23.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 434/210


P7_TA(2012)0492

Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag EFG/2011/011 AT/Soziale Dienstleistungen, Oostenrijk)

Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2012 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2011/011 AT/Soziale Dienstleistungen, Oostenrijk) (COM(2012)0621 — C7-0361/2012 — 2012/2277(BUD))

(2015/C 434/40)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Parlement en de Raad (COM(2012)0621 — C7-0361/2012),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1) (IIA van 17 mei 2006), en met name punt 28,

gezien Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2),

gezien de trialoogprocedure als bedoeld in punt 28 van het IIA van 17 mei 2006,

gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,

gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7-0419/2012),

A.

overwegende dat de Unie passende wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, en hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt;

B.

overwegende dat het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) ook is opengesteld voor sinds 1 mei 2009 ingediende aanvragen om bijstand voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis;

C.

overwegende dat financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die is goedgekeurd op de overlegvergadering van 17 juli 2008, en met eerbiediging van het IIA van 17 mei 2006 wat betreft het nemen van besluiten om middelen beschikbaar te stellen uit het EFG;

D.

overwegende dat Oostenrijk een steunaanvraag heeft ingediend voor 1  050 gedwongen ontslagen, waarvan er 350 voor financiële steun in aanmerking komen, in 105 bedrijven die vallen onder afdeling 88 van de NACE Rev. 2 („Maatschappelijke dienstverlening waarbij geen onderdak wordt verschaft”) (3) in de NUTS II-regio Steiermark (AT22) in Oostenrijk;

E.

overwegende dat de aanvraag voldoet aan de subsidiabiliteitscriteria die zijn vastgelegd in de EFG-verordening;

1.

deelt de mening van de Commissie dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2, onder b), van de EFG-verordening en dat Oostenrijk bijgevolg recht heeft op een financiële bijdrage op grond van die verordening;

2.

merkt op dat de Oostenrijkse autoriteiten de aanvraag voor een financiële bijdrage van het EFG op 21 december 2011 hebben ingediend en dat de Commissie haar volledige beoordeling op 19 oktober 2012 openbaar heeft gemaakt; betreurt de lange beoordelingsperiode van tien maanden;

3.

is verheugd dat de Oostenrijkse autoriteiten hebben besloten op 1 oktober 2011 met de uitvoering van de maatregelen te beginnen, teneinde de werknemers directe bijstand te verlenen, vooruitlopend op het definitieve besluit over de toekenning van EFG-steun voor het voorgestelde gecoördineerde pakket;

4.

merkt op dat de regio Stiermarken al door massaontslagen is getroffen, en dat werknemers in de regio EFG-steun hebben ontvangen op grond van drie aanvragen: EFG/2009/009 AT/Steiermark, EFG/2010/007 AT/Steiermark-Niederösterreich en EFG/2010/008 AT/AT&S;

5.

herinnert aan het belang van een verbetering van de inzetbaarheid van alle werknemers door aangepaste scholing en de erkenning van de in de loop van het beroepsleven opgedane vaardigheden en bekwaamheden; verlangt dat de scholing die in het gecoördineerde pakket wordt aangeboden, niet alleen is afgestemd op het niveau en de behoeften van de ontslagen werknemers, maar ook op het huidige ondernemingsklimaat;

6.

merkt op dat het EFG-project zal worden uitgevoerd via een op regionaal niveau opgerichte outplacementstichting die beheerd wordt door een ontwikkelingsvereniging met ervaring met een eerdere EFG-aanvraag (EFG/2009/009 AT/Steiermark); herinnert eraan dat outplacementstichtingen instellingen zijn die zijn opgericht door sectorale sociale partners om werknemers bij veranderingen in het bedrijfsleven te helpen door middel van opleidingsmaatregelen waarmee hun inzetbaarheid kan worden verbeterd; herinnert eraan dat dit model voor het aanbieden van actieve arbeidsmarktmaatregelen met betrekking tot de re-integratie van werknemers op de arbeidsmarkt en het gebruik van de EFG-middelen voor dit doel in het verleden uitermate succesvol is geweest;

7.

wijst erop dat lering moet worden getrokken uit de opstelling en uitvoering van deze en andere aanvragen in verband met massaontslagen;

8.

verzoekt de betrokken instellingen de nodige maatregelen te nemen om de procedurele en budgettaire regelingen te verbeteren teneinde de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen; waardeert de verbeterde procedure die de Commissie op verzoek van het Parlement in het leven heeft geroepen om de toekenning van subsidies te versnellen, met als doel de beoordeling door de Commissie van de subsidiabiliteit van een EFG-aanvraag, samen met het voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG, voor te leggen aan de begrotingsautoriteit; hoopt dat verdere verbeteringen van de procedure zullen worden opgenomen in de nieuwe verordening betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020), en dat grotere doelmatigheid, transparantie en zichtbaarheid van het EFG zullen worden bereikt;

9.

is ingenomen met het voorgestelde gecoördineerde pakket voor individuele dienstverlening en de gedetailleerde omschrijving van de in het Commissievoorstel gepresenteerde maatregelen; is verheugd over het feit dat de aangeboden opleiding wordt gekoppeld aan de economische vooruitzichten en de toekomstige behoeften aan vaardigheden en kwalificaties in de regio;

10.

brengt in herinnering dat de instellingen zich ertoe hebben verbonden een soepele en snelle procedure te waarborgen voor de goedkeuring van de besluiten betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG, met als doel tijdelijk en eenmalig individuele steun te verlenen om werknemers te helpen die als gevolg van de globalisering en de financiële en economische crisis werkloos zijn geworden; benadrukt de rol die het EFG kan vervullen bij de terugkeer van ontslagen werknemers op de arbeidsmarkt;

11.

beklemtoont dat overeenkomstig artikel 6 van de EFG-verordening moet worden gewaarborgd dat met middelen van het EFG de terugkeer van individuele ontslagen werknemers op de arbeidsmarkt wordt gesteund; wijst er voorts op dat de EFG-steun alleen actieve arbeidsmarktmaatregelen kan medefinancieren die duurzame werkgelegenheid voor de lange termijn opleveren; herhaalt dat steun uit het EFG niet in de plaats mag komen van maatregelen waartoe bedrijven verplicht zijn krachtens hun nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten, noch van maatregelen ter herstructurering van bedrijven of bedrijfstakken;

12.

vestigt de aandacht op de onderhoudstoelage voor werknemers tijdens de opleiding of tijdens het zoeken van werk, die kan oplopen tot 1  000 EUR per werknemer per maand (gedurende 11 maanden, met onderbreking van de werkloosheidsuitkering tijdens deze periode), en die gecombineerd wordt met een opleidingstoelage van 200 EUR per werknemer per maand; brengt in herinnering dat de EFG-middelen in de toekomst in de eerste plaats moeten worden besteed aan opleidingen en het zoeken van werk, alsook aan beroepsoriëntatieprogramma's, terwijl de financiële bijdrage vanuit het EFG aan vergoedingen altijd een aanvulling moet vormen op en in overeenstemming moet zijn met hetgeen de ontslagen werknemers op grond van nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten ontvangen;

13.

merkt op dat de informatie die is verstrekt over het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening die door het EFG moet worden gefinancierd, onder meer gegevens bevat over de complementariteit met acties die worden gefinancierd uit de structuurfondsen; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om in haar jaarverslagen een vergelijkende evaluatie van deze gegevens op te nemen om ervoor te zorgen dat de bestaande verordeningen volledig in acht worden genomen en overlapping van door de Unie gefinancierde diensten wordt voorkomen;

14.

beschouwt de verhouding van de onderhouds- en de opleidingstoelage tot de opleidingskosten (14  400 tot 7  000 EUR) als ongerechtvaardigde quasi-financiering van werkloosheidsuitkeringen;

15.

is verheugd over het feit dat er, na herhaalde verzoeken van het Parlement, 5 0 0 00  000 EUR aan betalingskredieten is opgenomen onder begrotingslijn 04 05 01 van het EFG in de begroting voor 2012; herinnert eraan dat het EFG is gecreëerd als afzonderlijk specifiek instrument met eigen doelstellingen en termijnen, en dat het bijgevolg ook een specifieke toewijzing verdient, waardoor voor zover mogelijk wordt voorkomen dat er, zoals in het verleden is gebeurd, bedragen worden overgeschreven uit andere begrotingslijnen, hetgeen schadelijk kan zijn voor de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van het EFG;

16.

merkt op dat de voorgestelde maatregelen circa 22  000 EUR per werknemer kosten, waarvan ruwweg 14  000 EUR door het EFG zal worden gedekt, wat dit tot een zeer hoge bijdrage per capita maakt in vergelijking met andere EFG-aanvragen;

17.

betreurt het besluit van de Raad om de „crisisafwijking”, die het mogelijk maakt ook financiële steun te verlenen aan werknemers die worden ontslagen als gevolg van de huidige financiële en economische crisis en niet alleen aan werknemers die hun baan verliezen als gevolg van veranderingen in de wereldhandelspatronen, en die het tevens mogelijk maakt het percentage van medefinanciering door de Unie te verhogen tot 65 % van de kosten van het programma, niet te verlengen voor programma's die na de einddatum van 31 december 2011 zijn ingediend; roept de Raad op deze maatregel onmiddellijk weer in te voeren;

18.

hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;

19.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

20.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2011/011 AT/Soziale Dienstleistungen, Oostenrijk)

(De tekst van de bijlage wordt hier niet weergegeven, aangezien deze overeenkomt met de definitieve handeling: Besluit 2013/13/EU.)