15.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 351/31


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over verantwoord gebruik van sociale netwerken en preventie van desbetreffende problemen (initiatiefadvies)

2012/C 351/07

Rapporteur: Bernardo HERNÁNDEZ BATALLER

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn zitting van 19 januari 2012 besloten overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over het

Verantwoord gebruik van sociale netwerken en preventie van desbetreffende problemen.

De afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 6 september 2012 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 18 en 19 september gehouden 483e zitting (vergadering van 19 september) het volgende advies uitgebracht, dat met 173 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 6 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Gezien de impact van sociale netwerken op individuen en de samenleving als geheel en de verwachte gevolgen ervan in de toekomst, zouden de EU-instellingen snel moeten nadenken over bindende en niet-bindende supranationale maatregelen die de weg banen naar zelfregulering – of beter nog naar coregulering – stroken met de Digitale Agenda en ervoor zorgen dat op een dynamische digitale eengemaakte markt op verantwoorde en intelligente wijze wordt omgegaan met sociale netwerken en dat problemen als gevolg van de hieraan verbonden risico's worden voorkomen. Het beste zou "modelwetgeving" zijn die een en ander wereldwijd reguleert, maar zolang dat niet mogelijk is dient er een EU-oplossing te komen.

1.2

Eventuele normen die tot zelfregulering of coregulering leiden moeten wel altijd een tijdelijk karakter hebben en op gezette tijden worden geëvalueerd. Worden ze niet toegepast, dan zijn er bindende normen nodig.

1.3

In concreto roept het EESC de Commissie op om, in het kader van de digitale alfabetisering, bewustmakings- en onderwijsprogramma's te voeren die vooral op de meest kwetsbare delen van de bevolking zijn gericht, met als doel de ongewenste effecten van een inadequaat gebruik van sociale netwerksites te voorkomen en op te vangen. Verder zijn er voor ouders cursussen voor toezicht en begeleiding nodig en moeten hulplijnen (meldpunten voor illegale content) ook openstaan voor meldingen over inadequaat gebruik.

1.4

Voor de uitvoering van deze initiatieven is het ook nodig dat best practices brede ingang vinden, providers aan hun verplichtingen voldoen, en er toezicht is op reclame. Ook moet ervoor worden gewaakt dat kinderen zich op al te jonge leeftijd als gebruiker aanmelden. Dit alles kan het slechte beeld van sociale netwerksites helpen uitbannen en ertoe bijdragen dat juist hun mogelijkheden en synergieën de nodige aandacht krijgen. Er kan ook sprake zijn van verslaving aan sociale netwerksites. Gebruikers moeten daarover voorgelicht worden of ouders van jonge pubers, die het grootste risico op verslaving lopen, moeten op dit gevaar worden gewezen

1.5

Het recht op privacy moet worden beschermd, aangezien dit recht op het werk en door het gebruik van nieuwe technologieën – met name sociale netwerksites – nogal eens wordt geschonden. De sociale partners moeten dit in hun overeenkomsten regelen.

1.6

Het EESC herhaalt (1) in dit advies dat het uitkijkt naar de onlinepublicatie van een duidelijke en toegankelijke lijst van rechten van digitale gebruikers in de EU. Daarin zou het volgende aan bod moeten komen: bevordering van verantwoord gebruik van sociale netwerken, preventie van hiermee samenhangende problemen en uitbanning van als oneerlijk of schadelijk geldende praktijken, vooral op het gebied van contextuele reclame.

2.   Inleiding

2.1

Dit initiatiefadvies heeft een drieledig doel:

a)

voortbouwen op eerdere studies, mededelingen (Mededeling over toekomstige netwerken en het internet {SEC(2008) 2507}{SEC(2008) 2516}) en adviezen (2);

b)

de zelfreguleringsovereenkomst Safer Social Networking Principles for the EU (10 februari 2009);

c)

in het kader van de Europese Digitale Agenda uit te voeren maatregelen voorstellen (COM(2010) 245 final/2).

2.2

Gezien de snelle ontwikkeling die de digitale samenleving de afgelopen jaren heeft doorgemaakt en de toenemende populariteit van virtuele gemeenschappen moet er beleid komen om een verantwoord gebruik van sociale netwerken te bevorderen. Ook zijn er met het oog op de risico's en problemen die in dit verband spelen preventieve en beschermende maatregelen nodig.

2.3

De ontwikkelingen gaan door, en aangezien sociale netwerken sinds hun ontstaan een steeds grotere plaats innemen, moet de definitie – en dus ook de aanpak – ervan voortdurend worden bijgesteld. Om toch een bepaald beleid te kunnen uitstippelen is echter wel overeenstemming mogelijk over een aantal basiskenmerken.

2.4

Sociale netwerken zijn een vorm van complexe en vrijwillige sociale interactie en kenmerken zich door een dynamische uitwisseling van informatie in een open systeem van positieve terugkoppeling.

2.5

Met hun grote variëteit aan verschijningsvormen, gebruikswijzen, gebruikersprofielen en inhoud zijn de netwerksites dus nog volop in ontwikkeling, wat betekent dat moet worden nagegaan hoe ze precies functioneren. Om hier zicht op te krijgen en ook na te gaan hoeveel mensen lid zijn van één of meerdere netwerksites zou van tijd tot tijd "veldwerk" moeten worden verricht. De resultaten daarvan kunnen ook als richtsnoer dienen voor de technologisch neutrale normen die eventueel nodig zijn om het ontwikkelingsproces waarin de netwerksites zich bevinden in goede banen te leiden.

2.6

De in dit advies voorgestelde maatregelen komen bovendien de slimme, duurzame en inclusieve groei ten goede waar de EU met haar Europa 2020-strategie naar streeft (COM(2010) 2020 final). In de sociale netwerksites komen dus de kennismaatschappij, crowdsourcing, het promoten van de meest actieve en verantwoorde gebruikers en de efficiënte virtuele markt, ofwel het streven naar samenwerking en sociale integratie, samen.

2.7

Het is echter zaak niet alleen de infrastructuur te verbeteren om te zorgen voor een snelle en veilige toegang waarbij niemand wordt gediscrimineerd of uitgesloten en een verantwoord digitaal burgerschap een impuls krijgt, maar ook te garanderen dat burgers hun voor de digitale omgeving relevante rechten (vrijheid van meningsuiting en informatie, bescherming van persoonlijke gegevens en privacy, transparantie, goed werkend internet en universele telefonie, en minimale kwaliteit van de dienstverlening) naar behoren kunnen uitoefenen (COM(2010) 245 final/2).

2.8

Privacy is van essentieel belang als het op het gebruik van sociale netwerksites aankomt. In zijn advies over het voorstel voor een verordening over de bescherming van persoonsgegevens heeft het EESC zich al ondubbelzinnig uitgesproken voor het "recht om vergeten te worden" en voor privacy als standaardoptie: toestemming om privégegevens te delen mag niet stilzwijgend geschieden, maar moet expliciet worden gegeven.

2.9

Wat veiligheid en privacy betreft zouden de instellingen van zoekmachines op internet standaard zo moeten zijn dat deze gevoelige gegevens beschermen en geen netwerkprofielen indexeren.

2.10

Verder is in deze marktsector een beter beheer geboden. Dat geldt zowel voor de integratie van providers als voor de naleving van concrete en bindende maatregelen die verband houden met hun activiteiten. Het geldt ook voor maatregelen die onder meer betrekking hebben op het toezicht op reclamepraktijken, het gebruik van beschikbare informatie of het ontstaan van marktniches (bijvoorbeeld verzekeringspremies ter dekking van de risico's in verband met de rechten van gebruikers van sociale netwerksites).

2.11

In het kader van hun gezamenlijke verantwoordelijkheid dienen de gebruikers zich echter te houden aan de aanwijzingen en richtsnoeren van de betrokken instellingen voor een slim en verantwoord gebruik van sociale netwerksites ("sociale verantwoordelijkheid van gebruikers"), zodat de beschikbare middelen zo goed mogelijk gebruikt worden en zoveel mogelijk profijt wordt getrokken van de transparante verspreiding van informatie in een context van op samenwerking gebaseerd leren en multiculturele verrijking. Dat gaat verder dan datgene waar elke afzonderlijke netwerksite eigenlijk voor bedoeld is. Maar soms ontstaat een idee van wettigheid op basis van de misvatting dat gebruikers bewust te werk gaan en weten waar ze aan toe zijn, terwijl uit statistieken blijkt dat in werkelijkheid amper één op de duizend gebruikers de gebruiksvoorwaarden leest.

3.   Huidige dynamiek van de sociale netwerken

3.1

Met een spectaculaire toename van het aantal gebruikers hebben sociale netwerken zich de laatste jaren steeds sneller ontwikkeld. In 2010 waren er wereldwijd naar verluidt bijna 1 miljard gebruikers (voor het merendeel jongeren), ofwel 23 % meer dan het jaar ervoor. Er zijn speciale wereldkaarten waarop deze cijfers per land zijn uitgesplitst.

3.2

Het percentage jonge gebruikers van sociale netwerken ligt naar verhouding erg hoog. Volgens Eurostatgegevens uit 2010 zijn in de EU vier op de vijf internetters tussen de 16 en 24 jaar oud actief op sociale netwerksites, tegen twee vijfde van de mensen tussen de 25 en 54 jaar en minder dan een vijfde van de leeftijdsgroep van 55 tot 74 jaar (zie de enquête Risk and Safety van de Commissie). In dit verband: het EESC werkt momenteel aan een advies over reclame die op kinderen is gericht.

3.3

Sociale netwerken bieden hun gebruikers allerlei uiteenlopende mogelijkheden. Zij kunnen onder meer chatten met vrienden en familieleden die zich op grote afstand bevinden, vriendschappen sluiten, multimedia-informatie uitwisselen, werkrelaties uitbouwen, projecten presenteren, zich voor sociale of werkgerelateerde doeleinden presenteren, en bepaalde ideeën uitdragen of zaken bepleiten. Met de nieuwste sociale netwerksites zoals Instagram, Pinterest of Tumblr, die nu al meer gebruikers trekken dan YouTube, LinkedIn of Google+, zijn deze mogelijkheden nog eens sterk toegenomen wat het delen van foto's, infographics en video's betreft.

3.4

Gebruikers blijken het echter vooral belangrijk te vinden dat ze met allerlei anderen – vooral mensen die ze al kenden buiten de sociale netwerken om (familie, vrienden, bekenden), hoewel ze deze ook wel gebruiken om nieuwe mensen te leren kennen – zonder enige vertraging content kunnen uitwisselen.

3.5

Als nieuw relationeel model hebben sociale netwerksites positieve aspecten, waarbij vooral valt te denken aan hun bijdrage aan (3):

de garantie op en uitoefening van het recht op vrije meningsuiting in een bepaalde sociale en politieke context;

het ontstaan en de vorming van onlinegemeenschappen;

(vernieuwd) contact met familie en vrienden en de mogelijkheid om onderling te communiceren;

het voorkomen van risicosituaties voor minderjarigen, die via sociale netwerksites hulp kunnen inroepen;

reclame voor goederen en diensten en een stijging van de elektronische handel;

bovendien bevorderen deze netwerksites de mobiliteit.

3.6

In reactie op de beweegredenen van mensen om actief te worden op sociale netwerksites breiden deze hun gebruiksmogelijkheden steeds verder uit. Men wordt bijvoorbeeld lid om te communiceren met vrienden, familie of bekenden, informatie uit te wisselen (voor commerciële doeleinden of voor de lol), zich te vermaken en zijn vrije tijd door te brengen, (liefdes)relaties aan te knopen, kennis op te doen en uit te breiden, beroepsmatig actief te zijn, als burger te participeren en vrijwilligerswerk te doen, en te discussiëren over meningen en ideeën.

3.7

In dit verband is het volgende van belang: "Sociale netwerksites doen zich voor en worden ook ervaren als gelijkwaardig aan niet-virtuele netwerken, waar de spelregels niet door de gebruiker worden bepaald. Als een gebruiker zich registreert, gaat hij akkoord met contractuele, door de service provider vastgelegde regels, al wordt de indruk gewekt dat deze weinig om het lijf hebben. Er is echter wel degelijk sprake van een transactie: wij geven onze persoonlijke gegevens vrij. Wanneer we ons registreren op een sociale netwerksite controleren we maar zelden de juridische informatie; we weten niet wat er met onze gegevens kan gebeuren of hoe de site is opgebouwd, wie onze informatie met welk doel voor ogen kan inzien" (El Derecho Fundamental a la Protección de Datos: Guía del Ciudadano. Spaans bureau voor gegevensbescherming, januari 2011 (https://www.agpd.es/portalwebAGPD/index-ides-idphp.php)).

3.8

Gebruikers van sociale netwerksites hebben echter het gevoel dat deze virtuele ruimten hun eigendom zijn, dat zij de inhoud ervan en de bijbehorende informatie creëren en controleren. Doordat de netwerken hun gebruikers het gevoel geven dat zij het voor het zeggen hebben en vrijelijk hun gang kunnen gaan, beseffen dezen vaak niet dat anderen de spelregels bepalen en dus echt de macht hebben over de site en alle content: deze anderen voeren naar eigen inzicht restricties door (bijvoorbeeld met betrekking tot de leeftijd van gebruikers, al is een leeftijdsgrens geen werkelijke belemmering voor toegang tot de site).

3.9

Sociale netwerksites zouden zich daarom aan gedragscodes moeten houden die een verantwoord gebruik ervan (conform de eerder genoemde doelstellingen) garanderen, hetzij via vrijwillige zelfregulering of via coregulering.

3.10

Dat neemt niet weg dat gebruikers van sociale netwerksites aan allerlei risico's blootstaan. Sommige van deze risico's spelen op het hele internet en doen zich bijna precies zo voor op andere sites. Andere risico's gelden voor elk willekeurig gebruik dat van het internet wordt gemaakt, maar sociale netwerksites hebben er in verhoogde mate mee te maken. Dat komt bijvoorbeeld doordat deze sites de gegevens van miljoenen mensen moeten beheren, doordat de gebruikers vooral jongeren zijn die van tevoren nooit iets is bijgebracht over een intelligent en verantwoord gebruik van sociale netwerken en die ook nooit zijn gewaarschuwd voor de gevaren ervan (en ouders en leerkrachten missen meestal de kennis en ervaring om hun over een verantwoord gebruik van de netwerken te onderrichten), en doordat over de problemen en kansen van zo'n nieuw en zich duizelingwekkend snel ontwikkelend fenomeen als sociale netwerksites nu eenmaal weinig bekend is. Gezien dit laatste bevinden internetters zich in een bijna experimentele situatie.

3.11

Dat er in de samenleving enige bezorgdheid heerst, komt door de combinatie van een zich snel ontwikkelende technologie en nieuwe manieren voor jongeren om sociaal actief te zijn die nog niet bestonden toen hun ouders opgroeiden. Als is er ook sprake van sensatiezucht, mythevorming en verkeerde reacties van de overheid (UNICEF-rapport Child Safety Online)

3.12

Er spelen onder meer de volgende risico's: psychologische trauma's door via de genoemde sites geuite beledigingen; seksueel belagen van kinderen en jongeren (cyberpesten en grooming); structureel pesten op het werk door superieuren, collega's of ondergeschikten (mobbing); intimidatie op de werkplek doordat bedrijven de privacy van werknemers schenden of door een overmatig gebruik van smartphones; posten van foto's en video's van naakte of halfnaakte pubers, door henzelf of anderen (sexting); expliciete advertenties voor prostitutie en escort-diensten; seksualisering van kinderen op sociale netwerksites, herhaalde privacyschendingen en aantasting van iemands goede eer en persoonlijke waardigheid; aanslagen op iemands geestelijke en lichamelijke gezondheid; oproepen tot geweld, racisme en vreemdelingenhaat; verspreiding van totalitaire ideologieën van fascistische of nazistische snit; en gevallen van zelfmoord door jongeren die worden toegeschreven aan de verspreiding van intieme informatie via netwerksites.

3.13

Juristen waarschuwen voor de algemene gebruiksvoorwaarden op veel netwerksites die stipuleren dat gebruikers de rechten op de content die zij toevoegen afstaan aan de sites. Veel internetters zijn zich daar niet van bewust.

3.14

Naast deze risico's, die samenhangen met het gebruik dat anderen met illegale of schadelijke intenties (vooral om in contact met jongeren te komen) van de sociale netwerksites maken, zijn er ook risico's verbonden aan het surfgedrag van de gebruikers zelf. Deze kunnen hun parten spelen in hun persoonlijke en maatschappelijke leven, in hun gezinsleven en op hun werk. Een ander risico is het "online betalen", waardoor kinderen in de verleiding kunnen komen om producten te kopen.

3.15

Bovendien bestaat het gevaar dat zij door bedrog, zelfbedrog of fantasie een fictieve identiteit creëren. De grenzen tussen de intieme, persoonlijke levenssfeer en het openbare leven kunnen gemakkelijk vervagen. Verder vertonen gebruikers eerder theatraal en narcistisch gedrag, waarbij hun beeld van werkelijkheid soms vertekend is (Enrique Echeburúa en Paz de Corral)Ook kan zoals gezegd door te veel online te communiceren het menselijk contact verschralen: sterke, directe relaties maken plaats voor zwakkere en vaak ook instabiele relaties. Hierdoor kunnen gebruikers zich eenzaam gaan voelen en zich zelfs volledig terugtrekken in hun virtuele leven.

3.16

Barrières lijken te verdwijnen: gebruikers van sociale netwerksites gaan gemakkelijk in op vriendschapverzoeken van volslagen vreemden en vertellen hun, na amper een paar uur chatten, intieme, persoonlijke en gevoelige details zoals hun adres en telefoonnummer en de namen van hun ouders – informatie die meestal wordt gebruikt bij controlevragen om vergeten wachtwoorden te achterhalen. Verder kunnen ze ook andere vertrouwelijke informatie prijsgeven, bijvoorbeeld waar ze werken, wat voor toekomstplannen ze hebben en welke software ze gebruiken.

3.17

Kortom, zoals uit onderzoek blijkt laten gebruikers van sociale netwerksites louter en alleen op basis van een goede profielfoto onbekenden toe tot hun vriendenkring en schrikken zij er niet voor terug om na een korte chatsessie allerlei persoonlijke informatie prijs te geven. Een essentieel aspect van het merendeel van deze netwerken is dat die "vrienden" onbeperkt toegang hebben tot de gegevens van ieder ander lid. Het zonder aanzien des persoons ingaan op vriendschapsverzoeken van bekenden of onbekenden leidt er dus toe dat alle op een sociale netwerksite vrijgegeven informatie voor iedereen vrij toegankelijk is.

3.18

Daarom zijn als onderdeel van het Safer Internet-programma preventieve voorlichtingscampagnes nodig waarbij wordt geadviseerd om de gebruiks- en privacyregels van de verschillende sites eerst nauwkeurig te lezen, goed na te denken alvorens iets te posten, verantwoord met wachtwoorden om te gaan en te overdenken welke informatie men met wie wenst te delen. Ook zouden de campagnes adviezen moeten bevatten met betrekking tot de lijst met contacten, de kans op besmetting door computervirussen en – vooral – de hulp die kan worden geboden als iemand op een sociale netwerksite slachtoffer wordt van afwijkend gedrag van anderen. Verder moeten er cursussen voor docenten komen en is er materiaal nodig om mensen al op vroege leeftijd fatsoenlijk gedrag in een digitale omgeving aan te leren.

3.19

In dit verband is het van groot belang dat de Commissie via haar programma's gebruikersverenigingen en ngo's steunt die tegenover overheden en bedrijven hun onafhankelijkheid bewaren en democratisch functioneren.

4.   Problemen in verband met het inadequate gebruik van sociale netwerksites

4.1

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie heeft één op de vier personen problemen die samenhangen met een overmatig gebruik van nieuwe technologieën. Kinderen en pubers lopen het grootste risico om computerverslaafd te raken, want ondanks hun naar verhouding grote expertise zijn zij ook nog erg onvolwassen.

4.2

Deze verslaving wordt ook wel "niet giftig", "immaterieel" of "niet chemisch" genoemd. Hoewel er volgens bepaalde deskundigen strikt genomen geen sprake is van een verslaving (zoals een "nieuwe verslaving", "sociale verslaving", immateriële verslaving of een "niet-chemische verslaving"), maar van onverantwoord of inadequaat gebruik dan wel afhankelijkheid, vinden anderen de term juist wel op zijn plaats omdat men ook wel spreekt van bijvoorbeeld werk-, koop- of seksverslaving.

4.3

Overmatig gebruik van sociale netwerksites kan een oorzaak zijn van isolatie, ondermaats presteren, desinteresse voor andere onderwerpen, gedragsproblemen, economische problemen, weinig lichaamsbeweging en zwaarlijvigheid. De essentie van een verslaving is dat verslaafden afhankelijk zijn en hun levensstijl ondergeschikt maken aan de handhaving van een bepaalde gewoonte. Kenmerkend voor een verslaving aan sociale netwerksites is dan ook niet het soort gedrag dat iemand hierbij vertoont, maar het soort relatie dat hij met dergelijke sites heeft (Alonso-Fernández, 1996; Echeburúa en Corral, 2009).

4.4

Deze verslavingen hebben vooral effect op de geestelijke gezondheid, met angstaanvallen, depressies, obsessies, slaapproblemen en persoonlijkheidsstoornissen, die vaak leiden tot mishandeling, ruzies, ongelukken op het werk en in het verkeer of zelfbeschadiging.

4.5

Daar komt nog eens bij dat verslaafde gebruikers ook met lichamelijke problemen kampen, zoals nekpijn, peesontstekingen, het carpaletunnelsyndroom en een verslechterd gezichtsvermogen. Zij verwaarlozen hun persoonlijke verzorging, krijgen veel te weinig slaap en vervallen in slechte eetgewoonten.

4.6

Het (overmatige) gebruik van internet hangt samen met psychosociale variabelen zoals psychische kwetsbaarheid, stressfactoren en steun van familie en vrienden. Wat jongeren betreft zijn er een aantal specifieke factoren die tot een overmatig gebruik van sociale netwerksites kunnen leiden.

4.7

Voordat een liefhebberij ontaardt in een verslaving zijn er waarschuwingssignalen waar te nemen (de gebruiker in kwestie slaapt bijvoorbeeld te weinig, verwaarloost andere – belangrijke – activiteiten, krijgt klachten van iemand uit zijn naaste omgeving over zijn gebruik van de netwerksite, denkt voortdurend aan de site, slaagt er maar niet in om minder tijd online te zijn en verliest het besef van tijd). Als deze signalen op tijd serieus worden genomen – en diagnose-instrumenten worden ontwikkeld – kan het probleem eerder worden vastgesteld en heeft een therapeutische behandeling meer effect.

4.8

In dit verband zijn bovendien publieke middelen nodig en preventieve maatregelen (zoals voorlichtingscampagnes, onderwijsprogramma's, digitale alfabetisering, hulpverlening, traceerbaarheid en signalering van risico's), waarbij de aandacht vooral dient uit te gaan naar de kwetsbaarste groepen.

4.9

Als bepaalde gebruikers de verbinding moeten verbreken, niet online kunnen of kampen met een langzame verbinding kunnen zij lichamelijke of psychische ontwenningsverschijnselen vertonen, zoals stemmingswisselingen, prikkelbaarheid, ongeduldigheid, neerslachtigheid en angsten (Estévez, Bayón, De la Cruz y Fernández-Liria, 2009; García del Castillo, Terol, Nieto, Lledó, Sánchez, Martín-Aragón, et al., 2008; Yang, Choe, Balty en Lee, 2005).

4.10

Sommige persoonlijkheidstrekken of emotionele toestanden kunnen iemand gevoeliger maken voor verslavingen: impulsiviteit, dysforie (geestestoestand die als onaangenaam wordt ervaren en zich kenmerkt door snelle stemmingswisselingen), intolerantie voor onaangename prikkels van zowel lichamelijke (pijn, slapeloosheid of vermoeidheid) als geestelijke (problemen, zorgen of verantwoordelijkheden) aard, en een buitensporige hang naar hevige emoties (Estévez, Bayón, De la Cruz y Fernández-Liria, 2009; García del Castillo, Terol, Nieto, Lledó, Sánchez, Martín-Aragón, et al., 2008; Yang, Choe, Balty en Lee, 2005).

4.11

Soms echter is de diepere oorzaak van een verslaving een persoonlijkheidsstoornis – bijvoorbeeld extreme verlegenheid, een slecht zelfbeeld of afkeer van het eigen lichaam – of onvermogen om met dagelijkse problemen om te gaan. Mensen die al problemen hebben (depressie, ADHD, sociale fobie of een algeheel vijandige houding) lopen een grotere kans verslaafd te raken aan internet (Estévez, Bayón, De la Cruz y Fernández-Liria, 2009; García del Castillo, Terol, Nieto, Lledó, Sánchez, Martín-Aragón, et al., 2008; Yang, Choe, Balty en Lee, 2005).

4.12

Bij de preventie is de steun van ouders en leerkrachten van wezenlijk belang: zij kunnen jongeren leren om op een gezonde manier van sociale netwerken gebruik te maken. Verder kunnen peer groups (vrienden die zich door hun grotere ervaring meer bewust zijn van de risico's en hun leeftijdgenoten of jongere kinderen kunnen leren hier inzicht in te krijgen en ze te vermijden) als online beschermers van pas komen.

4.13

Kortom, de bedoeling is om met een verantwoord gebruik profijt te trekken van de vele mogelijkheden van sociale netwerksites, die ook betrekking hebben op zaken van groot sociaal belang zoals werk of consumptie (Salcedo Aznal Alejandro, Sociedad de consumo o redes de consumidores? Esbozo para un análisis social del consumidor actual, 2008). Maar dat valt buiten het bestek van dit advies. Er zijn hervormingen nodig om te voorkomen dat zich bij de toepassing van de arbeidswetgeving door het gebruik van nieuwe technologieën (zoals mobiele telefoons, e-mail en sociale netwerken) ontoelaatbaare inbreuken op de privacy van mensen voordoen. Uitgaande van de Aanbeveling van de Raad van Europa over dit onderwerp moeten de sociale partners hierover afspraken maken.

Brussel, 19 september 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  PB C 318 van 29-10-2011, blz. 9-18.

(2)  PB C 128 van 18-5-2010, blz. 69-73.

(3)  PB C 128 van 18-5-2010, blz. 69-73.