31.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 251/97


Donderdag 15 maart 2012
Situatie in Nigeria

P7_TA(2012)0090

Resolutie van het Europees Parlement van 15 maart 2012 over de situatie in Nigeria (2012/2550(RSP))

2013/C 251 E/17

Het Europees Parlement,

gezien de verklaringen van vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton van 26 december 2011 over de bomaanslagen op Kerstdag en van 22 januari 2012 over de bomaanslagen in de Nigeriaanse stad Kano,

gezien de verklaring van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 27 december 2011 over de aanslagen in Nigeria,

gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, dat Nigeria op 29 oktober 1993 heeft geratificeerd,

gezien de tweede herziening van de Overeenkomst van Cotonou voor 2007-2013; die Nigeria op 27 september 2010 heeft geratificeerd,

gezien het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren van 1981, dat Nigeria op 22 juni 1983 heeft geratificeerd,

gezien de VN-Verklaring inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van religie en overtuiging van 1981,

gezien de grondwet van de Federale Republiek Nigeria en met name de bepalingen daarin over bescherming van de godsdienstvrijheid, in hoofdstuk IV – Recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst,

gezien de ministersbijeenkomst Nigeria-EU op 8 februari 2012 in Abuja,

gezien resolutie E/CN.4/RES/2005/69 van de VN-commissie voor de mensenrechten, waarin de secretaris-generaal wordt gevraagd "een speciale vertegenwoordiger te benoemen voor het vraagstuk van de mensenrechten en transnationale ondernemingen en andere ondernemingen",

gezien de aanbevelingen in het UNEP-rapport inzake de oprichting van een autoriteit voor milieuherstel in Ogoniland,

gezien zijn eerdere resoluties over Nigeria,

gezien artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.

ontsteld over de recente golf van gewapende aanvallen en bomaanslagen gepleegd door de terroristische islamistische sekte Boko Haram, waarbij op 20 januari 2012 in Kano ten minste 185 doden zijn gevallen en die vooral gericht waren tegen politieposten; overwegende dat Boko Haram de inwoners van Kano in een 's nachts verdeeld strooibiljet heeft gewaarschuwd de aanvallen tegen de veiligheidsdiensten te zullen voortzetten, en heeft aangedrongen op volharding terwijl de groep strijdt voor de invoering van een "islamitisch bestel";

B.

overwegende dat de islamitische groepering Boko Haram blijkens rapporten van mensenrechtenorganisaties betrokken is geweest bij aanvallen op politiebureaus, militaire installaties, kerken en banken, maar ook bij een zelfmoordaanslag op het VN-hoofdkwartier, waarbij ten minste 24 doden zijn gevallen en ruim 100 mensen gewond zijn geraakt;

C.

overwegende dat de Nigeriaanse politie en het Nigeriaanse leger naar aanleiding van de gewelddaden van Boko Haram een groot aantal vermoedelijke leden van de groep buitengerechtelijk hebben geëxecuteerd;

D.

overwegende dat Boko Haram het op christenen gemunt heeft, met name op Kerstdag, toen tientallen mensen het leven verloren in een reeks bomaanslagen, waarvan de dodelijkste bij een katholieke kerk in de buurt van de hoofdstad Abuja 44 levens eiste; en overwegende dat de Boko Haram heeft verklaard een godsdienstoorlog te willen voeren tegen de christenen en hen uit het overwegend islamitische noorden van het land te zullen verdrijven;

E.

overwegende dat Boko Haram de christenen in het noorden van Nigeria op 3 januari 2012 een ultimatum heeft gesteld en hun drie dagen de tijd heeft gegeven om te vertrekken; overwegende dat ten minste 8 christenen tijdens een gebedsdienst in Gombe op 5 januari 2012 zijn vermoord en dat 20 christelijke rouwenden in Mubi op 6 januari 2012 zijn vermoord;

F.

overwegende dat op 26 februari 2012 twee zelfmoordterroristen van Boko Haram explosieven in een auto buiten een kerk in de stad Jos tot ontploffing hebben gebracht, waarbij drie mensen zijn gedood en 38 mensen gewond; en overwegende dat op 21 februari 2012 extremisten een bom buiten een kerk in de stad Suleja tot ontploffing hebben gebracht, waarbij vijf mensen gewond zijn geraakt;

G.

overwegende dat Boko Haram op 4 maart 2012 heeft aangekondigd dat het een reeks gecoördineerde aanvallen zou uitvoeren om de hele christelijke gemeenschap die in het noorden van het land leeft te vernietigen;

H.

overwegende dat de vrijheden van godsdienst, overtuiging, geweten en gedachte fundamentele en universele waarden vormen en tot de essentie van de democratie behoren; overwegende dat de Europese Unie herhaaldelijk heeft verklaard de vrijheid van godsdienst, overtuiging, geweten en gedachte hoog in het vaandel te dragen, en heeft benadrukt dat regeringen overal ter wereld de plicht hebben deze vrijheden te garanderen;

I.

overwegende dat Boko Haram verantwoordelijk wordt geacht voor meer dan 900 doden bij circa 160 aanslagen sinds juli 2009; overwegende dat recente berichten wijzen op een mogelijke connectie tussen Boko Haram en AQMI (Al Qaeda au Maghreb Islamique), hetgeen een ernstige bedreiging zou kunnen betekenen voor de vrede en veiligheid in het Sahelgebied en westelijk Afrika;

J.

overwegende dat president Goodluck Jonathan naar aanleiding van de uitbarstingen van geweld op 31 december 2011 de staat van beleg in een aantal staten heeft uitgeroepen en tijdelijk de grenzen met Tsjaad, Kameroen en Niger heeft gesloten; overwegende dat de president heeft toegegeven dat Boko Haram in overheidsinstellingen en veiligheidstroepen is geïnfiltreerd, terwijl corrupte ambtenaren Boko Haram van wapens zouden hebben voorzien;

K.

overwegende dat de problemen in Nigeria het gevolg zijn van een gebrek aan economische ontwikkeling en dat de spanningen voortvloeien uit al decennia voortdurende rancuneuze gevoelens tussen enerzijds autochtone bevolkingsgroepen en anderzijds migranten en kolonisten uit het Hausa sprekende islamitische noorden die met elkaar rivaliseren om de controle over het vruchtbare akkerland;

L.

overwegende dat een vreedzame oplossing van conflicten respect impliceert voor de mensenrechten, toegang tot de rechter, het beëindigen van de straffeloosheid, alsook een eerlijke toegang tot de beschikbare middelen en herverdeling van de inkomsten in een olierijk land als Nigeria;

M.

overwegende dat Nigeria weliswaar de op zeven na grootste olieproducent ter wereld is; maar dat de meerderheid van de 148 miljoen inwoners van het land onder de armoedegrens leeft;

N.

overwegende dat de Nigeriaanse regering per jaar ongeveer 8 miljard USD aan brandstofsubsidies besteedt; overwegende dat in landen die rijk zijn aan hulpbronnen en waarin een diepe kloof tussen rijk en arm bestaat, zoals in Nigeria, gesubsidieerd gas een van de weinige voordeeltjes is die aan de bevolking worden toegeschoven door een ongelooflijk corrupte regering die zich schuldig heeft gemaakt aan wanbeheer van de oliewinsten;

O.

overwegende dat president Goodluck Jonathan aan het begin van dit jaar naar aanleiding van felle protesten van het publiek en een algemene staking van een week gedwongen was de brandstofsubsidie gedeeltelijk weer in te voeren; overwegende dat internationale financiële instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds erop wijzen dat subsidies beter kunnen worden gebruikt voor de financiering van onderwijs, gezondheidszorg en andere diensten;

P.

overwegende dat er in grote lijnen niets wordt ondernomen tegen het wanbeheer en misbruik door de toonaangevende elite van 's lands enorme natuurlijke hulpbron – de aardolie; overwegende dat bovendien opeenvolgende olieverontreiniging door oliewinningswerkzaamheden van multinationals, sabotage van pijpleidingen, diefstal van ruwe olie en het op grote schaal affakkelen van gas tot ernstige vervuiling van de Nigerdelta hebben geleid; overwegende dat het milieuherstel van het Nigeriaanse oliegebied Ogoniland volgens een rapport van de Verenigde Naties het meest veelomvattende en langdurige olieschoonmaakprogramma ter wereld zou kunnen worden indien vervuild drinkwater, de grond, kreken en andere ecosystemen volledig hersteld zouden moeten worden;

Q.

overwegende dat de minister voor Vrouwenvraagstukken en Sociale Ontwikkeling, Hajia Zainab Maina, zich tegen het grote aantal gevallen van verkrachting en van seksueel geweld tegen vrouwen in het land heeft gekeerd en heeft verklaard dat, om op deze zorgwekkende ontwikkeling te reageren, het wetsontwerp inzake "geweld tegen personen" absoluut in wetgeving dient te worden omgezet;

R.

overwegende dat homoseksuele gedragingen volgens het Nigeriaanse federale wetboek van strafrecht aanleiding kunnen geven tot een gevangenisstraf van wel 14 jaar; overwegende dat in bepaalde Nigeriaanse deelstaten waar de Sharia geldt, de doodstraf staat op vrijwillig homoseksueel contact en dat lesbisch contact bestraft wordt met geseling en opsluiting voor een periode van zes maanden; overwegende dat onlangs ook federale wetgeving is ingevoerd die partnerschappen tussen personen van hetzelfde geslacht strafbaar stelt en voorziet in een gevangenisstraf van maximaal 14 jaar; overwegende dat het nationale parlement tweemaal heeft geprobeerd een dergelijke wet in te voeren, maar dat dit is verhinderd door internationale en Nigeriaanse mensenrechtenactivisten;

S.

overwegende dat de Nigeriaanse arbeidsactivisten en mensenrechtenverdedigers Osmond Ugwu en Raphael Elobuike gevangen worden gehouden in de federale gevangenis van Enugu in het zuidoosten van Nigeria op beschuldiging van een poging tot moord op een politieman naar aanleiding van hun arrestatie bij een betoging van arbeiders op 24 oktober 2011; overwegende dat volgens Amnesty International en Human Rights Watch bewijs in de vervolging van hen ontbreekt;

T.

overwegende dat de EU een van de grootste steunverleners van Nigeria is; overwegende dat de Commissie en de federale regering van Nigeria op 12 november 2009 hun handtekening hebben gezet onder het landenstrategiedocument Nigeria-EU en het nationale indicatieve programma voor 2008-2013, in het kader waarvan de EU projecten zal financieren op het gebied van vrede en veiligheid en mensenrechten;

U.

overwegende dat de EU ingevolge artikel 8 van de herziene Cotonou-Overeenkomst een regelmatige politieke dialoog met Nigeria aangaat over mensenrechten en democratische beginselen, en dus ook over etnische, religieuze en raciale discriminatie;

1.

veroordeelt met klem het recente geweld, met name de aanslagen van de terroristische islamitische sekte Boko Haram, betreurt het tragische verlies van mensenlevens in de getroffen regio's van Nigeria en spreekt zijn medeleven uit met de nabestaanden en gewonden;

2.

maant alle gemeenschappen zelfbeheersing te betrachten en naar vreedzame middelen te zoeken voor het oplossen van geschillen tussen de verschillende religieuze en etnische groepen in Nigeria;

3.

vraagt de Nigeriaanse regering met klem zo snel mogelijk een eind te maken aan het geweld en de veiligheid en bescherming van de bevolking en de eerbiediging van de mensenrechten te garanderen;

4.

doet een beroep op de president van Nigeria om de dialoog tussen de aanhangers van verschillende godsdiensten en overtuigingen aan te moedigen en de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst te vergroten;

5.

onderstreept het belang van een onafhankelijk, onpartijdig en goed toegankelijk gerechtelijk apparaat om een einde te maken aan de straffeloosheid en om de eerbiediging van de rechtsstaat en de grondrechten van de bevolking te bevorderen;

6.

dringt er bij de federale regering op aan onderzoek in te stellen naar de oorzaken van het meest recente geweld en erop toe te zien dat de geweldplegers berecht worden; vraagt de federale regering met name om met harde hand op te treden tegen Boko Haram, dat teert op de diepgewortelde religieuze tegenstellingen in Nigeria;

7.

onderstreept het belang van regionale samenwerking voor het aanpakken van de dreiging die uitgaat van een mogelijke connectie tussen Boko Haram en AQMI; moedigt de landen in de regio aan hun samenwerking onder meer via de relevante regionale organisaties te verdiepen om synergieën tussen Boko Haram en AQMI te voorkomen; roept de EU-instellingen en de lidstaten op om deze regionale inspanningen te ondersteunen;

8.

spreekt zijn krachtige veroordeling uit over de moord op de Brit Chris McManus en de Italiaan Franco Lamolinara – twee ingenieurs die werkzaam waren voor een Italiaans bouwbedrijf en door AQMI tien maanden lang in Noord-Nigeria waren gegijzeld – tijdens een mislukte reddingspoging op 8 maart 2012, en spreekt de familie van de slachtoffers zijn medeleven uit;

9.

dringt aan op breder onderzoek naar de onderliggende oorzaken van het conflict, zoals sociale, economische en etnische spanningen, in plaats van te volstaan met vage en simpele verklaringen op grond van alleen religie, die op den duur geen basis kunnen bieden voor een blijvende oplossing voor de problemen in deze regio;

10.

roept de federale regering op de bevolking te beschermen en de onderliggende oorzaken van het geweld aan te pakken, door te zorgen voor gelijke rechten voor alle burgers en door werk te maken van de problemen rond de controle over vruchtbare landbouwgrond, werkloosheid en armoede;

11.

verzoekt de Nigeriaanse regering corruptie, armoede en ongelijkheid te bestrijden en te ijveren voor sociale, politieke en economische hervormingen, met als doel Nigeria tot een democratisch, stabiel, veilig en vrij land te maken waar de mensenrechten geëerbiedigd worden;

12.

doet een beroep op de autoriteiten iets te doen aan de reële klachten van burgers die in de noordelijke gebieden van het land leven die veel armer zijn dan een aantal welvarender zuidelijke staten, en prioriteit te geven aan de verbetering van hun abominabele levensomstandigheden, maar daarbij niet voorbij te gaan aan staten met soortgelijke problemen in het zuiden;

13.

vraagt de Nigeriaanse autoriteiten en buitenlandse bedrijven die in de Nigeriaanse oliesector werkzaam zijn, het bestuur te helpen versterken door een verbetering van de doorzichtigheid en de verantwoordingsplicht in de winningssector, en vraagt van bedrijven zich te houden aan het Initiatief inzake transparantie van de winningsindustrieën en hun betalingen aan de Nigeriaanse regering openbaar te maken;

14.

onderstreept dat de Nigeriaanse autoriteiten en multinationale aardoliebedrijven hun uiterste best moeten doen om een einde te maken aan de nog steeds plaatsvindende verontreiniging en de aanbevelingen van het Milieuprogramma van de Verenigde Staten uit te voeren, teneinde iets te ondernemen tegen de milieuschade als gevolg van vervuiling door aardolie;

15.

spoort de Nigeriaanse autoriteiten met nadruk aan ervoor te zorgen dat het wetsontwerp inzake "geweld tegen personen" in wetgeving wordt omgezet en hoopt dat dit een duidelijke bijdrage zal leveren aan de beëindiging van het grootschalige seksueel geweld en andere gewelddadigheden tegen vrouwen;

16.

pleit voor afschaffing van de bestaande wetgeving waarbij homoseksualiteit strafbaar wordt gesteld en in sommige gevallen met steniging wordt bestraft; roept het Nigeriaanse parlement ertoe op de "Same Gender Marriage Prohibition Bill" te verwerpen, die – als hij wordt aangenomen – voor zowel Nigeriaanse als buitenlandse LGBT-mensen zou betekenen dat zij ernstig gevaar lopen aan geweldpleging en arrestatie te worden onderworpen;

17.

doet een beroep op de regering om vakbondsleider Osmond Ogwu en vakbondslid Raphael Elobuike wegens gebrek aan bewijs bij hun vervolging vrij te laten;

18.

herhaalt zijn bezorgdheid over de volledige en doeltreffende eerbiediging van het recht op godsdienstvrijheid voor alle religieuze minderheden in een aantal derde landen; benadrukt in dit verband dat de vrijheid van eredienst slechts één aspect is van het recht op vrijheid van godsdienst, omdat dit laatste ook de vrijheid omvat van godsdienst te veranderen en zijn godsdienst te tonen door onderwijs, praktijk en observantie, op individueel, collectief, particulier, publiek en institutioneel niveau; onderstreept in dit verband dat het openbare aspect de kern van religieuze vrijheid vormt en dat het recht op godsdienstvrijheid ernstig geschonden wordt als christenen en anderen verboden wordt hun geloof in het openbaar te belijden, waardoor hun godsdienst tot een privéfenomeen gereduceerd wordt;

19.

wijst erop dat in grote delen van de wereld nog steeds belemmeringen bestaan waardoor mensen niet vrij voor hun geloof of overtuiging kunnen uitkomen, en verzoekt hoge vertegenwoordiger Ashton en de Commissie in de context van hun mensenrechteninitiatieven bijzondere aandacht aan dit probleem te schenken;

20.

vraagt dat de hoge vertegenwoordiger, die verantwoordelijk is voor van de Europese Dienst voor extern optreden, diplomatieke actie onderneemt in Nigeria en zich tegelijk inzet voor langetermijnontwikkelingssamenwerking met het oog op het bereiken van vrede, veiligheid, degelijk bestuur en respect voor de mensenrechten;

21.

spoort de EU ertoe aan haar politieke dialoog met Nigeria in het kader van artikel 8 van de herziene Overeenkomst van Cotonou voort te zetten en in die context kwesties te behandelen rond de universele mensenrechten, waaronder de vrijheid van gedachte, geweten, godsdienst en overtuiging alsmede het verbod op discriminatie op welke grond ook, zoals die zijn vastgelegd in universele, regionale en nationale mensenrechteninstrumenten;

22.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de federale regering van Nigeria, de instellingen van de Afrikaanse Unie en van ECOWAS, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de covoorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU en het Pan-Afrikaanse Parlement (PAP).