rekening met de resultaten van het overleg met de belanghebbenden en met het resultaat van de effectbeoordeling. De conclusie van de effectbeoordeling luidde dat invoering op vrijwillige basis van de EID van runderen als instrument voor officiële identificatie, de actoren de tijd zou geven om zich met het EID-systeem vertrouwd te maken en na te gaan welke meerwaarde EID in specifieke omstandigheden kan bieden. Deze optie verdient de voorkeur aangezien de EU-lidstaten en alle betrokken particuliere actoren de mogelijkheid krijgen zich te organiseren, waardoor zij de voordelen kunnen evalueren met aandacht voor de regionale verschillen en de verschillende productietypen; voorts is deze optie soepel genoeg om de steun te krijgen van de autoriteiten en de belanghebbenden, die baat zullen hebben bij de handhaving van de regels. Vrijwillige invoering van EID impliceert dat voor EID zal worden gekozen door houders die daarvan wellicht rechtstreekse voordelen ondervinden voor hun bedrijfsvoering. Dit is een individuele beslissing, die elke marktdeelnemer om economische redenen (ingegeven door de markt) neemt. In het kader van de vrijwillige regeling kunnen runderen worden geïdentificeerd met twee conventionele oormerken (huidige regeling) of met één conventioneel, zichtbaar oormerk en één elektronisch identificatiemiddel (d.i. een elektronisch oormerk of een bolus) die aan geharmoniseerde EU-normen voldoen en officieel zijn goedgekeurd. De voorgestelde invoering van EID op vrijwillige basis laat de EU-lidstaten ook vrij om te kiezen voor een verplichte regeling op hun grondgebied. Als een lidstaat voor de verplichte regeling kiest, moet elk rund worden geïdentificeerd met één conventioneel, zichtbaar oormerk en één elektronisch identificatiemiddel. Op dit ogenblik is een verplichte EU-regeling mogelijk niet de beste aanpak, aangezien sommige belanghebbenden (bijv. kleine landbouwers) economisch benadeeld zouden worden. Maar afgezien van de kostenoverwegingen zou een dergelijke regeling in het ideale geval de meest efficiënte optie zijn om de consument te beschermen (traceerbaarheid), de administratieve lasten te verminderen en niet de risico’s te lopen die verbonden zijn aan het naast elkaar bestaan van twee identificatiesystemen. Deze optie is ook gedeeltelijk te verantwoorden door de grotere coherentie met het EU-beleid inzake EID voor andere diersoorten (bijv. schapen).

Aangezien de verplichte toepassing van EID sommige marktdeelnemers economisch kan benadelen, is de voorkeursoptie voor de invoering van EID bijgevolg een vrijwillige regeling waarbij EID wordt gezien als een aanvaardbaar en passend rechtsmiddel voor de identificatie van runderen en waarbij de lidstaten de mogelijkheid krijgen om op nationaal niveau een verplichte regeling in te voeren.

Voorts moet Verordening (EG) nr. 1760/2000 worden aangepast aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) heeft geleid tot grote wijzigingen in het kader voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. Het VWEU maakt tussen beide handelingen een duidelijk onderscheid wat betreft de vaststelling ervan.

– Op grond van artikel 290 VWEU inzake gedelegeerde handelingen kan de wetgever de uitoefening van de bevoegdheden door de Commissie controleren door een intrekkingsrecht en/of een recht van bezwaar.

– Op grond van artikel 291 VWEU inzake uitvoeringshandelingen controleren de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie. Een rechtskader tot vaststelling van de mechanismen voor die controle is vastgesteld in Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[8].

Met betrekking tot de vaststelling van Verordening (EU) nr. 182/2011 heeft de Commissie de volgende verklaring afgelegd:

“De Commissie zal alle vigerende wetgevingshandelingen onderzoeken die niet vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon werden aangepast aan de regelgevingsprocedure met toetsing, teneinde te beoordelen of deze instrumenten moeten worden aangepast aan de bij artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ingevoerde regeling voor gedelegeerde handelingen. De Commissie zal zo snel mogelijk en niet later dan op de data die worden genoemd in de bij deze verklaring gevoegde indicatieve tabel, passende voorstellen doen.”[9]

Verordening (EG) nr. 1760/2000 is één van de wetgevingshandelingen die in het verleden niet aan de regelgevingsprocedure met toetsing werden aangepast; daarom moet zij in overeenstemming worden gebracht met het nieuwe rechtskader voor gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.

Bijgevolg moet Verordening (EG) nr. 1760/2000 opnieuw worden bekeken en dienovereenkomstig worden gewijzigd met betrekking tot de vereenvoudiging en de vermindering van de administratieve lasten en tot de invoering van nieuwe bepalingen inzake de identificatie van runderen en de facultatieve etikettering van rundvlees.

Dit voorstel vervangt het voorstel dat op 30 augustus 2011 door de Commissie is goedgekeurd (COM 2011(525) definitief). De enige wijzigingen die in dit nieuwe voorstel zijn aangebracht, betreffen de bepalingen van artikel 22 die moeten zorgen voor uniforme voorwaarden voor het opleggen van sancties bij niet-naleving van de relevante voorschriften inzake de identificatie van dieren en de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten.

Dit ontwerpvoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad heeft geen financiële gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

2011/0229 (COD)

Gewijzigd voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1760/2000 wat betreft de elektronische identificatie van runderen en tot schrapping van de bepalingen inzake de facultatieve etikettering van rundvlees

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, en artikel 168, lid 4, onder b),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie[10],

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[11],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[12],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       In 1997 werden de EU-regels inzake identificatie en traceerbaarheid van runderen aangescherpt in verband met de epidemie van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) en de toegenomen behoefte die daaruit voortvloeide om de verplaatsingen en de oorsprong van de dieren met behulp van “conventionele oormerken” te traceren.

(2)       In Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten[13] is bepaald dat elke lidstaat overeenkomstig die verordening een identificatie- en registratieregeling voor runderen moet vaststellen.

(3)       Verordening (EG) nr. 1760/2000 voorziet in een identificatie‑ en registratieregeling voor runderen met de volgende elementen: oormerken die op beide oren van elk dier worden aangebracht, gecomputeriseerde gegevensbestanden, dierpaspoorten en individuele registers op elk bedrijf.

(4)       De tracering van rundvlees tot aan de bron via identificatie en registratie is een eerste vereiste voor oorsprongsetikettering in de hele voedselketen, wat bescherming biedt voor de consument en de volksgezondheid waarborgt.

(5)       Verordening (EG) nr. 1760/2000, en meer in het bijzonder de bepalingen inzake de identificatie van runderen en de facultatieve etikettering van rundvlees, zijn in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een “Actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten in de EU”[14] vermeld onder de “informatieverplichtingen van bijzonder belang wat betreft de lasten die aan de bedrijven worden opgelegd”.

(6)       Het gebruik van elektronische identificatiesystemen kan de procedés voor de traceerbaarheid stroomlijnen door de automatische en nauwkeuriger lezing en registratie in het bedrijfsregister. Voorts maken deze middelen de automatische melding van de verplaatsingen van de dieren aan het gecomputeriseerde gegevensbestand mogelijk, wat de snelheid, de betrouwbaarheid en de nauwkeurigheid van het systeem ten goede komt.

(7)       De elektronische identificatiesystemen op basis van radiofrequentie-identificatie zijn de voorbije tien jaar aanzienlijk verbeterd. Die technologie maakt het nu mogelijk de identiteitscode van elk dier sneller en nauwkeuriger rechtstreeks in gegevensverwerkingssystemen in te lezen, waardoor minder tijd nodig is om mogelijk besmette dieren of besmet voedsel te traceren, wat resulteert in lagere arbeidskosten, maar tegelijk de uitrustingskosten verhoogt.

(8)       Deze verordening is coherent met de elektronische identificatie (EID) die reeds in de Unie is ingevoerd voor andere soorten dieren dan runderen, zoals het verplichte systeem voor kleine herkauwers.

(9)       Gezien de technologische vooruitgang bij de EID hebben tal van lidstaten besloten van start te gaan met de vrijwillige toepassing van de EID van runderen. Wellicht zullen deze initiatieven ertoe leiden dat in de afzonderlijke lidstaten of door belanghebbenden uiteenlopende systemen zullen worden ontwikkeld. Dit zou de latere harmonisering van de technische normen in de Unie in de weg staan.

(10)     De conclusie van een verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de mogelijke invoering van elektronische identificatie van runderen[15] luidt dat is gebleken dat radiofrequentie-identificatie zo ver ontwikkeld is dat zij in de praktijk kan worden toegepast. Voorts concludeert het verslag dat het bijzonder wenselijk is over te schakelen naar EID van runderen in de EU, aangezien die onder meer bijdraagt tot de vermindering van de administratieve lasten.

(11)     Volgens de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende een “Actieplan voor de uitvoering van de EU-strategie voor diergezondheid”[16] moet de Commissie bij de invoering van de EID de informatieverplichtingen, bijv. bedrijfsregisters en paspoorten, vereenvoudigen.

(12)     In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio´s over een nieuwe strategie voor diergezondheid voor de Europese Unie (2007-2013): “Voorkomen is beter dan genezen”[17] wordt voorgesteld na te gaan of de EID van runderen de bestaande identificatie- en registratieregeling van de EU niet kan verbeteren met het oog op de vereenvoudiging van de informatieverplichtingen (bijv. bedrijfsregister en paspoorten), en zit een initiatief vervat tot invoering van de elektronische uitwisseling van runderpaspoorten. Die uitwisseling zou leiden tot de invoering van de elektronische identificatie met realtimeregistratie van de gegevens. Een dergelijke uitwisseling zou voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de andere belanghebbenden aanzienlijke besparingen qua kosten en inspanningen opleveren en de werklast die het overbrengen van gegevens uit de dierpaspoorten naar de gecomputeriseerde gegevensbestanden met zich brengt, verminderen. Deze verordening strookt met dat initiatief.

(13)     Naar verwachting zal deze verordening dus tot een aantal hoofddoelstellingen van de grote strategieën van de EU, waaronder EU 2020, bijdragen door de verbetering van de economische groei, de cohesie en het concurrentievermogen.

(14)     Sommige derde landen hebben reeds regels vastgesteld die het mogelijk maken geavanceerde EID-technologieën toe te passen. De Unie moet soortgelijke regels vaststellen om de handel te vergemakkelijken en het concurrentievermogen van de sector te vergroten.

(15)     Om elk dier afzonderlijk te identificeren kunnen, als aanvulling op de conventionele oormerken waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1760/2000, verschillende soorten elektronische identificatiemiddelen worden gebruikt, zoals bolustransponders, elektronische oormerken en injecteerbare transponders. Bijgevolg dient de reikwijdte van de identificatiemiddelen waarin bij die verordening is voorzien, te worden uitgebreid om het gebruik van elektronische identificatie mogelijk te maken.

(16)     Het opleggen van EID in de hele Unie kan voor bepaalde marktdeelnemers economisch nadelige effecten hebben. Het is derhalve dienstig een vrijwillige regeling voor de invoering van EID in te stellen. In het kader van een dergelijke regeling zou voor EID worden gekozen door houders die daar wellicht rechtstreeks economisch voordeel bij hebben.

(17)     De lidstaten hebben zeer uiteenlopende veehouderijsystemen, landbouwpraktijken en sectororganisaties. Daarom moet worden toegestaan dat de lidstaten EID op hun grondgebied uitsluitend verplicht maken als zij die identificatie, na afweging van al die factoren, geschikt achten.

(18)     Voor dieren uit derde landen die de Unie worden binnengebracht, moeten dezelfde identificatievoorschriften gelden als voor dieren die in de Unie zijn geboren.

(19)     In Verordening (EG) nr. 1760/2000 is bepaald dat de bevoegde autoriteit een paspoort moet afgeven voor elk dier dat overeenkomstig die verordening moet worden geïdentificeerd. Dit levert de lidstaten heel wat administratieve rompslomp op. De door de lidstaten opgezette gecomputeriseerde gegevensbestanden garanderen voldoende de traceerbaarheid van de verplaatsingen van runderen binnen een lidstaat. Daarom hoeven alleen paspoorten te worden afgegeven voor dieren die bestemd zijn voor het intra-uniale handelsverkeer. Zodra de uitwisseling van gegevens tussen de nationale gecomputeriseerde gegevensbestanden operationeel is, is het niet langer nodig te eisen dat voor dieren die voor het intra-uniale handelsverkeer zijn bestemd, dergelijke paspoorten worden afgegeven.

(20)     Deel II van titel II van Verordening (EG) nr. 1760/2000 omvat voorschriften voor een facultatieve etiketteringsregeling voor rundvlees, in het kader waarvan de bevoegde autoriteit van de lidstaat bepaalde specificaties moet goedkeuren. De administratieve lasten en de kosten voor de lidstaten en de marktdeelnemers met betrekking tot de toepassing van deze regeling staan niet in verhouding tot de voordelen van de regeling. Daarom moet dat deel worden geschrapt.

(21)     Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten de in het kader van Verordening (EG) nr. 1760/2000 aan de Commissie verleende bevoegdheden worden aangepast aan de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het Verdrag).

(22)     Om te garanderen dat de nodige regels voor een goede functionering van de identificatie, de registratie en de traceerbaarheid van runderen en rundvlees worden toegepast, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag aan de Commissie worden gedelegeerd ten aanzien van de vereisten voor alternatieve identificatiemiddelen voor runderen, de bijzondere omstandigheden waarin lidstaten de termijnen voor het aanbrengen van identificatiemiddelen mogen verlengen, de gegevens die tussen de gecomputeriseerde gegevensbestanden van de lidstaten moeten worden uitgewisseld, de termijn voor sommige rapporteringsverplichtingen, de vereisten voor de identificatiemiddelen, de gegevens die moeten worden opgenomen in de paspoorten en in de afzonderlijke registers die op elk bedrijf moeten worden gehouden, het minimumniveau van de officiële controles, de identificatie en registratie van de verplaatsingen van runderen die naar zomerweiden in bergstreken worden overgebracht, de etiketteringsvoorschriften voor bepaalde producten die gelijkwaardig moeten zijn aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1760/2000, de definities van gehakt rundvlees, afsnijdsels van rundvlees en uitgesneden rundvlees, de specifieke gegevens die op de etiketten mogen worden vermeld, de etiketteringsvoorschriften met betrekking tot de vereenvoudiging van de oorsprongsaanduiding, de maximumomvang en de samenstelling van bepaalde groepen dieren, en de procedures voor de goedkeuring van de etiketteringsvoorschriften voor verpakkingen van uitgesneden vlees en de door de lidstaten toe te passen administratieve sancties bij niet-naleving van Verordening (EG) nr. 1760/2000. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden passend overleg pleegt, ook op deskundigenniveau.            Bij het voorbereiden en opstellen van die gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend.

(23)     Om uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze Verordening (EG) nr. 1760/2000 te waarborgen ten aanzien van de registratie van de bedrijven die alternatieve identificatiemiddelen toepassen, de technische kenmerken en modaliteiten waaraan de uitwisseling van gegevens tussen de gecomputeriseerde gegevensbestanden van de lidstaten moet voldoen, het formaat en het ontwerp van de identificatiemiddelen, de technische procedures en normen voor de tenuitvoerlegging van de EID, het formaat van de paspoorten en van het register dat op elk bedrijf moet worden gehouden, en de regels betreffende de wijze waarop de sancties die de lidstaten krachtens Verordening (EG) nr. 1760/2000 aan de houders opleggen, moeten worden toegepast en de door de lidstaten te nemen corrigerende acties om te zorgen voor de behoorlijke uitvoering van Verordening (EG) nr. 1760/2000 wanneer controles ter plekke dit rechtvaardigen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[18].

(24)     Verordening (EG) nr. 1760/2000 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1760/2000 wordt als volgt gewijzigd:

1)           In artikel 1 wordt de tweede zin van lid 2 geschrapt.

2)           In artikel 3, eerste alinea, wordt punt a) vervangen door:

“a)     identificatiemiddelen om de dieren individueel te identificeren,”.

3)           Artikel 4 wordt vervangen door:

“Artikel 4

Verplichting tot identificatie van de dieren

1.      Alle op een bedrijf aanwezige dieren worden geïdentificeerd met ten minste twee afzonderlijke identificatiemiddelen die overeenkomstig de artikelen 10 en 10 bis zijn toegestaan en door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd.

         De identificatiemiddelen worden aan de bedrijven toegekend, verdeeld en bij de dieren aangebracht op de door de bevoegde autoriteit vastgestelde wijze.

         Alle bij één dier aangebrachte identificatiemiddelen dragen dezelfde unieke identificatiecode aan de hand waarvan elk individueel dier kan worden geïdentificeerd en kan worden nagegaan op welk bedrijf het is geboren.

2.      De lidstaten kunnen nationale bepalingen vaststellen die verplichten tot het gebruik van een elektronisch identificatiemiddel als één van de twee in lid 1 bedoelde identificatiemiddelen.

         De lidstaten die van deze mogelijkheid gebruik maken, delen de tekst van die nationale bepalingen aan de Commissie mee.

3.      In afwijking van lid 1 mogen runderen die zijn bestemd voor andere culturele of sportieve evenementen dan beurzen en tentoonstellingen, worden geïdentificeerd met alternatieve identificatiemiddelen die voldoen aan identificatienormen welke gelijkwaardig zijn aan die waarin dat lid voorziet.

4.      Bedrijven die alternatieve identificatiemiddelen gebruiken, worden in het gecomputeriseerde gegevensbestand geregistreerd.

         De Commissie legt via uitvoeringshandelingen de nodige regels voor die registratie vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

5.      De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de vereisten voor de in lid 3 bedoelde alternatieve identificatiemiddelen, met inbegrip van voorschriften voor de verwijdering en de vervanging ervan.”.

4)           De volgende artikelen 4 bis tot en met 4 quinquies worden ingevoegd:

“Artikel 4 bis

Termijn voor het aanbrengen van de identificatiemiddelen

1.      De in artikel 4, lid 1, bedoelde identificatiemiddelen worden aangebracht binnen een vanaf de geboorte van het dier te rekenen termijn die wordt bepaald door de lidstaat waarin het dier is geboren. Deze termijn mag niet meer bedragen dan:

a)       20 dagen voor het eerste identificatiemiddel;

b)      60 dagen voor het tweede identificatiemiddel.

         Geen enkel dier mag het bedrijf waarop het is geboren, verlaten voordat de twee identificatiemiddelen zijn aangebracht.

2.      In bijzondere omstandigheden kunnen de lidstaten de termijn voor het aanbrengen van de identificatiemiddelen verlengen tot na de in lid 1, onder a) en b), bedoelde termijn. Lidstaten die van deze mogelijkheid gebruik maken, stellen de Commissie daarvan in kennis.

         De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde die bijzondere omstandigheden te omschrijven.

Artikel 4 ter

Identificatie van dieren uit derde landen

1.      Elk dier dat moet worden onderworpen aan veterinaire controles voor in de Unie binnengebrachte dieren uit derde landen overeenkomstig Richtlijn 91/496/EEG en bestemd is voor een bedrijf van bestemming op het grondgebied van de Unie, wordt op het bedrijf van bestemming met de in artikel 4, lid 1, bedoelde identificatiemiddelen geïdentificeerd.

         De oorspronkelijke identificatie die in het derde land van oorsprong bij het dier is aangebracht, wordt in het in artikel 5 bedoelde gecomputeriseerde gegevensbestand ingevoerd, samen met de door de lidstaat van bestemming aan het dier toegewezen unieke identificatiecode van de individuele identificatiemiddelen.

         De eerste alinea geldt evenwel niet voor dieren die bestemd zijn om rechtstreeks naar een in een lidstaat gevestigd slachthuis te worden gebracht, voor zover die dieren binnen 20 dagen na die veterinaire controles worden geslacht.

2.      De in de eerste alinea van lid 1 bedoelde identificatiemiddelen voor dieren worden aangebracht binnen de termijn die wordt vastgesteld door de lidstaat waarin het bedrijf van bestemming is gevestigd.

         Die termijn mag niet meer bedragen dan 20 dagen na de in lid 1 bedoelde veterinaire controles. In elk geval moeten de identificatiemiddelen bij de dieren worden aangebracht voordat zij het bedrijf van bestemming verlaten.

3.      Als het bedrijf van bestemming is gevestigd in een lidstaat die overeenkomstig artikel 4, lid 2, nationale bepalingen heeft vastgesteld om te verplichten tot het gebruik van een elektronisch identificatiemiddel, worden de dieren binnen een door de lidstaat van bestemming te bepalen termijn met dat elektronische identificatiemiddel geïdentificeerd op het bedrijf van bestemming in de Unie.

         Die termijn mag niet meer bedragen dan 20 dagen na de in lid 1 bedoelde veterinaire controles. In elk geval moet het elektronische identificatiemiddel bij de dieren worden aangebracht voordat zij het bedrijf van bestemming verlaten.

Artikel 4 quater

Identificatie van dieren die van een lidstaat naar een andere worden verplaatst

1.      Dieren die van een lidstaat naar een andere worden verplaatst, behouden de overeenkomstig artikel 4 aangebrachte identificatiemiddelen.

2.      Als het bedrijf van bestemming is gevestigd in een lidstaat die nationale bepalingen heeft vastgesteld om te verplichten tot het gebruik van een elektronisch identificatiemiddel, worden de dieren met dat elektronische identificatiemiddel geïdentificeerd:

a)       voordat zij naar het bedrijf van bestemming in die lidstaat worden verplaatst; of

b)      op het bedrijf van bestemming, binnen een termijn die wordt bepaald door de lidstaat waar dat bedrijf is gevestigd.

         De onder b) bedoelde termijn mag niet meer bedragen dan 20 dagen te rekenen vanaf de datum waarop de dieren op het bedrijf van bestemming zijn aangekomen. In elk geval moeten de identificatiemiddelen bij de dieren worden aangebracht voordat zij het bedrijf van bestemming verlaten.

         De eerste alinea geldt evenwel niet voor dieren die bestemd zijn om rechtstreeks naar een slachthuis te worden gebracht op het grondgebied van de lidstaat die nationale bepalingen heeft vastgesteld om te verplichten tot het gebruik van een elektronisch identificatiemiddel, voor zover die dieren binnen 20 dagen na die veterinaire controles worden geslacht.

Artikel 4 quinquies

Verwijdering of vervanging van identificatiemiddelen

Identificatiemiddelen mogen enkel worden verwijderd of vervangen als de bevoegde autoriteit daarvoor toestemming verleent en daarop controle uitoefent. Die toestemming mag alleen worden verleend als de verwijdering of vervanging de traceerbaarheid van het dier niet in het gedrang brengt.”.

5)           Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

de tweede alinea wordt geschrapt en vervangen door:

         “De lidstaten kunnen elektronische gegevens tussen hun gecomputeriseerde gegevensbestanden uitwisselen vanaf de datum waarop de Commissie erkent dat het gegevensuitwisselingssysteem volledig operationeel is.

         De Commissie stelt overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast om te voorzien in regels betreffende de gegevens die tussen de gecomputeriseerde gegevensbestanden van de lidstaten moeten worden uitgewisseld.

         Via uitvoeringshandelingen:

a)       stelt de Commissie de technische voorwaarden en modaliteiten voor een dergelijke uitwisseling vast;

b)      erkent de Commissie dat het gegevensuitwisselingssysteem volledig operationeel is.

          Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

6)           Artikel 6 wordt vervangen door:

“Artikel 6

Als een lidstaat geen elektronische gegevens met andere lidstaten uitwisselt in het kader van het in artikel 5 bedoelde elektronische uitwisselingssysteem:

a)      geeft de bevoegde autoriteit voor elk dier dat voor het intra-uniale handelsverkeer bestemd is, een paspoort af op basis van de informatie die is opgenomen in het in die lidstaat opgezette gecomputeriseerde gegevensbestand;

b)      gaat elk dier waarvoor een paspoort is afgegeven, van dat paspoort vergezeld telkens als het van een lidstaat naar een andere wordt verplaatst;

c)      wordt het paspoort waarvan het dier vergezeld gaat, bij aankomst op het bedrijf van bestemming overhandigd aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het bedrijf van bestemming is gevestigd.”.

7)           Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)      lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)        het tweede streepje wordt vervangen door:

“–      stelt de bevoegde autoriteit binnen een door de lidstaat vastgestelde termijn in kennis van alle verplaatsingen van en naar het bedrijf en van elke geboorte of sterfte van een dier op het bedrijf, samen met de data waarop een en ander heeft plaatsgevonden; de termijn bedraagt minstens drie en hoogstens zeven dagen na de betrokken gebeurtenis; de lidstaten kunnen de Commissie verzoeken de termijn van zeven dagen te verlengen.”;

ii)       de volgende tweede alinea wordt toegevoegd:

         “De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde te bepalen in welke omstandigheden de lidstaten de termijn van zeven dagen waarin is voorzien in het tweede streepje van de eerste alinea, mogen verlengen en wat de maximumduur van die verlenging mag zijn.”;

b)      het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

“5.     In afwijking van lid 4 is het bijhouden van een register optioneel voor een houder die:

a)       rechtstreeks toegang heeft tot het gecomputeriseerde gegevensbestand dat reeds de in het register op te nemen informatie bevat; en

b)      binnen vierentwintig uur na een gebeurtenis rechtstreeks bijgewerkte informatie in het gecomputeriseerde gegevensbestand invoert.”.

8)           Het volgende artikel 9 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 9 bis

Opleiding

De lidstaten zien erop toe dat wie verantwoordelijk is voor de identificatie en de registratie van dieren, instructies en richtsnoeren krijgt met betrekking tot de van toepassing zijnde bepalingen van deze verordening en van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die de Commissie op grond van de artikelen 10 en 10 bis vaststelt, en dat passende opleidingscursussen beschikbaar zijn.”.

9)           Artikel 10 wordt vervangen door:

“Artikel 10

Toekenning van bevoegdheden aan de Commissie om bepaalde gedelegeerde handelingen vast te stellen

De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde te voorzien in de nodige regels, met inbegrip van de voor de invoering daarvan vereiste overgangsmaatregelen, met betrekking tot:

a)      de vereisten voor de identificatiemiddelen als bedoeld in artikel 4;

b)      de in het paspoort te vermelden gegevens als bedoeld in artikel 6;

c)      de in het register te vermelden gegevens als bedoeld in artikel 7;

d)      het minimumniveau van de officiële controles overeenkomstig artikel 22;

e)      de identificatie en registratie van de verplaatsingen van runderen die naar zomerweiden in bergstreken worden overgebracht.”.

10)         Het volgende artikel 10 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 10 bis

Toekenning van bepaalde uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie

De Commissie kan via uitvoeringshandelingen de nodige regels, met inbegrip van de voor de invoering daarvan vereiste overgangsmaatregelen, vaststellen met betrekking tot:

a)      het formaat en het ontwerp van de identificatiemiddelen als bedoeld in artikel 4;

b)      de technische procedures en normen voor de tenuitvoerlegging van de elektronische identificatie van runderen;

c)      het formaat van het paspoort als bedoeld in artikel 6;

d)      het formaat van het register als bedoeld in artikel 7.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

11)         Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

a)      de leden 3 en 4 worden geschrapt;

b)      in lid 5 wordt de inleidende zin van punt a) vervangen door:

“a)     Handelaren en organisaties vermelden ook de volgende gegevens op de etiketten:”.

12)         Artikel 14, vierde alinea, wordt vervangen door:

“De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde voor afsnijdsels van rundvlees en uitgesneden rundvlees regels te bepalen die gelijkwaardig zijn aan die van de eerste drie alinea’s van dit artikel.”.

13)         Artikel 15 wordt vervangen door:

“Artikel 15

Verplichte etikettering van rundvlees uit derde landen

In afwijking van artikel 13 wordt bij de etikettering van op het grondgebied van de Unie ingevoerd rundvlees waarvoor niet alle in artikel 13 bedoelde gegevens beschikbaar zijn, de volgende vermelding aangebracht:

“Oorsprong: niet-EU” en “Plaats van de slacht (naam van het derde land)”.”.

14)         De artikelen 16, 17 en 18 worden geschrapt.

15)         Artikel 19 wordt vervangen door:

“Artikel 19

Toekenning van bevoegdheden aan de Commissie om bepaalde gedelegeerde handelingen vast te stellen

De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

a)      de definities van gehakt rundvlees, afsnijdsels van rundvlees of uitgesneden rundvlees als vermeld in artikel 14,

b)      de specifieke gegevens die op de etiketten mogen worden vermeld,

c)      de etiketteringsvoorschriften met betrekking tot de vereenvoudiging van de oorsprongsaanduiding,

d)      de maximumomvang en de samenstelling van de groep dieren als vermeld in artikel 13, lid 2, onder a),

e)      de procedures voor de goedkeuring van etiketteringsvoorschriften voor verpakkingen van uitgesneden vlees.”.

16)         De artikelen 20 en 21 worden geschrapt.

17)         Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

a)      aan lid 1 wordt de volgende derde alinea toegevoegd:

         "De Commissie stelt via uitvoeringshandelingen de nodige regels, met inbegrip van de voor de invoering daarvan vereiste overgangsmaatregelen, vast met betrekking tot de procedures voor de toepassing van de in de tweede alinea bedoelde sancties. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.";

         “De Commissie stelt via uitvoeringshandelingen de nodige regels, met inbegrip van de voor de invoering daarvan vereiste overgangsmaatregelen, vast met betrekking tot de procedures en de voorwaarden voor de toepassing van de in de tweede alinea bedoelde sancties.”;

b)      lid 4 wordt vervangen door:

“4.     Als de Commission dit in het licht van de resultaten van een controle ter plekke, als bedoeld in de tweede alinea, onder b), nodig acht, neemt zij via een uitvoeringshandeling een aan de betrokken lidstaat gericht besluit tot vaststelling van de nodige corrigerende actie die door die lidstaat moet worden ondernomen wat de geconstateerde onregelmatigheden betreft, waaronder het niveau van de door de bevoegde autoriteit uit te voeren controles om te zorgen voor de behoorlijke uitvoering van deze verordening.

          Als de Commissie dit in het licht van de controleresultaten nodig acht, neemt zij via een uitvoeringshandeling de nodige maatregelen om een correcte naleving te waarborgen, met name wat betreft het controleniveau, de administratieve sancties en de bepalingen inzake de termijnen als bedoeld in artikel 4, 4 bis, 4 ter en 4 quater. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”;

c)      het volgende nieuwe lid 4 bis wordt ingevoegd:

"4 bis.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vastlegging van de administratieve sancties die de lidstaten moeten toepassen wanneer houders, exploitanten en organisaties die rundvlees in de handel brengen hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet nakomen.";

dc)    de leden 5 en 6 worden geschrapt.

18)         De volgende artikelen 22 bis en 22 ter worden ingevoegd:

“Artikel 22 bis

Bevoegde autoriteiten

De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteit(en) aan die verantwoordelijk is (zijn) voor het doen naleven van deze verordening en de eventuele door de Commissie op grond daarvan vastgestelde handelingen.

Zij stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de identiteit van deze autoriteiten.

Artikel 22 ter

Uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden

1.      De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend volgens de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.

2.      De delegatie van de in artikel 4, lid 5, artikel 4 bis, lid 2, en de artikelen 5, 7, 10, 14 en 19 en artikel 22, lid 4 bis, bedoelde bevoegdheid wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd, met ingang van*

         [*datum van inwerkingtreding van deze verordening of een andere door de wetgever vastgestelde datum].

3.      De in artikel 4, lid 5, artikel 4 bis, lid 2, en de artikelen 5, 7, 10, 14 en 19, en artikel 22, lid 4 bis, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.      Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.      Een krachtens artikel 4, lid 5, artikel 4 bis, lid 2, of de artikelen 5, 7, 10, 14 en 19 en artikel 22, lid 4 bis, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie vóór het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.”.

19)         Artikel 23 wordt vervangen door:

“Artikel 23

Comitéprocedure

1.      De Commissie wordt bijgestaan:

a)       voor de uitvoeringshandelingen die overeenkomstig artikel 22, lid 1, worden vastgesteld, door het bij artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad[19] ingestelde Comité voor de landbouwfondsen;

b)      voor de uitvoeringshandelingen die overeenkomstig artikel 4, lid 4, en de artikelen 5, 10 bis en 22 worden vastgesteld, door het bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad[20] ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.

          Deze comités zijn comités in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.      Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

         Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op 4.4.2012

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

[1]               PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1.

[2]               COM(2005) 322 definitief - Het TSE-stappenplan:          http://ec.europa.eu/food/food/biosafety/tse_bse/docs/roadmap_nl.pdf

[3]               http://www.cc.cec/sg_vista/cgi-bin/repository/getdoc/COMM_PDF_COM_2009_0544_F_EN_ANNEXE.pdf

[4]               Referentiedocument COM(2007) 539 definitief.

[5]               COM(2004) 316 definitief.

[6]               SEC(2009) 1601 van 16/11/2009 http://ec.europa.eu/agriculture/simplification/sec2009_1601_en.pdf

[7]               http://ec.europa.eu/enterprise/policies/better-regulation/files/hlg_opinion_agriculture_050309_en.pdf, blz. 7.

[8]               PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[9]               PB L 55 van 28.2.2011, blz. 19.

[10]             PB L xx van xx.xx.xxxx, blz. xx.

[11]             PB L xx van xx.xx.xxxx, blz. xx.

[12]             PB L xx van xx.xx.xxxx, blz. xx.

[13]             PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1.

[14]             COM(2009) 544 definitief.

[15]             COM(2005) 9 definitief.

[16]             COM(2008) 545 definitief.

[17]             COM(2007) 539 definitief.

[18]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[19]             PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

[20]             PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.