22.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/17


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Een internemarktbeleid waarin mens en burger centraal staan” (initiatiefadvies)

2012/C 143/04

Rapporteur: Jorge Pegado LIZ

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 20 januari 2011 besloten overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over

Een internemarktbeleid waarin mens en burger centraal staan.

De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 1 februari 2012 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 22 en 23 februari 2012 gehouden 478e zitting (vergadering van 22 februari 2012) onderstaand advies met 118 stemmen vóór en 3 tegen, bij 8 onthoudingen, goedgekeurd.

De argumenten die voor Europa pleiten veranderen voortdurend. Europa is een begrip dat moet worden aangepast aan de politieke en economische ontwikkelingen.

(Durão Barroso, Expresso, 19/11/2011)

1.   Inleiding

1.1   Twintig jaar nadat een interne markt zonder belemmeringen of obstakels van welke aard dan ook volgens Jacques Delors een feit had moeten zijn, is het de hoogste tijd dat het EESC als vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld gaat kijken hoe ver we gekomen zijn en welke kant we nu op moeten.

1.2   Wie zich vandaag over de interne markt buigt kan echter niet anders dan ook het hele Europese project opnieuw onder de loep nemen. Zal het ideale Europa dat sommigen van ons voor ogen hadden en waarvoor zo velen zich met hart en ziel hebben ingezet, terwijl anderen het werk van de afgelopen 60 jaar langzaamaan weer ondergraven, zal datzelfde Europa in 2050 nog steeds een boegbeeld van vrijheid, cultuur en vrede, een pleitbezorger van broederschap en een verkondiger van gelijkheid in een wereld zonder discriminatie en zonder grenzen zijn, zoals commissaris Barnier zich onlangs afvroeg in een goed onderbouwd betoog aan de Humboldt-Universiteit?

1.3   Zoveel is zeker: Europa maakt op dit moment woelige tijden door en worstelt met een langdurige crisis die niet louter conjunctureel maar systemisch van aard is, die méér is dan een economische en financiële crisis en ook de sociale en culturele waarden op losse schroeven zet, en waarvoor ook de EESC-vertegenwoordigers over het algemeen geen pasklare oplossing hebben.

1.4   We hebben te maken met een werkgelegenheidscrisis. Europa is niet langer in staat al zijn burgers werk te verschaffen. De enige manier om uit het slop te geraken is groei, en de beste manier om groei te bewerkstelligen is de volledige voltooiing van de interne markt.

1.5   Het maatschappelijk middenveld heeft dan ook terecht ernstige bedenkingen bij een en ander: is het huidige institutionele model van de EU dat is voortgekomen uit het Verdrag van Lissabon, wel opgewassen tegen de crisis? Behoort een efficiënte en adequate vorm van zelfregulering tot de mogelijkheden van het huidige sociaaleconomische model? Hoe is het mogelijk dat samenhangende en doeltreffende regulerende maatregelen uitblijven en dat willekeurige en tegenstrijdige besluiten elkaar opvolgen? Hoe kunnen we meer greep krijgen op het financiële systeem, gezien de opeenvolgende beurscrashes en alle daarmee gepaard gaande sociale en economische schade? De dieper liggende symptomen van de crisis en de imminente dreiging van een wereldwijde recessie lijken erop te wijzen dat het bestaande Europese model elk moment kan instorten. Het maatschappelijk middenveld doet dan ook een dringend beroep op zijn leiders om zich ambitieus en visionair op te stellen, zodat het Europese sociaaleconomische model, dat de waarden en beginselen van het Verdrag hoog in het vaandel draagt, weer nieuw leven kan worden ingeblazen.

1.6   Het Comité prijst zich bijgevolg bijzonder gelukkig dat ook het Raadgevend Comité van de EVA de tijd rijp achtte voor een advies over deze problematiek en dat beide organen erin geslaagd zijn tijdens een vergadering in Oslo hun standpunten op elkaar af te stemmen (1).

2.   Het hoe en waarom van de interne markt

2.1   Al in het Verdrag van Rome wordt verwezen naar een gemeenschappelijke markt als hefboom voor "de harmonische ontwikkeling van de economische activiteit binnen de gehele Gemeenschap, een gestadige en evenwichtige expansie, een grotere stabiliteit, een toenemende verbetering van de levensstandaard en nauwere betrekkingen tussen de in de Gemeenschap verenigde Staten" (art. 2). De interne markt is niet opgezet als een op zich staand beleid en was nooit bedoeld als een eenvoudige vrijhandelszone, zoals de EVA, maar heeft altijd deel uitgemaakt van een brede strategie.

2.2   Zo zag dus de blauwdruk eruit van wat later het internemarktbeleid zou worden, dat door sommigen terecht wordt beschouwd als de kroon op het Europees beleid. Dit beleid diende "geleidelijk" tot stand te worden gebracht "gedurende een overgangsperiode van twaalf jaar" (art. 8), die niet langer mocht duren dan in totaal 15 jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van het Verdrag.

2.3   Het instrumentarium om de idealen van 1957 te verwezenlijken was dus beschikbaar, maar de politieke, sociale en economische situatie kwam roet in het eten gooien, zodat de "gemeenschappelijke markt" 15 jaar later nog steeds geen feit was.

2.4   In het Witboek voor de voltooiing van de interne markt uit 1985 werd nauwkeurig aangegeven welke stappen nodig waren om deze doelstelling in 1992 te hebben waargemaakt. Tegelijk ging men inzien dat wijzigingen op het Verdrag van Rome noodzakelijk waren om de beleidsdoelstellingen van het Witboek dichterbij te brengen. Zo zag de Europese Akte (2) het licht, waarmee m.n. de volgende ingrijpende wijzigingen, die betrekking hebben op de voltooiing van de interne markt, werden ingevoerd:

a)

maatregelen inzake de onderlinge aanpassing van bepalingen die gericht zijn op de instelling van de interne markt kunnen voortaan met gekwalificeerde meerderheid worden goedgekeurd in plaats van met eenparigheid van stemmen (artt. 8 A en 100 A);

b)

er wordt voor het eerst verklaard dat maatregelen op het gebied van volksgezondheid, veiligheid en consumentenbescherming moeten uitgaan van een hoog beschermingsniveau (art. 100 A, lid 3);

c)

het beginsel van wederzijdse erkenning, dat voortvloeit uit het alom bekende ‘Cassis de Dijon’-arrest van het Hof van Justitie, wordt ingevoerd (art. 100 B);

d)

de economische en sociale samenhang wordt ondubbelzinnig aangemerkt als cruciale doelstelling die voor ogen moet worden gehouden bij de realisatie van de interne markt (artt. 130 A en B).

2.5   Het is echter pas in 1992, met het Verdrag van Maastricht, waarbij de Europese Unie (3) werd opgericht, dat de nieuwe bepalingen inzake de voltooiing van de interne markt meer gewicht in de schaal gaan leggen, op een moment dat het al meer dan duidelijk was dat de einddatum van 1992 bij lange na niet zou worden gehaald (4).

2.6   In de meeste lidstaten bleek het aantal wetgevende en andere obstakels juist nog toegenomen, wat door de Commissie oogluikend werd toegestaan; deze liberale opstelling leidde ertoe dat de interne markt op een aantal gebieden van kapitaal belang, zoals de dienstensector, nagenoeg tot stilstand kwam.

2.7   Heel wat van de initiatieven die werden genomen in het kader van de voltooiing van de interne markt waren in feite niet meer dan op zichzelf staande pogingen tot harmonisatie van de wetgeving, zonder dat er sprake was van een samenhangend beleid. Bovendien bleven de lidstaten, als reactie hierop, nationale maatregelen nemen die haaks stonden op het beginsel van vrije mededinging; zo kenden zij ongeoorloofde overheidssteun toe, legden zij nieuwe kwantitatieve of vergelijkbare beperkingen op en weigerden zij systematisch inspanningen te doen op cruciale gebieden als industriële integratie, fiscaliteit of economische governance.

2.8   Ook initiatieven die alom werden verwelkomd en schijnbaar tot een goed einde werden gebracht, zoals de goedkeuring van de Schengenregels, de invoering van de euro, en meer recent ook de communautarisering van de ruimte van vrijheid en recht en het opnemen van het Handvest van de grondrechten van de EU in de definitieve versie van het Verdrag van Lissabon, bleken uiteindelijk toch niet het verwachte effect te sorteren, niet alleen omdat bepaalde lidstaten zich er niet of niet onvoorwaardelijk bij aansloten, maar ook omdat beperkingen werden opgelegd aan de reikwijdte en toepassing ervan, als zij al niet ronduit werden geboycot. De noodzakelijke begeleidende maatregelen, zoals een daadwerkelijk Europees financieel beleid, bleven bovendien uit. Dat is de werkelijke oorzaak van het feit dat Europa niet opgewassen blijkt tegen de huidige crisis, die het aan de rand van de afgrond heeft gebracht, zoals Jacques Delors opmerkte in een interview met Le Soir en Le Temps op 18 augustus 2011.

2.9   Het Comité heeft er in het verleden al herhaaldelijk op gewezen dat een mentaliteitswijziging noodzakelijk is: wat telt is de kwaliteit van de maatregelen ter voltooiing van de interne markt. De concrete belangen en de grondrechten van de burgers in het algemeen en de consumenten en werknemers in het bijzonder moeten centraal komen te staan, en de internemarktproblematiek moet worden bekeken vanuit een humanistisch perspectief, waarbij de sociale aspecten evenveel gewicht in de schaal leggen als de economische kant van de zaak, dit in tegenstelling tot de puur economische benadering die tot nog toe is gevolgd en die enkel heeft geleid tot beperkingen, terughoudendheid, aarzeling en wantrouwen (5).

2.10   Toen de huidige Commissievoorzitter bij het aanbreken van zijn tweede mandaat zijn nieuwe visie op de interne markt voor de XXIe eeuw (6) uiteenzette, daarmee voortbordurend op een eerdere mededeling over "Een agenda voor de burgerConcrete resultaten voor Europa" (7), waren de verwachtingen hooggespannen. De Commissie leek hiermee immers een resolute koerswijziging aan te kondigen van haar internemarktbeleid, dat voortaan op de eerste plaats op de burgers en consumenten gericht zou zijn. Eindelijk zag de Commissie het internemarktbeleid niet langer als een op zichzelf staand beleidsgebied maar als onderdeel van een bredere strategie, voorloper van de Europa 2020-strategie. Als voornaamste doelstellingen vermeldde zij het herstel van het consumentenvertrouwen, het bevorderen van economische integratie en sociale samenhang en de ontwikkeling van de kennismaatschappij in een duurzaam Europa, en wel in de context van de globalisering. Spil van de nieuwe aanpak was de voortdurende verbetering van de regelgeving in een gezond en vereenvoudigd wetgevingskader (8).

2.11   Om haar koerswijziging kracht bij te zetten verzocht de Commissie oud-commissaris Mario Monti een grootschalige studie uit te voeren, die in mei 2010 werd voorgelegd (9); in diezelfde periode verzocht ook de Raad een reflectiegroep bestaande uit een aantal prominente figuren, waaronder Mario Monti en voorgezeten door de Spaanse oud-premier Felipe González, om een verslag op te stellen over de vooruitzichten van Europa voor 2030 (10); het EP op zijn beurt presenteerde eveneens in mei 2010 het verslag Grech, dat ten grondslag lag aan zijn resolutie van 20 mei over "Het verwezenlijken van een interne markt voor consumenten en burgers" (11).

2.12   Dit zijn stuk voor stuk belangrijke documenten die er allemaal op wijzen dat het beleid inzake de voltooiing van de interne markt op een nieuwe leest moet worden geschoeid, zowel qua opzet als qua uitvoering. Het huidige model is voorbijgestreefd, en hoewel er op bepaalde terreinen ontegenzeggelijk vooruitgang is geboekt, zijn de resultaten over het algemeen onderbelicht, onvoldoende en teleurstellend, zeker nu Europa te maken krijgt met onverwachte uitdagingen en de vooruitzichten allerminst rooskleurig zijn.

2.13   Deze opmerkingen en conclusies worden overigens ruimschoots gestaafd door de geregeld verschijnende scoreboards voor de interne markt (12), alsook door de gedetailleerde periodieke verslagen van Eurobarometer over de manier waarop burgers en bedrijfsleven aankijken tegen de interne markt en hun ervaringen hiermee, de scoreboards voor de consumenten op de interne markt (13), en de jaarverslagen van de Commissie over de toepassing van het gemeenschapsrecht in het algemeen (14) en het acquis op het gebied van consumentenwetgeving in het bijzonder (15); al deze analyses, als zij tenminste correct worden geïnterpreteerd, zorgvuldig worden bestudeerd en kritisch tegen het licht worden gehouden, vormen een bevestiging van de twijfels en de bezorgdheid waaraan in bovenbedoelde documenten uiting wordt gegeven.

2.14   Het zag er dus naar uit dat de Commissie een nieuwe weg zou gaan bewandelen en de hier vermelde conclusies zou meenemen in een heel nieuw beleid, een beleid dat rekening zou houden met de financiële crisis, de interne markt zou klaarstomen voor de XXIe eeuw en zou beantwoorden aan de verwachtingen die werden gewekt door de vele verklaringen van de allerhoogste politiek verantwoordelijken. Die hoop werd echter de bodem ingeslagen met de publicatie van de mededeling "Voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen". De vele verdiensten ervan ten spijt is deze tekst niet meer dan een opsomming van 50 afzonderlijke maatregelen, zonder duidelijke strategie (16); de minpunten en tekortkomingen ervan worden duidelijk aan het licht gebracht in de resolutie van het EP van 6 april 2011 (17).

2.15   Ook de meest recente Commissiemededeling lijdt aan dezelfde kwaal. Hierin worden twaalf "hefbomen" voor de voltooiing van de interne markt voorgesteld, maar het blijft onduidelijk welke beleidskeuzes ten grondslag liggen aan deze strategische selectie, en waarom juist voor deze hefbomen is gekozen en niet voor bepaalde andere uit bv. de lijst die al door het Comité was opgesteld in zijn advies ter zake (18).

2.16   Toch kan uit diverse recente toespraken van m.n. de Commissievoorzitter en van commissaris Barnier, alsook uit het programma dat de Commissie inmiddels heeft ingediend (19), worden afgeleid dat zich een nieuwe kijk op de verwezenlijking van de interne markt aandient. Ook de Verklaring van Krakau (20) en de verklaring van de Europese Stuurgroep van de denktank Notre Europe wijzen daarop.

3.   Een nieuw model voor de voltooiing van de interne markt

3.1   We moeten erop blijven hameren dat in het licht van de grondbeginselen van het Verdrag van Lissabon, de voltooiing van de interne markt geen doel op zich is, maar een middel, een instrument om op verschillende gebieden een reeks beleidsdoelstellingen te realiseren (21).

3.2   Daarnaast moet worden beklemtoond dat het hier tegelijk om economische, sociale en milieudoelstellingen gaat, die op gelijke voet staan en in laatste instantie stuk voor stuk gericht zijn op het welzijn van de bevolking en de bevordering van menselijke waardigheid, gelijkheid, vrijheid, solidariteit, democratie, de rechtstaat en de eerbiediging van de mensenrechten (artt. 2 en 3 van het VEU) (22).

3.3   Maatregelen voor de voltooiing van de interne markt, waarvan de doeleinden juridisch gezien vandaag veel grootschaliger zijn dan in 1957, dienen dan ook steeds te worden beschouwd in het licht van deze beginselen, waarden en doelstellingen.

3.4   De interne markt was oorspronkelijk duidelijk bedoeld als economische pijler van een federaal Europa. Vandaag echter moet dat uitgangspunt opnieuw onder de loep worden genomen, rekening houdend met de ontwikkelingen van de laatste 30 jaar en de huidige situatie. De interne markt gaat door het huidige klimaat steeds meer de richting uit van een vrijhandelszone, zoals haar voorganger de EVA, en dreigt te verworden tot de kleinste gemene deler van de nationale belangen van de lidstaten, wat betekent dat het politiek project van supranationale aard geen vrucht zal dragen.

3.5   We moeten er dan ook op blijven hameren dat de interne markt moet fungeren als bindmiddel tussen deze nationale belangen, binnen een samenhangend institutioneel systeem van economische en financiële governance, dat zo snel mogelijk concreet vorm moet krijgen.

3.6   Dit impliceert een realistische kijk op de grenzen van de interne markt: het is zaak te weten hoe ver we kunnen en mogen gaan. Zo heeft het geen zin overbodige en niet gerechtvaardigde maatregelen op te leggen die er enkel toe leiden dat bedrijven, en m.n. het mkb (23) (inclusief vrije beroepen), het leven lastig wordt gemaakt. Ook mag niet worden vergeten dat volledige harmonisatie niet altijd aangewezen is, omdat bepaalde waarden van een andere orde (bijv. kwaliteitswaarborging) de bovenhand hebben; dat kan bv. het geval zijn waar het gaat om de rechten van consumenten en hun bescherming. Naast het harmonisatieaspect moet hier ook het credo "kracht in veelvoud" weer een centrale rol in het internemarktbeleid gaan spelen.

3.7   Het is van kapitaal belang dat het programma "Beter wetgeven", waarvoor het Comité zich altijd actief heeft ingezet (24), ook in de toekomst onverkort en met vaste hand wordt uitgevoerd. Bedoeling is niet alleen teksten te produceren die vanuit technisch oogpunt kloppen en alle overbodige en schadelijke bureaucratische rompslomp overboord te gooien, maar ook en vooral proactief op te treden, zodat het maatschappelijk middenveld en de ondernemingen in kwestie daadwerkelijk worden betrokken bij alle fases van de uitwerking van de wetgeving en bij de administratie. In dat verband moet m.n. meer aandacht uitgaan naar effectbeoordelingen vooraf. Ook moet bij het streven naar harmonisatie van de wetgeving systematischer worden gekozen voor verordeningen i.p.v. richtlijnen en mag men niet bang zijn om het bekende wetgevingsarsenaal, telkens wanneer dat gerechtvaardigd lijkt, te vervangen door nieuwe en meer geschikte instrumenten, zoals optionele regelingen  (25). Evenmin moet men bang zijn om volledig af te zien van gemeenschappelijke initiatieven als die niet doeltreffend zijn en geen voordelen opleveren.

3.8   Voorts is het zaak het communautaire acquis en de administratieve formaliteiten te herzien, te vereenvoudigen en te codificeren  (26) en alle overbodige, contraproductieve of zelfs schadelijke aspecten met chirurgische precisie te verwijderen (27). Een en ander dient wel in samenspraak te gebeuren, om te voorkomen dat fundamentele aspecten van de regelgeving zouden worden afgeschaft.

3.9   Reguleren, niet verstikken, zo luidt het devies. Dit vereist niet alleen een innovatieve en creatieve opstelling, er dient ook te worden teruggegrepen op de voorstellen uit het eerste rapport van onafhankelijke deskundigen over vereenvoudiging van de wetgeving en administratie, die nog steeds actueel zijn en dringend moeten worden uitgevoerd (28).

3.10   Belangrijk in dit verband is normalisatie of standaardisering volgens de "nieuwe aanpak", die niet alleen van toepassing is op producten maar ook op diensten (29). Ook hier echter moeten de noodzaak, doelmatigheid en effecten van maatregelen nauwkeurig worden geanalyseerd, zodat bij de normalisatie de verschillende vormen van dienstverlening voor de interne markt van elkaar kunnen worden onderscheiden.

3.11   Voorts moet ook het informatiesysteem interne markt (IMI) een nieuwe impuls krijgen en worden versterkt: het toepassingsgebied ervan moet worden uitgebreid en de bestuurlijke samenwerking moet vlotter verlopen, overeenkomstig de herhaalde aanbevelingen van het Comité (30). Tevens moet zo ook het SOLVIT-netwerk worden herzien en de nodige middelen krijgen.

3.12   Ook belangrijk is een nieuwe kijk op de belangrijkste pijlers van de interne markt, zoals m.n. de beginselen van wederzijdse erkenning (31), subsidiariteit (32) en evenredigheid (33), alsook het voorzorgsbeginsel, dat vooralsnog enkel van toepassing is op specifieke gebieden, zoals voedselveiligheid, maar tot een algemeen beginsel zou moeten worden verheven. Deze beginselen moeten opnieuw worden afgebakend en de toepassing ervan moet nauwer worden afgestemd op de reële behoeften van de burgers.

3.13   Bij de vaststelling van de prioriteiten moet zorgvuldig te werk worden gegaan. Het gaat niet aan om willekeurig een aantal symbolische maatregelen uit te kiezen. Bedoeling is aan de hand van een aantal duidelijk criteria een strikte beleidskoers uit te zetten – wat Europa tot nog toe heeft nagelaten –, waarin mensen centraal staan.

3.14   Bovenaan de prioriteitenlijst moet een plaats worden ingeruimd voor de dienstensector  (34), en meer specifiek de retailmarkt voor financiële diensten voor consumenten  (35); dit is immers bij uitstek een van de terreinen waarop de interne markt te kort schiet, terwijl er juist behoefte is aan meer innovatieve maatregelen én instrumenten. Zo zou het Comité m.n. graag zien dat de Commissie toeziet op de uitvoering van de Dienstenrichtlijn en daarover regelmatig en in alle openheid verslag uitbrengt; deze richtlijn is tot nog toe immers het enige wetgevingsinstrument dat erop gericht is de grensoverschrijdende handel in diensten open te stellen.

3.15   Bijzondere aandacht verdient voorts de voltooiing van de interne markt voor grensoverschrijdende elektronische handel, die immers sociaaleconomische voordelen meebrengt voor de Europese consumenten in het algemeen en meer in het bijzonder voor de bewoners van minder toegankelijke gebieden en mensen met een handicap. Ook het bedrijfsleven, en dan vooral het MKB, zal hier garen bij spinnen. Hiermee komt immers een einde aan tal van problemen die wel al uitgebreid in kaart werden gebracht zonder dat echter werk werd gemaakt van de instrumenten en mechanismen die onontbeerlijk zijn om het vertrouwen van de consument te winnen en hem te beschermen en om een gunstig klimaat te scheppen voor het bedrijfsleven (36).

3.16   Het gaat m.n. om de versnippering van de markt, de uiteenlopende toepasselijke regels, de onzekerheid omtrent privacy en vertrouwelijkheid van gegevens, de veiligheid van transacties, de juridische bescherming bij geschillen, het bestaan van illegale onlinediensten, piraterij en cybercriminaliteit. Om een samenhangend wettelijk kader voor een echte digitale interne markt te kunnen uitwerken is dus een horizontale aanpak door de verschillende DG's van de Commissie vereist.

3.17   Een terrein waarop nog veel werk aan de winkel is, en waarop de EU helaas nog geen overtuigend resultaat geboekt heeft, is de daadwerkelijke toepassing van het Gemeenschapsrecht. Dit is immers de enige manier om de naleving van het recht en de efficiëntie van de regelgeving (37) veilig te stellen, en ervoor te zorgen dat men zich niet blindstaart op "administratieve samenwerking" zonder meer (38). Voor de burgers is het in dit verband cruciaal dat het recht op collectief verhaal op Europees niveau zonder verdere vertraging en ondubbelzinnig wordt vastgelegd, zodat duidelijk wordt wie in laatste instantie verantwoordelijk is voor niet-naleving van de EU-regels, en de vrijwillige naleving ervan wordt gestimuleerd (39).

3.18   Het allerbelangrijkste is echter dat parameters worden vastgelegd voor een interne markt waarbij mens en burger centraal staan. Een dergelijke taak hoort niet te worden toevertrouwd aan een groepje van zogenaamde wijzen; de burgers en de maatschappelijke organisaties moeten een vinger in de pap krijgen; er moet worden geluisterd naar hun wensen en verlangens, maar ook naar hun frustraties en teleurstellingen.

3.19   Het Comité zou dan ook graag zien dat met de viering van de 20 jaar die sinds 1992 verstreken zijn, het startsein wordt gegeven voor een periode van reflectie. Het is tijd om actie te ondernemen, maar het is van belang dat gecoördineerd en doordacht te werk wordt gegaan. Het Comité zou aan het debat willen bijdragen door een aantal in zijn ogen essentiële parameters aan te reiken.

3.19.1

Op de eerste plaats dient duidelijk te worden gemaakt dat het internemarktbeleid ondergeschikt is aan de grondbeginselen en hoofddoelstellingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, meer i.h.b. de bepalingen van de titels IV en V en de versterking van de sociale dimensie en de rechten van de consument (40).

3.19.2

Daarnaast dient te worden bekeken hoe sectorale beleidsmaatregelen kunnen worden samengebracht onder een gemeenschappelijke strategische doelstelling, zodat het economisch, industrie-, handels-, vervoer-, energie-, milieu-, consumenten- en mededingingsbeleid onder hetzelfde algemeen wettelijk kader vallen, dat gericht is op integratie en het vertrouwen van de sociale en maatschappelijke partners (consumenten, gezinnen, werknemers, bedrijven, ngo's, enz.) versterkt. Dit houdt in dat de 2020-strategie opnieuw onder de loep wordt genomen en nieuw leven wordt ingeblazen.

3.19.3

Daarnaast moet de discussie worden aangegaan over de versterking en verzekering van de vrijheid van verkeer en de mobiliteit van burgers in het algemeen en i.h.b. van werknemers, zelfstandigen, beoefenaars van vrije beroepen, docenten en studenten. Het is zaak dat de sociale rechten (sociale zekerheid, juridische bescherming, ziekte- en ongevallenverzekering, pensioenen, enz.) van al deze groepen in alle omstandigheden en zonder discriminatie worden geëerbiedigd. Een en ander houdt ook in dat de regeling voor de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties en diploma's wordt herzien. Hierbij zullen hoge kwaliteitseisen t.a.v. de veiligheid en gezondheid van de consument als maatstaf moeten worden gehanteerd.

3.19.4

Bij het streven naar sociale integratie en werkgelegenheid dient aandacht te worden besteed aan de daadwerkelijke openstelling van de arbeidsmarkten voor alle Europese burgers. Ook moet de vraag worden gesteld hoe discriminatie en ongerechtvaardigde obstakels na zorgvuldig onderzoek uit de wereld kunnen worden geholpen.

3.19.5

Een discussiepunt dat bovenaan de agenda verdient te staan is de langverwachte vaststelling van een juridisch kader voor de ondernemingen van de sociale economie in het algemeen, en stichtingen, onderlingewaarborgmaatschappijen en Europese verenigingen in het bijzonder.

3.19.6

Een ander dringend aandachtspunt is de afbakening van een duidelijk juridisch kader voor de diensten van algemeen belang en meer i.h.b. de sociale diensten. In dit verband is het zaak kwaliteitscriteria voor essentiële openbare diensten vast te leggen en verduidelijking te brengen in de regels voor openbare aanbestedingen, mededinging en staatssteun (41).

3.20   Ten slotte moeten de nodige middelen worden vrijgemaakt en inspanningen worden gedaan voor een doeltreffend beleid inzake communicatie over de interne markt, in het kader van een samenhangend en geïntegreerd beleid inzake communicatie over Europa, waarbij ook de burgers een vinger in de pap krijgen en terdege rekening wordt gehouden met de publieke opinie en de Europese media, zodat de EU-burgers en vooral de consumenten dankzij een innovatief gebruik van digitale media waarheidsgetrouwe informatie krijgen (42).

Brussel, 22 februari 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  Zie de gemeenschappelijke conclusies van het Raadgevend Comité van de EVA en de WIM: http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.en.smo-observatory-smo-spotlight.21343

(2)  PB L 169 van 29.6.1987.

(3)  PB C 191 van 29.7.1992, in navolging van het Spinelli-project, in een poging zowel de federalisten als hun tegenstanders tevreden te stellen.

(4)  Mededeling van de Commissie inzake de werking van de interne markt van de Gemeenschap na 1992 - follow-up van het Verslag-Sutherland (SEC(92) 2277 van 2.12.1992), en het EESC-advies terzake (PB C 201 van 26.7.1993, blz. 59), waarvan de conclusies ook vandaag nog brandend actueel zijn en nadere studie verdienen.

(5)  Relevant in dit verband zijn de volgende adviezen van het EESC: PB C 39 van 12.2.1996, blz. 70, PB C 255 van 14.10.2005, blz. 22, PB C 204 van 9.8.2008, blz. 1, PB C 347 van 18.12.2010, blz. 8, PB C 44 van 11.2.2011, blz. 68, informatief rapport "De impact van het Verdrag van Lissabon op de werking van de interne markt"

(6)  Mededeling "Een interne markt voor de burger" (COM(2007) 60 definitief van 21.2.2007).

(7)  COM(2006) 211 definitief van 10.5.2006.

(8)  PB C 77 van 31.3.2009, blz. 15.

(9)  "Een nieuwe strategie voor de eengemaakte markt ten dienste van de Europese economie en samenleving".

(10)  "Project Europa 2030: uitdagingen en kansen", eveneens gepubliceerd in mei 2010.

(11)  EP-resolutie A7-0132/2010.

(12)  SEC(2011) 372 definitief van 21.3.2011.

(13)  SEC(2011) 299 definitief van 4.3.2011; deze bevindingen worden overigens gestaafd door het rapport van Eurobarometer “E-Communications Household Survey” van juli 2011.

(14)  COM(2010) 538 definitief van 1.10.2010.

(15)  PB C 18 van 19.1.2011, blz. 100.

(16)  PB C 132 van 3.5.2011, blz. 47.

(17)  Doc A7-0072/2011, gebaseerd op het verslag van de Commissie IMCO over “De interne markt voor Europeanen” (2010/2278 (INI). PE 456.691v02-00 van 24.3.2011), Rapp. Correia de Campos.

(18)  PB C 24 van 28.1.2012, blz. 99.

(19)  COM(2011)777 definitief van 15.11.2011.

(20)  Goedgekeurd na het Forum van de interne markt van 3 en 4 oktober 2011, dat in de ogen van het Comité een lovenswaardig initiatief was.

(21)  PB C 93 van 27.4.2007, blz. 25.

(22)  PB C 182 van 4.8.2009, blz. 1.

(23)  PB C 376 van 22.12.2011, blz. 51.

(24)  PB C 24 van 31.1.2006, blz. 39, PB C 175 van 27.7.2007, blz. 21, PB C 48 van 15.2.2011, blz. 107.

(25)  PB C 24 van 31.1.2006, blz. 52, PB C 175 van 28.7.2009, blz. 26, PB C 21 van 21.1.2011, blz. 26

(26)  Hiermee wordt voortgeborduurd op de koers die door de Commissie is uitgezet in haar mededeling "Modernisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire" (COM(2003) 71 definitief van 11.2.2003), waaraan het Comité expliciet zijn steun heeft betuigd (PB C 112 van 30.4.2004, blz. 4), maar die daarna blijkbaar in de vergeethoek terecht is gekomen.

(27)  Zie de adviezen PB C 14 van 16.1.2001, blz. 1, PB C 125 van 27.5.2002, blz. 105, PB C 133 van 6.6.2003, blz. 5, PB C 309 van 16.12.2006, blz. 18, PB C 10 van 15.1.2008, blz. 8

(28)  COM(95)288 def. van 21.6.1995.

(29)  Zie. PB C 120 van 16.5.2008, blz. 1, PB C 376 van 22.12.2011, blz. 69 en PB C 68 van 6.3.2012, blz. 35.

(30)  Zie het advies in PB C 43 van 15.2.2012, blz. 14, en de eerdere adviezen die hierin worden vermeld.

(31)  Dit sluit aan bij de verslagen van de Commissie over de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning, waarvoor het startsein werd gegeven met de mededeling van 16.6.1999 (COM(99) 299 def.), maar waarvan later werd afgestapt. Zie het advies in PB C 116 van 20.4.2001, blz. 14.

(32)  Daarbij moet worden teruggegrepen op het Molitorverslag, om de onterechte beschuldiging van "één stap vooruit, twee achteruit" te weerleggen (zie Alexis Feral, “Le principe de subsidiarité, progrés ou statu quo après le Traité d’Amsterdam?”, in Rev. du Marché Unique Européen, I, 1998, blz. 95), een beschuldiging die het gevolg was van de ongelukkige manier waarop de Commissie het beginsel tot nog toe heeft toegepast; zaak is nu ervoor te zorgen dat met het subsidiariteitsbeginsel een echt antwoord wordt geboden op "de uitdaging van de verandering", zodat het strookt met het beeld dat Jacques Delors voor ogen had.

(33)  Hierbij dient rekening te worden gehouden met de EESC-adviezen over de opeenvolgende jaarverslagen van de Commissie conform art. 9 van het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

(34)  Zie de adviezen PB C 221 van 8.9.2005, blz. 113, PB C 175 van 27.7.2007, blz. 14, PB C 318 van 29.10.2011, blz. 109.

(35)  Zie de adviezen PB C 56 van 24.2.1997, blz. 76, PB C 95 van 30.3.1998, blz. 72, PB C 209 van 22.7.1999, blz. 35, PB C 157 van 28.6.2005, blz. 1, PB C 302 van 7.12.2004, blz. 12, PB C 221 van 8.9.2005, blz. 126, PB C 65 van 17.3.2006, blz. 113, PB C 65 van 17.3.2006, blz. 134, PB C 309 van 16.12.2006, blz. 26, PB C 318 van 23.12.2006, blz. 51, PB C 115 van 16.5.2006, blz. 61, PB C 100 van 30.4.2009, blz. 84, PB C 27 van 3.2.2009, blz. 18, PB C 100 van 30.4.2009, blz. 22, PB C 228 van 22.9.2009, blz. 62, PB C 228 van 22.9.2009, blz. 66, PB C 218 van 11.9.2009, blz. 30, PB C 318 van 29.10.2011, blz. 133.

(36)  Ondanks de mededeling van de Commissie van 22.10.2009 over Grensoverschrijdende elektronische handel tussen ondernemingen en consumenten in de EU (COM(2009) 557 definitief).

(37)  Zie de adviezen in PB C 317 van 23.12.2009, blz. 67, PB C 18 van 19.1.2011, blz. 95.

(38)  PB C 128 van 18.5.2010, blz. 103.

(39)  Het EESC wordt terecht beschouwd als pleitbezorger van groepsacties; het heeft hierover al herhaaldelijk advies uitgebracht. Zie m.n. PB C 309 van 16.12.2006, blz. 1, PB C 324 van 30.12.2006, blz. 1, PB C 162 van 25.6.2008, blz. 1, PB C 228 van 22.9.2009, blz. 40, PB C 128 van 18.5.2010, blz. 97.

(40)  In dit verband moeten het Verslag van de Commissie over vorderingen op weg naar een echt EU-burgerschap 2007-2010 (COM(2010) 602 definitief van 27.10.2010) en het Verslag over het EU-burgerschap 2010 - Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers (COM(2010) 603 definitief van 27.10.2010) tot het uiterste worden doorgetrokken.

(41)  Zie het EESC-advies in PB C 161 van 13.7.2007, blz. 80.

(42)  Zie het verkennend advies van het EESC in PB C 27 de 3.2.2009, p. 152 en het initiatiefadvies in PB C 44 de 11.2.2011, p. 62.